Kronkelwegen naar Erica
Deel 1 van serie over muziekvereniging Erica
Jan Kraak
[email protected]
Overzicht serie Dit is het eerste artikel van een serie van acht artikelen over muziekvereniging Erica in Zuidlaren. Het is behalve een Inleiding ook een verhaal over de persoonlijke ‘ kronkelwegen’ via welke ik er toe is gekomen om me te gaan verdiepen in de geschiedenis van Erica. Artikel 2 gaat over muziekbeoefening als maatschappelijk verschijnsel; het beslaat het hele bestaan van Erica. Artikel 3 behandelt muzikale families die nauw zijn/waren betrokken bij Erica; ook dit artikel beslaat een flinke periode van Erica. De resterende artikelen gaan over de begintijd 1896-1914: (4) de oprichting in 1896, (5) de leertijd en (6) de optredens in de jaren 1897-1907. Artikelen over (7) de befaamde muziekfestivals van Erica in de jaren 1908-1914 en (8) over de eerste voorzitter/directeur Waling Andringa, besluiten de serie. Inleiding Veel lezers van De zeven Brinken zullen herinneringen hebben aan muziekvereniging Erica uit Zuidlaren, als die optrad wanneer er iets moest worden gevierd of herdacht. Zoals op Koninginnedag, bij een jubileum, bij een gouden of een diamanten huwelijksfeest (serenade) of bij de terugkomst van de ‘ouden van dagen’ na een dagje uit. Tegenwoordig geeft Erica concerten en verleent het onder meer haar diensten bij de jaarlijkse dodenherdenking. Deze veranderde rol van Erica is een weerspiegeling van de veranderde maatschappij. Bert Haanstra heeft in zijn film ‘Fanfare’ (1958, nu te zien op internet via
YouTube), mooi de rol van een fanfarecorps in een dorpsgemeenschap uitgebeeld, maar die tijd komt niet weer terug voor Zuidlaren.
Erica in de jaren dertig tijdens een concours. In het midden zit dirigent Kappert, zijn vrouw bespeelt de contrabas. Vrouwen zijn nog in de minderheid en er worden nog geen uniformen gedragen.
De geschiedenis van Erica Over de geschiedenis van muziekvereniging Erica, één van de oudste van Drenthe, wordt meestal bij jubilea geschreven. Zo verscheen bij het 100-jarig bestaan in 1996 een Jubileumkrant met fragmenten uit de notulen, krantenknipsels, foto’s, interviews, korte artikelen etc. Als historisch en muzikaal geïnteresseerde kies ik voor een meer verhalende aanpak in een serie van acht artikelen. Ik beperk me, behalve in de artikelen 2 en 3, tot de boeiende beginperiode 1896-1914. Helaas ontbreken foto´s uit die periode. Centraal in deze serie staat het verenigingsleven met zijn eigen dynamiek, zoals dat uit de notulen naar voren komt. Daarnaast probeer ik verbanden te leggen met algemene muzikale en culturele ontwikkelingen alsmede met maatschappelijke omstandigheden.
Etiket van deel 1 van de notulen van muziekvereniging Erica, 1896
Mijn muzikale betrokkenheid Fanfaremuziek leerde ik als kind kennen in mijn geboortedorp Echten, in ZuidFriesland. Kwamen de ‘ouden van dagen’ terug van een reisje, dan werden ze verwelkomd door de fanfare. Ik mocht dan de muziek vast houden voor de muzikanten, wanneer ze vrolijke marsen speelden. Nog zie ik de oude, stramme en in het zwart geklede mensen, voor wie dit het enige uitstapje in het hele jaar was, moeizaam uit de auto’s stappen. Was ik bij de fanfare gegaan, waar ik een blaasinstrument had leren spelen, dan was mijn muzikale leven heel anders verlopen. Mijn ouders kozen er echter voor om me op mandoline les te doen, om bij ‘The krontjong music band’ te kunnen spelen. Het was kort na de Politionele Acties in Nederlands-Indië, waar ook soldaten uit Echten aan hadden deelgenomen. We speelden daarom veel sentimentele krontjongliedjes uit ‘ons Indië’ als ‘Terang Boelang’ en ‘Sarina’, met de tekst ‘Sarina het kind uit de dessa, die stampte haar padie tot bras’. Rond 1956 leerde ik de jazzmuziek kennen van de Dutch Swing College Band en soortgelijke bands, die populair was bij middelbare scholieren. Dat was heel wat pittiger dan krontjongmuziek, maar met een mandoline kon je deze soort muziek niet maken!
