Kuifje in West Outer Bosklassen 17 tot 20 mei 2011 Onder donkergrijze wolken maar met de zon van de lange hete lente op ons vel en in ons hart verzamelden we dinsdagmorgen mét operazangeres Bianca Castafiori én Kuifje met Bobby én de lastminuteboodschappen en alle begeleiders.
Uitgezwaaid door de thuisblijvers en meester André’s klassieke krokodillentranen vertrok onze dubbeldekker richting Vlaamse bergen. Onderweg priemde de zon er al door en konden we de Westhoek op zijn groenst bewonderen terwijl Rani alle dorpen benoemde. Ons kampplein stond al vol grote en kleine tipi’s en totempalen want de voorwacht had tot ’s avonds laat opgebouwd… Alles moest nog even louter decor blijven want een eindeloze rij valiezen diende herkend, vastgegrepen en de trappen opgesleurd. Niemand hoefde hulp te vràgen: spontaan werd een handje of twee toegestoken, de ware kamp-spirit was alweer geboren. De grond- en hoogteslapers bepaalden hun keuze en we begonnen eraan: een ware beproeving: die krappe frisgewassen hoezen rond starre kussens en matrassen wurmen. Pyjama’s, knuffelbeesten en pantoffels gevonden en naar beneden waar we plots door tientallen Indianen omringd waren. Hun dorp kreeg bezoek van drie (boeven)indianen die het opperhoofd voor een gekuifde bezoeker mét hondje waarschuwden. Dus toen onschuldig Kuifje blijmoedig arriveerde werd hij prompt aan de totempaal vastgebonden en beraadslaagde de stam aan wat voor gruwelijkheden ze hem bij zonsondergang zouden onderwerpen. Net op tijd kwam kapitein Haddock de Indianen luidkeels vertellen hoe de vork écht aan de steel zat: de drie bezoekers waren vermomde boeven die met gestolen geld de Indianengrond wilden kopen omdat ze olie in de grond vermoedden…
Hoe moesten enkele squaws het tegen zulke gehaaide boeven opnemen?? Kapitein Haddock riep alle Ravelijners op om zich tot Indiaan om te scholen en aldus de Indianen te helpen in hun strijd tegen de bloed-en olie-dorstige boevenbende. Een kolfje naar onze hand maar eerst mochten we voor het eerst de eetzaal in. De koks waren ook een dag eerder vertrokken om mals bizonstoofvlees met Indiaanse frietjes en prairie-appelmoes klaar te maken, voorafgegaan door een heerlijke tomatensoep met ontelbare balletjes. En weet u wat op kamp drie maal daags moet gebeuren? De afwas: manueel ende ambachtelijk maar in groep zoveel leuker dan thuis . Na de middag: hét Indianenexamen, minder bekend bij het grote publiek maar des te leuker: totemdansen, hoefijzerwerpen, boogschieten en natuurlijk onhoorbaar sluipen. Massaal en met onderscheiding geslaagd en als diploma: een prachtig T-shirt en dito hoofdtooi. Voortaan behoorden we tot een bepaalde stam in plaats van tot een Ravelijnse klas. Na het vieruurtje togen we aan het creatieve werk: echte totempalen en wigwams verven, waarna we rustig in de avondzon mochten keuvelen, strips lezen, scoobidoo’en of bellenblazen. De avondboterham was ruim begeleid door beleg en meloen waarna we aan de avondquiz konden beginnen. Per ploeg waren heel wat punten te verdienen door te voelen, te proeven, actualiteit te kennen, telegeleid auto te rijden, memory te spelen met personages uit familie en natuurlijk te dansen en te play-backen. Tijdens de quiz vielen al wat oogjes dicht en werd er stilletjes hier en daar eentje privé in bed gestopt maar nadien was ’t in groep te doen: pyjama aan, tanden poetsen, knuffel knuffelen en nachtzoentjes van de leerkrachten in ontvangst nemen. En ’s avonds