Cahier
Kunstgrepen
Een initiatief van de psychiatrische ziekenhuizen van de vzw Emmaüs: Psychiatrisch Ziekenhuis Sint-Norbertus Duffel
Psychiatrisch Ziekenhuis Bethaniënhuis Zoersel
Over creativiteit in de psychiatrie
S
Y M P O S I U M
26 januari 2007
Colofon Samenstelling redactie: Algemeen secretariaat PC Bethanië Ingrid Moerman Lutgart Van Dongen Fotograaf: Leo Eyselbergs Verantwoordelijke uitgever: Gui Rusch Andreas Vesaliuslaan 39
Vo o r w o o rd Beste symposiumgangers, Als hoofdgeneesheer van het Psychiatrisch Ziekenhuis Bethaniënhuis is het mij een waar genoegen u van harte welkom te heten op het derde symposium dat gezamenlijk ingericht wordt door het Psychiatrisch Ziekenhuis Sint-Norbertus Duffel en het Psychiatrisch Ziekenhuis Bethaniënhuis Zoersel. Samen met onze zusterinstelling in Duffel maken we deel uit van dezelfde inrichtende macht, de vzw Emmaüs. Samen begeleiden we dagelijks meer dan vijftienhonderd patiënten binnen het psychiatrisch ziekenhuis (zowel in volledige hospitalisatie als in dagverpleging), in psychiatrische verzorgingstehuizen, beschut wonen, thuiszorg en poliklinische begeleiding.
2980 Zoersel Opmaak: www.hetgeelpunt.be April 2007
met de steun van:
In januari 2005 ging onze symposiumreeks hier van start met een studiedag over de zorg voor patiënten met een complexe en langdurige problematiek. Sprekers uit Nederlandse en Vlaamse academische middens brachten toen bijdragen over professionalisering en vermaatschappelijking van zorg, over autonomie van de patiënt en over stigmatisering. In januari 2006 was er een tweede studiedag in het Psychiatrisch Ziekenhuis in Duffel. Toen kwamen de kritische factoren in herstel en terugval bij majeure psychiatrische ziektebeelden aan bod. De borderlinepersoonlijkheidsstoornis, psychose, depressie en problematisch alcoholgebruik kregen elk ’s ochtends een theoretische beschouwing en in de namiddag werd in workshops ingegaan op de klinische praktijk. Vandaag kozen we onder de naam Kunstgrepen voor het thema ‘Creativiteit en psychiatrie’. Creativiteit is een vlag die breed en veelkleurig genoeg is om verschillende ladingen te dekken. Creativiteit die schuilt in patiënten? Creativiteit die ontluikt
3
dankzij of net ondanks een psychiatrisch ziektebeeld? Creativiteit waarop behandelaars beroep moeten doen om aan herstel te werken? Gaan creativiteit en psychiatrie überhaupt wel samen? Bij wijze van opwarmer zal ik kort twee ver uit elkaar liggende standpunten formuleren en naderhand kan ik de onderdelen van deze studiedag ergens tussen beide standpunten in positioneren. Voor de doemdenkers van de Scientology-beweging is het heel eenvoudig. Eenduidig en rechtlijnig zoals het een echte sekte past, stelt deze beweging dat psychiatrie elke creativiteit doodt. Ze zijn dan ook een echte kruistocht begonnen om dit standpunt kracht bij te zetten met publicaties, het oprichten van verenigingen en het bestoken van de media met hun radicale standpunt. Ze zijn de grote geldschieters van de Citizens Commission on Human Rights, die van leer trekt tegen het biologisch-psychiatrisch denken en allerlei wantoestanden aanklaagt. Psychiatrische instellingen volledig uitroeien, lijkt wel een mission impossible, maar met Tom Cruise in hun rangen weet je maar nooit … Daartegenover vind je de verheerlijkers van creativiteit en psychiatrie. In een hoogdravend, zeg maar pathetisch discours, steken ze de loftrompet van de onvermoede creatieve krachten die psychiatrische symptomen of ziektebeelden hebben losgemaakt. Hun eufoor discours roept bij mij toch eerder een ongemakkelijk gevoel op: dezelfde gêne die me ook overvalt als sommige vrijwilligers in de palliatieve zorg het sterven van een patiënt beschrijven met een enthousiasme en met termen die ik liever zou reserveren voor meer esthetische, minder terminale ervaringen. Psychiatrische beelden kunnen ongetwijfeld iets creatief losweken en mogelijk maken, maar de prijs die hiervoor door de 4
creator in kwestie moet betaald worden, lijkt me doorgaans onbetamelijk hoog. Ik vermoed dat de uitgenodigde sprekers van vandaag zich ergens tussen deze twee standpunten in zullen bewegen. De voormiddag hebben we voorbehouden voor theoretische accenten en de namiddag voor praktische demonstraties. De eerste spreker, dr. Jef Dehing, hebben we gevraagd met een zekere afstand te reflecteren over psychiatrische zorg, gekneld tussen verbeelding en evidence. Wat houden deze begrippen precies in? Wat roepen ze bij ons op? Is de kloof tussen definitie en verwachting te dichten? Professor Henk Smeijsters uit Nederland zal ons dichter bij het therapeutisch proces van de cliënt brengen. Na de koffiepauze horen we mevrouw Lisa Inckmann. We konden in april 2005 het Psychiatrisch Centrum in Münster bezoeken. Het centrum leek verdacht veel op het onze, behalve voor drie niet onbelangrijke accenten. Het eerste was een mooie ‘Zinnentuin’, een park met installaties die alle zintuigen aanspreken. Het tweede een heuse manege met een reeks paarden voor patiënten en buurtbewoners. Tussen haakjes, wij hebben hier een wei met één ezel! Maar het meest was ik onder de indruk van hun uit de kluiten gewassen Kunsthaus. We zijn dan ook erg verheugd de Leiterin van dit Kunsthaus vandaag aan het woord te kunnen laten. Duitsland is niet veraf, maar het gebeurt zelden of nooit meer dat Duitstalige sprekers op Vlaamse studiedagen optreden.
motorische therapie en muziektherapie. Ik wil hier uit naam van de directies van onze beide psychiatrische ziekenhuizen nadrukkelijk onze waardering uiten voor de creativiteit van onze behandelaars. Moeilijk te doorgronden en te bereiken patiënten toch een aangepaste behandeling aanbieden, lukt niet zonder een degelijke vooropleiding, zonder de soepelheid om deze verworven kennis te vertalen in een begrijpbaar idioom om mensen aan te spreken. We zijn dan ook zeer fier dat zij een staaltje van hun kunnen zullen laten zien. Enkele medewerkers hebben zich vandaag als journalist onder het publiek gemengd en stellen voor de deelnemers een cahier samen met een samenvatting van de lezingen en met een sfeerbeeld van de workshops.
Dr. Marc Hermans, hoofdgeneesheer, Psychiatrisch Ziekenhuis Bethaniënhuis, Zoersel
In de namiddag brengen therapeuten uit de psychiatrische ziekenhuizen van Duffel en Zoersel workshops over hun specialiteit: kunstclub, kunst en kader, drama, psycho5
PSYCHIATRISCHE
ZORG, TUSSEN VERBEELDING EN EVIDENCE Dr. Jef Dehing, psychiater en jungiaans psychoanalyticus, opleider bij de Belgische School voor Jungiaanse Psychoanalyse en bij de postgraduaatopleiding in de psychoanalytische psychotherapie (K.U. Leuven) te Kortenberg, lid van de Vlaamse Vereniging voor Psychoanalytische Therapie
Samenvatting Psychiatrie, zorg, verbeelding en ‘evidence’: vier termen die ons allen vertrouwd in de oren klinken. Toch is hun betekenis niet zo eenduidig. Daarom wil ik even stilstaan bij deze begrippen. Psychiatrie is een jonge medische wetenschap, maar zowel haar medische als haar wetenschappelijke kwaliteiten kunnen in twijfel worden getrokken; haar sociale, economische en politieke betekenis is overigens niet te onderschatten. Men zegt dat ze grondig van
aanschijn veranderde door de opkomst van de psychofarmaca. In hoever is dit eigenlijk waar? En wat te denken van haar versnippering - of ‘splitsing’ - in subdisciplines? Ook zorg (of ‘therapie’) is een onduidelijke notie: wil deze zorg de persoonlijke ontwikkeling, vrijheid en welzijn bevorderen, wil ze volgens (al dan niet ‘wetenschappelijke’) criteria de patiënt tot ‘normaliteit’ brengen, of wil ze in de eerste plaats controleren?
