Faculteit der Letteren Onderwijs- en ExamenRegeling 2010-2011 Masteropleiding
Kunsten, Cultuur en Media
Inhoud: 1. Algemene bepalingen 2. Opbouw van de opleiding 3. Tentamens en examen van de opleiding 4. Toelating 5. Inschrijving voor colleges en studiebegeleiding 6. Slotbepalingen
Onderwijs- en Examenregeling master KCM, pagina 1
Paragraaf 1
Algemene Bepalingen.
Artikel 1.1 Toepasselijkheid van de regeling Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en het examen van de masteropleiding Kunsten, Cultuur en Media, hierna te noemen: de opleiding. De opleiding wordt verzorgd binnen de Faculteit der Letteren van de Rijksuniversiteit Groningen, hierna te noemen: de faculteit. Artikel 1.2 Begripsbepalingen. In deze regeling wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; b. student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en het examen van de opleiding; c. onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van de wet; d. tentamen: formele afsluiting van een onderdeel; e. deeltentamen: indien het tentamen van een onderdeel bestaat uit verschillende delen wordt gesproken van deeltentamens. f. minor: een voorgeschreven combinatie van onderdelen met een totale omvang van 20 EC. De minor maakt deel uit van de bachelorfase. g. practicum: een praktische oefening, als bedoeld in art. 7.13 van de wet, in een van de volgende vormen: - het maken van een scriptie; - het maken van een werkstuk of een proefontwerp; - het uitvoeren van een onderzoekopdracht; - het deelnemen aan veldwerk of een excursie; - het doorlopen van een stage; - het actief deelnemen aan een werkcollege of computerpracticum; - of het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden; h. doorstroommaster-opleiding: de opleiding waarvoor van rechtswege toegang wordt verleend op grond van een daartoe aangewezen bacheloropleiding; i. examen: het masterexamen van de opleiding; j. semester: deel van het studiejaar, beginnend op 1 september en eindigend op een door het College van Bestuur te bepalen datum omstreeks 31 januari, dan wel beginnend op vorenbedoelde door het College van Bestuur te bepalen datum en eindigend op 31 augustus. De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. Artikel 1.3 Doel van de opleiding Met de opleiding wordt beoogd dat de student een zodanige academische vorming verwerft in termen van gespecialiseerde kennis, inzicht en vaardigheden op het gebied van het functioneren van kunst en cultuur in het algemeen en van één of meer van de afzonderlijke kunsten literatuur, film, theater, muziek of beeldende kunst in het bijzonder, dat de student in staat is tot het met succes uitoefenen van functies waarvoor academische kennis en vaardigheden op masterniveau op bovengenoemd gebied vereist dan wel wenselijk zijn. Artikel 1.4 Vorm van de opleiding De opleiding wordt voltijds verzorgd.
Onderwijs- en Examenregeling master KCM, pagina 2
Paragraaf 2
Opbouw van de opleiding.
Artikel 2.1 Studielast 1. 2.
De opleiding heeft een studielast van 60 EC, waarbij één EC studiepunt gelijk staat aan 28 uren studie. De studielast wordt uitgedrukt in hele EC studiepunten.
Artikel 2.2 Wetenschappelijke vorming De opleiding van de student dient voldoende elementen te bevatten ten dienste van de wetenschappelijke vorming van de student. Hier volgt een overzicht van de eindtermen van de opleiding. De master Kunsten, Cultuur en Media, afstudeerrichting Kunsten en Cultuur: Analyse en Kritiek (A&K) A. beschikt over kennis van en inzicht in de belangrijkste theorieën betreffende de rol van de kunsten in cultuur; B. beschikt over zeer gedegen kennis van minstens één theoretische en methodologische benadering; C. beschikt over grondige kennis van, en inzicht in het functioneren van kunsten in de hedendaagse cultuur; D. heeft grondige kennis van aard en functioneren van één kunstvorm en / of inzicht in de samenhang van de kunsten; E. is in staat tot geven van een wetenschappelijke analyse en interpretatie van een kunstwerk in de context van media en cultuur; F. is in staat tot het geven van een wetenschappelijke analyse van een artistiek(e) genre, periode, stroming of oeuvre; G. is in staat verschillende kunsten, in het bijzonder met betrekking tot hun mediale eigenschappen en culturele functie, met elkaar te vergelijken, en is in staat tot het geven van een vergelijkende analyse en interpretatie van verschillende kunstvormen en kunstwerken; H. is zeer goed op de hoogte van actuele ontwikkelingen in de kunstwereld en is in staat ten opzichte van deze ontwikkelingen zelfstandig een beredeneerd standpunt in te nemen en dit in debat (mondeling en schriftelijk) te verdedigen; I. is in staat gebruik te maken van wetenschappelijk onderzoek en de resultaten van dit onderzoek te presenteren in verschillende media, voor een publiek van specialisten en van niet-specialisten, zowel schriftelijk als mondeling, audiovisueel en digitaal; J. is in staat zelfstandig een wetenschappelijke probleemstelling te formuleren en daarbij een adequaat theoretisch kader en een of meer relevante onderzoeksmethoden te kiezen en te gebruiken; K. is in staat de ontwikkelingen op het wetenschapsgebied bij te houden en de eigen kennis en inzichten te verdiepen en aan te vullen; L. is in staat op systematische en creatieve wijze met complexe vraagstukken om te gaan, en tot een gefundeerd oordeel te komen; M. is in staat de verworven wetenschappelijke kennis, inzichten en vaardigheden te gebruiken bij de uitoefening van een maatschappelijke functie; N. beschikt over vaardigheden die nodig zijn voor een succesvolle beroepsuitoefening. Hiertoe behoren: • het tonen van initiatief en persoonlijke verantwoordelijkheid; • het kunnen nemen van beslissingen in complexe en onvoorspelbare situaties; • het vermogen om zelfstandig te werken; • een contextgevoelige houding en het vermogen om zelfstandig en in teamverband de resultaten van eigen werkzaamheden af te stemmen op een beoogde doelgroep. De master Kunsten, Cultuur en Media, afstudeerrichting Kunst, Beleid en Management (KBM) A. beschikt over kennis van en inzicht in de belangrijkste theorieën betreffende de rol van de kunsten in cultuur; B. beschikt over zeer gedegen kennis van minstens één theoretische en methodologische benadering; C. beschikt over grondige kennis van, en inzicht in het functioneren van kunsten in de hedendaagse cultuur;
