Kosten van het toonbankbetalingsverkeer in 2012
Frans Pleijster Arjan Ruis Zoetermeer, juni 2013
Dit onderzoek is gefinancierd door de Stichting Bevorderen Efficiënt Betalen.
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij PANTEIA. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van Stichting Bevorderen Efficiënt Betalen. PANTEIA aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
The responsibility for the contents of this report lies with PANTEIA. Quoting numbers or text in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of Stichting Bevorderen Efficiënt Betalen. PANTEIA does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.
Inhoudsopgave
Managementsamenvatting
5
1
Inleiding
11
1.1
Achtergrond, doel en afbakening
11
1.2
Aanpak van het onderzoek
13
1.3
Opbouw rapport
15
2
Kostenmodel
17
2.1
Inleiding
17
2.2
De kostenposten
17
2.3
Algemene kostenposten
18
2.4
Kostenposten rond contant geld en elektronisch geld
19
2.5
Interne en externe kosten van betalen
20
2.6
Vaste en variabele kosten
21
3
Inkomend betalingsverkeer 2012
25
3.1
Inleiding
25
3.2
Afbakening van de toonbankinstellingen
25
3.3
Acceptatiegraad betaalmiddelen
27
3.4
Aantal verkooptransacties in toonbankinstellingen
28
3.5
Relatief belang van de betaalmiddelen
29
4
Kosten betalingsverkeer 2012
33
4.1
Totale kosten betalingsverkeer
33
4.2
Interne en externe kosten van betalen
35
4.3
Vaste en variabele kosten van betalen
38
4.4
Kosten per transactie en kostendruk
40
4.5
Besparingsmogelijkheden
43
5
Ontwikkeling kosten 2006-2009-2012
45
5.1
Ontwikkeling van het inkomende betalingsverkeer
45
5.2
De ontwikkeling van de kosten van betalen: de parameters
48
5.3
De ontwikkeling van de totale kosten van betalen
49
5.4
De ontwikkeling van de kosten naar sector
50
5.5
De ontwikkeling van de kosten naar betaalmiddel
51
5.6
Ontwikkeling van de kostendruk
53
6
De kosten van betalen in supermarkten
55
6.1
Enkele kenmerken van het betalingsverkeer
55
6.2
De kosten van betalen in de supermarkt
55
6.3
Pin-only kassa’s versus combikassa’s
57
7
Factsheets
61
7.1
Inleiding
61
7.2
De 13 factsheets
61
3
Bijlagen
4
I
Onderzoeksmethodiek en verantwoording
75
II
De vragenlijsten
81
III
Aantal verkooppunten
103
IV
Kostenbegrippen
105
Managementsamenvatting A c h t e r gr o n d e n o p d r a c h t Vertegenwoordigers van banken en gezamenlijke toonbankinstellingen zijn op 17 november 2005 het Convenant Betalingsverkeer overeengekomen. In het kader van dit Convenant is de Stichting Bevorderen Efficient Betalen (hierna te noemen De Stichting) gevormd. De samenwerkingsafspraken zijn in de zogenoemde Nadere Overeenkomst van mei 2009 aangevuld met nieuwe afspraken. De Stichting heeft PANTEIA opdracht gegeven de kosten voor 2012 te meten die voor de ondernemer verbonden zijn aan het accepteren van toonbankbetalingsmethoden. Deze meting dient voort te bouwen op de kostenmeting die PANTEIA in opdracht van de Stichting en DNB heeft uitgevoerd voor het jaar 2006 en op de nulmeting in 2009 1, in het bijzonder door dezelfde methode van meten en kostenindeling te gebruiken. A a n p a k v a n h e t o n d e r zo e k De kern van het onderzoek vormt een telefonische enquête onder ondernemers, behorende tot het MKB op vestigingsniveau. Hierbij is informatie verkregen van in totaal 904 kleine en middelgrote bedrijven over hun inkomende betalingsverkeer en de kosten die zij daarvoor maken. Verder is er een schriftelijke enquête gehouden onder de (zeer) grote detailhandelsondernemingen op concernniveau. Hieraan hebben in totaal 22 grootwinkelbedrijven in de gevestigde detailhandel deelgenomen. Dit is aangevuld met gegevens die van de banken, De Nederlandsche Bank en Currence/Betaalvereniging zijn verkregen. Tot slot heeft een tijdregistratie op locatie plaatsgevonden ten behoeve van het bepalen van de frontofficetijd (betaaltijd) per transactie naar betaalmethode. In 23 vestigingen is de betaaltijd gemeten voor in totaal 3.100 transacties. Afbakening Het onderzoek richt zich in zijn geheel op toonbanktransacties die plaatsvinden in de sectoren detailhandel, horeca, ambulante handel en tankstations. Toonbanktransacties die plaatsvinden in andere sectoren dan deze vier zijn niet opgenomen in het onderzoek. Dit betekent ook dat contante betalingen, pinbetalingen, Chipknipbetalingen en creditcardbetalingen die gedaan zijn in andere sectoren dan genoemde 4 buiten het kader van het onderzoek vallen. Het onderzoek dekt naar schatting 85 procent van alle toonbankbestedingen en daarmee naar schatting ook 85 procent van alle betalingen die samenhangen met toonbankbestedingen.
1
Zie EIM ‘Het toonbankbetalingsverkeer in Nederland; Kosten en opbrengsten van toonbankinstellingen in kaart gebracht’, EIM 21 december 2007 en het rapport ‘Toonbankbetalingsverkeer in 2009, EIM 11 mei 2012. Zie verder ook www.efficientbetalen.nl.
5
Uitkomsten van het onderzoek Kenmerken van het inkomende betalingsverkeer − In vergelijking met 2009 is de acceptatie van pinnen als betaalmiddel zowel bij de ambulante handel als bij de horeca duidelijk gestegen. Bij de detailhandel is de acceptatie ook nog licht verder gestegen, maar deze lag al op een (zeer) hoog niveau. − De betaalpas 2 wordt nu geaccepteerd door alle grootwinkelbedrijven, door 95 procent van het MKB in de detailhandel, 100 procent van de tankstations en meer dan 70 procent van de ondernemingen in de horeca. De acceptatie van de betaalpas in de ambulante handel is inmiddels ook meer dan 50 procent.3 − Het totale aantal toonbanktransacties bij de ondernemingen die vallen onder het bestek van dit onderzoek, bedraagt ruim 5,7 miljard. Hiervan bestaat 58 procent uit contante transacties en 37 procent uit pinbetalingen. − In vergelijking tot 2009 is het totaal aantal transacties bij toonbankinstellingen nagenoeg onveranderd. Alleen bij de horeca was er sprake van een stijging van het aantal betalingen ten opzichte van 2009. − Tussen 2009 en 2012 is het aandeel van de pinbetalingen aanmerkelijk gegroeid (van 27 procent naar 37 procent) en is het relatieve belang van contante betalingen sterk teruggelopen (van 67 procent naar 58 procent). − De verschillen in de betalingsstructuur tussen de onderzochte sectoren zijn groot. In de detailhandel gaat het om 4,0 miljard betalingen, waarvan 55 procent contante transacties en 43 procent transacties met de pinpas. In de tankstations gaat het om 0,6 miljard transacties waarvan – in vergelijking met de gevestigde detailhandel – naar verhouding minder contante transacties (42 procent). De elektronische transacties gaan bij de tankstations voornamelijk met de pinpas (35 procent) en met de tankpassen (18 procent). Het aantal betalingen in de horeca bedraagt 0,9 miljard waarvan 78 procent contant plaatsvindt en inmiddels 15 procent met de betaalpas. Het aantal transacties in de ambulante handel bedroeg in 2009 0,2 miljard, waarvan 83 procent contant en 11 procent met de betaalpas. − In alle sectoren is een aanmerkelijke stijging van het aandeel van de pinbetalingen vastgesteld. In de ambulante handel is er zelfs sprake van een verdubbeling. − De bestedingen die worden gedaan met pinbetalingen, zijn in 2012 opgelopen tot € 61 miljard. In 2009 was dat nog € 52 miljard. De contante bestedingen bedroegen in 2012 € 39 miljard en lagen daarmee substantieel onder het niveau van de omzet met pinbetalingen. De gemiddelde omvang van de pinbetalingen nam verder af, mede door het succes van de campagne “Klein bedrag? Pinnen mag!” (van gemiddeld € 33 in 2009 naar gemiddeld € 29 in 2012).
6
2
Met de betaalpas wordt de binnen Nederland gebruikte PINdebetcard bedoeld. In dit rapport zullen de begrippen betaalpas en pinpas naast elkaar worden gebruikt voor dezelfde soort betalingen (met de pinpas).
3
Dit is gebaseerd op de gegevens uit de gehouden ondernemersenquête.