Verbeelding, creativiteit, zelfontplooiing, allemaal termen die een romantische fantasie kunnen vertolken, waarbij de scheppingsdrang geacht wordt zich spontaan - zonder slag of stoot - te ontwikkelen. Hierbij wordt vergeten dat de mens een verdeeld wezen is, ten prooi aan talrijke conflicten. Echte creativiteit veronderstelt het overstijgen van pijn en verlies, een voortdurend rouwproces - zoals het leven zelf. Deze houding kan tot een paradox
➜
C o m m e n t aar Marc De Cuyper, psycholoog, Psychiatrisch Ziekenhuis Bethaniënhuis, Zoersel Dr. Jef Dehing verzorgde een, naar wat hij zelf noemde, algemene en filosofische inleiding. Achtereenvolgens kwamen kort een geschiedkundig luik, een beschouwing over ‘evidence based’ benaderingen en een stuk over de rol van zorg en creativiteit in het psychotherapeutische proces aan bod. Als psychoanalyticus heeft hij een parcours kunnen afleggen naast en buiten de psychiatrie, wat zijn kijk iets verrassend en vernieuwend gaf. De grootste verdienste van deze lezing was dat de toehoorder duidelijk werd gemaakt dat termen als zorg en ‘evidence’ niet zo rechtlijnig en welomschreven zijn als men wel eens denkt en vaak een andere lading inhouden dan de vlag die ze dekt.
Een korte geschiedenis met een lange aanloop Hoewel de psychiatrie als wetenschap slechts anderhalve eeuw oud is, heeft ze al een lange voorgeschiedenis die niet altijd even fraai was. In het eerste deel van zijn voordracht maakte dr. Jef Dehing, zij het op soms impliciete wijze, duidelijk dat de psychiatrie is ingebed in een politieke, sociale en zelfs economische context, ook nu nog. In de klassieke tijden leunde de opvatting over psychopathologie eerder aan bij theologie en filosofie dan bij de geneeskunde. Psychopathologie werd verklaard vanuit directe tussenkomst van diverse goden en demonen, een notoire 6
uitzondering daargelaten. Ook in de middeleeuwen bleef het paradigma van de bezetenheid overheersen. Ketening, isolatie en in bepaalde gevallen het ter dood brengen, waren de courante manieren om er mee om te gaan. Aan het begin van de negentiende eeuw kwam daar met Philippe Pinel verandering in. Hij wordt vooral herinnerd, ook door de spreker, als de man die een humane behandeling van de geesteszieken in de praktijk heeft gebracht, die ze letterlijk heeft bevrijd van hun ketenen. In de eerste helft van dezelfde eeuw ontdekt men de organische basis van de toen veel voorkomende dementia paralytica: namelijk besmetting door de syfilisbacterie. Al vrij snel meende men dat aan elke psychiatrische aandoening een organische factor toe te schrijven was. De invloedrijke leerboeken van de Duitse psychiater Kraepelin hebben hier veel aan bijgedragen. Freud is dan weer de man die psychische factoren als belangrijke causale agens naar voren schoof. Jung voorzag met zijn hypothese over de ‘toxines’ de rol van biochemische processen bij met name de psychosen. In het begin van de twintigste eeuw werd de aanzet gegeven tot psychotherapeutische denkkaders: met name psychoanalytische en behavioristische. Organische behandelingen zoals het insulinecoma en de elektroshockbehandeling deden ook hun intrede. De tweede helft van deze eeuw werd beheerst door de psychofarmaca, algemeen beschouwd als de grootste revolutie en zelfs evolutie op ons vakgebied. In het verdere verloop van zijn lezing relativeerde de spreker dit enigszins. Het grootste euvel is natuurlijk dat de moderne psychiatrie te veel blijft steken in een neurochemisch en bio-
logisch perspectief. Hierdoor worden theorievorming en het psychotherapeutische kader soms enorm verarmd. Het meest typerende symptoom hiervan is wel de puur descriptieve en soms totaal arbitraire aflijning en expansie van ziektebeelden in de opeenvolgende edities van de DSM, de meest verbreide diagnostische classificatie van de moderne psychiatrie. Andere tendensen die de spreker onderkende, zijn de toenemende specialisatie en het uiteenvallen in een aantal deelgebieden van de discipline. De grote vraag hierbij is of dit de kwaliteit van zorg wel heeft bevorderd.
Zorg: op de snede van macht en onmacht Het tweede deel van zijn betoog vatte dr. Jef Dehing aan met enkele valkuilen uit het begrip zorg aan te wijzen. Zorg ontaardt namelijk in veel gevallen in het uitoefenen van macht, vroeger meer en uitgebreider dan nu. Er bestaat ook een positieve vorm van machtsuitoefening, die gebaseerd is op weloverwogen beïnvloeding en die moet leiden tot duurzame gedragsverandering en verbetering van de levenskwaliteit bij de patiënt. De spreker benadrukte echter eerder de negatieve kant ervan, waarbij macht paradoxaal eerder wordt uitgeoefend vanuit een gevoel van onmacht. Iedere hulpverlener wordt geconfronteerd met machteloosheid, zeker in relatie tot chronische problematiek. Om hiermee om te gaan kan hij allerhande almachtsfantasieën ontwikkelen, waarbij hij zich voorstelt alles te moeten begrijpen en weten van de patiënt, wat in bepaalde extreme gevallen leidt tot volledige afhankelijkheid van de patiënt ten opzichte van de hulpverlener.
De druk tot normalisering is een andere valkuil die vaak niet herkend wordt. Velen binnen en buiten het werkveld zien dit zelfs als de belangrijkste opdracht van de psychiatrie. Voorbij zijn nut in benaderingen gericht op resocialisatie en rehabilitatie, voert dit begrip echter terug op een onmogelijke ‘aanpassing’ van de patiënt. Ultiem gezien voert dit tot een totale controle van de leefwereld en de realiteit van de patiënt. De ervaren machteloosheid werkt bovendien ook de totale controle van de patiënt in de hand. Deze betreft alle aspecten van zijn functioneren. Ondanks het feit dat dit weliswaar een zekere ‘normalisatie’ met zich meebrengt, werkt het in veel gevallen een verarming en vervreemding van de leefwereld van de patiënt in de hand.