Onderwijs- en Examenregeling master KCM, pagina 3
D. heeft grondige kennis van aard en functioneren van één kunstvorm en / of inzicht in de samenhang van de kunsten; E. is in staat op wetenschappelijke wijze de relatie te onderzoeken tussen systeemkenmerken van de Nederlandse kunstwereld en het functioneren van kunst in de Nederlandse samenleving; F. is in staat de verhoudingen en ontwikkelingen in de organisatie van de Nederlandse kunstwereld wetenschappelijk te analyseren en deze te vergelijken met één of meer andere kunstwerelden in Europa, in het bijzonder op het gebied van één kunstdiscipline; G. is in staat op wetenschappelijke wijze te onderzoeken hoe kunstmarketingconcepten en – activiteiten bijdragen aan het maatschappelijk functioneren van artistieke uitingen; H. is zeer goed op de hoogte van actuele ontwikkelingen in de kunstwereld en is in staat ten opzichte van deze ontwikkelingen zelfstandig een beredeneerd standpunt in te nemen en dit in debat (mondeling en schriftelijk) te verdedigen; I. is in staat gebruik te maken van wetenschappelijk onderzoek en de resultaten van dit onderzoek te presenteren in verschillende media, voor een publiek van specialisten en van niet-specialisten, zowel schriftelijk als mondeling, audiovisueel en digitaal; J. is in staat zelfstandig een wetenschappelijke probleemstelling te formuleren en daarbij een adequaat theoretisch kader en een of meer relevante onderzoeksmethoden te kiezen en te gebruiken; K. is in staat de ontwikkelingen op het wetenschapsgebied bij te houden en de eigen kennis en inzichten te verdiepen en aan te vullen; L. is in staat op systematische en creatieve wijze met complexe vraagstukken om te gaan, en tot een gefundeerd oordeel te komen; M. is in staat de verworven wetenschappelijke kennis, inzichten en vaardigheden te gebruiken bij de uitoefening van een maatschappelijke functie; N. beschikt over vaardigheden die nodig zijn voor een succesvolle beroepsuitoefening. Hiertoe behoren: • het tonen van initiatief en persoonlijke verantwoordelijkheid; • het kunnen nemen van beslissingen in complexe en onvoorspelbare situaties; • het vermogen om zelfstandig te werken; • een contextgevoelige houding en het vermogen om zelfstandig en in teamverband de resultaten van eigen werkzaamheden af te stemmen op een beoogde doelgroep. De master Kunsten, Cultuur en Media, afstudeerrichting Kunsteducatie (KE) A. beschikt over kennis van en inzicht in de belangrijkste theorieën betreffende de rol van de kunsten in cultuur; B. beschikt over zeer gedegen kennis van minstens één theoretische en methodologische benadering; C. beschikt over grondige kennis van, en inzicht in het functioneren van kunsten in de hedendaagse cultuur; D. is in staat op wetenschappelijke wijze de relatie te onderzoeken tussen systeemkenmerken van de Nederlandse kunstwereld en het functioneren van kunst in de Nederlandse samenleving, in het bijzonder met betrekking tot de rol van de kunsteducatie; E. heeft grondige kennis van aard en functioneren van één kunstvorm en / of inzicht in de samenhang van de kunsten; F. is in staat theoretisch en empirisch onderzoek op het gebied van de kunsteducatie te analyseren en kritisch te beoordelen; G. is zeer goed op de hoogte van actuele ontwikkelingen in de kunstwereld en is in staat ten opzichte van deze ontwikkelingen zelfstandig een beredeneerd standpunt in te nemen en dit in debat (mondeling en schriftelijk) te verdedigen; H. is in staat gebruik te maken van wetenschappelijk onderzoek en de resultaten van dit onderzoek te presenteren in verschillende media, voor een publiek van specialisten en van niet-specialisten, zowel schriftelijk als mondeling, audiovisueel en digitaal; I. is in staat zelfstandig een wetenschappelijke probleemstelling te formuleren en daarbij een adequaat theoretisch kader en een of meer relevante onderzoeksmethoden te kiezen en te gebruiken; J. is in staat de ontwikkelingen op het wetenschapsgebied bij te houden en de eigen kennis en inzichten te verdiepen en aan te vullen; K. is in staat op systematische en creatieve wijze met complexe vraagstukken om te gaan, en tot een gefundeerd oordeel te komen; L. is in staat de verworven wetenschappelijke kennis, inzichten en vaardigheden te gebruiken bij de uitoefening van een maatschappelijke functie; M. beschikt over vaardigheden die nodig zijn voor een succesvolle beroepsuitoefening. Hiertoe behoren:
Onderwijs- en Examenregeling master KCM, pagina 4
• • • •
het tonen van initiatief en persoonlijke verantwoordelijkheid; het kunnen nemen van beslissingen in complexe en onvoorspelbare situaties; het vermogen om zelfstandig te werken; een contextgevoelige houding en het vermogen om zelfstandig en in teamverband de resultaten van eigen werkzaamheden af te stemmen op een beoogde doelgroep.
