Kruispunt van Wegen 300.000+ banen in de Kenniseconomie
Een project van Denktank Ω gefaciliteerd door: Erasmus School of Economics (ESE) en de Economische Faculteitsvereniging Rotterdam (EFR)
Voorwoord
Voorwoord Hierbij treft u de bevindingen aan van de denktank Omega, een initiatief voortgekomen vanuit ervaren individuen uit brede geledingen van het bedrijfsleven met als doel de toekomstmogelijkheden van nieuwe, vooral hoogwaardige werkgelegenheid in Nederland concreet in beeld te brengen, mede tegen de achtergrond van toenemende internationale concurrentie op dit gebied. Kennis verspreidt zich steeds sneller wereldwijd en het aantal hoogopgeleiden neemt globaal ook sterk toe. In de afgelopen maanden hebben de Erasmus School of Economics (ESE) en de Economische Faculteitsvereniging Rotterdam (EFR) de denktank Omega gefaciliteerd. Het belang om vanuit diverse geledingen van de universiteit een sterke band te onderhouden met praktijkmensen uit het bedrijfsleven is evident en studenten krijgen een rechtstreeks contact met de topmanagers. De ESE en EFR hebben met plezier deze ondersteunende rol vervuld, temeer omdat het de mogelijkheid bood om het netwerk met onze alumni te versterken. Uit het rapport komt duidelijk naar voren dat het delen van kennis en tegelijkertijd meer specialisatie, essentieel is. De samenhang tussen diverse kennisgebieden wordt steeds groter en zal van alle betrokkenen in de toekomst een ruimere blik en grotere inspanning vragen.
Prof.dr. Philip Hans Franses Decaan van de Erasmus School of Economics
Ω 03
Inleiding
Doel De voorstellen van de Denktank Omega (Ω) kunnen leiden tot meer dan 300.000 nieuwe hoogwaardige banen in 10 jaar in Nederland.
Achtergronden De denktank Omega bestaat uit ruim veertig personen met uitgebreide ervaring in diverse sectoren in binnen- en buitenland. De deelnemers hebben een onafhankelijke inbreng geleverd, los van elke belangengroep of bestaande organisatie en met name vanuit hun expertise. De Erasmus Universiteit heeft zich achter het project geschaard, o.a. door de werkgroepen te faciliteren met steun van hoogleraren en studenten van de faculteit Economie. Talloze rapporten, kranten- en weekbladartikelen zijn het laatste jaar verschenen over de aanpak van onze economie, innovatie etc. Bij de deelnemers van Omega wordt een sterke behoefte gevoeld om e.e.a. te vertalen naar concrete voorstellen die de werk-gelegenheid in Nederland zal kunnen verbeteren. In de komende jaren zal een nog sterkere internationale concurrentie ontstaan, met name op het gebied van hoogwaardige banen. Na de verplaatsing van fabrieksmatige arbeid is het als gevolg van technologische ontwikkelingen steeds meer mogelijk activiteiten “anywhere, anytime” te doen. Het creëren en beschikbaar houden van voldoende banen is essentieel voor onze toekomstige welvaart. De Denktank Omega schat dat bij 300.000+ banen een toegevoegde waarde wordt gecreëerd van ca. € 30 Miljard.
In groepen zijn voorstellen en ideeën uitgewerkt op de volgende gebieden: a. Agro/Food b. Financiën c. Transport/Logistiek d. Gezondheidszorg e. ICT f. Energie g. Onderwijs Een ieder van deze groepen heeft tientallen aanbevelingen gedaan, gebaseerd op een groot aantal achterliggende rapporten; tevens zijn de sectoren Water, Bouw en Entertainment bestudeerd. De Omega Denktank heeft de 10 beste ideeën of aanbevelingen geselecteerd en verwerkt in dit rapport. Deze aanbevelingen zijn slechts een indicatie van de vele mogelijkheden die nog ongenoemd zijn. Het is een variant op “geen woorden maar banen” en wat leidt tot een besef dat er meer mogelijk is dan soms wordt gedacht. In een tweetal grote bijeenkomsten zijn de voorstellen met alle deelnemers doorgenomen en waar mogelijk van waardes voorzien. Alle leden van Denktank Ω hebben meegewerkt op persoonlijke titel of zijn adviserend opgetreden. Wij danken de staf en studenten van de Economische Faculteit van de Erasmus Universiteit voor de samenwerking en bijdragen en Ernst & Young voor het ter beschikking stellen van faciliteiten. Wij zijn hen zeer erkentelijk voor hun medewerking en ondersteuning.
Aanpak Er is mede uitgegaan van een historische analyse1 van de succesfactoren van een snelgroeiende Economie. Hierbij is gekeken naar de ontwikkeling van een hypermacht zoals de USA en nu China, en als Nederland in de 17de en 19de eeuw.
Namens Project Ω Rob M. Westerhof Bernard F. Scheffens
1 Denkmodel* Dr. A. Nollet
Ω 04
Kruispunt van Wegen
Kruispunt van Wegen
Ω 05
Voorstellen
Voorstellen
Denkmodel*
De denktank Ω komt tot de volgende 10 ideeën, waarbij aangetekend dat in de appendices meer ideeën zijn opgenomen.
Denkmodel ter verbetering van de concurrentiepositie.
De achtergrond is dat deze ideeën aangeven wat mogelijk is in Nederland om te groeien, waarbij erkend wordt dat er nog veel meer ideeën in aanmerking komen. Reden voor Optimisme! 1. Energie: het opzetten van een agentschap dat barrières tegen introductie van nieuwe energievormen gaat slechten. 2. Onderwijs: Drastisch terugdringen uitval studie; 3. Financiering: Bijzondere Financieringsunit Rijksoverheid 4. Transport: sterke nadruk op West-Europese Ketenregie; 5. ICT: Cloud computing voor de overheid en groei software industrie stimuleren; 6. ICT: Nieuwe glasvezel infrastructuur versneld invoeren 7. EL&I: Creëer Economisch Ontwikkeling Bureau 8. Agro: Aanbevelingen voor technische ontwikkeling precisie landbouw 9. Int’l Trade: Gecombineerde Belastingdienst/private inspanning om goed (fiscaal) vestigingsklimaat NL in buitenland te verkopen 10. Healthcare: Overheidsregie in ontwikkeling Oncologie en Healthy Aging als opportunity voor export Aanvullend: • Energie: Kerncentrales voor garanderen van langjarige goedkope CO2 neutrale energie • Energie: Maak onafhankelijke kennisbasis • Financiering: Beter Faciliteren startende Ondernemers • Transport & L.: Overheidsregie in bij elkaar brengen alle betrokken partijen om 4C, Service Logistiek en Regierol te realiseren. • ICT: Stimuleren Mobile Computing / Smart Grids
Ω 06
Er zijn twee perioden waarin Nederland bijzonder succesvol is geweest: 1. De Gouden Eeuw , van 1585 (de val van Antwerpen) tot 1672 (het rampjaar) 2. De zogenaamde tweede Gouden Eeuw, van 1851 (het bezoek van de arts Samuel Sarphati aan de eerste wereldtentoonstelling in Engeland tot 1914 . Wellicht is het mogelijk uit die perioden lessen te trekken die ons ook in deze tijd een spiegel kunnen voor houden. Het model ziet er als volgt uit:
Denkmodel ter verbetering van ‘s lands concurrentie positie Randvoorwaarden
Sleutelfactoren
Gevolgen
1,6 1-6
vervoersnetwerk/ logistiek informatie/intellegence/ communicatie
1. 2.
• welvaart -> kunst en cultuur
1, 3, 4
banken/beurzen regulering bedrijfsvorm
3. financiering
1-3, 6
wetenschap/ technology base
4. goed bestuur
1, 2
goedkope energie
5. vrijheid/tolerantie
1-6
normen en waarden/ denken & handelen
6. militaire positie
entrepreneurship/ handelsgeest technologie
• hypermacht
1-3, 4, 6 scholing, training
• Het denkmodel is door de denktank Ω omarmd als structuur om de vraagstukken te beoordelen op de verschillende elementen. Het model is ontwikkeld door Dr. André Nollet ( Oktober, 2010), ex General Manager Research AKZO/Nobel en lid Omega denktank.
Ω 07
Ministerie van EL&I
Ministerie van EL&I De Overheidsorganisatie en het Ministerie van EL&I De afgelopen 30 jaar is de rol van het Min van EZ sterk veranderd. Van een sectorgerichte organisatie, die richting gaf aan o.a. het industriebeleid en zelf - soms risico dragend - deelnam in bedrijven is de rol veranderd naar het reageren op initiatieven vanuit de economie. De instanties welke nauw samenwerken met het bedrijfsleven en beslissen over subsidies zijn buiten het Ministerie geplaatst, bijv. Agentschap NL. De trends in de wereldeconomie: • Technologische innovaties vinden in hoog tempo plaats, kennisverspreiding even zeer. Nieuwe producten dienen sneller (factor 2-3) naar een wereldmarkt gebracht te worden, veroudering vindt steeds sneller plaats. • Overheden voeren in toenemende mate een richting bepalend beleid van economisch en technologische ontwikkeling. Dit geldt niet alleen voor kleinere landen als Zweden, Finland, Singapore, maar ook voor Duitsland, Frankrijk, de USA (waar vroeger nieuwe ontwikkelingen vaak via Defensie liepen). • De opkomende economieën hebben structureel een hoger groeipercentage dan het welvarende Westen. Tussen de gezonde jaren 2002-2008 groeide 85% van de ontwikkelingslanden sneller dan de USA (bron:The Economist) • Het aantal afgestudeerden in China en India blijft structureel hoger dan in Europa of de USA, naast het grote aantal studenten uit die landen in het Westen. In Nederland is aan de orde: • Een minder gestructureerd kennis- en innovatiebeleid • Vergrijzing met effecten op de arbeidsmarkt, bestedingen en gezondheidszorg • Meer bedrijven of bedrijfsonderdelen in buitenlandse handen • Zwakkere financiële sector, relatief weinig private equity, weinig nieuwe beursintroducties • Een teruglopend percentage R&D inspanning; zowel vanuit bedrijven als vanuit de overheid (de Lissabon doelstellingen worden bij lange na niet gehaald). • Verminderde economische groei in Europa als gevolg van financiële landencrisis.
Ω 08
Ω 09
Er is behoefte aan: • Een structuur van Universiteiten/Kennisinstituten en Industrie welke leidt tot nieuwe producten. • Een Task Force bestaande uit zowel mensen van O&W als van EL&I met de opdracht en financiering van beide departementen om tenminste 25 nieuwe producten of R&D projecten te genereren uit deze samenwerking, onder directe rapportage aan de betrokken Ministers. • Een gestructureerd kennis- en innovatiebeleid, vooral gericht op gekozen richtingen en meetbare doelstellingen • De Overheid als medeparticipant, soms risicodragend en soms als “launching customer” • Een Onderwijsbeleid wat duidelijker is over topuniversiteiten incl. toelatingseisen, en een sterk verbeterde begeleiding in de sector VMBO-MBO, die naast betere doorstroming ook moet leiden naar bredere grotere inzetbaarheid.
4. Het EOB wordt permanent geadviseerd door een Onafhankelijke Adviesgroep bestaande uit internationaal ervaren personen uit het bedrijfsleven en internationale organisaties, die tot taak hebben de groeikansen in de sectoren te identificeren, alsmede sectoroverschrijdend te adviseren en doelstellingen te realiseren. 5. Het subsidiebeleid is door fragmentatie niet effectief. Slechts 5% van alle technologische startersubsidies leidt tot resultaat. Een Centraal Stuurorgaan moet toezien op een effectief subsidiebeleid waarbij op centraal overheidsniveau keuzes worden gemaakt in het landsbelang. Er moet een eind komen aan een beleid waarbij de investering op een te laag niveau blijft steken, waardoor vele kansen onbenut worden gelaten. Met duidelijkere keuzes, met gerichte en gekwalificeerde investeringen op langere termijn waardoor kans op succes wezenlijk wordt vergroot. Te veel ‘kleine’ projecten kwamen niet tot wasdom. Dat levert geldverspilling op, alsmede vergooien van kansen. Elke kans dient met een professionele en financiële kwalificatie beoordeeld te worden op levensvatbaarheid.
Voorstellen Doelgerichter Ministerie en sterker Nederland 1. Plaats binnen EL&I een zware groep (qua kennis en ervaring) in een Economisch Ontwikkelings Bureau (EOB), ingericht naar industrietak alsmede naar industrietak overschrijdende belangen. Andere op dit moment bestaande organisaties dienen hier in opgenomen te worden, of in afgeslankte vorm. Strategische samenwerking met Ministerie van Financiën is gewenst. 2. T.a.v. de sectoren waarin Nederland sterk kan en moet zijn dienen keuzes te worden gemaakt. Kernsectoren zijn: a. ICT b. Energie c. Transport, Logistiek/Distributie d. Voeding/Agrarische Industrie e. Gezondheidszorg f. Water g. Bouw h. Voor niet genoemde sectoren blijft een generiek beleid van toepassing. 3. Voor de sectoren worden jaarlijks doelstellingen opgesteld, waarbij resultaten nagestreefd worden op mondiaal kennis niveau. Sectoren dragen in grote mate bij aan het BNP, de werkgelegenheid, in de ontwikkeling van nieuwe producten die kunnen worden afgezet op de internationale markt. Zowel korte als lange termijn doelstellingen zijn onontbeerlijk.
Ω 10
6. Stem het EOB beleid af op de komende 10 jaar; zet in op strategische samenwerking (exportbevordering) met opkomende economieën in Azië en produceer een topvestigingsklimaat. De potentie van een groot aantal Aziatische bedrijven die een vestigingsplaats zoeken in Europa is hoog. 7. In het Ministerie dienen de verschillende Directies zich minder te concentreren op macro-economisch beleid, maar meer de belangen van exporterende bedrijven (>50% van BNP) te faciliteren. 8. Daarnaast dient een beleid ontwikkeld te worden dat zich sterk richt op in opkomende groeigebieden in de markt tot 30 jaar en zich richt zoals gaming, ontwikkelen van (mobiele) toepassingen etc. 9. Samenwerking tussen private en publieke sector op het gebied van financieringen stimuleren, waarbij bijvoorbeeld de in Nederland opgebouwde pensioenvoorzieningen mede kunnen worden aangewend voor investeringen in de Nederlandse economie. De benodigde kennis kan bijvoorbeeld door een meerjaren programma aan wederzijdse kennisoverdracht bijdragen.
Ω 11
International Trade
International Trade
De doelstelling vanuit “International Trade” moet zijn om internationale, grensoverschrijdende, handel sterker bij te laten dragen aan het verhogen van het Nederlands BNP en het versterken van de Nederlandse kenniseconomie.