Moederlijke zorg en de Kleiniaanse posities Tegenover dit model, gebaseerd op controle en normalisatie, stelt de spreker een benadering gebaseerd op persoonlijke vrijheid, ontwikkeling en welzijn. Hij doet dit in de terminologie van Klein, Winnicott, Bion en Searles, allen theoretici wiens werken in onze contreien en in deze tijden ten onrechte te weinig bekend zijn. Als prototype voor zijn model neemt dr. Jef Dehing dat van de moederlijke zorg, met zijn nadruk op holding en containing en met zijn respect voor de subjectiviteit van de ander. De moeder verzorgt niet alleen haar kind, maar ze doet het ook tot ontwikkeling komen in een beschermend milieu, waardoor het kind nieuwe zaken kan ontdekken en met nieuw gedrag kan experimenteren. Ze respecteert het subject zijn van 7
leiden: soms, in begenadigde ‘creatieve’ momenten, kan de verloren eenheid worden teruggevonden. ‘Evidence’ tenslotte wordt door Nederlandstaligen vaak verward met evidentie. Eigenlijk betekent het Engelse woord, vooral in de beruchte uitdrukking ‘evidence based medicine’ (en nu ook ‘evidence based psychiatry’ en ‘psychotherapy’), ‘aanduiding, bewijsstuk’. Deze aanduidingen zijn steeds relatief en statistisch, en de
ontwikkelde hypothesen moeten voortdurend aan verfijning en/of invalidering worden onderworpen. Anders bestaat het gevaar dat de zogenaamde evidentie leidt tot autoritarisme en dogmatisme. De werkzaamheid van het zogenaamde placebo zou ons toch tot nederigheid moeten aanzetten. Tenslotte wil ik onderzoeken welke gevolgen deze beschouwingen hebben voor de psychiatrische zorg. Welke kan de plaats zijn van ‘creatieve’ therapieën
het kind en laat dit ook tot ontwikkeling komen. Ook leert ze het kind omgaan met te bedreigende affecten en leert ze om deze op gepaste wijze tot uiting te brengen of te neutraliseren, of neemt ze heel wat angsten en gevoelens van dreiging weg. Veel van dit alles is terug te vinden in de therapeutische relatie van de behandelaar met zijn patiënt. De spreker illustreert dit model met de door Melanie Klein bedachte fases van de psychische ontwikkeling van het jonge kind, namelijk de schizoparanoïde en de depressieve positie, met daar tussenin de autistisch-contigue positie. Alhoewel Klein haar theorie in erg negatieve termen heeft uitgewerkt, vol met kommer en kwel, laat ze niet alleen plaats voor de pathologie, maar ook voor ontwikkeling, inzicht en het verkrijgen van meer autonomie. Ondanks de psychoanalytische grondslag ervan kunnen deze inzichten ook in andere settings worden toegepast. Jammer genoeg is hier geen ruimte om op deze bepaald ingewikkelde theorie nader in te gaan. Laten we volstaan met te zeggen dat mensen in een crisissituatie, net als kleine kinderen die pas op de wereld zijn, kenmerkend reageren voor de schizoparanoïde positie. De ander is slecht en het eigen aandeel komt niet aan bod. Men kan zich niet inleven in hem of de situatie. Belangrijk is ook dat geen verbalisatie plaatsgrijpt. Het overkomt de persoon alleen maar. Pas in een later stadium kan de totaliteit van de situatie vervat worden, kan aan echte reparatie gedaan worden en kan het gebeurde in een symbolisch kader vervat worden. Dit is dan de depressieve positie. Het is kenmerkend voor veel therapeutische situaties dat men direct naar deze 8
binnen deze zorg? Wat is er nodig om deze therapieën mogelijk te maken? Maar ook: hoe kan de psychiatrische hulpverlener zelf creatief blijven in zijn werk, en hoe bevordert hij de scheppende mogelijkheden van de patiënt?
positie gaat en de eerste overslaat. Duidelijk een brug te ver, want vele zaken zijn nog te bedreigend en te ingrijpend om zomaar gesymboliseerd te worden, terwijl de noodzakelijke veiligheid en geborgenheid waarbij verandering optreedt ook niet geboden kan worden. Belangrijk is ook dat in een goede therapie men zich tussen deze drie posities gemakkelijk kan verplaatsen. Met andere woorden riep de spreker op tot meer oog voor de kwaliteit van de therapeutische relatie en om niet te snel naar verandering te streven. Hij hield vooral een warm pleidooi om de waarde van niet-verbale en creatieve therapieën niet te vergeten. Vanuit hun opzet vertrekken ze immers primair uit de autistisch-contigue positie, met zijn nadruk op veiligheid en de lichamelijke gewaarwording. Dit is belangrijk omdat het verbale, zoals reeds gesteld, te bedreigend is en in veel gevallen zelfs ontbreekt. De kritische bedenkingen rond het ‘evidence’-model sluiten hierbij aan.
Het beperkende van de evidentie Velen schuiven de evidence based medicine naar voren als de weg die de psychiatrie moet volgen naar wetenschappelijkheid. Dr. Jef Dehing stelde hier vele vraagtekens bij. Ten eerste betekenen deze termen in het Nederlands niet hetzelfde als in het Engels. In ons taalgebruik verwijzen we met dit woord naar sluitend bewijs, of naar iets dat zo klaarblijkelijk is dat het geen bewijs hoeft. Vooral met dit laatste kunnen we ons bevinden in het vaarwater van de kritiekloze aanvaarding, van wat in een bepaalde tijdsgeest en een bepaald sociaal-econo-
misch of maatschappelijk kader past. Veel van dit soort evidentie heeft de tand des tijds niet doorstaan. De Nederlandse betekenis is breder en misleidender dan de Angelsaksische, die doelt op wetenschappelijk onderzoek dat steeds gaande moet blijven en dat op ieder moment kan worden gefalsifieerd door nieuwe hypotheses of onderzoeksresultaten. Het uitgangspunt van de zogenaamde evidence based research stoelt op een wetenschappelijk paradigma dat voor de humane wetenschappen, waartoe psychologie en psychiatrie tenminste deels behoren, als beperkend en onrealistisch wordt beschouwd. Voor elke psychische stoornis zou een specifieke therapie bestaan. Psychotherapie wordt herleid tot een set van procedures en technieken, die doorgaans in een afgemeten tijdsbestek moeten worden afgehandeld. De therapeut wordt gezien als het actieve subject en de patiënt als het reactieve object. De stoornis wordt bovendien als een objectieve eenheid gezien, los van de persoon, wat niet werkzaam is en heeft geleid tot de DSM-proliferatie van diagnoses zoals we die kennen. Een laatste bedenking formuleerde dr. Jef Dehing tegen het concept van de componentialiteit, waarbij de menselijke realiteit gezien wordt als een ordening in afzonderlijke, losstaande units. Dit is natuurlijk een voortzetting van de al lang achterhaalde Cartesiaanse mythe, waarbij fysiologische factoren de psychische zouden verklaren. Daartegenover werd door dr. Jef Dehing, zich baserend op de opvattingen van Orlinsky, de psychosomatische eenheid van de persoon geplaatst, die bovendien evolueert doorheen de tijd, en niet alleen in een
sociaal en affectief netwerk gebonden is, maar bovendien bestaat uit een subjectief zelf, dat vervat zit in een web van interpersoonlijke subjectiviteit. Het raadsel van het placeboeffect is hiervan een duidelijk bewijs. Hier is het dus zeker niet mogelijk om rechtlijnige en objectieve verbanden te leggen en deze ook als zodanig te benaderen.
Tot besluit: het subjectieve, altijd en steeds De spreker keerde zich dus duidelijk af van een objectief wetenschapsmodel met betrekking tot de psychotherapie. In navolging van Orlinsky, benadrukte hij het subjectieve en wederkerige van de relatie tussen de patiënt en zijn therapeut. Hij wees op de culturele en sociale context van deze band die, uitgaande van een aantal subjectieve factoren, een potentieel helende band voor de patiënt moet vormen. Het is de taak van de therapeut deze relatie zo te beïnvloeden dat er veranderingen optreden die bevorderlijk zijn voor de patiënt. Nogmaals wees dr. Jef Dehing in dit verband op het belang van het hebben van contact met de autistisch-contigue positie, dus op het belang van gewaarwording en perceptie. In dit verband hebben de non-verbale therapieën, in de vorm van expressie en creatie, zeker hun waarde. Zij zijn immers bij uitstek geschikt om de onvolkomenheden van de taal te hanteren, niet alles kan worden gezegd, of om de scherpe kanten van de woorden weg te vijlen. Woorden kunnen soms als hakbijlen functioneren, vooral bij gekwetste mensen die vaak patiënten blijken te zijn.
