DI 12 mei 2015 C ULTUUR C ENTRU M M E C HELEN
20:15
Let the music speak! A da m Wo o l f c o n c e p t , b a r o k & moderne trombone F r a n k Va g a n é e c o n c e p t , s a x o f o o n Kristen Cornwell concept, zang Lambert Colson cornet Jon Birdsong cornet & trompet J e ff M i l l e r t u b a , d i d g e r i d o o & s e r p e n t Christophe De Visscher cont rabas Anthony Romaniuk klavieren M at t h i j s Va n d e r l e e n d r u m s
75
OUVERTURE Girolamo Kapsberger — Toccata Arpeggiata (Italië, zeventiende eeuw) NIEUW LEVEN / GEBOORTE Francesco Landini — Ecco la primavera (Italië, veertiende eeuw) JEUGD Jamie Cullum — Twentysomething (Engeland, eenentwintigste eeuw) Frances Landsman / Adam Woolf — The Ballad of the Sad Young Men (Verenigde Staten, twintigste eeuw) (arr. Cornwell) Anoniem — Joris, moet je steeds Rinkinken (Nederland, achttiende eeuw) LIEFDE Traditioneel / Andrea Fanconieri — Daphne / La Suave Melodia (Italië, vijftiende en zeventiende eeuw) Cipriano De Rore — Anchor Che Col Partire (Italië, zestiende eeuw) Anoniem — Amarilli (Nederland, vijftiende eeuw) Claudio Monteverdi — Si dolce tormento (Italië, zeventiende eeuw) VERLIES John Dowland — I Saw My Lady Weep (Engeland, zeventiende eeuw) Samuel Scheidt — Pavan Dolorosa (Duitsland, zeventiende eeuw) Henry Lawson / Steve Ashley — Past Carin’ (Australië, negentiende en twintigste eeuw) (arr. Cornwell) Henry Purcell — Dido’s Lament (Engeland, zeventiende eeuw) Johann Christoph Pezel — Sarabande / Passacaglia (Duitsland, zeventiende eeuw) Servaes de Koninck — Ik kan uw schoon gezicht niet langer derven (Nederland, achttiende eeuw) DOOD Christophe De Visscher — Amaranthine (België, eenentwintigste eeuw) (arr. De Visscher) John Dowland — Come Heavy Sleep (Engeland, zeventiende eeuw) Alle arrangementen door Adam Woolf, tenzij anders vermeld.
Le t t h e m u s i c
speak!
“Muziek is muziek”. Met deze woorden maakt trombonist Adam Woolf duidelijk dat hij zich in elke muzikale context als een vis in het water voelt. Samen met de Mechelse publiekslieveling Frank Vaganée en all-round-muzikanten van allerlei pluimage, maar met Mechelen als thuishaven, breekt hij een lans voor muziek in de puurste, meest ongebonden betekenis van het woord. Door muziek én muzikanten met verschillende achtergronden samen te brengen, wijst hij op een tijdloze essentie die aan elke muziek eigen is. Adam Woolf: “In dit project willen we muziek bij elkaar brengen van op het eerste gezicht zeer uiteenlopende stijlen. Als uitvoerend muzikant heb ik het altijd moeilijk gehad met het strikte onderscheid tussen jazz, oude muziek, klassieke muziek, enzovoort, en ik weet dat Frank en de andere muzikanten daar ook zo over denken. Wij willen gewoon muzikant zijn! Een stroeve onderverdeling werkt in de praktijk vaak erg beperkend en daar heb ik me altijd tegen verzet. Met het project Let the music speak! willen we dat uitgangspunt gestalte geven en aantonen dat stijlen die enkele honderden jaren uiteen liggen in essentie soms niet veel van elkaar verschillen. Vele mensen zijn vertrouwd met jazzmuziek maar denken dat ze een hekel hebben aan oude muziek, of omgekeerd. Ze zijn ervan overtuigd dat ze heel goed weten waar ze van houden en het is vaak heel moeilijk om ze naar iets anders te laten luisteren. Door verschillende muzikale stijlen, in dit project vooral barokmuziek en jazz, op een rechtstreekse manier met elkaar te confronteren, zetten we die overtuiging op de helling. Bepaalde jazzgrooves herkennen we perfect in de barokmuziek, denk maar aan passacaglia’s of folia’s uit de dansmuziek. Volgens mij is het niet vergezocht om te stellen dat vroege barokmuziek uit het begin van de zeventiende eeuw een beetje de jazzmuziek is van toen: muzikanten speelden stukken die veel mensen al kenden en namen daarbij een bepaalde vrijheid. Die vrijheid vonden ze ofwel in de vorm van spontane versieringen van de melodie, ofwel improviseerden ze echt l e t t h e m u s ic s p e a k !
