Kwaliteit 3: zuigelingen
Zuigeling en kwaliteit Ouderparticipatie bij zuigelingen loopt flink achter
3
Het geven van borstvoeding in ziekenhuizen
4
Ook de allerkleinsten vergen een duidelijk kwaliteitsbeleid. Verpleegkundigen en artsen weten te weinig over de wederzijdse hechting van ouder en kind. Door Margreet van Bergen-Rodts.
Een visie uit de praktijk van 'Spoedeisende hulp' 18 Artsen en co-assistenten willen nog wel eens vergeten dat zij met een kind te maken hebben. Door Irene B.M. Janszen
Een protocol inzagerecht Uitgave van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis. Verschijnt in maart, juni, september en december. De vereniging heeft tot doel: het bevorderen van het welzijn van het kind vóór, tijdens en na een opname in het ziekenhuis.
COLOFON Het tijdschrift Kind en Ziekenhuis wordt vier maal per jaar toegestuurd aan de leden van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis. Losse nummers kosten f 16,00 per stuk en kunnen worden besteld door het verschuldigde bedrag over te maken naar girorekening 6131073 ten name van Kind en Ziekenhuis, Dordrecht, onder vermelding van de jaargang en het nummer.
Redactie
M. van Bergen-Rodts Mr. LM. Harkema-Dun M. van Loon-van Bovene Drs. H.A. van OosterhoutBos Drs. M.J. OverboschKamerbeek
Eindredactie
Van Rosendaal Tekstprodukties, Nojals et Clottes (Fr.)
Verslag van een moeder: 'Ik stond Kwaliteit van zorg: * Wederzijdse hechting 8 * Pasgeborenen op de couveuse-afdeling 9 * Gezonde pasgeborenen 10 * Zieke zuigelingen op kinderafdeling 12 Kinderartsen achter kwaliteitseisen
16
Commentaar naar aanleiding van een onderzoek. Door prof. dr. G.A. de Jonge.
machteloos'
20
21
VERDER IN DIT NUMMER:
Oproep ledenvergadering
2
Brieven van lezers
24
Van de werkgroepen
27
Contactadressen
28
Boeken
30
14
De Vereniging voor Kindergeneeskunde reageert 'voornamelijk aanvullend' op de kwaliteitskenmerken van 'Kind en Ziekenhuis'. Door mevrouw drs. L. JongkampDraaisma.
Adres redactie Aardappelmarkt 3 3311 BA Dordrecht tel. 078-146361
Druk Pasmans Offsetdrukkerij BV, Den Haag Ontwerp omslag: Jan A. Veenman
© Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1993
Het tijdschrift KIND EN ZIEKENHUIS is een uitgave onder verantwoordelijkheid van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis. Het is een middel om de standpunten van de vereniging uit te dragen en haar doelstellingen te verwezenlijken. In samenhang daarmee wordt in het blad ook in bredere zin aandacht besteed aan onderwerpen die met 'kind en ziekenhuis' verband houden. Met name voor bijdragen van derden geldt, dat deze niet noodzakelijkerwijs het standpunt van de vereniging vertolken of dat de vereniging het met de strekking eens is. Het overnemen van artikelen uit 'Kind en Ziekenhuis' is toegestaan, mits met bronvermelding. Bij overname ontvangt de redactie graag een exemplaar van het medium waarin het overgenomen artikel is geplaatst. Op foto's berust doorgaans copyright; voor het overnemen hiervan is schriftelijke toestemming van de redactie nodig.
1
VERENIGING
Landelijke Vereniging
Landelijke Vereniging
KIND EN ZIEKENHUIS
KIND EN ZIEKENHUIS OPROEP
Landelijk bureau Aardappelmarkt 3 3311 BA Dordrecht tel. 078-14 63 61 M. van Bergen-Rodts, directeur Drs. H.A. van Oosterhout-Bos Bestuur Drs. E. Lems-Kruidenier, voorzitter J. Bolsius-Klaarhamer, secretaris E.C. Bolsius, penningmeester Drs. J. Bokma I. Ophorst-Hoos Postbank 6131073 ten name van Kind en Ziekenhuis te Dordrecht Bank 13.46.21.417 ten name van Kind en Ziekenhuis te Dordrecht Lidmaatschap Het lidmaatschap van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis staat open voor iedereen die zich voelt aangesproken door de doelstelling: het bevorderen van het welzijn van het kind voor, tijdens en na een opname in het ziekenhuis. Aanmelding kan gebeuren: * schriftelijk of telefonisch bij het Landelijk Bureau van de vereniging; *door het insturen van het Aanmeldingsformulier dat elders in dit tijdschrift is afgedrukt. Leden ontvangen vier keer per jaar het tijdschrift KIND EN ZIEKENHUIS, de kwartaaluitgave van de vereniging. De minimum contributie bedraagt f 50.-per jaar. Het boekjaar loopt van l oktober tot 30 september. Bij toetreding in de loop van het boekjaar is de volledige contributie verschuldigd. In dat geval ontvangen nieuwe leden alsnog de in dat boekjaar reeds verschenen nummers van het tijdschrift KIND EN ZIEKENHUIS. Voor opzegging van het lidmaatschap geldt een opzegtermijn van drie maanden. Donateurschap Voor wie de vereniging moreel en financieel wil steunen bestaat de mogelijkheid zich als donateur aan te melden. Donateurs betalen een minimum bedrag van f 15.- per jaar. Zij ontvangen jaarlijks een speciale publikatie van de vereniging. Verhuizing Het is van belang bij verhuizing zo spoedig mogelijk een adreswijziging te sturen aan het Landelijk Bureau van de vereniging-
2
tot het bijwonen van de
Algemene Ledenvergadering 1993 die zal worden gehouden op zaterdag 12 juni 1993 in de vergaderzaal van de Nederlandse Patiënten/Consumenten Federatie, St. Jacobsstraat 14, Utrecht. AGENDA 10.30 uur
Zaal open
11.00 uur
Opening ledenvergadering Mededelingen Huishoudelijk gedeelte: * Notulen Algemene Ledenvergadering 1992 * Jaarverslag 1992 * Financieel overzicht 1992 * Verslag en benoeming kascommissie * Begroting 1993, gebaseerd op het Beleidsplan 1991/1992/1993 Bestuursmutaties Rondvraag
De vergaderstukken kunnen vanaf 15 mei 1993 schriftelijk worden aangevraagd bij het Landelijk Bureau van de vereniging, Aardappelmarkt 3, 3311 BA Dordrecht. Aansluitend aan de Algemene Ledenvergadering zal een werkgroepenbijeenkomst plaatsvinden. De agenda voor deze bijeenkomst zal aan de werkgroepen worden toegezonden.
Schenking en testament Indien u het werk van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis wilt steunen, kunt u een schenking aan de vereniging doen of de vereniging in uw testament opnemen. Daar de vereniging is aangemerkt (bij beschikking van 2 mei 1980) als rechtspersoon welke uitsluitend of nagenoeg uitsluitend een algemeen belang beoogt (als bedoeld in artikel 24, lid 4 van de Successiewet), is voor haar bij verkrijgingen krachtens schenking danwel krachtens erfrecht een verlaagd fiscaal tarief van toepassing. Bovendien gelden voor 1993 de volgende vrijstellingen: * wat het successierecht betreft tot een bedrag van f 14.544,—; * wat het schenkingsrecht betreft tot een bedrag van f7'.212,—. KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1993
THEMA
Zuigeling en kwaliteit
In dit themanummer wordt voornamelijk gesproken over de relatie moeder-kind. Het gestelde geldt evenzeer voor de relatie vaderkind. In de praktijk blijkt echter dat de moeder nog altijd vaker dan de vader de eerste en vaste verzorger van de pasgeborene is. KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1993
Dit nummer van KIND EN ZIEKENHUIS is het derde themanummer in de reeks 'Kwaliteit'. Waarom al die aandacht voor kwaliteit? Al weer bijna driejaar geleden (juni 1990) hebben zorgaanbieders, zorgverzekeraars en patiënten/consumenten in Leidschendam op de zogenoemde 'kwaliteitsconferenties' afspraken gemaakt over kwaliteitsbewaking en kwaliteitsbevordering in de gezondheidszorg. Deze afspraken hadden onder meer betrekking op het ontwikkelen van kwaliteitssystemen door de zorgaanbieders (onder andere ziekenhuizen en koepelorganisaties van beroepsgroepen). Ook is toen afgesproken dat de aanbieders, de verzekeraars en de patiënten/consumenten ieder hun eigen kwaliteitscriteria zouden ontwikkelen op grond van hun eigen verantwoordelijkheden. Met andere woorden: deze drie partijen zouden duidelijk moeten maken wat zij onder kwaliteit verstaan. Zonder dergelijke criteria is het immers niet mogelijk de kwaliteit te beoordelen. In Leidschendam is overeengekomen dat de criteria van de patiënten een duidelijke rol zouden spelen bij de ontwikkeling van kwaliteitsnormen. In de praktijk van alledag wordt echter onder kwaliteit nog veelal uitsluitend de kwaliteit van de medische zorg verstaan. Nog steeds wordt niet door iedereen en overal een goede psychosociale zorg voor kinderen in het ziekenhuis gezien als een essentieel onderdeel van kwaliteitszorg. Zo werd in het themanummer 'Adolescent en kwaliteit' de uitspraak van een arts opgetekend, dat ouderparticipatie heel goed kan zijn, maar dat invoering ervan niet ten koste mag gaan van de kwaliteit van zorg. Kind en Ziekenhuis ziet zich dan ook genoodzaakt keer op keer duidelijk naar voren te brengen wat zij ziet als kwaliteit van zorg. In het eerste themanummer 'Kwaliteit' (juni 1992) werden de voornaamste kwaliteitskenmerken voor kinderen in het ziekenhuis beschreven. Omdat adolescenten verschillen van zowel kinderen als volwassenen was het tweede themanummer (december 1992) aan deze patiëntengroep gewijd. Het themanummer dat nu voor u ligt, richt zich op de kwaliteit van zorg voor zuigelingen. Niet omdat zuigelingen fundamenteel andere behoeften zouden hebben dan peuters of kleuters en daaruit andere kwaliteitseisen zouden voortvloeien, maar omdat er ten aanzien van zuigelingen een aantal hardnekkige misvattingen bestaat. Zo zou een zuigeling al tevreden zijn als hij zijn natje en zijn droogje maar op tijd krijgt. Een zuigeling zou daarom zijn ouders niet zo nodig hebben als een peuter of een kleuter. Bij geen enkele andere leeftijdsgroep dan die van de zuigelingen wordt zo weinig aandacht besteed aan de psychosociale aspecten van een ziekenhuisopname. De vereniging Kind en Ziekenhuis wijdt dit themanummer speciaal aan de kwaliteit van zorg voor pasgeborenen op de verlosafdeling, pasgeborenen in de couveuse en kinderen van nul tot twaalf maanden op de kinderafdeling. Zij hoopt daarmee te bewerkstelligen dat in de nabije toekomst de zorg voor zuigelingen in het ziekenhuis het predikaat 'kwaliteit' zal verdienen. Redactie 3
THEMA
Margreet van Bergen-Rodts
Ouderparticipatie bij zuigelingen loopt f link achter OOK DE ALLERKLEINSTEN VERGEN EEN DUIDELIJK KWALITEITSBELEID Ouderparticipatie is tegenwoordig in veel ziekenhuizen een ingeburgerd begrip. Hoewel er nog wel veel verschil is tussen het ene ziekenhuis en het andere, stellen de meeste ziekenhuizen zich positief op ten aanzien van ouderparticipatie. Het is echter onbegrijpelijk dat ouderparticipatie volop in praktijk wordt gebracht bij peuters en kleuters, terwijl dit bij zuigelingen in veel mindere mate gebeurt. Dat de ontwikkeling van ouderparticipatie bij zuigelingen een achterstand heeft ten opzichte van die bij peuters en kleuters kwam reeds naar voren uit een onderzoek naar ziekenhuisvoorzieningen voor 0-18 jarigen, 4
dat in 1987 in opdracht van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis werd uitgevoerd. Ook uit de gegevens van de enquête die de vereniging in 1991 hield ten behoeve van haar gids 'Welk ziekenhuis kiest u', bleek dat ouderparticipatie bij zuigelingen achterblijft. Voor het themanummer 'Zieke zuigelingen' (december 1990) informeerde de redactie van het tijdschrift Kind en Ziekenhuis bij een aantal ziekenhuizen naar de daar levende opvattingen en ideeën over het hoe en waarom van ouderparticipatie bij zuigelingen. Uit de antwoorden bleek pijnlijk duidelijk, dat de medewerkers op de betreffende kinderafdelingen weinig in-
zicht hadden in de emotionele ontwikkeling van de nuljarige en de invloed die een ziekenhuisopname en de daarmee gepaard gaande scheiding van de ouders op deze ontwikkeling kunnen hebben. Wanneer ouders niet zelf aandrongen op rooming-in werd het doorgaans ook niet aangeboden. Eén van de ziekenhuizen antwoordde: 'De baby's zelf worden goed verzorgd en zijn zich waarschijnlijk minder dan de wat oudere kinderen bewust van de aan- of afwezigheid van de ouders'. Voorvechters van meer ouderparticipatie bij zuigelingen krijgen nogal eens te horen, dat het vooral de moeder is die de sterke behoefte voelt om KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1993
THEMA
Verpleegkundigen en artsen weten te weinig over de wederzijdse hechting van ouder en kind. bij haar kind te zijn, maar dat het voor een baby niet uitmaakt wie hem verzorgt als hij maar op tijd zijn natje en zijn droogje krijgt. Hieruit kan worden geconcludeerd dat verpleegkundigen en artsen niet voldoende zijn geïnformeerd over het proces en het belang van wederzijdse
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1993
hechting van ouder en kind. Zij beseffen daardoor niet, dat wat goed is voor de moeder, ook goed is voor het kind. Een kind is immers slecht af wanneer zijn moeder niet de behoefte voelt om bij hem te zijn. Op de meeste couveuseafdelingen wordt tegenwoordig gelukkig wel het belang van ouderparticipatie ingezien. Ouders van couveusekinderen worden doorgaans aangemoedigd hun kind te bezoeken, hun kind aan te raken, te voeden en op de blote borst te leggen. Met name op de intensive-care couveuse-afdelingen is, mede dankzij de werkzaamheden van de Vereniging Ouders van Couveusekinderen, op het gebied van ouderpar-
ticipatie baanbrekend werk verricht. Jammer genoeg is het echter nog niet mogelijk, dat moeder en kind in die belangrijke eerste periode na de geboorte onafgebroken samen kunnen zijn. De problemen die dit samenzijn in de weg staan, zouden met meer daadkracht uit de weg moeten worden geruimd. Zo zou het bij voorbeeld regel moeten zijn, dat de moeder te allen tijde het kind volgt als het naar een (ander) ziekenhuis moet; ook als de baby naar een kinderziekenhuis wordt verwezen. In een land als Nederland, waar zoveel verschillende vormen van kraamzorg bestaan, moet het toch mogelijk zijn de kraamvrouw te ver5
THEMA zorgen in een ruimte nabij het couveusecomplex waar haar kind wordt verpleegd. Indien de moeder in het ziekenhuis aanwezig is, verloopt de communicatie tussen beide ouders en artsen eenvoudiger. De ouders zijn daardoor beter geïnformeerd en voelen zich waarschijnlijk meer verantwoordelijk voor het kind dan wanneer de moeder ver van haar kind verblijft. Mede daardoor zijn de ouders beter toegerust om weloverwogen mee te beslissen als er zich grote problemen voordoen.
Gezonde baby's
Niet alleen bij zieke zuigelingen moet aandacht worden besteed aan het in stand houden of het tot stand komen van een goede relatie tussen kind en ouders. Ook de gezonde pasgeborenen in het ziekenhuis verdienen die aandacht. Dit is ook de mening van de Nationale Ziekenhuisraad, zoals blijkt uit het in 1980 verschenen rapport 'Ziekenhuisklimaat voor O tot 18 jarigen'. In dit rapport staat: 'Hoe belangrijk juist deze periode (eerste week na de geboorte) is voor het kind, voor zijn ouders, eventuele andere gezinsleden en voor de ontwikkeling van onderlinge relaties, blijkt uit talrijke studies. Evenzeer is duidelijk dat in een ziekenhuis in deze fase veel mis kan gaan'. Eén van de aanbevelingen uit het rapport betrof het dag en nacht samenzijn van moeder en zuigeling in één kamer op de kraamafdeling. Uit een in 1992 door UNICEF-Nederland gehouden onderzoek (zie het artikel van G.A. de Jonge elders in dit tijdschrift) bleek echter, dat het percentage ziekenhuizen waar de kinderen dag en nacht bij hun moeder op de kamer liggen, helaas nog steeds laag is. Het percentage ziekenhuizen waar de moeder haar baby kan meenemen wanneer zij zelf moet worden opgenomen, is waarschijnlijk nog kleiner. Enkele ziekenhuizen nemen moeder en kind wel te samen op als de moeder borstvoeding geeft, maar als het kind flesvoeding krijgt, wordt het samenblijven van moeder en kind kennelijk niet als belangrijk gezien. Eén van de redenen waarom verpleegkundigen zo weinig oog hebben voor de behoeften van de zuigeling en van de ouders, ligt tamelijk voor de hand. In de meeste studieboeken voor verpleegkundigen wordt heel weinig
Scheiding van moeder en zuigeling
Al in twaalfde eeuw waren nadelen bekend Het eerste bekende verslag over de schade die een baby wordt aangedaan als hij van zijn moeder wordt gescheiden en haar specifieke zorg moet ontberen, dateert uit de twaalfde eeuw. Frederik II, koning van Duitsland, koning van Sicilië en keizer van het Heilige Romaanse Rijk (11941256) liet een experiment uitvoeren, waarover zijn kroniekschrijver Salimbene het volgende optekende: '... hij wilde te weten komen welke taal en op "welke manier kinderen zouden spreken, wanneer zij opgroeiden zonder ooit iemand te hebben horen spreken. Hij gaf daarom een aantal pleegmoeders en minnen de opdracht om de kin-
deren die zij onder hun hoede hadden, alleen maar te voeden, te baden en te verschonen zonder ooit tegen hen te brabbelen of te praten. Hij wilde op deze manier te weten komen welke taal zij zouden gaan spreken: Hebreeuws, de oudste taal, Grieks, Latijn, Arabisch of wellicht de taal van hun biologische ouders. Hij kwam er echter nooit achter, want alle kinderen stierven. Zij konden niet in leven blijven zonder liefdevol te worden toegesproken en zonder dat hun pleegmoeders hen knuffelden en toelachten.'