9
DE PLAATS VAN CREATIVITEIT IN HET THERAPEUTISCHE PROCES VAN DE CLIËNT Begrip, toepassing en opvattingen over het gebruik van creativiteit in therapie, indicatiestelling en diagnose
Prof. dr. Henk Smeijsters, hoofd onderzoek van de kenniskring Kennisontwikkeling Vaktherapieën (KenVaK), een gezamenlijke kenniskring van de Hogeschool Zuyd, Hogeschool Utrecht en het ArtEZ Conservatorium Enschede. Tevens hoofdopleider van de Masteropleiding Vaktherapieën van de Hogeschool Zuyd en lid van de Kenniskring Kennisorganisaties en Kennismanagement
Samenvatting Empowerment heeft in de creatieve therapie altijd een belangrijke rol gespeeld. Denk je in termen van empowerment dan ben je op zoek naar de sterke kanten van iemand, je boort deze aan en versterkt ze. In de creatieve therapie werd empowerment gekoppeld aan creativiteit. Binnen de creatieve therapie bestaan verschillende opvattingen over de werking van creativiteit: de creatiefprocestheorie (Smitskamp & Te Velde,
1988), de kunstanaloge benadering (Wallas, 1921), het zelfactualiserend proces, verankerd in de humanistische psychologie van Abraham Maslow en Carl Rogers, en het analoge procesmodel (Smeijsters, 2003, 2005, 2006). Het analoge procesmodel gaat ervan uit dat de vormgeving in het kunstzinnig medium samenvalt met de vormgeving in het Zelf. De vitality affects (Stern, 1985) die kenmerkend zijn voor je innerlijke gevoelsleven, heb-
ben patronen die overeenkomen met kunstzinnige patronen. Door in het medium nieuwe patronen te ontdekken en te verinnerlijken kan de cliënt veranderen. Dit hele proces speelt zich af in een laag van de psyche die bewust is, maar niet-denkend, gevoelsmatig, woordloos (Damasio, 2004). Doordat vastgeroeste patronen niet alleen verankerd zijn in cognitieve schema’s, kun je ze door veranderingen in het denken slechts ten dele
➜
Commentaar Gilbert Vanderhoven, hoofdverantwoordelijke Psychiatrisch Verzorgingstehuis Schorshaegen, Duffel Prof. dr. Henk Smeijsters wist in zijn lezing op een verbale wijze iets non-verbaal, hetgeen een creatief proces toch is, op een interessante manier te omschrijven. Hij begint met een verkenningstocht doorheen de creatieve therapie om zo door te dringen tot het begrip creativiteit en waar dit belangrijk is in het therapeutische proces voor de patiënt. In de creatieve therapie leert men emoties om te zetten in kunstwerken. De onvolkomenheid van de taal is soms een hinder om bepaalde gevoelens te kunnen omschrijven en soms lukt het wel om emoties op een niet-verbale manier uit te drukken. Om dit fenomeen te kunnen beschrijven, omschrijft prof. dr. Henk Smeijsters een aantal benaderingswijzen van het creatieve proces. In de creatieve procestheorie leren patiënten ontdekken dat zij starre patronen in hun denken en voelen kunnen loslaten door beroep te doen op hun creativiteit. Het kunstanaloog proces tracht het scheppend proces van de kunstenaar te beschrijven. De dingen anders leren zien dan dat ze normaal gezien worden en waardoor een aha-erlebnis kan ontstaan. In het zelfactualiserend proces gaat men uit van de sterkte van de patiënt en niet van de stoornis alleen. Niet alle problemen zijn oplosbaar, maar de patiënt kan sterker 10
gemaakt worden om er beter mee te leren omgaan. Het analoge procesmodel gaat ervan uit dat de vormgeving in het medium samenvalt met de vormgeving in het Zelf. Wat de patiënt in en met het medium doet, staat model voor hoe de patiënt zich buiten het medium gedraagt. Vele personen met psychische problemen hebben behoefte om hun expressie vorm te geven en kunnen hun gevoelens vaak niet onder woorden brengen. De creatieve therapie biedt een medium aan, waarin deze personen zich wel kunnen uitdrukken en waarin zij zichzelf kunnen tegenkomen, ontdekken en veranderen. In het kernzelf betekent creatieve therapie vormen op je laten inwerken, spelen met vormen en intuïtief in de vormen ontdekken hoe je anders kunt handelen en voelen. Het accent ligt hier op het therapeutische proces, de duiding om tot inzicht te komen in de eigen gevoelens en gedachten. De therapeut leest het schilderij of kunstwerk en kan er woorden aan geven. Het creatieve proces, de daad van het scheppen zelf, staat hier op de tweede plaats. Mensen met psychische problemen hebben ook behoefte om zich artistiek te ontwikkelen zonder dat hier therapeutische doeleinden aan verbonden zijn. De Facktorij in het Psychiatrisch Ziekenhuis Bethaniënhuis is hier een voorbeeld van. Het is maar de vraag welke van de twee benaderingen de patiënt in zijn genezingsproces het meeste baat zal bijbrengen. Het inzicht krijgen in denken en voelen en daar dan
ook iets mee doen of het gevoelen ervaren met een medium scheppend bezig te zijn in een omgeving die de patiënt hierbij steunt en waardoor het zelfvertrouwen kan groeien. De psychologische waarde voor de patiënt zelf is hier van belang. De sterke kanten van de patiënt worden bevestigd en versterkt. Positieve effecten hiervan kunnen zijn: het ontdekken en ontwikkelen van creatieve vaardigheden, een sterker geloof in het eigen artistieke kunnen, een groter zelfvertrouwen, een versterkt zelfbeeld en zelfwaardering, een versterking van de eigen identiteit. Prof. dr. Henk Smeijsters ziet creativiteit als een activiteit van het kernzelf. Het creatieve proces, de creativiteit van het kernzelf is intuïtief, het is improviseren en ontdekken. Het kan daarom niet in een therapierooster worden vastgepind, zoals vaak in ons behandelaanbod gebeurt: creatieve therapie op maandagvoormiddag van 10 tot 11.30 uur. De deuren van het lokaal voor creatieve therapie zouden steeds uitnodigend moeten openstaan voor de patiënt. Men spreekt daarom misschien beter van een kunstatelier. Een kunstatelier waar personen met een psychische stoornis, die artistiek willen bezig zijn, naartoe kunnen komen om met verschillende vormen van beeldende kunst te werken. Het atelier zou met puur creatieve doeleinden moeten werken en waar tijdens dat artistieke proces rekening gehouden wordt met de beperkingen en de behoeften van elke deelnemer. Deelnemen aan creatieve bezigheden, aan cultuur door minder bereikbare en kwetsbare maatschap11
veranderen. Emotieschema’s (LeDoux, 1996; Greenberg, 2002) gaan buiten het denken om en bepalen onze emotionele reacties heel sterk. Dit emotionele oordeel kun je zien als een achtergrondgevoel (Damasio, 2004), dat op het moment van een gebeurtenis je beleving kleurt. Zet een negatief emotieschema zich door, dan word je vastgezet in een negatief achtergrondgevoel dat de emotionele vrijheid en handelingsvrijheid beperkt.
Empowerment neemt toe als iemand in staat is zo’n achtergrondgevoel een andere draai te geven. Als je in andere werkelijkheid terechtkomt die heel direct een appel op je doet waardoor je anders moet handelen, kan een achtergrondgevoel veranderen. Het gaat hierbij om een present moment (Stern, 2004) dat een appel doet op je intuïtief en creatief handelen. Creativiteit in het present moment impliceert ‘niet-bedacht’ bezig zijn, je
pelijke personen, zoals mensen met psychische problemen, is even levensnoodzakelijk als behoeften zoals welzijn, huisvesting en voeding. Culturele participatie heeft een positief effect op zowel artistiek en psychologisch als op sociaal en maatschappelijk vlak. Een stijging van zelfvertrouwen en van zelfrespect, de waardering van anderen, het bevorderen van de beeldvorming van bepaalde groepen in onze samenleving en het ontwikkelen of ontplooien van creatieve vaardigheden en artistieke technieken zijn hier maar enkele voorbeelden van. Een kunstzinnige uiting kan dus positieve effecten hebben en geeft een meerwaarde aan een individu en de samenleving.
12
handelend, explorerend en improviserend overgeven aan de situatie op basis van intuïtie, zonder ‘vooroverleg’, zonder sturing door vooropgezette informatiebrokken in je hoofd. Het kunstzinnige medium met al zijn mogelijkheden is in staat je tot anders handelen te verleiden. Het doet bij uitstek een appel op het intuïtief handelen in het present moment. Scènes, klanken, kleuren, vormen en bewegingen nodigen je uit op onvoorspelbare
situaties te reageren. De nieuwe kunstzinnige patronen die je ontdekt, hebben tot gevolg dat de patronen van het achtergrondvoelen veranderen. In het present moment heerst flow (Csikszentmihalyi, 2000). Belangrijk is je overgeven aan het present moment en je mee laten voeren in het mediumproces. ‘Denken’ speelt daarbij wel een rol, maar het is een andere vorm van denken. Je denkt ‘in’ het medium, niet ‘over’ het medium. Het is een vorm van ‘denken’ die zich in het kernzelf afspeelt. In de creatieve therapie kan de cliënt in het present moment vormen op zich laten inwerken, zich door vormen laten meevoeren, kan hij spelen met vormen en in vormen ontdekken hoe hij anders kan zijn. De cliënt krijgt de gelegenheid in het medium zichzelf opnieuw te ontdekken. Als deze er één is van ontdekken en voelen dat je anders kunt zijn, is de therapie geslaagd. De rol van het medium daarin is cruciaal. Het zijn de processen in het medium die je in de ‘esthetische illusie’ meevoeren naar een andere kunstzinnige werkelijkheid en daarmee een ander Zelf verinnerlijken.