77
lange stukken, bijvoorbeeld op een steeds herhaalde baslijn. Dat is perfect vergelijkbaar met de manier waarop in de jazz wordt omgegaan met de zogenaamde standards.” Dat blijkt inderdaad niet zo vergezocht: het is opvallend dat de laatste jaren het strikte onderscheid tussen muzikale stijlen wat vervaagt. Verschillende ensembles hebben zich al gewaagd aan dergelijke experimenten: zo sloeg L’Arpeggiata een brug tussen Purcell en jazz, en La Venexiana deed iets vergelijkbaars met muziek van Monteverdi. Het gaat hierbij duidelijk niet om een soort hype, maar een fundamenteel inzicht dat stilaan groeit? “Toen de oude muziek als het ware herontdekt werd in de jaren ’70, waren de instrumenten voor de meeste mensen nog heel nieuw. Ondertussen is dat nieuwe er een beetje af: de instrumenten behoren nu gewoon tot het arsenaal. Er worden vandaag de dag bijvoorbeeld ook nieuwe composities geschreven voor oude instrumenten. Men maakt gewoon muziek met het oog op een bepaalde klankkleur, ongeacht of het nu om een barokinstrument gaat of niet. Ik heb in mijn leven heel erg veel oude muziek gespeeld en ken ondertussen de mogelijkheden en de grenzen. Die mogelijkheden willen we als muzikant ten volle benutten, en de grenzen proberen we een beetje te verleggen, net zoals men dat deed in de zeventiende eeuw. De uitdaging is dezelfde.” Hoe ziet de playlist van jullie project er ongeveer uit? Wisselen oud en nieuw elkaar beurtelings af, of gaan ze eerder in elkaar over? Blijft er überhaupt iets van het origineel overeind? “Jazeker! Enerzijds zullen we enkele tamelijk bekende stukken uit het oude-muziekrepertoire spelen, zoals bijvoorbeeld het prachtige Ancor che col partire (van Cipriano de Rore; 1515-1565, n.v.d.r.) of volksliedjes zoals het prachtige Daphne. Anderzijds zullen ook zeker enkele jazz standards de revue passeren. Maar de meeste van de werken die we brengen, geven we een nieuwe invulling: het kan goed zijn dat we in een madrigaal uit de zeventiende eeuw een saxofoon inschuiven, die dan een extra kleurtoets geeft. Dat bijkleuren werd in de late renaissance en barok ook gedaan, op veel verschillende manieren. Door het ontbreken van schriftelijke bronnen weten we voor sommige stukken niet precies hoe. Maar dat is net zo bij de jazz van vandaag: bijna niets staat op pa78
l e t t h e m u s ic s p e a k !
