ÉRETTSÉGI VIZSGA ●
2009. október 26.
Név: ........................................................... osztály:......
Holland nyelv
HOLLAND NYELV KÖZÉPSZINTŰ ÍRÁSBELI VIZSGA 2009. október 26. 14:00
I. Olvasott szöveg értése Időtartam: 60 perc
Pótlapok száma Tisztázati Piszkozati
OKTATÁSI ÉS KULTURÁLIS MINISZTÉRIUM
középszint — írásbeli vizsga 0911 I. Olvasott szöveg értése
Holland nyelv — középszint
Név: ........................................................... osztály:......
Fontos tudnivalók A feladatsor megoldásához szótár nem használható. A szürke négyzetsor az értékelés számára van fenntartva. Kérjük, ne írjon a szürke négyzetsorba.
írásbeli vizsga, I. összetevő 0911
2 / 12
2009. október 26.
Holland nyelv — középszint
Név: ........................................................... osztály:......
OPDRACHT 1 Lees de tekst en vul het onderstaande schema in. Als er meerdere juiste mogelijkheden zijn, hoeft u er slechts één in te vullen. Vraag 01 en 02 zijn als voorbeeld gegeven.
Reizen In de jaren veertig gaat opa uit Groningen op de fiets naar zijn familie in Assen. Hij trekt er zijn hele vrije zondag voor uit en heeft dan zestig kilomer gefietst, dertig heen en dertig terug. Zoiets doe je maar twee keer per jaar. Logisch. Zijn zoon koopt in de vroege jaren zeventig een Volkswagen. Hij gaat ermee op bezoek bij de familie in Assen. Met vrouw en kinderen rijdt hij op zijn vrije zaterdag in een klein halfuurtje naar Assen. Vanwege het gemak en de snelheid gaat hij op deze manier elke maand van Groningen naar Assen. In 2000 beschikt kleindochter over een groot aantal vervoermiddelen. Ze kan haar racefiets pakken, ze kan de auto van pa lenen, ze kan met de trein gaan en ze kan vliegen. Maar ze reist niet alleen maar naar haar familie, ze gaat ook uit in de stad, naar het strand, een dagje naar Amsterdam, een weekeind naar Parijs, en ga zo maar door. Ieder mens besteedt een bepaalde hoeveelheid tijd aan reizen. De tijd die opa, zoon en kleindochter aan reizen besteden, is ongeveer gelijk. Wat betreft de hoeveelheid kilometers die ze in die tijd afleggen, verschillen ze wel. In dezelfde tijd waarin opa van Groningen naar Assen is gefietst, is zijn kleindochter van Amsterdam naar Milaan gevlogen. Een vliegtuig gaat nu eenmaal sneller dan een auto en een auto harder dan een fiets. Anders gezegd: de tijd die aan reizen wordt besteed, blijft hetzelfde, maar de mobiliteit neemt toe. En dat is een trend die zich nog steeds voortzet.
wie?
waarmee?
hoe lang?
hoe vaak?
(01) opa
(02) met de fiets
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
(7)
(8)
-
-
1
2
3
4
5
6
7
8
Max.
Elért
8
írásbeli vizsga, I. összetevő 0911
3 / 12
2009. október 26.
Holland nyelv — középszint
Név: ........................................................... osztály:......
OPDRACHT 2 Hieronder volgt een interview waarover ware en onware uitspraken worden gedaan. Zet bij elke uitspraak een X op de juiste plaats. Vraag 0 is als voorbeeld gegeven.