Bronnen Csikszentmihalyi, M. (2000). De weg naar flow. (Amsterdam: Boom) Damasio, A.R. (2003). Ik voel dus ik ben. Hoe gevoel en lichaam ons bewustzijn vormen. (Amsterdam: Wereldbibliotheek) Greenberg, L.S. (2002). Emotion-focused therapy. (Washington-DC: American Psychological Association) LeDoux, J.E. (1996). The emotional brain. (New York: Simon & Schuster) Smeijsters, H. (2003). Handboek creatieve therapie. (Bussum: Coutinho) Smeijsters, H. (red.)(2005). Praktijkonderzoek in vaktherapie. (Bussum: Coutinho) Smeijsters, H. (2005). Sounding the Self. Analogy in improvisational music therapy. (Gilsum-NH: Barcelona publishers) Smeijsters, H. (red.)(2006). Handboek muziektherapie. Evidence based practice voor de behandeling van psychische stoornissen, problemen en beperkingen. (Houten: Bohn Stafleu Van Loghum) Smitskamp, H. & Velde, J. te (1988). Het kreatief proces. Toepassingen in therapie en onderwijs. (Culemborg: Phaedon) Stern, D. (1985). The interpersonal world of the infant. (New York: Basic Books) Stern, D. (2004). The present moment in psychotherapy and everyday life. (New York: Norton & Company) Wallas, G. (1921). The art of thought. (New York: Hartcourt/Brace)
13
EIN KUNSTHAUS
IN DER
PSYCHIATRIE
Das Kunsthaus Kannen in Münster, ein Modellprojekt in Deutschland
Mevr. Lisa Inckmann, Leiterin des Kunsthauses
Samenvatting Het Kunsthaus Kannen heeft momenteel, op ongeveer 650 m2, plaats voor een kunstatelier, een tentoonstellingsruimte, een kunstarchief en een bibliotheek. Het Alexianer Ziekenhuis, een ziekenhuis voor psychiatrie en psychotherapie, installeerde meer dan 20 jaar geleden een vorm van kunsttherapie en zet zich sindsdien op permanente basis in voor de ondersteuning van kunstenaars met psychiatrische problemen.
Als gevolg hiervan ontstond 6 jaar geleden het Kunsthaus Kannen dat met haar atelier en tentoonstellingsruimte ver buiten de grenzen van Münster bekend geworden is en naam gemaakt heeft. Sinds oktober 2000 is het Kunsthaus Kannen officieel erkend als ‘modelproject van vereniging voor kunstenaars met psychiatrische problemen’ en wordt de welzijnszorg voor de Broeders Alexianen en de vereniging via het Bundesland NordrheinWestfalen gesubsidieerd, tot hiertoe uniek in zijn soort in Duitsland.
In 1995 ontstond er een aparte ateliergroep met 15 individuele arbeidsplaatsen naast de bestaande psychiatrische afdelingen en het klassieke therapieaanbod. In deze ateliergroep kunnen de kunstenaars hun creatieve en artistieke ideeën ontplooien en met dit ‘scheppen’ in de openbaarheid treden. In het archief wordt een verzameling van foto’s en kunstvoorwerpen van 50 kunstenaars van het Kunsthaus Kannen uitgewisseld en bijgehouden. Er is eveneens een samenwerking met musea, universiteiten en ziekenhuizen
waarbij op permanente basis uitwisseling van kunst mogelijk is. De tentoonstellingen lopen in de grote zaal en foyer van het nieuwe Kunsthaus en wisselen ongeveer per drie maanden. Een kleine representatieve bibliotheek biedt informatie over de verschillende kunstthema’s van mensen met een psychiatrische aandoening, over outsiderkunst, over Art Brut en over kunsttherapie. De kunstwerken (foto’s, schilderijen, kaarten, video’s, e.a.) worden te koop aangeboden aan de bezoekers van het Kunsthaus.
C o m m e n t aar Walter De Clercq, psycholoog, Psychiatrisch Ziekenhuis Sint-Norbertus, Duffel Onder de titel ‘Ein Kunsthaus in der Psychiatrie. Das Kunsthaus Kannen in Münster, ein Modellprojekt in Deutschland’ bracht Lisa Inckmann een voorstelling van een vernieuwend project met kunstzinnig begaafde patiënten. Zij deed dit in een goed verstaanbaar Nederlands en zij bracht een schat aan beeldmateriaal (foto’s en video) mee waarmee zij het initiatief uitgebreid illustreerde. Na een korte kennismaking met de stad Münster situeerde zij het domein van de psychiatrische instelling van de Broeders Alexianen midden in de velden op het oude landgoed ‘Kannen’ en kregen wij aldus een idee van de ligging van de verschillende gebouwen en van de nieuwbouw van het Kunsthaus. Archieffoto’s gaven een indruk in welke omstandigheden het creatief-therapeutisch werken met patiënten een aanvang nam. Reeds gedurende twintig jaar ondersteunt en stimuleert het Alexianer Krankenhaus kunstenaars met psychiatrische problemen of patiënten met een kunstzinnige begaafdheid. Op een foto was te zien hoe patiënten de binnenmuren van een oud gebouw hebben omgetoverd tot een groot kunstwerk. In 1990 vond dan de daadwerkelijke start van het Kunsthaus Kannen plaats in een oude villa, die apart lag van de overige instellingsgebouwen. Vanaf dat moment was het creatieve en kunstzinnige werk niet meer ingebed in het thera14
peutische werk, maar werd het een activiteit op zich die de patiënten niet alleen hielp in hun artistieke groei, maar hen ook begeleidde om hun leven een nieuwe betekenis te geven. Foto’s van het nieuwe gebouw waar het Kunsthaus in 2000 onderdak vond, toonden ons de ateliers, de zeer ruime tentoonstellingsruimte - waar ook congressen, lezingen en vergaderingen doorgaan - de archiefruimte en het winkeltje. Het is een gebouw met veel licht waar de ramen van de ateliers de omliggende natuur binnenlaten. We kregen ook foto’s te zien waarop de patiënten-kunstenaars aan het werk zijn op hun vaste plek in de atelierruimtes. Onder vakkundige begeleiding van kunsttherapeuten krijgen deze mensen de kans hun creatieve en artistieke ideeën uit te werken. Zij krijgen de gelegenheid om met hun afgewerkte werk naar buiten te treden, in de tentoonstellingsruimte van het Kunsthaus zelf, maar ook op andere locaties in Duitsland en elders. We kregen een aantal foto’s te zien die van deze tentoonstellingen een sfeerbeeld geven. Uiteraard kregen we ook reproducties te zien van de werken van patiënten-kunstenaars zelf, alsook van foto’s van de kunstenaars die geportretteerd werden door beroepsfotografen. Lisa Inckmann had een film meegebracht over een project waar kunstenaars en patiënten een samenwerking aangaan. Een fragment daaruit liet ons bevroeden hoe in een contactzoekend proces stilaan iets tot stand kan komen. Tot slot kregen we ook een impressie van het resultaat van een recente samenwerking tussen patiënten-kunstenaars en
studenten van de kunstacademie in Münster, een tentoonstelling die liep tot 11 maart 2007. De twee laatste illustraties maakten duidelijk hoe het Kunsthaus erop gericht is en er ook in slaagt - ondanks zijn vrij geïsoleerde ligging, op geruime afstand van stad of dorp - om de buitenwereld in het project te betrekken. Het kunstproject is vertrokken van de idee om het artistieke potentieel van de individuele (chronische) patiënt tot volle ontwikkeling te laten komen, maar heeft er ook voor geijverd om de patiënt zijn plaats (identiteit als kunstenaar) in de maatschappij te helpen innemen. Aanvankelijk gebeurde dat aan de hand van de tentoonstellingen. De grote kracht en creativiteit van het project - en van de gehele instelling - liggen niet alleen in de manier waarop de patiënten met hun werk een plaats vinden in de buitenwereld, maar ook hoe de buitenwereld in het leven van de patiënt en de instelling wordt gebracht. De activiteiten van het Kunsthaus, maar ook het Sinnespark (tuin waar de zintuigen worden geprikkeld) en de therapeutische manege lokken heel wat bezoekers van buitenaf. Er zijn de vermelde projecten met kunstenaars en studenten van de kunstacademie, maar ook de lokale jeugd (buurtscholen) wordt uitgenodigd om op het domein te werken aan een artistiek project, waarbij contacten en artistieke uitwisseling met de patiënten mogelijk zijn. Op die manier slaagt het Kunsthaus erin met veel creativiteit om te gaan met het spanningsveld tussen psychiatri(sch)e (instelling) en buitenwereld en kan het project aanspraak
maken op de naam ‘modelproject’. De inspanningen van de instelling hebben geleid tot subsidiëring van het project, wat dan weer mogelijkheden biedt om het verder uit te bouwen. Daardoor kon Lisa Inckmann als ‘Leiterin’ aangesteld worden en kan zij zich als niet-therapeute uitsluitend bezighouden met het dagelijks bestuur, het artistieke beleid en de bekendmaking van het Kunsthaus: niet te onderschatten in de realisatie van een dergelijk project.