− Gelet op de omzetverdeling zijn er eveneens grote verschillen tussen de onderzochte sectoren. In de detailhandel bedroeg de contante omzet € 27,1 miljard (33 procent van de totale detailhandelsbestedingen) en de omzet behaald met pinbetalingen bijna € 50 miljard (60 procent). Bij de tankstations gaat het om respectievelijk € 3,7 miljard en € 6,4 miljard van de totale omzet (respectievelijk 24 procent en 42 procent van de bestedingen bij tankstations). In de horeca gaat het om respectievelijk € 6,9 miljard euro en € 4,5 miljard van de totale omzet (respectievelijk 48 procent en 31 procent van de horecabestedingen). Tot slot was in de ambulante handel de contante omzet 1,3 miljard euro en de pinomzet 0,4 miljard euro (respectievelijk 72 procent en 20 procent van de bestedingen bij de ambulante handel). De kosten van het betalingsverkeer − De totale kosten van betalingsverkeer bij alle toonbankinstellingen die vallen binnen het kader van het onderzoek, bedroegen in 2012 € 1,38 miljard. Hiervan wordt het grootste deel (circa 66 procent) gedragen door de detailhandel. De horeca neemt circa 22 procent voor haar rekening, de ambulante handel ruim 4 procent en de tankstations ongeveer 8 procent. − Naar betaalmethode bezien komt 57 procent van de kosten van betalen voor rekening van de contante betalingen en 31 procent voor rekening van de pinbetalingen. De creditcard is goed voor 10 procent van de kosten en de tankpas ten slotte is goed voor 2 procent van de kosten. Het restant wordt gedragen door overige betalingen (cadeaubonnen, overboekingen, betalingen via internet, retourbonnen en emballagebonnen, acceptgiro, Chipknip e.d.). Deze vormen worden verder niet behandeld in het onderzoek omdat zij slechts een gering onderdeel van de betalingen en kosten vormen4. De Chipknip is daarenboven binnen afzienbare tijd niet meer als betaalvorm beschikbaar. − Tussen 2009 en 2012 zijn de totale kosten van betalen met circa 7 procent gestegen. De stijging van de kosten in de periode 2009-2012 wordt ondermeer veroorzaakt door een verhoging van de loonkosten van winkelmedewerkers die van belang zijn bij de berekening van de kosten van het betalingsverkeer. Daarnaast is de waarde van de betalingen licht gestegen, waarbij met name de toename van de creditcardbestedingen zorgt voor een kostenstijging. Ook de toegenomen tijd om betalingen af te handelen aan de toonbank zorgt voor een toename van de kosten. − Tegenover deze stijging stonden ook dalingen in de tarieven van enkele belangrijke kostenfactoren (bijvoorbeeld de listprijs voor betaalterminals). De standaardtarieven voor de verrekening van pinbetalingen door de banken bleven ongewijzigd. − In termen van de omzet inclusief BTW en accijnzen bedragen de kosten van betalingen circa 1,2 procent (ook in 2009 lag dit op 1,2 procent). − Kijken we naar individuele sectoren, dan zien we dat de totale kosten van het betalen voor de detailhandel voor 2012 € 905 miljoen bedroe-
4
Om een volledige vergelijking van de kosten van betalen door te kunnen voeren met de uitkomsten van 2009, worden in dit onderzoek nog wel de vergelijkbare uitkomsten voor de Chipknip voor 2012 gepresenteerd, maar niet verder besproken.
7
gen (1,1 procent van de consumptieve bestedingen in de detailhandel). Voor de tankstations ging het om € 112 miljoen (0,7 procent van de bestedingen in deze sector), voor de horeca bedroegen de totale betalingskosten € 305 miljoen (2,1 procent van de bestedingen bij de horeca) en voor de ambulante handel zijn de vergelijkende waarden 56 miljoen euro en 3,1 procent. − Over alle sectoren gemeten, bedragen de kosten per transactie voor contante transacties 24 cent, voor pintransacties 21 cent, voor tankpassen 22 cent en voor creditcardtransacties 215 cent. De kosten per creditcardtransactie zijn aanmerkelijk hoger dan voor de andere methoden5 vooral vanwege het feit dat bij de creditcards een provisie van ca. 2 tot 3 procent wordt geheven over de waarde van de creditcardbetaling. Deze gemiddelde betaling was in 2012 bijna € 69 groot. − Per contante transactie zijn de kosten van betalen voor de sector detailhandel 1 cent gestegen, voor de ambulante handel met 3 cent, voor de horeca met 2 cent en voor de tankstations met 4 cent. De kosten per pintransactie zijn voor de detailhandel gelijk gebleven, voor de ambulante handel met 1 cent gestegen, voor de horeca zijn deze kosten met 3 cent gedaald en bij de tankstations gelijk gebleven. De stijging is beperkt gebleven of zelfs omgezet in een daling, omdat door de grote toename van het aantal pintransacties de vaste kosten per pintransacties nu veel minder sterk drukken op de uiteindelijke kosten per transactie. − De kosten van pinnen zijn in verhouding tot de omzet die met pinnen wordt behaald aanzienlijk lager dan de kosten van bijvoorbeeld contant geld in verhouding tot de omzet die met contant geld wordt binnengehaald. − De marginale kosten voor een transactie van een gemiddelde omvang (2012: € 19,81) bedragen voor contante betalingen nu 26 cent en voor pinbetalingen 16 cent. Een verdere verschuiving van contant naar pin zal daarom voor veel toonbankinstellingen een duidelijke maatschappelijke kostenbesparing kunnen betekenen. De supermarkt − De supermarkten krijgen steeds meer marktaandeel in de detailhandel. In de afgelopen 3 jaar zijn de bestedingen bij supermarkten met zo’n negen procent gestegen naar € 34 miljard. Ook het totale aantal betalingen nam in lijn daarmee flink toe van 1,8 miljard in 2009 tot 2,1 miljard in 2012. − Met name het aantal pinbetalingen is bij de supermarkten sterk gegroeid (met bijna 40 procent). Ook het aantal contante betalingen steeg in de supermarkten nog met 14 procent. − Van alle betalingen wordt 54 procent contant afgerekend. Het aandeel pintransacties ligt op 44 procent. Het aandeel van contant en pin in de totale omzet is respectievelijk 34 procent en 65 procent. − Tussen 2009 en 2012 zijn de kosten van betalen in de supermarkten gestegen van 224 miljoen naar 283 miljoen, een stijging met 26 pro-
5
8
Creditcards zijn duidelijk ander betaalproducten: aan de klant wordt een aankoopverzekering en garantiestelling geboden wat is opgenomen in de provisie die de ondernemer betaalt.
cent. De belangrijkste oorzaak hiervan is de stijging van het aantal transacties in diezelfde periode met 20 procent. − Door het groeiend aantal pinbetalingen is er wel een verschuiving van de kosten van betalen merkbaar van contant naar pin. In 2012 had bij de supermarkten 56 procent van de kosten van betalen betrekking op contante betalingen en 42 procent op pinbetalingen. In 2009 was dit respectievelijk 64 en 35 procent. − Onder de bijna 5.500 supermarkten die Nederland rijk is, zijn er anno 2012 circa 1.400 supermarkten met één of meer pin-only kassa’s. Naar schatting gaat het hierbij om circa 4.000 (16 procent) van alle 25.000 kassa’s in de supermarkten. Gemiddeld worden er per kassa op jaarbasis ongeveer 83.000 betalingen verricht. − In 2012 bedragen de kosten van de combikassa gemiddeld € 11.400 op jaarbasis. Hiervan heeft € 7.660 betrekking op contante betalingen en € 3.725 betrekking op pinbetaling. De kosten van een pin–only kassa zijn op jaarbasis € 10.250. Hiermee is de gemiddelde pin-only kassa € 1.190 (ofwel 10 procent) goedkoper dan de combikassa.
9
1
Inleiding
1.1
Achtergrond, doel en afbakening A c h t e r g r o n d : d e N a d e r e O v e r e e n k o m s t e n h e t v i e r j ar e n p l a n
Onderzoek is af-
Vertegenwoordigers van banken en gezamenlijke toonbankinstellingen
gesproken in Na-
zijn op 17 november 2005 het Convenant Betalingsverkeer overeenge-
dere Overeen-
komen. In het kader van dit Convenant is de Stichting Bevorderen Effici-
komst
ent Betalen (hierna te noemen De Stichting) gevormd. De samenwerkingsafspraken zijn in de zogenoemde Nadere Overeenkomst van mei 2009 aangevuld met nieuwe afspraken. Onderdeel daarvan is het Vierjarenplan 2009-2012 6 waarin de afspraken zijn geconcretiseerd naar activiteiten. In artikel 11 van de Nadere Overeenkomst wordt aangegeven dat er in 2013 (voor 1 september 2013) een Evaluatie zal plaatsvinden. Het gaat hierbij zowel om een evaluatie van de resultaten van het Vierjarenplan als om een onderzoek naar de ontwikkelingen van het toonbankbetalingsverkeer in Nederland in de periode 1 januari 2009 tot en met 31 december 2012 (hierna: “het Onderzoek”). De Evaluatie is bedoeld om door middel van een nulmeting over 2009 en een éénmeting over 2012 vast te stellen of de gemaakte afspraken zijn nagekomen en waartoe de samenwerking en de concrete activiteiten in de periode 2009-2012 hebben geleid. Doel van het onderzoek De Stichting heeft PANTEIA opdracht gegeven de kosten voor 2012 te
Meting over 2009 is nulmeting.
meten die voor de ondernemer verbonden zijn aan het accepteren van
Meting over 2012
toonbankbetalingsmethoden. Deze meting dient voort te bouwen op de kostenmeting die PANTEIA in opdracht van de Stichting en DNB heeft
is éénmeting.
uitgevoerd voor het jaar 2006 en op de nulmeting in 20097, in het bijzonder door dezelfde methode van meten en kostenindeling te gebruiken. De meting over 2012 dient als éénmeting in het kader van ‘het Onderzoek’. Afbakening Het onderzoek moet inzicht geven in de samenstelling en hoogte van de
Contante betalin-
kosten die in 2012 voor ondernemers waren verbonden aan transacties
gen, pinbetalin-
in het kader van het toonbankbetalingsverkeer en die gedaan worden
gen, Chipknipbetalingen en credit-
met verschillende vormen van betalen, te weten: contante betalingen,
cardbetalingen
pinbetalingen 8, creditcardbetalingen en Chipknipbetalingen. De kosten verbonden aan andere betalingsvormen zoals bankoverschrijving achter-
6
Stichting BEB (2009). Versneld naar een nog veiliger en efficiënter betalingsverkeer. Vierjarenplan 2009-2012. Leidschendam.
7
Zie EIM ‘Het toonbankbetalingsverkeer in Nederland; Kosten en opbrengsten van toonbankinstellingen in kaart gebracht’, EIM 21 december 2007 en het rapport ‘Toonbankbetalingsverkeer in 2009, EIM 11 mei 2012. Zie verder ook www.efficientbetalen.nl.