Superleuk maar ook best moeilijk Didi (12) woont al haar hele leven in Arnhem. Maar niet voor lang meer! Deze zomervakantie gaat ze verhuizen naar de andere kant van de wereld. Naar Nieuw-Zeeland om precies te zijn. Spannend! Waarom ga je daar naar toe? Tja, mijn ouders wilden graag in een ander land wonen. En toen ik 9 was waren we 3 maanden in Australië en dat vonden we toen een erg mooi land. Toen gingen mijn ouders kijken of we daar konden gaan wonen maar dat ging een beetje moeilijk. In Nieuw-Zeeland kwamen we makkelijker binnen en daarom gaan we daar naar toe. Vind je het leuk om te gaan verhuizen? Ik vind het aan de ene kant echt superleuk dat ik er heen ga verhuizen, maar aan de andere kant is het erg moeilijk: je moet allerlei vertouwde dingen (en mijn vriendinnen natuurlijk!) achterlaten. Dus de ene dag heb ik er erg veel zin in en de andere dag echt weer niet om naar Nieuw-Zeeland te verhuizen. En je bent dus nog nooit in Nieuw-Zeeland geweest? Nee, dus ik ben erg benieuwd hoe het eruit ziet. Mijn vader is er met de kerst geweest en toen had hij erg veel foto’s genomen en die zagen er wel mooi uit dus ik ben erg benieuwd. Naar welke school ga je? Weet je dat al? Dat weet ik nog niet omdat mijn vader nog werk aan het zoeken is dus weet ik nog niet in welke stad ik ga wonen en op welke school ik kom. Kan je al een beetje Engels? Ja, ik haal hoge cijfers voor Engels en ik kan het aardig goed begrijpen. Alleen om zelf uit mijn woorden te komen is nog wat moeilijk. Wat ga je van de dingen in Nederland het meeste missen? Mijn vriendin Judy, en alle andere vriendinnen natuurlijk ook, mijn opa en oma, eigenlijk iedereen en alles!
írásbeli vizsga, I. összetevő 0911
4 / 12
2009. október 26.
Holland nyelv — középszint
Név: ........................................................... osztály:......
Waar
Onwaar
X
0 Didi is nog nooit in het buitenland geweest.
9 3 jaar geleden was Didi met haar ouders in Australië.
10 De ouders van Didi vonden Australië geen leuk land.
11 Didi vindt het niet altijd leuk om naar Nieuw-Zeeland te verhuizen.
12 Didi is al in Nieuw-Zeeland geweest met haar vader.
13 Didi weet nog niet op welke school ze komt in Nieuw-Zeeland.
14 Didi spreekt al heel goed Engels.
9
10
11
12
13
14
Max.
Elért
6
írásbeli vizsga, I. összetevő 0911
5 / 12
2009. október 26.
Holland nyelv — középszint
Név: ........................................................... osztály:......
OPDRACHT 3 Hieronder volgt een tekst over arbeidsvoorwaarden in Nederland. Lees de tekst en beantwoord de vragen op de volgende bladzijde in een paar woorden. Vraag 0 is als voorbeeld gegeven.
Arbeidsvoorwaarden in Nederland Salaris en arbeidsuren verschillen van land tot land. Gelukkig zijn de basisvormen in Nederland allemaal in de wet vastgelegd. Hieronder staat algemene informatie over deze onderwerpen. Salaris Het salaris in Nederland is middelmatig in vergelijking met de rest van Europa. Hoger dan in Spanje en Italië, maar lager dan in Engeland en Duitsland. Het gemiddelde salaris is tussen de €25,000 en €30,000 per jaar. Wanneer er in Nederland over het salaris gesproken wordt, dan spreekt men over het maandsalaris of het jaarsalaris. Alleen voor parttime-/deeltijdbanen wordt gesproken over een salaris per uur of per week. Gebruikelijk is een maandelijkse betaling aan het einde van de maand. Twee keer per jaar ontvang je een extra betaling. Één keer met Kerstmis (soms in de vorm van een 13e maand) en één keer in de zomer (juni/juli) wat als vakantiegeld gezien wordt. Meestal wordt dit vakantiegeld gedurende het hele jaar in kleine percentages van je salaris ingehouden. Arbeidsuren Volgens de Nederlandse wet mag je maximaal 9 uur per dag, en 45 uur per week werken. Maar er geldt ook een maximum van 2080 uur per jaar, dus de gemiddelde werkweek is 40 uur. Afhankelijk van het soort werk is de normale werkweek van maandag tot en met vrijdag. Er geldt ook een minimum van 1 dag rust per week, normaal gesproken is dit op zondag. Gebruikelijke werkuren zijn van 09:00 tot 18:00 uur met 2 pauzes van 15 minuten en anderhalf uur lunchpauze. Veel mensen nemen geen pauzes, eten hun lunch op het kantoor en gaan om 17:00 uur naar huis in plaats van om 18:00 uur.
