Ga met God 3: Samen op reis Harderwijk, 15-‐2-‐2015 l. Psalm 119:73-‐82; Rom. 14:7-‐17 Er is een nieuwe tak van sport die duizenden mensen aanspreekt. De Survival Run of Obstacle Run. Bij een gewone hardloopwedstrijd loopt iedereen voor zichzelf. Het gaat erom wie als eerste over de finish komt. Je wacht niet op elkaar! Een Survival heeft allerlei hindernissen die je met elkaar moet nemen. (foto) Echt iets voor mensen die van een uitdaging houden. Je moet ook niet bang zijn om vies te worden. (foto) Je doet het met een team, en je helpt elkaar bij de hindernissen. Je wacht ook op elkaar, want je wilt samen de finish halen. (foto) Je tijd is niet belangrijk. Het gaat om het plezier dat je samen beleeft door die uitdaging aan te gaan en te overwinnen. Soms is het ook echt afzien, maar dan moedig je elkaar aan om vol te houden. Vandaag is de derde zondag van Ga met God. Het thema is Samen op reis. Op dat samen ligt vanmorgen de nadruk. Je bent onderweg niet alleen. God zelf is bij jou als je op weg bent. En hij geeft je (aardse) reisgenoten. Je ouders bij voorbeeld. Zij nemen je mee op hun reis met God. Zij helpen je ook als je hindernissen tegenkomt. Tot je steeds zelfstandiger wordt, en op eigen benen verder gaat. Je hebt ook vrienden waar je mee ‘optrekt’. In dat woord zit ook iets van sámen onderweg zijn, samen optrekken. En nog veel meer mensen reizen met je mee of je komt ze onderweg tegen. Ontmoet je elkaar of loop je elkaar voorbij? Wat zien we van dat samen optrekken in het Oude Testament? Abraham was altijd op reis, lijkt het wel. Gelukkig niet alleen, maar samen. Met Sara, met Lot, later met Ismaël en Izaäk, zijn zoons. Steeds groter wordt zijn nageslacht, zoals God had gezegd. En ze blijven maar reizen. Van het beloofde land (Kanaän) naar Egypte. Van Egypte terug naar Kanaän. Door eigen schuld komen ze in Babel. Door Gods genade mogen ze weer terug naar hun land. Steeds onderweg. God maakt duidelijk: Kanaän is niet het einddoel. Israël is onderweg naar een rijk dat de aarde zal omspannen. Een vrede groter dan David en Salomo hebben bereikt. Jezus spreekt er vaak over: Gods nieuwe wereld die komt. Dat samen optrekken vind je ook terug in de Psalmen.
Heel wat Psalmen zijn liederen van mensen onderweg (naar de tempel). Zoals Psalm 84 (waar het de eerste themazondag over ging). Maar ook Psalm 122. ‘Verheugd was ik...’ zegt de dichter. Waarom is hij blij? De BGT vertaalt: Ik was heel blij toen mijn vrienden mij vroegen: ‘Ga je mee naar het huis van de Heer?’ Hij is blij omdat het doel van de reis is: het huis van de HEER. Daar wil hij naar toe, naar de Heer zelf. Maar hij is ook blij dat ze sámen op weg gaan. Hij hoeft niet alleen op reis te gaan. Het is een uitnodiging: Ga met ons mee! Dat kun jij ook: iemand uitnodigen om mee te gaan. Mee naar de Alphacursus. Mee naar Gods nieuwe wereld. Naar God. Kom bij hem! Want dat maakt je leven mooier. In de kerk mogen we bij hem komen. Maar we komen ook sámen. Vers 2: ‘verheugd ben ík... binnen je poorten, Jeruzalem’. Maar ook: ‘ónze voeten staan binnen je poorten, Jeruzalem.’ Ook aan het eind van de psalm komt het samen weer terug. De pelgrim bidt om vrede voor Jeruzalem. Omdat het huis van de HEER daar staat. Hij bidt ook om vrede voor Jeruzalem voor wie daar ook wonen: ‘zijn verwanten en vrienden.' Daar zien we wie allemaal onze reisgenoten zijn. Je verwanten, dus je familie: ouders, kinderen, broers, zussen. Maar ook je geestelijke familie: alle broers en zussen in Gods grote gezin. Allemaal medereizigers. Samen onderweg. Daar kun je van verschillende kanten tegenaan kijken. Laten we eens kijken door de ogen van de dichter van Psalm 119. Ook hij is een pelgrim. Hij voelt zich als een vreemdeling. Woont hij buiten Israël of voelt hij zich een vreemdeling in Israël? Hij voelt zich in elk geval niet veilig. Hij wordt bedreigd, er worden leugens over hem verteld. Staat hij er onderweg alleen voor? Gelukkig niet. a. Vers 63: ‘Ik ben een vriend van allen die u vrezen en zich houden aan uw regels.’ Het Hebreeuwse woord voor vriend, vind je terug in ons woord gabber. In het Jiddisch betekent het vriend, kameraad. Nu is het aanduiding van een groep geworden: gabbers. De dichter van Ps. 119 wil een vriend zijn van iedereen die in God gelooft. Hij voelt zich verbonden met mensen die net als hij Gods weg volgen. Hij wil ze helpen wanneer het tegenzit op de reis.