Een deel van Erica speelt lichte muziek aan de Stationsweg. Op slagwerk Auke Eshuis en uiterst rechts op de bank Albert-Jan Eshuis, 2007
Pas rond 1995 kreeg ik de kans om zelf jazz te spelen, daarbij heeft Erica nog een rol gespeeld. Ik kreeg namelijk enige tijd les op (schuif)trombone van Albert-Jan Eshuis. Nadat ik echter een advertentie las voor een workshop jazzmuziek op het ICO (Instituut voor Creatieve Ontwikkeling) in Assen las, liet ik, met een enigszins bezwaard gevoel tegenover Erica, het voornemen los om bij Erica te gaan, want het swingende van de jazz trok me toch meer. Na enige jaren bij de ICO-bigband, ging ik New Orleans jazzmuziek maken in Appingedam. Zo nu en dan mocht ik een paar nummers meespelen met de in Zuidlaren bekende La Vida Jazz band van Adam Olivier, zoals in juli 1999 in café De Vliegh (vroeger Broesder). Olivier woonde vroeger in Annerveensche Kanaal; in december 2013 overleed hij onverwacht. Sindsdien speel ik deze soort muziek, momenteel doe ik mee aan de maandelijkse jamsessies bij de Jazzclub Assen. Ook schrijf ik over jazzmuziek voor de jazzclub Assen en voor het landelijke tijdschrift Doctor Jazz Magazine.
De schrijver van deze serie (l) op trombone in bruin café De Vliegh te Zuidlaren bij de La Vida Jazzband van trompettist Adam Olivier (1943-2013), 1999
Wanneer leerde Zuidlaren jazz kennen? Door mijn gecombineerde belangstelling voor geschiedenis en jazzmuziek vroeg ik me af wanneer er voor het eerst jazz(achtige) muziek ik Zuidlaren had geklonken en wanneer deze muziek voor het eerst door Zuidlaarders zelf is gespeeld. Toen ik daar eens met wijlen J.D. (Diek) Medendorp over sprak, noemde hij ‘The Indian (Jasz)band’ die hij kende van zijn bestudering van het weekblad Oostermoer-Noordenveld (ON). Dat bandje intrigeerde me, vooral het woord ‘jasz’ in de naam, en ik wilde er meer over weten. The Indian (Jasz)band, 1926-1927 In de jaren '20 was De Gouden Leeuw een deftig hotel, waar geregeld thé dansants met muziek van strijkjes werden gehouden. Op 24 september 1926 stond er in de ON het volgende stukje over zeer waarschijnlijk Zuidlarens eerste jaszband (ik neem de spelling van die tijd over): Door een vijftal personen, 2
dames en 3 heeren, is alhier een amateurs jaszbandclub opgericht onder den naam van "The Indian-Band". De club beschikt over fluit, viool, saxophone, piano en slagwerk. A.s. Zondagmiddag en avond zal het gezelschap een strijkje geven in 't Hotel "De Gouden Leeuw" alhier, en daar de club de nieuwste stukken heeft ingestudeerd, twijfelen wij niet of menigeen zal hunnen eerste uitvoering bijwonen. We wenschen hen veel succes en een volle zaal in de Concertzaal van 't Hotel "De Gouden Leeuw" . The Indian Band had succes. We treffen in de eerstvolgende maanden de naam geregeld aan in advertenties voor dansavonden en in verslagen van verenigingsavonden. Over een Nuts-avond: Het plaatselijke
"The Indian Band" met haar vrolijke muziek luisterde geheel belangeloos den
avond op. Ook speelden ze bij het 30-jarig bestaan van muziekvereniging Erica: "The Indian Band" verkortte met hare muziek de pauzes op aangename wijze . Op de 2-e kerstdag 1926 werd een toneelavond van de (nog bestaande) vereniging Arti et Amicitia opgeluisterd door de INDIAN JASZ-Band. Op 25 maart 1927 lezen we voor het laatst iets over de band: […] Het aanwezige publiek heeft zich geamuseerd door de vroolijke tonen der muziek. Met jazzmuziek, in de huidige betekenis, zal deze muziek weinig te maken hebben gehad. In de jaren twintig en nog lang daarna, werd alle vlotte, populaire muziek ‘jazz’ genoemd. Vaak werd het woord ‘jazz’ afkeurend gebruikt, zoals later beat, pop, punk etc.
Een aquarel van E.B. von Dülmen Krumpelmann op de Zuidlaardermarkt in de jaren dertig. Op de achtergrond zijn een violist en een accordeon te zien. De violist kan Bram van Coevorden van ‘The Indians’ geweest zijn en de accordeonist, die ook piano speelde, de andere muzikant van ‘The Indians’. Als dat klopt, dan zit Piet Schut verscholen op de achtergrond.
