Kranten nemen de wijk Verslag van onderzoek naar de digitale krantenwijk in Haarlem en Heerlen
3 april 2005 Onderzoek door Susan van der Wijst Begeleiding door Alexander Pleijter Communicatiewetenschap Radboud Universiteit Nijmegen
Inhoudsopgave 1.
2.
3.
4.
Inleiding
3
1.1 Regionale dagbladen in de problemen
3
1.2 Praktijkexperiment voor wijkgerichte journalistiek
4
1.3 Onderzoek naar wijkgerichte journalistiek
5
De redactionele productie van de digitale wijkkranten
7
2.1 Amsterdamsebuurten.nl in Haarlem
7
2.2 GMSbuurt.nl in Heerlen
15
2.3 Amsterdamsebuurten.nl versus GMSbuurt.nl
20
Wijkbewoners en hun digitale wijkkrant
26
3.1 Gebruik digitale wijkkranten
26
3.2 Waardering digitale wijkkranten
28
Conclusies en discussie
30
Referenties
34
2
1. Inleiding Het zijn harde tijden voor de regionale dagbladen in Nederland. Al meer dan 25 jaar laten steeds meer lezers deze kranten links liggen. Uitgevers en redacties proberen met diverse maatregelen en nieuwe initiatieven het tij te keren. In dit verslag staat zo’n initiatief centraal. Het gaat om een praktijkexperiment voor wijkgerichte journalistiek. Met wijksites proberen het Haarlems Dagblad en het Limburgs Dagblad de band met lezers in stadswijken op te vijzelen. Het in dit verslag gerapporteerde onderzoek naar makers en gebruikers van deze sites probeert licht te werpen op de resultaten van dit praktijkexperiment.
1.1 Regionale dagbladen in de problemen De Nederlandse regionale dagbladen verkeren reeds geruime tijd in zwaar weer. Sinds begin jaren tachtig hebben ze te kampen met teruglopende oplages. In 1981 rollen dagelijks in totaal 2,9 miljoen exemplaren van de pers, de jaren erna neemt dat aantal gestaag af naar zo’n 2,3 miljoen in de afgelopen jaren (Bakker, 2002; Broersma, 2003; Scholten & Bakker, 2005). In vijfentwintig jaar tijd is dat een reductie van meer dan twintig procent. Dit is des te opmerkelijker als men bedenkt dat in dezelfde periode het aantal huishoudens in Nederland flink gegroeid is. Het aantal verkochte regionale dagbladen per 100 huishoudens (het dekkingspercentage) is daardoor gedaald van 52 in 1983 naar 35 in 2001 (Bakker, 2002). Daar komt bij dat het doorgeven van de krant aan buren, vrienden en familie minder gebruikelijk is geworden. Kortom, steeds minder Nederlanders krijgen een regionaal dagblad onder ogen. In Nederlandse huishoudens wordt in zijn algemeenheid steeds minder gelezen. Uit tijdsbestedingonderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) blijkt dat Nederlanders in dertig jaar tijd gemiddeld meer dan twee uur per week minder zijn gaan lezen, namelijk van gemiddeld 6,1 uur per week in 1975 naar 3,9 uur in 2001 (Huysmans, De Haan & Van den Broek, 2004). Het lezen van kranten was hierop geen uitzondering; in 1975 zaten Nederlanders gemiddeld 2,7 uur per week met hun neus in een krant of nieuwsblad, terwijl dat in 2000 bijna een uur minder was, namelijk 1,8 uur. Hetzelfde tijdsbestedingonderzoek laat zien dat de tijd die Nederlanders gemiddeld aan media besteden, tussen 1975 en 2000 tamelijk constant is gebleven. Die tijdsbesteding schommelt tussen de 18,5 en 19 uur. Het lezen heeft derhalve moeten wijken voor andere mediaactiviteiten. Allereerst natuurlijk televisiekijken. In de periode 1975-2000 is de tijd die Nederlanders daaraan besteden toegenomen van 10,2 tot 12,4 uur per week. De laatste jaren eist ook de computer steeds meer tijd op; in 2000 zitten Nederlanders wekelijks gemiddeld 1,8 uur achter de pc. De populariteit van televisie en computer brengt dagbladen in een lastig parket. Maar het is zeker niet de enige oorzaak voor het oplageverlies. Maatschappelijke ontwikkelingen als de 3
individualisering, de emancipatie van vrouwen, en het ontstaan van de multiculturele samenleving, zorgen voor andere leefpatronen, en die drukken ook hun stempel op het leesgedrag (Broersma, 2003; Huysmans, De Haan & Van den Broek, 2004). Om het tij te keren nemen dagbladuitgevers diverse maatregelen. Allereerst op het gebied van kostenbesparing door fusies (van dagbladtitels en uitgevers) en bezuinigingen op productiekosten. Daarnaast door te komen met productinnovaties, zoals kranten op een kleiner formaat (Parool, Trouw, AD), kranten op zondag (De Telegraaf, Twentsche Courant Tubantia) en meer aandacht voor de visuele presentatie met opmaak, foto’s en infographics. Daarnaast kan gewezen op de trend naar meer aandacht voor en interactie met de lezers. Meer ruimte voor lezersbrieven, het aanstellen van ombudsmannen en lezersredacteuren, en de opkomst van servicerubrieken passen in die ontwikkeling. Deze ontwikkeling is in gang gezet door veronderstelde onvrede van het publiek met het journalistieke product. Halverwege de jaren negentig wees onderzoek al op een kloof tussen regionale dagbladen en hun lezers: Mensen verwachten een krant die sterk regionaal georiënteerd is, maar zijn teleurgesteld in de kwaliteit en omvang van de regionale berichtgeving. (De Vries & Zwaga, 1997). Daardoor voelen lezers steeds minder binding met hun regionale krant. Ze herkennen zich onvoldoende in de berichtgeving doordat onderwerpen en kwesties die hen bezighouden onderbelicht blijven. Dit is niet verwonderlijk aangezien onderzoek van Vergeer (1993) laat zien dat lezers van regionale dagbladen primair geïnteresseerd zijn in hun directe woonomgeving (de buurt), vervolgens hun gemeente en streek, dan de provincie en ten slotte het land. En dat terwijl door besparingen op redactionele kosten juist de lokale nieuwsgaring in het gedrang is gekomen (Broersma, 2003).
1.2 Praktijkexperiment voor wijkgerichte journalistiek De geschetste problematiek was voor de Nederlandse Verenging van Journalisten (NVJ) aanleiding een praktijkexperiment te initiëren. Dit experiment behelst het opzetten van websites door regionale dagbladredacties die gericht zijn op specifieke woonwijken. Een of meer journalisten worden belast met het beheren van deze websites en houden zich bezig met berichtgeving uit deze wijken. De achterliggende gedacht is dat regionale dagbladen internet zouden moeten inzetten voor het intensiveren van de lokale berichtgeving en het versterken van het contact met het lokale lezerspubliek. Stadsverslaggevers zouden zich op een specifieke wijk moeten richten en hun berichtgeving over die wijk op een speciale webpagina publiceren. Dit zou de band met de wijkbewoners kunnen versterken omdat voor hen duidelijk is wie de verslaggever in de betreffende wijk is, zodat ze hem of haar gericht kunnen benaderen om berichtgeving aan te vullen of te bekritiseren, tips door te geven, of onderwerpen en problemen aan te dragen die in hun wijk spelen. De krant krijgt zodoende ook meer voeling met de wijk omdat duidelijk wordt wat daar leeft en broeit. Op die manier zou de kloof tussen burgers en hun regionale dagblad verkleind kunnen worden en bieden journalisten hun lezers nieuwe mogelijkheden 4
om betrokken te raken bij de krant. Bovendien worden journalisten minder afhankelijk van de agenda van gevestigde instanties, zoals de gemeente en politie (vgl. Pleijter, Willemsen & Hermans, 1997) Op grond van die gedachtegang is een tweeledig doel geformuleerd voor het betreffende praktijkexperiment: a) een methode vinden die regionale dagbladredacties weer voeling geeft met de haarvaten van de regio; b) wijken een volwaardig, journalistiek nieuwsmedium bieden. In het praktijkexperiment participeren twee regionale dagbladen: Haarlems Dagblad en Limburgs Dagblad: •
Het Haarlems Dagblad maakt en beheert een wijksite voor de Haarlemse Amsterdamsebuurten, bestaande uit de Oude Amsterdamse Buurt en de Nieuwe Amsterdamse Buurt (bestaande uit de Potgieterbuurt en Van Zeggelenbuurt).
•
Het Limburgs Dagblad verzorgt een wijksite voor de GMS-buurt in Heerlen. Deze
buurt bestaat uit de wijken Grasbroek, Musschemig en Schandelen. Het praktijkexperiment voorzag in het aanstellen van journalisten die als taak kregen de betreffende wijksites dagelijks te vullen met nieuws uit de wijk. Dit nieuws zal meestal naar dagbladjournalistieke maatstaven gemeten ‘klein’ zijn, maar de gedachte was dat de journalisten bij tijd en wijl ook bijdragen zouden leveren die geschikt zouden zijn voor de papieren krant.
1.3 Onderzoek naar wijkgerichte journalistiek Het centrale doel van het praktijkexperiment is te onderzoeken of een wijkgerichte journalistiek de band tussen regionale dagbladredacties en lezers kan versterken. Dit doel uit te splitsen in twee delen: (a) een methode vinden om regionale redacties weer voeling te geven met de regio, en (b) wijken een volwaardig, journalistiek nieuwsmedium te bieden. Het begeleidend onderzoek zal zich derhalve op twee zaken moeten richten: de redactionele productie en de wijkbewoners. In beide gevallen zal vastgesteld worden of de wijksites in Haarlem en Heerlen succesvolle, journalistieke projecten opleverden. Om dit te onderzoeken kunnen een aantal aandachtspunten geformuleerd worden waar het onderzoek zich op heeft gericht: a) De redactionele productie • Met welke praktische problemen en mogelijkheden krijgen journalisten te maken? • Draagt de wijksite bij aan de directe interactie tussen wijkbewoners en de wijkjournalisten? • Levert de wijk voldoende input om de wijksite met actuele berichtgeving te vullen?
5
• Welke bronnen gebruiken/benaderen de journalisten? • Hoe komen de verhalen van de journalisten tot stand? • Hoe verloopt de informatiestroom van wijksite naar de papieren krant? b) De wijkbewoners • Voor welke onderdelen van de site bezoeken bewoners de wijksite? • Wat verwachten bewoners van een volwaardige wijksite? • Welke motieven hebben mensen om de wijksite te bezoeken? • Welke waardering hebben de bewoners voor de wijksites? Het proefproject kent een sterk experimenteel karakter waarbij de redacties en journalisten al doende een geschikte werkwijze voor wijkgerichte journalistiek ontwikkelden. Ook het onderzoek kende een exploratief karakter, waarbij het volgen van de steeds veranderende situaties en ontwikkelingen centraal stond. Gezien de breedte van de hierboven genoemde aandachtspunten zijn verschillende onderzoeksmethoden ingezet worden om aan de benodigde gegevens te komen. In de eerste plaats is het journalistieke proces in kaart gebracht. Duidelijk moest worden hoe journalisten te werken, waar ze hun nieuws en informatie vandaan halen en met welke problemen ze geconfronteerd worden. Om hier inzicht in te krijgen zijn observaties gemaakt van de werkdagen van de betreffende journalisten. Daarnaast is in vraaggesprekken nader in gaan op hun ervaringen. Zodoende is een nauwkeurig beeld van de praktijk van wijkjournalistiek verkregen en zijn verschillen in aanpak en werkwijzen tussen de twee wijksites in kaart gebracht. In de tweede plaats zijn meningen en ervaringen van de wijkbewoners achterhaald. Hiertoe is een serie interviews gehouden waarin uitgebreid is gesproken over de wijksites. Voor het werven van geïnterviewden is gebruik gemaakt van het netwerk van de journalisten en zijn mensen benaderd via de reacties die ze op de site achterlieten. Bij vermelding van hun emailadres zijn zij via e-mail uitgenodigd om deel te nemen aan een interview voor dit onderzoek. In Heerlen bleek het vinden van respondenten veel moeilijker dan in Haarlem. Uiteindelijk 30 wijkbewoners meegedaan aan een interview; 9 bewoners van de Heerlense GMS-buurt en 21 bewoners van de Haarlemse Amsterdamsebuurten. In de volgende paragrafen komen resultaten van het onderzoek aan de orde. Allereerst wordt de redactionele productie besproken (paragraaf 2) en daaropvolgend komen de wijkbewoners aan de orde (paragraaf 3).