8
Hoewel er geen merk PIN meer bestaat zal in dit rapport worden gesproken over pinnen of pinbetalingen als bedoeld wordt betalingen met de debetcard. Het werkwoord pinnen is dusdanig ingeburgerd dat dit niet meer per definitie wordt geassocieerd met het merk PIN. Ook wordt in het rapport wel gesproken over pinpas wanneer de debetcard bedoeld wordt.
11
af, automatische incasso e.d. worden niet in dit onderzoek behandeld, omdat zijn slechts een gering onderdeel van de betalingen en kosten vormen9. De Chipknip is binnen afzienbare tijd niet meer als betaalvorm beschikbaar. De kosten worden gelijk aan de meting over 2009 in beeld gebracht op drie niveaus: − macro: de totale kosten voor alle toonbankinstellingen − meso: de kosten per sector of betalingscluster daarbinnen − micro: de kosten per methode en per transactie Het onderzoek betreft het jaar 2012. De onderzoeksuitkomsten resulte-
Resultaten over
ren in een overzicht van de kosten voor het jaar 2012 en een vergelij-
2012 met verge-
king van deze kosten met het jaar 200910. Waar mogelijk zal een verge-
lijking t.o.v. 2009
lijk met 2006 worden geboden.
en 2006
Het onderzoek betreft de kosten die bedrijven maken met als kernactiviteit het leveren van producten en diensten aan consumenten op basis van direct klantcontact vanuit een vaste of ambulante locatie (winkel,
Het onderzoek
restaurant, tankstation, marktkraam). Deze groep van bedrijven wordt
wordt alleen on-
aangeduid als toonbankinstellingen. In het kader van het onderzoek zul-
der toonbankin-
len de toonbankinstellingen worden onderverdeeld in de volgende secto-
stellingen gedaan
ren: (1) gevestigde detailhandel food- en non-foodproducten, (2) ambulante handel, (3) horeca en (4) tankstations met shop11. Andere branches waar consumenten producten of diensten met toonbankbetaalmiddelen afrekenen (zoals openbaar vervoer, toeristische attracties en dienstverlening) worden niet meegenomen. B e t a l in g s c l u s t e r s Binnen de onderscheiden sectoren zijn betalingsclusters aan te geven die
Meting vindt plaats voor 4 sec-
kunnen worden afgeleid van kenmerken van het betalingsgedrag. In het
toren met onder-
navolgende overzicht zijn - in lijn zijn met het onderzoek over de beta-
verdeling naar 12
lingskosten van 2009 - de betalingsclusters voor dit onderzoek vermeld.
betalingsclusters
In Tabel 1 is de verdeling van de toonbankinstellingen naar sector en betalingscluster daarbinnen opgenomen. Verder worden in deze publicatie enkele onderwerpen belicht die niet in het rapport over 2009 c.q. in het rapport over 2006 aan de orde zijn gesteld. Dit geldt bijvoorbeeld voor de hoogte van de kosten van betalen binnen de supermarkten en de kosten verbonden aan de pin-only kassa’s over 2012.
9
Om een volledige vergelijking van de kosten van betalen door te kunnen voeren met de uitkomsten van 2009, worden in dit onderzoek nog wel de vergelijkbare uitkomsten voor de Chipknip voor 2012 gepresenteerd, maar verder niet afzonderlijk besproken.
10
In de factsheets die gegeven worden in hoofdstuk 7 is tevens een vergelijking met het jaar 2009 gegeven.
11
In 2009 is nog wel informatie verzameld over de tankstations zonder shop, maar rapportering daarover heeft niet plaatsgevonden gegeven de beperkte deelname van bedrijven binnen dit cluster. Om de vergelijkbaarheid van de uitkomsten met 2009 te verzekeren zijn ook voor de meting over 2012 de tankstations zonder shop en de onbemande tankstations verder niet meegenomen in het onderzoek.
12
Tabel 1
Clusterindeling
Sector
Betalingscluster
1. Detailhandel
1
grootschalige niet-gespecialiseerde detailhandel met hoge aankoopfrequentie en grote aankoopbedragen, zoals supermarkten, warenhuizen, bouwmarkten
2
gespecialiseerde food detailhandel met relatief lage aankoopfrequentie en lage transactiebedragen, zoals kaasen delicatessenzaken, slagers, bakkers, groentespeciaalzaken
3
non-food speciaalzaken met relatief lage transactiebedragen, maar een hoge aankoopfrequentie, zoals drogisterijen en tabaks- en gemakszaken
4
non-food speciaalzaken met hoge transactiebedragen maar een lage aankoopfrequentie), zoals modezaken, schoenenzaken, sportzaken
5
non-food speciaalzaken met (ook) levering op bestelling zoals keuken- en meubelzaken
2. Ambulante handel
3. Horeca
6
in food
7
in non-food
8
drankverstrekkende bedrijven (cafés, discotheken, clubs)
9
spijsverstrekkende bedrijven (cafetaria’s, lunchrooms, ijssalons, fastservice)
10 maaltijdverstrekkende bedrijven (restaurants) 11 logiesverstrekkende bedrijven (hotels, pensions, conferentieoorden) 4. Tankstations
12 pompstations met shop
Bron: PANTEIA, 2013
Binnen de toonbankinstellingen zijn zowel de grote bedrijven (het groot-
Meting voor het
winkelbedrijf in de gevestigde detailhandel (GWB)) als het midden- en
MKB op het niveau van de afzonder-
kleinbedrijf (MKB) onderzocht. Grote bedrijven omvatten alle vestigingen
lijke vestiging en
van ondernemingen die – op ondernemingsniveau – meer dan 100 werk-
voor het GWB op
zame personen tellen.
het niveau van de
Als referentie-eenheid geldt de afzonderlijke vestiging. Aan ondernemin-
totale onderne-
gen binnen het MKB met meer dan één vestiging en franchiseorganisa-
ming
ties is gevraagd informatie te bieden op het niveau van een bepaalde vestiging. De grote ondernemingen (zoals het grootwinkelbedrijf en oliemaatschappijen) is gevraagd de informatie te geven over het betalingsverkeer in Nederland voor de onderneming als geheel.
1.2
Aanpak van het onderzoek Het onderzoek is opgebouwd uit de volgende stappen: 1
Actualisering van het kostenmodel
2
Dataverzameling
3
Kostenberekeningen
4
Vergelijking van de kosten tussen 2009 en 2012
13
Actualisering van het kostenmodel Actualisering op
Het door PANTEIA in 2010 gebruikte kostenmodel (voor de 2009-meting)
randtotalen, tarie-
is toegepast voor de meting van de kosten voor 2012. Het voor 2009 ge-
ven en meetme-
hanteerde model is geactualiseerd wat betreft de randtotalen die zijn op-
thode
genomen in het model, de tarieven waartegen bepaalde activiteiten worden gewaardeerd. D a t a v e r z a me l i n g b i j o n d e r n e me r s
Datavergaring bij
Het verzamelen van de data – de benodigde input voor het rekenmodel –
MKB en GB op het
heeft plaatsgevonden door middel van:
vestigings- en
− Een telefonische enquête onder ondernemers, behorende tot het MKB
concernniveau en
op vestigingsniveau. Hierbij is informatie verkregen van in totaal 904
op het niveau van de afzonderlijke transactie
kleine en middelgrote bedrijven. − Een schriftelijke enquête onder de (zeer) grote detailhandelsondernemingen. Hieraan hebben in totaal 22 grootwinkelbedrijven in de gevestigde detailhandel deelgenomen. Grote bedrijven in de andere sectoren zijn wel benaderd, maar hebben geen informatie verstrekt. In totaliteit betrof de informatie die door de grootwinkelbedrijven is verstrekt 1 miljard transacties met een totale waarde van ruim 19 miljard (dit is iets minder dan de helft van de omzet van alle grootwinkelbedrijven tezamen in 2012). − Tijdregistratie op locatie ten behoeve van het bepalen van de frontofficetijd (betaaltijd) per transactie naar betaalmethode. In 23 vestigingen is de betaaltijd gemeten voor in totaal bijna 3.100 betalingen, waarvan circa 1.600 contant en circa 1.500 elektronische betalingen (voor het grootste deel betalingen met debetcard). De steekproefsamenstelling voor het MKB en GB is weergegeven in Tabel 2. Voor een uitgebreidere onderzoeksverantwoording wordt verwezen naar bijlage I. Voor de gehanteerde vragenlijsten wordt verwezen naar bijlage II. Tabel 2
Respons naar sector
Detailhandel
Ambulante handel
Horeca
Tankstations
5
2
4
1
383
151
295
75
Aantal clusters Netto respons MKB Respons GWB
22
Bron: PANTEIA, 2013.
K o s te n be r e k e n i n ge n Kostenberekeningen voor alle toonbankinstellingen naar sector
De kostenberekeningen betreffen de navolgende onderdelen: − De berekening van de kosten van betalen voor alle toonbankinstellingen samen, naar sector en naar betaalmethode. Hierbij zijn de kosten ingedeeld naar de kostencategorieën die benoemd zijn in bijlage III.
met extra verdie-
− De ontwikkeling van de betalingskosten tussen 2009 en 2012 per be-
ping voor super-
taalmethode voor alle toonbankinstellingen samen en naar sector.
markten en pinonly kassa’s
Waar mogelijk zal een vergelijk met 2006 worden geboden. − De hoogte en samenstelling van de kosten van betalen voor de branche supermarkten in 2012, met een vergelijking van deze kosten over
14
2009. Deze analyse is niet eerder (dat wil zeggen in de nulmeting) doorgevoerd. − De hoogte en samenstelling van de kosten van betalen voor pin-only kassa’s in supermarkten in 2012 in vergelijking tot combikassa’s. Deze analyse is niet eerder (dat wil zeggen in de nulmeting) doorgevoerd.