írásbeli vizsga, I. összetevő 0911
6 / 12
2009. október 26.
Holland nyelv — középszint
0
Név: ........................................................... osztály:......
Waar zijn de basisvormen van salaris en arbeidsuren in Nederland vastgelegd?
in de wet 15
____
.
In welke landen is het gemiddelde salaris hoger dan in Nederland? _________________________________________________________________________
16
Wanneer wordt er in Nederland over salaris per uur of per week gesproken? _________________________________________________________________________
17
Wanneer ontvang je gewoonlijk je maandelijkse betaling in Nederland? _________________________________________________________________________
18
Hoe vaak ontvang je in Nederland extra betaling? _________________________________________________________________________
19
Wanneer ontvang je in Nederland extra betaling? _________________________________________________________________________
20
Hoeveel uur is een gemiddelde werkweek in Nederland? _________________________________________________________________________
21
Hoeveel pauzes heb je per dag tussen de werkuren in Nederland? _________________________________________________________________________
22
Hoe lang zijn de pauzes bij elkaar? _________________________________________________________________________
23
Tot hoe laat duren de gebruikelijke werkuren in Nederland? _________________________________________________________________________
15
16
17
18
19
20
21
22
23
Max.
Elért
9
írásbeli vizsga, I. összetevő 0911
7 / 12
2009. október 26.
Holland nyelv — középszint
Név: ........................................................... osztály:......
OPDRACHT 4 Hieronder volgen enkele tips voor ouders van kinderen met overgewicht. Elke tip is in twee delen opgedeeld: de eerste helft vindt u onder de nummers 0 tot en met 30, de tweede onder de letters A tot en met H. Zoek de bijbehorende delen bij elkaar en schrijf de letters onder de daarbijhorende nummers. Vraag 0 is als voorbeeld gegeven.
Is uw kind te zwaar? Acht tips om uw kind te helpen 0 Geef zelf het goede voorbeeld, 24 Hoe moeilijk het ook is, leer nee te zeggen tegen uw kind 25 Zit uw kind vaak voor de televisie of de computer? 26 Stimuleer uw kind om meer te bewegen. 27 Laat uw kind merken dat het niet alleen staat in zijn strijd tegen overgewicht 28 Zorg dat uw kind ontbijt, zodat het genoeg energie heeft om de dag goed te beginnen. 29 Doe zoete dranken in de ban. 30 Maak van eten een speciale gebeurtenis.
A
Als uw kind niet ontbijt, grijpt het bovendien sneller naar kalorierijke tussendoortjes.
B
Spreek een maximumtijd per dag af.
C
als het om snoep of chips blijft vragen. Consequent zijn loont!
D
bijvoorbeeld door geen tussendoortjes te eten en wat vaker de fiets te nemen.
E
Dek de tafel, zet de televisie uit en neem de tijd om te eten.
F
en ga met het hele gezin meer bewegen en gezonder eten.
G
Frisdranken, maar ook vruchtensappen, bevatten ontzettend veel suiker.
H
Dat kan zijn door te sporten, maar ook door vaker buiten te spelen, de hond uit te laten of huishoudelijke klusjes te doen.
24
0
25
26
27
28
29
30
D
24
25
26
27
28
29
30
Max.
Elért
7
írásbeli vizsga, I. összetevő 0911
8 / 12
2009. október 26.
Holland nyelv — középszint
írásbeli vizsga, I. összetevő 0911
Név: ........................................................... osztály:......
9 / 12
2009. október 26.
Holland nyelv — középszint
Név: ........................................................... osztály:......
írásbeli vizsga, I. összetevő 0911
10 / 12
2009. október 26.
Holland nyelv — középszint
Név: ........................................................... osztály:......
írásbeli vizsga, I. összetevő 0911
11 / 12
2009. október 26.
Holland nyelv — középszint
Név: ........................................................... osztály:......
maximális elért pontszám pontszám I. feladat 8 II. feladat 6 I. Olvasott szöveg értése III. feladat 9 IV. feladat 7 FELADATPONT ÖSSZESEN 30 VIZSGAPONT ÖSSZESEN 33
javító tanár
Dátum: ………………………..