pier, het gaat eerder om een ongeschreven consensus, een aanvoelen. Om de muzikale mogelijkheden op een overzichtelijke en zinvolle manier te ordenen, hebben we het programma opgedeeld in een aantal thematische blokken. Zo is er een blok over liefde, een blok over verdriet, enzovoort; zeg maar een aantal universele thema’s. Binnen elk blok tonen we hoe verschillende muzikale stijlen dezelfde emotionele boodschap kunnen overbrengen. Ieder van ons heeft zijn eigen repertoire en zijn eigen achtergrond, die daarbij allemaal aan bod komen. Ons ensemble bestaat uit erg gedreven en creatieve muzikanten, en enkelen onder hen vroegen ook meteen of ze zelf iets mochten componeren of arrangeren. Dat geeft zeker extra cachet aan het concert. We willen echter niet altijd een schriftelijke bewerking maken, want we laten bewust heel wat ruimte voor improvisatie.” Een logische keuze: muziek heeft immers haar oorsprong in improvisatie. Maar bleef de manier van improviseren ook altijd dezelfde, doorheen de tijd en doorheen alle stijlen? “Je hebt eigenlijk twee soorten van improvisatie, zowel bij jazz als bij oude muziek. Enerzijds heb je improvisatie bij versieringen (je vertelt iets, en je voelt de nood om iets te veranderen of om een blue-note toe te voegen), en die praktijk is doorheen de eeuwen eigenlijk dezelfde gebleven. Anderzijds heb je het soort improvisatie waarbij je van niks begint en gewoon kijkt wat er gebeurt. Maar ook daar zijn er bepaalde spelregels en die zijn doorheen de tijd wel veranderd. Tot in de vroege renaissance gold bijvoorbeeld de terts als een dissonante toonafstand, terwijl we dat nu helemaal niet meer zo aanvoelen. Dat interval moest je toen vermijden. Als je bij een hedendaags publiek echt de aandacht wil trekken of een effect wil krijgen, moet je in je keuzes al vrij ver gaan. Dergelijke zaken zijn historisch veranderlijk en in elke context moet je tot een muzikale verstandhouding komen. In die zin ben je ook bij improvisatie aan regels gebonden: je moet binnen bepaalde lijnen blijven, zeker als je in groep improviseert. Ook voor dit project zetten we bepaalde krijtlijnen uit. We hebben verschillende invalshoeken maar dat wil niet zeggen dat zomaar alles mogelijk is. Je moet als het ware je ‘tekst’ in het oog houden, letterlijk en figuurlijk. Onze flexibele en open minded aanpak resulteert zeker niet in vormeloosheid. Ik vind het belangrijk om te weten waar je l e t t h e m u s ic s p e a k !
79
begint en te weten waar je wil uitkomen. Wat daartussen gebeurt, kan variabel zijn.” Bestaat er dan niet het gevaar dat je barokmuziek op de ‘verkeerde’ manier gaat uitvoeren? Of bestaat er geen verkeerde manier? “Interpretatie van muziek is grotendeels persoonlijk, maar ik ontken zeker niet dat er manieren zijn om bepaalde muziek verkeerd uit te voeren. Het belangrijkste is dat je zoekt naar een uitvoering die overtuigend is. Er zijn inderdaad veel muzikanten die liever enkel doen wat er opgeschreven staan omdat ze dat veiliger vinden. We weten anderzijds heel goed dat er tijdens de renaissance en barok ruimte was voor persoonlijke inbreng van de muzikanten (bijvoorbeeld in de vorm van improvisatie) en dus is er geen reden om die weg niet in te slaan. Precies daarin valt het op dat de jazz niet veraf ligt. Maar we gaan dus niet zomaar spelen zonder nadenken; we leven ons in elke stijl net heel hard in. Muziek maken kan je vaak vergelijken met het spreken van een taal: het gaat over tekst, over inhoud en over kleuren; en die moeten zinvol zijn. Dat is zowel bij jazz als bij barok het uitgangspunt.” Zowel de muziek zelf als de manier waarop we muziek benaderen, is gedurende de eeuwen sterk veranderd. Komt barokmuziek vandaag nog op dezelfde manier op ons over als op de mensen van toen? Hoe staan jullie daar tegenover? “Sommige mensen horen een stuk van Monteverdi over verlies, en worden meteen tot tranen toe bewogen. Ik denk dat het duidelijk is dat oude muziek nog altijd een effect heeft in zijn oorspronkelijke hoedanigheid, en dat willen we evengoed laten horen. Het is absoluut niet de bedoeling om met dit project de oude muziek een nieuwe richting in te duwen. Integendeel, we willen laten horen dat oude muziek even indrukwekkend is als nieuwe muziek; dat werkt dus in beide richtingen. Maar in muziek moet je wel blijven zoeken naar nieuwe mogelijkheden. Dat voel je als muzikant maar ook als luisteraar. Veel ensembles spelen hetzelfde repertoire (oud of nieuw) op een totaal verschillende manier: er bestaat geen eenzijdig ‘juiste’ manier om bepaalde muziek te spelen. Die is er gewoon nooit geweest! Dat is net wat muziek zo interessant maakt. De muzikanten uit ons ensemble komen uit verschillende hoeken van de 80
l e t t h e m u s ic s p e a k !