Wat is er mogelijk In een tijdperk waar de kenniseconomie ook elders in de wereld grote opkomst laat zien, niet in de laatste plaats vanuit China en andere grote mogendheden, stellen velen ons de vraag: hoe kun je nog concurreren met landen als China, India of opkomende landen in Oost Europa waar steeds meer hoogopgeleiden beschikbaar zijn? Het antwoord is tweeledig: I. door bestaande incentives om kenniswerk naar Nederland te brengen of in Nederland te houden slim te benutten; II. door in de waardeketen toegevoegde waarde van kennis naar realiteit te waarderen, namelijk hoger dan men thans gewend is om te doen. Ad 1: Nederland heeft diverse, veelal fiscale, instrumenten opgebouwd die zich bewezen hebben waar het gaat om het naar Nederland halen van buitenlandse bedrijven. Zo hebben wij een internationaal vermaarde rulingpraktijk om buitenlandse bedrijven voor langere tijd zekerheid te bieden over de fiscale behandeling van hun bedrijvigheid in Nederland. In combinatie met het meest uitgebreide netwerk van belastingverdragen ter wereld, kan Nederland veel grensoverschrijdende handelsstromen van fiscale zekerheid voorzien. Deze zekerheid helpt echter alleen in combinatie met inzet van fiscale instrumenten die Nederland overigens al ruimschoots beschikbaar heeft. Vooral fiscale incentives met behulp waarvan winst uit innovatieve activiteiten laag belast kunnen worden, zijn effectieve instrumenten waarmee een waardepropositie kan worden gedaan aan bedrijven die innovatieve activiteiten in Nederland aanhouden. Zie hierna onder uitvoering.
Ω 12
Ω 13
Ad 2: Een laag belastingtarief is een incentive om “profitcenters” in Nederland te hebben waar winsten vallen die tegen dat lage tarief belast kunnen worden. Met die Nederlandse winst is Nederlandse werkgelegenheid in stand te houden. Sterker nog, een voorwaarde om Nederlandse winst te kunnen rapporteren is dat er hoogwaardige functies (hoogopgeleid personeel) in Nederland aanwezig is. De focus in de waardeketen moet dus van productie, sales &marketing, etc. naar de kennisdragers binnen een concern. Als we op die manier de waardeketen kunnen opbouwen en belonen (transfer pricing binnen een concern), dan slaat er meer winst neer bij de kennisdragers en die moeten in Nederland zitten. Dat productiefaciliteiten vaak niet in Nederland vastgehouden kunnen worden, baart in dat geval ook minder zorgen, zolang binnen de waardeketen van een bedrijf de toegevoegde waarde van de kennis (R&D, knowhow, specialisten, etc.) vanuit Nederland wordt beheerd en naar behoren beloond wordt. Dat is een kwestie van transfer pricing, maar mits goed geaccommodeerd met wet- en regelgeving (fiscaal zeer gunstige voorwaarden) kan een Nederlandse multinational nog zeer wel een groot deel van de revenuen uit buitenlandse productiefaciliteiten laten neerslaan in Nederland. Dat laatste kent als voorwaarden: • voldoende waardedragende factoren in Nederland aanhouden om buitenlandse revenuen aan toe te rekenen (via royaltystromen alsmede buy-sell profitmargins), en dan hebben we het dus naast de concernleiding over de kennisfactoren R&D, knowhow, etc. die in Nederland toegevoegde waarde moeten leveren; • fiscaal regime voor kenniswerk dat voldoende concurrerend is met buitenlandse alternatieven.
Uitvoering Wat er moet gebeuren is met grote daadkracht en toewijding in een op een gesprekken treden met de bestuurskamers van geselecteerde bedrijven, zowel in binnen- als in buitenland. Die bedrijven worden geselecteerd op geschiktheid, bijvoorbeeld met behulp van profileringen (zoals: Japanse bedrijven met een EU focus en behoefte aan een R&D-hub in Europa, idem China, Japan, software huizen in Silicon Valley met EU focus etc.) In die 1 op 1 relatie moet per bedrijf, een op het bedrijf toegesneden waardepropositie worden gemaakt. Daarin moet cijfermatig in beeld worden gebracht wat de geldswaarde voor een bedrijf is van het aanhouden van innovatieve en kennis gedreven activiteiten in Nederland.
Ω 14
Er moet daarbij onderscheid gemaakt worden tussen binnenlandse en buitenlandse bedrijven: • reeds in Nederland gevestigde kennisgedreven activiteiten moeten waar mogelijk een hogere toegevoegde waarde gealloceerd krijgen binnen de bestaande waardeketen zodanig dat die hogere waardeallocatie leidt tot hogere maar fiscaal vriendelijk behandelde Nederlandse winst en daarmee ruimere middelen om Nederlandse werkgelegenheid aan te houden; • buitenlandse bedrijven die overwegen om kennisgedreven activiteiten ergens in Europa onder te brengen, moeten overtuigd worden om juist in Nederland dergelijke activiteiten te centreren op basis van een waardepropositie waaruit de geldswaarde blijkt van een Nederlands fiscaal vriendelijk ‘profit-center’. In beide gevallen geldt dat het gaat om winstgevendheid die thans nog niet in Nederland neerslaat. Het is dus een win/win voor zowel bedrijfsleven als Nederlandse overheid.
Wie zijn betrokken Bedrijven zullen niet zelf in actie komen, maar zij kunnen wel actief benaderd worden door speciaal daarvoor gevormde Expertise Teams (ET). Deze ET’s gaan zoals gezegd in 1-op-1 relaties met geselecteerde bedrijven aan de slag om Waarde Proposities te formuleren. De ET’s bestaan uit adviseurs met gedegen kennis en ervaring van fiscale zaken als Innovatiebox en Transfer Pricing en zijn goed bekend met andere beschikbare incentives voor innovatieve activiteiten. Het ET wordt aangestuurd door een ervaren ‘boardroom-counselor’ die zelf de materie ook goed beheerst, maar bovenal de kennis en analyses van een ET kan vertalen naar een boardroom agenda en daarbinnen de waardepropositie kan tonen zoals die uit de analyses van het ET blijkt. Het ET opereert dus alleen in 1 op 1 relatie met een specifiek bedrijf. De reden daarvoor is gelegen in het feit dat een goede waardepropositie alleen in samenspraak met een bedrijf op te stellen is. Dat laatste kan alleen als er openheid van zaken gegeven kan worden en dat zal een bedrijf alleen in vertrouwelijkheid doen. Het ET zal daarom uitdrukkelijk bestaan uit adviseurs uit de praktijk waar bedrijven gewend mee zijn om te gaan. De rol van de overheid moet dan ook niet aan de voorkant van het proces zitten, d.w.z. in actieve verkoop van het “Nederlandse investeringsklimaat”, maar juist aan de achterkant van het proces, in het ondersteunen van de analyse en het snel en gericht kunnen doen van uitspraken over haalbaarheid van een bepaalde Innovatiebox casus. Daarin opereert de Nederlandse fiscus niet anders dan gebruikelijk, zij het met een meer proactieve toetsingsfunctie dicht op een ET met directe communicatielijnen en waar nodig met een team dat desgevraagd met een ET kan meegaan bij bedrijfsbezoeken om een constructieve uitwerking van een waardepropositie te kunnen ondersteunen.
Ω 15
De beleidsmatige rol van de overheid bij de verdere uitvoering is als volgt: • Duidelijke instructie geven aan Belastingdienst om toekomstgericht te werken, en geen negatieve reper-cussies voor het verleden ingeval een bedrijf haar waardeketen kan/wil bijstellen ten gunste van Nederlandse winst (meer toegevoegde waarde in Nederland laten vallen); • Beschikbaarheid vanuit de relevante kennisgroepen binnen het Ministerie van Financiën en de Belastingdienst (vooral de kennisgroep Verrekenprijzen waarin ook de Innovatiebox expertise is opgenomen) om analyses vanuit Expertise Teams van snelle voortoetsing te voorzien. • Actieve rol van de Belastingdienst om Nederlandse bedrijven waar nodig in het buitenland (in bilaterale relaties) te assisteren met onderbouwen van waardeallocatie, mits aan een waardeallocatie een gedegen en OECD conforme analyse ten grondslag ligt (Transfer Pricing rapport).
Waardecreatie Denktank Ω schat het potentieel aantal Aziatische bedrijven op ca. 1200 (China, Japan, India) die momenteel overwegen zich in Europa te vestigen. Nederland dient met haar gunstige ligging, havens, vliegvelden, zich te richten op het binnenhalen van ca. 400 bedrijven , waarbij een potentieel aantal banen van ca. 30-40.000 in het verschiet liggen. Het BNP zou daarmee kunnen groeien met een toegevoegde waarde van ca. € 3 Miljard.
Ω 16
Ω 17
Financiering
Financiering
Samenvatting 1. Financiering is een voorwaarde voor groei van bedrijvigheid in Nederland. 2. Transparantie en efficiency zijn belangrijke stimuli voor een goed werkende markt voor financiering. 3. Banken dekken het leeuwendeel van de schuldkant van de behoefte aan financiering. Zo’n 300 miljard van de in totaal 380 miljard aan leningen aan niet-financiële bedrijven is bankfinanciering, de kapitaalmarkt neemt via bedrijfsobligaties en convertibles 73 miljard voor haar rekening en slechts een gering deel komt direct bij instituten vandaan: ca. 7 miljard (cijfers ultimo 2009, DNB). Overigens zijn instituten indirect (via de kapitaalmarkt) een grotere financier van het Nederlands bedrijfsleven.
Overzicht omvang financieringen Nederland
4. Voor zover het aan transparantie in Nederland schort, dan is dat aan de onderkant van de markt. Starters en kleine ondernemingen hebben vaak moeite zichzelf goed te presenteren bij banken en verstrekkers van Venture Capital, en vinden moeilijk de weg in het woud van overheidsregelingen.
Ω 18
Ω 19
5. In grote lijnen zit het met de efficiency van de financieringsmarkt in Nederland wel goed: Er zijn uitzonderingen. In bepaalde sectoren is in de praktijk het aantal aanbieders gering. Met name is dit het geval voor langjarige (10+) financieringen, waaronder infrastructurele projecten. 6. Voor dergelijke projecten adviseert Ω een gestructureerde samenwerking tot stand te brengen tussen overheid, bedrijfsleven, banken en andere financiers. Dergelijke samenwerking kan tot een sterke wederzijdse optimalisering van kennis en productie leiden. Wij adviseren om één organisatie op te richten die financiële structurering alsmede het onderhandelen met de financiële wereld en de gezamenlijke ministeries als taak heeft. Dit idee is hierna verder uitgewerkt bij ‘Oprichting Bijzondere Financieringsunit binnen Rijksoverheid’. 7. Behalve de hierboven behandelde impact van goede zakelijke financiering op de groei van de bedrijvigheid, kan particuliere financiering eveneens een motor van de economie zijn. Bijvoorbeeld de potentie van particuliere investeringen in het Eigen Huis, bij energiebesparende maatregelen. Er wordt onvoldoende geïnvesteerd in isolatie, zonnecollectoren en zonnepanelen omdat de terugverdientijd van energiebesparende maatregelen 10 jaar of langer is. Een oplossing is wanneer de schuld voor de investering niet aan de huiseigenaar maar aan het huis gekoppeld wordt. De gevolgen kunnen echter groot zijn: het stimuleert de bouwsector, versnelt de CO2 reductie en verhoogt het besteedbaar inkomen van gezinnen. Zie verder onder 3. ‘Financiering Energiebesparing Eigen Huis’. 8. Tenslotte moet worden gekeken naar de overheid als financier. De overheid beschikt echter, zeker in deze tijd, over beperkte middelen. Om de financiële middelen van de overheid te verruimen zodat deze vaker stimulerend op kan treden, verdient het aanbeveling vaker over te gaan tot het te gelde maken van overheidsrechten. Een recent voorbeeld is dat waarbij de Duitse overheid in ruil voor verlenging van de “operating licence” voor kerncentrales EUR 30 miljard ontvangt, en dat geld in nieuwe projecten investeert. Vergelijkbare situaties kunnen zich in Nederland voordoen op velerlei gebied, gedacht kan bijvoorbeeld ook worden aan verdere exploitatie van overheidseigendommen zoals wegen (licentie geven om kantoren boven wegen te bouwen) en gebouwen (ministeries, stadhuizen etc. met winkels/ horeca in openbare gedeelten).
Ω 20
Oplossingen 1. Beter Faciliteren Startende Ondernemingen Wij adviseren het opzetten van e-cursussen in het vak “entrepreneurschip” te beginnen en het faciliteren van starters (verder) te verbeteren. Een cursus “entrepreneurschip” houdt o.a. in het businessplan, het kennen van je markt, het doordenken van ontwerp-, productie- en marketing strategie, de weg weten naar relevante instanties, zaken rond octrooi en merkregistratie, belastingdienst, administratie voeren etc. Verder zou men fiscale voordelen in de IB investeringen verder kunnen stimuleren, waarbij gedacht kan worden aan een uitbreiding van de “tante Agaath” regeling. Impact/Waardecreatie Starters zijn onontbeerlijk voor onze economie. Jaarlijks starten ca. 100.000 bedrijven in Nederland, hiervan is na 5 jaar nog ruim de helft in leven. Na correctie voor ZZP’ers e.a. gaat het om meer dan 10.000 nieuwe bedrijven met groeipotentieel per jaar. Door ‘betere’ ondernemers zal de overlevingskans stijgen. Bij geringe groei van deze bedrijven kan na enkele jaren de extra werkgelegenheid door deze maatregel oplopen tot 30-50.000 banen. Nadelen/beperkingen Een investering is nodig in het opzetten van dergelijke e-cursussen (e = via het web). Ons voorstel is dat elke ondernemer een bijdrage betaalt en de overige kosten of op termijn terugbetaalt of krijgt kwijtgescholden bij het eindigen van de onderneming binnen 3 jaar.
2. Oprichting Bijzondere Financieringsunit Voor het van de grond trekken van grote langjarige projecten is een intense samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven, banken en andere financiers nodig. Wij adviseren daartoe één overheidsunit op te richten die financiële structurering alsmede het onderhandelen met de financiële wereld namens de gezamenlijke ministeries als taak heeft. Deze unit dient een gesprekspartner op niveau te zijn voor internationale banken en institutionele beleggers. Een exclusief mandaat van alle betrokken Ministeries lijkt gewenst voor de nodige slagvaardigheid.
Ω 21
Impact/Waardecreatie Grote infrastructurele projecten hebben een omvang van tussen EUR 100 mln. en EUR 10 miljard of meer. Door een proactieve opstelling van de overheid kunnen de financieringskosten met ¼ tot ½ % p.a. verlaagd kunnen worden. Voor een project van EUR 1 miljard met 20 jaar terugverdientijd is hiermee sprake van een besparing van EUR 25-50 mln. Belangrijker is dat dit het verschil kan zijn tussen “haalbaar” of “niet-haalbaar”. Derhalve kunnen op deze wijze projecten voor ettelijke miljarden EUR met werkgelegenheid boven 100.000 manjaar (terug) op de agenda komen en versneld worden. Nadelen/beperkingen De op te bouwen overheidsunit dient zware deskundigheid uit de markt aan te trekken. Ervaring in projectfinanciering, kapitaalmarkt transacties alsmede brede bancaire productkennis zijn nodig, gecombineerd met onderhandelingvaardigheid voor grote projecten.