6
2. De redactionele productie van de digitale wijkkranten In deze paragraaf staan de makers van de digitale wijkkranten Amsterdamsebuurten.nl en GMSbuurt.nl centraal. De vraag is hoe het maken en beheren van de wijksites in de praktijk is aangepakt. Allereerst komt de Haarlemse (in 2.1) en vervolgens de Heerlense (in 2.2) werkwijze aan bod. In de slotparagraaf (2.3) worden de twee projecten met elkaar vergeleken.
2.1
Digitale Wijkkrant voor de Amsterdamse Buurten in Haarlem
De Digitale Wijkkrant voor de Amsterdamse Buurten is in september 2004 van start gegaan als wijksite voor de Oude Amsterdamse Buurt, Potgieterbuurt en Van Zeggelenbuurt in Haarlem-Oost. Voor de realisering van de wijksite zijn twee journalisten, Fleur Leeflang en Dineke Sanders, aangetrokken met een parttime aanstelling. Zij zorgen gezamenlijk voor de nieuwsgaring en verslaggeving in de betreffende wijken. Vanuit het Haarlems Dagblad is er een projectleider aangesteld die verantwoordelijk is voor de coördinatie en organisatie van de Digitale Wijkkrant. De projectleider, Léon Klein Schiphorst, heeft regelmatig contact met de journalisten om toezicht te houden op de Digitale Wijkkrant en, waar nodig, bij te staan. In de eerste maanden bezoekt de projectleider de journalisten elke week voor overleg en evaluatie. Na verloop van tijd vermindert de frequentie van bezoek, maar is er in plaats daarvan in elk gevalwekelijks telefonisch contact.
Digitale en gedrukte wijkkrant Het Haarlems Dagblad heeft ervoor gekozen om naast de online wijk een printversie van de wijksite uit te brengen, omdat niet ieder huishouden beschikt over een computer met internetaansluiting. Deze printversie van de Digitale Wijkkrant verschijnt iedere twee weken en omvat vier pagina’s met berichten die tevens, vaak al eerder dan de verschijning van de printversie, op de site staan. De afdeling ‘speciale producties’ van het Haarlems Dagblad verzorgt de vormgeving van de papieren versie en zorgt er tevens voor dat deze wordt gedrukt. Bovendien controleert een eindredacteur van deze afdeling, Henk van der Post, alle teksten voor ze in de printversie komen. Hij is echter alleen de eindcorrector voor de papieren krant; met de website bemoeit hij zich niet. Ter voorbereiding van de gedrukte wijkkrant maken de journalisten een planning van welke artikelen erin moeten komen. Op deze planning vermelden ze de onderwerpen van de artikelen en op welke van de vier pagina’s het betreffende artikel zal komen en of er een foto bij komt. Daarnaast spreken ze af wie van de twee journalisten het artikel zal schrijven of, indien het artikel al geschreven is, gereed zal maken voor de printversie. Het kan namelijk voorkomen dat een artikel voor de printversie moet worden ingekort of herschreven (zo moeten vaak tijdsaanduidingen als ‘vandaag’, ‘gister’, ‘morgen’ aangepast worden). De artikelen en foto’s voor de printversie gaan via e-mail naar de afdeling ‘speciale producties’ van het Haarlems Dagblad. De deadline is elke twee weken, aanvankelijk op de 7
woensdag voorafgaand aan de donderdag dat de printversie uitkomt. Vanaf juni 2005 wordt dit verschoven naar de donderdag, zodat de journalisten iets meer voorbereidingstijd hebben. Zodra de printversie is gedrukt, wordt zij bezorgd bij alle huishoudens in de Amsterdamse Buurten.
Werkplek De redactie van de Digitale Wijkkrant bevindt zich in het Broederhuis aan het Nagtzaamplein te Haarlem. Het Broederhuis is een wijkcentrum dat zich midden in de Amsterdamse Buurten bevindt. Hierdoor werken de journalisten letterlijk als een spin in het web, in het centrum van hun werkveld. Op de eerste verdieping van het Broederhuis is een ruimte beschikbaar gesteld aan de twee journalisten. Het is een redelijk ruim lokaal met in het midden een aantal tegen elkaar aangeschoven tafels met stoelen er omheen. In de ruimte links in de hoek voor het raam staat een tafel tegen de muur met twee stoelen tegenover elkaar. Dit is de werktafel van de journalisten. De journalisten hebben ieder een vaste plaats (tegenover elkaar) aan de tafel. Aan de muur waar de tafel tegenaan staat, hangen een aantal papieren op een prikbord (en daaromheen), zoals een lijstje met alle straatnamen uit de Amsterdamse Buurten, een plattegrond van de wijk en de planningen voor de printversie.
Werktijden De twee journalisten delen samen een fulltime baan. Zij zijn derhalve ieder zo’n twintig uur per week bezig met werkzaamheden voor de Digitale Wijkkrant. Fleur Leeflang is daarnaast werkzaam als freelance tekstschrijver en houdt zich bezig met ander journalistiek werk. Dineke Sanders heeft een parttime administratieve baan en is tevens freelance journalist. De werktijden hebben de journalisten onderling verdeeld volgens een vast schema. Dineke Sanders doet haar werk voor de Digitale Wijkkrant op maandag van 9 tot 17 uur, woensdag van 9 tot 13 uur en donderdag van 9 tot 17 uur. Fleur Leeflang werkt op dinsdag van 9 tot 17 uur, donderdag van 9 tot 17 uur en vrijdag van 9 tot 13 uur. Door deze verdeling van werktijden is dagelijks een van beide journalisten aanwezig op de redactie van de Digitale Wijkkrant. Bovendien zijn ze op donderdagen allebei aan het werk voor de Digitale Wijkkrant, zodat er wekelijks gelegenheid is voor overleg. De twee journalisten kunnen goed met elkaar samenwerken. Er hangt een goede sfeer op de redactie. Op de dag dat zij met z’n tweeën aanwezig zijn, de donderdag, vindt er veel overleg plaats en wordt er feedback gegeven op elkaars artikelen. Op de dagen van de week dat de journalisten niet samen aanwezig zijn op de redactie, hebben ze onderling contact via e-mail of telefoon, en houden ze elkaar op de hoogte van hun werkzaamheden. Bovendien sturen ze de ander op deze dagen een overzicht van de onderwerpen waar ze aan werken en onderwerpen die nog zijn blijven liggen. De communicatie en samenwerking tussen de twee journalistes verloopt dan ook vlot. 8
Samenwerking met de stadsredactie Haarlems Dagblad Hoewel de journalisten vanuit het Haarlems Dagblad zijn gecontracteerd, hebben zij in de praktijk weinig met het dagblad zelf te maken. De Digitale Wijkkrant kan beschouwd worden als een op zichzelf staande productie. Het contact met het Haarlems Dagblad verloopt dan ook hoofdzakelijk via de projectleider, die verantwoordelijk is voor de voortgang van het project. Naast de projectleider hebben de journalisten te maken met de eerder genoemde afdeling ‘speciale producties’ van het Haarlems Dagblad voor het vervaardigen van de gedrukte versie van de wijkkrant. Op redactioneel vlak is er slechts een summiere samenwerking met de Haarlemse stadsredactie van het Haarlems Dagblad. Het komt wel eens voor dat een verslaggever van het Haarlems Dagblad een artikel schrijft dat relevant is voor de Amsterdamse Buurten. In dat geval kunnen de journalisten van de Digitale Wijkkrant het betreffende artikel overnemen uit het dagblad. En ook andersom komt het wel eens voor dat Sanders of Leeflang een bericht op de wijksite publiceren dat niet alleen interessant is voor bewoners van de Amsterdamse Buurten, maar ook voor bewoners van andere wijken van Haarlem. In dergelijke gevallen spelen de journalisten het betreffende bericht door naar de stadsredactie. Maar het is zeker niet vanzelfsprekend dat de stadsredactie berichten die voor de Amsterdamse Buurten relevant zijn, automatisch doorgeven aan de journalisten van de Digitale Wijkkrant. Hier gaan de journalisten van de wijksite dan ook niet van uit. Sterker nog, ze controleren hiervoor in de regel zelf het Haarlems Dagblad. In kader 1 staat een voorbeeld waaruit blijkt dat de communicatie en coördinatie tussen beide redacties niet vanzelfsprekend en soepel verloopt.
Kader 1: Voorbeeld van samenwerking met de stadsredactie Op donderdag 8 september 2005 ontvangt Fleur Leeflang een e-mail over een rechtzaak over een te hoge muur die ergens in de buurt wordt gebouwd. Enige tijd daarvoor is over deze kwestie een artikel verschenen op de site van de Digitale Wijkkrant voor de Amsterdamse Buurten, geschreven door een verslaggever van het Haarlems Dagblad. In de betreffende e-mail vraagt iemand van de wijkraad aan Leeflang of zij al wat meer over deze zaak heeft gehoord. Leeflang belt vervolgens naar de stadsredactie van het Haarlems Dagblad om navraag te doen. De verslaggever die het vorige artikel heeft geschreven is echter niet aanwezig en de redacteur die ze aan de telefoon heeft weet niet of de rechtbank al een uitspraak heeft gedaan. Leeflang spreekt met de stadredactie af dat zij op de hoogte wordt gebracht zo gauw er meer nieuws is over deze zaak. Circa anderhalf uur later ontvangt Leeflang een telefoontje van de stadredactie en krijgt ze te horen dat die ochtend in het Haarlems Dagblad een artikel is verschenen over de rechterlijke uitspraak. Pas door er expliciet naar te vragen komt dit nieuws de journalisten van de Digitale wijkkrant derhalve ter ore, terwijl het op dat moment al in het Haarlems Dagblad is gepubliceerd.
