Kunst en religie, pp125-141, 23 april 2014 Robots ook beeld van God? (Theologie in het licht van de film Artificial Intelligence) Mariska Thalitha Bosschaert, publieksbegeleider bij Science Centre Nemo te Amsterdam schreef wellicht wat provocerend ‘Robots ook beeld van God?’. Het onderwerp is toepasselijk en actueel in deze maand van de filosofie waarin de knutselende mens en robots aan de orde komen met het thema ‘mens en techniek’. Bosschaert stelt de vraag wat er kan zijn bedoeld met Genesis 1,27: ‘God schiep de mens als zijn evenbeeld, als evenbeeld van God schiep hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep hij de mensen.’ Deze tekst heeft een belangrijke rol gespeeld in de strijd om verbeelding en beelden. De tekst is op allerlei wijzen uitgelegd. Ondertussen zal in onze tijd de kunstmatige intelligentie en daarmee de menselijke gelijkenis van robots grote hoogte bereiken. Bosschaert meent dat het vervolmaken van Robots een fundamentele verandering in de scheppingsorde tot gevolg kan hebben. Vinden wij dat ook? We gaan niet precies Bosschaert volgen, maar dit betoog is mede uitkomst van reacties op het onderwerp in onze werkgroep Verdieping en ontmoeting. Verbeelding is elementair in de kunst. Theologie bedient zich voornamelijk van taal. Juist daarom kan kunst de theologie verrassen met nieuwe inzichten. Zowel kunst als theologie zijn erop gericht levensoriëntatie aan mensen te geven, reden veel van dialoog tussen beide te verwachten. Film kan het geziene en ongeziene van een cultuur traceren. Zo worden verwachtingen ervaarbaar. Bosschaert concentreert haar betoog op de film Artificial Intelligence van Spielberg uit 2001 (bekend van o.a. Schindler’s List), naar een idee van Stanley Kubrick(1928-1999). Door deze film als kunstwerk te analyseren hoopt ze iets te kunnen zeggen over de vraag of robots net als mensen ‘beeld van God’ genoemd kunnen worden. (Wel een wat wonderlijke vraagstelling.) Pinokkio als ‘chiffre’ ‘Le avventure di Pinocchio’ (stukje pijnboom) is een boek uit 1883 door de Italiaanse schrijver Carlo Collodi. Pinokkio is een houten pop die levend wordt door toedoen van een fee. Maar het ‘jongetje Pinokkio’ is heel ondeugend en als hij liegt groeit zijn neus. Dood materiaal wordt levend door toedoen van een toverkunst, maar moraliteit is een probleem. Beroemd is de Disney tekenfilm uit 1940. In de kern kan de film ‘Artificial Intelligence’ net als het Pinokkio verhaal, als een parabel worden opgevat, die het christelijk -joodse God/mens beeld ter discussie stelt. De kijker/beschouwer ziet en beleeft dit God/mens-beeld door dit verhaal vanuit een nieuw en intrigerend perspectief. Het is het perspectief van God en schepper die mens is als wijzelf. Als je de scheppingsmythe serieus neemt in de zin dat mensen geschapen zijn naar Gods beeld is de mens op zijn beurt zelf ook tot scheppen van leven in staat, opnieuw naar zijn eigen beeld. Stanley Kubrick is jarenlang bezig geweest met de voorbereiding van deze film, maar stierf in 1999 voor hij met de productie kon beginnen. Spielberg pakte de draad op en maakte de film. Kubrick had hem aangewezen om de film te regisseren. Aan het eind van de aftiteling wordt de film dan ook opgedragen aan Kubrick. Dat Stanley Kubrick dit scenario heeft omarmd is veelzeggend. In zijn films blijf je als kijker eigenlijk altijd toeschouwer op afstand. Zijn scenario’s creëren steeds bewust een distantie tot het drama en je wordt meestal in een soort observerende en rationele modus gedwongen. Films van Kubrick zijn altijd controversieel en een intelligente aanklacht tegen westerse paradigmata, bijv. bekend van o.a. Paths of Glory 1957; Lolita 1962; Dr.Strangelove 1964; Clockwork Orange 1971.