en ’s nachts …. Zo kennen we elkaar dus (nog) niet…: nachtuilen, stilliggers, snurkers, babbelaars, veelplassers, luiddromers, moppentappers, shttt-zeggers, zuchters, rabbelaars, tandenknarsers, doorslapers: ’t is niet te doen hoeveel soorten er in één slaapzaal kunnen… Ook ’s morgens is het verschil fascinerend: vroege vogels die al om 6 uur liggen te popelen en anderen die letterlijk uit de slaapzak geschud moeten worden. Ook ons team begeleiders varieert in bioritme en ochtendaanblik: van fris en monter tot wazig doch vol goede bedoelingen… Het opstaan verloopt dus anders dan thuis, het wassen en poetsen waarschijnlijk ook maar we
geraakten toch allemaal aan de ontbijttafel waar we én cornflakes én boterhammen verorberden om daarna die 3 boeven eindelijk te ontmaskeren: met veren schilderen, sporen volgen, stammenoorlog, boogschieten, strijdbijlen opgraven, scalpen herkennen en de vredespijp doorgeven. Per geslaagde proef mochten we de boeven “ontbloten” en zo juist gepast tegen de middag stonden ze in hun geschilderde nakie op een reuzenplakkaat. Betrapt en ontmaskerd bonden we ze met geweldig enthousiasme vast. Vooraleer het tot slagen en verwondingen kon komen, waarschuwde Kuifje dat ze ons nog de schuilplaats van professor Zonnebloem moesten verklappen. Die hadden ze namelijk ontvoerd om tot Indiaan omgetoverd te worden. De zon had ons die voormiddag in de steek gelaten voor wat gedruil maar daar gaat een beetje Indiaan niet voor schuilen, tenzij in de eetzaal waar onze koks weer het beste van zichzelf (weg)gaven: exotische kip, pittig gekruid en met couscous. Meester Bernard en meester Frederick lokten de stoerste stappers bijna van tafel om aan hun lange wandeling-met-proeven-onderweg te beginnen en de anderen kregen tijd om af te wassen of kennis te maken met een unieke kampuitvinding, met name de platte rust: al eeuwenoud maar voor
sommigen best nuttig… Terwijl de zon het Heuvelland bescheen, trokken we wandelend en lerend over berg en dal: mooi dat het daar is en rustig en groen en stil… De moeizame stappers gingen met de belbus naar ’t muziekcentrum in Dranouter. ’t Was dus een namiddag met voor elk wat wils en voor iedereen interessant. De koks hadden geen Westvlaams maar een Amerikaans avondmenuutje uit hun mouw geschud: hamburgers tussen het juiste broodje. De tweede avond was bont beloofd en ’t klopte: western-ruzie tussen cowboys en Indianen waarbij een oude maar wijze tovenares bemiddelde dat ze van elkaar konden léren. Dus oefenden de Ravelijnse Indianen cowboy-vaardigheden, als daar zijn country-dans, geweerschieten, rodeostier rijden en natuurlijk de saloon-sporten als whisky
stelen en toogglijden. Er werd die avond wat afgelachen, wat ook zéér verzoenend werk.t Ach, was Brussel maar Westouter, dan was ’t al lang opgelost… Moegestreden Ravelijnse krijgers beklommen de steile helling bedwaarts en ’t patrouilleren van de begeleiders met zaklampen en fluisterstemmen kon beginnen om startende slaapzaalrevolutie de kop in te drukken. De tweede morgen was grijs én nat maar het spectaculair ontbijt maakte veel goed: ontbijtBUFFET. De keuze was reuze maar zeer moeilijk: knapperige én zachte broodjes, ei mét of zonder spek, chocolade- of gewone melk, koffie of fruitsap, een kratergrote kom fruitsla mét of zonder platte kaas, chocolade, speculoos, hesp, kaas, confituur, choco, cornflakes… Ons ontbijtbordje was gewoon te klein voor de vracht die we naar onze plaats sleepten.