Studieboeken voor verpleegkundigen besteden weinig aandacht aan het hechtingsproces.
schijnlijkheid vijfendertig tot veertig procent van de totale beddencapaciteit voor zieke kinderen in onze ziekenhuizen worden bezet door nuljarigen. Daarbij ziet het er niet naar uit, dat het aantal ziekenhuisbevallingen zal afnemen. Zuigelingen zullen dus een belangrijk deel van de patiëntenpopulatie van het ziekenhuis blijven uitmaken. Een duidelijk kwaliteitsbeleid voor deze patiëntengroep is noodzakelijk. Aandacht voor de kwaliteit van de zorg voor zuigelingen in het ziekenhuis, met als speciaal accent aandacht voor de kwaliteit van de hechting tussen ouder en kind, verzacht niet alleen veel verdriet, maar kan zeker ook worden beschouwd als een vorm van preventieve gezondheidszorg.
aandacht besteed aan het hechtingsproces en aan de gevolgen van een ziekenhuisopname gedurende het eerste levensjaar. Wat er beschreven staat over de ziekenhuisopname van nuljarigen betreft vooral de reacties van kinderen ouder dan zes maanden. Dit is namelijk de leeftijd dat een baby eenkennig wordt en een gedrag gaat vertonen waar verpleegkundigen vaak geen raad mee weten. In de mij bekende boeken wordt onvoldoende benadrukt, dat de relatie tussen ouder en kind zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden en dat het eenkennig worden een gezond teken is, dat erop duidt dat het kind zich aan de ouder hecht. In geen enkel studieboek heb ik het advies aangetroffen, dat een verpleegkundige aan de bel moet trekken als een kind van die leeftijd niet eenkennig is.
Belangrijke groep In het jaar 1995 zal naar alle waar-
6
Vertaling van een passage uit: Else Stenbak: Care of children in hospital, 1986.
Literatuur - Ziekenhuisklimaat voor O tot 18 jarigen. Nationale Ziekenhuisraad 1980. - Een onderzoek naar enige ziekenhuisvoorzieningen m.b.t. 0-18 jarigen. De situatie vergeleken met die van 1977 en 1982. Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis, 1987. - Zieke zuigelingen. Themanummer 'Kind en Ziekenhuis', 13ejrg. 1990, nr.4. - Welk ziekenhuis kiest u? (4e druk). Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis, 1992.
Mevrouw M. van Bergen-Rodts is directeur van het Landelijk Bureau van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis.
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1993
THEMA
Handvest Kind en Ziekenhuis
1 KINDEREN worden niet in een ziekenhuis opgenomen als de zorg die zij nodig hebben thuis, in dagbehandeling of poliklinisch kan worden verleend.
2
KINDEREN hebben het recht hun ouders of verzorgers altijd bij zich te hebben.
3 OUDERS wordt accommodatie en de mogelijkheid tot overnachting naast het kind aangeboden zonder dat daar kosten voor in rekening worden gebracht. OUDERS worden geholpen en gestimuleerd bij het kind te blijven en deel te nemen aan de verzorging en verpleging van het kind.
4 KINDEREN en OUDERS hebben recht op informatie. De informatie wordt aangepast aan leeftijd en bevattingsvermogen van het kind. Maatregelen worden genomen om pijn, lichamelijk ongemak en emotionele spanningen te verlichten.
5 KINDEREN en OUDERS hebben recht op alle informatie die noodzakelijk is voor het geven van toestemming voor onderzoeken, ingrepen en behandelingen. KINDEREN worden beschermd tegen overbodige behandelingen en onderzoeken en tegen oneigenlijk gebruik van persoonlijke gegevens.
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1993
6
KINDEREN worden in het ziekenhuis gehuisvest en verzorgd samen met kinderen in dezelfde leeftijds- en/of ontwikkelingsfase. KINDEREN worden niet samen met volwassenen verpleegd. Er bestaat geen leeftijdsgrens voor bezoekers.
De tekst van dit handvest werd op de Eerste Europese Conferentie Kind en Ziekenhuis, in mei 1988 gehouden in Oegstgeest, aangenomen door België: Vereniging Kind en Ziekenhuis; Denemarken: Nordisk Forening For Syke Barns Behov(NOBAB); Engeland: National Association for the Welfare of Children in Hospital (NAWCH); Finland: Nordisk Forening For Syke Barns Behov (NOBAB); Frankrijk: Association pour l'Amélioration des Conditions d'Hospitalisation des Enfants (APACHE); Italië: Associazione per il Bambino in Ospedale (ABIO); Nederland: Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis; Noorwegen: Nordisk Forening For Syke Barns Behov (NOBAB); W.Duitsland: Aktionskomitee Kind im Krankenhaus e.V. (AK1K); IJsland: 'Umhyggja', Felag til Stuanings Sjukum Börnum; Zweden: Nordisk Forening For Syke Barns Behov (NOBAB); Zwitserland: Schweizeriches Verein Kind und Krankenhaus en door de World Health Organization (WHO).
7 KINDEREN hebben recht op mogelijkheden om te spelen, zich te vermaken en onderwijs te genieten al naar gelang hun leeftijd en lichamelijke conditie. Kinderen hebben recht op verblijf in een stimulerende, veilige omgeving waar voldoende toezicht is en die berekend is op kinderen van alle leeftijdscategorieën. 8 KINDEREN worden behandeld en verzorgd door medisch, verpleegkundig en ander personeel dat speciaal is opgeleid om kinderen te behandelen en te verzorgen en daarnaast beschikt over kennis en ervaring die hen in staat stellen tegemoet te komen aan de emotionele noden van het kind en het gezin.
9
KINDEREN hebben recht op verzorging en behandeling door zoveel mogelijk dezelfde personen, die onderling optimaal samenwerken. 10 KINDEREN hebben het recht met tact en begrip te worden benaderd en behandeld. Hun privacy wordt te allen tijde gerespecteerd.
Nederland
In Nederland is het 'Handvest Kind en Ziekenhuis' inmiddels onderschreven door de volgende organisaties: de Sectie Ziekenhuizen van de Nationale Ziekenhuisraad (de huidige Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen); de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde; de Nederlandse Maatschappij voor Verpleegkundigen (opgegaan in: de 'Nieuwe unie '91'); de Nederlandse Vereniging voor Fysiotherapie in de Kinder- en Jeugdgezondheidszorg en de Landelijke Werkgroep Kinderverpleegkundigen (LWK).
7
THEMA
Wat verstaat de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis onder kwaliteit van zorg? Vanuit de visie die is vastgelegd in het 'Handvest Kind en Ziekenhuis' wordt op de volgende pagina's voor de gezonde pasgeborenen op de verlosafdeling, voor pasgeborenen in de couveuse en voor kinderen van nul tot twaalf maanden op de kinderafdeling een beknopte beschrijving gegeven van wat de vereniging karakteristiek acht voor een goede kwaliteit van zorg. Vervolgens worden vanuit het perspectief van Kind en Ziekenhuis de specifieke kwaliteitskenmerken voor de diverse categorieën zuigelingen in het ziekenhuis op een rij gezet. In de reeks themanummers over 'Kwaliteit van zorg' zijn eerder de themanummers 'Kwaliteit' (juni 1992) en 'Kwaliteit en adolescent' (december 1992) verschenen. Exemplaren van deze themanummers kunnen nog worden besteld door f 16.- per themanummer over te maken op giro 6131073 ten name van Kind en Ziekenhuis te Dordrecht, onder vermelding van het gewenste themanummer.
8
Wederzijdse hechting De ontwikkeling van een normale ouder-kindrelatie kan worden belemmerd wanneer een baby gescheiden van de ouders in het ziekenhuis verblijft. Elke kraamafdeling, elke kinderafdeling en elk kinderziekenhuis dient daarom een beleid te voeren dat gericht is op het voorkomen van situaties waarin de ouderkindrelatie wordt verstoord of niet goed op gang komt. Het beleid moet worden vertaald in doeltreffende maatregelen, zodanig dat daarmee wordt tegemoet gekomen aan de zeer fundamentele en natuurlijke wens van ouders om bij hun kind te kunnen zijn. Wanneer deze wens niet of (nog) nauwelijks aanwezig is bij de ouders kan bovendien ondersteuning worden geboden om kind en ouder op de goede weg te helpen. Problematische ouder - kindrelaties kunnen de ontwikkeling van medische, psychische en sociale problemen in de hand werken, die op hun beurt niet zelden leiden tot ziekenhuisopname van het kind. Door oog te hebben voor de relatie tussen ouders en hun baby geven hulpverleners in het ziekenhuis er blijk van, dat het totale welzijn van het kind hen ter harte gaat.
Het kind
De pasgeborene hecht zich in eerste instantie aan degene die hem verzorgt. De baby raakt gewend aan de manier waarop hij wordt opgetild en in de armen genomen. Hij raakt vertrouwd met het geluid van de stem, met het gezicht en met de geur van degene die hem verzorgt. Hij stelt zich in op deze prikkels. De regelmaat waarmee deze prikkels terugkomen en de bevrediging van natuurlijke behoeften als honger en dorst geven de baby een gevoel van geborgenheid en veiligheid. Een baby ervaart het doorgaans als een schok wanneer hij plotseling een of meerdere andere verzorgers krijgt. Over de vraag of dit blijvend negatieve gevolgen met zich meebrengt en wat precies de gevolgen kunnen zijn als de pasgeborene geen vaste verzorger heeft, bestaat geen eenduidigheid onder wetenschappers. Kind en Zie-
kenhuis is echter van mening, dat het niet van humaniteit getuigt als gezondheidswerkers zich alleen maar laten leiden door de vraag of wetenschappelijk bewezen is dat iets schadelijke gevolgen heeft voor een kind. Het feit alleen al, dat een bijdrage kan worden geleverd aan het welzijn van kind en ouder, zou voldoende aanleiding moeten zijn voor een bepaalde handelwijze of een bepaald beleid.
De ouders
Gehechtheid is er niet zomaar zonder meer bij de geboorte. Hechting is ook van de kant van de ouders een proces, dat van persoon tot persoon kan ver schillen in aard en intensiteit. Sommige ouders hebben er ook wat meer tijd voor nodig dan andere. Van be lang is allereerst of het kind gewenst is en of moeder en vader ook mentaal aan de geboorte toe zijn. Na de geboorte is het van belang, dat ouders hun gevoelens van tederheid en zorg kunnen uiten. Als deze gevoelens nog niet in sterke mate aanwezig zijn, moet een situatie worden gecreeerd waarin de baby de kans krijgt een appèl te doen op deze gevoelens. Een moeder die haar kind niet zelf kan of mag verzorgen, voelt zich vaak gefrustreerd, omdat zij de al aanwezige of zich ontwikkelende moedergevoelens moet onderdrukken. Indien een dergelijke onderdrukking lange tijd aanhoudt, bestaat de mogelijkheid dat haar gevoelens voor het kind zich ook later niet meer op natuurlijke wijze kunnen ontplooien. Doordat de moeder niet de voldoening kent dat zij in staat is haar eigen kind een ge voel van veiligheid en geborgenheid te geven, bestaat bovendien de kans dat haar zelfvertrouwen als moeder al bij de start van het moederschap een gevoelige deuk oploopt. D Zie ook: - Zieke Zuigelingen. Themanummer 'Kind en Ziekenhuis', 13e jrg. 1990, nr. 4. - J.E. de Boer: Hechting. In: Ouders. Themanummer 'Kind en Ziekenhuis', 15e jrg. 1992, nr.3, p.80-83. KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1993
THEMA Vroeggeboorte of ziekte van een pasgeboren baby is vaak reden voor opname op de couveuseafdeling van een algemeen ziekenhuis of in een van de gespecialiseerde neonatolgische centra. In beide gevallen betekent het, dat het kind een noodzakelijke, veelal levensreddende behandeling moet ondergaan en geïsoleerd wordt verpleegd, waardoor het niet bij de moeder mag blijven. Het zou echter wel mogelijk moeten zijn, dat de moeder bij de baby blijft. Helaas is dit geen gewoonte. Doordat het kind geïsoleerd moet worden verpleegd en de ouders niet zelf voor het kind zorgen, zal het wederzijdse hechtingsproces niet op een natuurlijke en vanzelfsprekende wijze kunnen verlopen. Daarom moeten zowel ouders als kind worden geholpen naar elkaar toe te groeien. Dit is geen eenvoudige zaak. De ouders hebben zich bij een vroegtijdige geboorte veelal nog onvoldoende emotioneel voorbereid op de komst van hun kind. Daarbij komen de onzekerheid en de angst van de ouders over de levenskansen van het kind en de teleurstelling niet in staat te zijn geweest een gezonde en mooie baby ter wereld te brengen. Juist in een dergelijke situatie is het zaak dat de ouders regelmatig bij hun kind zijn, hun kind aanraken, het voeden en er zelf zoveel mogelijk voor zorgen opdat het 'moedergevoel' (vadergevoel) de kans krijgt zich te ontwikkelen. Door de moeder te stimuleren bij het kind te zijn en de moeder te helpen voor haar kind te zorgen wordt bovendien voorkomen dat zij ten opzichte van de verpleegkundigen concurrentiegevoe-
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1993
Pasgeborenen op de couveuse-afdeling lens of gevoelens van jaloezie ontwikkelt, die gelijktijdig met het ontwakend moedergevoel kunnen optreden.
Pijn
Voor het kind betekent opname in de couveuse vaak, dat het aan talrijke pijnlijke behandelingen wordt blootgesteld en dat het vele voor zijn huid, oren en ogen onaangename prikkels te verwerken krijgt. Ouders, artsen en verpleegkundigen moeten er samen alert op zijn dat de baby geen pijn lijdt. Daarbij moeten zij er ook voor zorgen dat het kind aangename zintuiglijke ervaringen kan opdoen. Beide ouders moeten daarom de kans krijgen om het kind op de borst te leggen, te strelen en te wiegen en met het kind te communiceren door te praten ofte zingen. Het kind ontvangt dan de prikkels die het in een normale situatie ook zou krijgen en die doorgaans maken dat het kind zich bij de ouders prettig voelt. De aanwezigheid van de ouders betekent niet, dat het infectiegevaar voor de baby toeneemt. Uit de praktijk blijkt, dat verpleegkundigen, die erop moeten toezien dat ouders de noodzakelijke maatregelen treffen ter voor-
koming van infectie, in aanwezigheid van ouders zelf ook zorgvuldiger de regels in acht nemen. Het infectiegevaar wordt hierdoor verminderd: immers, infecties worden voornamelijk overgebracht door verpleegkundigen en artsen die van baby naar baby gaan.
Kwaliteitskenmerken couveuse-afdeling Met het oog op de gewenste kwaliteit van de zorg dienen voor de couveuseafdeling de volgende criteria te worden gehanteerd. * De couveuse-afdeling maakt deel uit van de kinderafdeling. De kinderaf deling ligt naast de verlosafdeling of heeft hiermee door middel van een lift een directe verticale relatie. * Er is een informatiebrochure speci aal voor de couveuse-afdeling. *Bij de couveuse-afdeling is een overnachtingsruimte voor ouders. *Er is te allen tijde gelegenheid tot bezoek van ouders. * In overleg met de ouders is er gelegenheid tot bezoek van familieleden of anderen die door de ouders als direct betrokkenen worden ge zien. * Ouders kunnen het kind verzorgen en koesteren (huid-op-huidcontact, kangeroeën) en worden hierin ook gestimuleerd. Dit geldt ook voor het voeden (borst-, fles- of sonde voeding). Ouders worden mondeling en schriftelijk op deze mogelijkheden attent gemaakt. *Ten aanzien van borstvoeding wordt een positieve houding aangenomen met betrekking tot de wens van de ouders. Dit wordt mede kenbaar gemaakt in de informatiebrochure. *Te allen tijde is een ervaren verpleegkundige met kinderaantekening aanwezig in de couveusekamer. *Er wordt een bezoeklijst bijgehou9
THEMA den opdat mogelijke problemen die een weerslag kunnen hebben op de ontwikkeling van de ouderkindrelatie, in een vroeg stadium kunnen worden gesignaleerd. *Het voorkomen en bestrijden van pijn heeft een hoge prioriteit en wordt voor zoveel mogelijk verrichtingen in protocollen vastgelegd. * Het voorkomen van overlast voor de baby veroorzaakt door onder andere geluid en licht heeft een hoge priori teit. Richtlijnen om overlast zoveel mogelijk te beperken zijn op schrift gezet. * Artsenvisite vindt plaats op een te voren vastgesteld tijdstip zodat de ouders daarbij aanwezig kunnen zijn; de behandelend specialist is dagelijks op vaste tijden bereikbaar voor overleg met ouders van opgenomen kinderen. Er is een ruimte voor vertrouwelijk overleg met artsen, verpleegkundigen en andere hulpverleners. * Het ontslag van de baby uit het ziekenhuis moet plaatsvinden in overleg met de ouders. * Alvorens de baby over te plaatsen in een andere couveuse of in een wieg worden de ouders geïnformeerd. * In relevante situaties worden ouders attent gemaakt op het recht op ouderinspraak en een 'second opinion' terzake van morele beslissingen. De ouders worden ook schriftelijk op deze rechten geattendeerd. * Een protocol inzake het besluitvormingsproces rond het wel of niet (verder) behandelen van pasgeborenen is vastgesteld en schriftelijk vastgelegd. Dit protocol is voor ouders beschikbaar.