__________________________________________________________________________
pontszáma
programba beírt pontszám
I. Olvasott szöveg értése
javító tanár
jegyző
Dátum: ……………………….. Dátum: ……………………….. Megjegyzések: 1. Ha a vizsgázó a II. írásbeli összetevő megoldását elkezdte, akkor ez a táblázat és az aláírási rész üresen marad! 2. Ha a vizsga az I. összetevő teljesítése közben megszakad, illetve nem folytatódik a II. összetevővel, akkor ez a táblázat és az aláírási rész kitöltendő!
írásbeli vizsga, I. összetevő 0911
12 / 12
2009. október 26.
ÉRETTSÉGI VIZSGA ●
2009. október 26.
Név: ........................................................... osztály:......
Holland nyelv
HOLLAND NYELV KÖZÉPSZINTŰ ÍRÁSBELI VIZSGA 2009. október 26. 14:00
II. Nyelvhelyesség Időtartam: 30 perc
Pótlapok száma Tisztázati Piszkozati
OKTATÁSI ÉS KULTURÁLIS MINISZTÉRIUM
középszint — írásbeli vizsga 0911 II. Nyelvhelyesség
Holland nyelv — középszint
Név: ........................................................... osztály:......
Fontos tudnivalók A feladatsor megoldásához szótár nem használható. A szürke négyzetsor az értékelés számára van fenntartva. Kérjük, ne írjon a szürke négyzetsorba.
írásbeli vizsga, II. összetevő 0911
2/8
2009. október 26.
Holland nyelv — középszint
Név: ........................................................... osztály:......
OPDRACHT 1 Maak de tekst compleet. Kies het juiste woord uit de lijst en schrijf de corresponderende letter onder het daarbijhorende nummer. Let op: Er staan meer woorden in de lijst dan u nodig hebt. Vraag 0 is als voorbeeld gegeven.
Hongaars leren – de Nederlandse Marije vertelt Ik heet Marije. Ik kom (0) _____ Nederland maar ik woon nu in Hongarije. De taal die ik moet leren is Hongaars. Het is een Oeraalse taal. Het is ontstaan in het Oeralgebergte op de grens (1) _____ Azië en Europa. De Finse taal lijkt om te horen heel erg op het Hongaars, maar Finnen en Hongaren kunnen (2) _____ helemaal niet verstaan. De taal was voor mij helemaal vreemd. Ik heb apart les in het Hongaars op een taalschool in Komló. Het is heel erg belangrijk (3) _____ de taal te leren van het land waar je gaat wonen! Ik zit niet op de internationale school (4) _____ ik op een Hongaare school veel sneller de taal leer. Thuis spreek ik Nederlands, (5) _____ soms ook Duits en Hongaars met mijn moeder. Ik kan (6) _____ al goed verstaanbaar maken. Op school kan ik gewoon de lessen in het Hongaars en Duits volgen, maar het wordt soms wel moeilijk: op school Hongaars en Duits, thuis Nederlands en tekenles (7) _____ het Engels! Pfffffff……moeilijk! Soms droom ik over al die talen. Het gebeurt wel eens dat ik een woord niet meer in het Nederlands weet maar (8) _____ in het Hongaars. Om het te leren had mijn moeder thuis op alles een sticker geplakt met het Hongaarse woord erop. Op deze manier zijn we het thuis gaan leren. (9) _____ komen ook vaak vriendinnetjes van school spelen, dus ik leer het wel! Door Marije vanuit Magyaregregy, Hongarije A
meer
D
van
G
uit
J
mij
B
omdat
E
er
H
om
K
maar
C
geen
F
wel
I
in
L
elkaar
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Max.
Elért
G
1
2
3
4
5
6
7
8
9
9
írásbeli vizsga, II. összetevő 0911
3/8
2009. október 26.
Holland nyelv — középszint
Név: ........................................................... osztály:......
OPDRACHT 2 Maak zinnen van de losse woorden. Elk woord moet gebruikt worden. Vraag 0 is als voorbeeld gegeven. Het eerste woord van elke (bij)zin is als hulp gegeven.