Impact/Waardecreatie Nederland heeft ruim 2.5 mln. koopwoningen (niet-appartementen). Uitgaande van een aan energie besparing en energie opwekking te besteden bedrag van EUR 5.000 per woning en een deelname van in totaal 30% in de komende 10 jaar (dus 75.000 woningen per jaar), geeft dit een stimulering van € 375 mln. per jaar en een extra werkgelegenheid van meer dan 5.000 banen. Resources Financiering van dit systeem kan in hoge mate gestandaardiseerd en dus voor lage kosten plaatsvinden, securisatie van bundels energie-erfpacht verplichtingen kan nog verdere kostenbesparing opleveren. Door het energie-erfpacht systeem te koppelen aan de bestaande erfpacht administratie systemen van de overheid kan de administratie goedkoop verlopen en zullen banken graag op deze basis financieren. Een versterkte stimulus voor energiebesparing kan gecreëerd worden door deze energie-erfpacht net als gewone erfpacht fiscaal aftrekbaar te maken.
3. Financiering energiebesparing bestaand Eigen Huis Energiebesparing scoort hoog. Daarnaast is de dealende kostprijs van zonnecollectoren en zonnepanelen is in toenemende mate interessant. Toch is het pas na 10 jaar of langer terugverdienen voor velen nog een obstakel. Consumptieve financiering of leasing is niet populair: het is duur, neemt kredietruimte van het gezin weg en, het meest belangrijke, bij vroegtijdige verhuizing de schuld “meegenomen” wordt. Oplossing Het vestigen van een zakelijk i.p.v. een persoonlijk recht. Koppel de schuld aan het huis, niet aan de huiseigenaar. De rente en afbetalingsverplichting hoort dus bij het onroerend goed, en is een tijdelijke erfpacht. Het investeringsbesluit wordt hiermee voor een gezin een stuk makkelijker. Voorbeeld: tegenover een 20-jarige energie-erfpacht van EUR 20 p/maand voor een investering van EUR 3.000 (berekend o.b.v. 5% rente) staat een besparing op de energierekening van zeg EUR 30 p/maand. Dit zal investeringen in energiebesparingen stimuleren aangezien hiermee het besteedbaar inkomen van het gezin stijgt in plaats van daalt. Bij eventuele voortijdige verkoop van het huis kent de toekomstige koper de erfpacht verplichting, maar zal hij dit met het oog op de aantoonbaar lagere energierekening accepteren.
Ω 22
Ω 23
Energie
Energie
Samenvatting 1. De voortdurende beschikbaarheid van goedkope en energie was en is een belangrijke randvoorwaarde voor succes van Nederland. Die beschikbaarheid is een belangrijke “enabler” van waarde, welvaart- en banencreatie in industrie, handel en vervoer. 2. Om EU doelstellingen op het gebied van CO2 reductie te halen met behoud van beschikbaarheid van goedkope energie dient meer op kernenergie ingezet te worden. 3. Nederland is wereldleider op het gebied van warmtekracht koppeling bij lokale energie voorziening. Ongeveer de helft van het elektrisch vermogen wordt zo opgewekt. Om de decentrale levering van goedkope energie te faciliteren dient Nederland in te zetten op de ontwikkeling van het intelligente elektriciteitsnet. Toevoeging van intelligentie op bestaande netten is goedkoper dan netverzwaring en biedt ook kansen aan onze ICT industrie. 4. Nederland zet reeds sterk in op de gasrotonde filosofie, daarbij de beschikbaarheid goedkope energie koppelend aan de sterke vervoer en logistieke positie. Dit geldt ook voor vloeibaar gas (LNG). Dit ondersteunt de eerste doelstelling. 5. Om het voordeel van goedkope energie niet te verliezen, moeten duurzame technologieën pas op grote schaal ingezet worden als ze ook op prijs concurrerend zijn. Er zijn goede ideeën en ondernemende initiatieven in Nederland voor alternatieve energietechnologieën. De overheid moet zich bewust zijn van zijn rol als “launching customer” voor succesvolle kandidaten, en van de rol van Nederland als technologieleverancier. 6. Nederland dient op de gebieden van zonne-energie (incl. machinebouw en distributie) en Smart Grid leidend te zijn wat betreft kennis en bedrijven dienen op deze gebieden onder-steund te worden gezien het potentieel op de wereldmarkt (zoals bijvoorbeeld ASML).
Ω 24
Ω 25
Probleemstelling
Oplossing
Hoewel fossiele brandstof nog lang beschikbaar zal blijven2 moet Nederland klaar zijn om toe te slaan zodra duurzame dan wel decentrale alternatieven commercieel aantrekkelijk zijn. Te snel inzetten op een bepaalde voorkeur (door bijvoorbeeld grootschalige exploitatiesubsidies) kan leiden tot kapitaal-vernietiging3. Het aandeel niet-fossiel in de wereld is klein, maar groeide (mede door exploitatie subsidies) per jaar met 40% (zon), 30% (wind) en 13% (biomassa-elektriciteit). Nederland heeft in alle drie technieken een goede positie. Voor energievormen die niet vraag gestuurd kunnen leveren (zon, wind) is voor grootschalige inzet ook energieopslag nodig om leveringszekerheid te garanderen. Het faciliteren van demonstratie projecten van de meest kansrijke initiatieven loopt vaak stuk op bestaande regelingen en organisatorische belemmeringen. Initiatieven die in de exploitatiefase alleen werken op subsidie, zijn strijdig met ons uitgangspunt van goedkope energie en verdienen geen steun. Tenslotte is er behoefte aan een gezaghebbende, politiek onafhankelijke en nietideologische bron van feitelijke informatie over energievormen.
1. Nederland dient een agentschap te krijgen waar barrières tegen introductie van concurrerende niet-fossiele technologie worden geïdentificeerd en snel opgeruimd. Barrières: bijv. bestaande regelingen en organisaties. 2. Bestaande kennisinstellingen en de industrie dienen hun samenwerking op het gebied van alternatieve energie waar nodig te intensiveren. Dit zal leiden tot aanzienlijke hoogwaardige werkgelegenheid voor deze technologie in ontwikkeling en verhinderen dat Nederland kansen mist. 3. Het intelligente elektriciteitsnetwerk, goedkoper dan netverzwaring, realiseren, zodat decentrale energie opwekking niet belemmerd wordt. 4. De overheid moet kansrijke initiatieven en demonstratieprojecten van Nederlandse bedrijven op het gebied van niet-fossiele energie opwekking steunen. Het agentschap (zie item 1) zou hier een beoordelende rol kunnen spelen. 5. De bouw van Kerncentrales zal zorgen voor een toenemende leveringsonafhankelijkheid, leveringszekerheid en dus beschikbaarheid van goedkope elektrische energie. 6. Onderzoek naar effectieve energie opslag technologie om de toepassing van niet vraaggestuurde bronnen te bevorderen. 7. Tenslotte dienen (bestaande) initiatieven deskundige groepen gesteund te worden om een onafhankelijke, op feiten gebaseerde kennisbasis over energie oplossingen te maken, als tegenwicht tegen de advocacy gedreven voorstellen.
Impact/waarde creatie De voortdurende en leveringszekere beschikbaarheid van alle vormen van goedkope energie in Nederland is van levensbelang voor de functie van ons land als centrum van industrie, handel en transport- ondernemingen. Dit zal een aanzuigende werking hebben op andere sectoren.
2 drie kwart van de winbare oliereserves en vijf zesde van de gasreserves zijn nog beschikbaar. 3 In Duitsland is meer dan €40 miljard besteedt aan zonne-energie, die 0,1% van zijn energie levert,
en in Spanje is € 120+ miljard aan zonne-energiesubsidies gecommitteerd.
Ω 26
Ω 27
Transport & Logistiek
Transport & Logistiek
Samenvatting Nederland verliest zijn leidende positie in transport en logistiek. De Nederlandse logistieke sector moet innovatiever en competitiever worden. De kans voor Nederland is om nu een voorsprong te nemen op het vlak van ketenregie en -configuratie.
Probleemstelling Nederland moet zich flink inspannen om een koppositie op EU- en wereldniveau te handhaven in transport en logistiek. Nederland verliest terrein op andere landen; tussen 2007 en 2010 is Nederland twee plaatsen gezakt op de Logistics Performance Index4, van plaats twee naar de vierde plaats en verliest voorsprong op de achteropkomende landen. Redenen daarvan zijn onvoldoende innovatie in ketens, onvoldoende ontwikkeling in ‘multi-modaal vervoer’, gebrek aan samenwerking in ketens en blijvende congestie. Voorheen internationaal opererende bedrijven richten zich nu enkel nog op de Benelux en grotere spelers worden overgenomen door buitenlandse partijen (DHL, Schenker, Kühne & Nagel, etc.). ‘Gateway to Europe’ (lees transitovervoer) is niet meer voldoende voor de BV Nederland, het levert te weinig toegevoegde waarde en de operationele uitvoering kan eenvoudig door ‘low-cost’ transporteurs uit Oost Europa worden uitgevoerd. Daarnaast wordt komende jaren een krapte op de arbeidsmarkt voorzien waardoor de logistieke sector een arbeids- en een kennistekort te wachten staat.
4 The world Bank (2010) Connecting to Compete 2010; Trade Logistics in the Global Economy.
Ω 01 28
Ω 29 01
Oplossing
Impact/Waardecreatie
Van volumedenkend naar toegevoegde waardedenkend. Het is daarvoor nodig dat geavanceerde logistieke bedrijven zich in Nederland vestigen, er voldoende logistiek (hoog)opgeleide werknemers zijn en er hoogwaardige logistieke kennis beschikbaar is. Ambitie: Nederland in 2020 marktleider in aansturing van Europese goederenstromen en de voorkeurs-vestigingplaats van internationale logistieke bedrijven. Kennisontwikkeling en ondernemerschap zijn daarbij de belangrijkste thema’s. Voor kennisontwikkeling is een innovatieprogramma nodig dat zich richt op onderzoek en ontwikkeling binnen drie innovatiethema’s5: Cross Chain Control Center, Service Logistiek en de regierol van knooppunten. Cross Chain Control Center (4C): Regiecenter waaruit meerdere supply chains gezamenlijk gecoördineerd en geregisseerd worden met behulp van de modernste technologie. Niet alleen fysiek maar ook op het gebied van software en supply chain professionals. Denk ook aan supply chain finance. Service Logistiek: Regie van de after-sales service van produkt-levering tot aan het einde van de levenscyclus van een product. Vereist specifieke ICT oplossingen op het gebied hiervan. Regie: De wereldwijde sterke positie van de Nederlandse mainports en knooppunten versterken door innovatie op het vlak van ketenregie- en configuratie. De regierol is gericht op een betere benutting van de infrastructuur, hogere kwaliteit van dienstverlening, ontwikkeling van nieuwe competenties en bedrijvigheid, en het leveren van een duurzame maat-schappelijke bijdrage. Belangrijk is dat het ontwikkelen van ketenregie niet mogelijk is zonder de aanwezigheid van sterke fysieke logistieke activiteiten en sterke logistieke support diensten. Nederland heeft daarom een goede uitgangspositie om de kansen te benutten.
Bron: TNO, rapport commissie van Laarhoven
Sterke verankering VAL/VAS en ketenregie bevordert verdere ontwikkeling van support activiteiten. Sterke support activiteiten in Nederland bevorderen op hun beurt de ontwikkeling van VAL/VAS en Ketenregie en –configuratie. Deze ambitie is voor 2020 gekwantificeerd in het realiseren van een verdrievoudiging van de toegevoegde waarde in ketenregie en -configuratie. Dit betekent een groei van 200% (ten opzichte van cijfers zoals bekend over 2007) van de toegevoegde waarde tot ruim 10 miljard euro. Voor de middellange termijn (2015) is de ambitie gekwantificeerd in een groei van 100%. De werkgelegenheid zal minder hard groeien, waardoor de toch al hoge arbeidsproductiviteit weer verder zal verbeteren.
Nadelen/Beperkingen Er is na de Commissie van Laarhoven een Strategisch Platform Logistiek6 (SPL) en een Topinstituut “Dinalog” in het leven geroepen om voort te borduren op de conclusies van deze commissie. Dit heeft in ieder geval geleid tot het feit dat de Ministeries van Economische Zaken en Verkeer en Waterstaat in 2008 hebben besloten om gedurende 4 jaar € 25 miljoen ter beschikking te stellen voor de ondersteuning van het onderhavige innovatieprogramma, naast € 42 miljoen door het bedrijfsleven.
6 SPL-leden: Leo van Wijk, Alexander Sakkers, Jos Nijhuis, Hans Smits, Timo Hughes, Rutger van 5 Zoals uitgewerkt door de Commissie Van Laarhoven
Ω 30
Slobbe, Aad Veenman, Peter van Laarhoven, Esther Liskamp, Wando Boevé, Jan Fransoo
Ω 31
Feitelijk staat de begroting niet in verhouding tot de verwachte meerwaarde niet in lijn waardoor er een aanzienlijk risico gelopen wordt dat het te verwachten resultaat niet wordt bereikt. Het is niet realistisch dat een investering van € 67 mln.7 uit overheid en bedrijfsleven gaat leiden tot een meerwaarde van € 10,4 miljard in 2020. Hier zal aanzienlijke aanvullende financiering nodig zijn.
Resources
Bedreigingen: Duitsland en België ontwikkelen actief beleid op eigen logistieke sector. Toenemende concurrentie op fysieke goederenvervoer met omliggende landen. Ketenregie kan ‘footlose’ worden waardoor kennis vervliegt naar andere landen. Denktank Ω adviseert nader onderzoek naar samenwerking tussen NL, B en D op gebied van ketenregie.
Topinstituut Dinalog waar bedrijfsleven, onderzoekers en docenten in logistiek en supply chains een gezamenlijk thuis vinden. Financiering is beschikbaar van 20092012. Daarna is er meer financiering nodig, via publiek/private/partnerships om de ambitie waar te maken.
Vestigingsklimaat verbeteren: ruimte voor ondernemerschap, optimale infrastructuur (weg, water, spoor), betrouwbare connecties naar havens (Antwerpen, Amsterdam, Bremen, Hamburg), ICT (glasvezel) infrastructuur, verbeteren fiscaal klimaat, free trade zones (douanefaciliteiten) beschikbaarheid internationaal onderwijs, etc.
Strategisch Platform Logistiek Het SPL is aanspreekpunt voor overheid om grote lijnen uit te zetten conform aanbeveling rapport commissie van Laarhoven. Instituut voor Duurzame Mobiliteit (IvDM), kenniscentrum voor duurzaamheid in goederen en personen mobiliteit. Financiering van de aanloop via ministerie I&R, meer financiering (bijv. via Min. Van EL&I) wenselijk. Nederland profileren als knooppunt van goederen en logistieke kennis zodat internationale logistieke bedrijven ‘vanzelfsprekend’ Nederland kiezen als locatie voor hun coördinatiefuncties. Verbinden De definitie van ketenregie gaat verder dan sec de uitvoering maar heeft eveneens betrekking op ‘financial engineering’, keten- en netwerkontwerp en databeheer. Dus innovatieve kennis op het gebied van Financiën en IT is onontbeerlijk om de ambitie succesvol te verwezenlijken, naar Holland Financial Center (Banken, financiële instellingen) en ICT sector.
Project/Vervolg Door middel van nieuwe technologieën het ontwikkelen van alternatieve business- en kostenmodellen. Denktank Ω adviseert om de relevante partijen bij elkaar brengen en innovatieve verandering in gang zetten. Commitment in woord en daad door ministeries van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (ELI) en Infrastructuur en Ruimte. Ondersteuning vanuit Dinalog, Strategisch Platform Logistiek, Agentschap NL, Logistieke Alliantie.