1.3
Opbouw rapport De opbouw van het rapport na dit inleidende hoofdstuk is als volgt: − In hoofdstuk 2 wordt het gehanteerde kostenmodel besproken. − In hoofdstuk 3 staat het inkomende betalingsverkeer centraal. − In hoofdstuk 4 worden de kosten van het betalingsverkeer besproken. − Hoofdstuk 5 bespreekt de ontwikkeling van de kosten over de periode 2006 – 2009 – 2012. − Hoofdstuk 6 bespreekt de ontwikkeling van de betalingskosten voor de supermarkten en tevens de huidige verdeling van deze kosten tussen combikassa’s en pin-only kassa’s − Hoofdstuk 7 biedt de factsheets van de kosten van betalen voor alle toonbankinstellingen, voor de onderscheiden sectoren en voor de onderscheiden betaalmiddelen.
15
2
Kostenmodel
2.1 Inleiding Het onderzoek richt zich op de kosten van het inkomende betalingsver-
Centraal in het
keer voor toonbankinstellingen. Dit is het betalingsverkeer tussen de
onderzoek staan
klant en de ondernemer. Het uitgaande betalingsverkeer – de transacties
de kosten van het
tussen de ondernemers en hun leveranciers en zakelijke dienstverleners
inkomend beta-
– blijft buiten beschouwing, met uitzondering van die betalingen die voor
lingsverkeer
het faciliteren van ontvangsten nodig zijn (banktarieven, telecomkosten etc.). De kosten die de ondernemer maakt in samenhang met het inkomende betalingsverkeer kennen een grote verscheidenheid naar componenten die de uiteindelijke hoogte van de kosten van betalen bepalen. Wil er evenwichtig beleid kunnen worden gevoerd dat zich richt op het beheersen dan wel terugdringen van de hoogte van de betalingskosten, dan is het noodzakelijk een goed inzicht te krijgen in de samenstelling van de kosten. In dit hoofdstuk wordt de samenstelling van de kosten gepresenteerd. Allereerst worden de afzonderlijke kostenposten aangegeven. Vervolgens worden verschillende indelingsmogelijkheden voor de kosten van betalen belicht. Dit inzicht is vooral van belang om te kunnen zien hoe kosten reageren op verandering in transacties (vaste versus variabele kosten), waar besparingen mogelijk zijn (arbeidskosten, kapitaalskosten) of welke actor deze besparingen zou kunnen doorvoeren (voor interne kosten: de ondernemer; voor externe kosten: de bank, de serviceprovider, etc.).
2.2
De kostenposten In dit onderzoek wordt onder kosten van het betalingsverkeer bij toonbankinstellingen verstaan: de kosten van toonbankinstellingen die samenhangen met het gebruik van door hen geaccepteerde toonbankbetaalmiddelen. In het kostenmodel uit 2009 zijn door PANTEIA 14 verschillende kostenposten onderscheiden rond het inkomende betalingsverkeer. Dit kostenschema is overgenomen voor het onderhavige onderzoek met een aantal kleine verschillen (zie Tabel 3).
Geen rentederving meer als gevolg van aanhouden valutadagen
Rentederving als gevolg van valutadagen voor contante betalingen resp. elektronische betalingen worden niet meer als kostenpost vermeld. Reden daarvoor is dat als gevolg van Europese regelgeving deze manier van renteberekening niet meer is toegestaan. Dientengevolge zijn er nu (anno 2012) geen 14 kostenposten meer onderscheiden, maar 12. In Tabel 3 zijn deze kostenposten weergegeven en onderverdeeld naar kosten die algemeen van aard zijn, dat wil zeggen gemaakt worden ongeacht de betaalmethode (algemene kosten) en kostenposten die uitsluitend gemaakt worden voor contante betalingen of elektronische betalingen.
17
Tabel 3
Indeling betalingskosten naar betaalmethode (contant versus elektronisch)
Algemene kosten
Kosten contante betalingen
Kosten elektronische betalingen
backofficekosten
kosten wisselgeld
kosten betaalautomaten
frontofficekosten
kosten geldtransport
kosten datacommunicatie
kosten afstorten geld
bankkosten pinnen en chippen
kosten rentederving kasgeld
kosten creditcardmaatschappijen
kosten geldverzekering kosten randapparatuur
Bron: PANTEIA, 2013.
In bijlage IV wordt een gedetailleerd overzicht gegeven van de verschillende kostenbegrippen. Hieronder (in de paragrafen 2.3, 2.4, 2.5 en 2.6) wordt een nadere toelichting gegeven op de kostenposten en is aangegeven welke databronnen gebruikt zijn bij het berekenen van de kostenposten uit Tabel 3.
2.3
Algemene kostenposten
Algemene kosten
Algemene kosten zijn kosten die niet op voorhand kunnen worden toege-
zijn niet op voor-
rekend aan een bepaalde betaalmethode. Veelal gaat het daarbij om ad-
hand toe te reke-
ministratieve zaken en handelingen die wel gebonden zijn aan de afhan-
nen aan een bepaalde betaalmethode
deling van transacties, maar die pas achteraf kunnen worden toegerekend op basis van een bepaalde verdeelsleutel (zoals het aandeel van een bepaalde betaalmethode in alle betalingen of de inschatting van de tijd die een bepaalde handeling voor een bepaalde betaalmethode in beslag zal nemen). Als algemene kosten worden onderscheiden backofficeen frontofficekosten. Voor een omschrijving van wat tot deze kosten wordt gerekend, wordt verwezen naar bijlage III. Voor het berekenen van de backofficekosten is gebruikgemaakt van de uitkomsten van de enquête onder ondernemers van toonbankinstellingen. Door te vragen hoeveel tijd de ondernemers gemiddeld per week besteedden aan backoffice-activiteiten, konden de backofficekosten worden berekend. 12 Voor het vaststellen van de frontofficekosten is door PANTEIA een apart onderzoek gehouden onder 23 vestigingen van toonbankinstellingen (zie paragraaf 2.3). Onder frontofficekosten worden verstaan de personeelskosten die verbonden zijn aan het feitelijke afrekenen. PANTEIA heeft de gemiddelde tijd per afrekenmoment geregistreerd en deze vermenigvuldigd met het gemiddelde bruto uurloon van kassapersoneel (2012: 15,35 euro) 13. 12
Hierbij is voor 2012 gerekend met een gemiddeld bruto ondernemersuurloon voor ondernemers van toonbankinstellingen van € 33,93. Voor 2009 werd gerekend met een bruto ondernemersuurloon van € 32,73.
13
18
Voor 2009 werd gerekend met een gemiddeld uurloon van € 14,81.
2.4
Kostenposten rond contant geld en elektronisch geld
2 . 4 . 1 K o s t e n p o s t e n r o n d c on t a n t g e l d Er zijn acht ver-
Naast de twee algemene kostensoorten worden in Tabel 3 nog zes ver-
schillende kosten-
schillende kostenposten (derhalve in totaal acht kostenposten) onder-
posten die samen-
scheiden, die samenhangen met betalingen met contant geld. De mate
hangen met contant geld
waarin ondernemers worden geconfronteerd met deze kostenposten is berekend op basis van de uitkomsten van de enquête. Deze uitkomsten vormden het ene onderdeel van de berekeningswijze. De zogenaamde parameterwaarden – externe gegevens waarmee de uitkomsten uit de enquête werden vermenigvuldigd – vormden het andere onderdeel. Om een voorbeeld te geven: in de enquête is aan de ondernemers gevraagd hoeveel wisselgeld zij bij hun bank haalden en hoe vaak. Uit gegevens van de verschillende banken is bekend welke provisie de banken over 2012 hanteerden bij het opnemen van wisselgeld. Door het een met het ander te vermenigvuldigen, konden de kosten van wisselgeldopnames worden berekend 14. De rentederving als gevolg van het aanhouden van kasgeld is berekend door uit te gaan van de gemiddelde dagelijkse geldvoorraad en die te waarderen tegen een voor 2012 geldend debetrentepercentage voor zakelijke betaalrekeningen (rekening courant) van 0,5 procent. 2 . 4 . 2 K o s t e n p o s t e n r o n d e l e k t r o n i s ch ge l d
Er zijn zes verschillende kosten-
Naast de twee algemene kostensoorten worden in Tabel 3 vier verschillende kostenposten onderscheiden (totaal derhalve zes kostenposten) die
posten aan te ge-
samenhangen met elektronisch geld. De toelichting die hierboven is ge-
ven voor elektro-
geven (zie paragraaf 2.3), geldt ook voor deze kostenposten. Zo is bij-
nisch geld
voorbeeld in de enquête gevraagd naar het aantal betaalautomaten in de onderneming en of men gebruikmaakte van een onderhoudscontract. Dit aantal is vervolgens vermenigvuldigd met een parameterwaarde voor de aanschaf van een betaalautomaat, de afschrijvingstermijn en de kosten van een onderhoudscontract. Voor het berekenen van de totale kosten van het inkomende betalingsverkeer van de toonbankinstellingen worden de uitkomsten van deze kostenposten bij elkaar opgeteld.
14
De gehanteerde tarieven waarmee de bancaire kosten (voor alle betalingsvormen) zijn berekend, zijn de standaardtarieven die banken aanbieden ("venstertarieven"). In de praktijk zullen met name grote afnemers met grote volumes via onderhandelingen een lager tarief weten te bedingen, waarbij de pintransacties onderdeel zijn van een geheel van verschillende diensten die deze klanten afnemen. Daardoor zullen in de praktijk de kosten voor pintransacties lager liggen en het verschil met contante betalingen dus groter zijn dan in dit rapport vermeld.