Accommodatie Ten aanzien van de accommodatie gelden nog de volgende criteria. *De couveuseafdeling is gesitueerd in een rustig en 'verkeersluw' gedeelte van de kinderafdeling. *De privacy van ouders en kinderen wordt gerespecteerd. Bijgevolg is er geen glas in de wanden die de couveuseafdeling afschermen van de gangen of van de rest van de kinderafdeling. * De moeder kan in een bed of op een brancard naast de couveuse worden geplaatst waarin haar baby ligt. De afmetingen van deuren, sluis en de ruimte rondom de couveuse zijn daarop berekend. *Naast elke couveuse staat een 'makkelijke' stoel (schommelstoel). 10
* Rondom de couveuse-éénheid (couveuseapparatuur en ruimte voor een bed voor een volwassene) is een gordijnafsluiting mogelijk. * Wanden, plafonds en vloeren zijn van geluiddempend materiaal. * Kinderen die niet in een couveuse maar in een wieg worden verpleegd, en voor wie de temperatuur van de kinderzalen of kinderboxen te laag is, verblijven niet in een couveuse kamer maar in een zogenoemde warme-wiegenkamer. Naast bovengenoemde criteria dienen ook de kwaliteitskenmerken zoals die zijn vermeld in het in juni 1992 verschenen themanummer 'Kwaliteit' van het tijdschrift Kind en Ziekenhuis in aanmerking te worden genomen, te
weten: Kwaliteitskenmerken Kinderafdeling; Ouderparticipatie; Informed consent. Zie ook: - Ziekenhuisklimaat voor O tot 18 jarigen. Nationale Ziekenhuis raad 1980. - Rapport Kinderafdelingen. Col lege voor ziekenhuisvoorzieningen. 1990 Rapportnummer 290. - Vroeggeborenen. Themanummer Kind en Ziekenhuis, 14e jrg., 1991, nr.3. - Bouwkundig-functionele beoordelingsmaatstaven algemene zieken huizen; kinderafdeling. College voor ziekenhuisvoorzieningen. 1992 Rapportnummer 047.
Gezonde pasgeborenen op de verlosafdeling De betekenis van het contact tussen moeder en kind direct na de bevalling is de afgelopen twintig jaar onderwerp geweest van veel onderzoeken. Deze onderzoeken wijzen uit dat de interactie tussen moeder en kind in de eerste minuten en uren na de bevalling van belang is voor de ontwikkeling van een gezonde moederkindrelatie. Ook is inmiddels duidelijk geworden, dat de ontwikkeling van de moederkindrelatie een optimale kans krijgt als moeder en kind dag en nacht samen op dezelfde kamer verblijven. Hierbij is ook van belang, dat de moeder het kind zoveel mogelijk zelf verzorgt en voedt op de momenten dat zij denkt dat het kind daar behoefte aan heeft. Het blijkt dat moeders die hun kind zelf verzorgen al na korte tijd meer zelfvertrouwen hebben bij het verzorgen van hun baby dan moeders die hun kind alleen op vaste voedingstijden in de armen krijgen. Daarbij komt dat de kans op borstvoeding wordt bevorderd wanneer moeder en kind onafgebroken bij elkaar kunnen zijn. Ook als het kind geen borstvoeding krijgt geeft het samenzijn de moeder de mogelijkheid haar kind goed te leren kennen en de fantasieën over het kind die zij voor de geboorte had, te toetsen aan de werkelijkheid. Bo-
vendien zijn de verzorgers en andere betrokkenen in de gelegenheid te signaleren of er iets schort aan de communicatie tussen moeder en kind,
Uit: Oei ik groei De citaten van kraamvrouwen op deze en andere pagina's in dit blad zijn ontleend aan: Hetty van de Rijt en Frans X. Plooij - Oei, ik groei! De acht sprongen in de mentale ontwikkelingen van je baby. Zomer & Keuning, Ede/Antwerpen, 1992. Een bespreking van deze uitgave staat op pagina 30. 'In het ziekenhuis kreeg ik mijn baby alleen overdag. Op de voedingstijden. Niets was zoals ik me had voorgesteld. Ik wilde borstvoeding geven, maar soms gaven ze stiekem een flesje. Voor het gemak, 's Nachts gaven ze altijd de fles. Ik wilde haar vaker bij me hebben, maar dat mocht niet. Ik voelde me hulpeloos en kwaad. Toen ik na tien dagen naar huis mocht, dacht ik: Hou haar nou ook maar. Het was net of ze een vreemde was, alsof ze niet van mij was.' KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1993
THEMA waardoor het mogelijk is hier al in een vroeg stadium op te reageren. Doordat veel kraamvrouwen na de bevalling naar huis terugkeren om daar het 'kraambed' door te brengen, zullen er in het ziekenhuis veel moeders (met hun baby) achterblijven die extra verzorging behoeven. Dit mag echter geen reden zijn het contact tussen moeder en kind te beperken of bij voorbaat de mogelijkheid tot borstvoeding uit te sluiten. Juist in een ziekenhuis mag worden verwacht, dat deskundige verpleegkundige hulp zich ook uitstrekt tot het scheppen van gelegenheid tot intensief contact tussen moeder en kind en tot optimale ondersteuning bij het met succes op gang brengen van de borstvoeding; ook in moeilijke situaties. Als de baby bij zijn moeder op de kamer ligt (rooming-in) is het infectiegevaar voor de baby kleiner dan wanneer hij op een centrale babykamer ligt. Dit effect gaat uiteraard verloren wanneer de zuigelingen overdag wel maar 's nachts niet bij de moeders zijn en ook wanneer de baby's in een centrale ruimte worden gebaad of verschoond. De kraamzorg in het ziekenhuis dient gezinsgericht te zijn. Dit houdt in dat met de wensen (bijvoorbeeld met betrekking tot bezoek, verzorging) van vader en andere gezinsleden rekening wordt gehouden.
Tien vuistregels voor het welslagen van de borstvoeding KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1993
Kwaliteitskenmerken gezonde pasgeborenen op de verlosafdeling Met het oog op de gewenste kwaliteit van de zorg dienen voor gezonde pasgeborenen op de verlosafdeling de volgende criteria te worden gehanteerd. * De gezonde pasgeborene wordt direct na de geboorte bij de moeder gelegd (huid-op-huidcontact). * Moeder en kind verblijven zowel overdag als 's nachts op één kamer. *Er verblijven niet meer dan twee moeders met hun pasgeborenen op één kamer. * De wieg wordt zo neergezet, dat de moeder het kind kan zien en aanraken. *De baby's worden gebaad en verschoond op de kamer waar moeder en kind verblijven. *Er is te allen tijde gelegenheid tot bezoek voor de vader, broertjes en zusjes of andere personen die door de moeder als direct betrokken worden gezien. *De verpleegkundigen werken volgens het model van geïntegreerde verpleging, ook wel patiëntgerichte verpleging genoemd.
Alle instellingen voor moeder- en kindzorg dienen er zorg voor te dragen: 1. dat zij een beleid ten aanzien van borstvoeding op papier hebben, dat standaard bekend gemaakt wordt aan alle betrok ken medewerkers; 2. dat alle betrokken medewerkers de vaardigheden aanleren, die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van dat beleid; 3. dat alle zwangere vrouwen voorgelicht worden over de voordelen en de praktijk van borstvoeding geven; 4. dat moeders binnen een uur na de geboorte van hun kind ge holpen worden met borstvoeding geven; 5. dat aan vrouwen wordt uitgelegd hoe zij hun baby aan moe ten leggen en hoe zij de melk-
*De kinderarts is medeverantwoordelijk voor alle pasgeborenen op de kraamafdeling. Elke pasgeborene wordt door hem onderzocht. Dit gebeurt in aanwezigheid van de moeder. De kinderarts is medeverantwoordelijk voor het scheppen van een klimaat op de kraamafdeling waarbinnen optimale aandacht is voor de ouder-kindrelatie. *De kraamafdeling voert een beleid waarbij borstvoeding wordt gestimuleerd. Alle medewerkers op de kraamafdeling zijn geschoold in de praktische begeleiding van het borstvoedingsproces. Dit beleid gaat uit van de tien vuistregels zoals deze door UNICEF en de WHO (Wereldgezondheidsorganisatie)zijn opgesteld (zie onderaan deze pagina). Zie ook: - Ziekenhuisklimaat voor O tot 18 jarigen. Nationale Ziekenhuis raad 1980; - Pasgeborenen. Themanummer 'Kind en Ziekenhuis', 6e jrg. 1983, nr.l; - De bescherming, bevordering en ondersteuning van borstvoeding: de bijzondere rol van de gezondheidszorg. Gezamenlijke uitgave van UNICEF-Nederland en de Vereniging Borstvoeding Natuur lijk, 1991.
produktie in stand kunnen houden, zelfs als de baby van de moeder gescheiden moet worden; 6. dat pasgeborenen geen andere voeding dan borstvoeding krij gen, noch extra vocht, tenzij op medische indicatie; 7. dat moeder en kind dag en nacht bij elkaar op een kamer mogen blijven (rooming-in); 8. dat borstvoeding op verzoek wordt nagestreefd; 9. dat aan pasgeborenen die borstvoeding krijgen, geen speen of fopspeen wordt gege ven; 10. dat er borstvoedingsbegeleidingsgroepen (moedergroepen) kunnen worden gevormd en dat vrouwen bij het beëindigen van de zorg naar deze groepen worden verwezen.
11
THEMA
Zieke zuigelingen op de kinderafdeling Het eerste levensjaar vormt een zeer belangrijke fase in de ontwikkeling van een kind. Wanneer een kind in deze levensfase in het ziekenhuis wordt opgenomen, bestaat de kans dat het achter raakt in ontwikkeling en dat de hechtingsrelatie tussen ouder en kind wordt verstoord of niet goed op gang komt. Dit als gevolg van het feit dat het kind van de ouders wordt gescheiden en bovendien in een omgeving verblijft die de lichamelijke, verstandelijke en emotionele ontwikkeling van een kind niet stimuleert. Baby's ouder dan zes maanden hebben zich, als het goed is, al sterk gehecht aan de ouders en aan hun naaste omgeving. Het is uitermate belangrijk dat de ouder bij het kind blijft en voor het kind zorgt indien een kind in deze leeftijdsfase in een ziekenhuis wordt opgenomen. Indien de ouder zoveel mogelijk met het kind omgaat zoals het kind het thuis gewend is, zal dit de normale ontwikkeling stimuleren. Bovendien zullen bij het kind minder stress-gevoelens als gevolg van de scheiding ontstaan, waardoor het sneller zal genezen. Baby's van nul tot zes maanden lijken voor een buitenstaander oppervlakkig gezien weinig reacties te vertonen als zij van de vaste verzorger worden gescheiden. Dit leidt tot de misvatting, dat deze kinderen hun ouders minder nodig hebben dan oudere kinderen wanneer zij in het ziekenhuis worden opgenomen. Niets is minder waar. Voor een gezonde ontwikkeling en voor het tot stand komen en in stand houden van de nog broze wederzijdse band is het van essentieel belang dat bij een ziekenhuisopname ouder en kind juist in deze fase niet van elkaar worden gescheiden. Dat geldt voor het kind van twee maanden dat bij voorbeeld uitdrogingsverschijnselen vertoont, het kind van vier maanden dat een luchtweginfectie heeft, maar ook voor de pasgeborene die veel langer in het ziekenhuis moet blijven dan verwacht.
12
In het licht van het bovenstaande is het onaanvaardbaar om kinderen in een ziekenhuis op te nemen die niet ziek zijn, maar van wie de moeder moet worden ontlast (bij voorbeeld huilbaby's). Deze handelwijze leidt ertoe, dat op lange termijn (als gevolg van de scheiding van moeder en kind) meer problemen worden gecreëerd, dan er op korte termijn tijdelijk kunnen worden opgelost.
Accommodatie
De accommodatie voor zieke zuigelingen kan gelijk zijn aan die voor andere kinderen op de kinderafdeling: boxen, twee- en vierpersoonskamers. De zogenoemde wiegenkamers, waar soms zes of meer kinderen verblijven, zijn niet geschikt om kwaliteit van zorg te leveren. Ook voor nuljarigen moet immers de mogelijkheid aanwezig zijn, dat een van de ouders gedurende de gehele opnametijd bij het kind blijft. Dat is vaak niet mogelijk in een wiegenkamer, waar veel kinderen bij elkaar liggen en waar hoogstens plaats is voor een stoel naast de wieg. Bovendien moet voor deze leeftijdscategorie ook de ruimte aanwezig zijn om te kruipen, te staan en elders dan in een bed te spelen. De kwaliteitskenmerken met betrekking tot de medische, verpleegkundige en psychosociale zorg voor deze
Uit: Oei ik groei 'Ik had een lange bevalling. Mijn baby werd onmiddellijk meegenomen en wij waren uren in de veronderstelling dat we een zoon hadden. Toen ik mijn baby later terugkreeg, bleek dat we een meisje hadden. Niet dat we geen meisje 'wilden', maar we waren al stevig vertrouwd met een zoon. Als je dan ineens een meisje blijkt te hebben, geeft dat een heel vreemd gevoel.'
patiëntengroep zijn gelijk aan de kwaliteitskenmerken zoals deze met betrekking tot kinderen in algemene ziekenhuizen zijn geformuleerd en zijn gepubliceerd in het themanummer 'Kwaliteit' van het tijdschrift Kind en Ziekenhuis van juni 1992. Omdat in veel ziekenhuizen nog de misvatting bestaat, dat een ziekenhuisopname en de daarmee gepaard gaande scheiding van de ouders voor nuljarigen minder ingrijpend zouden zijn dan voor oudere kinderen, herhalen we hier de kwaliteitskenmerken met betrekking tot ouderparticipatie.