Slagwerker Piet Schut Op misschien de slagwerker na, is er niets bekend over de leden The Indian Band. In andere plaatsen werd deze soort muziek meestal gespeeld door middelbare scholieren. Ik heb wijlen Hendrik Hamminga, de zoon van de dokter,
er eens naar gevaagd, maar die kon geen opheldering geven, behalve dat de jongens in zijn tijd liever voetbalden dan dat ze muziek maakten. De slagwerker was waarschijnlijk Piet Schut, tenminste als ik afga op de verhalen van zijn zoon Frans (zie ‘Mijn herinneringen aan Piet Schut’s jazzband’ in ‘De zeven brinken, september 2005)’. Piet Schut, de latere melkboer, was in zijn jeugd tamboer bij Erica. Omdat hij het slagwerk van de vereniging ook gebruikte bij eigen schnabbels, kwam hij later in conflict met Erica. In de jaren dertig en in het begin van de oorlog was Schut de leider van ‘The Indians’, met hemzelf op slagwerk en twee joodse muzikanten. Bram van Coevorden speelde viool, van de pianist is de naam niet bekend. Vaak speelden ze bij café Enting (nu Brinkhotel). De naam Indian was afgeleid van de indiaan die was geschilderd op het voorvel van de grote trom. De indiaan stond symbool voor het wilde en het ongeremde. Andere orkestjes in die tijd hadden vaak soortgelijke trommels. Nadat de joodse muzikanten waren ‘weggehaald’ door de Duitsers, ging Piet Schut verder met muzikanten als Fokke Glas, bekend als ‘Pijpje Drop’. Omdat de bandnamen ‘Indian (jasz)band’ en ‘The Indians’ sterk verwant zijn, lijkt het me niet onwaarschijnlijk dat Piet Schut ook slagwerker bij de ‘Indian (jasz)band’ was. Ook de benaming ‘Schuts jazzband’, voor Schut’s latere orkestjes, wijst in die richting.
Indiaan op grote trom waar de namen ‘Índian (jasz) band’ en ‘The Indians’ van zijn afgeleid, ca. 1930
Schut’s Jazzband Na de oorlog was Schut’s Jazzband veel te horen op bruiloften en uitvoeringen. Befaamd was zijn optreden in café Rijkens (aan de Kerkbrink, nu staat huis
Heveskes er) tijdens de Zuidlaardermarkt, waar ze volgens de verhalen in de bedstee zaten te spelen. [Maar volgens Lientje Rijkens, de dochter van caféhouder Klaas Rijkens, klopt dat niet.] Werd er gevochten, dan deden ze de deurtjes dicht om geen bierglas naar hun hoofd te krijgen. Als de strijd was geluwd, dan openden ze de deurtjes weer en toeterden er weer weggemoed op los. Eén van de buren van Rijkens deed eens zijn beklag over het lawaai van de muziek bij burgemeester Roukema, die op Klein Laarwoud woonde. In plaats van de politie er op af te sturen, nodigde Roukema de man uit voor ‘een goed glas wijn’. Schut was een enorme gangmaker, hij zong door een megafoon. Dat was een soort toeter voor de mond, want er was nog geen elektrische versterking. Zoon Frans vertelde trots, dat de zaal tijdens de koffie al meezong – dus nog vóór de borrel op tafel kwam! Op Schut ’s repertoire stonden meezingers als ‘Daar bij die molen’, ‘Kleine Greetje uit de polder’, ‘Als de klok van Arnemuiden’ etc. Met jazz, zoals wij dat tegenwoordig opvatten, had de muziek van Schut’s jazzband helemaal niets te maken. Schut speelde een hele week tijdens de mei-kermis in Groningen, terwijl hij overdag zijn melkwijk had. ‘Half dood’ was hij na die week.
Slagwerker Piet Schut (l) en zijn Melodisten, maar iedereen sprak van ‘Schut’s jazzband’, ca. 1948. Dit is de enige bewaard gebleven foto!
Notulen Erica Omdat slagwerker Piet Schut lid was geweest van Erica, en mogelijk meer leden van The Indian Jasz Band, zocht ik contact met Erica om de notulen te raadplegen (waarvoor mijn hartelijke dank!), om eventueel wat meer over The Indian Jasz Band te weten te komen. Een en ander resulteerde in de artikelen 4 t/m 8 over de begintijd van muziekvereniging Erica, 1896-1914.