Hij is ‘een vriend van állen’. Ook van gelovigen die je niet meteen als vriend zou uitzoeken! Iemand ook onderweg, net als jij. Ga je die uit de weg of help je die ook als hij struikelt? b. het tweede voorbeeld Vers 74: ‘Wie u vrezen zien mij met blijdschap, in uw woord heb ik mijn hoop gesteld.’ Hij hoeft niet altijd iets te dóen of te zéggen. De anderen genieten ook gewoon van zijn aanwezigheid. Ze zijn blij dat hij er ís. Hij heeft zelf flink wat meegemaakt, toch hij straalt hoop uit. Daar worden zijn medegelovigen blij van. c. (het derde voorbeeld) Vers 79: ‘Laat mijn vriend zijn wie u vreest en uw richtlijnen kent.’ Hij wil er niet alleen voor anderen zijn. Hij hoopt dat anderen er ook voor hem zullen zijn. Daar verlangt hij naar. Hij beseft: zonder mijn medereizigers haal ik de bestemming niet. Zo is het: de ander heeft jou nodig. Maar jij hebt de ander ook nodig! Gabbers… vrienden, samen op weg. We hebben elkaar nodig om obstakels te overwinnen en het doel te bereiken: Gods nieuwe wereld. Prediker zegt het heel mooi: Je kunt beter met zijn tweeën zijn dan alleen. Twee vrienden zijn samen onderweg; als een van beiden valt, helpt de ander hem weer overeind, maar wie alleen is en ten val komt is heeft niemand die hem op de been helpt. En iemand die alleen is kan zich niet verdedigen wanneer hij aangevallen wordt, maar met zijn tweeën houd je stand! (4:9-‐12) Je bent blij met iemand die bij je is onderweg! Maar je kunt ook behoorlijk last hebben van medereizigers. Zit je rustig in de trein, zit er in de andere coupé iemand te bellen (en niet zachtjes). Soms heb je geen behoefte aan gezelschap. Soms wil je geen rekening moeten houden met anderen. Samen op vakantie kan een hele puzzel zijn. De een wil het liefst op de camping blijven met een goed boek, een beetje zwemmen. De ander wil het liefst elke dag op stap, museums in en kerken, enz… Riet en ik sluiten dan een compromis: de ene dag op de camping, de andere dag eropuit. Maar met kinderen is het wat minder simpel op te lossen. We zijn samen onderweg. We zijn kinderen van God… Toch kan er onderweg heel wat misgaan. Dat weten we uit de praktijk. Onze vrijgemaakte groepscode was soms beklemmend. Met als gevolg dat mensen van de kerk vervreemd zijn. Je kunt elkaar onderweg kwijtraken. Dat blijkt ook uit het Nieuwe Testament.