9
Samenwerking met buurtbewoners Het werk van de twee journalisten van de Digitale Wijkkrant is niet onopgemerktgebleven in de wijk. Tijdens hun diverse wandelingen door de Amsterdamse Buurten werden zij veelvuldig herkend en begroet door mensen uit de buurt. Met hun enthousiasme en duidelijke aanwezigheid in de wijk, hebben de journalisten buurtbewoners weten te stimuleren om mee te werken aan de Digitale Wijkkrant. Op de site van de Digitale Wijkkrant wordt nadrukkelijk vermeld dat het een wijkkrant is voor en door de buurtbewoners. Het is dan ook van begin af aan de bedoeling geweest om buurtbewoners bij het maken van de Digitale Wijkkrant te betrekken. Om dat voor elkaar te krijgen zijn buurtbewoners op de site uitgenodigd om op enigerlei wijze een bijdrage te leveren. Zo is de mogelijkheid geboden om een column te schrijven, artikelen aan te dragen, verhalen te schrijven, tips door te geven of foto’s te maken. Enkele buurtbewoners zijn de uitdaging aangegaan en hebben op regelmatige basis hun medewerking verleend. Een van de wijkbewoners verzorgt reeds vanaf het begin van de site de rubriek ‘Zo was het toen’, waarvoor zij elke twee weken een historische foto van de Amsterdamse Buurten met een bijbehorende tekst inlevert. Een andere buurtbewoner heeft een tijdlang iedere twee weken een column geschreven, maar is net voor de zomerperiode in 2005 hiermee gestopt. Aangezien toen niet duidelijk was of de Digitale Wijkkrant zou blijven voortbestaan na september 2005, konden de journalisten haar niet met zekerheid zeggen dat zij na de zomervakantie haar column weer zou kunnen oppakken. Voor de zomervakantie hebben de journalisten toen iemand gevonden die een zomercolumn wilde schrijven. Deze persoon heeft ook daarna nog geruime tijd een column geschreven voor de wijkkrant. In ongeveer dezelfde periode is nog een bewoner uit de Amsterdamse Buurten geënthousiasmeerd tot het schrijven van een column. Verder zijn er drie fotografen uit de wijk die bij tijd en wijle foto’s maken ter illustratie van artikelen. En ten slotte zorgt een buurtbewoner met enige regelmaat voor teksten en foto’s. Verder proberen de journalisten de buurtbewoners bij de Digitale Wijkkrant te betrekken met een tweewekelijkse prijsvraag en de rubriek ‘In het zonnetje’. Bij de prijsvraag gaat het erom dat buurtbewoners een foto te zien krijgen en dan moeten aangeven waar deze foto is gemaakt in de wijk. De twee journalistes gaan zelf op pad door de Amsterdamse Buurten om een nieuwe foto te maken. Om de twee weken is er een nieuwe aflevering; in iedere printversie verschijnt een nieuwe prijsvraag. In de rubriek ‘In het zonnetje’ wordt een bloemetje aan een van de buurtbewoners aangeboden. Mensen kunnen elkaar hiervoor opgevven Het ligt er bij deze rubriek aan of mensen dat daadwerkelijk doen. Soms komt het voor dat er meerdere mensen zijn die iemand opgeven, maar er zijn ook weken dat er geen enkele aanmelding binnen komt. De Digitale Wijkkrant streeft ernaar om zoveel mogelijk bewoners van de Amsterdamse Buurten te bereiken. Hiertoe behoren in de optiek van de twee journalisten nadrukkelijk ook de jongere bewoners van de wijk. Op de wijksite voor de Amsterdamse Buurten is daarom 10
een speciale pagina gemaakt voor de kinderen uit de buurt; de KIDS pagina. Op deze pagina komen alleen berichten te staan die leuk en interessant zijn voor de jonge buurtbewoners. Tevens is er een ‘kidsredactie’ opgezet die bestaat uit een groep kinderen van groep zeven en acht van de Sint Franciscus Xaveriusschool. Zij zijn enkele maanden lang elke week bij elkaar gekomen om te vergaderen en te brainstormen over mogelijke artikelen. Voorafgaand aan deze bijeenkomsten hebben zij enkele workshops gevolgd bij de twee journalistes van de Digitale Wijkkrant. Een middel tot interactie voor de buurtbewoners is het plaatsen van reacties op artikelen die op de wijksite zijn gepubliceerd. Op deze manier kunnen de buurtbewoners laten horen wat zij van bepaalde onderwerpen of artikelen vinden. Hier wordt regelmatig gebruik van gemaakt en er zijn dan ook vele reacties van de bewoners van de Amsterdamse Buurten te vinden op de site. Tijdens de looptijd van het project zijn er enkele reacties geplaatst waarover de journalisten hebben getwijfeld om ze weg te halen, zoals het voorbeeld in kader 2. Dit soort beslissingen wordt zorgvuldig overwogen en besproken door de twee journalisten. Kader 2: Voorbeeld van omgang met twijfelachtige reacties op artikelen Iemand heeft een reactie geplaatst onder een artikel van dinsdag 27 september 2005 dat gaat over een geldinzamelingsactie voor een nieuw speeltoestel op het Teylerplein; na het afbranden van het oude speeltoestel. Journalist Leeflang vraagt zich af of de reactie wel zo op de site moet blijven staan; want ze vindt dat de tekst een racistische ondertoon heeft. De persoon die heeft gereageerd meent dat kinderen met een ‘donker kleurtje’ achter de brand op het Teylerplein zaten. De journalisten bespreken wat ze met deze reactie moet doen. Sanders oppert om een anonieme tegenreactie te plaatsen. Leeflang vindt dat geen goed idee. Ze overweegt de reactie weg te halen,maar is bang dat er dan weer reacties komen omdat de redactie tekst weghaalt. De journalisten overwegen om het laatste gedeelte van de reactie (de woorden ‘donker kleurtje’) te vervangen door sterretjes zodat het niet leesbaar is. Maar ze zijn niet zeker van dat idee en besluiten om voorlopig niets te doen. Uiteindelijk hakken de journalisten de knoop door en verwijderen de reactie in zijn geheel. Hun argument luidt dat het laten staan van zo’n reactie de suggestie kan wekken dat de redactie van de Digitale Wijkkrant dergelijke opmerkingen ‘goedkeuren’.
Ondanks het feit dat een aantal mensen uit de wijk een actieve bijdrage leveren aan de Digitale Wijkkrant, toonden de twee journalisten en hun projectleider zich teleurgesteld in de animo onder buurtbewoners om mee te werken. Ze hadden gehoopt op meer respons op de herhaaldelijke oproepen om actief mee te helpen aan de Digitale Wijkkrant. Het bleek moeilijker dan gedacht om mensen te bewegen tot actieve betrokkenheid.
11
De journalistieke werkzaamheden Beide journalisten beginnen elke dag met hetzelfde ritueel: Laptop en printer uit de kast halen, op tafel zetten en aansluiten. Ook de mobiele telefoon komt ter tafel. Ze hebben ieder een eigen telefoonnummer waarop ze als journalist van de Digitale Wijkkrant te bereiken zijn. Vervolgens bekijkt de aanwezige journalist wat de andere journalist de werkdag ervoor heeft gedaan. Ze sturen elkaar altijd aan het einde van de dag een ‘overdrachtje’ met onderwerpen waar ze aan gewerkt hebben en onderwerpen waar ze nog wat mee moeten doen. Ze kijken hierbij ook naar de e-mailberichten die de ander heeft verstuurd. De reden hiervoor is dat ze soms een onderwerp moeten overnemen waar de ander mee is begonnen. Bovendien voorkomen ze zo dat ze werk dubbel doen of beiden reageren op dezelfde e-mail. Vervolgens wordt de binnengekomen e-mail doorgenomen en afgehandeld. Dit houdt in dat emailberichten worden beantwoord of worden gebruikt om een verhaal te gaan maken. Oook wordt op de perslijst bekeken of er politieberichten zijn binnengekomen die betrekking hebben op de Amsterdamse Buurten. Na het ochtendritueel zijn er weinig zaken die dagelijks of op vaste tijdstippen op de dag plaatsvinden. De rest van de dag laten de journalisten zich leiden door wat er op hun pad komt. De ene dag staat er bijvoorbeeld een interview op de agenda, terwijl op andere dagen een onderwerp lijkt te komen aanwaaien (zie voorbeeld in kader 3).
Kader 3: Voorbeeld van niet gepland onderwerp Op woensdag 25 mei ziet Dineke Sanders beneden in de hal van het Broederhuis een pamflet hangen waarop wordt aangekondigd dat een project is gestart voor allochtone vrouwen in de Amsterdamse Buurten. Wanneer ze het telefoonnummer belt dat op het pamflet vermeld staat, krijgt ze te horen dat er binnen enkele minuten ergens anders in het Broederhuis een voorlichtingsbijeenkomst zal gaan plaatsvinden waarin wordt uitgelegd wat het project inhoudt. Tijdens de bijeenkomst maakt Sanders aantekeningen en enkele foto’s, en stelt na afloop van de voorlichting nog enkele vragen aan de betrokken personen. Hierna gaat ze aan de slag met het artikel. Zo komt ze aan een verhaal, terwijl er vooraf niets gepland stond voor die dag.
Op dagen dat er geen onderwerpen op de agenda staan, gaan de journalisten op zoek naar nieuws. Regelmatig gaan ze voor het nieuws uit de Amsterdamse Buurten letterlijk de straat op. Ze lopen dan de wijk in om te kijken of er ergens iets te doen is of iets veranderd is. Daarnaast gebruiken ze dergelijke momenten om op de site van de Digitale Wijkkrant van de Amsterdamse Buurten te kijken of er eerder gepubliceerde berichten zijn die zich lenen voor een ‘follow-up’, een vervolgverhaal. Ook kunnen artikelen worden geschreven waarvoor het niet noodzakelijk is dat ze vandaag of morgen op de site staan en die zijn blijven liggen. Hierbij valt te denken aan een artikel over een metamorfose van een buurtbewoner.
12
In de zomermaanden is het volgens de twee journalisten rustiger rond de wijksite van de Amsterdamse Buurten. Zij merkten dit vooral aan de terugloop in het aantal reacties bij de artikelen op de site. Tevens is het lastiger om aan nieuws te komen in deze vakantieperiode. Om deze rustige tijd te ‘bestrijden’ hebben zij in mei 2005 gebrainstormd over eventuele ideeën. Dit leverde onder meer het idee op van een vakantierubriek. Hiervoor hebben ze mensen op straat aangesproken en gevraagd waar zij heen gaan op vakantie en wat zij vervolgens meenemen op vakantie Daarnaast hebben ze een buurtbewoner gevonden die in de zomer een zomercolumn voor zijn rekening nam.