wereld, met verschillende achtergronden, en brengen zo verschillende stijlen samen. Dat was vroeger net zo: muzikanten uit alle mogelijke streken kwamen samen aan eenzelfde hof om samen muziek te maken. Zo zie je nogmaals: niets is veranderd!” Interview met Adam Woolf opgetekend door Arne Herman
l e t t h e m u s ic s p e a k !
81
ADAM WOOL F Adam Woolf heeft een rijke ervaring met het bespelen van trombones van alle soorten en maten binnen een repertoire dat meer dan zes eeuwen omspant. Woolf maakt deel uit van His Majesty’s Sagbutts & Cornetts, is eerste trombonist van Sir John Eliot Gardiner’s English Baroque Soloists en van het Orchestre Revolutionnaire et Romantique. Hiernaast verkent Adam graag de mogelijkheden van de baroktrombone in hedendaagse muziek, wereldmuziek en multitracking poly-choral music. Woolf is professor baroktrombone aan de Royal Academy of Music in Londen en aan het Conservatorium van Utrecht. Adam Woolf woont in Mechelen. F RANK VAGANÉE Frank Vaganée studeerde jazzsaxofoon aan het conservatorium in Antwerpen en aan de Jazzstudio bij John Ruocco. Halverwege de jaren ‘80 startte hij zijn professionele loopbaan en was hij actief in diverse jazzensembles. In 1993 stichtte hij samen met enkele andere musici het Brussels Jazz Orchestra (BJO) waarvan hij naast lead altist ook artistiek leider is. Met het BJO realiseerde Vaganée projecten waarmee het orkest internationale faam verwierf. Vaganée concerteerde in Europa en de VS en werkte samen met de grootste jazzartiesten. Daarnaast is Vaganée als docent verbonden aan het Lemmensinstituut in Leuven. KRISTEN C ORNWELL De Australische zangeres Kristen Cornwell vestigde zich eind 2004 in Vlaanderen. Intussen richtte ze haar eigen kwintet op en werd ze aangesteld als docente zang aan de Academie van Sint-Niklaas en het Conservatorium Mechelen. In Australië wordt ze beschouwd als een van de meest gerespecteerde zangeressen. Ze heeft twee succesvolle albums op haar naam en werkte samen met onder meer James Morrison, Scott Hamilton, Sandy Evans en The Australian Art Orchestra. Ze was tevens hoofddocent jazzzang aan de Australian National University in Canberra en is nu docente zang aan het Conservatorium in Gent. Ook deze internationale artieste heeft zich enige tijd geleden in Mechelen gevestigd.
82
l e t t h e m u s ic s p e a k !
FRANCESCO LANDINI — ECCO LA PRIMAVERA Ecco la primavera, Che’l cor fa rallegrare, Temp’è d’annamorare E star con lieta cera.
Daar is de lente Om het hart tot vreugde te wekken Tijd voor de waanzin der geliefden En om een blij gezicht op te zetten.
Noi vegiam l’aria e’l tempo Che pur chiam’ allegria In questo vago tempo Ogni cosa vagheça.
De elementen keer op keer Lonken naar vrolijkheid In dit heerlijke weer Wordt de aarde doordrongen van heerlijkheid.
L’erbe con gran frescheça E fior’ coprono i prati, E gli albori adornati Sono in simil manera.