Kwaliteitskenmerken ouderparticipatie Met het oog op de gewenste kwaliteit van de zorg dienen ten aanzien van ouderparticipatie de volgende criteria te worden gehanteerd. * Ouders kunnen op elk tijdstip tussen circa 8.00 uur en circa 22.00 uur hun kind bezoeken en als zij dat wensen gedurende deze hele periode ononderbroken bij hun kind blijven. Ouders worden gestimuleerd zoveel mogelijk bij hun kind te zijn. *Over de rusttijden overdag wordt overlegd met de ouders. De ouders kunnen kiezen of zij tijdens de rusttijd bij hun kind blijven of de kamer verlaten. * Ouders kunnen naast het bed van het kind overnachten en bepalen zelf gedurende hoeveel nachten. Alle ouders worden gestimuleerd 's nachts bij hun kind te blijven. Ouders betalen geen vergoeding voor het overnachten. * Ouders kunnen aanwezig zijn bij de inleiding van de narcose op de voor bereidingskamer of de operatiekamer (indien de inleiding op de operatiekamer plaatsvindt). De ouders worden hiertoe gestimuleerd en kunnen rekenen op ondersteuning indien zij daar behoefte aan hebben. * Ouders kunnen altijd naar het kind toe direct nadat het de operatiekamer heeft verlaten, ook als het kind naar de verkoeverkamer wordt gebracht. Ouders worden gestimuleerd tijdens het ontwaken uit de narcose bij hun kind te zijn en kunnen rekenen op ondersteuning indien zij daar behoefte aan hebben. KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1993
THEMA * Ouders kunnen aanwezig zijn bij alle onderzoeken en behandelingen die niet onder algehele narcose plaatsvinden. * Ouders kunnen hun kind zelf ver zorgen. Ouders kunnen deelnemen aan de verpleging van het kind. De verpleegkundigen leren de ouders verpleegkundige handelingen en helpen de ouders of het kind met wat zij of het kind niet zelf kunnen. *Over het individuele verpleegplan wordt regelmatig met de ouders overlegd. * Artsenvisite vindt plaats op een te voren vastgesteld tijdstip zodat de ouders daarbij aanwezig kunnen zijn. De behandelend specialist is dagelijks op vaste tijden bereikbaar voor overleg met ouders van opge nomen kinderen. Er is een speciale ruimte voor vertrouwelijk overleg met artsen, verpleegkundigen en andere hulpverleners. * Ouders hebben de mogelijkheid in het ziekenhuis te eten en te drinken tegen dezelfde vergoeding als die welke voor de medewerkers geldt. Voor ouders bestaat de mogelijk heid zelf iets te drinken of te eten mee te nemen en dit op te warmen. * Ouders die blijven overnachten, kunnen gebruik maken van douche of bad en kunnen hun persoonlijke bezittingen veilig opbergen. *Het contact met ouderverenigingen en patiënten/consumentenorganisaties wordt gestimuleerd. Naast deze kwaliteitskenmerken ten aanzien van ouderparticipatie dienen ook de kwaliteitskenmerken met betrekking tot 'Informed consent, voorbereiden en instemmen' in aanmerking te worden genomen. Zie ook: - Kind en Narcose. Themanummer Kind en Ziekenhuis, 8e jrg. 1985, nr. 2. - Rooming-in. Themanummer Kind en Ziekenhuis, 8e jrg. 1985, nr. 4. - Ouderparticipatie. Themanummer Kind en Ziekenhuis, 9e jrg. 1986, nr. 1. - Zieke Zuigelingen. Themanummer Kind en Ziekenhuis, 13e jrg. 1990, nr. 4. - Kwaliteit. Themanummer Kind en Ziekenhuis, 15e jrg. 1992, nr. 2. - Ouders. Themanummer Kind en Ziekenhuis, 15e jrg. 1992, nr. 3. KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1993
Prof. J.A.R. Sanders-Woudstra Emeritus hoogleraar Kinder- en Jeugdpsychiatrie, Erasmus Universiteit Rotterdam Voor een pasgeborene die veel langer in het ziekenhuis moet blijven dan verwacht, bij voorbeeld door een aangeboren afwijking, is het belangrijk dat moeder en kind vertrouwd met elkaar raken. Dat is immers de basis voor een liefdevolle interactie. Vanuit een teneer-geslagen gevoel niet een gezond kind ter wereld ge-
worden moeders angst en onzekerheid nog groter. Preventief is het daarom van groot belang dat de begeleiding van de moeder in de vorm van gesprekscontacten direct na ontslag van het kind uit het ziekenhuis gestart wordt, opdat het moeder-kind-koppel goed op elkaar ingespeeld raakt. Doet men dat niet, dan volgt opname na
Betekenis van een ziekenhuisopname voor zuigelingen van O tot 6 maanden bracht te hebben, hebben moeders de sterke neiging de verzorging passief over te laten aan de verpleegkundigen. Komt het kind na verloop van tijd thuis, dan hebben sommige moeders het gevoel twee linkerhanden te hebben. Het inspelen op de behoeften van het kind, waar zij vanaf de eerste dag niet vertrouwd mee zijn geraakt, is heel moeilijk. Het kost tijd alvorens de moeder de signalen die het kind uitzendt, leert verstaan, wat haar angstig en onzeker maakt. Hierin kan de kiem liggen van een verstoorde moederkindinteractie. Het risico bestaat zelfs dat het kind door de moeder wordt ervaren als een vreemde veeleisende indringer in het gezin, die zij niet meer empathisch kan verzorgen. De zuigeling reageert hierop met lichamelijke klachten, zoals spugen, diarree, eindeloos huilen, waardoor het voedingspatroon in gevaar komt. Door deze somatische vertaling van psychische spanning van haar baby nog angstiger geworden, vervoegt de moeder zich bij de huisarts of de specialist. Moet de arts vanwege de somatische toestand de baby weer laten opnemen, dan
opname, doktersbezoek na doktersbezoek en zijn de effecten op de persoonlijkheidsontwikkeling van het kind op driejarige leeftijd al pijnlijk duidelijk. De huisarts hoeft zelfs niet te wachten tot ontslag van het kind uit het ziekenhuis, alvorens de begeleiding van de moeder op zich te nemen of bij gebrek aan tijd te delegeren. Hij/zij kan immers de moeder adviseren zich te laten inschakelen bij de verzorging van het kind als het nog in het ziekenhuis ligt. Dit kan de moeder het gevoel geven van vertrouwd te raken met de verzorging van het kind, wat haar de zekerheid verschaft het op een bepaald moment ook zelfstandig te kunnen. Fragment uit: 'Betekenis van een ziekenhuisopname voor zuigelingen' (Kind en Ziekenhuis, december 1990). Dit artikel werd destijds met toestemming van de uitgever overgenomen uit: F.C. Verhulst en J.A.R. Sanders-Woudstra, Kinderpsychiatrie voor de praktijk. Samsom Staf-leu, Alphen a/d Rijn/Brussel, 1987, p. 202-203.
13
THEMA Op verzoek van de redactie van 'Kind en Ziekenhuis' heeft de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde commentaar gegeven op de kwaliteitskenmerken die de vereniging Kind en Ziekenhuis stelt ten aanzien van de zorg voorkinderen in het ziekenhuis. Deze kwaliteitskenmerken zijn gepubliceerd in de themanummers 'Kwaliteit' van juni en december 1992. De kwaliteitskenmerken met betrekking tot zuigelingen, opgenomen in dit nummer, zijn de NVK vooraf ter inzage gegeven.
Drs. L. Jongkamp-Draaisma
Vereniging voor kindergeneeskunde onderschrijft kwaliteitskenmerken Centraal in het medisch handelen van kinderartsen staan de aandacht voor de lichamelijke, psychische en sociale ontwikkeling van het kind en de adolescent, en de relatie met de ouders/verzorgers. Het behoort daarom tot de taak van de kinderarts om zo veel mogelijk te zorgen voor optimale ruimtelijke en psychosociale omgevingsfactoren voor kinderen en adolescenten op de diverse afdelingen van het ziekenhuis. Omdat de doelstelling van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis is omschreven als 'het bevorderen van het welzijn van het kind voor, tijdens en na de opname in het ziekenhuis' is het vanzelfsprekend, dat de belangen van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK) en die van 'Kind en Ziekenhuis' voor een belangrijk deel parallel lopen. Het commentaar van de NVK op de kenmerken die de vereniging Kind en Ziekenhuis heeft gesteld ten aanzien van de kwaliteit van de zorg voor kinderen in het ziekenhuis, is dan ook voornamelijk aanvullend van aard. Hierbij dient te worden aangetekend, dat onvoldoende financiële en ruimtelijke voorzieningen, gebrek aan tijd (er bestaat een structureel tekort aan kinderartsen) en niet nader te preciseren individuele omstandigheden er nog vaak de oorzaak van zijn dat niet aan het geschetste ideaal kan worden voldaan.
Spoedeisende Hulp De NVK is met Kind en Ziekenhuis van mening, dat de eerste opvang van kinderen op een afdeling Spoedeisende Hulp van een ziekenhuis zonder kinderafdeling dient te gebeuren 14
in overleg met het ziekenhuis waar het kind eventueel naar zal worden doorverwezen. Hierbij kan worden opgemerkt dat kinderen, behalve degenen van wie duidelijk is dat zij niet behoeven te worden opgenomen, zoveel mogelijk direct moeten worden verwezen naar een ziekenhuis met een kinderafdeling met voldoende kinderartsen. Het is van belang, dat huisartsen en ambulancepersoneel van deze regel op de hoogte worden gesteld. Terecht wordt gesteld, dat de hulpverleners op de afdeling Spoedeisende Hulp zij aan zij dienen te werken met collega's die over de noodzakelijke deskundigheid beschikken. In de praktijk wordt de hulp van een kinderarts nogal eens te laat ingeroepen. Dit speelt met name in (fusie-)ziekenhuizen waar de kinderafdeling op de ene lokatie en Spoedeisende Hulp op de andere lokatie is gehuisvest. Hier worden kinderen nog te vaak op een afdeling voor volwassenen of op een niet adequaat geëquipeerde kinderkamer opgenomen. Een speciale kamer op de Spoedeisende Hulp met apparatuur en middelen voor kinderen mag niet voor volwassen patiënten worden gebruikt, om te voorkomen dat de ruimte bezet is als een kind zich aandient. De aanwezigheid van een protocol, waarin de opvang en opname van kinderen bij Spoedeisende Hulp is geregeld, is noodzakelijk.
Kinderafdeling
De kinderafdeling dient volgens Kind en Ziekenhuis een omvang te hebben van minimaal dertig bedden. Deze kwaliteitseis wordt onderschreven door het College voor ziekenhuis-
voorzieningen en de NVK. Hieraan zou moeten worden toegevoegd, dat in verband met de kwaliteit en de continuïteit van de zorg, minstens twee, en bij voorkeur drie kinderartsen in een ziekenhuis met een kinderafdeling werkzaam moeten zijn. Het is juist, dat alle specialisten die kinderen behandelen, wegens de specifieke problematiek van ziekte in relatie tot groei en ontwikkeling, consult of medebehandeling moeten aanvragen bij de kinderarts. Ook is het juist, dat de verpleegkundigen op de kinderafdeling in het bezit moeten zijn van een kinderaantekening of in opleiding daarvoor moeten zijn. Leerling-verpleegkundigen mogen naar de mening van de NVK slechts boven de formatie op de kinderafdeling werkzaam zijn. Dit heeft uiteraard implicaties voor de opleiding voor A-verpleegkundige. Het gaat hier echter om de kwaliteit van de zorg voor de in het ziekenhuis opgenomen kinderen. Premedicatie dient op een zo weinig mogelijk bedreigende manier te worden toegediend en pijn moet zoveel mogelijk worden voorkomen in plaats van bestreden. Hierover moet overleg worden gevoerd met de betreffende specialisten die kinderen behandelen. Kinderartsen zouden hieraan een bijdrage kunnen leveren. Op pedagogische begeleiding en de mogelijkheid van spel en onderwijs wordt tegenwoordig om financiële redenen nog wel eens bezuinigd. De NVK acht deze faciliteiten van groot belang voor de kwaliteit van de zorg op de kinderafdeling. Aan het kenmerk, dat over het individuele verpleegplan regelmatig met de ouders wordt overlegd, zou wellicht KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1993
THEMA
kunnen worden toegevoegd, dat ook de arts het behandelplan en de wijzigingen daarvan met de ouders bespreekt. Namen en adressen van ouderverenigingen en patiënten/consumentenorganisaties behoren op de afdeling aanwezig te zijn en kunnen in informatiefolders worden vermeld. Het streven naar de vereiste attitude van alle medewerkers van het ziekenhuis ten opzichte van kinderen (met een onderscheid in zuigelingen, peuters, kleuters, schoolkinderen) zou behalve in het ziekenhuisbeleidsplan, ook moeten worden opgenomen in de deelbeleidsplannen voor kindergeneeskunde en andere specialismen, die structureel kinderen behandelen. Dit kenmerk zou ook expliciet kunnen worden genoemd ten aanzien van ouders en adolescenten. Voor opleiding en nascholing in organisatie- en communicatietechnieken van de medewerkers moet het ziekenhuis financiële middelen beschikbaar stellen. Wat betreft het vragen van een 'se-cond opinion' moet worden opgemerkt, dat hierover nog weinig is geregeld, maar dat daar wel behoefte aan is. Dat geldt ook met betrekking KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1993
tot de inzage van de status. De inzage betreft 'geldend recht'. Dit verdient de aandacht van de specialisten.
Adolescenten
Zonder te stellen dat dit niet tot het takenpakket van andere specialismen zou behoren, zou aan het genoemde kenmerk over de coördinatie van de medische zorg van de adolescenten kunnen worden toegevoegd dat, door de ervaring met problemen van groei en ontwikkeling in zowel medisch als psychosociaal opzicht, de kinderarts veelal voor deze functie in aanmerking komt. De coördinatie van de medische zorg voor kinderen behoort wel zonder meer tot de kindergeneeskunde. Aan het noemen van psycholoog en maatschappelijk werkende als raadspersonen voor ouders van adolescenten kan een pastor worden toegevoegd. Dit dient eveneens als mogelijkheid voor ouders van jongere kinderen te worden genoemd. De tienerafdeling (adolescenteneenheid) behoeft ruimtelijk geen onderdeel uit te maken van de kinderafdeling. Een ligging annex heeft, gezien het verschil in sfeer, de voorkeur.
Bij het kenmerk over het verschaffen van informatie aan ouders en patiënten van allochtone afkomst om toestemming te verkrijgen voor onderzoek en behandeling, zou kunnen worden toegevoegd dat in geen geval het patiëntje zelf, of een broertje of zusje, als tolk mag worden gevraagd, maar dat gebruik moet worden gemaakt van de tolkentelefoon. Ten aanzien van het kwaliteitskenmerk betreffende het systematisch en regelmatig onderzoeken van de wensen en bezwaren van adolescenten moet worden opgemerkt, dat deze informatie op onderzoekstechnisch verantwoorde wijze dient te worden verkregen. De kwaliteit van de informatie is onder andere afhankelijk van het moment en de wijze waarop de vragen worden gesteld. Conclusies van een onjuist opgezette en gepresenteerde vragenlijst geven een onjuist, meestal te positief beeld van de werkelijke beleving. Mevrouw drs. L. Jongkamp-Draaisma is beleidsmedewerker bij de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde.
15
THEMA
In januari 1992 werd door UNICEF-Nederland onderzoek gedaan naar het geven van borstvoeding in ziekenhuizen. Hiertoe werd een enquêteformulier verzonden naar de kraamafdelingen van de Nederlandse ziekenhuizen, waarvan er 81 ingevuld werden geretourneerd. De
Het geven van borstvoeding in ziekenhuizen COMMENTAAR NAAR AANLEIDING VAN EEN ONDERZOEK formulieren waren in 72 gevallen ingevuld door het hoofd of het plaatsvervangend hoofd de afdeling en in de overige gevalde Jonge van len door een teamleider of een andere verpleegkundige. De volgende gegevens stammen dus uit deze 81 ziekenhuizen.
door
Prof. dr. G.A.
Op twee na vermeldden alle respondenten dat op hun kraamafdeling het beleid ten aanzien van de verzorging van zuigelingen schriftelijk was vastgelegd. Op alle kraamkamers wordt er direct na de geboorte huid-op-huidcontact tussen moeder en kind nagestreefd. Ook op 80 van de 81 afdelingen is het de gewoonte dat zuigelingen die borstvoeding zullen krijgen, in het eerste uur na hun geboorte bij de moeder blijven en aangelegd kunnen worden. Dit zijn gelukkig zeer hoge percentages, veel hoger dan 25 jaar geleden: in 1978 was dit nog maar in één derde van de klinieken het geval. 16
Op 43 afdelingen (53 %) mogen de kinderen dag en nacht bij hun moeder op de kamer liggen. Helaas dus nog een laag percentage, hoewel beter dan tien jaar geleden: in 1982 lag nog maar 12 % van de pasgeborenen dag en nacht bij hun moeder op de kamer. Op slechts 12 afdelingen houdt men geen vaste voedingstijden aan, zodat de kinderen daar gevoed kunnen worden als zij zich daartoe melden. Dit is nog steeds een verbijsterend laag percentage, te meer als men bedenkt dat de ziekenhuizen die aan het onderzoek hebben meegewerkt zich gemiddeld vermoedelijk gunstig onderscheiden van de ziekenhuizen die niet hebben gerespondeerd. Het is bemoedigend te lezen dat men in 71 ziekenhuizen (88 %) in de laatste jaren soepeler is geworden met deze vaste voedingstijden, maar toch: wat gaan deze veranderingen traag. In 55 ziekenhuizen (68 %) wordt bijvoeding gegeven 'wanneer de borstvoeding nog niet 'op gang is gekomen'. Deze in de regel overbodige maatregel, niet bevorderlijk voor het goed op gang komen van de lactatie, berust voor normale op tijd geboren kinderen op een misplaatste bezorgdheid. Verder wordt in 38 ziekenhuizen (47 %) bij voeding gegeven als door weging voor en na de voeding blijkt dat de baby 'nog niet genoeg gedronken heeft'. Kennelijk weet men op die afdelingen hoeveel een kind per keer aan de borst zou moeten drinken. Sommige gewoonten blijken een hardnekkig bestaan te hebben. Het voor en na een voeding wegen hoort hoge uitzondering te zijn. De aard van de bij voeding loopt uiteen: in 27 ziekenhuizen (33 %) geeft men water, in 11 ziekenhuizen (14 %) kruidenthee (sic!), in 59 ziekenhuizen (73 %) glucose-oplossing en in 41 ziekenhuizen (51 %) een kunstvoeding (overlappende percentages). In 57 ziekenhuizen (70 %) zou het gewoonte zijn dat aan de ouders bij het verlaten van het ziekenhuis een pakketje met o.a. kunstvoeding wordt
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1993
THEMA meegegeven, een overtreding van de ook door Nederland onderschreven International Code of Marketing of Breast-milk Substitutes van de Wereldgezondheidsorganisatie. Men vraagt zich af of er wel enige controle op de naleving van deze regels wordt uitgeoefend. Men mag hopen dat de kentering ten goede eindelijk doorzet. Toegegeven, de werkdruk voor het personeel is veelal hoog, dikwijls te hoog. Maar daarnaast is er reden om voor vele ziekenhuizen te twijfelen aan het niveau van kennis en kunde, waar het de goede zorg voor het geven van borstvoeding betreft. Het is verheugend dat in 12 ziekenhuizen (15 %) voorlichters van borstvoedingsbegeleidingsgroepen toegang hebben gevonden. Samenwerking van de ziekenhuizen met een plaatselijke groep van de Vereniging Borstvoeding Natuurlijk of van La Leche League Nederland of de gesalarieerde aanstelling van een lactatiekundige lijkt de aangewezen weg voor een verdere verbetering van de nog steeds bedenkelijke situatie.
Unicef, het Kinderfonds van de Verenigde Naties, liet eind vorig jaar nagaan in welke mate Nederlandse ziekenhuizen en instellingen voor thuis-kraamzorg de tien 'vuistregels voor het welslagen van borstvoeding' O toepassen. Unicef stelde deze regels op, samen met de Wereldgezondheidsorganisatie WHO. Van de bijna dertig ziekenhuizen en instellingen die zich voor het onderzoek inschreven, bleek er niet één zich geheel aan de tien regels te houden.