Nieuwsbronnen Er zijn een aantal bronnen die voor de journalisten van belang zijn om de berichtgeving over de wijk te verzorgen. Wijkraden De journalistes bezoeken ieder elke maand een vergadering van de wijkraden. De Amsterdamse Buurten kent twee wijkraden; één van de Oude Amsterdamse Buurt en één van de Nieuwe Amsterdamse Buurt. Fleur Leeflang gaat elke eerste maandag van de maand naar de vergadering van de wijkraad van de Oude Amsterdamse Buurt. De Nieuwe Amsterdamse Buurt komt iedere derde maandag van de maand bij elkaar. Hier gaat Dineke Sanders naartoe. Een goed contact met de (leden van de) wijkraden achten de journalisten van groot belang, omdat ze de wijkraden beschouwen als de belangrijkste bronnen voor hun artikelen. In hun optiek bevinden zich in de wijkraden namelijk de best geïnformeerde en actiefste bewoners. Politieberichten De politieberichten komen dagelijks binnen in de mailbox van de redactie van de Digitale Wijkkrant. Deze berichten zijn geselecteerd op regio en worden door de persvoorlichters van de politie Kennemerland gestuurd via een mailinglist. De journalisten ontvangen elke dag de politieberichten van heel Kennemerland. Zij moeten vervolgens zelf een selectie maken uit de berichten die betrekking hebben op de Amsterdamse Buurten. Alle berichten die over de buurt gaan of direct betrekking hebben op de buurt worden op de site geplaatst. Hierbij moet af en toe even worden ‘gespiekt’ op een lijstje met alle straatnamen in de wijk, dat naast de tafel op de muur hangt. De meeste straten kennen ze uit het hoofd, maar soms twijfelen ze en dan is het makkelijk om een lijstje binnen handbereik te hebben. Wanneer een bericht over de Amsterdamse Buurten gaat, bekijken ze of er nog het een en ander moet worden aangepast aan het politiebericht, voordat het op de site kan worden geplaatst. Over het algemeen gaat het daarbij om details, zoals formuleringen. Zo staat bijvoorbeeld in een politiebericht dat op 19 mei 2005 binnenkomt op de redactie, het zinsdeel ‘neergestoken met een mes’. De betreffende journalist vindt dat het woord ‘mes’ hier weg kan worden weggelaten, omdat ‘neergestoken’ volgens haar al genoeg impliceert. 13
De gemeente Vaak is de gemeentelijke overheid voor lokale redacties een belangrijke informatiebron. De redactie van de Digitale Wijkkrant ontvangt geen persberichten rechtstreeks van de gemeente Haarlem. De journalistes zoeken zelf regelmatig naar persberichten op de website van de gemeente. Hierbij selecteren zij de berichten die relevant zijn voor de Amsterdamse Buurten. Volgens de journalisten werkt dit naar tevredenheid. Bouwaanvragen en -vergunningen Elk weekeinde komt er bericht van Woon-@alert via de e-mail over aangevraagde en verkregen bouwvergunningen. Dit bekijken de journalisten iedere maandag. Woon@lert is een service van het Noord-Hollands Dagblad, Haarlems Dagblad en IJmuider Courant en daarbij een initiatief van de projectleider van de Digitale Wijkkrant. De berichten die via deze service binnen komen zijn geselecteerd op postcode. Binnen deze postcode vallen echter niet alleen de Amsterdamse Buurten, maar tevens enkele andere straten. De journalisten moeten dus kijken wat relevant is voor deze wijk. Bij twijfel of een straat al dan niet tot de Amsterdamse Buurten behoort, wordt wederom op het lijstje met straatnamen gekeken. Buurtbewoners Buurtbewoners kunnen op diverse manieren de bron van een verhaal zijn. Soms gebeurt dit, zoals eerder aangegeven, op toevalliger wijze wanneer de journalisten een rondje door de wijk lopen en worden aangesproken door een buurtbewoner. Andere keren zoeken buurtbewoners de journalisten bewust op door met tips naar de redactie te komen. Regelmatig weten buurtbewoners de weg te vinden naar de redactie om de aandacht te vragen voor een bepaald onderwerp. Beide journalisten staan open voor alle mogelijke tipgevers en huldigen het adagium dat alle gesprekken met buurtbewoners bijdragen aan een beter inzicht in de buurt. Het is enkele keren voorgekomen dat in een gesprek met buurtbewoners spontaan iets ter sprake kwam waar vervolgens een verhaal over kon worden geschreven. De journalisten beschouwen alles wat direct invloed heeft op de bewoners in de buurt als nieuws. Hierbij letten zij erop of de persoon die met nieuws uit de buurt komt ook daadwerkelijk zelf een buurtbewoner is en of het nieuws over iets of iemand binnen de Amsterdamse Buurten gaat. De journalisten huldigen het principe alleen aandacht te schenken aan landelijk nieuws als er op enigerlei wijze een relatie is met de buurt. De journalisten besteedden op 2 november 2004 bijvoorbeeld geen aandacht op de site aan de moord op Theo van Gogh, omdat dit niet direct verband hield met de buurt. Een buurtbewoner stuurde echter een verhaal over de moordaanslag, omdat het dichtbij de plaats waar hij werkt was gebeurd. Dit verhaal werd, in de vorm van een column, op de site geplaatst, omdat het een ervaring van een buurtbewoner betrof.
14
2.2 GMSbuurt.nl in Heerlen Eind april 2004 is de wijksite GMSbuurt.nl gelanceerd als digitale wijkkrant voor de wijken Grasbroek, Musschemig en Schandelen, ofwel de GMS-buurt, in Heerlen. Deze wijksite staat onder beheer van een journalist van het Limburgs Dagblad, Michiel Metsaars. Deze journalist heeft een fulltime aanstelling om zorg te kunnen dragen voor GMSbuurt.nl Alle nieuwsgaring en verslaggeving in de wijken van GMS-buurt neemt hij voor zijn rekening. In tegenstelling tot het proefproject in Haarlem kent de digitale wijkkrant in Heerlen geen gedrukte editie, er is louter een online versie (www.gmsbuurt.nl). De hoofdredacteur van het Limburgs Dagblad, Frans Blok, fungeert als projectleider van de Heerlense wijksite. Zijn inmenging is beperkt; hij laat vrijwel alle zaken die betrekking hebben op het project over aan de éénmansredactie van de wijksite. In het begin zijn er enkele afspraken gemaakt over de opzet en inhoud van de site, maar daarna laat de projectleider de journalist vrij in zijn doen en laten met betrekking tot de wijksite. De journalist van de wijksite geeft af en toe via e-mail de stand van zaken door aan de projectleider en gaat ervan uit dat, wanneer hij niets verneemt van de projectleider, alles in orde is.
Werkplek De redactie van de wijksite GMSbuurt.nl is gevestigd in het kantoor van de Heerlense stadsredactie van het Limburgs Dagblad en Dagblad De Limburger. Dit kantoor bevindt zich niet in de GMS-buurt, maar midden in het centrum van de stad Heerlen. De GMS-buurt is op loopafstand gelegen van het stadscentrum. Op het kantoor van de stadsredactie deelt de journalist van de wijksite een kamer met een collega. Dit kantoor vervult tevens een andere functie; het dient als Nieuwswinkel. Hier kunnen mensen binnen komen lopen wanneer ze denken dat ze een nieuwtje hebben voor het Limburgs Dagblad. In het kantoor bevinden zich twee bureaus met op elk een computer. Achter beide bureaus staat een bureaustoel. Tegen de muur staan tevens twee stoelen met een klein bijzettafeltje waar mensen plaats kunnen nemen. Ze komen dan recht tegenover de bureaus te zitten. Het bureau van de journalist van de wijksite ligt vol met papieren. Rondom het computerscherm zijn diverse gele memoblaadjes geplakt. Links op het bureau staat een telefoon.
Werktijden De journalist van GMSbuurt.nl, Michiel Metsaars, maakt vaak lange dagen. Op sommige dagen is hij van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds negen uur aan het werk op de redactie. Deze uren besteedt hij niet louter aan de wijksite. Metsaars heeft namelijk enkele andere werkzaamheden naast zijn taken als verslaggever en beheerder van GMSbuurt.nl. Zo houdt hij zich bezig met het beheer van de titelsites van zowel het Limburgs Dagblad als van Dagblad De Limburger. De laatste paar maanden van het proefproject met de wijksite is hij tevens verslaggever voor Voerendaal geweest. Door deze andere werkzaamheden naast GMSbuurt.nl 15
wordt het werk voor de wijksite vaak tussendoor ingepland en bestaan er geen vaste tijden en dagen waarop Metsaars werkt aan de verslaggeving voor de GMS-buurt. Hoewel het om een fulltime functie gaat, komt het er in de praktijk op neer dat Metsaars, naar eigen zeggen, gemiddeld genomen circa drie dagen per week besteed aan het GMSbuurt-project. Deze dagen liggen echter niet vast. Alle werkzaamheden voor GMSbuurt.nl worden verricht door één journalist met een fulltime aanstelling om aan de wijksite te werken. Het voordeel hiervan is dat er weinig tijd verloren gaat aan overleg en overdracht van werkzaamheden. Tegelijkertijd is dit een nadeel, omdat er geen mogelijkheden zijn om te brainstormen over ideeën voor de wijksite. Metsaars ervaart dat daardoor de kans bestaat dat bepaalde onderwerpen blijven liggen, omdat ze door hem niet worden opgemerkt als relevant voor de wijk. Door samen te werken met een collega zou dat risico minder groot kunnen zijn. Dat één journalist volledig verantwoordelijk voor de wijksite is heeft bovendien als nadeel dat bij ziekte en vakantie de werkzaamheden niet makkelijk kunnen worden overgenomen. Dit gebeurde in de praktijk ook niet.
Samenwerking met de stadsredactie Limburgs Dagblad De redactie van GMSbuurt.nl is in hetzelfde gebouw ondergebracht als de Heerlense stadsredactie van het Limburgs Dagblad. Dat zou overleg en samenwerking een stuk makkelijker moeten maken. Desondanks is daar weinig sprake van. In de periode dat GMSbuurt.nl net van start gaat, krijgt Metsaars weinig steun van zijn collega’s en er wordt niet veel met hem meegedacht. Bovendien heeft Metsaars veel moeite om zijn bijdragen uit de wijken van de GMS-buurt in het Limburgs Dagblad te krijgen. Artikelen die naar zijn idee interessant zijn voor alle Heerlense lezers en die hij daarom aandraagt bij de redactie van het Limburgs Dagblad, komen aanvankelijk niet in de krant. Metsaars denkt dat de stadsredactie eerst ‘de kat uit de boom’ heeft willen kijken. Na verloop van tijd gaat het beter en verschijnen artikelen in de krant die afkomstig zijn van GMSbuurt.nl. Deze artikelen worden overigens niet door de stadsredactie van de site geplukt, maar worden door Metsaars in het redactionele systeem van het Limburgs Dagblad gezet. Daarnaast zorgt Metsaars ervoor dat mogelijk interessante gebeurtenissen in de GMS-buurt worden vermeld in de agenda van de redactie, zodat de stadsredactie op de hoogte is van de onderwerpen die in deze wijk spelen. Uiteindelijk beslist de stadsredactie uiteraard welke artikelen interessant zijn voor de krant. De chef van de stadsredactie beslist in de regel wie welk verhaal gaat schrijven. Als verslaggever voor de GMS-buurt is Metsaars de eerst aangewezen persoon die artikelen schrijft over die wijk. Maar omdat hij ook regelmatig bezig is met andere werkzaamheden zijn er soms andere verslaggevers die voor de krant aan de slag gaan met een onderwerp uit de GMS-buurt.
16
Samenwerking met buurtbewoners De participatie van de buurtbewoners aan GMSbuurt.nl is uiterst gering. Volgens Metsaars hebben verschillende oproepen op de site gestaan om buurtbewoners aan te sporen om zelf artikelen te schrijven en aan te leveren. Daarnaast heeft Metsaars verschillende buurtbewoners persoonlijk benaderd om mee te werken aan de site. Slechts één persoon heeft zich hiervoor aangemeld, maar deze kwam voornamelijk met tips en niet met uitgewerkte artikelen. Naast deze persoon komen er nauwelijks tips van buurtbewoners binnen bij de journalist. Hoewel er geen personen uit de buurt zich hebben aangemeld voor het schrijven van artikelen of een columns, komen er wel met regelmaat reacties binnen op artikelen die op de site verschijnen. Ook op de poll die op de website staat, wordt gereageerd door bezoekers van de site. Metsaars hecht hier grote waarde aan omdat zodoende gepeild kan worden hoe de buurtstemming is. In het begin van het project is er een forum geweest waar buurtbewoners de mogelijkheid kregen om met elkaar te discussiëren en reacties konden plaatsen. Dit forum is echter op een gegeven moment gesloten, omdat er racistische opmerkingen werden geplaatst. Voor de binding met de buurt zijn er twee vaste rubrieken op de site. In de rubriek ‘Straatpraat’ staat telkens een straat centraal waarbij informatie wordt gegeven over de naam van de straat. De straten van de wijken Grasbroek, Musschemig en Schandelen lenen zich hier goed voor omdat er veel straten zijn die genoemd zijn naar bekende personen en soorten vruchten. Voor de rubriek ‘Buurtfoto’s’ kunnen buurtbewoners een foto van hun woonomgeving op de site plaatsen. De bedoeling is om foto’s (bijvoorbeeld van mobiele telefoons) rechtstreeks op GMSbuurt.nl te laten binnenkomen. De redactie van de wijksite heeft helaas slechts een paar foto’s voor deze rubriek mogen ontvangen.