Artikel 2.3 Afstudeerrichting(en) De opleiding kent de volgende afstudeerrichting(en): nr. 1 2 3 4
Afstudeerrichting Analyse en Kritiek Kunst, Beleid en Marketing Kunsteducatie Kunstdiscipline (Film, Theater, Muziek, Literatuur)
Artikel 2.4 Samenstelling afstudeerrichting(en) afstudeerrichting Analyse en Kritiek (A&K) nr. Onderdeel 1 Kunsten en culturele veranderingen 2 Kunstvak II: Film 3 Kunstvak II: Kunsten en nieuwe media 4 Kunstvak II: Literatuur 5 Kunstvak II: Muziek 6 Kunstvak II: Theater 7 Kunstvak I: Film (Cinema en TV) 8 Kunstvak I: Klassieke muziek 9 Kunstvak I: Literatuur 10 Kunstvak I: Popmuziek 11 Kunstvak I: Theater 12 Artistieke intermedialiteit 13 Kunstvak III: Tutorial groot 14 Kunstvak III: Tutorial klein 15 Kunstvak IV: Tutorial klein 16 Meesterklas filmkritiek 22 Ma-stage Kunsten, Cultuur en Media 23 Ma-scriptie Kunsten, Cultuur en Media
omvang 10 ECTS 10 ECTS 10 ECTS 10 ECTS 10 ECTS 10 ECTS 10 ECTS 10 ECTS 10 ECTS 10 ECTS 10 ECTS 10 ECTS 10 ECTS 5 ECTS 5 ECTS 5 ECTS 10 ECTS 20 ECTS
1. De student kiest Kunstvak I (literatuur, film, theater of muziek) en Kunstvak II: Verdieping in één van de kunstvakken, óf Kunsten en nieuwe media. 2. In plaats van Kunstvak III: Tutorial (groot) kan ook Kunstvak III: Tutorial (klein) en Kunstvak IV: Tutorial (klein) gevolgd worden, óf (voor studenten Filmwetenschap) Tutorial (klein) & Meesterklas filmkritiek. 3. Ook kan een Stage gevolgd worden in plaats van Kunstvak III en IV.
afstudeerrichting Kunst, Beleid en Marketing nr. Onderdeel 3 Kunstvak II: Kunsten en nieuwe media 2 7 Kunstvak I: Film (Cinema en TV)2 8 Kunstvak I: Klassieke muziek 2 9 Kunstvak I: Literatuur 2 10 Kunstvak I: Popmuziek 2 11 Kunstvak I: Theater 2 17 Kunstbeleid 1 18 Kunstmarketing II 1 19 Kunstsociologie 1 22 Ma-scriptie Kunsten, Cultuur en Media
Onderwijs- en Examenregeling master KCM, pagina 5
omvang 10 ECTS 10 ECTS 10 ECTS 10 ECTS 10 ECTS 10 ECTS 10 ECTS 10 ECTS 10 ECTS 20 ECTS
23
Ma-stage Kunsten, Cultuur en Media
10 ECTS
1 Studenten
kiezen verplicht twee van de drie kernvakken: Kunstbeleid, Kunstmarketing II, of Kunstsociologie. 2 Daarnaast kiest de student Kunstvak I (literatuur, film, theater, muziek of beeldende kunst) óf Kunsten en nieuwe media.
afstudeerrichting Kunsteducatie (KE) nr. Onderdeel 20 Kunst, cognitie en educatie 21 Kunst- en cultuureducatie op school 7 Kunstvak I: Film (Cinema en TV) 8 Kunstvak I: Klassieke muziek 9 Kunstvak I: Literatuur 10 Kunstvak I: Popmuziek 3 Kunstvak II: Kunsten en nieuwe media 22 Ma-scriptie Kunsten, Cultuur en Media 23 Ma-stage Kunsten, Cultuur en Media
omvang 10 ECTS 10 ECTS 10 ECTS 10 ECTS 10 ECTS 10 ECTS 10 ECTS 20 ECTS 10 ECTS
De student kiest Kunstvak I (literatuur, film, theater, muziek of beeldende kunst) óf Kunsten en nieuwe media.
Afstudeerrichting: Kunstdiscipline (Film-, Literatuur-, Theater- of Muziekwetenschap) nr. Onderdeel omvang 1 Kunsten en culturele veranderingen 1 10 ECTS 2 Kunstvak II: Film 2, 3 10 ECTS 3 Kunstvak II: Kunsten en nieuwe media 2, 3 10 ECTS 4 Kunstvak II: Literatuur 2, 3 10 ECTS 5 Kunstvak II: Muziek 2, 3 10 ECTS 6 Kunstvak II: Theater 2, 3 10 ECTS 7 Kunstvak I: Film (Cinema en TV) 2 10 ECTS 9 Kunstvak I: Literatuur 2 10 ECTS 13 Kunstvak III: Tutorial groot 4 10 ECTS 14 Kunstvak III: Tutorial klein 5 ECTS 15 Kunstvak IV: Tutorial klein 5 ECTS 16 Meesterklas filmkritiek 5 ECTS 17 Kunstbeleid 1 10 ECTS 21 Kunst- en cultuureducatie op school 1 10 ECTS 22 Ma-scriptie Kunsten, Cultuur en Media 20 ECTS 23 Ma-stage Kunsten, Cultuur en Media 10 ECTS 1 Afhankelijk van de specialisatie van de bacheloropleiding (KBM, AK of EK) kiest de student één van deze drie werkgroepen kunstvak van de bachelor bepaalt tevens de verplichte keuze voor Kunstvak I & Kunstvak II: literatuur, film, theater of muziek. De invulling van Kunstvak II: Verdieping verschilt per gekozen kunstdiscipline (zie brochure Master KCM). 3 Kunstvak II kan vervangen worden door Kunsten en Nieuwe Media óf een stage. 4 In plaats van Kunstvak III: Tutorial (groot) kan ook Kunstvak III: Tutorial (klein) en Kunstvak IV: Tutorial (klein) gevolgd worden, óf (voor studenten Filmwetenschap) Tutorial (klein) & Meesterklas filmkritiek. 2 Het
Artikel 2.5. Praktische oefeningen 1. De volgende onderdelen omvatten (een) praktische oefening(en) in de daarbij aangegeven vorm: Nr.