Kunsthaus Kannen Alexianer Krankenhaus Münster GmbH Alexianerweg 9/Kappenbergerdamm 48163 Münster Telefoon 02501 966 20560 Telefax 02501 966 20561
[email protected] www.kunsthaus-kannen.de Openingsuren: di.-zo. en feestdagen: 13-17 uur Gratis toegang Rondleidingen: ma.-vr.: 9-17 uur (na telefonische reservatie) Rolstoeltoegankelijk, parking voor het Kunsthaus Bus: 7/R41, om het uur van het station in Münster Richting Ottmarsbocholt, stopplaats: Alexianer Ziekenhuis
15
Workshop 1
‘OMDAT
HET HIER ZO RAAST MENEER,
…’
De Facktorij; een kunstclub en psychosezorg
Stef Joos, psycholoog, systeemtherapeut, sector psychosezorg Psychiatrisch Ziekenhuis Bethaniënhuis, Zoersel
C o m m e n t aar Wouter Smits, psycholoog, Psychiatrisch Ziekenhuis Bethaniënhuis, Zoersel
wat en waarom van De Facktorij volgde een uitnodigende discussie met de kunstenaars zelf (of moeten we toch patiënten zeggen?). Hieronder volgen enkele indrukken van het verhaal van de workshop.
Wat is De Facktorij? Binnen de sector psychosezorg van het Psychiatrisch Ziekenhuis Bethaniënhuis werd in april 2005 een nieuw initiatief geboren: een kunstclub werd opgericht en patiënten werden uitgenodigd deze club te besturen, te beheren en uit te bouwen. Deze club, De Facktorij, ontwikkelde erg snel een eigen dynamiek: de leden die benaderd werden als kunstenaars - en niet meer als patiënten - ontwikkelden initiatieven, stelden vragen en suggereerden een aantal zaken die al snel botsten met de gangbare manier van werken in het Psychiatrisch Ziekenhuis. De Facktorij nodigt beleidsmakers uit na te denken over de manier waarop instituten patiënten lijken op te sluiten in hun rol, gekenmerkt door afhankelijkheid en afgedwongen volgzaamheid. Op die manier, en door zich als ‘kunstenaar’ te gaan presenteren aan de buitenwereld, biedt dit project de mogelijkheid aan patiënten zich te ontworstelen aan de rol die hen zo eigen geworden is. Zij zoeken - onderhandelend - zich losmakend - opnieuw aansluiting met de manier waarop ook in de maatschappij met bijvoorbeeld kunstenaars wordt omgegaan. Na een theoretische uiteenzetting van Stef Joos over het hoe, 16
Van patiënt tot kunstenaar Merkwaardigerwijze worden net patiënten die geen aansluiting vinden binnen het bestaande therapieaanbod, sterk aangetrokken tot dit nieuwe initiatief. Vooral patiënten die reeds jaren een regressief bestaan leidden met een bijna constant verblijf in bed, worden door het initiatief aangesproken. Binnen dit kader bleken ze plots in staat uren te gaan werken aan kunst, wat Stef Joos doet geloven in de kracht van het initiatief. Ook tijdens de discussie was goed voelbaar dat patiënten zich in hun atelier niet meer in de psychiatrie voelden. Hun kunstwerken en initiatieven lijken los te staan van hun identiteit van psychiatrische patiënt terwijl het atelier midden op het domein gelegen is. Ook valt op hoe psychotische patiënten houvast vinden in hun nieuwe identiteit als kunstenaar. Ze slagen erin nieuwe verantwoordelijkheden op te nemen: zo bekommert iemand zich om het ophangen van affiches terwijl de penningmeester de inkomsten en uitgaven regelt.
Een bescheiden rol voor de begeleiding Gebaseerd op het idee van de institutionele psychotherapie dat een atelier van de patiënten zelf moet zijn, werd besloten de werking van De Facktorij te sturen met behulp van verga-
deringen. De begeleiding kan dan ook niet anders dan een achtergrondrol op zich nemen als ze de club tot haar volle recht wil laten komen. Zo zijn de basisregels: namelijk dat er in De Facktorij gewerkt moet worden en gerookt mag worden, afkomstig van de patiënten zelf. Blijkbaar is terughoudendheid geboden om het initiatief te doen welslagen. De psycholoog-systeemtherapeut neemt deel aan de vergaderingen en de halftime vrijgestelde ergotherapeut is (hoofdzakelijk als kunstenaar) aanwezig in het atelier. Toch valt op hoe een dergelijk initiatief een uitgesproken responsabiliserend en rehabiliterend effect heeft, ondanks of net dankzij het minimum aan effectieve sturing van therapeuten. De kunstenaars waren duidelijk enthousiast over en trots op hun tentoonstellingen, hun werk en het creatieve proces dat ze zelf realiseren in De Facktorij.
(Financiële) onafhankelijkheid Reeds vanaf de start van het initiatief werd onafhankelijkheid van de instelling gevraagd en geboden. Meer bepaald werd een ‘startkapitaal’ aan verf en borstels geleverd en tijdelijk een atelier om te werken. Deze onafhankelijkheid geeft tevens de economische noodzaak om naar buiten te treden met creatieve producten: enkel door het verkopen van eigen werk kan terug materiaal worden aangekocht om het voortbestaan van de club te garanderen. Dit punt is misschien het moeilijkste van het hele verhaal aangezien de kunstenaars graag onafhankelijk zijn, maar soms in een bijzonder moeilijke (financiële) situatie vertoeven. Het voortbestaan van De Facktorij is
onzeker en dat lijkt wel te wegen op de groep. Zullen we het financieel redden? Krijgen we een nieuw atelier als ons oude wordt afgebroken? Welke indruk krijgt men nu bij het beluisteren van dit project? Men kan niet anders dan verwonderd zijn over het gegeven dat een groep van 20 psychotische patiënten erin slaagt het initiatief op eigen houtje staande te houden. Vermoedelijk wordt hun verantwoordelijkheidszin terug aangewakkerd. Het stereotype beeld en rolgedrag van de ‘brave’ en afhankelijke patiënt wordt dan ook binnen deze groep op de helling gezet. Ook de betrokkenheid van alle aanwezigen bij de belangen van De Facktorij als groep, als club of als atelier, is treffend: veelal konden ze zich als het ware geen leven zonder De Facktorij meer voorstellen. Iemand herinnerde ons eraan dat een psychose niet enkel positieve, maar ook negatieve symptomen heeft en dat De Facktorij het enige is waarvoor hij opstaat en wat hem ‘opgestart’ krijgt. Het enthousiasme van de kunstenaars over het initiatief was zo groot en aanstekelijk dat het publiek van de workshop mee aan het denken was over het voortbestaan van de club. Tenslotte leek De Facktorij een veilige haven te zijn waar deze mensen eindelijk vonden wat een jarenlange opname hen niet kon bieden, namelijk een plek om jezelf te zijn en iets van jezelf te uiten via kunst. Na de workshop kon je het dan ook niet laten de uitnodiging om hun werk te bekijken in dank aan te nemen en in stilte te hopen dat deze mensen hun kunst-werken kunnen voortzetten! www.facktorij.exto.be 17
Workshop 2
‘KUNST EN KADER, CREATIVITEIT IN DE PSYCHIATRIE EN DE KUNST CREATIEF TE ZIJN IN UW WERK’ Een ervaringsgerichte workshop
Gerdi Fonk, psychologe, psychotherapeute, opnamesector, Psychiatrisch Ziekenhuis Sint-Norbertus, Duffel
C o m m e n t aar Katrien Henderickx, organisatieconsulente, Psychiatrisch Ziekenhuis Sint-Norbertus, Duffel
Gerdi Fonk start deze workshop met een toelichting van de meervoudig te interpreteren titel. Enerzijds is zij lid van ‘Het Kunstkader’: dit is een groepje medewerkers van het Psychiatrisch Ziekenhuis Sint-Norbertus van Duffel dat zich bezighoudt met alles wat zich afspeelt rond kunst en psychiatrie. Sommige dingen laten zich niet gemakkelijk vangen in woorden. Willen we ze toch vertalen, herkenbaar en bespreekbaar maken, veronderstelt dit een ‘vertaalslag’ in een symbool. In die zin is creativiteit de taal van wat eigenlijk niet te zeggen is/nog niet zegbaar is. Het helpt om dichter bij die realiteit te komen, het laat de stilte spreken. Anderzijds onderscheiden we de woorden kunst en kader: kunst vraagt om een kader waarmee het zich meer onderscheidt van de omgeving en zich dus meer identiteit weet toe te meten. Ook in ons dagelijkse werk hebben we een kader nodig dat ieder in staat stelt te weten waar hij of zij voor staat. Een heldere begrenzing bevordert en is misschien zelfs een voorwaarde tot creativiteit.