Buiten bleef het wat van de regen in de drop maar we trokken massaal door het ochtendlijke Westouter, waar meer tractoren dan auto’s passeerden, naar het speelplein. Daar zat professor Zonnebloem aan een grote totempaal met een rammelende ketting en 3 maalsloten vastgeklonken. Wij dus weer, in een malse motregen, aan de slag om de 3 ontsnapte boeven bang te maken. Ze hadden dan wel een grote mond maar toch ook een zwak plekje: ze waren bang voor water, vuur en lawaai. We raadden dierengeluiden, deden bellen rinkelen, mikten tussen twee vuren en visten eendjes uit een blauwe vijver. Voor de tweede keer werden de boeven hardhandig bij de kraag gevat en in meester Wannes’ camionetje opgesloten: ’t was een wonder dat er deze keer plaats in was… De inkoude en natte professor bevrijd en naar de eetzaal waar we op een Italiaanse sla getracteerd werden. Na de platte rust uitte een pruilende Bianca Castafiori haar ongenoegen over het immobilisme van het Belgische en Westouterse gerecht in het onderzoek naar haar gestolen juwelen. Jansen en Janssens waren compleet het spoor bijster… Ravelijn zou het ook wel weer oplossen: wéér tien proeven om pluimen te verdienen, ferm geambeteerd en gesaboteerd door de boeven. Maar we slaagden wéér: de sterksten en sportiefsten hielpen heel spontaan de minder handigen of de vermoeiden en Bianca kreeg tenslotte haar kist uiterst waardevolle juwelen terug, waarvoor dank uiteraard…. Toen mochten we eindelijk iets voor onszelf doen: ons mét of zonder hulp klaarmaken voor de fuif: schitterend hoe stoffige Indianen met de juiste kleren meneertjes en prinsessen werden. Hét langverwachte hoogtepunt van de bosklassen: tijdens een aperitiefje rookte en rook het tussen onze wigwams en totempalen. De avondzon bescheen de dwarrelende populierenpluisjes en onze blinkende koks die voor talloze soorten groente en vlees gezorgd hadden en dat gul op onze borden legden…. En toen de fuif… met hippe muziek én hippe vidioclips, we zongen en dansten en kenden praktisch ieder nummer van buiten. En ’t moet gezegd dat de meesters en juffen ook goede dansers
zijn. Toen het zweet langs de ruiten verdampte, was het welletjes geweest: voor de enen te vroeg maar voor anderen groooote tijd om naar bed te gaan…. De laatste morgen, ook steeds een specialleke: de enen hebben tegen 6 uur al hun slaapzak opgerold terwijl de anderen heel veel al dan niet zachte aandrang nodig hebben om eruit te komen. Meester Bart liep in sommige kamers zelfs met een heel klein bekertje water te dreigen. Ervaren kampgangers staken overal een handje of knietje toe om die bultige valiezen dicht te ritsen om daarna blijmoedig te ontdekken dat de toiletzak of de pantoffels er nog in moeten… Met vereende krachten lukte het om de slaapzalen weer tot een kale en onpersoonlijke ruimte om te toveren. Het ontbijt verliep wat stiller dan anders , de afwassers vonden nog een propere handdoek, meester Ruud sleepte gigantisch veel materiaalbakken naar buiten, meester Pieter hanteerde warempel een viseuse om de wigwams toe te klappen, meester Walter kan dweilen, juf Floor probeerde dansende boompluizen in een vuilblik te vegen, de spots van de gisteravondfuif lagen levenloos op de grond , de go-car reed met zijn trouwe chaffeurs nog enkele rondjes, de koks droegen hun fornuis, hun koelkast en diepvries en bain-maries naar meester Guido’s camionette: de banden gingen in platte rust, Kevin en Fredrik maakten van hun hart een steen en trapten onze totempalen de container in, Arne plooide met juf Chris keukenhanddoeken en heel wat leerkrachten liepen met jassen, handdoeken en washandjes de juiste eigenaar te zoeken… De opkuis is steeds dubbel: wat melancholie maar vooral veel actie. Het eindtoneel rondde ons thema prachtig af: het opperhoofd had in ons sportieve Indianen herkend, alle personages verschenen in vol ornaat en ach, onze agressie jegens de boeven was tot milde amnestie gesmolten. Het poortgat torenhoog gevuld met valiezen en materiaal maar toch hadden we nog een pleinuurtje waar we door gigantische buizen kropen, de stoersten werden zelfs gerold, vissen vingen, reuzenbellen bliezen en nagels met koppen sloegen. Ieder volgens eigen
temperament en vermoeidheidsgraad. Het laatste middagmaal bestond uit sla-soep en een heerlijke spaghetti bolognese. Waren alle washandjes toch ingepakt zeker? De roodste monden alternatief schoongemaakt en nog een eindwandeling om van het prachtige heuvellandschap afscheid te nemen. En dan toch reikhalzend naar de vrachtwagen en de bus uitkijken. En dan “thuiskomen” eerst in Ravelijn en dan écht thuis, met hese stem, vermoeide ogen en het niet weten wat eerst vertellen. Dankje aan alle Ravelijnse deelnemers, ’t was fijn 4 dagen Indiaan te zijn…