Onderdeel
1 2 3
Kunsten en culturele veranderingen Kunstvak II: Film Kunstvak II: Kunsten en nieuwe media
4 5 6 7
Kunstvak II: Literatuur Kunstvak II: Muziek Kunstvak II: Theater Kunstvak I: Film (Cinema en TV)
vorm praktische oefening presentatie, werkstuk(ken)
type college
presentatie, schriftelijke opdracht(en), werkstuk(ken)
excursie hoorcollege werkcollege
presentatie, werkstuk(ken)
werkcollege
Onderwijs- en Examenregeling master KCM, pagina 6
werkcollege
8
Kunstvak I: Klassieke muziek
werkstuk(ken)
9 10
Kunstvak I: Literatuur Kunstvak I: Popmuziek
presentatie, werkstuk(ken) essay , presentatie
11 12 13 14 15 16
Kunstvak I: Theater Artistieke intermedialiteit Kunstvak III: Tutorial groot Kunstvak III: Tutorial klein Kunstvak IV: Tutorial klein Meesterklas filmkritiek
presentatie, werkstuk(ken) werkstuk(ken)
17
Kunstbeleid
18
Kunstmarketing II
19
Kunstsociologie
20
Kunst, cognitie en educatie
dossier, schriftelijke opdracht(en), werkstuk(ken) presentatie, schriftelijke opdracht(en), werkstuk(ken) presentatie, schriftelijke opdracht(en), werkstuk(ken) presentatie, schriftelijke opdracht(en), werkstuk(ken) presentatie, werkstuk(ken)
21
Kunst- en cultuureducatie op school
werkstuk(ken)
22 23
Ma-stage Kunsten, Cultuur en Media Ma-scriptie Kunsten, Cultuur en Media
stageverslag scriptie
werkcollege\ tutorial werkcollege hoorcollege werkcollege werkcollege werkcollege zelfstudie zelfstudie zelfstudie werkcollege werkcollege werkcollege hoorcollege werkcollege hoorcollege werkcollege hoorcollege werkcollege stage zelfstudie (begeleid)
2. Het tentamen van een onderdeel genoemd in het eerste lid van dit artikel kan niet worden afgelegd dan nadat de desbetreffende praktische oefening(en) met voldoende resultaat is/zijn gevolgd. Hieronder wordt tenminste verstaan het actief deelnemen aan minimaal 80% van de werkcolleges. 3. Met betrekking tot de volgende onderdelen geldt het met voldoende resultaat deelnemen aan de praktische oefening(en) als het behalen van het desbetreffende tentamen: nr. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23
Onderdeel Kunsten en culturele veranderingen Kunstvak II: Film Kunstvak II: Kunsten en nieuwe media Kunstvak II: Literatuur Kunstvak II: Muziek Kunstvak II: Theater Kunstvak I: Film (Cinema en TV) Kunstvak I: Klassieke muziek Kunstvak I: Literatuur Kunstvak I: Popmuziek Kunstvak I: Theater Artistieke intermedialiteit Kunstvak III: Tutorial groot Kunstvak III: Tutorial klein Kunstvak IV: Tutorial klein Meesterklas filmkritiek Kunstbeleid Kunstmarketing II Kunstsociologie Kunst, cognitie en educatie Kunst- en cultuureducatie op school Ma-stage Kunsten, Cultuur en Media Ma-scriptie Kunsten, Cultuur en Media
4. Indien ten aanzien van een onderdeel in deze regeling niet is aangegeven op welke wijze het tentamen kan worden afgelegd, omdat het onderdeel betrekking heeft op een vak dat niet in de
Onderwijs- en Examenregeling master KCM, pagina 7
opleiding wordt onderwezen, is het daaromtrent in de daarvoor geldende onderwijs- en examenregeling bepaalde van toepassing.
Paragraaf 3
Tentamens en examen van de opleiding
Artikel 3.1 Algemeen 1.
Het tentamen geeft de student zowel tussentijds als bij afsluiting van het onderdeel de nodige informatie of hij/zij de gestelde leerdoelen zal bereiken respectievelijk heeft bereikt. Hij/zij wordt daarbij geadviseerd over zijn/haar verdere deelname aan het betreffende programma. 2. Het oordeel over een tentamen is voldoende dan wel onvoldoende, in afgeronde cijfers op een schaal van 10 (tien) uitgedrukt: 6 (zes) of hoger, respectievelijk 5 (vijf) of lager. Artikel 3.2 Toegang tot en verplichte volgorde van tentamens 3.2.1
Toegang tot tentamens
Om deel te kunnen nemen aan een tentamen dient een student zich online via ProgRESS-WWW in te schrijven. De inschrijfperiode wordt jaarlijks vastgelegd in het collegerooster. Indien een student zich door overmacht niet tijdig heeft kunnen intekenen, kan gebruik worden gemaakt van een beperkte mogelijkheid van na-inschrijving. Details van deze regeling worden jaarlijks tijdig bekend gemaakt. 3.2.2. Verplichte volgorde van tentamens 1.