lijk, existentiologisch en authentiek het hier en nu ervaart. Gedachten, interpretaties, hersenspinsels zijn in deze bewustzijnstoestand tot een minimum beperkt: het is een vorm van loslaten die voor velen van ons nieuw is. Dit krijgt ondersteuning door de recente ontwikkelingen in het psychoanalytisch denken over mentalisatie.
Als aanzet voor het verdere ervaringsgerichte deel van de workshop, staat Gerdi stil bij haar visie op creativiteit. Creativiteit groeit het best vanuit leegte waar je ontvanke-
Na deze ronde blijkt de tijd al bijna op te zijn. We zetten ons in de grote groep - we zijn met een veertigtal deelnemers - en starten een afsluitend rondje over ervaringen en eventuele
18
Het verdere verloop van de workshop is daarop geënt: we starten met lichaamsgerichte en expressieve oefeningen waarbij we ook de ander ontmoeten. Vervolgens is er een relaxatieoefening die overgaat in een geleide fantasieoefening die ons doet stilstaan bij onze persoonlijke werksituatie. Daarna worden we uitgenodigd om te tekenen zonder vooropgezet plan. De resultaten blijken erg uiteenlopend te zijn wanneer we eerst per twee en daarna in grotere groepjes onze tekeningen aan elkaar laten zien en bespreken wat het werk van de ander ons doet. De creator hoeft daarbij geen duiding te geven over het waarom, geen interpretatie of rationalisatie - iets wat voor sommige groepsleden niet zo eenvoudig blijkt te zijn.
vragen. Verschillende mensen hebben een diep ontspannen gevoel na deze workshop. Een aantal vindt het ook verhelderend een keer aan de cliënt-kant te staan en te ervaren hoe weinig evident opdrachten soms zijn. De grote groep blijkt voor sommige mensen de veiligheid een beetje te bedreigen. De titel van deze workshop sluit goed aan bij de inhoud. Het stilhouden en daardoor in beweging komen vanuit de eigen kern vormt het kader van waaruit creativiteit groeit. De keuze voor tekenmateriaal is slechts één manier om dat ‘wat is’ vorm te geven. Zo kan ‘verdichtende’ taal of muziek ook als voorbeeld dienen van kunst. Als hulpverlener ga je creatief om met de wensen van je cliënt, weliswaar binnen duidelijk uitgezette, veiligheidbiedende bakens. Het durven en kunnen vertrekken vanuit de eigen innerlijke ruimte, draagt bij tot het authentisch aanwezig zijn van de hulpverlener en kan de cliënt steunen dit ook bij zichzelf toe te laten.
19
Workshop 3
‘DE
SPIEGEL VAN HET SPEL’
Dramatherapie en creativiteit
Marjolein van der Aa, dramatherapeute, Centrum voor Klinische Psychotherapie, Psychiatrisch Ziekenhuis Sint-Norbertus, Duffel
C o m m e n t aar Bart Thys, psychomotorisch therapeut, Psychiatrisch Ziekenhuis Bethaniënhuis, Zoersel
Wat me vooral is bijgebleven, is enerzijds dat wij als deelnemers aangemoedigd werden om een beroep te doen op een hoge dosis creativiteit, waarbij vaak the sky the limit was. Om een voorbeeld te geven: we werden uitgenodigd om een voorwerp te kiezen en dat aan de groep voor te stellen als iets compleet anders. Zo werd een eenvoudige stok een vervaarlijk magisch zwaard, een stoel werd een vliegtuigticket naar Indië en een klein balletje werd enthousiast voorgesteld als een nieuw paar loopschoenen. In een rollenspel kon later creatief geëxperimenteerd worden met gedragingen die niet per se hoefden te passen bij de eigen persoon, maar wel bij de rol die men speelde. Het ‘doen alsof’ biedt immers de veiligheid om zich te kunnen uitleven, juist omdat het niet echt is. En we hebben ons behoorlijk uitgeleefd …!
doen was zeer plezierig. De oefeningen gaven mij ook een serieuze energieboost. Ik kan me goed voorstellen dat cliënten/patiënten die op een of andere manier zijn vastgelopen, via dit medium handvatten kunnen vinden om hun situatie te deblokkeren. Tot slot zou ik nog willen zeggen dat Marjolein van der Aa ons op een aangename, veilige en naar mijn aanvoelen ook deskundige wijze heeft laten proeven van wat dramatherapie kan inhouden en betekenen.
Een ander aspect dat me sterk is bijgebleven, is de hoge mate van plezierbeleving tijdens de workshop. Van de eenvoudige opwarmingsoefeningen tot het bedenken en spelen van een scène, het was allemaal bijzonder leuk om te doen. De soms zeer rijke fantasie van enkele deelnemers zorgde bovendien voor een aantal hilarische situaties. Maar ook het spelen op zich, het inleven in een rol, het anders kunnen en mogen
20
21
Workshop 4
‘PSYCHOMOTORISCHE
THERAPIE EN CREATIVITEIT’
Guy Buytaert, psychomotorisch therapeut, en collega’s psychomotorisch therapeuten, Psychiatrisch Ziekenhuis Bethaniënhuis, Zoersel
C o m m e n t aar Paul Bosiers, psycholoog, Psychiatrisch Ziekenhuis Bethaniënhuis, Zoersel
Een korte inleiding en een minimum aan theorie Psychomotorische therapie, ook vaak bewegingstherapie genoemd, is een methode die de lichamelijkheid en het bewegen als aanknopingspunten neemt, waarbij men concreet geformuleerde doelstellingen poogt te realiseren die, door in te spelen op het zelfwaardegevoel, bijdragen tot het welzijn van de patiënt. Guy Buytaert en zijn collega’s schetsten de plaats die creatieve therapie hierbinnen krijgt, eerder dan psychomotorische therapie te plaatsen als een vorm van creatieve therapie. Concrete behandeldoelen, die proberen in te spelen op het zelfwaardegevoel voor een concrete doelgroep, bepalen op welke dimensies van het zelfwaardegevoel men zich gaat richten, welke soorten werkwijzen (eerder steunend of eerder ontregelend; met een groep, individueel of in allerlei mengvormen) men gaat hanteren, en welke concrete middelen men daartoe gebruikt. Middelen zijn dan de concrete werkvormen, zoals bijvoorbeeld spel- en andere situaties.