De journalistieke werkzaamheden Formeel werkt Metsaars de hele week voltijds aan GMSbuurt.nl, maar in de praktijk komt het erop neer dat hij gemiddeld genomen elke dag de helft van de werkdag aan het project besteedt. De journalist neemt hierbij tevens de techniek voor zijn rekening; i.c. het onderhoud en beheer van de website. Dit neemt veel tijd in beslag, wat Metsaars betreurt, omdat dit ten koste gaat van aandacht voor de journalistieke inhoud. Hoewel hij ernaar streeft dagelijks minimaal een halve dag aan GMSbuurt.nl te besteden, heeft hij hiervoor geen vaste dagdelen en ook geen vaste dagindeling. In de praktijk moet hij het werk voor de wijksite plannen rond zijn andere werkzaamheden en taken voor het Limburgs Dagblad. Het checken van e-mail van de wijksite gebeurt wel dagelijks, maar is niet aan vaste tijdstippen gebonden: Metsaars kijkt zijn mail na op momenten dat daar even tijd voor is. Metsaars streeft ernaar om drie keer per week een ronde door de wijk te maken om te kijken en te luisteren. Zo’n ronde door de wijk neemt per keer ongeveer twee tot vier uur in beslag. Metsaars gaat dan vanuit het redactiekantoor in de binnenstad met de auto naar de GMS-buurt en parkeert zijn auto vervolgens in de wijk en loopt te voet de wijk door om rond te kijken. 17
Hij gaat dan tevens bij een aantal vaste mensen langs om te kijken of zij nog nieuws hebben. Zo gaat de journalist regelmatig op bezoek bij een buurtbewoner en bij mensen van de buurtorganisatie. Ook heeft hij regelmatig contact met de wijkagenten. Deze mogen formeel eigenlijk niets zeggen, maar informeel doen ze dat wel, door de journalist te wijzen op actuele problemen in de wijk.
Nieuwsbronnen Enkele bronnen spelen een vermeldenswaardige rol in de berichtgeving van GMSbuurt.nl. Wijkraden In de beginperiode bezocht Metsaars trouw de vergaderingen van de wijkraden van de drie wijken, Grasbroek, Musschemig en Schandelen , maar daar kwam naar zijn oordeel vaak niets uit wat hij kon gebruiken voor zijn berichtgeving. Daarom heeft hij met de wijkraden afgesproken dat zij hem bellen als er iets bijzonders is. Politieberichten De persberichten van de politie komen dagelijks binnen bij de centrale redactie van het Limburgs Dagblad. Hier komen zij terecht in een aparte mailbox samen met andere algemene persberichten. De journalist van GMSbuurt.nl heeft hier toegang toe en selecteert de berichten over zaken die zich hebben voorgedaan in de GMS-buurt. Deze persberichten worden, voordat ze op de site verschijnen, herschreven. Dit, omdat volgens Metsaars de kwaliteit van de politieberichten vaak bedroevend is. Zo verwijdert hij vaak spelfouten uit de berichten, maar ook zet hij de ambtelijke taal in de berichten om naar begrijpelijke taal. Dit is zeker voor een wijksite van belang, vindt Metsaars. Hij zorgt daarom voor kortere zinnen en verwijdert moeilijke woorden. Verder komt het regelmatig voor dat berichten incompleet zijn door het ontbreken van essentiële informatie is. Daarom belt hij vaak nog naar de persvoorlichters van de politie om aanvullende informatie te vergaren. De gemeente Persberichten van de gemeente komen eveneens binnen in een aparte mailbox bij de centrale redactie van het Limburgs Dagblad. De journalist haalt hier de persberichten uit die van belang zijn voor de GMS-buurt. De persberichten van de gemeente neemt Metsaars in de regel nooit letterlijk over, maar verwerkt ze naar eigen inzicht tot een (kort) bericht. Eventueel verzamelt hij hiervoor nog aanvullende informatie. Zo komt er op 13 juli 2005 een persbericht van de gemeente binnen over een nieuw parkeerterrein bij het NS-station in Heerlen. Voor extra informatie belt Metsaars met een persvoorlichter van de Nationale Spoorwegen (NS). Later op de dag maakt hij bij dit artikel nog een foto van het terrein waar de nieuwe parkeerplaatsen moeten komen.
18
Verder is de gemeente Heerlen ook weinig toeschietelijk, ze wil op geen enkele wijze medewerking verlenen aan GMSbuurt.nl. In dezelfde periode is de gemeente ook met een site gestart over de GMS-buurt; samenwerking of integratie met GMSbuurt.nl wil de gemeente niet. Ook heeft de gemeente geen interesse om in een apart hoekje op GMSbuurt.nl informatie te plaatsen over de wijk en mag er geen link op de site verschijnen naar de gemeente toe, omdat de gemeente van mening is dat buurtbewoners rechtstreeks naar de site van de gemeente moeten gaan. Bouwaanvragen en -vergunningen De aankondigingen voor bouw- en kapvergunningen worden niet automatisch naar de centrale redactie van het Limburgs Dagblad gestuurd. Metsaars heeft de persvoorlichter van de gemeente gevraagd deze informatie door te sturen naar hem of naar de redactie van het Limburgs Dagblad, maar deze weigert dat te doen. Derhalve gaat Metsaars wekelijks zelf op de site van de gemeente op zoek naar de bouw- en kapvergunningen voor de GMS-buurt. Uit alle bouw- en kapvergunningen in Heerlen selecteert hij dan de berichten die betrekking hebben op de GMS-buurt. Meestal komen de berichten op woensdagmiddag op de site te staan. Buurtbewoners Er zijn geen bewoners die een actieve bijdrage leveren aan GMSbuurt.nl. Ook tips voor relevante onderwerpen en problemen komen Metsaars niet vaak ter ore via buurtbewoners. Naast de geringe participatie van de buurtbewoners had Metsaarsde aanvankelijk te kampen met een afwerende houding van de buurtorganisatie. In de beginperiode van GMSbuurt.nl staat de buurtorganisatie van de GMS-buurt nogal sceptisch tegenover de site omdat ze bang is voor negatieve publiciteit voor de wijk. Dit trekt uiteindelijk flink bij, waardoor er een goed contact tussen buurtorganisatie en de wijksite op gang komt. Ondanks de geringe animo uit de buurt neemt Metsaars de buurtbewoners als referentiepunt voor de berichtgeving op de wijksite. Hij huldigt de opvatting dat alles wat voor de bewoners van de GMS-buurt van belang is om te weten, moet worden beschouwd als nieuws voor de wijksite. Hierbij is hij van mening dat alle bronnen bruikbaar zijn. Maar de wijze waarop hij met informatie van bronnen omgaat varieert. Zo stelt Metsaars dat hij hetgeen hij te horen krijgt van een ‘gewone’ burger anders interpreteert dan hetgeen hij te horen krijgt van bijvoorbeeld de voorzitter van de buurtvereniging of een gemeenteambtenaar. Afhankelijk van de bron, checkt hij deze meer en beter. Informatie van een individuele buurtbewoner gaat hij zorgvuldiger na dan informatie van de voorzitter van de buurtvereniging. Vooral met de buurtorganisatie houdt de journalist veel contact. Het is volgens Metsaars ‘de belangrijkste poot’ en hij ziet een buurtorganisatie als de spreekbuis van de buurtbewoners. Zaken die in de wijk spelen en leven worden dus gesignaleerd bij de buurtorganisatie. Metsaars is van mening dat een wijksite bedoeld is voor zaken die meerdere mensen betreffen. Wanneer hij, bij wijze 19
van spreken, alle buurtbewoners aanhoort, zou hij duizend verschillende dingen horen op individueel niveau. De zaken die voor meerdere buurtbewoners spelen, komen het makkelijkst bovendrijven via de buurtorganisatie, vindt de journalist. Het nalopen van tips van individuele buurtbewoners is namelijk ook behoorlijk tijdrovend. Zoals blijkt uit het voorbeeld in kader 4, leveren lang niet alle tips zinvolle onderwerpen op voor de wijksite, en bovendien ziet de journalist zich vaak genoodzaakt nog navraag te doen bij andere bronnen om informatie te controleren.
Kader 4: Voorbeeld van tips van individuele burgers Op 2 juni 2005 krijgt Metsaars een telefoontje van een buurtbewoner waarmee hij regelmatig contact heeft. De man belt omdat het terrein naast de flat waar hij woont er volgens hem niet uitziet en hij de indruk heeft dat er afval wordt gedumpt. Metsaars spreekt af met de buurtbewoner dat hij die middag even langskomt. Daar aangekomen praten ze kort over koetjes en kalfjes en vervolgens vraagt de journalist naar het braakliggende terrein. Toen hij bij de flat aankwam was hem niets aan het terrein opgevallen dat wees op verloedering. Volgens de flatbewoner was het echter net ‘de maan’ geweest, maar erkent dat er nu niets bijzonders meer mee aan de hand is. Metsaars belooft navraag te doen bij de gemeente om erachter te komen wat er met het terrein gaat gebeuren. Vervolgens noemt hij nog enkele straten in de wijk op en vraagt of daar nog iets te doen is. Volgens de bewoner speelt er niets bijzonders. Het bezoekje levert derhalve geen nieuws op voor de wijksite.
2.3 Amsterdamsebuurten.nl versus GMSbuurt.nl Hieronder volgen conclusies over de belangrijkste verschillen tussen de twee wijksites.
Werkplek De redactie van de Digitale Wijkkrant voor de Amsterdamse Buurten is gevestigd in wijkcentrum Het Broederhuis in de Oude en Nieuwe Amsterdamse Buurt in Haarlem. Het grote voordeel is dat de journalisten van de wijksite daardoor elke werkdag zichtbaar aanwezig zijn in de wijk en buurtbewoners makkelijk met hen in contact kunnen komen. Het is eenvoudig om bij de journalisten langs te gaan of om ze aan te spreken in het wijkcentrum. Voor buurtbewoners is de drempel derhalve laag om aan te kloppen bij de redactie. Doordat de redactie gevestigd midden in de wijk is gevestigd begeven de journalisten zich bovendien ook ongemerkt regelmatig op straat in de wijk. Wanneer ze bijvoorbeeld ’s middags trek hebben in een broodje of een nieuw pakje sigaretten willen halen, lopen ze immers de wijk en laten zodoende hun gezicht zien in de straten en winkels. De redactie van GMSbuurt.nl is gevestigd in het kantoor van de stadsredactie van het Limburgs Dagblad en Dagblad de Limburger in Heerlen. Dit kantoor bevindt zich niet in de GMS-buurt, maar in het stadscentrum van Heerlen dat naast de GMS-buurt is gelegen. Contacten met buurtbewoners komen minder vanzelfsprekend tot stand, omdat buurtbewoners 20
meer moeite moeten doen om de weg naar de redactie te vinden en de journalist niet elke dag aanwezig is in de wijk. Hij moet daadwerkelijk de wijk in om zijn gezicht te laten zien. Meestal gaat hij per auto naar de GMS-buurt en gaat dan vanuit daar te voet een ronde maken door de wijk. Hij komt derhalve ook minder vaak spontaan op straat in de wijk om bijvoorbeeld even sigaretten of iets te eten te halen. In vergelijking met de Haarlemse journalisten, moet Metsaars meer moeite doen om mee te krijgen wat er in de buurt speelt, en ook buurtbewoners moeten meer moeite doen om hem persoonlijk te spreken.