7 In het innovatieprogramma heeft de landelijke overheid zich gecommitteerd voor 25 mln euro,
het bedrijfsleven voor 42 mln euro
Ω 32
Ω 33
Agro & Food
Agro & Food
Samenvatting De agro/food sector is een van de belangrijkste pijlers van de nationale economie. Nederland is de op een na grootste exporteur van agrarische producten in de wereld. Deze koppositie is echter geen vanzelfsprekendheid en dreigt af te brokkelen. Kernambitie voor 2020 moet zijn dat Nederland zich ontwikkelt tot topproducent van kwalitatief hoogwaardige, duurzame agrarische food- en non-food producten (inclusief sierteelt) in Europa en de wereld. Centrale pijlers hierbij zijn: kwaliteit, gezondheid en duur-zaamheid. Realisering van deze ambitie leidt tot een substantiële beperking van de kosten van gezondheidszorg, toename van investeringen door multinationale ondernemingen en MKB bedrijven, reductie van voedselverspilling, verdubbeling van de productie van duurzame energie door de land- en tuinbouw en een sterkere verankering van de primaire productie in Nederland. Om de kernambitie te kunnen realiseren is een additionele inspanning nodig op het gebied van kennis en innovatie door overheid, bedrijfsleven en kennisinfrastructuur. Daarvoor is ook een cross-over met andere sectoren essentieel.
Aanbeveling Het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie wordt geadviseerd het initiatief te nemen tot een samenhangend en integraal innovatiebeleid en innovatieprogramma voor de agro/food sector. In dit nieuwe beleid dient de nadruk te liggen op het aanjagen, stimuleren en faciliteren van (1) robuuste systeeminnovaties, (2) markt-innovaties en (3) technologische innovaties. In de overtuiging dat toekomstige businessperspectieven zich met name zullen manifesteren op het kruisvlak van domeinen en sectoren, zal het nieuwe beleid/ programma vooral cross-overs en transsectorale samenwerking moeten ondersteunen met de energiesector, chemie, gezondheidszorg, pharma, transport & logistiek en ICT (GEO-ICT maar ook sociale media). Het beleid dient samenwerking te stimuleren tussen Nederlandse agro/food topbedrijven, koplopers in het MKB en de kennisinstellingen op basis van een open innovatiemodel. Dit moet leiden tot een verhoging van de R & D intensiteit (privaat én publiek) tussen nu en 2020 met 40 tot 50 %.
Ω 01 34
Ω 35
Probleemstelling De agrarische sector en voedingsmiddelenindustrie (inclusief sierteelt) hebben een sterke positie in de Nederlandse economie. In het agro/food complex zijn bijna 700.000 personen werkzaam, dat is 10 % van de totale werkgelegenheid. De sector draagt 9,5 % bij aan de nationale toegevoegde waarde en 70 % van de productie wordt geëxporteerd. De Nederlandse voedingsmiddelenindustrie is het grootste segment van de Nederlandse industrie en bestaat over-wegend uit MKB bedrijven. De omzet van de voedingsmiddelen-industrie bedraagt € 51 miljard, de omzet vers inclusief sierteelt bedraagt € 47 miljard, samen bijna € 100 miljard! Ook het nieuwe regeerakkoord erkent het belang van de agro/food sector en rekent voedsel en agro tot economisch topgebied van Nederland. Deze koppositie is echter geen vanzelfsprekendheid. Zie de EU 2020 strategie en het FNLI rapport van de High Level Group ‘De Stille Kracht’; route voorwaarts voor de Nederlandse levensmiddelenindustrie.’ De Nederlandse voorsprong in kennis loopt terug. De traditioneel sterke link tussen onderwijs, onderzoek, overheid en bedrijfsleven is aan structurele verandering onderhevig. De primaire productie verliest maatschappelijk draagvlak en concurrentiekracht. Vergrijzing en imago veroorzaken krapte op de arbeidsmarkt. De logistieke infrastructuur slibt dicht. Geopolitieke veranderingen bedreigen vrije handel. Veranderende consumentenbehoeften, toenemende internationale schaarste aan grondstoffen en milieu- en omgevingsdruk maken een vernieuwingsslag dringend noodzakelijk.
Oplossing/Voorstellen tot Verbetering De kernambitie zoals in de Samenvatting verwoord vertaalt zich in een 3-tal business proposities voor de Nederlandse agro & food sector in 2020: A. Kraamkamer en topproducent van verse, gezonde, duurzame kwaliteitsproducten voor de Noordwest-Europese voedingsmarkt, in het bijzonder de driehoek Londen/Berlijn/Parijs. Een markt met 80 miljoen koopkrachtige en veeleisende consumenten die binnen 24 uur vanuit Nederland kan worden bediend. B. Topexporteur van hoogwaardige kennis en van uitgangsmaterialen ten behoeve van de wereldmarkt (zaden, pootgoed, fokkerij, vaccins), als ook hardware (kassen, stalsystemen) en diensten (ICT, financiële dienstverlening). C. Topspeler in Europa en de wereld op het gebied van valorisatie van biomassa (in nauwe samenwerking met de transportsector en logistieke sector). Naast de winning van duurzame energie heeft de sector een leidende positie verworven in de omschakeling naar meer hoogwaardige non-food toepassingen uit biomassa, zoals bio-pharma, cosmetica, materialen en chemicaliën.
Ω 36
Voor het creëren van meer toegevoegde waarde worden twee speerpunten onderscheiden: (1) gezondheid en (2) duurzaamheid. Een voeding meer afgestemd op de behoefte van het individu zal bijdragen aan het beperken van de sterk stijgende kosten van gezondheidszorg. De ontwikkeling naar personalised food en functional food, het belang van healthy aging, maar ook de groeiende aandacht van consumenten voor de intrinsieke waarden van voedsel (real food) bieden perspectief op een paradigmaverschuiving in bedrijven van concurrentie op prijs naar concurrentie op kwaliteit en gezondheid en vermindering van voedselverspilling. Op het gebied van duurzaamheid liggen nieuwe kansen voor toegevoegde waardeontwikkeling in de verdere verduurzaming van de sector en in de omschakeling naar de biobased economy (groene economie). Daarbij is de winning van duurzame energie uit biomassa de eerste focus. De betekenis en impact van de groene economie voor de agrarische productiesector is op lange termijn mogelijk minstens zo groot als de huidige food- en feedmarkt. Om de kernambitie te kunnen waarmaken is een samenhangend en integraal innovatiebeleid nodig dat de volgende typen van innovaties ondersteunt: - systeeminnovatie, bedrijfsoverstijgende vernieuwingen door verbinding te maken/allianties te zoeken met andere kennisdomeinen en sectoren, maar ook de maatschappelijk gewenste inpassing en verankering van de primaire productiesector in de Nederlandse omstandigheden; - marktinnovatie: nieuwe toegevoegde waardeconcepten; nieuwe afzet, distributieen marketingconcepten, maar ook communicatie en beleving c.q. lifestyle concepten; - technologische innovatie: nieuwe duurzame hightech systemen; precisielandbouw; intelligente logistiek, ICT, robotisering, Nano, sensor- en biotechnologie.
Waardecreatie/Verbeterpotentieel Ambities die met het voorstel nagestreefd worden zijn: - tot 5 % lager aandeel van de kosten van de gezondheidszorg in de collectieve uitgaven (van 27 % naar 22 %) als gevolg van minder hart- en vaatziekten en diabetes (zie Zorgbalans, RIVM); - 10 miljard meer investeringen door multinationale ondernemingen en innovatieve MKB bedrijven; - besparing op kosten van voedselverspilling van 2 miljard door intelligenter transport; - duurzaam energiegebruik van 30 % door de totale agro/food keten; - verdubbeling van de productie van duurzame energie door land- en tuinbouw - verbetering van de logistieke efficiency van de agro/food keten met een factor 3.
Ω 37
Nadelen/Beperkingen De volgende nadelen en beperkingen bemoeilijken realisering van de kernambitie en het verbeterpotentieel. - Beperkte financiële mogelijkheden van de overheid en benodigde voorinvesteringen voor het bedrijfsleven. - Coördinatieproblemen binnen de agro/food keten. - Beperkende en onzekere wet- en regelgeving op het gebied van genetische modificatie en novel foods. - Ruimtelijk inpassingsbeleid en onzeker stimuleringsbeleid van Nederlandse (en Europese) overheid op het gebied van winning van duurzame energie uit biomassa. - Onvoldoende samenwerking tussen de groene kennisinfrastructuur, waarvan Wageningen UR het hart vormt, en andere (technische) universiteiten en kennisinstellingen in Nederland. Dit bemoeilijkt multidisciplinaire kennisontwikkeling en kennisuitwisseling.(Denk bijv. aan toepassingen van nano-technologie in de productie van voedsel of het simuleren van het fotosynthese proces van planten in zonnecollectoren).
- -
Stimulering van de ontwikkeling en toepassing van 2e generatie grondstoffen uit dierlijke en plantaardige restproducten en van 3e generatie biomassa (algenkweek) Experimenteerruimte voor grootschalige vergisting van biomassa gekoppeld aan windenergie, zonne-energie en algenkweek alsmede voor decentrale, slimme energienetwerken.
Verbinden/Transsectoraal denken Cross-overs zijn aanwezig met ICT, transport en logistiek, gezondheidszorg, energie, chemie en pharma. Deze dienen in het nieuwe innovatieprogramma prioriteit te krijgen.
Resources Nodig is: - Financiële ruimte voor een aangescherpt en samenhangend innovatiebeleid/ programma door het ministerie van EL& I. - Commitment van het bedrijfsleven en kennisinstellingen en bereidheid tot investeren en cofinanciering. - Stimulering van samenwerking tussen de Nederlandse agro/food topbedrijven, koplopers MKB en kennisinstellingen in een open innovatiemodel. Bijzondere aandacht voor de mogelijkheden tot investeringen door grote bedrijven in innovatieve starters (corporate venturing, clean tech funds, revolving funds e.d.). - Krachtenbundeling in Nederland om te komen tot een gemeenschappelijke database/platform voor gegevensuitwisseling en applicatieontwikkeling binnen en tussen deelsectoren in de agrofood. In het bijzonder geldt dit voor het terrein van de precisielandbouw. Het ministerie EL&I wordt verzocht hierin een stimulerende rol te vervullen. - Ontwikkelen van incentives door ketenpartners, verzekeraars en ngo’s waardoor keuze voor gezond voedsel door consumenten een makkelijke keuze wordt. - Aanpassing van het huidige overheidsbeleid (in Europees verband) op het gebied van novel foods, etikettering en genetische modificatie met inachtneming van de noodzakelijke veiligheidsgaranties. (Zie de DG Enterprise studie en het High Level Group dossier van DG SANCO.) - Stimulering (fiscaal;subsidie) van de ontwikkeling van nieuwe technieken om energie en grondstoffen uit biomassa te winnen, waardoor een kostprijsverlaging van groene producten kan plaatsvinden.
Ω 38
Ω 39
Gezondheidszorg
Gezondheidszorg
Inleiding De kosten van de gezondheidszorg in Nederland stijgen snel. Momenteel zijn deze bijna 80 Miljard Euro per jaar. Dit is 9% van het Bruto Nationaal Product (BNP). In 2050 zal de zorgsector 14% van het BNP vertegenwoordigen. Door de snelle stijging van de kosten is gezondheidszorg, na sociale uitkeringen, nu ook de grootste uitgavenpost van de overheid. In de USA is reeds de 16% bereikt en zou volgens sommige schattingen, het land bij ongewijzigd beleid op weg zijn naar een moeilijk voorstelbaar aandeel van 45% (!) Alhoewel over de exacte te verwachten groeicijfers veel onduidelijk is, lijkt wel duidelijk dat de zorgvraag verder zal gaan toenemen.
1. Stijgende kosten Alle zeilen moeten worden bijgezet om de kosten beheersbaar te houden en om tegelijkertijd adequate zorg te realiseren. Een kernbegrip hierbij is ‘value voor money’. Om hoogwaardige zorg te blijven bewerkstelligen zal slimme, innovatieve zorgtechnologie nodig zijn, die arbeidskracht waar mogelijk vervangt. Voor nieuwe technologie zijn hoogopgeleide mensen nodig en een op die nieuwe technologie naadloos aansluitende organisatie van de zorgprocessen, met bijbehorende innovatieve communicatiesystemen. In Nederland is veel kennis op gebied van zorg en technologie en wij zouden hoogwaardige banen kunnen creëren. Dit document geeft input om deze trend actief om te buigen naar een duurzame groei van de sector met kwalitatief hoogwaardige zorg en dito werkgelegenheid.
Ω 01 40
Ω 41
Ontwikkeling technologie in Nederland neemt af
Allereerst de feiten: de vraag naar zorg blijft komende jaren sterk stijgen: We worden wel ouder, maar dat gaat gepaard met een toename van chronische aandoeningen en een toename van ouderdomsziekten. Ook nemen de verwachtingen ten aanzien van het kwaliteitsniveau van de zorg toe alsmede de technische mogelijkheden om mensen te behandelen voor uiteenlopende zaken. Er zijn een aantal trends, die de zorgvraag verder versterken: 1. stijgende levensverwachting 2. de toename van bepaalde aandoeningen, zoals diabetes, mede veroorzaakt door de veranderende leefstijl en bijvoorbeeld overgewicht. 3. betere beschikbaarheid van veel nieuwe behandelmethoden, die zeer kostbaar kunnen zijn, maar desondanks in sommige gevallen als wenselijk kunnen worden gezien en dus vergoed moeten worden. 4. behoefte van jongere generaties, zoals de ‘babyboomers’ aan meer comfortabeler zorg in vergelijking met vorige generaties 5. beperktere beschikbaarheid van gelden door een relatief kleiner aantal werkenden en premie-betalers 6. beperktere beschikbaarheid van voldoende getraind personeel door parttime werken en andere carrièreplanning van behandelend personeel 7. achterblijvende stijging van de productiviteit van de zorg t.o.v. de rest van de economie 8. Een betere diagnostiek leidt tot een eerdere vaststelling van ziektebeelden.
Nederland telt circa 250 biotechbedrijven, waarvan de meesten met minder dan 10 werknemers en ruim 40 bedrijven met 11 tot 25 mensen. Er zijn maar enkele bedrijven met meer dan 50 werknemers, zoals Synthon, Crucell, Galapagos en Genmab. Naast bedrijven waar wel R&D in Nederland wordt bedreven, worden de afdelingen onderzoek en ontwikkeling (R&D) van Organon en Solvay waarschijnlijk gesloten. Met het verlies van in totaal bijna 2500 banen gaat 8% van de R&D capaciteit van de sector in Nederland verloren. Ook Fornix Biosciences in Lelystad, producent van antiallergieproducten is verkocht aan het Deense ALK. En vaccinmaker Crucell in Leiden staat op het punt op te gaan in Johnson & Johnson. Hoewel deze laatste bewegingen wellicht niet tot banenverlies hoeven te leiden, is kostenbesparing voor overnemende partij vaak aan de orde.