Aan het tentamen van de hierna te noemen onderdelen kan alleen worden deelgenomen wanneer aan de vermelde eisen is voldaan:
13
Kunstvak III: Tutorial (groot)
14
Kunstvak III: Tutorial (klein)
15
Kunstvak IV: Tutorial (klein)
17
Ma-stage Kunsten, Cultuur en Media
18
Ma-scriptie Kunsten, Cultuur en Media
Kernvak I (of Kernvak II) en de kunstvakken I en II van het Masterprogramma moeten zijn gevolgd. Kernvak I (of Kernvak II) en de kunstvakken I en II van het Masterprogramma moeten zijn gevolgd. Kernvak I (ofKernvak II) en de kunstvakken I, II en III van het Masterprogramma moeten zijn gevolgd De Ma-onderdelen uit groep 1 t/m 21 moeten – op één na – met een voldoende zijn afgerond. De Ma-onderdelen uit groep 1 t/m 21 moeten – op één na – met een voldoende zijn afgerond.
** Met uitzondering van degenen die een stage (in het buitenland) combineren met het doen van onderzoek in het kader van KBM I, KBM II of KBM III.
Artikel 3.3 Tijdvakken en frequentie tentamens 1. 2.
Tot het afleggen van de tentamens van de in artikel 2.4 genoemde onderdelen wordt tweemaal per studiejaar de gelegenheid gegeven. Indien ten aanzien van een onderdeel in deze regeling niet is aangegeven hoeveel malen per studiejaar het tentamen kan worden afgelegd, omdat het onderdeel betrekking heeft op een vak dat niet in de opleiding wordt onderwezen, is het daaromtrent in de daarvoor geldende onderwijsen examenregeling bepaalde van toepassing.
Onderwijs- en Examenregeling master KCM, pagina 8
Artikel 3.4 Vorm van de tentamens 1.
De onderdelen, genoemd in artikel 2.4, worden getoetst met alleen een schriftelijk tentamen, met uitzondering van de volgende onderdelen, die op de hieronder aangegeven wijze worden getoetst:
nr. 1 2 3
Onderdeel Kunsten en culturele veranderingen Kunstvak II: Film Kunstvak II: Kunsten en nieuwe media
4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Kunstvak II: Literatuur Kunstvak II: Muziek Kunstvak II: Theater Kunstvak I: Film (Cinema en TV) Kunstvak I: Klassieke muziek Kunstvak I: Literatuur Kunstvak I: Popmuziek Kunstvak I: Theater Artistieke intermedialiteit Kunstvak III: Tutorial groot Kunstvak III: Tutorial klein Kunstvak IV: Tutorial klein Meesterklas filmkritiek
17 18
Kunstbeleid Kunstmarketing II
19
Kunstsociologie
20 21 22 23
Kunst, cognitie en educatie Kunst- en cultuureducatie op school Ma-stage Kunsten, Cultuur en Media Ma-scriptie Kunsten, Cultuur en Media
vorm tentamen presentatie, werkstuk(ken) presentatie, schriftelijke opdracht(en), werkstuk(ken)
presentatie, werkstuk(ken) werkstuk(ken) presentatie, werkstuk(ken) essay , presentatie presentatie, werkstuk(ken) werkstuk(ken)
dossier, schriftelijke opdracht(en), werkstuk(ken) werkstuk(ken) schriftelijke opdracht(en), werkstuk(ken) presentatie, schriftelijke opdrachten presentatie, werkstuk(ken) werkstuk(ken) stageverslag scriptie
2. Op schriftelijk verzoek van de student kan de examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze dan vorenbedoeld wordt afgelegd. Van de verplichting tot het deelnemen aan praktische oefeningen kan door de examencommissie vrijstelling worden verleend. In dat geval bepaalt de examencommissie dat de praktische oefening op een andere, door haar te bepalen wijze, wordt verricht. 3. Studenten met een functiebeperking wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele beperking aangepaste wijze af te leggen. De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. 4. Indien ten aanzien van een onderdeel in deze regeling niet is aangegeven op welke wijze het tentamen kan worden afgelegd, omdat het onderdeel betrekking heeft op een vak dat niet in de opleiding wordt onderwezen, is het daaromtrent in de daarvoor geldende onderwijs- en examenregeling bepaalde van toepassing. Artikel 3.5 Mondelinge tentamens 1.
Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald. 2. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt. 3. Een mondeling tentamen wordt schriftelijk, analoog of digitaal vastgelegd. Bij schriftelijke vastlegging is de aanwezigheid van een tweede examinator vereist.