Kubrick bedoelde in deze film Artificial Intelligence uitdrukking te geven aan wat hij als zijn levenswerk beschouwde, zijn magnum opus. In de overdracht van het project, vlak voor zijn dood, heeft hij nogmaals benadrukt dat het Pinokkioverhaal de basis van de film moest blijven. Dit gegeven maakt dat deze in de toekomst geplaatste science fiction film over veel meer gaat dan de discussie of robots een ziel kunnen hebben/krijgen, zoals Bosschaert lijkt te menen. De vraag of God eigenlijk wel een zelfstandig wezen met ziel en een eigen wil zou kunnen maken is niet het thema van deze film. Dat wordt verondersteld zo te zijn. Spannend in deze film is de uitwerking van de relatie van een schepper met zijn schepsel en die van het schepsel met zijn schepper. De mens is tenslotte de schepper van de robot. Vervolgens is daar ook de relatie van het schepsel met de wereld waarvoor(!) het werd geschapen. In die laatste relatie wordt verantwoordelijkheid gedragen. Omdat Kubrick zelf een scheppend kunstenaar was moet deze film wel gaan over de kunstenaar, zijn kunstwerk en het publiek. Dan gaat het over het wezen van de kunst als maaksel. Iedere kunstenaar is een schepper. Hoe wordt zijn of haar werk ontvangen? Het gaat een eigen leven leiden. Kunstwerken hebben in die zin een eigen ziel en zelf iets te zeggen. De kunstenaar maakt, wanneer hij de kans krijgt, zijn ‘magnum opus’. en schenkt dat aan de wereld, in dit geval een film. Het kan worden beschouwd als zijn kind (maagdelijke geboorte) met als enige doel uitdrukking te geven aan onbaatzuchtige liefde voor de mensen waarvoor het werkstuk is bestemd. Als je dit op je laat inwerken wordt alles in het verhaal geladen met betekenis. De hoofdrol in Artificial Intelligence is weggelegd voor een robot-jongetje van een jaar of 12, hij heet David, dat zo knap geprogrammeerd is dat hij werkelijk van de moeder aan wie hij is toevertrouwd gaat houden. Wat betekend dit voor het kind zelf? Wat betekend dit voor de ouders die in eerste instantie ‘ja’ zeggen tegen het geschenk (de naamgeving is een sacraal moment en een onomkeerbaar begin van een relatie) en daarna het geschenk niet kunnen (blijven) dragen. Het ontwikkelt een zelfstandige, autonome, rol in de wereld. Wat gebeurt er dan nadat het geschenk is losgezongen van de ontvanger? Wat betekend het om ‘eeuwig te leven’ (zoals een kunstwerk zijn maker overleeft en zijn doel of boodschap eeuwig blijft meedragen en uitdragen)? Het werkstuk krijgt een verzelfstandigde eigen betekenis, los van de schepper. Het zal telkens opnieuw door telkens weer anderen worden geïnterpreteerd, begrepen of verkeerd begrepen (of kan dat niet?), aanvaard of verworpen. Wat betekent het als het levensdoel van het kind (onbaatzuchtig liefhebben) zinloos wordt omdat de ontvanger de liefde niet accepteert? Als je zo gaat kijken wordt het verhaal steeds rijker. Het gaat dan over grote thema’s als: de relatie Godmens; de afwezige schepper (die zich lijkt te hebben teruggetrokken); de onmogelijke paradoxen in onvoorwaardelijke liefde als levensdoel; de zoektocht naar oorsprong en doel van de schepping; de Messias verwachting als enige overleving optie voor onvoorwaardelijke liefde; de banaliteit en kortzichtigheid van de schepper, wie het ook is (In de film prof. Hobby van het bedrijf Cybertronics); Het kunstwerk als geschenk; Het onbegrepen kunstwerk; De hermeneutische cirkel. Enz. Discours over kunstmatige intelligentie Hoe dicht staan robots en mensen bij elkaar? ‘Zijn wij ons brein?’ Het lijkt een kwestie van tijd, dan wordt de inhoud van het brein van de verouderde mens gedownload in een krachtige computer en is het eeuwige leven binnen handbereik. Tegenover Dick Swaab staat Bert Keizer. Hij zegt: Wat robotten gaan doen zonder mensen? Niks. (Trouw, 12 april 2014) Sta je met je rug naar de toekomst als je sceptisch bent over robots in de inhoudelijke zin en meent dat het slechts zuiver geconditioneerde uitvoeders zijn? M.a.w. ze doen niets anders dan waartoe ze door mensen zijn geprogrammeerd. Zelfs als ze kunnen leren, is dat er door programmering ingebracht. In de 19e eeuw sloegen Ned Ludd en zijn arbeiders gemechaniseerde weverijen kapot. Zo is ‘luddiet’ een scheldwoord geworden voor iemand die niet wil zien waar het heen gaat. Ludd kon de toekomst niet tegenhouden. (Vgl. Twentse pastoor: Ai, de vooruutgank zo lange meugelijk tegenholdt geht’t nog hard genog.)