Top instituut Pharma In 2006 werd het Top Instituut Pharma opgericht (TI Pharma). Hier worden hoogwaardige technologieën ontwikkeld door zo’n 200 universiteitsmedewerkers, samen met 200 onderzoekers uit het bedrijfsleven. Zoals gebruikelijk bij de ontwikkeling van medicijnen, vergen de studies meerdere jaren (5-10 jaar) en zijn er inmiddels de eerste resultaten van onderzoek, vooral betrekking hebbend op de lijst van ‘priority medicines’, zoals door de WHO gedefinieerd. De financiële steun aan TI Pharma dreigt eind 2011 stopgezet te worden.
Hoewel de effecten van deze trends nog niet overal zichtbaar zijn in Nederland, zijn er nu al enkele symptomen, waaronder het toenemende tekort aan personeel in de zorg, de toenemende discussies over de betaalbaarheid en solidariteit in de zorg en de blijvende vragen over de kwaliteit.
2. R&D in gezondheidszorg is nodig en leidt tot groei: de sterkte van Nederland R&D in gezondheidszorg is essentieel. Niet alleen voor de oplossing van de problemen van de Nederlandse gezondheidszorg, maar dit onderzoek kan vaak juist wereldwijd worden ingezet. De problemen in de zorg zijn in veel westerse landen gelijksoortig. Hierdoor kan technologie juist een belangrijk exportproduct worden.
De gezondheidszorg biedt stijgende werkgelegenheid, maar functies voor hoogopgeleiden blijven beperkt. Sinds 2002 is de zorg de belangrijkste bron van werkgelegenheid in Nederland en het aandeel van de zorg in de totale werkgelegenheid neemt nog steeds toe. (RIVM, 2010). Al met al gaat het om zo’n 870.000 banen. Hoewel in de zorg veel hoger opgeleiden werken, neemt het aantal functies voor Banen in gezondheidszorg in NL hoogopgeleiden niet toe. Hoogtechnische functies vindt men bij behandeeerste lijn laars (artsen), als ook in de ontwikkeling 63000 64000 verpleging 64000 verzorging van geneesmiddelen en medische apgehandicaptenzorg 156000 paratuur. Deze laatste categorieën zijn thuiszorg bijzonder interessant voor Nederland, ziekenhuizen 197000 omdat het hier ook een exportpositie GGZ 96000 76000 betreft. (zie overzicht banen in gezondPreventie, ARBO, GGD heidszorg; bron: RIVM 2010)
Ω 42
Nederland heeft een groot aantal klinische, wetenschappelijke en technologische sterktes in huis, zoals kennis op gebied van vaccins en gentherapie. Het gevaar is dat deze sterktes verdwijnen, door het verdwijnen van instituten en R&D afdelingen. Juist wanneer hoogwaardige werkgelegenheid in de zorg wordt nagestreefd, is het van belang deze sterktes juist uit te breiden.
Ω 43
Nederland kent tevens een sterk ontwikkelde medisch technologische branche, met bedrijven als Philips, Nucletron, Esaote en zo’n 1400 andere grote en kleine spelers. Enkele voorbeelden van sterktes van Nederland zijn: • Medische beeldvorming in meerdere modaliteiten: X-ray, MR-I, Echografie, toegepast o.a. in de Oncologie • Mechatronica, met grote potentie voor minimal invasive cure, Dotteren, Ablatie • Chemie: tissue engineering en Nano chemie, welke competenties nodig zijn om non invasive cure zoals Targeted drug delivery en stamceltherapie uit te voeren Focus brengt succes.. Speerpunten voor Nederland Om Nederland rol van betekenis te laten vervullen bij ontwikkeling van geneesmiddelen en medische technologie is focus nodig. Nederland kan een leidende positie verwerven in verschillende gebieden van de gezondheidszorg. De gebieden oncologie en healthy aging bieden vanwege de al gevestigde kennis en de grote (financiële en emotionele) impact daarvoor bijvoorbeeld goede mogelijkheden.
1. Oncologie Oncologie is een van de belangrijkste toepassingsgebieden van medische technologie, waaraan ook nog veel behoefte bestaat, want kanker is in het Westen de doodsoorzaak nr1, met wereldwijd elk jaar 25 Miljoen nieuw gediagnosticeerde patiënten.
2. Healthy Aging Healthy aging is een bijzonder breed onderwerp, dat vooral gericht is op het gezond ouder te laten worden van de populatie. Hier valt direct op dat meer dan de helft van de kosten van gezondheidszorg uitgegeven wordt aan een drietal chronische ziekten (Hartziekten, COPD en Diabetes), die vooral bij ouderen voorkomen. De kosten worden vooral veroorzaakt door de zgn. ‘escalaties’, waarbij men een complicatie krijgt en opgenomen moet worden. Vaak is deze complicatie te voorkomen door het lichaam met eenvoudige technologie in de gaten te houden en tevens de leefstijl waar nodig aan te passen. - Telemonitoring van oudere patiënten en risicogroepen kan ingevoerd worden om zo het aantal escalaties, de ernst en de benodigde behandeling daarvan sterk terug te dringen. In onderzoek is verkorting van verblijf in ziekenhuis na hartfalen aangetoond van 15 dagen naar 11 dagen gemiddeld. Dit leidde tot een besparing van 27% in kosten van een escalatie (zie Cleland, 2005). Op de € 12 Miljard uitgegeven aan hartziekten zou een dergelijke besparing enorm zijn. - Doe ervaring op grote schaal op met efficiencyverhogende technologieën, die tevens meer verantwoordelijkheid in handen van de patiënt leggen. Belangrijk hierbij is een significante pilot te doen (minimaal enkele tienduizenden patiënten) of een afgebakend geografisch gebied aan te wijzen, waarin de nieuwe technieken verplicht toegepast worden en duidelijke resultaten gemeten kunnen worden. Investeringen 100 Mln. Euro, extra banen 10.000.
3. Private gezondheidszorg Een belangrijk focusgebied voor Nederland zou kunnen zijn de combinatie van vroege diagnostiek en zgn. image-guided minimal invasive treatment delivery. Hierbij wordt zeer precieze diagnose gesteld en tumor met precisielasers behandeld, waardoor min mogelijk gezond weefsel verloren gaat. Onderzoek op gebied van real-time image guidance gedurende treatment met behulp van ultrasound en met behulp van PET scans leveren hier veel mogelijkheden. Naast de bestaande grote kankercentra NKI-AvL, AMC, Leiden, Radboud Nijmegen, Daniel den Hoed Kliniek Rotterdam zijn er de 8 Integrale Kankercentra. Samenwerking met R&D organisaties in de industrie (Philips, Nucletron, Milabs etc. ) en Technische Universiteiten kan Nederland een duidelijke voorsprong op gebied van Oncologie geven.
Nederland blijft een van de weinige landen in de EU, waar private gezondheidszorg nauwelijks voorhanden is, terwijl er een groeiende groep is, die voor extra zorg of snellere zorg extra wenst te betalen. Zoals in de landen om ons heen ervaren, leidt private zorg niet tot kostenverhoging, maar tot een betere verdeling van kosten en efficiëntere zorg. Focus op de bovenstaande zaken zal initieel een investering vergen. Met een top instituut is ongeveer 200 Mln. Euro gemoeid over een 4-jaars periode. Bedrijven en Universiteiten betalen bij TI Pharma elk een kwart, met daarbij de overheid de andere helft. Een ontwikkeling van een topinstituut biedt direct 400 banen, maar zal door spin-off van andere medische technologiebedrijven minimaal 5.000 hoogwaardige arbeidsplaatsen kunnen opleveren.
Vorming van een TopInstituut Oncologie zou de krachten bundelen van de universiteiten en anderen die met R&D op dit gebied in Nederland actief zijn. Dit instituut zou ook mogelijkheden voor kansrijke technologieën kunnen nagaan, zoals protontherapie. Extra investeringen 150 Mln. Euro, extra banen ca. 5.000+.
Ω 44
Ω 45
4. Conclusies en aanbevelingen Zowel voor medische technologie (focus: oncologie) als voor healthy aging wordt de kennis best opgebouwd en gedeeld in speciale instituten. Resultaten zijn producten en technologieën, waarmee Nederland een leidende rol kan innemen en aan de snel stijgende wereldvraag kan voldoen. Aanbevelingen zijn dan ook: - Versterk de rol van TI Pharma en open een Top Instituut voor medische technologie (Oncologie) en Healthy Aging (Chronische ziekten). Breng hierbij tevens focus aan in de aandachtsgebieden van universiteiten en maak een duidelijke verbinding tussen TU’s en Medische faculteiten. - Stimuleer met starterprogramma’s de spin-offs van deze topinstituten - Voer programma’s in voor healthy aging om proeven op grotere schaal te doen, zoals met telemonitoring - Onderzoek het stimuleren van private zorg op verschillende terreinen, inclusief het leveren van meer uitgebreide zorg. - Een verdere ontwikkeling van medische logistiek, waar snelheid, precies, betrouwbaarheid etc. van levensbelang zijn.
Referenties: RIVM 2010; Cleland 2005 Journal of the American College of Cardiology. 2005; 45:1654-1664, doi:10.1016/j.jacc.2005.01.050
Ω 46
Ω 47
ICT
ICT
Samenvatting De Informatie- en Communicatie Technologie sector levert aan vrijwel alle sectoren in de samenleving een bijdrage, en het wordt overal als ‘powertool’ toegepast. Banken, overheid, industrie, dienstverleners etc. kunnen niet buiten een goede ICT infrastructuur en ‘state-of-the-art’ toepassingen. Nieuwe ontwikkelingen bieden kansen op verhoogde concurrentiekracht en groei, zoals Cloud Computing, Smart Grids, Mobiele toepassingen, Gaming etc. Ω denkt dat ons land met investeringen in een gemoderniseerde ict infrastructuur voor de overheid, het aanleggen van glasvezelinfrastructuur in het hele land in een hoger tempo en het bevorderen van het ontwikkelen van toepassingen, ook in de mobiele sfeer, de komende 10 jaar meer dan 150.000 banen kan scheppen; daarnaast bieden nieuwe technologieën groei mogelijkheden in de economie ter waarde van € 90 miljard of meer tot 2030. Ω merkt op dat er wel initiatieven onderweg zijn, al laat het tempo van veranderingen ernstig te wensen over. Een aantal conclusies:
1. Cloud Computing voor de overheid In het geval van Cloud Computing betreft het een structurele ingreep in de informatieinfrastructuur van alle overheden van ons land en mogelijk maken van een andere wijze van werken. Situatie: De nieuwe regering heeft via het samenvoegen van ministeries de aansturing van een aantal kennisgebieden en complexe issues in ons land anders verticaal opgehangen. Er zijn 5 ministeries minder met als intentie slagvaardiger te kunnen zijn bij het regeren. Toch is het als maatregel ons inziens in het licht van hierboven beschreven hoognodige “kanteling” nog incompleet. Wij stellen voor via betere informatie- en communicatiekanalen via o.a. cloud computing de mensen beter in horizontale ketens over afdelingsgrenzen op elkaar aan te sluiten en samen te laten werken. Immers het primaire proces van alle overheidsdienaren is gestoeld op het analyseren, veredelen en delen van informatie en kennis. De systemen en organisaties hoeven dus niet vervangen te worden of vernieuwd maar moeten beter voor elkaar toegankelijk worden en zinvol gekoppeld.
Ω 01 48
Ω 49
2. Glasvezelinfrastructuur in het hele land Iedereen is het er over eens dat een met optische vezels ‘verglaasd’ Nederland een grote stimulans zal zijn voor onze economie. Productiviteit gaat omhoog, onnodig reizen (voorkoming files, uitstoot) wordt voorkomen, innovatie zal plaatsvinden door mogelijkheden die de techniek van vandaag niet biedt. Echter, Ω constateert dat het gewenste tijdstip (2018) om in Nederland ca. 80% van de huishoudens en bedrijven van glasvezelaansluitingen te hebben voorzien, niet gehaald gaat worden, door het ontbreken van de capaciteit dit aan te leggen, en door de verticale versnipperde aanpak. Met de huidige stand van zaken wordt dit pas in 2030 bereikt. Dat betekent het niet kunnen realiseren van extra economische groei ( de schatting is 0.5 % per jr.) ten gevolge van glasfiber aanleg gedurende 12 jaar, hetgeen wordt geschat op een bedrag van in totaal € 45 miljard. Om toch te versnellen is wet en regelgeving van de overheid nodig die de fysieke onderlaag voor de aansluitnetwerken afsplitst tot en nutsfunctie in het hele land.
3. Toepassingen/Mobile Computing/Smart Grid Naast de vereisten van een overal en altijd beschikbare en snelle infrastructuur, bestaande uit hardware/software en communicatiestructuren, zijn het uiteindelijk de toepassingen die het verschil zullen maken in productie, dienstverlening enzovoorts is Ω van mening dat het investeren in innovaties op het gebied van toepassingen noodzakelijk is waarbij men kan denken aan toepassingen in de kern gebieden waar Nederland sterk in is, om die positie te behouden. Daarnaast zijn groei gebieden als Gaming interessant en succesvol. Er is een Nederlandstalige software markt (op dit moment ligt de waarde op ca. € 17 miljard per jaar)8, deze biedt vele kansen voor groei van omzet en werkgelegenheid. Investering in toegepast onderwijs is nodig, o.a. in het Mobile Computing segment, want daar ontstaat een nieuwe zg. APP-ecologie. Dat vereist grotere datacommunicatie capaciteit via optic fibers, hogere snelheden, waarbij de arbeidsproductiviteit significant kan stijgen, tot wel 25%. Ook Smart Grids behoeven een datacommunicatie infrastructuur waar ICT een belangrijke rol vervult in het managen van pieken van decentrale opwekking, opslag van energie, informatievoorziening van/naar de eindgebruiker voor efficiënter energiegebruik, het terugbrengen van CO2 uitstoot.
Probleemstelling Strategie: In volwassen, dynamische en succesvolle complexe ecosystemen heeft altijd een ontkoppeling en kanteling plaatsgevonden van: hiërarchisch verticale autonome
en gesloten functiespecifieke silo’s naar horizontaal aangesloten lagen van generieke transsectorale aangesloten multidisciplinaire waardeketens. Dit maakt het mogelijk om veel flexibeler op onderdelen verbeteringen aan te brengen en te leren van en in te spelen op ook onverwachtse ervaringen, die niet te plannen of centraal te organiseren zijn. Een voorbeeld daarvan is de sector transport en logistiek, waar door de invoering van containers een grote verscheidenheid van inhoud van goederen werd ontkoppeld van een grote keuze aan transportmiddelen. Hierdoor zijn multimediale horizontale “netwerken” voor transport ontstaan, zoals bijv. van vrachtschepen à treinen, duwbakken à vrachtwagens. Door bovengenoemde kanteling ontstaan een steeds hoger tempo nieuwe combinaties van: - samenwerking & concurrentie; binnen & buiten; - uitbesteden & ‘in huis’ besteden; - inhoudelijke specialisatie & in waardeketens gekoppelde regie en coördinatie; Voor een dergelijke bewust aangestuurde strategische ingreep hoeft niet te worden gereorganiseerd maar wel een andere wijze van samenwerken en extern verbinden, afgedwongen door leiderschap in het bedrijfsleven en overheid.