Hepsi Hepsi is een meiden popgroep. (0) Ze
zijn heel beroemd in Turkije
.
beroemd – heel – in – Turkije – zijn Ze zijn nog niet wereldberoemd, maar (10) _________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________________. dat – komt – misschien – nog – ook – wel Ik ben een hele grote fan van ze want (11) _________________________________________________________________________. hartstikke – ik – leuk – vind – ze De groep Hepsi bestaat uit vier meisjes van 21-23 jaar. Ze heten: Eren, Gülçin, Cemre en Yasemin. Ze (12) ___________________________________________________________________________, hele – leuke – liedjes – zingen soms R&B, soms pop en soms hip-hop. Als ik naar ze luister, (13) ____________________________________________________________ _________________________________________________________________________________! het – ik – op – 10 – volume – zet Ook ga ik met vriendinnen dansjes doen op hun muziek. Ik (14) ___________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________________. al – hoofd – hun – ken – liedjes – mijn – uit Ze dragen ook hele leuke en hippe kleding. Omdat (15) ________________________________________________________________________ een – Hepsi – is – meidengroep vinden meisjes ze leuker dan de jongens natuurlijk. Maar toch zijn er ook wel jongens die (16) _______________________________________________. leuk – vinden – ze
írásbeli vizsga, II. összetevő 0911
4/8
2009. október 26.
Holland nyelv — középszint
Név: ........................................................... osztály:......
De groep Hepsi is in Antalya geweest en (17) ___________________________________________________________________________. ben – er – gegaan – ik – naartoe Het was ontzettend druk maar erg leuk om (18) ___________________________________________________________________________. en – horen – live – te – ze – zien – te
10
11
12
13
14
15
16
17
18
Max.
Elért
9
írásbeli vizsga, II. összetevő 0911
5/8
2009. október 26.
Holland nyelv — középszint
Név: ........................................................... osztály:......
OPDRACHT 3 Vul op de open plaatsen de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in imperfectum (onvoltooid verleden tijd) in. Vraag 0 is als voorbeeld gegeven.
Vincent van Gogh Ieder jaar komen er anderhalf miljoen bezoekers naar het Van Gogh Museum in Amsterdam. De Nederlandse schilder Vincent van Gogh is dus echt wereldberoemd. Maar dat is niet altijd zo geweest. Vincents leven (0)
was
(zijn) vooral heel moeilijk. Van Gogh werd in 1853 in het Brabantse
dorp Zundert geboren. Op jonge leeftijd (19) ____________________ (reizen) hij al veel door Nederland en Europa. Hij was onbekend, ongelukkig en arm. Het (20) ____________________ (gaan) niet echt goed met hem: hij was onbekend, had altijd geldzorgen en nooit rust. Pas na zijn dood (21) ____________________ (worden) hij beroemd. In 1888 (22) ____________________ (huren) hij een werkplaats in Arles, Zuid-Frankrijk: het ‘Gele Huis’. Hij (23) ____________________ (vinden) het landschap daar heel mooi. ‘De natuur van het zuiden heeft een nieuwe manier van schilderen nodig,’ (24) ____________________ (schrijven) hij aan zijn zus Wil, ‘een kleurige manier: hemelsblauw, roze, oranje, hoog geel, heldergroen, wijnrood, violet’. Vincent (25) ____________________ (schilderen) landschappen en veel zelfportretten. Maar dat was omdat hij geen geld (26) ____________________ (hebben) voor een model.
19
20
21
22
23
24
25
26
Max.
Elért
8
írásbeli vizsga, II. összetevő 0911
6/8
2009. október 26.
Holland nyelv — középszint
írásbeli vizsga, II. összetevő 0911
Név: ........................................................... osztály:......
7/8
2009. október 26.
Holland nyelv — középszint
Név: ........................................................... osztály:......
maximális elért pontszám pontszám I. feladat 9 II. Nyelvhelyesség II. feladat 9 III. feladat 8 FELADATPONT ÖSSZESEN 26 VIZSGAPONT ÖSSZESEN 18
javító tanár
Dátum: ………………….