De vraag is zijn robots een bedreiging voor mensen? Of is de redding van mensen en wellicht van de hele schepping van de robots te verwachten? In de film Artificial Intelligence hebben de mensen de schepping al verpest. De zeespiegel is zo gestegen dat alleen de bovenste etages van de wolkenkrabbers van New York nog zichtbaar zijn. Actueel en heel reëel in onze tijd is dat veel mensenwerk door computers wordt overgenomen. Dit is baanloze groei, een verandering van de inrichting van het werk. Sommigen profiteren daarvan. Zij krijgen wellicht interessanter of belangrijker dingen te doen, of meer vrije tijd. Anderen (lager opgeleiden) komen aan de kant te staan. Machtsverhoudingen verschuiven. Het woord ‘robot’ is bedacht door de Tsjech K. Čapek en gebruikt in zijn boek R.U.R. (Rossum’s Universele Robots) in 1921 verschenen. Robot is afgeleid van ‘robota’, wat in het Tjechisch betekent: zwoegen, dienstbaarheid. De vlucht die de robotica sinds de dagen van Capek heeft genomen is enorm. Bosschaert vertelt over een hondje op de TU te Eindhoven dat zo natuurlijk reageerde dat je wel moet menen dat het gevoelens heeft. Heel actueel is de veronderstelling dat robots / c.q. intelligente machines de mens veel werk uit handen gaan nemen. Het moment lijkt niet zo ver dat we ons bewustzijn voordat ons lichaam sterft zullen kunnen downloaden in mechanische hardware en zo eeuwig kunnen voortleven. Toch zal er, zeker aanvankelijk, meer suggestie van bewustzijn in robots zijn, dan er werkelijk is. Robots zullen emoties nabootsen, zelfs spirituele gevoelens. Maar het zou kunnen dat robots op een gegeven moment echte gevoelens krijgen, zegt Raymond Kurzweil in zijn boek ‘The Age of Spiritual Machines’ uit 1999. Hij baseert zich o.a. op de quantummechanica, waarin elementaire deeltjes een beslissing lijken te nemen. Ook mensen hebben in een ontwikkeling van dode materie naar bewustzijn ergens dat bewustzijn ontwikkeld. Dus zo vreemd is dat niet. Een zenuwstelsel lijkt elementair. Kurzweil en artificial intelligence Gaat de megabyte het brein vervangen? Robots met een mechanisch zenuwstelsel bestaan al. Er zijn hersenoperaties denkbaar waarbij een stukje van je hersenen wordt vervangen door een mechanisch deel. In Artificial Intelligence gaat het om robots die lief kunnen hebben. Kunnen mensen op hun beurt van die robots gaan houden? De kijker kan bijna niet anders dan van de kleine robot David gaan houden. Hij huilt om de liefde van zijn ‘moeder’. Hij verlangt (droomt!) hartstochtelijk een echt jongetje te worden. Hij is sympathieker dan zijn pestende ‘broertje’ van vlees en bloed. Gevoelens van jalousie en haat komen op. Er zijn mensen die zo bang worden voor robots dat ze besluiten er zoveel mogelijk te vernietigen in bloeddorstige spelen ter vermaak van de massa en openbare executies. Echte mensen (orga’s i.t.t. mecha’s) laten zich gemakkelijk reduceren tot geconditioneerd denken en handelen of de Flesh Fair. De robots David en Joe in de film ontsnappen ternauwernood, omdat David zo vreselijk op een echt jongetje lijkt dat de massa meent met een echt kind te maken te hebben. Bosschaert spreekt steeds van ‘voorspellingen’ wanneer ze naar Kurzweil verwijst (p130131) Dit lijkt er op te wijzen dat ze hem erg serieus neemt. (Persoonlijk spreek ik liever van verwachtingen.) Veel van zijn verwachtingen zijn inderdaad uitgekomen in het verleden. Opmerkelijk vind ik dat ze stelt dat het kijken naar ‘Artificial Intelligence’ ons de kans geeft om te voelen wat toekomstige mensen gaan beleven die verward zijn over hoe serieus ze de gevoelens van robots moeten nemen. En dan schakelt Bosschaert door: ‘Zouden we ze ooit ook als een beeld van God moeten beschouwen?’ (M.i. gooit ze hier verschillende paradigmata volledig door elkaar, maar ik loop vooruit op de onderbouwing.) Robots als beeld van God? Voor Thomas van Aquino is intelligentie een criteria voor de interpretatie van de mens als beeld van God. Maar computers die het juiste antwoord geven hoeven daarom nog niet intelligent te zijn. Ze zijn slechts zeer goed geconditioneerd, c.q. ze zijn goed geprogrammeerd. Kunnen
computers (leren) buiten hun programma (te) denken? Samenwerking tussen twee computersystemen (blijkt in de film!) tot verrassende resultaten te leiden. (Voor het gemak, maar ook misleidend, hebben de computers mensennamen.) Overigens: Ook mensen kunnen zich geconditioneerd gedragen. De vraag naar de vrije wil is vaak gesteld. Velen lijken zich te laten leven. De komst van i-pads e.d. lijkt mensen nog meer verslaafd te hebben gemaakt aan continue informatiestromen dan men al was. De tijdsbeleving lijkt steeds meer op ‘chronos’ gebaseerd, een continue stroom waarin je niets mag missen, steeds minder op ‘kairos’, bijzondere significante momenten waarin speciale kansen zich voordoen, waartussen ook de aandacht mag verslappen, of op geheel andere zaken/personen, of genieten van rust, gericht mag zijn. Misschien is er zo vanaf de andere kant een wellicht overtuigender verhaal te vertellen over de toenadering tussen mensen en robots. Er lopen immers vele mensen rond aan wier innerlijk of uiterlijk door mechanisch ingrijpen iets veranderd is: pacemakers, metalen heupen, plastische chirurgie. Ook verkopen boeken als die van Dick Swaab die beweert dat mensen samenvallen met hun lichamelijk brein als warme broodjes (Swaab, Wij zijn ons brein). Robots met een ziel? Er bestaat geen enkelvoudige definitie van ‘ziel’. Dat is al zo als het over mensen gaat, laat staan over robots. In de film laat een aantal robots zich zonder tegenspel vernietigen. Maar er zijn ook robots die voor hun leven (hun ‘ik’) gaan vechten. Ook ontwikkelen ze een persoonlijkheid, bijv. optimistisch of niet. Zelfs een morele afweging (verleiden of niet) behoort (in de film) tot de mogelijkheden van de robots. Ook gezichtsmimiek draagt bij tot menselijke beeldvorming van de computers. Het tonen van gevoelens van affectie en solidariteit doet de rest, drama. Zelfs altruïstisch gedrag wordt mogelijk, wanneer robot Joe zichzelf in Manhatten opoffert voor robot David. Om toch geloofwaardig te houden dat het ‘echt’ robots zijn en geen ‘gewone’ mensen hebben de acteurs die de robots spelen gezichtsbeweging beperkende schmink op. Heel aardig is de vergelijking met het verhaal van Pinokkio (robot David, wanneer hij beweging krijgt in zijn gezicht), die immers ook een dood voorwerp is, dat tot leven komt door toedoen van de blauwe fee. In Artificial Intelligence ontwikkelen door mensen gemaakte robots, dus zelf (nieuwe) vormen van bewustzijn en een soort ‘ik’, noem het een opmaat tot de ziel. Bosschaert sluit niet uit dat ook robots zo