Getoetst
De actie van Unicef was een onderdeel van een internationale campagne, die in Nederland werd gevoerd onder de titel 'Borstvoeding, de beste start'. De deelnemende ziekenhuizen en instellingen werden op het naleven van de tien regels getoetst door een door Unicef ingestelde Raad van Advies. Van deze raad van deskundigen op het gebied van de zorg voor moeder
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1993
Literatuur - Het geven van borstvoeding op Nederlandse kraamafdelingen. Ver slag van een onderzoek door UNICEF-Nederland. Vierde Landelijke Dag, La Leche League, Utrecht 7 mei 1992. - Jonge, G.A. de: Bevordering van het geven van borstvoeding .Nederlands Tijdschrift voor Ge neeskunde 1979; 123: 741-48 (naar aanleiding van een enquête in 1978 in 33 klinieken). - Jonge, G.A. de, Tadesse, E.: Be vordering van het geven van borst voeding anno 1982. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 1983; 127: 1332-36 (naar aanleiding van een enquête in 1982 in 34 klinie ken).
Conferentie en symposium over borstvoeding La Leche League Nederland houdt op 4 mei 1993, voor de vijfde keer, een conferentie/symposium over borstvoeding.
Prof. dr. G.A. de Jonge is emeritus hoogleraar kindergeneeskunde.
Het symposium is bedoeld voor werkers in de gezondheidszorg die moeders begeleiden bij het geven van borstvoeding. Aan de orde komen: zuigtechniek, counseling en fysiologie van de lactatie. De conferentie is gericht op ouders en andere belangstellenden en omvat inleidingen over uiteenlopende aspecten van borstvoeding en opvoeding. De bijeenkomsten worden gehouden in de Reehorst te Ede.
Bron: Met toestemming van de uitgever overgenomen uit Tijdschrift voor Jeugdgezondheidszorg, jrg. 24, nr. 5,1992, p. 77.
Voor meer informatie: MJ.P. Keurentjes-van Hoorn, Leerlooierstraat 9, 5345 PJ Oss, telefoon 04120-26788.
Borstvoedingsbeleid
Hulde Unicef voor Sneek en Hardinxveld en kind maakte ook mevrouw J. Korf, aspirant-bestuurslid van Kind en Ziekenhuis, deel uit. De eerste selectie gebeurde aan de hand van door de ziekenhuizen en instellingen ingevulde vragenlijsten. Daarbij bleek al, dat niet één van de deelnemers de tien regels altijd en voor de volle honderd procent toepaste.
Lactatiekundigen
De vier ziekenhuizen en de vier instellingen voor thuis-kraamzorg die als 'beste' uit de eerste selectie te-
voorschijn kwamen, werden aan een nader onderzoek onderworpen. Zij werden bezocht door gediplomeerde lactatiekundigen, een nieuwe beroepsgroep van deskundigen op het gebied van de borstvoeding. Aan de hand van de onderzoeksgegevens stelde de Raad van Advies uiteindelijk vast welk ziekenhuis respectievelijk welke instelling voor thuiskraamzorg het beste gevolg gaven aan de tien regels voor het welslagen van borstvoeding. Dat waren de kraamafdeling van het Sint Antoniusziekenhuis in Sneek en de Stichting Kraamcentrum voor de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden in Hardinxveld-Giessendam. Beide kregen de 'stimuleringsprijs voor goed Borstvoedingsbeleid' van Unicef uitgereikt. 1) De 'Tien vuistregels voor het welslagen van de borstvoeding', opgesteld door Unicef en de Wereldgezondheidsorganisatie WHO, zijn opgenomen onder de Kwaliteitskenmerken voor gezonde pasgeborenen op de verlosafdeling, zie pagina 11.
17
THEMA
Irene B.M. Janszen
Het hoe en waarom van een kinderverpleegkundige op 'Spoedeisende hulp' Elke afdeling voor 'spoedeisende hulp' behoort in het verpleegkundig team één of meerdere kinderverpleegkundigen te hebben. Een visie uit de praktijk.
18
Zeker tien procent van de bezoekers van onze afdeling Spoedeisende Hulp bestaat uit kinderen tot zestien jaar. In het kader van de kwaliteitsverbetering vraagt deze specifieke patiëntengroep om een geheel eigen benadering, wat veelal aanpassingen van het gevoerde beleid met zich meebrengt. Op welke manier een kinderverpleegkundige invloed kan hebben op het beleid wordt hieronder beschreven. Toen ik drie jaar geleden als kinderverpleegkundige op de 'Acute Opvang' van het Geertruiden Ziekenhuis in Deventer kwam werken, bleek al snel dat het verplegend personeel op deze afdeling een tamelijk kindvriendelijke attitude had. De meeste collega's waren zelf vader of moeder en hadden dus niet echt veel problemen met een kindvriendelijke benadering. Zo was er bij voorbeeld al een kinderhoekje gecreëerd. Dit is een diepe nis in de gang met kinderspeelgoed en meubilair. Het is een hoekje dat goed in de gaten kan worden gehouden door de begeleidende ouder en de dienstdoende verpleegkundige en waarin vaak alvast een vluchtige controle van het letsel kan plaatsvinden zonder het kind al te zeer in het spel te storen. Helaas kan niet elke behandeling hier worden uitgevoerd. In een aantal gevallen moet het kind naar de behandelkamer; en daar kan het met een andere patiënt worden geconfronteerd. De kindvriendelijkheid van het personeel blijkt hieruit, dat in dat geval het
kind wordt teruggebracht naar de kinderboek tot de andere patiënt is geholpen. Ook een kind dat moet wachten op uitslagen van het laboratorium of op andere onderzoeken kan die tijd natuurlijk gerust in de kinderboek doorbrengen. En mocht het kind het bed in de behandelruimte niet kunnen of willen verlaten, dan kan er ook speelgoed uit de kinderboek worden aangeboden. Tijdens de interne verbouwing in 1992 is er veelvuldig gesproken over de privacy van de patiënt, en dus ook over die van de kinderen. Binnen de beperkte mogelijkheden van een verbouwing zijn enige aanpassingen gerealiseerd, die speciaal op kinderen zijn gericht. Zo is het nu vrijwel onmogelijk om in de behandelruimte van andere patiënten naar binnen te kijken. Helaas hebben wij geen geluiddichte behandelkamers kunnen creëren. Daarom kan het ook vandaag de dag soms nodig zijn een kind uit de behandelruimte naar de speelhoek te brengen. Het verplaatsen van de be-
Artsen en co-assistenten willen nog wel eens vergeten dat zij met een kind te maken hebben. KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1993
THEMA handeling van de ene ruimte naar de andere brengt zeker nadelen met zich mee, maar de voordelen zijn groter. Op deze manier kan immers worden voorkomen dat het kind extra angstig wordt door geluiden uit de andere behandelruimtes.
Knelpunten Uit het bovenstaande blijkt, dat er bij mijn komst al flink wat aandacht was besteed aan de kindvriendelijkheid van de afdeling Acute Opvang. Dit maakte het voor mij erg gemakkelijk om mijn visie als kinderverpleegkundige uit te dragen ten aanzien van enkele knelpunten in de zorg voor het kind die op deze afdeling nog wel bestonden. Om te beginnen viel er nog wel wat aan de kennis van specifieke kinderproblemen bij te werken. Vooral observaties van ouders en kind die zouden kunnen wijzen op mogelijk ernstige sociale problemen, werden niet altijd juist geïnterpreteerd. Ik doel hierbij op tekenen van lichamelijke mishandeling of verwaarlozing en seksueel geweld. Door daar met collega's veelvuldig en openlijk over te praten, hoopte ik hun aandacht voor de veelal verborgen signalen te verbeteren. Ook op het gebied van de kindergeneeskunde heb ik mijn kennis voor hen bereikbaar willen maken. Dit gebeurde in de vorm van klinische lessen, waarop ik heel leuke reacties mocht ontvangen. Het gegeven dat zowel mijn collega's als hulpverleners van andere disciplines weten dat ik kinderverpleegkundige ben, maakt dat zij mij bij problemen weten te vinden. Vooral de kinderartsen en de hoofdverpleegkundige van de kinderafdelingen zien mij als het aanspreekpunt voor de Acute Opvang, daar waar het kinderen betreft. En ook buiten het ziekenhuis, bij voorbeeld in contact met de vereniging Kind en Ziekenhuis, treed ik op als vertegenwoordiger van de Acute Opvang.
Corrigeren
Maar natuurlijk zijn wij er nog lang niet. Mijn aandacht gaat op dit moment vooral uit naar de bij onze afdeling betrokken disciplines. Zowel de artsen als de co-assistenten willen nog wel eens vergeten dat zij met een kind van doen hebben. Het is dan de taak van de verpleegkundige om corrigerend op te treden.
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1993
Het is helemaal niet teveel gevraagd om een kind enige voorrang te verlenen.
Ik denk hier vooral aan het gegeven, dat nog niet zo geroutineerde hulpverleners, bij voorbeeld coassistenten, bij de uitvoering van hun taak niet altijd even snel en zeker te werk kunnen gaan, terwijl dit bij een kind te allen tijde moet worden nagestreefd. Af en toe zal dan ook van het vooronderzoek door een co-assistent moeten worden afgezien. Ook de hulpverleners van andere disciplines moeten er wel eens aan worden herinnerd dat wij met kinderen te maken hebben. Zo zou de wachttijd, die voor een kind vaak niet te overzien of te begrijpen valt, zo kort mogelijk moeten worden gemaakt. Het is mijns inziens helemaal niet teveel gevraagd om een kind, als dat organisatorisch mogelijk is, enige voorrang te verlenen. Door hier met collega's en de andere betrokkenen over te praten en uit te leggen hoe een kind met het begrip wachttijd omgaat, hoop ik een attitudeverandering te bereiken daar waar dat nodig is. Doordat ik deel uitmaak van de werkgroep protocollen waar het de kinderprotocollen betreft, krijg ik de moge-
lijkheid de specifieke aandachtspunten die voor kinderen gelden, in die protocollen opgenomen te krijgen. In het 'Handvest Kind en Ziekenhuis' staat onder punt 8: 'Kinderen worden behandeld en verzorgd door personeel dat speciaal hiervoor is opgeleid en daarnaast beschikt over kennis en ervaring die hen in staat stellen tegemoet te komen aan de emotionele noden van het kind en het gezin'. Hieruit zou kunnen worden geconcludeerd, dat alle disciplines die op een afdeling Spoedeisende Hulp werkzaam zijn, een kinderspecialisatie zouden moeten hebben. Dit is mijns inziens, behalve praktisch niet haalbaar, ook niet noodzakelijk. Als er maar de mogelijkheid voorhanden is om zich de specifieke kennis eigen te maken. Ik ben dan ook de mening toegedaan, dat elke zichzelf respecterende afdeling voor Spoedeisende Hulp binnen haar verpleegkundig team één of meerdere kinderverpleegkundigen behoort te hebben, om zodoende door middel van hun kennis en vaardigheden de kwaliteit van zorg voor het kind zo optimaal mogelijk te laten zijn. Mevrouw I.B.M. Janszen is als kinderverpleegkundige werkzaam op de afdeling Acute Opvang van het Geertruiden Ziekenhuis in Deventer. Zij is in het bezit van de kinderaantekening en de aantekening Spoedeisende Hulp
19
THEMA
Nuttig initiatief Lorentz Ziekenhuis Zeist
Protocol inzagerecht leidt tot kwaliteitsverbetering
Een patiënt heeft recht op inzage in zijn medisch dossier. In de praktijk echter, stuit hij vaak op problemen als hij van dit recht gebruik wil maken. Ook bij het Lorentz Ziekenhuis Zeist kwamen regelmatig klachten binnen met betrekking tot het inzagerecht. Dit heeft ertoe geleid, dat dit ziekenhuis een protocol heeft opgesteld, waarin het inzagerecht goed is geregeld. Het initiatief van het Lorentz Ziekenhuis verdient navolging. Als elk ziekenhuis een dergelijk protocol zou hebben, zou dit een belangrijke verbetering van de kwaliteit van zorg betekenen.
4.
5.
Protocol
Het 'Protocol met betrekking tot het inzagerecht' van het Lorentz Ziekenhuis Zeist omvat tien punten. 1. De patiënt of diens gemachtigde kan zich met een verzoek om inzage wenden tot de behandelend arts of tot de directie van het ziekenhuis. 2. A. Indien het verzoek aan de directie is gedaan zal de behandelend arts worden gevraagd het verzoek binnen één week af te handelen. B. Indien het verzoek rechtstreeks aan de behandelend arts is gericht zal de behandelend arts het verzoek binnen één week afhandelen. 3. De door de patiënt gemachtigde (bijv. een advocaat of familielid of de klachtenbemiddelaar) dient een schriftelijke volmacht te heb-
20
6.
7.
8.
ben welke zonodig door de arts of door de directie van het ziekenhuis mag worden geverifieerd. De patiënt resp. diens gemachtigde heeft géén recht op afgifte van de originele gegevens, wel op een afschrift daarvan. Voor de ver strekking daarvan mag de kost prijs in rekening worden gebracht. De behandelend arts zal inzage aan de patiënt steeds verlenen, tenzij naar zijn oordeel de patiënt door kennisneming van de medische gegevens een gevaar voor zichzelf of voor anderen zou worden. In dat geval kan, zo mogelijk in overleg met de patiënt, worden bezien of inzage via een vertrouwenspersoon, bij voorkeur deskundig ten aanzien van de aard van de behandeling van de patiënt, een oplossing kan bieden om aan het verzoek van de patiënt te voldoen. Persoonlijke werkaantekeningen van de behandelend arts vallen niet onder de inzage mits zij bui ten de communicatiesfeer blijven en niet van blijvend belang zijn. De klinische status en de polikliniekstatus worden niet beschouwd als persoonlijke werk aantekeningen. Gegevens over de patiënt afkomstig van derden of gegevens betreffende derden vallen niet onder inzage, indien kennisneming daarvan door de patiënt de persoonlijke levenssfeer van deze derden zou kunnen schaden. Gegevens afkomstig van andere
hulpverleners (medebehandelaar/ consulent/paramedici etc.) worden eveneens ter inzage gegeven, tenzij het, met het oog op het belang van de patiënt, aanbeveling verdient dat de betrokken hulpverlener die dié gegevens heeft verstrekt, zelf daarvan aan de patiënt inzage verleent. 9. Indien de behandelend arts géén inzage wil verlenen, doet hij daar van onder opgave van redenen binnen één week mededeling aan de directie. De directie kan de arts verzoeken hieromtrent in overleg met haar te treden. De uiteindelijke beslissing omtrent het al dan niet verlenen van inzage ligt bij de behandelend arts. Deze doet van zijn beslissing uiterlijk binnen één week mededeling aan de patiënt of diens gemachtigde (het is ten slotte de arts zelf die voor zijn beslissing tuchtrechtelijk ter verantwoording kan worden geroepen). 10. De directie bevordert, in overleg met het bestuur van de medische staf, de zorgvuldige naleving van deze procedure.
Kanttekeningen De redactie van Kind en Ziekenhuis heeft bij het protocol van het Lorentz Ziekenhuis Zeist nog enkele kanttekeningen. Helaas is in dit protocol niets vastgelegd met betrekking tot de minderjarige patiënt, hetgeen tot misverstanden kan leiden. Zo staat in het protocol vermeld, dat een door de patiënt gemachtigde ('bijv. een advocaat of familielid of de klachtenbemiddelaar') een schriftelijke volmacht dient te hebben. Hierbij moet worden aangetekend, dat dit uiteraard niet geldt voor de ouders van minderjarige patiëntjes. Zij zijn immers de wettelijke vertegenwoordigers van hun kind en oefenen in beginsel de rechten van de minderjarige patiënt uit. Wanneer een minderjarige patiënt over het vermogen beschikt om zelf beslissingen te nemen, moet hij het inzagerecht ook zelf kunnen uitoefenen. Dit betekent echter niet, dat de ouders het inzagerecht niet meer hebben, hetgeen aanleiding kan zijn voor problemen. Ook deze punten zouden in een protocol moeten worden vastgelegd. (Meer informatie over het inzagerecht bij minderjarige patienten is te vinden in het themanummer 'Rechten van Kind en Ouder' van het tijdschrift Kind en Ziekenhuis, maart 1991.) KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1993
THEMA ANDERHALF WAS HET DOCHTERTJE VAN MEVROUW G.V. TOEN HET MOEST WORDEN OPGENOMEN VOOR EEN HEUPLUXATIE. HET WAS HET BEGIN VAN EEN ERVARING WAARVAN DE INGRIJPENDE GEVOLGEN ZICH TOT IN LENGTE VAN JAREN ZOUDEN LATEN VOELEN. HET VERSLAG VAN EEN MOEDER.
'Ik zag het allemaal onder mijn ogen gebeuren, maar stond machteloos'
Ik verlangde erg naar kinderen en toen in 1964 mijn dochter werd geboren, waren wij de koning te rijk. Maar van een leien dakje ging het daarna niet. Zij at niet goed en kwam daardoor te weinig aan; ik zat uren met haar. Toen zij ongeveer negen maanden was, ging ik met haar naar de kinderarts in het VU-ziekenhuis te Amsterdam. Die kon niets vinden, maar wilde haar toch onder controle houden. Toen zij wilde gaan lopen, zakte zij almaar door haar beentjes. 'Doorgezakte voetjes,' zei de arts van het consultatiebureau, 'kom over drie maanden maar terug'. Ik vertrouwde het toch niet, ging toch weer naar de kinderarts. Ik had het idee, dat er iets met haar beentjes was. Er werden foto's gemaakt en zij bleek een heupluxatie te hebben. Anderhalfjaar was zij toen. Zij werd opgenomen met de bedoeling om via tractie de kop van de heup weer in de kom te krijgen. Toen, in 1966, was het al heel vooruitstrevend van het VU-ziekenhuis dat de ouders van elf uur 's morgens tot zeven uur 's avonds bij hun kind
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1993
mochten zijn en ik was er dan ook dagelijks die hele tijd. Aan het einde van de dag loste mijn man mij soms af, zodat ik eten kon koken. De ziekenhuisopname was voor mijn dochtertje en voor ons een afschuwelijke ervaring. Aan haar beide beentjes waren zware gewichten bevestigd en het bedje moest met het voeteneind een heel eind omhoog worden gezet om tegenwicht te vormen, zodat zij niet met gewichten en al in de lucht ging. Toen dat niet voldoende bleek, werd zij tot overmaat van ramp nog in een tuigje vastgelegd, dat haar voortdurend bijna keelde, zodat ik haar steeds weer omhoog moest trekken.