__________________________________________________________________________
programba pontszáma beírt pontszám I. Olvasott szöveg értése II. Nyelvhelyesség
javító tanár
jegyző
Dátum: ………………….
Dátum: ………………….
Megjegyzések: 1. Ha a vizsgázó a III. írásbeli összetevő megoldását elkezdte, akkor ez a táblázat és az aláírási rész üresen marad! 2. Ha a vizsga a II. összetevő teljesítése közben megszakad, illetve nem folytatódik a III. összetevővel, akkor ez a táblázat és az aláírási rész kitöltendő!
írásbeli vizsga, II. összetevő 0911
8/8
2009. október 26.
ÉRETTSÉGI VIZSGA ●
2009. október 26.
Név: ........................................................... osztály:......
Holland nyelv
HOLLAND NYELV KÖZÉPSZINTŰ ÍRÁSBELI VIZSGA 2009. október 26. 14:00
III. Hallott szöveg értése Időtartam: 30 perc
Pótlapok száma Tisztázati Piszkozati
OKTATÁSI ÉS KULTURÁLIS MINISZTÉRIUM
középszint — írásbeli vizsga 0911 III. Hallott szöveg értése
Holland nyelv — középszint
Név: ........................................................... osztály:......
Fontos tudnivalók A feladatsor megoldásához szótár nem használható. A szürke négyzetsor az értékelés számára van fenntartva. Kérjük, ne írjon a szürke négyzetsorba.
írásbeli vizsga, III. összetevő 0911
2/8
2009. október 26.
Holland nyelv — középszint
Név: ........................................................... osztály:......
OPDRACHT 1 In dit fragment gaat u luisteren naar een gesprekje op straat. Het is uw taak om de ontbrekende woorden in de onderstaande tekst in te vullen. Vraag 0 is als voorbeeld gegeven.
Hé, hallo! Hoe gaat het?
ook
Ja, goed. Met jou (0)
?
Ja hoor! Prima. Waar ga je naar toe? En waarom heb je (1) ____________________ tassen bij je? Ik ga naar de Tesco om (2) ____________________ te doen. Mijn zoontje is morgen jarig en hij geeft een feestje. We krijgen een heleboel kinderen op (3) ____________________. O ja? Hoe oud wordt hij? (4) ____________________. En hoeveel vriendjes heeft hij uitgenodigd? (5) ____________________. Ze hebben al allemaal gebeld om te zeggen dat ze komen. Eigenlijk heb ik ook een paar boodschappen (6) ____________________. Weet je wat? Ik loop even met je mee. Dan kan ik je meteen even helpen met het dragen van de tassen. Nou, dat is prima. Wat (7) ____________________ van je. Bedankt.
1
2
3
4
5
6
7
Max.
Elért
7
írásbeli vizsga, III. összetevő 0911
3/8
2009. október 26.
Holland nyelv — középszint
Név: ........................................................... osztály:......
OPDRACHT 2 In dit fragment gaat u luisteren naar nieuwsberichten uit 2008. Het is uw taak om te bepalen waarover elk bericht gaat en de corresponderende letter in het rechter vakje te omcirkelen. Bij elke vraag is er slechts één antwoord juist. Vraag 0 is als voorbeeld gegeven.
0
A B
het Hongaarse meteorologisch instituut een warmterecord
A
B
8
A B
Amsterdam een autovrije dag
A
B
9
A B
de zomermaanden de Amsterdamse dierentuin
A
B
10
A B
de oudste Nederlander het zorgcentrum Roggeveen
A
B
11
A B
Schipol Groot-Brittannië
A
B
12
A B
de Ardennen het weer
A
B
8
9
10
11
12
Max.
Elért
5
írásbeli vizsga, III. összetevő 0911
4/8
2009. október 26.
Holland nyelv — középszint
Név: ........................................................... osztály:......
OPDRACHT 3 In dit fragment gaat u luisteren naar een praatje over televisiekijken waarover ware en onware uitspraken worden gedaan. Het is uw taak om aan te geven welke uitspraak waar en welke uitspraak onwaar is door bij elke uitspraak een X op de juiste plaats te zetten. Vraag 0 is als voorbeeld gegeven.