een beeld van God kunnen worden. Robots in relatie met God? Voor theologen als Bonhoeffer en Barth is het hebben van een relatie met God criteria voor een mens als beeld van God (ik weet niet of dit helemaal klopt, ben je ineens geen beeld van God meer als je je van God afwendt?). In de film ‘Artificial Intelligence’ speelt het religieuze inderdaad een rol. De robotbouwer Hobby wordt als een soort Messias getoond, die als schepper van leven wordt gezien (vgl. Joodse Legende van de gollem van Praag, afbeelding!). Terwijl de mens uitsterft, overleven de robots (in de film) en is David na 2000 jaar het meest menselijke restje dat buitenaardse wezens aantreffen. De mens gedroeg zich ‘middeleeuws’ door robots gewelddadig te executeren bij wijze van vermaak. David bidt 2000 jaar lang tot de blauwe fee om echt te worden en laat zo zien moreel hoger te staan dan de mensen. Het is tot daaraan toe dat Bosschaert waarneemt dat in de film een verband tussen mens, robot en God mogelijk is. Het klinkt wel vreemd als zij stelt (p139) dat vanuit de theologie een relatie tussen God en robot niet uitgesloten kan worden. (Vgl. Bert Keizer, Trouw 12 april 2014: ‘Zonder mensen geen robots’.) Het hangt er natuurlijk maar vanaf welke theologie. [Evt. De verschillende paradigmata laten zich niet mixen. In Genesis 1-2 wordt beschreven (in twee mythes) hoe God de mens de heerschappij over de aarde geeft en een relatie aangaat met de mens (m.n. Genesis 2). De wetenschappelijke evolutie vertelt een ander verhaal. Ene Stafleu
wordt door Bosschaert aangehaald, hij meent dat God met de mens na een lange ontwikkeling een relatie is aangegaan. Wonderlijk om te zeggen: ‘Dus omdat de mens zich verder dan de rest van de schepsels ontwikkeld had, riep God hen.’ (sic. Moet zijn: hem!) Je zit er op te wachten: Dus ook robots kunnen, na een lange ontwikkeling, een roeping verwachten. Zo kunnen, volgens Bosschaert, ook zij als beeld van God een relatie hebben met God. Dit lijkt mij heel slechte theologie en een onverantwoorde wijze waarop evolutieleer en scheppingsverhalen door elkaar worden gemixt. Robots als rentmeesters? Zijn Gen.1,28; 9, 1-7, teksten over het rentmeesterschap, van toepassing op robots? Er zijn mensen die bang zijn de controle over hun schepsels, de robots, te verliezen. In de film ‘Artificial Intelligence’ gebeurt dit inderdaad, maar paradoxaal genoeg omdat mensen ook zichzelf en hun eigen emoties niet meester zijn. Robots zijn dan niet alleen intelligenter, ze hebben ook een hogere moraal. Is dit te vergelijken met de morele ontwikkeling van de mens? Balans Het gaat in deze film over een spectaculaire fantasie. Niemand wéét natuurlijk wat robots wel of niet voelen. Wel is te verwachten dat er in de toekomst echte robots ontwikkeld gaan worden die in hun uiterlijke gedragingen lijken op de robots in de film. Bosschaert stelt dat mensen dan niet met zekerheid zullen weten of zij wel of geen bewustzijn of ziel hebben. De vraag blijft of zij de robot als ding of als iets met gevoel zullen beschouwen, vergelijkbaar met een dier, ‘of zelfs als medebeeld van God’. Dit is allemaal nogal speculatief. Interessanter lijkt ons verder te discussiëren over de relatie tussen de mens en zijn maaksel, c.q. de kunstenaar en zijn werk. En de vraag te stellen: Zegt ons dit iets over onze relatie tot God?