19
2.5
Interne en externe kosten van betalen
2.5.1 Interne kosten Interne kosten
Interne kosten worden in het kostenmodel gedefinieerd als kosten die in
ontstaan binnen
de onderneming zelf ontstaan als gevolg van de acceptatie van betaal-
de onderneming
middelen. Het gaat daarbij om de kosten die een ondernemer zelf maakt
zelf
wanneer hij bijvoorbeeld pinbetalingen van de klant accepteert. In het kostenmodel worden zeven interne kostencomponenten onderscheiden. In Tabel 4 worden deze onderscheiden naar de verschillende betaalmiddelen. Tabel 4
Indeling interne kosten, naar betaalmiddel
Kosten
Contant
Pinpas
Chipknip
Creditcard/ Tankpas
Frontofficekosten
X
X
X
X
Backofficekosten
X
X
X
X
Kosten eigen geldvervoer
X
Geldderving (diefstal, fraude)
X
Kosten van rentederving kasgeld
X
Vaste kosten betaalapparatuur
X
X
X
X
Vaste kosten randapparatuur (kassa e.d.)
X
X
X
X
Bron: PANTEIA, 2013.
Uit Tabel 4 blijkt dat drie interne kostencomponenten alleen gelden voor contant geld. De andere vier gelden voor alle betaalmiddelen. Tot de interne kosten worden ook de afschrijving op en het onderhoud van betaal- en randapparatuur gerekend. Opgemerkt dient te worden dat niet alle interne kostencomponenten ook als zodanig door de ondernemer als kostenpost gepercipieerd hoeven te worden. Veel ondernemers zullen bijvoorbeeld de frontofficekosten, backofficekosten en kosten van het eigen geldvervoer opvatten als activiteiten die horen bij het bredere takenpakket dat te maken heeft met het ondernemerschap. 2 . 5 . 2 E x t e r n e k o st e n Externe kosten betreffen diensten aan de ondernemingen en worden door derden aan de onderneming in
Externe kosten worden in het kostenmodel gedefinieerd als kosten die de ondernemer met betrekking tot het betalingsverkeer gefactureerd krijgt van externe partijen, zoals financiële instellingen, verzekeraars, geldtransportbedrijven en telecomleveranciers. Om een concreet voorbeeld te geven: de facturen die de ondernemer van zijn telecomaanbieder krijgt omdat hij een ADSL-verbinding heeft voor zijn betaalautomaten.
rekening gebracht
In het kostenmodel worden acht externe kostencomponenten onderscheiden. In Tabel 5 worden deze ingedeeld naar de verschillende betaalmiddelen. Tabel 5 laat een gevarieerder beeld zien dan Tabel 4. Opgemerkt dient te worden dat al deze kostencomponenten ook als zodanig door de ondernemer als kostenpost gepercipieerd zullen worden, omdat hij daarvoor rekeningen ontvangt.
20
Tabel 5
Indeling externe kosten, naar betaalmiddel
Kosten
Contant
Afstortkosten contant geld
X
Wisselgeld kosten aan de bank
X
Professioneel geldtransport
X
Pinkosten aan bank
Pinpas
Chipknip
X
Chipknipkosten aan bank
X
Creditcardkosten
X
Telecommunicatiekosten Verzekeringskosten
Creditcard/Tankpas
X
X
X
X
Bron: PANTEIA, 2013.
Bij de interne kosten kan de individuele ondernemer via een efficiëntere bedrijfsvoering zijn kosten drukken. Bij de externe kosten kan de ondernemer zijn kosten drukken door de juiste keuzes te maken, bijvoorbeeld voor het type dataverbinding of door een ‘all-in-betaalpakket’ te kiezen dat bij zijn situatie past en door voor zover mogelijk te onderhandelen over tarieven of door te kiezen voor een abonnementsvorm voor afhandeling van betalingen met een lage waarde (LVP = Low Value Payments).
2.6
Vaste en variabele kosten Veel toonbankinstellingen bieden de klant verschillende mogelijkheden om te betalen. Een belangrijke vraag is dan of het aantrekkelijk is als klanten zo veel mogelijk gebruikmaken van hun pinpas. Het gaat daarbij om wat de kosten van een extra pintransactie zijn in vergelijking met die van een contante betaling. Deze marginale kosten zijn te berekenen aan de hand van een opsplitsing van de totale kosten in vaste en variabele kosten (zie Tabel 6).
21
Tabel 6
Verdeling kosten van betalen, naar vaste en variabele15 kosten
Kostencomponenten
Backoffice contant
Vast
18
Variabel
Variabel
transactie
omzet
9
73
Backoffice elektronisch
100
Frontoffice
100
Rentederving
Contant
nisch X X
100
X
X
X
X
Eigen geldtransport
100
X
Afschrijvingskosten kassalade
100
X
Afschrijvingskosten valsgelddetector
100
X
Afschrijvingskosten kluis/brandkast
100
X
Wisselgeld
100
X
Geldderving
100
X
Professioneel geldtransport
100
X
Afstorten contant geld
100
X
Verzekeringskosten
100
X
Betaalapparatuur pinnen
92
Elektro-
8
X
Abonnementskosten pinnen
100
X
Abonnement telecommunicatie pinnen
100
X
Tariefkosten pinnen
100
X
Tarief telecommunicatie pinnen
100
X
8
X
Betaalapparatuur Chipknip
92
Abonnementskosten Chipknip
100
X
Abonnement telecommunicatie Chip-
100
X
knip Tariefkosten Chipknip
100
X
Tarief telecommunicatie Chipknip
100
X
Batchverwerking Chipkniptransacties Betaalapparatuur creditcard Abonnement telecommun. creditcard Tarief telecommunicatie creditcard Provisie creditcardmaatschappijen
100 92
X 8
X
100
X 100
X 100
Bron: PANTEIA, 2013.
15
De verdeling van sommige kostenposten naar vast en variabel is de resultante van de toewijzing van onderdelen binnen deze kostencomponenten naar vaste en variabele kosten en de uitkomsten van de kostenberekeningen op basis van deze toewijzing. De toewijzing is vastgesteld in het Kostenmodel zoals dat ook gehanteerd is voor de metingen in 2006 en 2009.
22
X
Variabele kosten veranderen als gevolg van aantal transacties of hoogte van het transactiebedrag
Vaste kosten zijn per definitie onafhankelijk van het aantal transacties en van de omzet. Voor variabele kosten geldt dit niet. Variabele kosten kunnen samenhangen met het al of niet uitvoeren van de transactie. In dat geval spreken we van transactiegerelateerde variabele kosten. Ze kunnen ook afhankelijk zijn van het transactiebedrag. In dat geval spreken we van omzetgerelateerde variabele kosten. Bij het onderscheid tussen vast en variabel is de veronderstelling over de tijdshorizon van belang. Op lange termijn hebben immers alle kosten een variabel karakter. In deze studie is gekozen voor een middellange tijdshorizon van 7 jaar voor alle investeringen in betaalapparatuur zoals kassa’s, betaalterminals, en tankzuilen met geïntegreerde betaalterminals. Bij een kortere horizon zal een groter deel van de kosten een vast karakter hebben, bij een langere horizon een kleiner deel. Tabel 6 geeft voor alle onderscheiden kostencomponenten de gebruikte opdeling in vaste en variabele kosten. De laatste twee kolommen geven aan of de kostencomponenten van toepassing zijn voor contante of elektronische betalingen. De variabele kosten van een pinbetaling zijn nagenoeg uitsluitend transactiegerelateerd. Dit geeft aan dat de kosten van een extra pinbetaling van 25 euro niet veel zullen verschillen van die van een pinbetaling van 50 euro. Bij contante betalingen zijn de omzetgerelateerde variabele kosten relatief belangrijk. Met grotere transacties zijn immers doorgaans meer bankbiljetten gemoeid, waardoor de variabele kosten toenemen met het transactiebedrag.
Sommige kostenposten zijn opge-
Uit Tabel 6 blijkt dat voor verschillende kostencomponenten geldt dat ze niet volledig een vast of een variabel karakter hebben. De kosten van
bouwd uit een
een betaalterminal zijn bijvoorbeeld voor 92 procent vast en voor 8 pro-
vast en een varia-
cent transactiegerelateerd variabel. Extra pintransacties kunnen immers
bel deel
deels via de al aanwezige betaalapparatuur worden verwerkt, maar als het aantal transacties toeneemt, zullen ook extra investeringen in betaalterminals noodzakelijk zijn. Backofficekosten zijn in het kostenmodel niet voor 100 procent als vaste kostenpost opgevoerd. Een aantal activiteiten, zoals het bedrijfsklaar maken van de kassa’s, komt weliswaar elke dag terug ongeacht de hoogte van de omzet of het aantal transacties, maar een belangrijk deel van de noodzakelijke activiteiten, zoals het op peil houden van wisselgeld, is direct gerelateerd aan het aantal transacties. De in het kader van deze studie uitgevoerde enquête geeft aan dat 18 procent van de backofficekosten van contante betalingen een vast karakter heeft. Van de variabele kosten is het overgrote deel omzetgerelateerd.
23
3
Inkomend betalingsverkeer 2012
3.1
Inleiding In dit hoofdstuk wordt eerst de afbakening van de toonbankinstellingen binnen het kader van het onderzoek besproken. Vervolgens gaat dit hoofdstuk in op de acceptatie van de betaalvormen door toonbankinstellingen en het gebruik hiervan door consumenten voor aankopen bij toonbankinstellingen (inkomend betalingsverkeer). In dit hoofdstuk worden verder de kenmerken van het inkomende betalingsverkeer bij de toonbankinstellingen anno 2012 beschreven. Voor meer informatie over de ontwikkelingen sinds 2006 en 2009 wordt verwezen naar hoofdstuk 5. Alle cijfers die in dit hoofdstuk worden genoemd in de tekst en in de tabellen hebben betrekking op het jaar 2012, tenzij nadrukkelijk anders vermeld.