Waar
Onwaar
X
0 Mevrouw Smet is dol op televisie.
13 Mevrouw Smet werkt voor de nieuwsdienst.
14 Voor haar beroep moet mevrouw Smet elke avond naar het nieuws kijken.
15 Wat een leven is een televisieprogramma met levensverhalen.
16 Mevrouw Smet vindt het vervelend dat haar gezin te veel televisie kijkt.
17 Mevrouw Smet vindt het goed dat haar kinderen veel leren door de televisie.
18 Mevrouw Smet praat graag met haar kinderen.
19 Bij de familie Smet staat de televisie de hele dag aan.
20 Mevrouw Smet leest het liefst op haar kamer.
21 Mevrouw Smet vindt televisie een gevaar voor de mensen.
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Max.
Elért
9
írásbeli vizsga, III. összetevő 0911
5/8
2009. október 26.
Holland nyelv — középszint
írásbeli vizsga, III. összetevő 0911
Név: ........................................................... osztály:......
6/8
2009. október 26.
Holland nyelv — középszint
írásbeli vizsga, III. összetevő 0911
Név: ........................................................... osztály:......
7/8
2009. október 26.
Holland nyelv — középszint
Név: ........................................................... osztály:......
maximális elért pontszám pontszám 1. feladat 7 III. Hallott szöveg értése 2. feladat 5 3. feladat 9 FELADATPONT ÖSSZESEN 21 VIZSGAPONT ÖSSZESEN 33
javító tanár
Dátum: …………………………
__________________________________________________________________________
pontszáma
programba beírt pontszám
I. Olvasott szöveg értése II. Nyelvhelyesség III. Hallott szöveg értése
javító tanár
jegyző
Dátum: ………………….
Dátum: ………………….
Megjegyzések: 1. Ha a vizsgázó a IV. írásbeli összetevő megoldását elkezdte, akkor ez a táblázat és az aláírási rész üresen marad! 2. Ha a vizsga a III. összetevő teljesítése közben megszakad, illetve nem folytatódik a IV. összetevővel, akkor ez a táblázat és az aláírási rész kitöltendő!
írásbeli vizsga, III. összetevő 0911
8/8
2009. október 26.
ÉRETTSÉGI VIZSGA ●
2009. október 26.
Név: ........................................................... osztály:......
Holland nyelv
HOLLAND NYELV KÖZÉPSZINTŰ ÍRÁSBELI VIZSGA 2009. október 26. 14:00
IV. Íráskészség Időtartam: 60 perc
Pótlapok száma Tisztázati Piszkozati
OKTATÁSI ÉS KULTURÁLIS MINISZTÉRIUM
középszint — írásbeli vizsga 0911 IV. Íráskészség
Holland nyelv — középszint
Név: ........................................................... osztály:......
Fontos tudnivalók A feladatsor megoldásához nyomtatott szótár használható.
írásbeli vizsga, IV. összetevő 0911
2/8
2009. október 26.
Holland nyelv — középszint
Név: ........................................................... osztály:......
OPDRACHT 1 U bent met vrienden op vakantie in Zee-Brugge aan de Noordzeekust in België. U schrijft een kaart van 50-80 woorden aan uw Nederlandse vriend in Haarlem. Op de kaart vertelt u hem 1. 2. 3. 4.
waar en met wie u op vakantie bent en hoe lang u daar verblijft; waar u logeert en hoe ver het van het strand is; hoe het weer is en wat u zo de hele dag doet; hoe u zich daar voelt.
U begint uw kaart met: Beste Peter,
___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ írásbeli vizsga, IV. összetevő 0911
3/8
2009. október 26.
Holland nyelv — középszint
Név: ........................................................... osztály:......