Wanhoop
Omdat zij nog maar zo klein was, kon ik haar niets uitleggen, moest ik machteloos toezien hoe zij na een paar dagen haar hoofdje afwendde als ik de kamer binnenkwam. In mijn wanhoop liep ik dan na verloop van tijd naar de andere kant van het bedje, maar dan draaide zij haar hoofdje weer van mij weg. De hele dag was ik bezig om op aller-
lei manieren te laten merken, dat ik er was voor haar, bij voorbeeld door te zingen, spelletjes te doen, voor te lezen, stil bij haar te zitten en wat ik ook maar verder kon bedenken om haar vertrouwen weer een beetje te winnen. Net als ik dacht dat dat weer een beetje lukte, was het weer tijd om naar huis te gaan en keek zij me in opperste wanhoop niet begrijpend aan waarom ik haar nu weer in de steek liet. Zij kon volgens mij maar niet begrijpen, dat ik wel lief en aardig deed, maar haar ondertussen wel pijn liet doen. Na verloop van tijd keek zij niet meer op als ik binnenkwam. Het leek haar niet te kunnen schelen of ik er was of niet. Zij geloofde niet meer in me. Zij babbelde honderduit met de verpleegkundigen en praatte alles na. Die vonden dat alleen maar leuk en meenden dat het toch aardig goed met haar ging. 'De kleine papegaai,' noemden ze haar. De enige die haar niet in de steek liet, was haar beer, die was er altijd. Die wilde zij dan ook geen seconde loslaten. Als dat toch even moest, werd zij 21
THEMA
bijna panisch van angst. Later thuis was dat nog zo. Jaren is dat gebleven. Altijd had zij maar één handje om iets te doen, het andere omklemde de beer.
Genadeslag Na zes weken katrollen en gewichten was het de bedoeling het beentje weer in de kom te krijgen. Dat lukte echter niet en de hele geschiedenis begon weer van voren af aan. Weer zes weken van ellende, van vertrouwen terugwinnen. Toen kwam de genadeslag, zo heb ik dat gevoeld. Aan het einde van die periode zou de kop dan eindelijk in de kom moeten komen. Op een ochtend stapte ik nietsvermoedend de voordeur van het gebouw binnen en hoorde helemaal ergens achter in het gebouw mijn kind wanhopig en hartverscheurend huilen en roepen: 'Beer, beer!!!'. Ik stond als aan de grond genageld. Een broeder schoot langs mij heen om haar beer te halen en beduidde mij intussen, dat ik daar moest blijven wachten tot zij terug was op haar kamer. Dan pas mocht ik bij haar. Die minuten op die mat in de gang, die vergeet ik nooit meer, die zullen me altijd bijblijven. Er was iets onherroepelijks gebeurd, dat besefte ik. Nu pas, na al die jaren, kan ik het benoemen. Zij riep niet meer om mij, zij riep alleen nog maar om haar beer. Die liet haar niet in de steek. Het sneed me door de ziel. Ik ben het nog altijd niet kwijt. Toen ik eindelijk op haar kamer mocht, wilde zij me niet meer zien. Wat was er gebeurd? Toen het op de gewone manier niet was gelukt om het beentje in de kom te krijgen, heb22
ben ze het onder narcose gedaan. Wij waren hierop totaal niet voorbereid. Toen zij uit die narcose kwam, had zij een nare, zware, natte gipsbroek aan. De bedoeling was, dat zij na veertien dagen met de gipsbroek aan mee naar huis zou gaan. Als ik bij haar was, had zij zo'n verschrikkelijke pijn, dat zij zich telkens optrok aan de spijltjes boven haar hoofd. Als ik tegen de artsen en verpleegkundigen zei: 'Zij heeft zo'n pijn, ziet u dat niet?', dan was het antwoord dat het nooit door de gipsbroek kon komen. Er zat een hele kleine opening in het gips tussen haar beentjes, waardoor zij plassen en poepen moest, maar de opening was zo klein dat het meeste in het gips liep. Binnen de kortste keren stonk dat zo gruwelijk, dat je haast geen adem kon halen als je binnenkwam. Omdat zij zo niet mee naar huis kon, zou zij eerst een nieuwe schone gipsbroek krijgen. Toen het gips eraf ging, bleek zij zulke doorligwonden te hebben (waar zij nu nog de littekens van heeft), dat eindelijk werd begrepen waar die pijn vandaan kwam. Er kon geen nieuw gips omheen en zij ging met een spalk mee naar huis. Wij kregen een kind thuis met een afgewend gezichtje. Zij was niet eens meer blij dat zij naar huis mocht. Wij wisten ons geen raad. Ik heb zo vaak in het ziekenhuis tegen artsen en verpleegkundigen gezegd: 'Ik maak me zo ongerust. Wat er lichamelijk gebeurt is al zo verschrikkelijk, maar wat er geestelijk gebeurt, is helemaal erg. Dat kan niet goed zijn.' Zij maakten zich er dan vanaf met: 'Ach mevrouw, dat vergeet zij wel weer, zij is pas anderhalf.' En ik kon hen maar niet aan het verstand brengen, dat dat nou juist het erge was. Juist omdat zij zo klein is, dacht ik, weet zij het later niet meer, maar dat gevoel, dat gevoel blijft zitten - dat besefte ik toen heel goed. Toen zij naar huis ging, had ik het gevoel dat ze in het ziekenhuis dachten: 'Zoek het maar uit, wij weten het ook niet'.
Alles voor niets Niet lang daarna verhuisden wij naar Maastricht. Daar zou zij verder onder controle blijven bij de orthopedisch arts in het St. Annadal. Na negen maanden mocht de spalk eraf. Ineens vanuit de kikkerstand zonder. En zij mocht weer lopen. 's Nachts schreeuwde zij het uit van de pijn en kon zij niet slapen. Na con-
tact met het ziekenhuis kreeg zij valium: een kind van nauwelijks tweeënhalf. Niemand kwam op de gedachte van fysiotherapie. Ik vertrouwde het nog steeds niet. Het lopen leek volgens mij nog geen haar beter. Mijn man heeft alle foto's opgevraagd en op eigen initiatief zijn wij naar het Academisch Ziekenhuis in Utrecht gegaan. Uit de meegebrachte foto's bleek al bij het eerste consult, dat de kop nóg niet in de kom zat... Al die ellende was dus ook nog eens voor niets geweest. Op haar derde werd zij geopereerd en op haar vijfde weer, omdat bleek dat de andere heup ook niet in orde was. Zij lag dan op een zaal met ongeveer dertig kinderen waar alleen de ouders en verder niemand, ook geen opa of oma, op bezoek mochten komen. Drie keer in de week een uurtje, anders raakten de kinderen van streek en zonder de ouders erbij waren ze veel makkelijker te hanteren. Mijn dochter speelde en knutselde graag en elke keer bracht ik iets te spelen mee. Ik had echter mijn hielen nog niet gelicht en was nog niet bij de deur, of het speelgoed was al uit haar handen of van haar bedje gegrist door de andere kinderen, die op mochten lopen. Voor haar moeten die twee ziekenhuisopnamen alleen maar een bevestiging zijn geweest van die eerste ervaring in het ziekenhuis in Amsterdam. Beide keren logeerde ik bij familie in Utrecht, om zo dicht mogelijk in haar buurt te zijn. De laatste keer met de baby, die inmiddels geboren was. Mijn huwelijk liep stuk en mijn man en ik gingen uit elkaar.
Angstig
Ik begreep heel goed, dat mijn dochter, door de spalk waar zij al die tijd in zat en de langdurige opnamen in het ziekenhuis, een normale ontwikkeling miste. Zij kon niet als andere peuters en kleuters haar omgeving verkennen, hollen, klimmen en spelen met leeftijdgenootjes. Zij groeide angstig op. Bang voor andere kinderen. Bang onder de voet te worden gelopen, zeker in de periode met de spalk. Zij kon zich niet verweren. Ook later op school kon zij niet gewoon meedoen, werd bij voorbeeld niet gekozen met sporten, omdat dan de groep zou verliezen. In haar lagere-schooltijd meende ik, dat het goed ging tussen ons. Zij was nooit ondeugend of zo. Ik legde haar uit, waarom iets niet kon en dan beKIND EN ZIEKENHUIS MAART 1993
THEMA greep zij dat en legde zij zich erbij neer. Maar zij was nog altijd bang mij kwijt te raken. Zij verloor me geen moment uit het oog, moest me zien of horen. Toen zij bij voorbeeld negen jaar was en op een zomeravond lekker lag te slapen, maakte ik een ommetje van tien minuten om de flat heen. Nog voor ik terug was, hoorde ik haar panisch op het balkon staan gillen: 'Mamma, mamma!!' Toen zij twaalf was, mocht ik nog geen drie stappen voor haar uit lopen, alsof ik in het niets zou verdwijnen. Toen zij in de puberteit was, zei zij eens: 'Ja mama, als je thuis bent, zit ik altijd boven, maar als je er niet bent, loop ik door het huis te dwalen'. Toen zij een jaar of veertien was, zei zij: 'Als ik groot ben, neem ik geen kinderen, ik adopteer ze wel'. Zo bang was zij weer met een arts of een ziekenhuis in aanraking te moeten komen. Ik heb dikwijls hulp proberen te vinden. Maar niemand nam mij serieus en ik kon mijn verhaal nergens kwijt. Ook bij familie en vrienden niet. Die wilden ook niet zien wat ik zag. Zij deden het af met: 'Och, je moet maar denken, het is de leeftijd' of: 'Dat verbeeld je je maar. Je maakt je zorgen om niets'. Op den duur liet ik het maar zo.
Vrijgevochten
Mijn dochter kon goed leren en was de beste van de klas. Na de lagere school ging zij naar de brugklas van het gymnasium. Zij kon ook hier niet meedoen met sportactiviteiten en werd, net als op de lagere school, erg gepest. Zij was niet erg weerbaar en wilde op het laatst van die school af. Zij ging naar het Montessorilyceum. Het was er in die tijd nogal vrijgevochten en na een gemengd zeilkamp voor leerlingen van 13 tot en met bijna 20 jaar gooide zij alle remmen los. Zij werd ineens gezien door de jongens en sindsdien was er geen houden meer aan. Vaak kwam zij midden in de nacht thuis. Zij trok zich nergens iets van aan. Vanaf die tijd kon ik werkelijk geen goed meer doen. Uiteindelijk deed zij eindexamen Havo, ging naar de Sociale Academie en op kamers wonen, waarna ik haar nauwelijks meer zag. Zij woonde al snel samen met een medestudent. Na korte tijd verbrak zij alle contact. Ik heb opgebeld, geschreven, ben er zelfs naar toe gegaan. Ik wilde praten, weten wat er aan de hand was, maar
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1993
haar vriend liet me er niet in. Onlangs hoorde ik dat zij is verhuisd en dat haar relatie na zeven jaar is verbroken. Een adreswijziging heb ik niet gekregen. Ik maakte me erge zorgen. Zou ik haar nog herkennen als ik haar tegenkwam? Hoe zou zij er nu uitzien? Nu, na zeven jaren? Hoe langer de verwijdering duurt, hoe moeilijker het ooit te herstellen is.
Trap na Het ergste is, dat die ziekenhuiservaring zulke verschrikkelijke gevolgen heeft gehad, voor mij en mijn dochter en ook voor de rest van mijn gezin. Het onbegrip van de mensen, familie, artsen en verpleegkundigen maakte me erg eenzaam. Ik zag het allemaal onder mijn ogen gebeuren, deed wat ik kon, maar stond volkomen machteloos. Ik voelde me niet serieus genomen. Er werd niet echt naar me geluisterd. Mij werd duidelijk gemaakt, dat ik me zorgen maakte om niks. Als de mensen vragen of ik kinderen heb en zij horen, dat ik mijn dochter niet meer zie, komt na verloop van tijd altijd de vraag: 'Hoe komt dat dan? Wat is er dan fout gegaan? Wat is jouw aandeel daarin? Waar twee kijven, hebben twee schuld'. Met andere woorden: jij zal ook niet zonder zonde zijn. Dan kan ik het niet uitleggen. En als ik het probeer, dan krijg ik te horen: 'Maar die of die heeft ook in het ziekenhuis gelegen en daar is toch ook niets mee gebeurd'. Ik voel me dan in de verdediging gedrongen en houd mijn mond maar verder. Ik heb dan het gevoel of ik alleen nog maar een trap na krijg en het doet al zo zeer. *
Nu, door het contact met de vereniging Kind en Ziekenhuis, voel ik me eindelijk serieus genomen. Alles blijkt te kloppen, wat ik altijd dacht en vermoedde. Ik voel me al een stuk sterker. Het doet met eindeloos goed. Ik weet eigenlijk nog steeds niet goed, wat me overkomt na al die jaren. Het is of er eindelijk hulp komt en begrip. Ik kon het niet meer aan. Ik was aan het eind van mijn latijn. Ik zou tegen anderen willen zeggen, die dit herkennen: 'Hou vol. Blijf geloven in jezelf. Zoek mensen die dit herkennen. Praat erover, laat je niet afschepen. Deel het met anderen, zodat je samen sterk bent.' Zoals ik ook hoop, dat er
door deze brief mensen op mijn weg komen met wie ik deze ervaringen kan delen en daardoor sterker worden. Door al het onbegrip en doordat ik mijn verhaal niet kwijt kon, heb ik mij ook zo alleen gevoeld en niet gesteund door wie of wat dan ook. Het heeft het allemaal extra moeilijk gemaakt voor mij en mijn dochter en de rest van het gezin. Ik hou nog altijd van mijn dochter. Zij is het mooiste wat ik ooit kreeg. Ik hoop, bid en vertrouw dat er ooit een dag komt dat zij zal durven geloven dat ik van haar houd. Achteraf, als ik zo terugkijk, denk ik dat de artsen misschien wel zagen wat er gebeurde, maar dat zij er ook geen raad mee wisten. Het zou goed zijn als zij dat leerden zeggen, zodat je als ouder niet zo alleen staat, je in elk geval gesteund voelt en je niet hoeft te gaan twijfelen aan je eigen waarnemingsvermogen. Er is nog veel te leren. Ook nu nog, denk ik. NASCHRIFT RED ACTIE -Een artikel in het tijdschrift 55+ over ziekenhuisopname van kinderen bracht mevrouw G. V. ertoe contact op te nemen met Kind en Ziekenhuis en te vertellen van de ingrijpende gevolgen van de ziekenhuisopnames van haar dochtertje voor haar en haar gezin. Op verzoek van de redactie van Kind en Ziekenhuis stelde zij haar ervaringen op schrift. Afgezien van enkele kleine redactionele wijzigingen is bovenstaand artikel haar verhaal. De inleiding, de koppen en tussenkoppen zijn het werk van de redactie.
23
BRIEVEN
Brieven van lezers
Ziekenhuis na vier jaar nog net zo kind-onvriendelijk De zoon van mevrouw A. van den Herik-van Wijk heeft twee keer een KNO-ingreep ondergaan in het Pasteurziekenhuis te Oosterhout. De moeder was zeer ontevreden over het feit dat zij niet aanwezig mocht zijn bij de inleiding van en het ontwaken uit de narcose. Zij schreef hierover op 12 december 1992 een brief aan de directie van dit ziekenhuis. De redactie van Kind en Ziekenhuis kreeg een afschrift. Bij het ter perse gaan van dit nummer had mevrouw Van den Herik nog geen reactie van het ziekenhuis ontvangen, ook geen bevestiging van ontvangst. 'November 1988 werd in uw ziekenhuis bij onze toen 1-jarige zoon Rob de neusamandel verwijderd. Ik vond het bijzonder onplezierig dat ik niet aanwezig mocht zijn op het moment dat hij weer bijkwam uit de narcose. Na ongeveer l uur was ik pas bij hem. In 1989 werden de keelamandelen van Rob geknipt in het Beatrixziekenhuis te Gorinchem. Onze ervaringen in dit ziekenhuis waren erg positief. In plaats van een huilend kind te overhandigen aan een verpleegkundige, die hem naar de operatiekamer zou brengen, mocht ik dit zelf doen. Ik kon zien hoe hij rustig in slaap werd gebracht, om even later met hem mee terug te lopen naar de afdeling. Hij heeft me geen moment gemist. Rob is nu 5 jaar. Op deze leeftijd is naast kundigheid van de arts ook van belang op welke manier het kind wordt benaderd. Mede gezien het feit, dat de KNO-arts in uw ziekenhuis bijzonder plezierig met kinderen omgaat, besloten wij advies te vragen omtrent het al dan niet plaatsen van buisjes. Op 7 december 1992 werd Rob behandeld: buisjes werden geplaatst en de inmiddels weer aange24
Ondanks afspraken kwam van verzorging tijdens opname weinig terecht
groeide neusamandel verwijderd. Tot mijn grote verbazing bleek dat ik, na ruim vier jaar, opnieuw niet aanwezig kon zijn bij de inleiding van de narcose. En opnieuw duurde het mij veel te lang voordat ik naar mijn zoon toe mocht. Om 8.30 uur werd hij gehaald, om 9.50 uur was ik pas bij hem. Navraag bij de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis leerde mij, dat in de meeste ziekenhuizen een van de ouders aanwezig kan zijn bij de inleiding van de narcose bij dit soort ingrepen in dagverpleging, en dat tevens in een zeer groot aantal ziekenhuizen de ouder bij het ontwaken c.q. direct na het ontwaken bij het kind is. Overigens heeft u in de gids 'Welk ziekenhuis kiest u', uitgegeven door bovengenoemde vereniging, laten vermelden, dat de ouder wel aanwezig kan zijn bij het ontwaken uit de narcose …..? Inzake het plaatsen van buisjes en verwijderen van de neusamandel hebben onderstaande ziekenhuizen mij telefonisch het volgende medegedeeld: (zie het staatje onderaan Red.)