3.2
Afbakening van de toonbankinstellingen
De focus ligt op
Het onderzoek betreft de kosten van betalen van toonbanktransacties bij
toonbanktransac-
toonbankinstellingen. Onder toonbankinstellingen vallen alle bedrijven in
ties bij toonbank-
de detailhandel, horeca, ambulante handel en de tankstations die ‘over
instellingen
de toonbank’ producten verkopen aan de consument. Transacties die door toonbankinstellingen niet over de toonbank worden gedaan (zoals verkoop via de eigen webshop of de verkoop door postorderbedrijven) vallen buiten de optiek van dit onderzoek, gelijk aan de metingen over 2006 en 2009.
Institutionele domein: toonbank-
Ook vallen buiten het onderzoek die bedrijven die wel toonbanktransacties hebben, maar niet als onderdeel van de eigen hoofdactiviteit (het
transacties zijn
institutionele domein), zoals recreatieparken, musea, vervoersbedrijven,
hoofdactiviteit
shops van caravanbedrijven, verenigingen, apothekers etc. Deze bedrijven worden binnen de scope van dit onderzoek niet aangemerkt als toonbankinstellingen.
Productdomein: consumptieve uit-
Het onderzoek richt zich op betalingen door consumenten bij toonbankinstellingen voor goederen en diensten. Niet alle categorieën van con-
gaven aan detail-
sumptieve bestedingen vallen evenwel binnen het kader van het onder-
handelsproducten,
zoek (het product/dienstdomein). In het bijzonder vallen hierbuiten be-
horecadiensten,
stedingen voor bijvoorbeeld energie, huur, de aanschaf van vervoermid-
brandstof en tank-
delen, vervoersbewijzen, de reparatie van goederen e.d. Zij behoren niet
shopproducten
tot het detailhandelsassortiment, de dienstverlening van horecabedrijven en/of het verkoopterrein van tankstations. Uitgaven die worden gedaan bij toonbankinstellingen voor producten en diensten buiten het zogeheten detailhandelsassortiment worden wel aangemerkt als toonbankbestedingen in het kader van het onderzoek, zoals de verkoop van vervoersbewijzen bij de tabakszaak. Transacties tussen bedrijven onderling met een van de onderscheiden betaalmethoden vallen volledig buiten het onderzoek.
25
Het onderzoeks-
Rekening houdend met deze afbakening kan mede op basis van gegevens
domein bestrijkt
van het CBS worden becijferd dat 41 procent van alle consumptieve be-
113 miljard euro
stedingen (113 miljard euro) valt onder het onderzoeksdomein. Dit komt
aan bestedingen.
overeen met 85 procent van de totale toonbankbestedingen. In Tabel 7
Dat komt overeen
is aangegeven hoe de bestedingen binnen het onderzoeksdomein zijn af-
met 85% van de
geleid van de totale consumptieve bestedingen. Figuur 1 toont de verde-
totale bestedingen
ling van het totale aantal transacties over de toonbankinstellingen de overige sectoren. Tabel 7
Van consumptieve bestedingen tot bestedingen bij toonbankinstellingen, 2012 (afgeronde waarden)
waarde Bestedingen
(€ mld)
%
Totale consumptieve bestedingen
276
100
Geen Toonbankbesteding
143
52
Toonbankbestedingen totaal
133
48
100
-/- Bestedingen bij niet-toonbankinstellingen aan toonbankbestedingen
20
7
15
Bestedingen bij Toonbankinstellingen (volgens definitie meting)
113
41
85
82
30
61
- waarvan bij institutionele detailhandel - waarvan bij tankstations met shop
15
5
11
- waarvan bij de horeca
14
5
10
2
1
2
- waarvan bij de ambulante handel Bron: CBS, Bedrijfschap Horeca en Catering, PANTEIA, 2013.
Transacties binnen de branches
Figuur 1
Verdeling transacties over toonbankinstellingen en overige sectoren*, 2012
recreatie, cultuur en amusement, dienstverlening, groothandel, autohandel en –
14%
reparatie, parkeren en vending vallen buiten het onderzoeksdomein
86%
toonbankinstellingen
overige sectoren
* Dit betreft: recreatie, cultuur en amusement, dienstverlening, groothandel, auto’s (garage, dealers, handelaren e.d.), parkeren, vending en overig. Bron: PANTEIA op basis van gegevens van DNB en Currence, 2013.
26
%
3.3
Acceptatiegraad betaalmiddelen In Tabel 8 is de acceptatiegraad van onderscheiden betaalmethoden bij de toonbankinstellingen weergegeven naar sector, met uitzondering van contant geld. De acceptatiegraad daarvan is voor elke sector nagenoeg 100 procent. 16 De categorie tankpas is onderverdeeld naar de gebruikelijk pasvormen die worden aangeboden door bezoekers van tankstations (passen van leasemaatschappijen en van oliemaatschappijen, truckercards en local service cards).
tankstations accepteert ieder bedrijf en elke vestiging de pinpas. In de horeca wordt de pinpas bij 71 procent van alle horecagelegenheden geaccepteerd; bij de ambulante handel geldt dit inmiddels voor 54 procent van de ambulante handelaren. Vergeleken met 2009 is er zowel in de (MKB) detailhandel (van 91 procent naar 95 procent) als in de horeca (van 64 procent naar 71 procent) sprake van een duidelijke stijging van de acceptatiegraad van pinpassen.17 Bij de ambulante handel was de stijging zelfs zeer sterk (van 30 procent naar 54 procent).
Local service cards
95%
26%
38%
-
-
-
-
Detailhandel GWB
100%
21%
94%
-
-
-
-
Ambulante handel
54%
10%
11%
-
-
-
-
Horeca
71%
16%
37%
-
-
-
-
100%
12%
100%
97%
59%
84%
68%
Tankstations
cards
Detailhandel MKB
Sector
schappijen
schappijen
Cards van oliemaat-
Internationale trucker-
Acceptatiegraad betaalmiddelen in 2012, naar sector
Cards van leasemaat-
Tabel 8
Creditcard
te gebruiken
vrijwel alle winkeliers wordt geaccepteerd. Binnen het GWB en bij de
Chipknip
markt nu ook goed
Uit Tabel 8 komt naar voren dat de pinpas binnen de detailhandel door
Pinpas
Pinpas is op de
Bron: PANTEIA, 2013.
In alle onderscheiden sectoren accepteert slechts een minderheid van de toonbankinstellingen nog de Chipknip. De acceptatie van de Chipknip is in 2012 onder alle toonbankinstellingen duidelijk teruggelopen met uitzondering van de ambulante handel, maar ook daar is de acceptatiegraad
16
Binnen de toonbankinstellingen is er slechts een beperkt aantal winkels waar niet met contant geld kan worden betaald. Dit aandeel is echt zo gering dat de acceptatiegraad van contante betalingen afgerond op 100 procent uitkomt.
17
De acceptatiegraad van de verschillende betaalmethoden en de ontwikkeling daarvan is gebaseerd op de antwoorden van de ondernemers die hebben deelgenomen aan de enquête over kosten van betalen voor het jaar 2009 of 2012.
27
laag. In de praktijk wordt de Chipknip nog slechts incidenteel aangeboden als betaalmiddel. De meeste grootwinkelbedrijven in de detailhandel, hotels en de meeste tankstations accepteren creditcards. In de andere sectoren ligt de acceptatiegraad duidelijk lager. Het totale aantal betalingen dat de facto in toonbankinstellingen met de creditcard wordt verricht, is relatief beperkt (zie paragraaf 3.4). Tankpassen zijn er in vele variëteiten. De cards van de leasemaatschappijen worden nagenoeg in alle tankstations geaccepteerd. Internationale truckercards worden door ongeveer 60 procent van de tankstations geaccepteerd. Dit hangt uiteraard ook samen met de omstandigheid dat truckercards vooral interessant zijn voor tankstations die zijn gelegen aan doorgaande en gangbare routes voor truckers. In vergelijking tot 2009 is de acceptatie van de verschillende tankpassen nauwelijks veranderd. Alleen de acceptatatiegraad van de local servicekaart is iets lager. Betalen voor pinnen bij kleine bedragen nog niet helemaal verleden tijd Een aantal jaar geleden was het nog vrij gebruikelijk dat een deel van ondernemers een kleine opslag (meestal 25 cent) vroeg aan consumenten indien zij bij het afrekenen van kleine bedragen gebruik wilden maken van de pinpas. Bij steeds minder toonbankinstellingen wordt deze opslag inmiddels toegepast. Niettemin geeft nog steeds zo’n 5 procent van de ondernemers (die elektronische betalingen accepteren) aan dat consumenten moeten betalen wanneer ze beneden een bepaald bedrag willen pinnen. In de ambulante handel en de horeca komt dit wat vaker voor dan in de detailhandel en bij de tankstations. In de praktijk komt het overigens regelmatig voor dat een ondernemer weliswaar een bordje bij de kassa heeft staan, maar het bedrag niet doorrekent aan de klant. Vermoedelijk gebruiken ondernemers de bordjes vooral om klanten bij echt kleine betalingen te sturen naar contant geld. Verder is het vermoeden dat vooral acceptanten die nog niet zo lang pinbetalingen accepteren werken met een tarief. Ook voor betalingen met creditcard wordt door circa 5 procent van de ondernemers (die creditcardbetalingen accepteren) een bedrag in rekening gebracht. De meeste van hen brengen altijd een opslag in rekening. Anderen doen dit alleen beneden of juist boven een bepaald bedrag.