Werktijden Op beide redacties is elke dag in principe iemand aanwezig. In Haarlem wisselen de journalisten Leeflang en Sanders elkaar af, zodat elke dag een van beide in het Broederhuis aanwezig is. Dat zijn niet altijd hele dagen, maar minimaal vier uur per dag houdt een van de journalisten zich volledig bezig met de werkzaamheden voor de wijksite. Op de donderdag zijn beide journalistes aanwezig en werken zij gezamenlijk acht uur aan de site. In Heerlen is journalist Metsaars vrijwel dagelijks aanwezig op het redactiekantoor in het stadscentrum. Hier vervult hij zowel zijn taken voor de wijksite als zijn werkzaamheden voor het Limburgs Dagblad en Dagblad de Limburger. Metsaars heeft geen vaste werktijden voor GMSbuurt.nl. Andere taken voor de krant, zoals het actualiseren van de titelsites van beide kranten, hebben vaak de prioriteit, waardoor zijn taken voor de wijksite dikwijls op het tweede plan geraken. Desondanks weet Metsaars gemiddeld genomen ongeveer drie dagen per week aan het GMS-project te besteden. Per saldo worden in de Haarlemse wijksite Amsterdamsebuurten.nl meer uren gestoken dan in de Heerlense wijksite GMSbuurt.nl. Dat betekent dat de journalisten in Haarlem meer tijd kunnen besteden aan het zoeken naar nieuws en onderhouden van contacten in de buurt. Uiteraard zegt dat op voorhand niet automatisch iets over verschillen in kwaliteit tussen de twee wijksites, maar het hebben van meer tijd schept in theorie wel meer mogelijkheden. Belangrijk verschil tussen beide wijksites is de bemensing van de redactie. Voor Amsterdamsebuurt.nl zijn twee journalisten aangesteld en voor GMSbuurt.nl één journalist. Deze laatste hoeft met niemand te overleggen en wordt vrijgelaten in zijn taken omtrent de wijksite. Dit levert enige tijdsbesparing op ten opzichte van Haarlem waar de journalisten met elkaar moeten overleggen en werkzaamheden op elkaar moeten afstemmen. Dit kost tijd, maar anderzijds levert het nieuwe ideeën op en houden de journalisten elkaar scherp door elkaars artikelen te becommentariëren. Bovendien kunnen bij ziekte en vakantie werkzaamheden door de andere overgenomen worden. De berichtgeving op de wijksite komt dan niet stil te liggen, zoals enkele keren gebeurde op GMSbuurt.nl. In Haarlem is de Digitale Wijkkrant voor de Amsterdamse Buurten niet alleen op internet gepubliceerd, maar ook in gedrukte vorm. Elke twee weken werd een printversie huis-aanhuis bezorgd in de Amsterdamse Buurten. In Heerlen is er geen printversie van de wijksite uitgebracht. Het voordeel van een printversie is dat ook buurtbewoners bereikt worden die 21
geen internet gebruiken. Bovendien is een krantje dat iedere twee weken bij mensen op de deurmat valt, een herinnering aan het bestaan van Amsterdamsebuurten.nl. De keerzijde is dat het maken van de printversie enige tijdsinvestering kost. De journalisten moeten een planning opstellen, zorgen voor voldoen kopij en berichten van de site herschrijven.
Samenwerking met de stadsredactie De journalisten van beide wijksites geven aan dat tijdens de looptijd van de projecten de samenwerking met de stadsredacties stroef verloopt. In Heerlen lijkt intensief contact met de stadsredactie voor de hand te liggen, daar deze zich in hetzelfde gebouw bevindt. Toch geeft Metsaars aan dat hij over het algemeen nauwelijks overleg heeft met de stadsredactie over de wijksite. De stadsredactie beschouwt GMSbuurt.nl als een op zichzelf staand project. Metsaars heeft wel voordeel aan de vestiging van zijn werkplek op het kantoor van de stadsredactie van het Limburgs Dagblad . Hij heeft daardoor namelijk toegang tot het redactionele systeem van de krant. het dagblad kan. Dat betekent dat hij makkelijk toegang heeft tot berichten die collega’s hebben geschreven en ook toegang heeft tot berichten van externe bronnen, zoals de politieberichten. De journalisten in Haarlem hebben die voordelen niet doordat ze geen toegang hebben tot het redactionele systeem van het Haarlems Dagblad. De Heerlense en Haarlemse stadsredacties hebben aanvankelijk een afwachtende houding aangenomen. Bij beide wijksites moesten de journalisten veel moeite doen om berichten van de wijksite die voor de hele stad van belang waren, in het Haarlems Dagblad respectievelijk het Limburgs Dagblad gepubliceerd te krijgen. Omgekeerd geldt hetzelfde verhaal; als er berichten in het Haarlems Dagblad of het Limburgs Dagblad verschenen die betrekking hadden op de betreffende buurten werd dit niet doorgegeven aan de journalisten. In Haarlem keken de twee journalisten daarom dagelijks zelf het Haarlems Dagblad daarop na, en in Heerlen keek Metsaars daarvoor dagelijks in het redactionele systeem.
Samenwerking met buurtbewoners De twee Haarlemse journalisten hebben in de Amsterdamse Buurten enkele bewoners weten te stimuleren om een actieve bijdrage te leveren aan de Digitale Wijkkrant. Zo schrijven enkele buurtbewoners op regelmatige basis een column en andere leveren bij tijd en wijle foto’s. In Heerlen is het, ondanks herhaalde oproepen op de site, niet gelukt om buurtbewoners te enthousiasmeren om een steentje bij te dragen aan de wijksite. Voor beide wijksites hebben de journalisten rubrieken bedacht om de binding met wijkbewoners te bevorderen. De Digitale Wijkkrant voor de Amsterdamse Buurten heeft de rubrieken ‘In het zonnetje’(buurtbewoners verrassen elkaar met een bloemetje), ‘Zo was het toen’ (historische foto’s uit de buurt) ‘Prijsvraag’ (bewoners moeten raden waar een foto in de wijk is genomen). Op GMSbuurt.nl zijn vergelijkbare rubrieken te vinden: ‘Straatpraat’ (uitleg over straatnamen in de wijk) en ‘Buurtfoto’s’ (buurtbewoners kunnen hun foto’s van de wijk op de site publiceren). De respons op deze rubrieken is niet bijster groot: 22
Buurtbewoners uit de Amsterdamse Buurten melden elkaar sporadisch aan voor een bloemetje en bewoners uit de GMS-buurt sturen vrijwel nooit foto’s. In Haarlem is een speciale pagina voor de kinderen uit de buurt opgezet. Zo kunnen ook zij het nieuws uit de buurt dat voor hen van belang is via de wijksite volgen. Gedurende enkele maanden lang heeft ook een kinderredactie meegeholpen aan dit deel van de site. Een groep kinderen van een basisschool uit de Amsterdamse Buurten hielpen mee. Doordat kinderen de Digitale Wijkkrant volgen en bekijken, worden ook ouders enthousiast gemaakt voor de site. In Heerlen is er geen aparte pagina voor de kinderen uit de buurt.
Journalistieke werkzaamheden Een belangrijk verschil in de dagindeling is dat er in Haarlem volgens vaste werktijden wordt gewerkt en in Heerlen niet. In Heerlen moet de journalist rekening houden met andere werkzaamheden die hij voor het Limburgs Dagblad en Dagblad De Limburger vervult en die vaak prioriteit genieten. Zijn werkzaamheden voor GMSbuurt.nl plant hij in tussen die andere taken, zodat hij geen werktijden heeft voor de wijksite. In Haarlem werken de twee journalisten volgens vaste afspraken op vastgestelde dagen aan de wijksite. Het schema zit zodanig in elkaar dat op alle doordeweekse dagen een van beide aan de Digitale Wijkkrant werkt en er wekelijks een vaste dag is waarop beide aanwezig zijn voor onderling overleg. Bovendien zorgt de printversie van de Digitale Wijkkrant voor structuur en regelmaat. Elke twee weken is er op een vaste dag een nieuwe deadline voor de printversie. Na het uitkomen van de nieuwe print wordt er naar de volgende uitgave toegewerkt en wordt er een nieuwe planning gemaakt van berichten die geschikt zijn om in de printversie te verschijnen. GMSbuurt.nl kent geen printversie, zodat de journalist hier geen rekening hoeft te houden met een tweewekelijkse deadline.
Nieuwsbronnen Zowel in Haarlem als Heerlen zijn vaste bronnen aan te wijzen voor het op regelmatige basis verzamelen van nieuws. Wijkraden De eerste maanden van het project bezocht de Heerlense journalist verschillende malen de vergaderingen van de wijkraden van de GMS-buurt, maar daar kwam vaak niets bruikbaars uit volgens hem. Hij heeft dan ook de afspraak gemaakt dat de ze hem bellen wanneer er nieuws is dat van belang is voor de buurt. In Haarlem gaat de ene journalist iedere maand naar de vergadering van de wijkraad van de Oude Amsterdamse Buurt en de andere journalist iedere maand naar die van de Nieuwe Amsterdamse Buurt. Zij menen op die manier het beste op de hoogte te blijven van zaken die spelen in de wijk en daarvoor niet afhankelijk zijn van het oordeel van de wijkraden. 23
Politieberichten De journalisten van beide wijksites plaatsen regelmatig politieberichten op de site. In Heerlen kijkt Metsaars in het redactionele systeem van het Limburgs Dagblad welke politieberichten zijn binnengekomen en selecteert de berichten die over de GMS-buurt gaan. Sanders en Leeflang ontvangen de politieberichten dagelijks in hun elektronische mailbox. Dit zijn echter alle politieberichten van het politiedisctrict Kennemerland en daarom moeten zij vervolgens de berichten selecteren die betrekking hebben op de Amsterdamse Buurten. Over het algemeen publiceren de journalisten op de wijksites alle politieberichten die over de betreffende wijk gaan. Wel passen ze vrijwel altijd de tekst aan door moeilijke woorden te verwijderen en zinnen te vereenvoudigen of in te korten. De gemeente In Heerlen komen de persberichten van de gemeente binnen in een aparte digitale mailbox in het redactionele systeem van het Limburgs Dagblad. Metsaars kan hier de berichten uithalen die betrekking hebben op de GMS-buurt. Bij de wijksite in Haarlem gaat het anders; de journalisten ontvangen van de gemeente geen persberichten via e-mail, maar kijken zelf regelmatig op de site van de gemeente of er nieuws is. Dit is natuurlijk een nadeel omdat ze niet automatisch op de hoogte worden gebracht, maar steeds zelf op de site moeten kijken of er nieuws is. Bouwaanvragen en –vergunningen Op beide wijksites vormen bouwaanvragen en –vergunningen een wekelijks terugkerende rubriek. Bij het verkrijgen van de benodigde informatie ligt de situatie net omgekeerd als bij de persberichten van de gemeente. De bouwaanvragen en bouwvergunningen voor de GMSbuurt haalt Metsaars iedere week van de site van de gemeente. Deze komen namelijk niet binnen bij de redactie van GMSbuurt.nl en ook niet bij de stadsredactie. Sanders en Leeflang ontvangen elk weekeinde de informatie over de bouwaanvragen en bouwvergunningen in hun mailbox via een service van het Haarlems Dagblad, Noordhollands Dagblad en de IJmuider Courant. Uit deze per postcode geselecteerde berichten moeten zij de relevante informatie voor de Amsterdamse Buurten filteren. Deze wordt vervolgens op de site gezet. Buurtbewoners Op beide wijksites staat nieuws uit de buurt centraal. Metsaars is de mening toegedaan dat de site bedoeld is voor zaken die meerdere mensen betreffen en niet slechts één individu. Hier houdt hij rekening mee bij het zoeken naar nieuws. In Haarlem zijn de journalisten Sanders en Leeflang minder strikt. Zij hechten ook waarde aan verhalen over één specifieke buurtbewoner, zoals het interview met een vrouw die al tientallen jaren werkzaam is bij de
24
bakker in de wijk. Zij zijn van mening dat alles dat zich afspeelt in de buurt belangrijk is en nieuwswaarde heeft. Zowel in Haarlem als in Heerlen komen af en toe buurtbewoners spontaan met nieuws. In Haarlem ligt de drempel lager voor de bewoners dan in Heerlen, omdat de redactie van de Digitale Wijkkrant in het wijkcentrum is gevestigd. Buurtbewoners van de Amsterdamse Buurten komen daardoor makkelijker in aanraking met de journalisten. In Heerlen komen individuele buurtbewoners niet erg vaak met nieuws. Hier is vooral de buurtorganisatie een belangrijke bron.