Oplossing Cloud Computing: Omega adviseert dit qua beleid de basis te laten vormen voor de doelstellingen van het kabinet en pleit voor een zogenaamd ‘transformationele outsourcing’ om in hoog tempo de noodzakelijke veranderingen te bewerkstelligen. Deze veranderingsuitbesteding zal samenwerken tussen departementen faciliteren en stimuleren. Nieuwe technologieën gaan nog verder met pay-per-transaction modules die investeringen soms overbodig maken. Met geschatte investeringen van ca. 100 miljoen € per jaar, is in de automatisering van de overheid alleen al een rendement te behalen van ongeveer € 1 Miljard in 4 jaar. Dat bedrag kan onverkort worden geïnvesteerd in E - Overheid oplossingen waardoor nog aanzienlijk grotere besparingen te realiseren zijn. Aanbevolen wordt de daarvoor geschikte taken uit te besteden aan derden, mogelijk een consortium, hetgeen in een periode van 2-4 jaar moet zijn afgerond. Wat betreft het Nederlandse bedrijfsleven, stel Ω voor een pakket van fiscaal vriendelijke maatregelen om een vooraanstaande positie in te nemen qua automatiseringsgraad en dientengevolge concurrentiepositie van onze bedrijven.
8 http://www.ictoffice.nl/Files/TER/Dialogic%20-%20ICT~Office%20Dutch%20software
%20sector%202010.pdf
Ω 50
Ω 51
Wat betreft de glasvezelinfrastructuur is nodig: het snel invoeren van wet en regelgeving voor kanteling en splitsing plus het tijdig definiëren van interfaces en koppelvlakken. Dat was indertijd ook de kern van het succes van GSM mobiele telefonie. Denktank Ω adviseert: 1. Wetgeving in te voeren die de bestaande (verticale) koppeling tussen infrastructuur, distributie en applicaties/content doorbreekt. Door toekomstvaste Infrastructuur te separeren en deze toegankelijk te maken voor alle netwerk-dienstenaanbieders wordt concurrentie en een breed productaanbod gegarandeerd. 2. Overleg tussen de in 2 genoemde financiële partijen en de overheid tot stand te brengen via de “Bijzondere Financieringsunit Overheid”, als elders beschreven in dit document. Op deze wijze kan door optimale samenwerking tussen partijen een versnelling in de uitvoering van de glas infrastructuur bereikt worden. Door de aanleg van de deze lange termijn bruikbare fysieke infrastructuur in het hele land ter hand te nemen en uit te laten voeren, en denken wij dat dit in 2020 kan worden afgerond. Op dit moment is slechts 4% uitgerold voor de FttH aansluitnetten, hetgeen betekent dat wijziging in de regels nu nog zeer goed mogelijk is. Benodigde kennis en kunde dient te worden ingehuurd, op tijdelijke of permanente basis. Extra werkgelegenheid wordt geschat op direct ca. 10.000 banen in de bouw/aannemerij en installatiebedrijven; en indirect op ca. 150.000 in dienstverlening, media en gebruik binnen organisaties op basis van ICT innovaties en werken volgens nieuwe businessmodellen (mede gebaseerd op o.a. schattingen van de EU en van het Nationaal Breedband Netwerk project van de Australische regering).
Nadelen/beperkingen Een nadeel kan de gevestigde cultuur/leiderschapstijlen zijn die hebben geleid tot een verticaal versnipperde ICT infrastructuur. Computersystemen dienen toegankelijk gemaakt te worden. Samenwerkingsondersteuning en beveiliging speelt daarin een belangrijke rol. Er moet dus ook in de ICT infrastructuur worden gekanteld, gesplist en horizontaal op elkaar aangesloten in waardeketens die doorlopen tot in de bedrijven, kantoren en woningen.
Ω 52
Intersectoraal belang 1. besparing energie, vermindering CO2, efficiënter gebruik arbeidsuren, productiviteitstijging per werknemer, door invoeren telewerken; 2. in de energie sector zal ICT ingevoerd worden door tweezijdige energie voorziening te implementeren, alsmede energieopslag en smartmeters; 3. in de transportsector kan de ketenregie alleen worden ingevoerd indien er a. een samenwerking ontstaat tussen de havens van Rotterdam, Antwerpen, Amsterdam en Bremen/Hamburg; b. de investeringen te vergroten om een meerwaarde van 7 miljard Euro te borgen tegen 2020; bij het huidige investeringspeil van 6 miljoen per jaar zal dat niet lukken; 4. in de gezondheidszorg de ict kennis bundelen in een cross sectorale benadering van huisarts tot specialist door middel van smartcards, logistieke oplossingen, centrale inkoop e.d. De Denktank Omega stelt voor dat strategie, invoering en uitvoering van ICT projecten in ons land voor worden bepaald door een bestuursstructuur naar een voorbeeld zoals die in Singapore met succes opereert. Daar leidt de iDA, inclusief de Rijks CIO de vernieuwingen op dit gebied: http://en.wikipedia.org/wiki/Infocomm_Development_Authority_of_Singapore Dit is een Agentschap met mandaat van de Regering aldaar, die behalve het formuleren van het beleid ook inhoudelijk toeziet op R&D en op uitvoering van de regelgeving (zoals OPTA) bij ons. De ICTU kan hierin opgaan en ICT Regie wordt in ons voorstel niet opgeheven maar gesplitst in twee delen: • ICT Autoriteit (strategie) • ICT Invoering (tactisch beheer, change management, R&D), ook voor overheid zelf. En de uitvoering wordt belegd via aanbesteding bij bedrijven (consortia), projectbureaus, dienstverleners.
Ω 53
Onderwijs en Ondezoek
Onderwijs en Onderzoek
Samenvatting Een randvoorwaarde voor het verbeteren van de concurrentiepositie van Nederland is Onderwijs en Onderzoek. Bruikbare vakkennis, snel verder kunnen blijven ontwikkelen van producten & diensten en Blijvende Ontwikkeling (Education Permanente) is de sleutel tot een welvarende toekomst. Gezien de opkomst van kennis economieën in het Verre Oosten een bijzondere uitdaging. In plaats van bezuinigen op onderwijs en onderzoek, adviseert Ω te investeren in hogere kwaliteit in beroeps- en academisch onderwijs + R&D. Dit is de beste investering die we kunnen doen. Die investering wordt gefinancierd door het terugdringen van uitval, mogelijk maken van private financiering, sponsors uit het bedrijfsleven. Door beter Onderwijs en Onderzoek worden naar schatting ca. 50-100.000 banen gecreëerd in verschillende sectoren met een toegevoegde waarde van € 4 miljard voor onze economie en samenleving. Daarbij is het een factor om buitenlands talent aan te trekken.
Aanleiding Nederland wil terug in de top 20 van Universiteiten, een betere aansluiting op vervolg onderwijs, een mogelijkheid bieden om zich blijvend te ontwikkelen. De volgende ideeën brengt Ω naar voren:
Oplossingen 1. Permanente Educatie als wettelijk verplicht onderdeel van arbeidsvoorwaarden, waaraan werkgevers en werknemers een financiële bijdrage leveren, gesteund door fiscaal vriendelijke regelingen; samen investeren in de toekomst. 2. Een sterkere nadruk op Private Financiering van Onderwijs door het instellen van meer Leerstoelen, door privé personen en bedrijven; zo ook door belanghebbenden in voortgezet middelbaar en hoger onderwijs. Belanghebbenden kunnen dan als eerste keus hun vacatures voorleggen aan de studenten/scholieren. Tevens wordt het mogelijk docenten aan te trekken op het hoogste niveau, zodat op elke vorm van onderwijs de term vakmanschap opnieuw intrede doet. Kwaliteit overleeft. In Singapore trekt men de beste hoogleraren aan tegen aanzienlijke vergoedingen. De pay-off is daar blijkbaar evident9. Verstrek aantrekkelijke fiscale tegemoetkomingen aan stichtingen, privéfoundations hetgeen geldstromen richting Onderwijs mogelijk maakt.
Ω 01 54
Ω 55
3. Onderwijs dient tevens de uitdaging te bieden zich verder te ontwikkelen, juist waar wij streven naar een hoogwaardige kennis economie. Dat vereist aansluitingsmogelijkheden op een hogere vorm van onderwijs. Alleen op deze manier is onderwijs uitdagend en lonend. 4. In deze gedachtegang past uitstekend de vorming van excellente studieprogramma’s waarbij niet een bepaalde groep wordt geselecteerd als een soort bijzonderheid, maar het algemene niveau wordt verhoogd. Ons meetsysteem biedt voldoende mogelijkheden tot differentiatie. 5. Selectie aan de poort is noodzakelijk. Te lang hebben wij geleefd met de gedachte dat hoger onderwijs vrij toe-gankelijk moet zijn. Dat levert middelmatigheid op, met hier en daar uitzonderingen. Die uitzondering moet de nieuwe norm worden. Het testen, monitoren en begeleiden van leerlingen/studenten dient plaats te vinden vanaf 12 jr. Een betere kennis van jezelf leidt tot betere keuzes, voorkomt teleurstellingen. Regionale specialismen. Het moet mogelijk zijn om zich verder te bekwamen in bepaalde vakgebieden die op een andere onderwijsinstelling een specialisme zijn. Op die manier is er toegang tot de hoogst mogelijke vorm van onderwijs tegen aanvaardbare kosten. Niet zinnig is het om onderwijsinstellingen met elkaar te laten concurreren, er ontstaat versnippering van middelen, zowel aan de personele als aan de financiële kant. 6. Financiering van deze plannen moet komen uit het terug-dringen van de kosten studie-uitval. Die bedragen naar schatting ca. 6 miljard € per jaar en is onaanvaardbaar. De kosten om dit terug te brengen naar ca. 1-1.5 Miljard € zijn laag. Deze bedragen per jaar ca. € 150-200 Miljoen waarbij naar 3-5 jaar een bedrag van 4.5 Miljard € vrij valt. Dat bedrag moet opnieuw in onderwijs en research worden geïnvesteerd. Concreet voorstel: De hoge uitval op het niveau VMBO/ MBO vraagt om een rigoureuze aanpak. Het voorstel is kernen te vormen van net gepensioneerde leerkrachten en vroeg uitgetreden ervaringskrachten uit het bedrijfsleven die tegen een beperkte vergoeding een gedefinieerde be-geleiding van een groep voor hun rekening nemen. Dezelfde oplossing zou kunnen gelden voor allochtone groepen waar-mee samenhorigheid in de maatschappij wordt bevorderd.
7. Universiteiten: Meer diversiteit door de Topspecialiteiten te benoemen. Om meer Bèta gerichte R&D te stimuleren en tijdens het werk te leren van de ervaringen geld ter beschikking stellen aan en van mensen die rechtstreeks vanuit de Universiteit met een eigen bedrijf zijn begonnen. Bijvoorbeeld net zoals bij de Gaming, ook een ecologie voor APPs inrichten. 8. De verdere Kennisinfrastructuurontwikkeling met behulp van ICT dient gecentraliseerd en efficiënt te geschieden in SURF verband. Ons voorstel zou zijn de ICT voor elk type onderwijs operationeel uit te besteden, waarbij schaalgrootte en eenduidige systemen zullen leiden tot kennisuitwisseling, meer mogelijkheden om specialismen te bedrijven, kennis te verhogen, zonder grote investeringen. Op dit moment opereren de onderwijsinstellingen en faculteiten als silo’s, als individuele operationele eenheden. Een besparing zal hier zeker kunnen plaatsvinden. Gegevens daarover zijn nog niet beschikbaar. Bovendien is er dringend behoefte aan meer en beter opgeleidde ICT specialisten en leading edge netwerk ingenieurs. In hun opleiding moet dringend geïnvesteerd worden. 9. Nadelen. De huidige cultuur staat moeizaam veranderingen toe die op gerichte wijze als gevolg van keuzes het kennis niveau moeten verhogen, waarbij de beroepsgroepen niet mogen worden vergeten. Naar het inzicht van Ω is het noodzakelijk het denken over onderwijs tevens te belichten vanuit het belangenperspectief van de Nederlandse samenleving in economische zin. De bewustwording van deze noodzaak is een eerste vereiste om de verandering op gang te brengen. Daarnaast is het van het grootste belang om zich te realiseren dat de wereld buiten Nederland of Europa, in een zeer hoog tempo zich aan het ontwikkelen is. Slechts gewezen hoeft te worden op bijvoorbeeld het hoge aantal ingenieurs van China en India jaarlijks afleveren, beter bekend als de ‘KennisTsunami’. De hoogste tijd om te schakelen. 10. De denktank Ω adviseert om alle scripties in HBO en WO te digitaliseren in een open website. Dit leidt tot verbetering van het kennisniveau van bedrijfsleven en overheden en dat studenten en onderwijs meer en beter verbonden worden en meer gaan samen denken en samenwerken op allerlei onderzoeksterreinen met als uiteindelijk doel tot verbeteringen in welvaart en welzijn.
Rotterdam, 7 December 2010
9 In Singapore ontbrak het aan lokale topwetenschappers; in Nederland is dat wel beschikbaar.
Ω 56
Ω 57
Appendix A - Energie Bijlage: Kansrijke initiatieven op het gebied van energievoorziening
Zonneterp: Alle nutsvoorzieningen worden in de stadwijk zelf opgewekt, de kosten bedragen 10% van wat nu op basis van fossiele brandstoffen aan de bewoners in rekening wordt gebracht voor winterwarmte, zomerkoeling, elektriciteit, drinkwater, rioolbelasting en vuilafvoer. Dit is een puur Nederlandse combinatie van technieken.
PhotoVoltaisch: Helianthos: Een zonnefolie op basis van de klassieke amorf silicium zonnecel zoals op de Universiteit Utrecht ontwikkeld, maar dan volautomatisch in-line geproduceerd, zodat de kosten van een PV-dak niet hoger zijn dan die van een standaard pannendak. 70 m wekken de jaarlijkse elektriciteitsbehoefte op van een Nederlandse woning.
Biomassa Energieteelt: Ingrepro in Barchem is het enige bedrijf dat, op kleine schaal, winst maakt met de teelt van algen. Het vorige ministerie LNV heeft algen als varkensvoer niet toegestaan. Hef dit verbod op. De techniek lost een mestprobleem op en het varkensvlees krijgt een Ω-3 vetzuurgehalte.
Vergassing: Akzo Nobel, Albemarle, ExxonMobil en Shell Global Solutions International B.V.) en Nederlandse universiteiten voor de ontwikkeling van katalytische vergassing van landbouwafval naar waterstof.
Biomassa-Waterstofomzetting: Nedstack: Het grootste brandstofcel bedrijf van Europa, gegroeid uit samenwerking van Akzo Nobel en ECN, kan Nederlandse taxi’s en stadsbussen op waterstof laten rijden, voor lagere kosten dan fossiele brandstof (excl. belasting?).
Vergisting: Agri MoDEM heeft de helft van het reactorvolume, geen warmtebehoefte, bijna zuivere methaanopbrengst, terugwinning van nutriënten.
Biomassa naar diesel Biofuel BV heeft een proces voor omzetten van biologisch restafval inclusief GFT in biodiesel van hoge kwaliteit. Het proces is in een proeffabriek van TNO met succes getest en gereed voor opschaling
Ω 01 58
Ω 59
Appendix B - ICT Lijst van urgente overheidsinvesteringen in ICT:
Invoering Smart Grids voor tweerichting Elektra: Voor distributief opwekking, verrekening en distributie van elektrische energie. Vervlechting van ICT netwerken en sterkstroomnetten tot en tot in de woonhuizen. Geschatte investering 10 miljoen/jaar.