Het frisse gras is pril herboren Helpt beemden tot bloei komen, En ieder takje en prieeltje Wordt bedekt met eenzelfde gratie.
Ecco la primavera Che’l cor fa rallegrare Temp’è d’annamorare E star con lieta cera.
Daar is de lente Om het hart tot vreugde op wekken Tijd voor de waanzin der geliefden En om een blij gezicht op te zetten.
JAMIE CULLUM — TWENTYSOMETHING After years of expensive education A car full of books and anticipation I’m an expert on Shakespeare and that’s a hell of a lot But the world don’t need scholars as much as I thought Maybe I’ll go traveling for a year Finding myself, or start a career Could work the poor, though I’m hungry for fame We all seem so different but we’re just the same Maybe I’ll go to the gym, so I don’t get fat Aren’t things more easy, with a tight six pack Who knows the answers, who do you trust I can’t even separate love from lust Maybe I’ll move back home and pay off my loans Working nine to five, answering phones But don’t make me live for Friday nights Drinking eight pints and getting in fights Maybe I’ll just fall in love
83
That could solve it all Philosophers say that that’s enough There surely must be more Love ain’t the answer, nor is work The truth eludes me so much it hurts But I’m still having fun and I guess that’s the key I’m a twentysomething and I’ll keep being me FRANCES LANDSMAN / ADAM WOOLF THE BALLAD OF THE SAD YOUNG MEN Sing a song of sad young men, glasses full of rye All the news is bad again, kiss your dreams goodbye All the sad young men sitting in the bars Knowing neon lights missing all the stars All the sad young men drifting through the town Drinking up the night, trying not to drown All the sad young men singing in the cold Trying to forget that they are growing old All the sad young men choking on their words Trying to be brave, running from the truth Autumn turns the leaves to gold, slowly dies the heart Sad young men are growing old that’s the cruelest part All the sad young men seek a certain smile Someone they can hold for a little while Tired little girl does the best she can Trying to be gay for her sad young man While the grimy moon watches from up above All the sad young men play of making love Misbegotten moon shine for sad young men May your gentle light guide them home tonight All the sad young men ANONIEM — JORIS, MOET JE STEEDS RINKINKEN En u eeuwig dronken drinken, En gaan dwaalen langs de straat? Gy begaat, gy begaat, Een dubbelt kwaat.
84
Dronken, langs de straat te zwieren, Naar een party Venusdieren, Is als ’t dansen, lieve vaar, Van een kreupel Bedelaar. Kunt gy niet naar ’t bed toe kruipen, En vergeten d’oude stuipen, Als gy vol en dronken zyt? Schei dan uit, want het word tijd. Zoo g’ u had naar huis begeven, Of, daar gy eerst waard, gebleven, Gy had niet uw neus bezeert, Noch een Keldersprong geleerd. Zoek je Venus te bekoren, Stop voor Bachus, keel en oren; Maar, bemin je maar zijn wijn, Schuuw dan Venus vuil fenyn. Een van beiden, is wel machtig, Om een spoorloos Man, hoe krachtig, Te verwinnen, en hun zoet, Wel geproefd, is bitter roet. TRADITIONEEL / ANDREA FANCONIERI — DAPHNE The West winde most sweetly did blow in her face: Her silken Scarfe scarce shaddowed her eyes, The God cried, O pitie, and held her in chace, Stay Nimph, stay Nimph, cryes Apollo, Tarry, and turn thee, Sweet Nimph stay, Lion nor tyger doth thee follow: Turn thy faire eye and look this away. O turn O prettie sweet, And let our red lips meet: Pittie O Daphne, pittie O pitty me. Pittie O Daphne pittie me. She gave no eare unto his cry, But still did neglect him the more he did mone; He still did entreat, she still did denie,