25
3. Wijkbewoners en hun digitale wijkkrant Om zicht te krijgen op het gebruik en de waardering van de digitale wijkkranten Amsterdamsebuurten.nl en GMSbuurt.nl zijn dertig open interviews gehouden met wijkbewoners die de sites bezoeken. Hieronder worden diverse aspecten besproken over gebruik (in 3.1) en evaluatie (in 3.2) van de wijksites. Her en der komen de geïnterviewden anoniem aan het woord in de tekst; dit is kenbaar gemaakt door aanhalingstekens te gebruiken.
3.1 Gebruik digitale wijkkranten Bezoeken van de digitale wijkkrant Frequentie van bezoek van de wijksites verschilt sterk tussen wijkbewoners die gebruik hebben gemaakt van een van beide sites; dit varieert van eenmalig tot zeer frequent, namelijk meerdere malen per dag. Een geïnterviewde was een zeer frequente bezoeker; hij kwam dagelijks minimaal vier keer op de site (’s ochtends, ’s middags en twee keer ’s avonds). De andere geïnterviewden haalden die frequentie niet, de meeste brachten enkele keren per week een bezoek aan de wijksite. Het ging daarbij niet altijd om een regelmatige bezoekfrequentie: “Niet regelmatig. Echt wanneer ik eraan denk.” Voor sommige moet er een directe reden zijn om de site te bezoeken: “Als we hier iets hebben gehad waarvan ik weet dat het op de wijksite komt, dan bezoek ik hem. Maar dan gaat het dus meestal om iets hier in de straat.” Daarnaast zijn er mensen voor wie het bezoeken van de digitale wijkkrant een regelmatig patroon is. Voor sommigen is het bezoeken van de wijksite een vast onderdeel van het dagelijkse internetgebruik. Ze controleren hun e-mail en bezoeken enkele vaste websites, waaronder de wijksite. Voor anderen is het een wekelijkse routine: “Het is gewoon een discipline van één keer in de week en dat is zaterdagmorgen.” Bezoekactiviteiten Duur en aandacht van het bezoeken van de site varieerde tussen de geïnterviewden. Voor sommigen behelst het bezoeken van de site een aandachtige activiteit. Ze bekijken en lezen de site met gerichte aandacht. Anderen komen vaak maar kort op de site om even te kijken of er iets nieuws op de site is te vinden dat hen interesseert: “Twee keer in de week misschien. Dat kan wel vaak heel kort zijn hoor, even kijken of er een interessant artikeltje op staat. En dat is het dan.” Uit de interviews komen twee prioriteiten naar voren bij het bezoeken van de wijksites. Centrale activiteit van de bezoekers van de wijksites was het lezen van de nieuwsberichten. Hetzelfde geldt voor het lezen van reacties die andere bezoekers onder de nieuwsberichten hadden achtergelaten.
26
Diverse geïnterviewden plaatsten ook zelf reacties onder berichten. Sommige mensen deden dat echter uitdrukkelijk nooit. Zo vinden sommigen het geen geschikte manier om te discussiëren met andere buurtbewoners: “Nee, nooit een reactie geplaatst. Omdat ik geen discussie wil uitlokken. (…) En dan heb ik zoiets van, als ik iemand iets wil vertellen, dan ik er wel naartoe. Maar ik ga het niet op deze manier doen.” Op grond hiervan kan onderscheid gemaakt worden tussen passieve en actieve bezoekers. De passieve bezoekers beperken zich tot het lezen en bekijken van de site, terwijl de actieve zelf een inbreng willen hebben door reacties te plaatsen op berichten en deel te nemen aan discussie over onderwerpen. Motieven van bezoek Belangrijkste reden voor mensen om de wijksite te bezoeken is de wens op de hoogte te blijven van het nieuws uit de eigen buurt. Dit past bij het gegeven dat mensen het lezen van nieuwsberichten noemen als belangrijkste activiteit als ze de site bezoeken. Het aantrekkelijke voor de bezoekers schuilt in het herkenbare en het nabije van de eigen woonwijk. Ze willen graag weten wat er allemaal gebeurt in de wijk. Het gaat hierbij om serieuze onderwerpen zoals leefbaarheid, gemeentelijke plannen en criminaliteit. Maar ook minder serieuze onderwerpen trekken de aandacht, zoals activiteiten van de wijkschool en buurtorganisatie. Het lezen en schrijven van reacties is een andere belangrijke reden om de site te bezoeken. Het kunnen lezen van reacties van andere buurtbewoners vinden de bezoekers van de site een pluspunt, omdat ze op die manier een beeld krijgen van meningen die in de buurt leven. “Wat ik leuk vind is dat buurtbewoners op de artikelen kunnen reageren. Daardoor kan je precies zien wat er eigenlijk leeft onder de bewoners. Zijn ze er tevreden mee of zijn er nou niet tevreden mee.” Ook bij de mensen die zelf nooit reacties plaatsen is er vaak belangstelling voor het lezen van reacties van anderen. Het plaatsen van reacties is laagdrempelig. Het is niet nodig om te registreren of om de eigen naam aan de redactie bekend te maken. Daardoor zijn mensen sneller geneigd een reactie achter te laten. “Je kunt een brief naar de krant schrijven, maar dat moet je dan helemaal uitgebalanceerd en goed neerzetten. En dan maar hopen dat hij geplaatst wordt. De wijkkrant is heel laagdrempelig, je kan zo een berichtje achterlaten.” Het voeren van discussie is voor sommigen een uitdrukkelijk doel: “Ik laat er regelmatig reacties achter. En eigenlijk schrijf ik ze op een bepaalde manier op, zodat je weer reacties krijgt van bewoners. Gewoon reacties uitlokken. Eens kijken of hetgeen ik vind (…) of meerdere bewoners daar ook zo over denken.” Het roept bij sommigen ook een zekere nieuwsgierigheid op om te volgen hoe de eigen bijdrage een rol speelt in een discussie: “Ik had zelf een reactie geschreven en dan ben je benieuwd wat de reacties zijn. En dan pak je het archief er nog even bij. Even kijken wat ze allemaal besproken hebben.” Daarnaast plaatsen bewoners reacties met andersoortige doelen voor ogen. Zo is het voor sommigen een uitlaatklep om zaken in de wijk die naar eigen inzicht niet goed gaan, aan de 27
orde te stellen. Enkelen plaatsen reacties om dergelijke zaken te agenderen bij de buurtorganisatie. Of om kritiek te uiten: “Ik vind dat de buurtorganisatie tekort schiet in leefbaarheid en veiligheid. Dan probeer ik toch wel reactie uit te lokken en te forceren.” De reacties onder berichten en discussie die zodoende kan ontstaan, schrikt sommige mensen echter ook af. Ze ervaren dat de discussies vaak onprettig verlopen en dat mensen met weinig respect op elkaar reageren: “Op een gegeven moment ben ik reacties gaan lezen omdat er nogal wat onrust was in de buurt. Maar ik werd daar heel naar van. Er zijn een aantal personen heel vervelend gaan doen. Mensen afzeiken, ik kan het gewoon niet anders zeggen, daar kan ik gewoon niks mee, daar word ik onwel van. Dus heb ik op een gegeven moment besloten er niet meer naar te kijken. Als die mensen zonodig hun gal moeten spuiten op deze walgelijke manier dan moeten ze vooral doorgaan, maar ik hoef het gewoon niet meer te zien. (…) Ik heb nu ook al weken niet meer gekeken.” Een enkele keer komt in de interviews ter sprake dat mensen de site bezoeken vanwege de links naar andere sites. Ook het Prikbord waar mensen advertenties kunnen plaatsen komt ter sprake, maar de geïnterviewden bekijken dat onderdeel sporadisch.
3.2 Waardering digitale wijkkranten Beschikbaarheid Waardering voor het feit dat de wijkkrant via internet te raadplegen is. Daardoor kunnen gebruikers op elk moment naar eigen inzicht de informatie raadplegen waaraan ze behoefte hebben. “Hij is ieder moment beschikbaar. Je kan hem openen en je lees wat je lezen wil, en de krant gaat na een dag weg.” Actualiteit Gebruikers vinden het belangrijk dat de digitale wijkkrant actueel is. “Wat heel goed is zijn de actuele berichtjes, echt actuele berichtjes.” Als de site niet elke dag geactualiseerd wordt zien ze dit als een tekortkoming. “Ik vind dat zo’n site dagelijks moet veranderen eigenlijk. Dan vind ik het echt een actuele site waar je echt wat aan hebt.” Als mensen de indruk krijgen dat er niet vaak nieuwe berichten geplaatst worden, bestaat de kans dat daardoor afhaken: “Er zijn wel periodes dat ik vaker keek, maar ik had dan niet het idee dat er echt vaak iets verandert.” Inhoud De berichtgeving wordt zeer verschillend gewaardeerd. Sommige mensen zijn heel positief (“inhoudelijk is het hartstikke goed”), terwijl anderen uitermate negatief zijn. De kritiek richt zich op meerdere punten:
28
Niveau: Zo merkt iemand op: “Het is vaak heel populistisch. De berichtgeving vind ik journalistiek van een laag niveau.” Een ander beoordeelt de berichtgeving als oppervlakkig en pleit voor meer achtergrondinformatie, omdat de verslaggever nu niets anders doet dan “een beetje inlichten over activiteiten.” Onderwerpen: Niet iedereen heeft belangstelling voor de onderwerpen waaraan de wijksites aandacht besteden: “Dingetjes die in een theater of café georganiseerd worden. En straatspelen of zo, ik noem maar wat. Het is echt een beetje het wijkgebeuren. Maar daar hoef je toch geen website voor op te zetten.” Er is waardering voor informatie over ontwikkelingen en plannen die betrekking hebben op de wijk. Mensen krijgen daardoor het gevoel op de hoogte te blijven van wat er allemaal op stapel staat in hun buurt. Kritische benadering: Ook wordt gezegd dat de journalisten zich te afzijdig opstellen en te weinig kritisch zijn: “Het moet kritischer, je moet het echt op een hoger niveau tillen. Het moet wat kritischer, het moet een wat kritischer site zijn.” Uitgebreidheid: De geïnterviewden brengen meermaals ter sprake dat ze op de site minder aantreffen dat ze zouden willen. “Hij zou uitgebreider mogen, want ik kan niet alles vinden wat ik vinden.” Naar hun idee blijven bepaalde onderwerpen onderbelicht. Zo melden mensen dat ze meer gemeentelijke informatie zouden willen lezen, onder meer over plannen die de gemeente op lange termijn met de wijk heeft. Ook komt ter sprake dat er meer aandacht zou kunnen worden besteed aan het wijkleven. “Er kunnen bijvoorbeeld meer interviews met buurtbewoners. En bezoekers van het wijkcentrum, wat komen die daar doen? Als je langs het wijkcentrum loopt zie je wel een groep naar binnen gaan. Wat doen die daar? Daar kunnen ook stukjes over geschreven worden.” Variatie: Mensen hebben waardering voor variatie aan onderwerpen. “Ik vind dat ze erg goed inhaken op allerlei dingen die hier gebeuren, een buurtschouw of een nieuwe winkel. Dat zijn dingen die toch iedereen aangaan.” Als mensen praten over de onderwerpen die ze verwachten noemen ze ook hele diverse zaken. “Het doel is informeren over wat er gebeurd in de wijk. Informeren over de winkelaanbiedingen, informeren over een vergadering over een bouwkundig plan, stoeptegels, straten die in slechte staat zijn, mensen die zich daaraan ergeren aan het woord laten.” Interactiviteit De mogelijkheid tot onderlinge interactie met buurtbewoners wordt gewaardeerd. “Wat goed is… iedereen kan lezen en reageren! Je hoeft niet te reageren, maar het kan wel.” Ook al plaatst lang niet iedereen reacties, bezoekers van de site hebben wel belangstelling voor discussies die zich ontvouwen en lezen deze met belangstelling. Maar niet iedereen heeft 29
behoefte aan discussie via een website: “Als ik wil discussiëren met buurtbewoners dan bel ik wel bij ze aan.” De interactie tussen bezoekers heeft echter niet louter positieve kanten. Opmerkelijk is dat mensen positief zijn over de mogelijkheid tot interactie, maar vrijwel zonder uitzondering negatief zijn over de praktijk van reageren op de site. Mensen storen zich aan veelvuldig aan reacties, en dan vooral het lage niveau.. Met name op de persoon gespeelde opmerkingen en beledigingen worden als vervelend en ongewenst ervaren. “Het kwam al heel snel op een laag niveau terecht. Echt een laag niveau. Dat er gescholden werd. En dit en dat.” Aanvulling De geïnteresseerde bezoekers vinden de wijksites een goede aanvulling op het bestaande media-aanbod. “Het gaat er toch nog dieper op in dan de Haarlemmer of het Haarlems Weekblad [huis-aan-huisbladen]. Het is echt puur op de wijk gericht. Dat geeft zeker een aanvulling.” Juist het feit dat er alleen zaken uit de eigen wijk op de site zijn te vinden, maakt het voor wijkbewoners een aantrekkelijk medium: “Ik vind het een duidelijke aanvulling, omdat het gewoon helemaal precies sorteert wat over de buurt gaat. (…) Het Haarlems Weekblad moet je toch helemaal doorbladeren want het staat allemaal kriskras door elkaar. En op de site wordt het allemaal voor je verzameld.”