Invoering Smart Grids voor Waterbeheer: Experimenten per gemeente, export mogelijkheden. Meetnet/distributienet tegen verspilling van hoge kwaliteit drinkwater. En aanleg tweerichting buizenstelsel voor decentrale opvang en distributie van regenwater (lagere kwaliteit voor bijv. was en gewas). Investering 2 miljoen/ jaar.
Verdere invoering gebruik van Open Source Software: Betere kwaliteit en lagere kosten. Werkgelegenheid voor ontwikkelgroepen. Investering: 2 miljoen/jaar
Invoering van gebruik van Groene ICT: Via DHO, Stichting ‘Green ICT’, besparingen, knowhow, verlaging CO2 uitstoot. Investering: 5 miljoen/jaar
Invoering en stimulering van structuren voor ‘Connected Professionals’ Waardecreatie in “co-laboratoria” en in vormen van het “nieuwe werken”; Open inclusieve communities met aantrekkingskracht (PULL). Investering 4 miljoen/jaar.
Ω 01 60
Ω 61
Leden Denktank Ω
Drs. Rob M. Westerhof Opleiding: Bedrijfseconomie Erasmus Universiteit Rotterdam, Post Graduate Harvard Business School. Gastdocent Harvard Business School, Columbia University New York, Yale University, New Heaven Univ. Chinese University HongKong, Boardmember CEIBS, Shanghai Business School. Professionele carrière: Philips: diverse posities in divisies Computers, Telecommunicatie, Medische Systemen, CEO Philips China(Azië), CEO Philips Noord Amerika. Thans commissaris bij beursgenoteerde en private bedrijven in Nederland, Duitsland, Hongkong, China. Business Ambassadeur van de Hongkong regering.
Mr. Bernard F. Scheffens Managing Director iBSC en Partner eXcellerate Consulting Achtergrond: jurist, studeerde Internationaal Recht aan de Universiteit van Utrecht; Professionele carrière: IBM Nederland in 1984 in diverse nationale en internationale sales en staf functies, laatstelijk voor IBM Europa. Lid van directie EDS Nederland en Vice President Sales & Business Development; EMEA Account & Operations Director Manpower voor een HR Outsourcing project in Zuid-Europa voor Global IT player; EMEA Director Sales & Marketing voor UK IT Services bedrijf in Bruxelles; Managing Director iBSC en Partner eXcellerate Consulting.
Prof. Ir. Jaap van Till Netwerkarchitect en onafhankelijk adviseur computernetwerken Stratix Consulting; Lid van de Wetenschappelijk Technische Raad, Lid van de Stichting SURF Elektrotechnisch ingenieur en emeritus hoogleraar corporate networks & internetinfrastructures TU Delft; Emeritus lector HAN in Arnhem/Nijmegen, netwerkontwerp en implementatie bij Akzo-Nobel; Telecom wet en regelgeving. Betrokken bij ontwerp en invoering van de verschillende fasen van SURFnet, het “interne internet”, t.b.v. de kennisinfrastructuur in Nederland. Bij Stratix architect van een aantal zeer grote interne netwerken van bedrijven en ministeries.
Ω 01 62
Ω 63
Ir. Theo F.M. Steinebach
Mr. drs. Arnold Stokking
Directeur/Eigenaar TMFS Vastgoed BV TU-Delft Civiele Techniek,afgestudeerd in 1970 Werkervaring: Ballast Nedam nationaal als internationaal NBM-AMSTELLAND Arcadis
Mr. Willem Vunderink Partner KPMG Meijburg Studeerde fiscaal recht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Van 1996 tot en met 2008 was hij werkzaam in de internationale belasting-adviespraktijk bij Ernst & Young in Rotterdam, Londen en Amsterdam. Vanaf 2009 is hij bij KPMG Meijburg & Co partner en verantwoordelijk voor de M&A Tax praktijk te Amstelveen. Naast internationale fusies en overnames is Vunderink gespecialiseerd in Private Equity. Naast zijn werkkring belastingadviespraktijk betrokken bij diverse initiatieven om het Nederlandse bedrijfsleven en investeringsklimaat te versterken. Initiatiefnemer en voorzitter van de Stichting Portal Holland, een in 2010 opgericht platform om alternatieve liquiditeit uit het buitenland beschikbaar te stellen voor Nederlandse bedrijven. Als docent verbonden aan de International Tax Academy van het International Bureau of Fiscal Documentation te Amsterdam. Daarnaast geeft hij frequent lezingen en trainingen over fiscale aspecten van internationale fusies & overnames waaronder de jaarlijkse Masterclass Fusies en Overnames van Business Universiteit Nyenrode.
Bedrijfskundige gespecialiseerd in innovatie management heeft rechten en bedrijfskunde gestudeerd alvorens bij Philips in dienst te treden. Arnold heeft ruim 20 jaar werkervaring in de high tech industrie bij met name Philips en TNO op diverse leidinggevende functies. Arnold is verantwoordelijk geweest voor sales en marketing organisaties in Marokko, Kazakstan, Japan en Tsjechië. Arnold heeft een passie voor innovatie en heeft uit dien hoofde diverse high tech producten naar de markt gebracht en innovatieve business activiteiten opgestart. Ook is Arnold gespecialiseerd in het opzetten van samenwerkingsverbanden met name gericht op technologische en marketing innovaties. Op dit moment geeft Arnold leiding aan de activiteiten voor industriële innovatie van TNO.
Drs. T.J. van Heesch ex-plv.DG Industrie (EZ), ex-Philips, ex-KPN en ex-BT. Commissaris Brabantse Ontwikkeling Maatschappij BOM. 17 jaar gewerkt voor Ministerie Economische Zaken waaronder 3 jaar als Directeur Industriepolitiek voor de OESO in Parijs. Na terugkeer uit Parijs tot Commissaris Buitenlandse Investeringen benoemd (aantrekken van buitenlandse bedrijven) alvorens plv.DGI te worden met een Commissariaat bij Fokker Aircraft en de Maatschappij voor Industriële projecten(MIP; thans Alpinvest); in 1991 naar Philips gegaan als senior Director Europe, vervolgens naar KPN en tenslotte de jaren, tot pensionering bij British Telecom als lid RvB van Syntegra (Internationale ICT dienstverlener met hoofdkantoor in Londen) en tenslotte Algemeen Directeur Centraal- en Oost Europa.
Drs. Jac M.B.M. Warmerdam Directeur Stichting Agro & Co Brabant en Agro & Co Kapitaalfonds B.V. Jac Warmerdam is sinds 2004 directeur van Agro & Co, een economische ontwikkeling- en investeringsmaatschappij voor de agro/food sector en groene ruimte van Brabant. Daarvoor was hij werkzaam als adjunct-directeur/hoofd ontwikkeling & innovatie van NV Brabantse Ontwikkelings Maatschappij (BOM), directeur Advanced Public Transport Systems B.V., bestuurder Stichting Platform Hoogwaardig Openbaar Vervoer, directeur Stichting Intensivering Scholing door Onderwijsinstellingen (iSo) en coördinator arbeidsmarktbeleid Gemeente Tilburg.
Ω 64
Drs. Ruud Sleijffers Laatste functie: CEO Royal Philips in Regio Europa/Midden Oosten/Afrika 33 Jaar Philips waarvan 15 jaar in Azië (Japan, Korea, Hong Kong /China Nevenfuncties: Coach “Top Executive Coaching“; Voorzitter Raad van Commissarissen “One2Many“ Member International Executive Education Board “Nyenrode University”
Ω 65
Drs. Aart J. Houwink
Drs. Elly C.N. Hilgeman
Onafhankelijk financieel consultant en ex-bankier
Verandermanager, procesbegeleider en coach
Aart Houwink is onafhankelijk financieel consultant. Hij is werkzaam op het gebied van Strategie, Financiële Structurering, Aantrekken van Eigen of Vreemd Vermogen en Kapitaal Management. Hieraan voorafgaand werkte Aart Houwink voor ABN AMRO Bank en Royal Bank of Scotland. Hij begon zijn loopbaan binnen het Nederlandse kantorennet van de bank tot hij in 1990 verantwoordelijk werd voor de internationale klanten van ABN AMRO in New York. Na zijn verblijf in de V.S. werd hij in 1994 Adjunct Directeur Corporate Finance / M&A in Amsterdam. In 2000 werd Aart Houwink als Managing director verantwoordelijk voor de e-Commerce strategie van de Wholesale Bank van ABN AMRO. Na deze functie werd hij hoofd van het wereldwijde management van de top klanten van de bank in de Technologie sector. In 2006 werd Aart Houwink CFO/COO van de Business Unit Global Clients van ABN AMRO.
Opgeleid als klinisch chemicus en bedrijfskundige, jarenlang werkzaam geweest als manager/directeur binnen de zorgsector. Met name ervaring opgedaan binnen de context van de universitaire medische centra en de topklinische zorg. Gespecialiseerd in strategische en governance vraagstukken. Daarbij altijd op zoek naar dat wat (onderdelen van) organisaties of wat mensen verbindt. De afgelopen zes jaren werkzaam als vrijgevestigd professional, zowel in de zorgsector als binnen overheidsorganisaties. Daarnaast sinds 2002 actief als toezichthouder / commissaris van een aantal grote ondernemingen. Sinds 2008 ook voorzitter van het toezichthoudend bestuur van de Borstkankervereniging Nederland en als zodanig verantwoordelijk voor de transitie van klassieke naar eigentijdse patiëntenvereniging.
Drs. Jelle Boonstra Drs. Roel M.M. Fonville
Manager Transport en Logistiek Nederland
Voormalig Senior Vice President, General Manager Philips Healthcare Nederland Roel Fonville is voormalig Senior Vice President en voorzitter van het bestuur van Philips Medical Systems Nederland BV in Best. Van 1979 tot 2010 werkte hij bij Koninklijke Philips Electronics, in research en development, business management en algemeen bestuurlijke functies in de micro elektronica en de medische apparaten industrie. Momenteel is hij zelfstandig adviseur en voorzitter van Holland Health Tech - de Branchevereniging voor de medisch technologische apparatuur industrie, lid van de Raad van Toezicht van het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis in Nijmegen, lid van de Raad van Commissarissen van het Mikrocentrum in Eindhoven en voorzitter van het Business Cluster Semiconductors.
Na zijn studie bedrijfseconomie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam werkte Jelle Boonstra bij twee grote accountantskantoren als adviseur van bedrijven en instellingen op het gebied van (fiscale) stimuleringsfaciliteiten en subsidies. Een groot aantal van zijn opdrachtgevers was actief in transport en overslag van goederen en logistiek.
Sinds 2006 Lid Management Team bij brancheorganisatie Transport en Logistiek Nederland (TLN) en verantwoordelijk voor de afdeling Collectieve Belangen. Hij behartigt met een team van beleidsadviseurs, deelmarktsecretarissen en onderzoekers de belangen van de sector transport en logistiek op nationaal en Europees niveau. Ondernemen makkelijker maken door beter werkbare wet- en regelgeving staat daarin centraal. Daarnaast is hij verantwoordelijk voor het opzetten en uitbouwen van activiteiten van TLN binnen logistiek en supply-chains.
Dr. Michiel H. Nijdam Senior Onderzoeker Haven- en Vervoerseconomie Michiel Nijdam (1975) is sinds 2000 verbonden aan de Erasmus Universiteit, met de specialisatie haven en vervoerseconomie. Hij is auteur van vele onderzoeksrapporten en artikelen over havens, vervoer en logistiek. In 2010 gepromoveerd op het onderwerp ‘leader firms in de Rotterdamse haven’. Tevens is hij zakelijk directeur van RHV bv, een universitaire BV met als doel kennisvalorisatie op het gebied van Regionale economie, Haven en Vervoerseconomie.
Ω 66
Ω 67
Drs. M.C. van Gelder
Dr. Ir. Kees de Gooijer
Voorzitter Raad van Bestuur Mediq
Directeur van de Food & Nutrition Delta
Marc van Gelder (1961) haalde zijn doctoraal examen bedrijfseconomie aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam (Nederland). Ook voltooide hij de opleiding Master of Business Administration aan de Wharton School (University of Pennsylvania, Verenigde Staten). Per 1 december 2005 is Marc benoemd tot voorzitter van de Raad van Bestuur van Mediq N.V. Voordat hij op 1 januari 2005 in dienst trad bij Mediq was hij onder meer werkzaam bij McKinsey & Company en Royal Ahold. Hij heeft brede internationale ervaring op het gebied van retailmarketing, logistiek, IT, strategie en lijnmanagement. Naast zijn activiteiten bij Mediq N.V. is Marc tevens commissaris bij Maxeda N.V., lid adviesraad bij 3i Benelux, lid van het dagelijks bestuur van GIRP (de Europese koepelorganisatie van farmaceutische groothandels), bestuurslid van The NetherlandsAmerica Foundation in New York en lid Raad van Toezicht Paleis Het Loo.
Opleiding Levensmiddelentechnologie bij Cebeco-Handelsraad in de automatisering. Vanaf 1988 werkte hij bij de leerstoelgroep van Prof. Dr. Ir. J. Tramper, sectie Proceskunde van Wageningen Universiteit, van 1995 tot 1999 als Universitair Hoofddocent. Naast onderzoek op het terrein van Dierlijke Celkweek was hij verantwoordelijk voor de opleiding Biotechnologie. In de periode van januari 1999 tot april 2000 was hij directeur van het Onderwijsinstituut Technologie en Voeding van Wageningen Universiteit. In de periode april 2000 tot oktober 2003 was hij directeur van het RIKILT - Instituut voor Voedselveiligheid.
Dr. J.J.L. Heinerman Director Business Development BIOeCON Dr. Hans Heinerman heeft meer dan 30 jaar ervaring in onderzoek en business management bij Shell, Akzo Nobel, Albemarle en KiOR (start-up in Houston). Hij heeft zich zowel beziggehouden met conventionele raffinaderijprocessen voor de productie van brandstoffen als met onderzoek naar alternatieve brandstoffen. In zijn laatste functie bij Akzo Nobel was hij zowel in Nederland als in de US hoofd van de afdelingen waar onderzoek gedaan werd naar katalytisch kraken van aardolie. Daarna heeft Hans bij Albemarle en KiOR leiding gegeven aan onderzoek en business ontwikkeling m.b.t. alternatieve brandstoffen. Momenteel is hij als director business development verbonden aan BIOeCON, een technologiebedrijf in Nederland dat zich bezighoudt met de ontwikkeling van nieuwe groene brandstoffen en groene chemicaliën.
Jacques Kemp MBA Ex CEO ING Azië Insurance
Van Oktober 2003 was hij binnen Wageningen Universiteit en Researchcentrum algemeen directeur van de Agrotechnology and Food Sciences Group. Deze bestaat uit Agrotechnology & Food Innovations b.v., een modern onderzoekbedrijf dat innovatief, marktgestuurd onderzoek doet voor het bedrijfsleven en de overheid, en het departement Agrotechnologie en Voeding van Wageningen Universiteit, dat 18 voltijds leerstoelen telt die zich bezighouden met de fundamentele onderzoeksvragen en met state-of-the-art onderwijs (BSc & MSc in levensmiddelentechnologie, voeding, moleculaire wetenschappen, biotechnologie).