85
And earnestly prayes him to leave her alone. Never never cryes Apollo, Unlesse to love thou do consent: But still with my voice so hollow, Ile crie to thee, while life be spent. But if thou turn to me, I will praise thy felicitie. Pitty O Daphne, pittie O me, Pitty O Daphne, pitty me. Away like Venus dove she flies, The red blood her buskins did run all adowne, H[is] plaintiffe love she now denies Crying, help help Diana and save my renowne: Wanton wanton lust is neare me. Cold and chaste Diana aid, Let the earth a virgin beare me: Or devoure me quick a maid: Diana heard her pray, And turned her to a Bay. Pittie O Daphne, pittie, O pittie me, Pitty O Daphne, pittie me. Amazed stood Apollo then, While he beheld Daphne turn’d as she desired, Accurst I am above Gods and men, With griefe and laments my sences are tired. Farewel false Daphne most unkinde, My love is buried in this grave, Long have I sought love, yet love could not finde. Therefore is this my Epitaph This tree doth Daphne cover, That never pitied lover, Farewell false Daphne, that would not pittie me, Though not my Love, yet art thou my Tree. De Westelijke wind blies haar oh zo zoet in het aangezicht: Haar zijden Sjaal overschaduwde schaars haar ogen, De God riep, Oh meelij, en achtervolgde haar, Blijf Nimf, blijf Nimf, schreeuwde Apollo, Langzaamaan, en keer u om, blijf dan Lieve Nimf, Leeuw noch tijger volgt u: Wend uw mooie blik en kijk deze kant op. Oh keer je om Oh mooie lieveling,
86
En laat onze rode lippen elkaar ontmoeten: Meelij Oh Daphne, meelij Oh heb meelij met mij. Meelij Oh Daphne heb meelij met mij. Ze gaf geen gehoor aan zijn schreeuw, Negeerde hem zelfs meer naarmate hij meer weeklaagde; Hij bleef maar smeken, zij bleef maar afwijzen, En verzoekt hem oprecht haar met rust te laten. Nooit, nooit schreeuwt Appolo, Tenzij u met liefde instemt: Maar met mijn nog steeds zo holle stem, Zal ik u toeroepen, terwijl m’n leven wegebt. Maar als u zich tot mij wendt, Zal ik uw geluk loven. Meelij Oh Daphne, Oh heb toch meelij met mij. Meelij Oh Daphne heb meelij met mij. Weg als de duif van Venus vliegt ze, Het rode bloed liep helemaal langs haar brozen naar beneden, Zijn klaaglijke liefde weigert zij nu Schreeuwend, help help Diana en red mijn eer: Lichtzinnige losbandige lust belaagt me. Koele en kuise Diana kom me ter hulp, Laat de aarde me als maagdelijke vrucht dragen: Of verslind me snel als vrijster: Diana aanhoorde haar gebed, En veranderde haar in een laurierboom. Meelij Oh Daphne, Oh heb toch meelij met mij. Meelij Oh Daphne heb meelij met mij. Verbaasd was dan Apollo, Terwijl hij Daphne veranderd zag zoals ze had verlangd, Vervloekt ben ik boven Goden en mensen, Mijn zintuigen zijn vermoeid van leed en weeklacht. Vaarwel valse en wrede Daphne , Mijn liefde wordt in dit graf begraven, Lang ben ik op zoek geweest, doch heb ik liefde niet kunnen vinden. Daarom is dit mijn grafschrift Deze boom bedekt Daphne, Die nooit beklaagde minnaar, Vaarwel valse Daphne, die geen meelij voor me toonde, Hoewel niet mijn Liefde, bent gij wel mijn Boom.
87
CIPRIANO DE RORE — ANCOR CHE COL PARTIRE Anchor che col partire io mi sento morire, partir vorrei ogn’ hor, ogni momento: tant’ il piacer ch’io sento de la vita ch’acquisto nel ritorno: et cosi mill’ e mille volt’ il giorno partir da voi vorrei: tanto son dolci gli ritorni miei.
Hoewel mijn vertrek voelt als sterven, zou ik je ieder uur, ieder moment willen verlaten: zo groot is mijn vreugde over het leven bij mijn terugkeer: en zo zou ik duizendmaal per dag van je willen weggaan: want zo zoet zijn onze herenigingen.