Naar aanleiding van het in september 1992 verschenen themanummer 'Ouders ' ontving Kind en Ziekenhuis een kopie van de brief die de ouders van de meervoudig gehandicapte Eltjo Consten zonden aan de directie van het Academisch Ziekenhuis te Groningen. Tijdens de opname van Eltjo in dit ziekenhuis ging, ondanks goede afspraken, heel wat mis met betrekking tot de verzorging. 'Het doet ons pijn u op deze manier op de hoogte te moeten brengen van de zeer onprettige ervaringen m.b.t. de opname van onze zoon Eltjo Consten, geboren 30 januari 1980, meervoudig complex gehandicapt. Onze zoon heeft sinds een paar maanden problemen met het urineren en wij als ouders hebben in overleg met de arts van de instelling waar hij dagelijks vertoeft, contact gezocht met uw ziekenhuis. Eltjo is reeds 12 jaren onder behandeling van uw ziekenhuis. Na het contact volgden diverse consulten en de uitslag was een opname op dinsdag 17 november 1992. Na enige contacten en onderzoeken werd de afspraak gemaakt niet vooraf opnemen maar alleen de dag van de ope-
Bij al deze ziekenhuizen in de regio derhalve een bijzonder kindvriendelijke benadering. Mijn vraag aan u is, waarom dit niet het geval is in het Pasteurziekenhuis.' A. van den Herik-van Wijk, Oosterhout.
Aanwezig bij inleiding narcose
Aanwezig bij het ontwaken
Baronie te Breda
ja
vrijwel direct (na 15 min.)
Ignatius te Breda
ja
vrijwel direct
St. Elisabeth te Tilburg
ja
direct
Refajate Dordrecht
ja
direct
Beatrix te Gorinchem
ja
direct
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1993
BRIEVEN ratie, namelijk donderdag 19 november 1992. Tijdens en na de operatie werd geen contact gezocht met de begeleidster van De Brink, die uiteraard aanwezig moest zijn na het uitslapen (recoveryroom). Men was toch op de hoogte van haar aanwezigheid. Eltjo werd in de ochtenduren behandeld en werd later naar de verpleegafdeling kinderchirurgie vervoerd. Op deze afdeling was men niet op de hoogte van zijn komst (slechte communicatie) en werd ons letterlijk te verstaan gegeven: 'U dient zelf voor eten en verzorging te zorgdragen. Wij hebben Eltjo niet in de planning en hebben niet voldoende mankracht'. Na een poosje zocht ik contact met twee afdelingsverpleegsters om alsnog iets te regelen. Samen kwamen we tot de slotsom dat in de avonduren zijn medicijnen (voor epilepsie) hem zouden worden toegediend door de verpleging. Tevens werden afspraken gemaakt voor de volgende ochtend met betrekking tot eten en medicijnen. Deze activiteiten zouden ook door de afdeling geregeld worden. Voor de verdere verzorging zouden wij zorgdragen. Tot mijn grote verbazing kwam ik 's morgens om negen uur al gauw tot de conclusie dat mijn zoon geen medicijnen en geen eten had gehad. Dit heb ik dus zelf maar gedaan. Toen ik binnen de afdeling hier over sprak werd mij te verstaan gegeven dat zij van niets wisten. Aangezien er van 9.00 tot 9.30 uur koffiepauze was, kon men mij verder ook niet helpen!!! Verder werd mij medegedeeld dat mijn zoon zeer regelmatig van een schone luier voorzien moest worden om te voorkomen dat er huidirritaties zouden optreden. Uiteraard een goed advies, maar mijn verbazing was groot toen ik zijn laken omhoog lichtte en constateerde dat zijn bed nat was! Dit soort zaken zijn voor ons onaanvaardbaar en we kunnen dan ook alleen maar concluderen dat de gehele gang van zaken rond deze ziekenhuisopname zeer betreurenswaardig is.' G.H.A. Consten, Bedum.
Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis
Eerdere themanummers
Overzicht van eerder gepubliceerde themanummers 'KIND EN ZIEKENHUIS'.
Jaargang 3 -1980 Nr. l - Veranderingsprocessen Nr. 2 - Het schoolprojekt Nr. 3 Rechtspositie van het kind* Nr. 4 Kinderchirurgie Jaargang 4-1981 Nr. l - NZR-rapport O-18 jarigen Nr. 2 - Tieners* Nr. 3 - Ongevallen Nr. 4 - Lichamelijk gehandicapt* Jaargang 5-1982 Nr. l - Ziek en toch school* Nr. 2 - Amandelen Nr. 3 - Buitenlandse kinderen Nr. 4 - Symposium Rooming-in Jaargang 6-1983 Nr. l - Pasgeborenen Nr. 2 - Klachtenbehandeling Nr. 3 - Narcose* Nr. 4 - Ernstig ziek (kanker)* Jaargang 7 -1984 Nr. l - Medische experimenten* Nr. 2 - Voorbereiden* Nr. 3 - Isolatie Nr. 4 - Nazorg Jaargang 8-1985 Nr. l - Tienerafdelingen* Nr. 2 - Kind en narcose Nr. 3 - Opleidingen Nr. 4 - Rooming-in* Jaargang 9-1986 Nr. l - Ouderparticipatie Nr.2 - Pijn Nr. 3 - Trauma/Eerste Hulp Nr. 4 - Intensive Care Jaargang 10 -1987 Nr. l - Broertjes en zusjes Nr. 2 - Verstandelijk gehandicapt Nr. 3 - Ziekenhuisklimaat O-18 jr. Nr. 4 - Een stap verder; symposium
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1993
Jaargang 11-1988 Nr. l - Kinderen met een handicap* Nr. 2 - Communicatie Nr. 3 - Bouwen voor kinderen Jaargang 12 -1989 Nr. l - Amandelen* Nr. 2 - Spel Nr. 3 - Pijn Nr. 4 - Chronisch ziek I Jaargang 13 -1990 Nr. l -Chronisch ziek II Nr. 2 - Voorbereiden I Nr. 3 - Voorbereiden II Nr. 4 - Zieke zuigelingen Jaargang 14 -1991 Nr. l - Rechten van kind en ouder Nr. 2 - Dagverpleging en kinderen Nr. 3 - Vroeggeborenen: beslissen over leven of sterven Nr. 4 - Communicatie - Aansprakelijkheid - Vrije artsenkeuze en second opinion Jaargang 15 -1992 Nr. l - Klachten - Ouderbriefje bij narcose Nr. 2 - Kwaliteit Nr. 3 - Ouders Nr. 4 - Kwaliteit 2: adolescenten Kosten per themanummer Jaargang 3 t/m jaargang 13 ƒ 13,25 Vanaf jaargang 14 ƒ 16,00 Overdruk 'ƒ 9,00 Bestelwijze Het verschuldigde bedrag overmaken naar giro 6131073 ten name van Kind en Ziekenhuis te Dordrecht onder vermelding vanjaargang, nummeren thema van het tijdschrift. Indien nodig ook vermelden ter attentie van wie toezending dient te gebeuren. *Overdruk van de thema-artikelen (tijdschrift is uitverkocht).
25
THEMA
Videoband over behandeling van klomp voetjes
Voorlichtingsmateriaal Kind en Ziekenhuis De Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis geeft het volgende voorlichtingsmateriaal uit. Vier voorlichtingsfolders voor ouders: Opname - Rooming-in - In 't ziekenhuis - Amandelen 100 stuks folder Opname 100 stuks folder Rooming-in 100 stuks folder In 't ziekenhuis 100 stuks folder Amandelen
ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ
3,50 27,00 27,00 32,00 37,00
Welk ziekenhuis kiest u? (vierde druk)
ƒ
9,85
Jaap de Aap in het ziekenhuis
ƒ
10,00
Uw kind in het ziekenhuis, wat kunt u als ouder doen
ƒ
10,00
Handvest Kind en Ziekenhuis
ƒ
6,00
Videoband 'Als je kind naar het ziekenhuis moet...'
ƒ 150,00
Bouwen voor kinderen (themanummer 'Kind en Ziekenhuis')
Bij de Vereniging Ondergroep Klompvoetjes kan een videovoorlichtingsfilm over de behandeling van klompvoetjes worden besteld. De band laat zien hoe kindvriendelijk, én ouder-vriendelijk, de behandeling kan worden toegepast. Ook toont zij een uitgebreide wekedelenoperatie, de zogenoemde 'postero medial release'. De videoband, van het type VHS en met een speelduur van zestien minuten, kan worden aangevraagd door een bedrag van f 82.50 over te maken naar het gironummer 6259605 ten name van Vereniging Ondergroep Klompvoetjes te Rotterdam, onder vermelding van 'Videoband'. Voor meer informatie: Secretariaat Vereniging Oudergroep Klompvoetjes, Lamastraat 25, 3064 LK Rotterdam, telefoon 0104517505.
ƒ 13,25
Kinderen in het ziekenhuis Handleiding voor het vervaardigen van een informatieboekje voor ouders (uitgave Landelijke Vereniging Kind en Zieken huis en NZI) ƒ 18,00 Mijn ziekenhuisboek (Per doos van 70 stuks ƒ 200,00)
ƒ
8,25
Wandplaat 'Het ziekenhuis', in koker - in envelop (gevouwen) - per 10 stuks in koker
ƒ 15,00 ƒ 8,25 ƒ 50,00
Begeleidingsmap bij ziekenhuisopname van verstandelijk gehandicapte kinderen
ƒ
Handleiding schoolproject Ziekenhuis voor de midden- en bovenbouw van de basisschool
ƒ 10,00
6,00
Een overzicht van het beschikbare documentatiemateriaal en een lijst van eerder verschenen themanummers van 'Kind en Ziekenhuis' is op aanvraag verkrijgbaar.. Alle prijzen inclusief verzendkosten.
Werkgroep 'schisis' Bij de B OS K, vereniging van motorisch-gehandicapten en hun ouders, functioneert een werkgroep 'schisis'. Het Griekse woord 'schisis' (spleet) is de medische verzamelnaam voor een aangeboren spleet in de lip, de kaak of het gehemelte. Per jaar worden in Nederland zo'n driehonderd kinderen met deze afwijking geboren. De werkgroep richt zich op het beantwoorden van vragen van ouders. Daarnaast biedt zij patiënten dan wel de ouders van patiëntjes de mogelijkheid om met lotgenoten of andere ouders over eventuele problemen van gedachten te wisselen. Voor meer informatie: BOSK, Landelijk Bureau, Postbus 457, 2501 CL Den Haag, telefoon 070-3500554.
Bestelwijze: - Het verschuldigde bedrag overmaken naar Postbank nr. 61 31 073 t.n.v. Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis te Dordrecht onder vermel ding van de gewenste artikelen. - Schriftelijk bestellen bij het Landelijk Bureau, Aardappelmarkt 3, 3311 BA Dordrecht met bij sluiting van een girobetaalkaart, bankcheque of het verschuldigde bedrag aan postzegels voor de opgegeven artikelen. 26
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1993
THEMA
Deventer
Werkgroep vindt personeel ziekenhuis 'gelijkgericht' In haar voorlichting naar de ouders toe wijst de Werkgroep Kind en Ziekenhuis Deventer er in het vervolg op, dat 'ook het ziekenhuispersoneel het welzijn van het kind voor ogen heeft'. Over de achtergrond van deze stellingname stuurde zij de redactie van Kind en Ziekenhuis het onderstaande bericht, dat tegelijk een opwekking is aan andere werkgroepen om eenzelfde stap te overwegen. Vanuit diverse afdelingen van de De- eenheidsfront vormen ten behoeve venter Ziekenhuizen en verpleegkundi- van het kind in het ziekenhuis en de gen in opleiding is de Werkgroep Kind werkgroep concludeert voorzichtig, en Ziekenhuis Deventer een actualiteit dat op dit terrein een deel van haar voorgelegd, die ons inziens uw aandacht doelstelling bereikt is. De Werkgroep verdient. Mede dankzij de coöperatie Kind en Ziekenhuis Deventer heeft van het verplegend personeel en diverse deze gelijkgerichtheid van haarzelf én specialismen is het klimaat binnen de het ziekenhuispersoneel inmiddels in ziekenhuizen kindvriendelijker gewor- haar voorlichting opgenomen en den. De zorg voor en de behandeling van hoopt dat deze stellingname voor het kind en de ouder is aanwijsbaar meerdere werkgroepen een aanzet is verbeterd. Een groeiproces betreffende om haar als aanvulling in overweging de mentaliteit van het ziekenhuisperso- te nemen. neel is waarneembaar in de Deventer Werkgroep Kind en Ziekenhuis Ziekenhuizen. De relatie die het perso- Deventer. neel met 'patiëntje-ouder' opbouwt, legt de basis van waaruit kind vriendelijk gehandeld kan worden. Is het daarom niet in het belang van het kind en de ouder dat de Werkgroep Kind en Ziekenhuis in haar voorlichting aan ouders opneemt, dat ook het ziekenhuispersoneel het welzijn van het kind voor ogen heeft? Met name op de punten 5, 7 en 8 van het Handvest Kind en Ziekenhuis werd de Werkgroep Deventer door het verplegend personeel geattendeerd. Het voelt zich sterk verantwoordelijk voor het naleven van deze punten.
Prijs van gemeente voor werkgroep
Op 26 november vorig jaar vierde de gemeente Deventer voor de vijfde maal de 'internationale vrijwilligersdag'. Bij die gelegenheid was de werkgroep Kind en Ziekenhuis Deventer een van de vier organisaties die de 'gemeentelijke vrijwilligersprijs 1992' kregen uitgereikt. De gemeente Deventer stelt ten behoeve van het vrijwilligerswerk jaarlijks een prijs van duizend gulden beschikbaar, te verdelen over vier sectoren. De Werkgroep Kind en Ziekenhuis kreeg de prijs in de sector 'zorg', volgens het juryrapport vooral op grond van haar 'enthousiasme, gecombineerd met een ongelooflijke taaiheid'.
Publiciteit Voor de werkgroep was het ontvangen van de vrijwilligersprijs een verrassing. Als gevolg van de uitverkiezing kreeg zij een stuk ongevraagde en gratis publiciteit via de krant en de Deventer omroep. De f. 250,- van de prijs zal worden gebruikt om het voorlichtingsmateriaal uit te breiden.
Eenheidsfront In de tien jaar dat de Werkgroep Deventer werkzaam is, is gebleken dat een goede communicatie is opgebouwd met de ouders enerzijds en het ziekenhuis anderzijds. Geconstateerd mag worden dat beide groepen een KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1993
* Prijsuitreiking in Deventer. Op de voorgrond enige leden van de werkgroep Kind en "Ziekenhuis. 27
WERKGROEPEN
ALKMAAR Mw. T. Jong, Waarddijk 4, 1704 PW Heerhugowaard, tel. 02262-1534.
DOKKUM Mw. A. van den Berg, Rondweg Noord 17, 9101 AD Dokkum, tel. 05190-3814.
AMERSFOORT MW. A. Landman, Van Hardenbroeklaan 21, 3832 CK Leusden, tel. 033-941433.
DORDRECHT Mw. E. Hekking, de Jagerweg 144, 3328 HG Dordrecht, tel. 078-177712.
AMSTERDAM v Mw. M. van Loon-van Bovene, Werengouw 23, 1024 NL Amsterdam, tel. 020-6363712.
EINDHOVEN Mw. Mies Frima, Koekoeklaan 14, 5613 AJ Eindhoven, tel. 040-450147.
ARNHEM Mw. L. Schaap, Roemer Visscherstraat 42, 6824 MZ Arnhem, tel. 085-641114.
EMMEN Mw. H.C. Stenger-Ekens, Ronerbrink 13, 7812LTEmmen, tel. 05910-41347.
ASSEN Mw. I.C. Kiestra-Ritsema, Eemland 16, 9405 KE Assen, tel. 05920-52514.
ENSCHEDE Mw. M. van Dijken, Menuetstraat 13, 7543 GD Enschede, tel. 053-614701.
BERGEN OP ZOOM en ROOSENDAAL Mw. T.B.M, van Opstal, Canadalaan 6, 4631 NV Hoogerheide, tel. 01646-12168.
GOUDA Mw. A.van Bergen, Merel 52, 2411 KP Bodegraven, tel. 01726-11504.
BREDA Mw. J. Verheyde, Wilderen 124, 4817 VH Breda, tel. 076-812823.
GRONINGEN Mw. B. Donner, Holtstek 25, 9713 DA Groningen, tel. 050-140212.
COEVORDEN/HARDENBERG Mw. H.M. de Boer, De Haar 2, 7845 TH Helsloot, tel. 05242-1393.
HARDERWIJK Mw. N. Wijntjes, Wieringenmeen 26, 3844 NA Harderwijk, tel. 03410-25802.
DELFT Mw. A. van Kester-Roks, Dijkweg 133, 2675 AD Honselersdijk, tel. 01740-23149.
HEERLEN Mw. I. Stahlman, Op den Knip 167, 6467 GZ Kerkrade, tel. 045-415348.