Onderwijs- en Examenregeling master KCM, pagina 9
Artikel 3.6 Deeltentamens Als een onderdeel is opgesplitst in meerdere subonderdelen, waarvan de minimale omvang tenminste 5 EC per onderdeel is, dan wordt het eindcijfer bepaald door het gewogen gemiddelde van de deeltentamens. Deelcijfers dienen voldoende te zijn. Artikel 3.7 Beroepsoriënterende stage Voorafgaand aan de stage wordt een stageplan opgesteld, dat een omschrijving van de doelstellingen, de inhoud van de stage en een activiteitenplan omvat. Dit plan wordt goedgekeurd door de begeleiders. De beoordeling van de stage wordt verricht door een begeleider vanuit de opleiding en een begeleider vanuit de stagegever, die als examinator zijn aangewezen door de examencommissie. De stage wordt afgesloten met een stageverslag dat wordt beoordeeld door de begeleider vanuit de opleiding en ter kennis wordt gesteld van de stagegever. Artikel 3.8 Scriptie 1. De scriptie wordt beoordeeld door twee door de examencommissie aan te wijzen examinatoren. Voor de begeleiding van de masterscriptie geldt de volgende regel: indien het onderwerp van de masterscriptie in hoofdzaak betrekking heeft op een kunstdiscipline, dient één van de twee begeleiders onderwijs op het gebied van de betreffende discipline in het masterprogramma te verzorgen. Indien het onderwerp van de scriptie van algemene aard is worden als begeleiders twee docenten aangewezen die onderwijs verzorgen in het masterprogramma en deskundig zijn op het betreffende gebied. 2. Indien een student twee opleidingen volgt, dient de student in beginsel een zelfstandige scriptie per opleiding in te leveren. 3. De scriptie mag alleen dan in een andere taal dan het Nederlands worden gesteld, indien daartoe door de examencommissie toestemming is verleend. Artikel 3.9 Fraude en plagiaat 1. 2.
3. 4. 5. 6. 7. 8.
Onder fraude wordt verstaan het handelen of nalaten van een examinandus dat erop is gericht het vormen van een juist oordeel omtrent zijn/haar kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken. Onder plagiaat wordt verstaan: a. het gebruik maken van ideeën en formuleringen van anderen zonder bronvermelding; b. het als onderdeel van het eigen betoog opnemen van een vertaling of parafrase van tekstgedeelten gemaakt door anderen; c. het indienen van eenzelfde of vergelijkbare tekst voor opdrachten van meerdere opleidingsonderdelen. In geval van fraude tijdens het afleggen van een tentamen kan de examinator de examinandus uitsluiten van verdere deelname aan het tentamen. In geval van fraude met een tentamen kan de examencommissie besluiten de examinandus uit te sluiten van deelname aan het tentamen voor een door haar vast te stellen periode. Deze periode is maximaal een jaar. In geval van plagiaat in een praktische oefening kan de examencommissie besluiten de examinandus uit te sluiten van deelname aan de praktische oefening voor de duur van een door haar vast te stellen periode. Deze periode is maximaal een jaar. In voorkomende gevallen van plagiaat kan de examencommissie behandeling daarvan in handen geven van de facultaire plagiaatcommissie. De examencommissie neemt een beslissing inzake uitsluiting naar aanleiding van het schriftelijk verslag van de surveillant van de door hem/haar geconstateerde fraude, en na het horen van de examinandus. De examencommissie/facultaire plagiaatcommissie neemt een beslissing inzake uitsluiting naar aanleiding van het schriftelijk verslag van de examinator van de door hem/haar geconstateerde fraude respectievelijk het door hem/haar geconstateerde plagiaat, en na het horen van de examinandus.
Onderwijs- en Examenregeling master KCM, pagina 10
9.
Een uitsluiting heeft tot gevolg dat geen uitslag wordt vastgesteld voor het desbetreffende tentamen of de praktische oefening. 10. De examencommissie/facultaire plagiaatcommissie stelt het faculteitsbestuur op de hoogte van gevallen van fraude en/of plagiaat. Artikel 3.10 Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag 1. 2. 3. 4. 5. 6.
De maximale nakijktermijn bedraagt in principe tien werkdagen na de dag waarop een tentamen is afgelegd of een werkstuk is ingeleverd. In geval van een tentamen met essayvragen dat door meer dan 50 studenten is gemaakt kan deze termijn worden verlengd tot vijftien werkdagen. Indien de resterende tijd tussen tentamen/werkstuk en bijstelling studieplanning korter is dan 10 resp. 15 werkdagen, geldt een termijn van uiterlijk één dag voor de sluiting van de planningsmodule in ProgRESS-WWW . In afwijking van het gestelde in het eerste lid stelt de examinator terstond na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en reikt hij/zij de student een desbetreffende schriftelijke verklaring uit. Bij de schriftelijke verklaring omtrent de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het inzagerecht, bedoeld in artikel 3.12, eerste lid, alsmede op de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens. Aan een onderdeel c.q. tentamen dat met voldoende resultaat is afgesloten kan niet opnieuw worden deelgenomen. Voor een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student een schriftelijke verklaring omtrent de uitslag zal ontvangen.
Artikel 3.11 Geldigheidsduur 1.
De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is maximaal vier jaar vanaf het moment dat het onderdeel met succes is afgesloten. 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan de examencommissie m.b.t. een onderdeel waarvan het tentamen langer dan vier jaar geleden is behaald, dit onderdeel alsnog erkennen, indien de verworven leerstof nog steeds relevant is, dan wel een aanvullend of vervangend tentamen opleggen, alvorens de student wordt toegelaten tot het afleggen van een examen. Artikel 3.12 Inzagerecht 1.
Gedurende ten minste zes weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk. Tevens wordt hem op zijn verzoek tegen kostprijs een kopie verschaft van dat werk. 2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan elke belangstellende kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. 3. De examencommissie kan bepalen, dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op tenminste twee vaste tijdstippen. Indien de betrokkene aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het eerste lid genoemde termijn. Artikel 3.13 Vrijstelling 1.