ANONIEM — AMARILLI Amarilli, mijn schoone, gelooft ghy dat de liefd’ die’k u betoone, niet in mijn hert zou woone, geloof het vrij, en vreest ghy onderwylen, neem een van dees’ myn pijlen, open dees’ borste, ghy vint in’t hert geschreven: Amarilli, mijn leven. CLAUDIO MONTEVERDI — SI DOLCE E’L TORMENTO Ch’in seno mi sta, Ch’io vivo contento Per cruda beltà. Nel ciel di bellezza S’accreschi fierezza Et manchi pietà: Che sempre qual scoglio All’onda d’orgoglio Mia fede sarà.
Zo zoet is het lijden dat in mijn ziel huist, Dat deze wrede schoonheid Mij gelukkig maakt. Al is in de hemel van de schoonheid Verachting zo groot En medelijden zo zeldzaam, Toch zal mijn trouw Altijd als een rots zijn Tegen de golven van hoogmoed.
La speme fallace Rivolgam’ il piè. Diletto ne pace Non scendano a me. E l’empia ch’adoro Mi nieghi ristoro
Mocht valse hoop Mijn stappen in de weg staan, Noch vrede, noch vreugde In mijn hart afdalen En mocht de trouweloze geliefde Mij de troost
88
Di buona mercè: Tra doglia infinita, Tra speme tradita Vivrà la mia fè.
Van goede genade ontzeggen, Doorheen oneindige droefheid, Doorheen bedrogen hoop, Zal mijn trouw verder leven.
Per foco e per gelo riposo non hò. Nel porto del cielo riposo avrò. Se colpo mortale con rigido strale Il cor m’impiagò, cangiando mia sorte Col dardo di morte il cor sanerò.
Noch vuur, noch ijs brengen mij tot rust; Pas in de haven van de hemel zal ik rust vinden. Wanneer het fatale schot van een spitse pijl Mijn hart treft, en de pijl des doods Mijn lot doet keren, pas dan zal mijn hart genezen.
Se fiamma d’amore Già mai non sentì Quel rigido core Ch’il cor mi rapì, Se nega pietate La cruda beltate Che l’alma invaghì: Ben fia che dolente, Pentita e languente Sospirimi un dì.
Als dat harde hart, Dat het mijne ontvoerde, Nooit eerder De vlam der liefde voelde En als het mij geen genade gunt, Zal het maar al te verdiend zijn Dat deze wrede schoonheid, Die mijn ziel veroverde, Op een dag verdriet, spijt en berouw zal tonen En mij zal begeren.
JOHN DOWLAND — I SAW MY LADY WEEP I saw my lady weep, And Sorrow proud to be advanced so, In those fair eyes where all perfections keep. Her face was full of woe, But such a woe (believe me) as wins more hearts, Than Mirth can do with her enticing parts. Ik zag mijn dame huilen, En Leed fier om zo gevorderd te zijn, In die mooie ogen waar alles wat perfect is zich ophoudt. Haar aangezicht was vol smart, Maar van die aard, geloof me, die meer harten wint, Dan Vrolijkheid ooit zou kunnen doen met haar bekoorlijke stemmen.
89
Sorrow was there made fair, And Passion wise, tears a delightful thing, Silence beyond all speech a wisdom rare. She made her sighs to sing, And all things with so sweet a sadness move, As made my heart at once both grieve and love. Leed kreeg daar een mooi gelaat, En Passie wijs, tranen een zalig iets, Stilte boven alle spraak een zeldzame wijsheid. Ze liet haar zuchten zingen, En alle dingen bewegen met zulk een zoete droefheid, Die mijn hart tegelijkertijd zowel deed treuren als liefhebben. O fairer than aught else The world can show, leave off in time to grieve. Enough, enough, your joyful looks excels. Tears kill the heart, believe; O strive not to be excellent in woe, Which only breeds your beauty’s overthrow. O mooier dan wat dan ook Dat de wereld kan tonen, houd op tijd op om te treuren. Genoeg, genoeg, jouw heuglijke uiterlijk overtreft alles. Tranen doden het hart, geloof; O streef niet na te excelleren in je smart, Wat alleen maar leidt tot omverwerping van je schoonheid.