DEN HELDER Mw. W. Jurriansen, Kruiszwin 2351, 1788 LZ Den Helder, tel. 02230-44911.
HELMOND Mw. A.C.P. van Noordwijk, Helmondseweg 29, 5735 RA Aarle-Rixtel, tel. 04928-3491.
DEURNE Mw.T. v.d. Mortel, Van Gilsstraat 22, 5751 CKDeurne, tel. 04930-14117.
HENGELO Mw. L. Leverink, Strumphlerstraat 20, 7553 AV Hengelo (O), tel. 074-429880.
DEVENTER Mw. C. Buijs, Postbus 185, 7400 AD Deventer, tel. 05700-24973.
's-HERTOGENBOSCH Mw. M. van Oirschot-Korsten, Kattenbosch 45, 5243 SG Rosmalen, tel. 04192-14484.
DOETINCHEM Mw. DJ. Kuipers, Bonifaciusstraat 64, 7009 MP Doetinchem, tel. 08340-32162.
HILVERSUM Mw. H. Brouwer, Bernard van Beeklaan 65, 1241 AD Kortenhoef, tel. 035-63149.
28
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1993
WERKGROEPEN
HOOGEVEEN Mw. R. Rozema-Hein, Jan Westerhuisstraat 12, 7924 RE Veeningen, tel. 05289-1313.
SNEEK Mw. van der Vegt, it Mediel 10, 8628 EV Goënga, tel. 05150-23135.
KAMPEN Mw. D. van Straten, Postbus 304, 8260 AH Kampen, tel. 05202-15366.
STADSKANAAL M w. S. van Dijk, Acaciahage 8, 9501 WE Stadskanaal, tel. 05990-17742.
LEEUWARDEN Mw. A. Tigchelaar, Felixwei 53, 9051 KG Stiens, tel. 05109-2086.
TIEL Mw. L. de Nijs, Burg. Houtkoperlaan 13, 4051 EW Ochten, tel. 03444-2701.
LEIDEN Mw. A. van Leeuwen, Fagelstraat 53, 2334 AW Leiden, tel. 071-155695.
TILBURG Mw. R. van Hees, Ravensbeek 7, 5032 AV Tilburg, tel. 013-634106.
LELYSTAD Mw.A.Bos, Ringdijk 340, 8244 BS Lelystad, tel. 03200-60269.
UTRECHT Mw. I. Ophorst-Hoos, Strausslaan 4, 3723 JN Bilthoven, tel. 030-294309.
MAASTRICHT Mw. I. Bootz, Molenweg 35, 6225 NB Maastricht, tel. 043-631842.
VEGHEL Mw. S. Janssen, Hertog Janstraat 31, 5461 AG Veghel, tel. 04130-41314.
MEPPEL Mw. G.C. Bouwknegt, Postbus 14, 7948 ZG Nijeveen, tel. 05529-1588.
VENLO Mw. G. van Beers, Baarloseweg 29, 5995 BK Kessel, tel. 04762-2670.
MIDDELBURG Mw. M. Osté, M. van Bourgondiëstraat 6, 4386 CV Vlissingen, tel. 01184-65780.
VENRAY Mw. M. Verstraten, Beekstraat 4, 5821 CM Vierlingsbeek, tel. 04781-2315.
NOORDOOSTPOLDER en URK Mw. A. Griffioen, Postbus 395, 8300 AJ Emmeloord, tel. 05270-98860.
WAALWIJK Mw. M. van Buren, Lagevaert 3, 5177 MB Kaatsheuvel, tel. 04167-75459.
NIJMEGEN Mw. A.C.M. Noordzij, Lijsterbeshof 11, 6581 PT Malden, tel. 080-582107.
WAGENINGEN J. van Haeringen, Langhoven 20, 6721 SKBennekom, tel. 08389-19482.
OOSTERHOUT Mw. V.M. Brons, Van Leeuwenhoeklaan 15, 4904 KN Oosterhout, tel. 01620-22876.
WEERT Mw. D. Bastiaanse, Joh. van Meursstraat 48, 6001 XG Weert, tel. 04950-21805.
ROERMOND Mw. A. Piëtte, Burg. Joostenlaan 33, 6042 ES Roermond, tel. 04750-24527.
WEST-FRIESLAND Mw. I. Steltenpool, Zeeweg 24, 1693 AT Wervershoof, tel. 02288-4023.
ROTTERDAM Mw. C. Boelhouwer, Molenlaan 297, 3055 GG Rotterdam, tel. 010-4229392.
WINSCHOTEN Mw. Ellen Janssen, Veerlaan 4, 9698 PJ Wedderveen, tel. 05976-1574.
SCHIEDAM, VLAARDINGEN, MAASSLUIS Mw. A. van der Vliet, Julianalaan 16, 3155 JJ Vlaardingen, tel. 010-4349858.
YERSEKE Mw. F. Duinkerke, Rozenlaan 6, 4401 HG Yerseke, tel. 01131-2895.
SITTARD Fam. Brasz, Gulikstraat 13, 6151 BG Munstergeleen, tel. 046-523390.
ZWOLLE Mw. G. Houwing, Van Pallandstmarke 74, 8016 CX Zwolle, tel. 038-652175.
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1993
29
BOEKEN
Hoe weet een aspirientje waar de pijn zit? FORTUIN, DRIES: Hoe weet een aspirientje waar de pijn zit? Naarden, Strengholt, 1992 (Eerste druk 1991). Register, 123 blz. Prijs: f. 22.50.
BOEKEN onder redactie van
Marie-José Overbosch
De huisarts Dries Fortuin, misschien bekend van het Kinder spreekuur in AVRO'S Servicesalon, geeft in dit boekje antwoord op vragen die kinderen hem stelden over ziekte en gezondheid. Het werkje, in pocket-formaat, bevat grappige tekeningetjes voor kinderen in de schoolleeftijd. De vele vragen worden vlot, luchtig, nuchter en 'verantwoord' beantwoord. Fortuin rekent af met hardnekkige volksopvattingen. In het register vond ik bij de letter A niet de amandelen, bij de N wel de neusamandelen; dan zou je de keelamandelen ook verwachten. Ik las weinig over seksualiteit, behalve twee vragen over zwangerschap, en kwam ook geen 'veelgebruikte termen op dit gebied' tegen. Een aardig boekje voor kinderen om eens door te lezen of er eens wat in op te zoeken.
Meer over het lichaam Twee andere boeken waarin kinderen, en volwassenen ook wel, iets in kunnen opzoeken over hun lichaam zijn: 'Mijn lichaam; 101 vragen en antwoorden' en 'Het menselijk lichaam', beide uitgeven bij Deltas in Harderwijk 'Mijn lichaam; 101 vragen en antwoorden' is geschreven door Son Tyberg. Het is een groot formaat boek van 32 pagina's, met goede illustraties, eigentijdse foto's en duidelijke schema bij vragen als: 'Wanneer heb je koorts' en 'Waarom klopt je hart'. Aardige extra wetenswaardigheden maken dit boek ook voor oudere jeugd nog leuk om te lezen. De prijs is f 18.50. 'Het menselijk lichaam', vertaald uit het Engels, is van de hand van Mark Crocker. Het telt 66 bladzijden en bevat een woordenlijst en een index. De prijs is f 36.90. Het is een groot en kleurig boek met als hoofdstukken: de spijsvertering, 30
het transport, skelet en spieren, het zenuwstelsel en de voortplanting. Hierin worden werkelijk ongelooflijk veel onderwerpen ondergebracht. Het boek biedt goede illustraties bij de blokjes tekst, mooi ingedeelde kijkpagina's vol afwisseling, een groot aanbod van feiten en een duidelijke uitleg. Kinderen en volwassenen kunnen er wel wat interessants in vinden. MJO
Oei, ik groei! RIJT, HETTY VAN DE en FRANS X. PLOOIJ: Oei, ik groei! De acht sprongen in de mentale ontwikkeling van je baby. Ede, Zomer & Keuning, 1992. Tekeningen: Jan Jutte. Adressenlijst en register, 184 blz. Prijs: f. 29.90. 'Dit boek,' aldus de uitgever, 'laat zien wat er in je baby's hoofdje omgaat. Het gaat met sprongen. De sprongen in deze mentale ontwikkeling zijn aanwijsbaar en herkenbaar. Rond vijf weken, nog een rond acht weken, daarna rond twaalf weken en zo maar door. Met steeds grotere tussenpozen. Je leert je baby begrijpen; de sprongen herkennen aan het gedrag van je baby; hoe je erop moet inspringen en je leert zien wanneer je baby ervoor openstaat nieuwe dingen te leren.' 'Oei, ik groei!', dat de eerste zestig KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1993
BOEKEN weken van een baby beschrijft, is een heel vrolijk boek. Het staat vol met praktische adviezen om met je baby om te gaan. De opzet is zeer overzichtelijk en systematisch. Het taalgebruik is eenvoudig, zonder vervelend populair te zijn. Wetenschappelijkheden zijn verwerkt tot herkenbare en begrijpelijke hoofdstukjes. De talrijke beschreven observaties van de moeders die aan het onderzoek van de auteurs meewerkten, maken het boek bijzonder levendig. Je gaat zelf een kind ook bewuster bekijken en volgen. Ik maakte iedereen die maar een baby in zijn nabijheid heeft, al op dit boek attent. 'Oei, ik groei!' beveel ik zonder terughoudendheid aan. MJO
In de media
Het been van Heleen en het oor van Leonoor KLIPHUIS, CHR1STINE: Het been van Heleen; over je been in het gips. Amsterdam, Sjaloom, 1992. In de serie: De Ziekenboeg. Geïllustreerd door Helen van Vliet. 29 Blz. Prijs: f. 14.90. KLIPHUIS, CHRISTINE: Het oor van Leonoor; over huisjes in je oren. Amsterdam, Sjaloom, 1992. In
de serie: De Ziekenboeg. Geïllustreerd door Helen van Vliet. 29 Blz. Prijs: f. 14.90. Met 'De ziekenboeg' is de Amsterdamse uitgeverij Sjaloom begonnen aan een serie voor kinderen van circa 4 tot 8 jaar. Samen met hun ouders kunnen zij zich al lezend voorbereiden op een bezoek van of aan de dokter of aan het ziekenhuis. De boekjes geven in verhaalvorm een beeld van wat het kind kan verwachten in het ziekenhuis of bij de dokter. Elk boekje behandelt een concrete ziekte of ingreep. Aan het eind van elk boekje zijn voor de ouders puntsgewijs een aantal aanbevelingen en een adressenlijstje opgenomen en voor het kind een paar pagina's om de eigen ervaringen op te (laten) schrijven. In 'Het been van Heleen' valt Heleen van de bank op het schoolplein. Zij wordt naar het ziekenhuis gebracht en daar blijkt uit röntgenfoto's dat er een scheurtje in haar scheenbeen zit. Het been moet drie weken in het loopgips. Daarna zaagt een verpleegster het gips eraf. Het scheurtje is genezen. In 'Het oor van Leonoor' moet Leonoor 'buisjes' in haar oren. Het bezoek aan de dokter en de uiteinde-
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1993
FOVIG NIEUWS, jrg. 6, 1992, nr. 3, p. 19-20: Kind en Ziekenhuis pleit voor inschakelen ouders bij zorg. AUDIOVIZIER EN RECENSIES AVM, nr. 19, 1992: 'Een hele ingreep'. KIOSK, jrg. 6, 1992, nr. 11, p. 7: Kind en Ziekenhuis, themanummer Ouders. PATIËNTENBELANGEN DORDRECHT, september 1992, jrg. 14, nr. 3, p. 6: Kind en Ziekenhuis, themanummer Klachten. KWALITEITBEELD, september 1992, Kwaliteitsverbetering door samenwerking met werkgroep Kind en Ziekenhuis. LEEFSTIJL, oktober 1992, jrg. 3, nr. 3, p. 12 en 13: Werkgroep Kind en Ziekenhuis Deventer bestaat l O jaar. WELZIJN, november 1992, p. 18: Patiëntvriendelijk werken! VTO NIEUWSBRIEF, november 1992, jrg. 9, nr. 2, p. 17: Inschakelen ouders bij zorg. OUDERS VAN NU, november 1992, nr. 11, p. 101: Als j e kind naar het ziekenhuis moet. PRIMEUR, 19-26 november 1992, Adolescenten in het ziekenhuis. BRABANTS NIEUWSBLAD, 15 december 1992, p. 13: Kinderpijn moetje serieus nemen. LIBELLE, december 1992, nr. 50, p. 75: Kinderen en ziekenhuisopname. CONTRASMA, december 1992, nr. 4, p. 144: Inschakelen ouders bij ver pleging van kind. KINDEREN, januari 1993, nr. l, p. 33: Wist je datje in de meeste zieken huizen.... ATTENT,jrg. 7, nr. l, 1993,p. 16-17: Kies een kindvriendelijk ziekenhuis.
lijke operatie komen uitvoerig aan de orde.
Goed initiatief
De verhaaltjes zijn bepaald niet sterk en hebben eerder de vorm van een verslag. De titels liggen gemakkelijk in het gehoor, maar mogen wat braaf worden genoemd. Ondanks deze bezwaren is het initiatief om over deze onderwerpen een boekje te schrijven te loven; er is nog t> 31
BOEKEN
Psychologie voor Kinderverpleegkundigen HEYSTER, H. en H. VERHEUEN; Psychologie voor Kinderverpleegkundigen; Lochem, de Tijdstroom, 1991. 256 blz., met literatuuropgave. Prijs: f. 47.50.
steeds niet zoveel voorhanden. Christine Kliphuis, die werkt als hoofd voorlichting en public relations van een ziekenhuis, is zelf een moeder die vergeefs zocht naar geschikt materiaal toen haar dochter 'buisjes' moest hebben. Het blijft voor ouders die deze boekjes met hun kinderen lezen, wel goed opletten: in het ziekenhuis van uw kind gaat het misschien wat anders dan hier wordt beschreven. Leest u vooral ook de laatste bladzijde van het boekje, dat hiervoor terecht waarschuwt. MJO
Naar mijn indruk hebben de schrijvers van 'Psychologie voor Kinderverpleegkundigen' zich ten doel gesteld in hun werkstuk: theorie en praktijk met elkaar af te wisselen; veel onderwerpen aan de orde te stellen en weinig over te slaan; rekening te houden met maatschappelijke ontwikkelingen; de theorie niet al te diepgaand te behandelen; eenvoudige taal te gebruiken, de stof in overzichtelijke porties te verdelen en deze aardig te illustreren met tekst en foto. Het is een doelstelling waar niets op aan te merken is en die past bij de doelgroep waarvoor zij schrijven. In elk geval zijn zij erin lezing bleef bij mij de indruk bestaan geslaagd al de genoemde elementen in dat ik met dit boek de neerslag in handen had van een jarenlange ervahun boek te verwerken. ring als docent en niet van eigen ervaringen uit de praktijk. Theoretisch Een harmonisch boek is 'Psychologie Ik aarzel dan ook om dit boek aan te voor Kinderverpleegkundigen' zeker raden als studieboek voor kinderverniet geworden. Een aantal onderdelen en pleegkundigen in spe. In elk geval praktijkvoorbeelden zijn goed beschre- hoop ik, dat zij bij gebruik ervan ven, andere zaken zijn erg theoretisch enige, desnoods mondelinge, aanvulling zullen krijgen. gebleven. Ook na hernieuwde MJO
Dat is heel wat voor een kat VIORST, JUDITH: Dat is heel wat voor een kat, vind je niet? Haarlem, Gottmer, 1992. Geïllustreerd door Erik Blegvad. Heruitgave (Eerste druk 1972). Prijs: f. 15,-. Dit is het verhaal van poes Roetje, die na zijn dood voortleeft in de gedachten van de mensen die van hem hielden en in de planten op de plek waar hij begraven ligt. 'Omdat Roetje een fijne poes was, had ik in het begin veel verdriet. Maar toen ging ik alle fijne dingen bedenken die ik van hem wist. Dat waren er wel negen. En nu weet ik er zelfs tien! Dat is heel wat voor een kat, vind je niet?' Dit oude boekje, dat bij velen nog be32
kend is, heeft niets van zijn kracht verloren. In 1976 kreeg het al de zesde druk. Deze heruitgave ziet er aantrekkelijk uit, een prentenboek met een donkergroene stevige kaft. De tekeningen bleven hetzelfde, zijn zwart-wit, sober, maar geven de stemming goed weer. Ouders raad ik aan dit boekje bij een toepasselijke gelegenheid met hun kind te lezen. Mijn ervaring is dat het een troostende werking kan hebben. Bovendien biedt het aanknopingspunten voor een gesprek over de dood. Sommige kinderen vinden het verhaal wat zielig als zij het zomaar tussendoor lezen. MJO
KIND EN ZIEKENHUIS MAART 1993
LANDELIJKE VERENIGING KIND EN ZIEKENHUIS
AANMELDINGSFORMULIER ONDERGETEKENDE: Naam .......................................................... (Fam/Hr/Mw/Instelling) Adres .................................................................................................. Postcode en woonplaats ........................................................., ........... Functie of hoedanigheid...................................................................... Geeft zich op als LID van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis en draagt als contributie bij ƒ...........................(minimaal ƒ 50,- per boekjaar). Datum
Handtekening.................................
Leden van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis ontvangen 4x per jaar het tijdschrift KIND EN ZIEKENHUIS. Het boekjaar loopt van l oktober tot 30 september d.a.v. Ten behoeve van de contributiebetaling wordt een acceptgirokaart toegezonden. De opzegtermijn is drie maanden. Gaarne volledig ingevuld en ondertekend retourneren aan: Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis Aardappelmarkt 3 33 J J BA Dordrecht