Jezus is met zijn ouders voor het eerst naar de tempel geweest. Op de terugweg zijn ze hem opeens kwijt. Je kan elkaar ook figuurlijk kwijtraken, bijv. door on-‐Bijbelse eisen te stellen. Na het Pinksterfeest kwamen ook veel niet-‐joden tot geloof in Jezus. Moesten zij ook besneden worden om bij het volk van God te horen? Door verschillen op de spits te drijven kun je elkaar beschadigen, waarschuwt Paulus. Je kunt samen Jezus volgen en toch verschillend zijn. De een vindt dat hij alles mag eten, de ander eet alleen plantaardig voedsel. Dat had te maken met vlees dat uit afgodstempels kwam. De een zei: het is gewoon vlees, de ander zei: nee, het is besmet, ik raak het niet aan. Paulus had daar wel een mening over. Maar hij zegt: Pas op dat je niet over die ander oordeelt. Neem de ander niet de maat. Zeg niet: als je zo denkt (doet) ben je geen goede christen. Dat bepaalt God wel. Het koninkrijk van God (Gods nieuwe wereld) is geen zaak van eten en drinken, maar van gerechtigheid, vrede en vreugde door de heilige Geest (Rom. 14:17). Mag je dan helemaal geen kritiek op elkaar hebben? Ja, als de ondertoon maar uitnodigend is: Sámen met jou wil ik op weg blijven. Paulus kan scherp zijn als iemand van de weg van Christus afdwaalt of een ander beschadigt. We kunnen elkaar onderweg voor de voeten lopen. Je kunt elkaar over een hindernis helpen (zoals bij een Survivaltocht). Maar je kunt ook een hindernis voor een ander zijn. Stel dat iemand maanden niet in de kerk is geweest. Je komt hem/haar voor het eerst weer tegen in de hal. Wat zeg je dan? Zo, ben je daar eindelijk weer eens? Of sterker nog: Hé, wat kom jij doen? (dat is gebeurd) Of zeg je: Hé, goed je te zien, fijn dat je er bent! Kun je je voorstellen dat iemand die jarenlang op school is gepest, het soms niet uithoudt in de kerk? Zo kun jij iemand die ook op weg is met God laten struikelen! Help een ander liever om erbij te blijven. Daarvoor gebruikt het Nieuwe Testament een woord dat vermanen en troosten kan betekenen. Wat het is blijkt uit het verband. Letterlijk is het ‘erbij roepen’. Iemand er weer bij (be)trekken. Maar wel liefdevol! Ga de weg van de liefde, zoals Jezus (Ef. 5:2). Iemand kan door allerlei oorzaken de weg kwijt zijn. Verlies elkaar niet uit het oog! Zie je je medereizigers? Zie je dat iemand verdrietig is? Kijk niet weg. Zie je dat iemand ontbreekt? Ga naar hem of haar op zoek. Zoals de herder die honderd schapen achterlaat om dat ene te zoeken (afbeelding). U en jij kunt ook die herder zijn. Zie je dat iemand moe wordt onderweg, wacht even, moedig hem/haar aan om vol te houden.
Kun je wat van zijn bepakking overnemen? Zo kun jij God voor de ander vertegenwoordigen. En een ander kan God voor jou vertegenwoordigen. Hoe kun je je het beste kleden voor onderweg? Paulus zegt: U hoort bij God, hij heeft u lief. Daarom moet u zich kleden: in innig meeleven, in goedheid, bescheidenheid, zachtmoedigheid en geduld. Verdraag elkaar en vergeef elkaar… En bovenal, kleed u in de liefde! (Kol. 3:12v) Liefde is het mooiste kledingstuk! Dat staat ons allemaal. Zo gekleed kunnen we erop vertrouwen dat we samen bij het eindpunt komen. Het symbool van deze week is een kampvuurtje (afbeelding). Onderweg stop je voor de nacht, je maakt een vuurtje, om te koken, en daarna gezellig rond het vuur elkaar verhalen te vertellen. Ik hoor/lees graag verhalen van andere reizigers met God. Verhalen uit de Bijbel, van toen, maar ook verhalen van nu. Ik kan ervan leren wat een ander geholpen heeft op weg te blijven. Of hoe iemand God kwijt was en weer terugvond. Onze wijkbijeenkomsten kunnen zo’n moment zijn om met elkaar te delen wat je blij maakt en wat moeite geeft. (het liefst natuurlijk bij iemand met een open haard!:-‐)) Het zou mooi zijn als jongeren en ouderen van elkaar zouden horen wat ze bezighoudt. Het gaat er niet alleen om dat jij de eindstreep haalt. Die ander is even belangrijk. Ken je iemand die nog niet meeloopt? Vertel hem of haar eens van jouw reis(doel) en jouw ervaringen… Nodig hem of haar uit om mee te gaan. Om een stukje mee te lopen om te ontdekken wat het is. Ten slotte is dit heel belangrijk: er is onderweg iemand bij je die je niet ziet: de heilige Geest! Hij wordt genoemd: je Helper (de Trooster). Zonder hem werd het niets. Want we worden moe, we lopen elkaar soms in de weg. Zonder hem kwam niemand ooit aan. Hij heeft de langste adem… Hij helpt ons volhouden, als de weg nog lang is, het eind nog niet in zicht. Hij moedigt ons aan. Hij zegt: kijk naar Jezus die volgehouden heeft op zijn weg. Hij liet zich niet afschrikken, zelfs niet door de schande van het kruis (Heb. 12:2v). Nee, Hij bleef denken aan de vreugde die voor hem in het verschiet lag. Voor hem, én voor jou! Wat doet u/wat doe jij als je moe wordt? Of iemand loopt in de weg? Afhaken of doorgaan? Laat je je afschrikken? Of hou je vol!? Amen.