OPDRACHT 2 Werk één van de twee volgende opdrachten (dus A of B) uit: A U studeert in Leuven en hebt een vriendin in Brussel die twee dochtertjes heeft van 6 en 8 jaar. U ontdekt in een folder van het jeugdcentrum in Leuven het volgende programma: Tijdens de kerstvakantie organiseert het jeugdcentrum jaarlijks een winterspeeltuin in de Brabanthal. Kinderen kunnen daar dagelijks komen spelen. Zij dienen wel vergezeld te zijn van een volwassene (ouders, grootouders, enz.). Dit initiatief bestaat uit verschillende Vlaamse volksspelen, speelhuisjes, speelhoeken, carrousel, luchtkastelen, glijbanen en nog veel meer. Dagelijks van 10.00 tot 18.00 uur Prijs per dag 5 euro (begeleiders krijgen gratis toegang) Leeftijdsgroep 3-12 jarigen U schrijft uw vriendin een e-mail van 100-120 woorden. In uw e-mail 1. 2. 3. 4. 5.
legt u uit waarom u schrijft; vertelt u over het programma in het jeugdcentrum; doet u een voorstel om daar samen met uw vriendin en haar kinderen naartoe te gaan; nodigt u de vriendin met haar kinderen uit om na het programma bij u thuis te komen eten; vraagt u of het programma haar bevalt en vraagt u om een spoedig antwoord.
U begint uw e-mail met: Beste Christine,
B Van uw Nederlandse vriend die nu in Boedapest studeert hebt u de volgende e-mail gekregen: Hoi, mijn vriendin en ik hebben nu een weekje herfstvakantie, we wilden eerst naar Nederland op bezoek gaan, maar helaas hebben we geen vliegticket kunnen krijgen. Nu zie ik dat het de komende week slechter gaat worden met het weer, dus dagjes weg gaan er waarschijnlijk niet in zitten. Heb je soms tips wat we dan in Boedapest kunnen gaan doen? Groet:Ed U schrijft een antwoord van 100-120 woorden waarin u uw vriend adviseert: 1. een dagje zwemmen en sauna in een thermaalbad (bv. Széchenyi-bad in het stadbosje in Pest of in het Gellért-bad bij de Vrijheidsbrug in Buda), wel een deel overdekt, en is het weer dan toch wat mooier, dan kunnen ze ook buiten gaan zwemmen;
írásbeli vizsga, IV. összetevő 0911
4/8
2009. október 26.
Holland nyelv — középszint
Név: ........................................................... osztály:......
2. een dagje museumbezoek (bv. naar de Nationale Galerij in de burchtwijk in Buda met mooie schilderijen en een tijdelijke Renaissance-tentoonstelling, of naar het Verkeersmuseum op de Herminalaan met een speciale afdeling voor treinmaketten); 3. een dagje winkelen in de Váci straat of in een winkelcentrum (daar kunnen ze ook lunchen en daarna ook naar een film kijken of bowlen); 4. vraagt u om na de vakantie een e-mail te schrijven of ze een leuke tijd hebben gehad. U begint uw e-mail met: Beste Ed,
___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ írásbeli vizsga, IV. összetevő 0911
5/8
2009. október 26.
Holland nyelv — középszint
Név: ........................................................... osztály:......
___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
írásbeli vizsga, IV. összetevő 0911
6/8
2009. október 26.
Holland nyelv — középszint
írásbeli vizsga, IV. összetevő 0911
Név: ........................................................... osztály:......
7/8
2009. október 26.
Holland nyelv — középszint
Feladat I.
II.
Név: ........................................................... osztály:......
Értékelési szempont A feladat teljesítése és a szöveg hosszúsága Érthetőség, nyelvi megformálás Íráskép I. Feladat összesen A feladat teljesítése, a megadott szempontok követése Hangnem, az olvasóban keltett benyomás Szövegalkotás Szókincs, kifejezésmód Nyelvhelyesség, helyesírás Íráskép II. Feladat összesen VIZSGAPONT ÖSSZESEN
maximális pontszám 5 5 1 11
elért pontszám
5 2 4 5 5 1 22 33
javító tanár
Dátum: ……………………….
__________________________________________________________________________
programba pontszáma beírt pontszám I. Olvasott szöveg értése II. Nyelvhelyesség III. Hallott szöveg értése IV. Íráskészség
javító tanár
jegyző
Dátum: ………………….
írásbeli vizsga, IV. összetevő 0911
8/8
Dátum: …………………
2009. október 26.