3.4
Aantal verkooptransacties in toonbankinstellingen Hierna wordt het aantal betalingen naar betaalmethode gepresenteerd. Ook wordt de totale en gemiddelde waarde van deze transacties weergeven. De gegevens zijn gebaseerd op de verkregen informatie van MKBbedrijven in de onderscheiden sectoren, alsmede op de ontvangen gegevens van grootwinkelbedrijven in de gevestigde detailhandel (zie ook Bijlage I). De informatie uit de steekproef is opgehoogd tot op landelijk niveau, waarbij de ophoging gebaseerd is op of gespiegeld is aan informatie van externe bronnen over de totale bestedingen naar sector en clusters daarbinnen (CBS, HBD, PANTEIA), de geregistreerde betalingen met pinnen (Betaalvereniging) en met Chipknip (Currence) naar sector en clusters en de metingen van De Nederlandsche Bank van de contante, pin-, Chipknip en creditcardbetalingen.
28
Totaal aantal toonbanktransacties Op basis van een analyse op de verkregen data wordt het totale aantal
5,7 miljard trans-
toonbanktransacties geschat op 5,7 miljard (waarvan 4,1 miljard in de
acties
detailhandel). Deze 5,7 miljard transacties waren in 2012 goed voor een bestedingsbedrag van 113 miljard euro. Daarmee correspondeert een gemiddeld transactiebedrag van 19,81 euro. In Tabel 9 is de verdeling van het aantal en de waarde van de transacties naar sector gegeven. Tabel 9
Transacties en consumptieve bestedingen, naar sector
Sector
Toonbanktransacties (x 1 miljoen)
Consumptieve bestedingen (x 1 miljard)
Gemiddeld transactiebedrag
Detailhandel MKB
1.892
€ 38,6
€ 20,43
Detailhandel GWB
2.202
€ 43,0
€ 19,52
Ambulante handel
176
€ 1,8
€ 10,36
Horeca
883
€ 14,3
€ 16,15
Tankstations
555
€ 15,3
€ 27,63
5.708
€ 113,0
€ 19,81
Totaal toonbankinstellingen Bron: PANTEIA, 2013.
3.5
Relatief belang van de betaalmiddelen In Tabel 10 is de samenstelling van het toonbankbetalingsverkeer in 2012 voor alle toonbankinstellingen weergegeven. De cijfers laten zien dat de in doorsnee kleinere betalingen worden gerealiseerd door middel van contante betalingen. De gemiddelde waarde van de contante betalingen en van de pinbetalingen komen wel steeds dichter bij elkaar te liggen, vooral ook omdat de betaling van kleine bedragen met de pinpas sinds 2008 sterk wordt gestimuleerd. Tabel 10
Verdeling van alle toonbanktransacties, naar betaalmiddel
Betaalmiddel
Transacties (%)
Waarde van de transacties (%)
Gemiddelde waarde per transactie
Contant
58%
35%
€ 11,79
Pin
37%
54%
€ 29,17
Chipknip
0%
0%
€ 4,56
Creditcard
1%
4%
€ 68,61
Tankpassen
2%
3%
€ 38,66
Overig
2%
4%
€ 35,61
Totaal
100%
100%
€ 19,81
Bron: PANTEIA, 2013.
29
C o n t a n t e be t a l i n ge n e n p i n b e t a l i n g e n Steeds meer kleine pinbetalingen
Uit Tabel 10 valt af te lezen dat het grootste deel van de betalingen bij de toonbankinstellingen in Nederland nog steeds plaatsvindt met contant geld (58 procent). Wanneer een vergelijking wordt gemaakt met 2009 valt wel op het aandeel contante betalingen sterk is teruggelopen. De daling in de contante betalingen is vooral het gevolg van de omschakeling van contante betalingen naar pinbetalingen, waardoor het aandeel van de pinbetalingen in alle betalingen nu is opgelopen tot 37 procent. Daarbij is er vooral sprake geweest van een sterke stijging van het aantal betalingen met een lagere waarde, getuige ook de daling van de gemiddelde waarde van een pinbetaling: van € 33,17 in 2009, naar € 29,17 in 2012. Inmiddels lijkt pinnen ook steeds meer gemeengoed te worden voor betaling van minder dan € 10. Low value payments Detailhandel Nederland heeft met de drie grote banken (Rabobank, ING en ABN AMRO) een akkoord bereikt over de pinkosten van laagwaardige betalingen. De kosten van het pinnen van kleine bedragen worden hierdoor voor de ondernemer lager. Iets meer dan een kwart van de MKB-ondernemers geeft aan bekend te zijn met speciale aanbiedingen en tarieven van banken met betrekking tot kleine pintbetalingen. De bekendheid is het grootst onder ondernemers in de ambulante handel en bij de tankstations. Klanten van ING maken automatisch gebruik van deze regeling. Van de overige ondernemers die bekend zijn met deze speciale regelingen, geeft iets minder dan tweederde aan ook gebruik hiervan te maken. Alleen in de ambulante handel is het gebruik wat lager. Ongeveer de helft van de ondernemers stimuleert omwille van deze regelingen ook het gebruik van de pinpas bij laagwaardige betalingen. Dit verschilt echter sterk per sector. Bij de tankstations gebeurt dit namelijk veel vaker dan in de andere sectoren. Ondernemers in de ambulante handel stimuleren het gebruik van de pinpas bij laagwaardige betalingen het minst.
Voor de verwerking van de elektronische betalingen (waarvan het overgrote deel pinbetalingen betreft) wordt binnen de toonbankinstellingen gebruik gemaakt van betaalterminals. Het aantal betaalterminals ligt circa 24 procent hoger dan in 2009. Hiermee is de stijging van het aantal betaalterminals geringer dan de totale stijging van de pinbetalingen. Dit resulteert in een toegenomen aantal transacties per terminal (‘terminalproductiviteit’). Transacties per terminal Om een indruk te krijgen van de ‘terminalproductiviteit’ naar sector, is hieronder voor de onderscheiden toonbanksectoren het aantal pinbetalingen per pinterminal aangegeven. Voor de goede orde: het gaat hierom om gemiddelden in de praktijk, niet om richtinggevende normen.
30
−
betalingen per terminal in de supermarkten:
36.000
−
betalingen per terminal in de totale detailhandel:
10.000
−
betalingen per terminal in de ambulante handel:
2.000
−
betalingen per terminal in de horeca:
5.000
−
betalingen per terminal in de tankstations met shop:
32.000
C h ip k n i p b e t a l i n g e n De Chipknip ver-
De Chipknip wordt tegenwoordig vrijwel uitsluitend gebruikt voor betalen
dwijnt op 1 janua-
in kantines, voor parkeren en voor aankopen bij verkoopautomaten. Bij
ri 2015 definitief
de toonbankinstellingen wordt nauwelijks nog betaald met de Chipknip.
uit beeld.
De merkeigenaar van Chipknip, Currence, heeft medio 2007 besloten om de Chipknip niet verder te promoten voor gebruik in de zogenoemde bemande toonbankomgevingen. Inmiddels heeft Currence besloten dat vanaf 1 januari 2015 het nergens meer mogelijk is om te betalen met de Chipknip. C r e d i t c ar d b e t a l i n ge n
Creditcards vooral voor grote uitgaven
Het totale aantal creditcardbetalingen bedraagt iets meer dan 60 miljoen. De gemiddelde betaling per creditcard is naar waarde bezien ongeveer drie en een half keer zo groot als de gemiddelde transactiewaarde voor alle betaalmiddelen. De creditcard wordt dan ook binnen de gevestigde detailhandel voornamelijk gebruikt bij duurdere en/of luxere aankopen zoals juweliersartikelen, woninginrichting en kleding. Binnen de horeca zien we dat de creditcard vooral veel wordt gebruikt bij de logiesverstrekkers (hotels), hetgeen eveneens een verklaring is voor het hogere transactiebedrag bij betaling met creditcards. T a nk pa s s e n
Gebruik tankpas
Betalen met de tankpas kan bij vrijwel elk tankstation. Dat geldt in het
neemt verder toe
bijzonder voor cards van leasemaatschappijen. Inmiddels worden ruim 100 miljoen betalingen met de tankpas verricht bij toonbankinstellingen. 18 Dit is een stijging 19 procent ten opzichte van 2009. De gemiddelde betaalgrootte bedraagt bijna 39 euro. Dit is duidelijk hoger dan de gemiddelde betaalgrootte per transactie, berekend over alle transacties bij de tankstations, hetgeen uiteraard het gevolg is van de veelal grotere betalingen voor brandstof per tankbeurt. De stijging van de brandstofprijzen in de afgelopen jaren komt ook duidelijk tot uitdrukking in de stijging van het gemiddelde bedrag per betaling met de tankpas: van € 30 in 2009 naar € 39 in 2012 (een stijging van 30 procent). O v e r i ge b e t a a l m i d d e l e n Bij de ‘overige betaalmiddelen’ kan worden gedacht aan overschrijvingen, betalen op rekening, betaling in termijnen op kredietbasis, betalingen met emballagebonnen (bij supermarkten e.d.), tegoedbonnen, betalingen met cadeaubonnen, Airmiles en andere spaartegoeden. Internetbetalingen die door de consumenten gedaan zijn voor onlineaankopen bij toonbankinstellingen zijn eveneens afzonderlijk gemeten in het onderzoek, maar niet meegenomen in de berekening van de kosten van betalen. Deze lijn is gevolgd omdat de kosten van internetaankopen ook in 2006 en 2009 niet expliciet zijn gemeten.
18
Hierbij zijn de zogenaamde onbemande tankstations niet meegeteld. Deze aankoopplaatsen zijn niet meegenomen in deze meting.