Dr. Frans Carpay Visiting Professor National University of Singapore and CEO EuroINC Pte. Ltd. in Singapore Frans Carpay is fysisch chemicus, gepromoveerd aan de universiteit van Utrecht. Hij is bijna 40 jaar in dienst geweest van Philips met name in R&D, waarvan de laatste 20 jaar in diverse directie functies. Vanuit zijn positie in de Philips International Research Directie is hij in 1993 naar Singapore uitgezonden om daar in opdracht van de overheid een Research Instituut op te zetten op het gebied van fabricagetechnologie (vergelijkbaar met TNO-Industrie). Daar heeft hij een netwerk opgebouwd in bedrijfsleven en overheid, op grond waarvan hij EuroINC heeft opgezet, een bedrijf, dat Europese bedrijven ondersteunt, die zich vestigen in Azië. In 2004 is hij benoemd tot deeltijdhoogleraar aan de NUS in Management van Technologie.
35 jaar internationale functies bij ING Group, op 3 continenten. Thans bestuurslid bij diverse ondernemingen en bestuursorganen; o.a. Voorzitter Netwerk Internationaal Ondernemen.
Ω 68
Ω 69
Ir. Kees Donker
Drs. R.T.M. van Baden
Innovation and Technology Executive for IBM Benelux
Vakbondsbestuurder FNV Bondgenoten
Kees heeft een technische achtergrond als Elektrotechnisch Ingenieur (Power Electronics). Heeft voor diverse multinationale bedrijven gewerkt zoals GTI, DOW Chemical, ABB en sinds 1995 voor IBM. Bij GTI en DOW Chemical heeft hij gewerkt als Technical Designer-Engineer alsmede in Ontwikkeling; Bij ABB was hij betrokken in management functies, gespecialiseerd in Services. Tot op heden is Donker werkzaam sinds 15 jaar bij IBM in verschillende functies. Voormalig Directeur Global Services IBM Nederland en daarna 5 jaar als CIO van IBM Global Services EMEA en als CIO van IBM Global Transformation Executive Services Europa. Sinds twee jaar vervult hij de rol van Healthcare & Life Sciences en Water Management Executive IBM Benelux.
Ron van Baden is als vakbondsbestuurder betrokken bij de bedrijven Philips, NXP Semiconductors, Océ Technology, ASML en de hightech sector in de regio Eindhoven. Vanuit die betrokkenheid heeft hij veel te maken met aspecten van het industrie- en innovatiebeleid en in het bijzonder met het arbeidsmarktbeleid. Zijn overtuiging is om door behoud van kennis en het investeren in mensen industrie voor Nederland te behouden. Deze overtuiging komt mede voort op basis van de kennis over de internationale aspecten en internationale ontwikkelingen van zijn werkgebied. Vanuit zijn hoedanigheid als vakbondsbestuurder is hij ook lid van de SER Brabant. Ron heeft op persoonlijke titel aan de omega werkgroep deelgenomen.
Ir. G.J.P. van Oosten Dr. Andre N.H. Nollet ( )
Algemeen Directeur ZLTO
Ex-General Manager Central Research Akzo/Nobel Studeerde cum Laude af aan de Universiteit van Amsterdam in Wis- en Natuurkunde, Organische Chemie. Promoveerde in 1969. Trad in dienst van Akzo/Nobel in 1970, waar hij werd benoemd tot Vice President research Chemicals Groep in 1986. Zijn werk kenmerkt zich door grote passie voor het vak en het marktgericht aansturen van zijn organisatie. In 1993 werd hij benoemd tot General Manager Central Research, rapporterend aan de RvB. Daarnaast diende hij als Lid van de Raad van Advies in diverse instanties, t.w. onder anderen NIOK, TTI en NWO; lid van de Sociëteit de Unie in Hilversum waar hij Praeses was van de Tafel Innovatie, een initiatief waaruit Ω is voortgekomen.
Gerard van Oosten werkte na zijn afstuderen aan Wageningen Universiteit een aantal jaren als docent aan de Hogere Agrarische School in Dordrecht en Delft. Vanaf 1988 werkt hij bij de Coöperatieve Tuinbouwveiling Delft-Westerlee w.a. en wordt algemeen directeur van de uit een fusie ontstane Groenteveiling Westland. In 1995 is hij mede initiatiefnemer van een fusie van 9 veilingen waaruit The Greenery ontstaat. Vanuit de Raad van Bestuur van The Greenery maakt hij in 1998 de overstap naar de ZLTO. Een organisatie die ontwikkelen, vernieuwen en ondernemen voor haar leden als de beste vorm van belangenbehartiging ziet.
Dr. Ir. E. [Noor] van Andel J.G.W. Versteijnen MBA MTL
directeur Fine Wire Heat Exchangers, uitvinders “Kas als Energiebron”, “Ademend Raam”, “Zonneterp”, “Smart Skin”, “HEZEPP” etc.
Algemeen Directeur 3e generatie transport en logistiek ondernemer (36) van het gelijknamige bedrijf Versteijnen Logistics. Van oudsher betrokken bij het ondernemerschap van een traditioneel familiebedrijf daarnaast 4 jaar ervaring opgedaan bij Cap Gemini in zowel binnen- als buitenland. Betrokken bij diverse projecten voor Vopak, TNT, Descartes, etc.
Ω 70
2008 ontwerper “HEZEPP”, 2007 KIVI-NIRIA speurwerkprijs voor energie, 2002 Eredoctoraat UvA voor Energiefysica, 1985-1999 Directeur Corporate Research Akzo[Nobel] “Helianthos”, “Solar Dew”, “Nedstack”, medeinitiator algenteelt in Barchem, 1995-1998 NWO gebiedsbestuur E, 1990 Gouden Hoogewerff medaille voor energiebesparing in de zware industrie, 1987-1990 KNCV bestuur, 1980-1985 Directeur R&D Akzo Zout Chemie “Soda vinyl chloride proces”, 1969-1980 Engineering, ICT en R&D bij Akzo, 1964-1969 Euratom CCR Ispra Directe Energie Conversie “Heat pipes”, 1956-1964 TU Delft fysische technologie, 1949-1956 Gymnasium Hengelo.
Ω 71
Ir. Kees de Groot
Dr. G.J. Jongerden
Ex Vice-President EP research en technologie (Shell international)
Managing Director Helianthos bv
Ir. Kees de Groot (1939) studeerde Scheikundige Technologie aan de TU Delft (1962). Hij werkte vanaf 1963 tot 1999 bij Shell in Nederland, Canada en de USA, op het gebied van opsporing en winning (EP). Hij begon in de exploratie research, maar was later o.a. verantwoordelijk voor de operaties in Afrika en het Midden Oosten, en na de val van de muur in ex-USSR. De laatste 6 jaren was hij vicepresident EP research en technologie (Shell international E&P, Rijswijk). Na zijn pensionering heeft hij de TU Delft, het Nederlands Genomics platform en laatstelijk Deltares (voorheen GeoDelft) ) geadviseerd bij het opzetten en leiden van research groepen of instituten. Hij was o.a. bestuurslid van de Technologiestichting STW, voorzitter van de Raad voor het technologiebeleid TU Delft en lid van het bestuur van diverse onderzoekscholen en is bestuurslid van het Dr. Schuermannfonds voor Precambrisch geologisch onderzoek. Hij is lid van de raad voor wetenschap, techniek en maatschappij van het KIVI. Vanuit zijn geochemische achtergrond en kennis heeft hij de laatste jaren de klimaatdiscussie gevolgd en hierover lezingen gegeven.
Gert Jan Jongerden (1959) is directeur van Helianthos bv, dochteronderneming van NV Nuon. Na zijn promotie op een onderwerp uit de vaste stof fysica, heeft hij gewerkt van 1987 tot en met 2005 in diverse functies bij Akzo Nobel, laatst als R&D afdelingshoofd Sinds 1997 tot op heden heeft hij leiding gegeven aan de ontwikkeling van Helianthos’ zonnecelfolie. Helianthos bv werd door Nuon in 2006 overgenomen van Akzo Nobel.
Floris van den Broek Vice President Software Improvement GroupPresident-Commissaris van IT bedrijf Multrix B.V. Daarvoor werkzaam bij Philips als Vice President Home Healthcare en Vice President Telecom. In 1998 startte hij Level 3 Communications in Nederland, waarvan hij tot 2005 directeur was. Voordien werkte hij bij AT&T in de Verenigde Staten als directeur van het internationale telecom netwerk.
Hij is naast zijn werk actief als venture partner bij Solid Ventures, een high-tech investeringsfonds in Amsterdam.
Floris is gepromoveerd in Informatica aan de TU Delft en is Master of Business Administration aan de University of California Berkeley.
Dr. Ton Daniels Partner Ernst & Young Belastingadviseurs LLP, Amsterdam Ton Daniels (1959) is sinds 2001 werkzaam in de internationale belastingadviespraktijk van Ernst & Young en adviseert met name ondernemingen in de financiële sector. Van 2000 to 2010 was hij tevens bijzonder hoogleraar Internationaal Belastingrecht aan de Universiteit Utrecht.
Ω 72
Prof. Dr. Ir. Siem Korver Professor Economie Universiteit van Tilburg Opleiding (Msc) en PhD) aan de Universiteit van Wageningen. Van 1979 tot 1989 doceerde Siem Korver aan de Universiteit van Wageningen als Assistent-professor. In 1986 was hij gastdocent als Hoogleraar aan de North Caroline State University. Na zijn academische periode was Siem Korver werkzaam in diverse management functies bij Nutreco N.V. In 2001 werd hij Director in de VION Food Group (Vion N.V.) waar hij momenteel de functie van Corporate Director Public Affairs Food bekleedt. Siem Korver is parttime Professor Food, Farming and Agri-business aan de Economische Faculteit van de Universiteit van Tilburg. He is ook verantwoordelijk voor de module Food, Agri- and Horti-Business van de Executive MBA Food and Finance van de Nyenrode Universiteit. Siem Korver is lid van verschillende (inter-) nationale Boards en Advisory Committees in de Agro/Food Sector.
Mr. Jochum Haakma Director Business Development at TMF Group Jochum Haakma is jurist, diplomaat (ex-Consul Generaal in Hongkong en Shanghai) en een expert op het gebied van handels- en investeringsbevordering. In 2006 werd hij benoemd tot Director of The Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) bij het ministerie van EZ. Daar was hij verantwoordelijk voor het aantrekken van buitenlandse investeringen naar Nederland. Nu is hij Director Group business development bij TMF Group BV in Amsterdam. Hij is wereldwijd verantwoordelijk voor de business development en branding (89 vestigingen in 67 landen). Met zijn ervaring, is hij bestuurslid van verschillende instituten en organisaties gericht op het Verre Oosten, Voorzitter van het Nederlands Centrum voor Handelsbevordering (NCH) en Voorzitter van het China Group van de Holland Financial Center (HFC).
Ω 73
Floris van den Broek Vice President Software Improvement GroupPresident-Commissaris van IT bedrijf Multrix B.V. Daarvoor werkzaam bij Philips als Vice President Home Healthcare en Vice President Telecom. In 1998 startte hij Level 3 Communications in Nederland, waarvan hij tot 2005 directeur was. Voordien werkte hij bij AT&T in de Verenigde Staten als directeur van het internationale telecom netwerk.
Hij is naast zijn werk actief als venture partner bij Solid Ventures, een high-tech investeringsfonds in Amsterdam.
Floris is gepromoveerd in Informatica aan de TU Delft en is Master of Business Administration aan de University of California Berkeley.
Peter H.P. Sierat Algemeen Directeur Transport & Logistiek Nederland Na zijn militaire dienst 8 jaar bij een accountantskantoor gewerkt en aan het NIVRA de studie voor registeraccountant gevolgd. Vervolgens bekleedde hij de functie van Financieel Directeur bij de fa. Verachtert, een transportonderneming, later eigenaar via een management buyout. In 2003 is het bedrijf verkocht aan De Rijke Group te Spijkenisse waar hij lid was van de directie. en is daar lid van de directieraad geworden. Nadat het afronden van een Europese Business Unit Liquid Bulk binnen hij De Rijke is Peter per 1 januari 2009 benoemd tot algemeen directeur bij Transport en Logistiek Nederland.
Ω 74
Ω 75
Studenten van de Economische Faculteitsvereniging Rotterdam (EFR)
Myrthe van Dieijen Studente (4e jrs.) Economie en Rechten In het lopende studiejaar Voorzitter van de Economische Faculteitsvereniging Rotterdam, die meer dan 4000 economiestudenten aan de economische faculteit vertegenwoordigt. Na dit jaar heb ik mijn bachelor afgerond en ga ik beginnen aan een schakelprogramma voor de studie econometrie, om de Master Quantitative Finance te volgen.
Phoebe Huurdeman Studente Bedrijfskunde (4e jrs.) Afgelopen jaar heb ik een semester in Taiwan gestudeerd. Dit jaar heb ik mijn studie even neergelegd om de EFR-Business Week 2011 te organiseren. Ik ben Chairman van de commissie die deze week organiseert. Op het moment ben ik mij aan het orienteren op welke master ik volgend jaar wil gaan doen en op eventuele stage en exchange mogelijkheden.
Casper de Leeuw
Lisette van Eijck
Student Marketing Management
Student Economie en Rechten
Momenteel in eindfase (5e jrs.) en volgt de Master. Heeft een grote passie voor sport en volgt de politiek en de actualiteit op de voet. Was vorig jaar Chairman van de EFRBusiness Week 2010. Na een stage in Toronto en een periode in Guatemala heeft hij nu zijn draai weer gevonden in Rotterdam. Zijn droom is om ooit een functie te bekleden in de wereld van de sportmarketing.
Tevens werkzaam binnen EFR in twee commissies, namelijk External Affairs en the Erasmus Political International Affairs Club (EPIC). External Affairs is een nieuwe commissie die als doel heeft om de naamsbekendheid van de EFR naar buiten te dragen, met name ten opzichte van het bedrijfsleven, de politiek en bepaalde netwerken binnen Rotterdam en Nederland. EPIC is een commissie die kleinschalige politieke activiteiten organiseert en tevens delegaties stuurt naar Model United Nations (MUN).
Maarten Groen Student (4e jrs.) Economie en Bedrijfseconomie
Joeri Ooms Student Bedrijfseconomie (4e jrs.)
Dit jaar heb ik de studie even stopgezet en ben ik fulltime actief bij de Economische Faculteits Vereniging Rotterdam waar ik de rol van Secretaris/Vice President vervul. Binnen het bestuur ben ik verantwoordelijk voor onder meer alle externe en interne communicatie en het alumnibeleid. Volgend jaar staat een Pre Master Econometrie en Operationele Research op het programma.
Ω 76
Daarnaast al enkele jaren actief lid bij de Economische Faculteitsvereniging Rotterdam en heeft o.a. de Erasmus Recruitment Days georganiseerd. Tevens op dit moment werkzaam bij de Erasmus School of Economics als student-assistent voor Marketing & Communicatie.
Ω 77
Ω 78