90
HENRY LAWSON / STEVE ASHLEY — PAST CARIN’ Well, up and down the sidling brown the great black crows are flyin’ And just below the spur I know another milker’s dyin’. The crops have withered from the ground, the tank’s clay bed is glarin’ Yet from my heart no tear or sound for I have grown past carin’. Through death and trouble, turn about, through hopeless desolation, Through flood and fever, fire and drought, through slavery and starvation, Through childbirth, sickness, hurt and blight, through loneliness and scarin, From being left alone at night I have grown to be past carin’. Our first child took in days like these a cruel week in dyin’, All day upon her father’s knees or on my breast a-lyin’. The tears we shed, the prayers we said were awful, wild, despairin’ I’ve pulled three through and buried two since then, and I am past carin’. ‘Twas ten years first, then came the worst, all for a barren clearin’, I thought, I thought my heart would burst when first my man went shearin’. He’s drovin’ in the great North West; I don’t know how he’s farin’, And I, the girl who loved him best, have grown to be past carin’. My eyes are dry, I cannot cry, I have no heart for breakin’, Where it was in days gone by is empty dull and achin’. My last boy ran away from me; I know my temper’s wearin’, But now I only wish to be beyond all signs of carin’. Past bothering, past carin’, past feeling and despairin’, And now I only wish to be beyond all signs of carin’. HENRY PURCELL — DIDO’S LAMENT Thy hand, Belinda, darkness shades me, On thy bosom let me rest, More I would, but Death invades me; Death is now a welcome guest. Uw hand, Belinda, duisternis overschaduwt mij, Laat mij op uw boezem rusten, De wil is er, maar de Dood maakt zich van me meester; De Dood is nu een welkome gast.
91
When I am laid, am laid in earth, May my wrongs create No trouble, no trouble in thy breast; Remember me, remember me, but ah! forget my fate. Remember me, but ah! forget my fate. Wanneer ik gedragen word, ter aarde gedragen word, Moge mijn fouten Geen zorg veroorzaken in uw hart; Gedenk me, gedenk me, maar ach! vergeet mijn lot. Gedenk me, maar ach! vergeet mijn lot. SERVAES DE KONINCK IK KAN UW SCHOON GEZICHT NIET LANGER DERVEN Ik kan uw schoon gezicht niet langer derven uw afzien is mij wreder als de dood moet ik in uw bijzijn sterven ik wens, ik wens de laatste zucht te geven in uw schoot. JOHN DOWLAND — COME HEAVY SLEEP Come heavy sleep, the image of true death; and close up these my weary weeping eies: Whose spring of tears doth stop my vitall breath, and tears my hart with sorrows sign swoln cries: Com and possess my tired thoughts, worne soule, That living dies, till thou on me be stoule. Kom tot mij zware slaap, het beeld van de ware dood; en sluit deze vermoeide schreiende ogen: Wiens tranenbron mijn levensadem doet stokken, en mijn hart verscheurt met het teken van smart, aanzwellende kreten: Kom en neem bezit van mijn vermoeide gedachten, uitgeputte ziel, Dat het levende sterve, tot gij ongemerkt over mij gekomen zijt.
92
Come shadow of my end, and shape of rest, Allied to death, child to blakefact night: Come thou and charm these rebels in my breast, Whose waking fancies doe my mind affright. O come sweet sleepe; come, or I die ever: Come ere my last sleep comes, or come never. Kom schaduw mijner dood, en vorm van rust, Aan de dood verwant, kind der zwartgeverfde nacht: Kom nader en bekoor deze opstandigen in mijn borst, Wiens wakkere lusten mijn geest vrees inboezemen. Oh kom zoete slaap; kom, of ik sterf hoe dan ook: Kom vooraleer mijn laatste slaap komt, of kom niet. Vertalingen: Kim Maes en Pieter-Jan Herman
93