30
4. Conclusies en discussie Ruim een jaar vond een journalistiek praktijkexperiment plaats in de Haarlemse wijk Amsterdamse Buurten (Oude en Nieuwe Amsterdamse Buurt) en de Heerlense wijk GMSbuurt (Grasbroek, Musschemig en Schandelen). Het Haarlems Dagblad en het Limburgs Dagblad deden in de respectievelijke wijken ervaring op met wijkgerichte journalistiek. Verslaggevers ontfermden zich over de wijken en publiceerden hun berichtgeving over de wijken op zogenaamde wijksites. De aanpak in Heerlen en Haarlem verschilde behoorlijk van elkaar. In Haarlem werkte een team van twee journalisten vanuit het wijkcentrum dat centraal is gelegen in de wijk waarvoor ze een wijksite beheerden. Ze hadden het onderling zo geregeld dat de gehele werkweek dagelijks een van beide werkzaam was in de wijk. In Heerlen was er één journalist die zich bezighield met de wijksite. Hij had geen werkplek in de betreffende wijk en verrichte zijn werkzaamheden vanuit het stadskantoor in het centrum van Heerlen. Bovendien moest hij schipperen met andere taken die hij vervult voor het Limburgs Dagblad. Het gevolg was dat hij niet elke dag en zeker niet een volle werkweek kon besteden aan GMSbuurt.nl. Bovendien had hij geen uitvalsbasis in de wijk waardoor hij minder vaak dan zijn Haarlemse collega’s in de wijk komt. Dit maakte het contact wijkbewoners ook minder vanzelfsprekend; hij moest ze zelf opzoeken omdat ze hem minder makkelijk kunnen opzoeken. Het gevolg was dat de bewoners van de GMS-buurt niet erg vaak spontaan met nieuws zijn gekomen. Ook het werven van meewerkende buurtbewoners liep op niets uit; geen enkele bewoner heeft gedurende enige tijd een noemenswaardige bijdrage geleverd aan GMSBuurt.nl. In Haarlem was er wat meer samenwerking met buurtbewoners; in totaal acht bewoners hebben voor kortere of langere periode een bijdrage geleverd met het maken van foto’s, schrijven van een column en verzorgen van een historische rubriek. Maar ook in Haarlem waren de journalisten teleurgesteld over de animo onder wijkbewoners om zich in te zetten voor de Digitale Wijkkrant. Het bleek lastiger dan gedacht om mensen enthousiast te krijgen voor een actieve bijdrage aan de wijksite. En ook hier kwamen mensen minder vaak dan vooraf gedacht met nieuws naar de redactie van de wijkkrant. Dit werd gecompenseerd door het feit dat het Haarlemse journalistenduo dagelijks in de wijk werkte en daardoor makkelijker contacten met wijkbewoners kon onderhouden en makkelijker zelf verwikkelingen in de wijk in de gaten konden houden. De actieve inzet en regelmatige aanwezigheid van journalisten in de wijk is een belangrijke factor voor het welslagen van wijkgerichte journalistiek. Ondanks de beperkte actieve medewerking van wijkbewoners bleek er veel waardering voor de wijksites. Er bestaat behoefte aan een wijkgericht medium dat diverse functies in zich kan verenigen. Op basis van de bezoekmotieven zijn enkele functies te onderkennen die wijkbewoners verwachten van een wijksite: 31
• Informatiefunctie: Wijkbewoners informeren over alles wat zich afspeelt in de wijkt. Om een brede groep van wijkbewoners te binden is het nodig een brede variatie aan onderwerpen aan te bieden. De kunst is te zorgen voor een mix van het kleine en persoonlijke nieuws, met serieuze informatie over ontwikkelingen en problemen in de wijk. • Agendafunctie: Wijkbewoners op de hoogte houden van allerhande activiteiten in de wijk. Mensen hebben behoefte aan een centraal punt waar ze makkelijk kunnen opzoeken waar en wanneer zich wijkgerelateerde activiteiten afspelen. Ook hier geldt dat gelet moet worden aan brede variatie, van vrijetijdsactiviteiten tot politieke en beleidsmatige onderwerpen vanuit de gemeente. • Oriëntatiefunctie: Wijkbewoners wegwijs maken door links te plaatsen naar sites waar men wijkgerelateerde informatie kan vinden. De wijksite zou een startpagina kunnen zijn met verbindingen naar alle bedrijven, organisaties en personen die iets met de wijk van doen hebben. • Interactiefunctie: Wijkbewoners de mogelijkheid bieden om te reageren op onderwerpen en problemen in de wijk en met elkaar daarover te discussiëren. Dit is echter ook een valkuil, diverse wijkbewoners ergeren zich aan de manier waarop sommigen reageren en laten de discussies en reactiemogelijkheden daarom links liggen. Om deze functies goed te kunnen waarmaken is professionele bezetting van de redactie die een wijksite maakt vrijwel onontbeerlijk. Journalisten die investeren in contacten in de buurt en regelmatig aanwezig zijn in de straten. Zodoende komt nieuws hen ter ore en kunnen ze eigenhandig in het oog houden wat er gebeurt en verandert in de wijk. Zonder die input lijkt het erg moeilijk om tegemoet te komen aan de verwachtingen die wijkbewoners hebben van een goede wijksite, namelijk: •
Actualiteit: Regelmatige updates met nieuwe bijdragen, zodat mensen een reden hebben om de site steeds weer te bezoeken. Als ze de indruk krijgen dat er niet vaak nieuwe bijdragen worden gepubliceerd, haken ze af. Bovendien wekt actualiteit de indruk dat er serieus werk wordt gemaakt van de site en draagt zodoende bij aan een betrouwbare indruk.
•
Volledigheid: Wijkbewoners verwachten dat ze via de wijksite op de hoogte worden gehouden van alles wat er in de wijk gebeurt. Het gaat hierbij om zowel het kleine, persoonlijke, als het grotere, officiële nieuws. Er moet derhalve aandacht zijn voor een brede variatie aan onderwerpen en het verschaffen van nuttige achtergrondinformatie.
•
Journalistieke aanpak: Mensen verwachten op een degelijke manier te worden geïnformeerd. Het louter doorsluizen van informatie (van bijvoorbeeld gemeente of wijkraad) vinden wijkbewoners te beperkt, ze verwachten een kritische en evenwichtige aanpak.
32
De interactieve mogelijkheid, namelijk het plaatsen van reacties op berichten, wordt door lang niet iedereen gewaardeerd. Voor sommige mensen is het een duidelijk toegevoegde waarde, een belangrijke reden om de site regelmatig te bezoeken. Anderen hechten er totaal geen waarde aan, wat hen betreft zou de optie achterwege mogen blijven. Dat geldt zeker voor de mensen die zich storen aan bepaalde reacties en discussies. Het soms beledigende karakter is voor sommigen zelfs reden de site niet te bezoeken. Voor wijkbewoners blijkt een journalistieke wijksite van toegevoegde waarde te kunnen zijn. Voor de stadsredactie van de betrokken kranten is die toegevoegde waarde minder evident. Slechts enkele keren druppelde bijdragen van de wijkjournalisten door naar de papierenkrant. Als zich nieuwswaardige zaken afspeelden in de betreffende wijken namen andere verslaggevers van de stadsredactie bij tijd en wijle de verslaggeving voor hun rekening. Dit is veroorzaakt doordat de twee proefprojecten in de praktijk als zelfstandige eenheid hebben geopereerd. De wijkverslaggeving was geen onderdeel van de stadsredactie waardoor er geen onderlinge afspraken zijn geweest over zinvolle onderwerpen en taakverdeling. De wijkgerichte journalistiek heeft zich daardoor niet duidelijk kunnen bewijzen als waardevolle journalistieke aanpak voor de verslaggeving van een stadsredactie van regionale dagbladen.
33
Referenties Bakker, P. (2002). Twee decennia regionale en lokale printmedia in Nederland. Amsterdam: ASCoR. Broersma, M. (2003). Tegen de trend: Regionale journalistiek in een veranderde samenleving. Apeldoorn: Wegenaar. De Vries, B, & Zwaga, W. E. B. (1997). Legislators or interpreters? On the relationship between journalists and their readers. Media, Culture & Society, 19, 67-82 Huysmans, F., Haan, J. de, & Broek, A. van den (2004). Achter de schermen: Een kwart eeuw lezen, luisteren, kijken en internetten. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planburea. Pleijter, A., Willemsen, E., & Hermans, L. (1997). De definitiemacht van journalisten: Een casestudy naar de wijze waarop regionale dagbladjournalisten met informatiebronnen omgaan. Tijdschrift voor Communicatiewetenschap, 5, 281-303 Scholten, O. & Bakker, P. (2005). Communicatiekaart van Nederland. Alphen aan den Rijn: Kluwer. Vergeer, M. (1993). De doden van ver: Geografische reikwijdte van informatie-interesse en het gebruik van lokale media. Massacommunicatie, 21, 102-119.
34