De examencommissie kan de student op diens schriftelijk ingediende verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van een tentamen, indien de student: a. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid; b. hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel.
Onderwijs- en Examenregeling master KCM, pagina 11
Artikel 3.14 Examen 1.
Een student die alle examenonderdelen van de opleiding met goed gevolg heeft afgelegd, dan wel alle onderdelen van het door de examencommissie goedgekeurde programma met goed gevolg heeft afgelegd, dient uiterlijk binnen vier weken na afloop hiervan het getuigschrift aan te vragen. De examendatum die door de examencommissie op het getuigschrift wordt vermeld is de datum waarop naar het oordeel van de examencommissie het laatste examenonderdeel met goed gevolg is afgelegd. 2. Indien de student het getuigschrift na de in het vorige lid bedoelde termijn aanvraagt, wordt op het getuigschrift als examendatum vermeld de datum waarop de examencommissie besluit dat de student geslaagd is, ook al ligt de datum waarop de examencommissie een dergelijk besluit neemt in een volgend studiejaar en dient de student voor dat studiejaar dan te zijn ingeschreven. 3. Tot het afleggen van het examen wordt tenminste tien maal per jaar de gelegenheid geboden. 4. Indien een student twee opleidingen heeft gevolgd, dan dien hij/zij voor het verkrijgen van beide diploma’s van de opleidingen naast de scriptie nog tenminste 50% aan separate opleidingsonderdelen te hebben behaald (zie ook artikel 3.8). Artikel 3.15 Graad 1.
Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad “Master of Arts” verleend. 2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend. Artikel 3.16 Judicium 1. 2.
3. 4. 5. 6. 7.
De examencommissie beoordeelt of aan het mastergetuigschrift een onderscheiding wordt toegekend. Hierbij dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan: a) Het cijfer voor de scriptie moet voldoen aan de volgende minima: • ‘Cum laude’: het cijfer voor de scriptie of thesis is tenminste 8,0; • ‘Summa cum laude’: het cijfer voor de scriptie of thesis is tenminste 9,0. b) Het onafgeronde gewogen gemiddelde van alle onderwijseenheden, exclusief de scriptie, van het door de examencommissie goedgekeurde examenprogramma is • groter dan of gelijk aan 8,0 voor ‘Cum laude’; • groter dan of gelijk aan 9,0 voor ‘Summa cum laude’. Geen judicium wordt toegekend indien de omvang van de vrijstellingen in ECTS meer dan de helft van het totaal aantal ECTS van de opleiding bedraagt. Voor het behalen van enig judicium geldt dat het tentamen van een onderwijseenheid slechts eenmaal afgelegd mag zijn. Voor het behalen van een judicium geldt dat voor geen enkel vak een cijfer lager dan 7,0 is behaald. In bijzondere gevallen kan de examencommissie afwijken van het bepaalde in de leden twee tot en met vijf van dit artikel. Voor studenten die vóór 1 september 2010 de opleiding hebben aangevangen blijft de judiciumregeling van kracht die voor hen gold op 31 augustus 2010.
Paragraaf 4
Toelating
Artikel 4.1 Nederlandse taal 1.
Conform artikel 7.2 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) wordt het onderwijs gegeven en worden de examens afgenomen in het Nederlands. In afwijking van de eerste volzin kan een andere taal worden gebezigd: a. wanneer het onderwijs betreft dat in het kader van een gastcollege door een anderstalige docent gegeven wordt, of;
Onderwijs- en Examenregeling master KCM, pagina 12
b.
indien de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs dan wel de herkomst van de studenten of docent daartoe noodzaakt, waarbij aangemerkt dat: - de tentamens van onderdelen die in het Engels worden gegeven ook in het Engels worden afgenomen - bij de beoordeling van opdrachten en/of (deel) tentamens geen rekening wordt gehouden met de beheersing van het Engels., - studenten in geval van een schriftelijk tentamen een half uur extra tijd krijgen en een woordenboek mogen gebruiken. 2. Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal. Artikel 4.2 Vooropleiding 1.
Toelaatbaar tot de opleiding is de bezitter van een Nederlands of een buitenlands diploma van hoger onderwijs, die aantoont te beschikken over kennis van, inzicht in en vakspecifieke vaardigheden betreffende de kunsten, cultuur en media op universitair bachelorniveau. 2. De bezitter van het diploma van de bacheloropleiding “Kunsten, Cultuur en Media” van de Rijksuniversiteit Groningen of van een andere Nederlandse universiteit wordt geacht te beschikken over de kennis, inzicht en vaardigheden, genoemd in het eerste lid, en wordt uit dien hoofde toegelaten tot de opleiding. 3. Toelating als bedoeld in de leden 1 en 2 geeft recht op inschrijving in de opleiding. Artikel 4.3 Toelating afstudeerrichtingen Voor de verschillende afstudeerrichtingen van deze opleiding gelden, in aanvulling op het in artikel 4.2 bepaalde, de volgende toelatingsvoorwaarden: N.v.t.
Artikel 4.4 Voorlopige toelating 1 Op schriftelijk verzoek van de kandidaat, die zich voorbereidt op het afsluitend examen van de in art. 4.2, tweede lid, genoemde bacheloropleiding, kan de toelatingscommissie zoals bedoeld in artikel 4.5 hem voorlopig toelaten tot de opleiding, mits: hij overigens van de bacheloropleiding nog slechts onderdelen met een gezamenlijke studielast van ten hoogste 10 EC-studiepunten moet behalen, en hij de BA-scriptie met voldoende resultaat heeft afgerond, en de studievertraging aantoonbaar toe te schrijven is aan overmacht. 2 Een voorlopige toelating dient binnen zes maanden te worden vervangen door een toelating krachtens art. 4.2. Artikel 4.5 Toelatingscommissie 1.