Over naar de praktijk van de workshop Naar goede traditie werden we aan het werk gezet. We konden zelf ‘aan den lijve’ ondervinden hoe dit allemaal in zijn werk gaat. 22
Eerst vanuit het toch wat ‘veiliger’ therapeutenstandpunt: konden we de bedoelingen raden achter een concrete spelsituatie? Drie groepen speelden elk een variant op tikkertje, de andere groepen moesten dan trachten te raden welke dimensies hier aangesproken werden. Dat lukte vrij aardig, maar meteen werden ook het verschil en de ruime keuze mooi geïllustreerd. Al tijdens deze eerste sessie werd meteen weer duidelijk hoe ‘ervaren’ toch een veel directer weten aanbrengt dan ‘praten over’ en hoe het moeizaam trachten op eenzelfde lijn te komen vlotter liep. Dit werkte ook op ons zelfwaardegevoel, louter al door het doen (in plaats van het denken of praten over). Nadien konden we langer kennismaken met het deelnemersperspectief en hoe ook daar ruimte gemaakt kan worden voor creativiteit en expressie. Het middel was primitieve expressie (ritmisch bewegen in groep, ondersteund door live djembépercussie). Vooral de affectieve en sociale dimensies stonden hier voorop. Het overwinnen van remmingen en het overstijgen van het gevoel ‘wat gaan ze van ons denken’, waren duidelijke hinderpalen. Maar gaandeweg zag je duidelijk de evolutie in de groep en bij elke deelnemer. Bewegingen wer-
den zekerder, breder uitgevoerd, stemmen werden duidelijker hoorbaar, de aanvankelijk voelbaar aanwezige gêne loste meer op, en gaandeweg vonden vele deelnemers meer ‘hun draai’. Met deze tweede oefening waren we opnieuw een tijd aanwezig in het heden en beleefden onze ervaring. Zelf kon ik bij momenten ook iets gewaarworden van mijn talige kant die probeerde dingen te benoemen. Maar de aandacht ging, mee door het ritme en door wat gevraagd werd door de beweging, meer naar de directe ervaring. Zoals met vele goede ervaringen, was ook dit (te) snel voorbij, maar tegelijk was er een soort tevredenheid met het fysiek gebeurde, en misschien riep onze beginnende vermoeidheid ook een soort tevredenheid op.
Besluit In deze workshop werd duidelijk dat de psychomotorisch therapeuten boeiende sporen kunnen openen via directe ervaring van lichamelijkheid en bewegen. Als deelnemers konden we dit zelf op een leuke en gepaste manier ervaren. Door de verscheidenheid van de deelnemers werd het niet te specifiek, waardoor meer concrete aspecten van het werken met een bepaalde doelgroep, of met individuele patiënten (ook een stuk directe ervaring) niet belicht werden. Dit sterkt me in mijn voornemen op mijn eigen afdeling deze therapieën meer aandacht te geven en ik denk niet dat dat per se met woorden moet gebeuren.
Zoals het in deze therapieën ook gebruikelijk is, was er wat ruimte voor belevingen en bespreking achteraf. Een beetje kader en uitleg, in enkele woorden, zijn soms nodig, als ervaringen (positief of negatief ) sterk en direct zijn. Zoals de psychomotorisch therapeuten ook benadrukten, is ook veiligheid erg belangrijk: veiligheid binnen de groep, veiligheid door duidelijke afspraken en door de verwachtingen en opties (eventueel niet meedoen, opzij stappen, …) te bespreken. 23
Workshop 5
‘GO
FOR THE FLOW’
Creativiteit in muziektherapie bij psychotici
Stijn Leijssen, muziektherapeut, sector psychosezorg, Psychiatrisch Ziekenhuis Bethaniënhuis, Zoersel
C o m m e n t aar Rudy Meurs, psycholoog, Psychiatrisch Ziekenhuis Bethaniënhuis, Zoersel
Psychose gaat volgens Stijn Leijssen in essentie over vervreemding, die de betrokken patiënt voor een existentiële eenzaamheid plaatst die vaak nauwelijks te dragen is. Een psychiatrische instelling kan dan een plek zijn waar deze mensen toch nog tot ontmoeting komen. Muziek kan zo’n ontmoeting mogelijk maken. Zo is er de psychotische vrouw wiens partner zelfmoord gepleegd heeft. Zij schrijft zelf liedjes die zij richt aan haar overleden vriend. In de workshop hoorden we haar één van deze liedjes zingen, op gitaar begeleid door de therapeut. Als toehoorder werd ik getroffen door de intimiteit die tussen deze vrouw en haar overleden partner kon ontstaan in de sessie. Het is aan de therapeut om telkens opnieuw ‘to go for flow’, of beter ‘to go with the flow’. Stijn Leijssen verstaat hieronder dat men via de muziek samen met de patiënt opgaat in de hier-en-nu ervaring. Dit is een moment van verhoogd bewustzijn en grote intensiteit, maar ook een overgangsruimte waarin iets gedeeld kan worden en iets nieuws kan ontstaan. Men kan deze flow als therapeut niet forceren. Men kan enkel de mogelijkheid creëren door concentratie en overgave in het 24
moment. Ik moest hierbij denken aan de toestand die W. Bion beschrijft als ‘no memory, desire, understanding’. Muziektherapie biedt verschillende wegen naar deze ‘flow’. De receptieve vorm, namelijk het beluisteren van muziek, gebruikt Stijn Leijssen vaak op chronische afdelingen. De muziek laat toe samen van iets te genieten. Een dergelijke esthetische ervaring maakt iets wakker bij deze patiënten. Men komt terecht in een flow die aanstekelijk werkt, waardoor er plots gesproken wordt en beelden, associaties, herinneringen, … met elkaar gedeeld worden. Muziek is hier als de ‘good-enough mother’ die nog iets kan geven wanneer niets meer lukt of nog aanspreekt. In het beluisteren van muziek kan men zich ook identificeren met een vorm. Men ervaart zichzelf gerepresenteerd in iets dat van buitenaf komt. Muziek heeft op die manier een containende functie. Een interessante opdracht is bijvoorbeeld patiënten een muzikale biografie te laten maken (d.w.z. hun levensgeschiedenis te laten voorstellen door middel van muzieknummers). In de actieve variant van muziektherapie bespeelt men samen al improviserend muziekinstrumenten. Flow kan ontstaan door
synchroniciteit - een basaal metrum dat in de improvisatie gedeeld wordt. Als muziektherapeut is het meestal nodig om mee te spelen. De verbrokkeling bij psychotici staat samenspel immers vaak in de weg. Door mee te spelen kan men dan op een veilige, niet-intrusieve manier interveniëren. Stijn Leijssen liet ons een fragment horen van een sessie met een acuut-psychotische vrouw die even de afzonderingskamer mocht verlaten voor de muziektherapie. Mij viel op hoe de therapeut zich in zijn begeleidend spel voortdurend afstemde op wat deze vrouw uitstootte aan klanken en brokken van woorden. Zo ontstond er een soort dialoog van klanken waarin op een heel basaal niveau toch nog iets kon uitgewisseld worden. Stijn Leijssen bracht een warm en geëngageerd verhaal over zijn werk als muziektherapeut met psychotici in het Psychiatrisch Ziekenhuis Bethaniënhuis te Zoersel (afdelingen Minas, Studio, Rivendel en Loriën). Dankzij de sessiefragmenten die hij liet horen, konden de deelnemers getuige zijn van de potentiële rijkdom die muziektherapie biedt om contact te maken met patiënten die voortdurend buiten de sociale band vallen en vaak erg geïsoleerd geraken.
25
I n h o u d s t a f e l Welkomstwoord p. 3-5 Psychiatrische zorg, tussen verbeelding en evidence p. 6-9 Samenvatting en commentaar De plaats van creativiteit in het therapeutische proces van de cliënt. Begrip, toepassing en opvattingen over het gebruik van creativiteit in therapie, indicatiestelling en diagnose p. 10-13 Samenvatting en commentaar Ein Kunsthaus in der Psychiatrie. Das Kunsthaus Kannen in Münster, ein Modellprojekt in Deutschland p. 14-15 Samenvatting en commentaar Teufel
Workshop 1 ‘Omdat het hier zo raast, meneer …’, De Facktorij; een kunstclub en psychosezorg p. 16-17 Commentaar Kunsthaus Kannen
Workshop 2 ‘Kunst en Kader, creativiteit in de psychiatrie en de kunst creatief te zijn in uw werk’, een ervaringsgerichte workshop p. 18-19 Commentaar Workshop 3 ‘De spiegel van het spel’, dramatherapie en creativiteit p. 20-21 Commentaar Workshop 4 ‘Psychomotorische therapie en creativiteit’ p. 22-23 Commentaar Workshop 5 ‘Go for the flow’, creativiteit in muziektherapie bij psychotici p. 24-25 Commentaar
26
27