De toelating tot de opleiding is opgedragen aan de toelatingscommissie van de opleiding. Deze wordt gevormd door: - een lid, tevens voorzitter, aangewezen uit de hoogleraren die met onderwijs in de opleiding zijn belast; - twee leden aangewezen uit het wetenschappelijk personeel dat met onderwijs in de opleiding is belast. 2. De toelatingscommissie kiest uit haar midden een secretaris. 3. De aanwijzing geschiedt door de examencommissie, die tevens het toelatingsreglement vaststelt. Artikel 4.6 Procedure voor de toelating tot de opleiding
Met het oog op de toelating tot de opleiding, als bedoeld in art. 4.2, eerste lid, stelt de toelatingscommissie een onderzoek in naar de kennis en de vaardigheden van de kandidaat. In aanvulling op gecertificeerde schriftelijke bewijzen van de gevolgde opleiding(en) kan de commissie bepaalde kennis en vaardigheden laten toetsen door deskundigen in of buiten de universiteit.
Onderwijs- en Examenregeling master KCM, pagina 13
Artikel 4.7 Toelatingsonderzoek: tijdstippen 1.
Het toelatingsonderzoek vindt tweemaal per jaar plaats m.b.t. het begin van de opleiding in het eerste en het tweede semester. 2. Een verzoek te worden toegelaten tot de opleiding wordt voor 1 maart resp. 15 september ingediend bij de toelatingscommissie. 3. In bijzondere gevallen kan de toelatingscommissie een na de in het tweede lid genoemde sluitingsdatum ingediend verzoek in behandeling nemen. 4. De toelatingscommissie beslist voor 1 juni resp. 1 december over het verzoek. De toelating wordt verleend onder de voorwaarde dat de kandidaat uiterlijk op de betreffende begindatum van de opleiding zal voldoen aan de in art. 4.2 bedoelde eisen t.a.v. kennis en vaardigheden, zoals die blijken uit getuigschriften van door hem gevolgde opleidingen. In de schriftelijke verklaring omtrent toelating wordt de student gewezen op de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens.
Paragraaf 5
Inschrijving voor colleges en studiebegeleiding
Artikel 5.1 Inschrijving voor colleges 1.
Alle ingeschreven studenten dienen vóór 1 juli ten behoeve van instroom in het eerste semester zich in te schrijven in ProgRESS-WWW voor de colleges die zij gaan volgen in het nieuwe academische jaar. Alle ingeschreven studenten die instromen in het tweede semester dienen vóór 15 december in ProgRESS-WWW aan te geven welke colleges zij gaan volgen in het tweede semester. De studenten hebben de gelegenheid wijzigingen hierin aan te brengen gedurende de eerste drie weken van een semester. 2. De college-inschrijving omvat alle studieonderdelen en alle (her)toetsen. Onder (her)toets wordt verstaan een tentamen of werkstuk dat deel uitmaakt van de toetsing van een onderdeel en dat gebonden is aan de jaarlijkse vastgestelde toetsingsperioden. 3. De college-inschrijving van nieuwe studenten voor een doorstroomprogramma, van nietletterenstudenten of van studenten van andere vooropleidingen dient vóór 1 september ten behoeve van instroom in het eerste semester of vóór 1 februari ten behoeve van instroom in het tweede semester schriftelijk te worden ingeleverd bij Bureau Studentzaken, waarna Bureau Studentzaken zorgt voor invoering in ProgRESS-WWW. Artikel 5.2 Studievoortgangsadministratie 1.
Het faculteitsbestuur draagt zorg voor de registratie van de individuele studieresultaten van de studenten. 2. Het faculteitsbestuur verschaft elke student ten minste eenmaal per jaar een overzicht van de door hem behaalde studieresultaten. Artikel 5.3 Studiebegeleiding 1.
In het kader van de toelatingsprocedure draagt het faculteitsbestuur zorg voor een afspraak met de student over de individuele inrichting van het door hem te volgen programma. 2. Het faculteitsbestuur draagt zorg voor een introductieprogramma voor de student bij de aanvang van zijn opleiding. 3. Het faculteitsbestuur draagt zorg voor voldoende begeleiding van de student tijdens zijn opleiding en schenkt daarbij in het bijzonder aandacht aan mogelijke aanpassingen van het programma in het belang van de aansluiting op de wetenschapsbeoefening of de beroepsuitoefening buiten de universiteit.
Onderwijs- en Examenregeling master KCM, pagina 14
Paragraaf 6
Slotbepalingen
Artikel 6.1 Wijziging 1.
Wijzigingen van deze regeling worden door het faculteitsbestuur, gehoord de opleidingscommissie en na overleg met de faculteitsraad, bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 2. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 3. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op: - het onderwijsprogramma zoals vastgesteld in artikel 4.2; - enige andere beslissing, die krachtens deze regeling is genomen ten aanzien van een student. Artikel 6.2 Bekendmaking 1.
Het faculteitsbestuur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van de regelen en richtlijnen die door de examencommissie zijn vastgesteld, alsmede van elke wijziging van deze stukken. 2. Elke belangstellende kan op het faculteitsbureau een exemplaar van de in het eerste lid bedoelde stukken verkrijgen. Artikel 6.3 Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2010. Aldus vastgesteld door het faculteitsbestuur op 31 augustus 2010.
Onderwijs- en Examenregeling master KCM, pagina 15