31
Internetaankopen bij toonbankinstellingen Van alle toonbankinstellingen geeft op ondernemingsniveau circa 17 procent aan dat Ideal of andere online betaalvormen voor internetaankopen geaccepteerd worden. Hieruit kan voorzichtig worden afgeleid dat ongeveer één op de zeven toonbankondernemingen de mogelijkheid biedt om online te shoppen naast het doen van aankopen op de fysieke locatie. De combinatie van “bricks and clicks” komt het meest voor onder de detailhandel. In het bijzonder de grootwinkelbedrijven bieden de mogelijkheid van online shoppen aan. Van alle betalingen op locatie en online tezamen heeft bij de toonbankinstellingen nog geen 0,5 procent betrekking op online betalen. De daarmee gemoeide omzet (ruim € 900 miljoen) bedraagt 0,8 procent van de totale omzet van toonbankinstellingen. Met een gemiddeld bedrag van € 48,49 is de online aankoop duidelijk groter dan de gemiddelde aankoop op locatie (€ 19,81). Let wel, deze bedragen hebben dus geen betrekking op pure online aanbieders met alleen een webshop en dus geen fysieke winkel (deze aanbieders worden niet gerekend tot toonbankinstellingen). In 2012 lag de totale omzet van online verkopen op € 9,8 miljard.19 Dit betreft overigens niet alleen de verkoop van consumentengoederen, maar ook van diensten.
19
http://www.thuiswinkel.org/nederlandstalig/1-website/-nieuw/overthuiswinkel.org/feiten-cijfers/thuiswinkel-markt-monitor-/thuiswinkelen/omzet-onlinewinkelen-in-nederland.
32
4
Kosten betalingsverkeer 2012
In dit hoofdstuk worden de kosten van het betalingsverkeer voor de detailhandel, ambulante handel, horeca en tankstations gepresenteerd. Hiertoe wordt stilgestaan bij de verschillende kostencomponenten waaruit de kosten worden berekend. Een onderscheid zal worden gemaakt naar interne en externe kosten en naar vaste en variabele kosten. Het onderzoek focust op het inkomende betalingsverkeer: het betalingsverkeer tussen de klant en de ondernemer. Het uitgaande betalingsverkeer – de transacties tussen de ondernemers en hun leveranciers en zakelijke dienstverleners – blijft buiten beschouwing, met uitzondering van betalingen die nodig zijn voor het faciliteren van ontvangsten (banktarieven, telecomkosten etc.).20 Alle cijfers die in dit hoofdstuk worden genoemd in de tekst en in de tabellen hebben betrekking op het jaar 2012. Een vergelijking van de kosten van betalen met 2009 en - voor zover mogelijk – ook met 2006 zal plaatsvinden in hoofdstuk 5.
4.1 Kosten van inkomend betalingsverkeer bedragen 1,38 miljard euro in 2012
Totale kosten betalingsverkeer Tabel 11 toont de totale kosten van het inkomende betalingsverkeer in 2012. De totale kosten bedragen 1,38 miljard euro. Gelet op het niveau van de consumptieve bestedingen zijn de kosten van het inkomende betalingsverkeer relatief hoog in de ambulante handel en de horeca. Dit komt onder meer doordat er in verhouding veel contante betalingen in deze sectoren plaatsvinden, die niet altijd op de meest efficiënte wijze (kunnen) worden verwerkt in deze sector (zie hiertoe ook paragraaf 4.4). Daarnaast wordt er in de horeca ook betrekkelijk vaak met creditcard betaald: de provisie op creditcardbetalingen drukt zwaar op de kosten van het betalingsverkeer in de horeca (zie paragraaf 4.4). De kosten van betalen zijn relatief laag bij de tankstations. Dit komt onder andere doordat er veel transacties per vestiging plaatsvinden. Hierdoor ontstaan schaalvoordelen. Zo kunnen bijvoorbeeld de kosten van een betaalterminal en de backofficekosten over relatief veel transacties worden uitgesmeerd.
20
In 1999 zijn de kosten van het uitgaande betalingsverkeer een keer in beeld gebracht om de orde van grootte ervan vast te stellen (EIM, 1999, De kassa rinkelt niet voor niets. Afrekenen kost ook geld!). Toen bleek het aantal transacties en de daarmee verbonden kosten slechts een fractie te zijn van wat er omgaat in het inkomend betalingsverkeer. Nadien is het uitgaand betalingsverkeer niet meer onderzocht.
33
Venstertarieven, feitelijke tarieven en totale kosten Gelijk aan 2009 zijn ook voor 2012 de kosten berekend aan de hand van de standaardtarieven voor bancaire en telefoondiensten (de zogenaamde venstertarieven, voor zowel contante als elektronische betalingen). Wanneer rekening wordt gehouden met de lagere tarieven die met name grote marktpartijen bedingen voor de verwerking van pinbetalingen dan bedragen de totale kosten van betalen niet € 1,38 miljard maar € 1,34 miljard (in 2009 zouden de kosten dan niet op € 1,29 miljard maar op € 1,26 miljard uitkomen). Om de vergelijkbaarheid met de methode 2009 vast te houden zal verder gewerkt worden met de kostenberekeningen op basis van de venstertarieven. Verder is geen rekening gehouden met mogelijke abonnementsreducties voor de kosten verbonden aan pinbetalingen met een lage waarde (beneden € 10).
Tabel 11
Totale kosten inkomend betalingsverkeer in verhouding tot totale bestedingen, naar sector
Sector
Totale kosten
Consumptieve
Totale kosten als %
(x 1 miljoen)
bestedingen
van de consumptieve
(x 1 miljard)
bestedingen
€ 905
€ 81,6
1,1%
€ 56
€ 1,8
3,1%
Horeca
€ 305
€ 14,3
2,1%
Tankstations
€ 112
€ 15,3
0,7%
€ 1.378
€ 113,0
1,2%
Detailhandel Ambulante handel
Totaal toonbankinstellingen Bron: PANTEIA, 2013.
Mobiel pinnen
De totale kosten per transactie zijn weergegeven in Tabel 12. De kosten
kost meer tijd
per transactie voor alle toonbankinstellingen tezamen bedragen 24 cent. De kosten per transactie zijn benedengemiddeld in de detailhandel en bij de tankstations. De horeca kent de hoogste kosten per transactie, vooral als gevolg van de relatief sterke mate waarin bij de horeca betaald wordt met creditcards. Ook de kosten per transactie in de ambulante handel zijn hoog. Dit lijkt met name het gevolg van de relatief langere verwerkingstijd (backoffice voor en frontoffice) voor contante en pintransacties in de ambulante handel. Een van de aspecten die hierbij spelen is dat ambulante handelaren in het algemeen gebruik maken van mobiele pinterminals voor betalingen met de pinpas. De betaling via deze mogelijkheid vergt in doorsnee meer verwerkingstijd dan de vaste betaalterminals. Ook in de horeca wordt door een deel van bedrijven gebruik gemaakt van mobiele pinterminals (bijvoorbeeld om betalingen op het terras mogelijk te maken).
34
Tabel 12
Totale kosten inkomend betalingsverkeer in verhouding tot alle transacties, naar sector
Sector
Totale kosten
Totaal aantal
Gemiddelde
(x 1 miljoen)
transacties
kosten per
(x 1 miljoen)
transactie
€ 905
4.094
€ 0,22
€ 56
176
€ 0,32
Horeca
€ 305
883
€ 0,35
Tankstations
€ 112
555
€ 0,20
€ 1.378
5.708
€ 0,24
Detailhandel Ambulante handel
Totaal toonbankinstellingen Bron: PANTEIA, 2013.
Gemiddelde kos-
De gemiddelde kosten per transactie naar betaalmethode zijn opgeno-
ten pinnen 3 cent
men in Tabel 13. Contante transacties kosten gemiddeld 24 cent. Een
lager dan contant
pintransactie is met gemiddeld 21 cent nu duidelijk goedkoper ten opzichte van contant. Betalingen met creditcard zijn gemiddeld het duurst met 2,15 euro per transactie 21. In paragraaf 4.4 zal nader worden ingegaan op de gemiddelde kosten per transactie. Tabel 13
Totale kosten inkomend betalingsverkeer, naar betaalmiddel
Betaalmiddel
Totale kosten
Totaal aantal transac-
Totale kosten
(x 1 miljoen)
ties (x 1 miljoen)
per transactie
Contant
€ 780
3.314
€ 0,24
Pin
€ 428
2.085
€ 0,21
€ 2
6
€ 0,29
€ 132
61
€ 2,15
€ 22
101
€ 0,22
€ 1.378
5.708
€ 0,24
Chipknip Creditcard Tankpassen Totaal (incl. ov. betaalm.) Bron: PANTEIA, 2013.
4.2
Interne en externe kosten van betalen In paragraaf 2.3 zijn de begrippen interne en externe kosten geïntroduceerd. De twee begrippen worden hierna nogmaals kort toegelicht. Interne kosten worden in het kostenmodel gedefinieerd als kosten die in de onderneming zelf ontstaan als gevolg van de acceptatie van betaalmiddelen. Het gaat daarbij om de kosten die een ondernemer zelf maakt wanneer hij een specifieke vorm van betalen van de klant accepteert.
21
C reditcards zijn duidelijk ander betaalproducten: aan de klant wordt een aankoopverzekering en garantiestelling geboden wat is opgenomen in de provisie die de ondernemer betaalt.
35
Externe kosten worden in het kostenmodel gedefinieerd als kosten die de ondernemer met betrekking tot het betalingsverkeer gefactureerd krijgt van externe partijen, zoals financiële instellingen22, verzekeraars, geldtransportbedrijven en telecomleveranciers. In Tabel 14 zijn de totale kosten uitgesplitst naar interne en externe kosten voor de vier sectoren. Binnen de interne kosten is onderscheid gemaakt naar de drie grootste kostenposten: backofficekosten, frontofficekosten en eigen geldtransport. Bij de externe kosten is onderscheid gemaakt naar bancaire kosten (afstorten contant geld, bankkosten wisselgeld, valutering, bankkosten pin en Chipknip) en niet-bancaire kosten. Onder de niet-bancaire kosten zijn naast onder meer de kosten van creditcardmaatschappijen ook de kosten opgenomen die benzinemaatschappijen in rekening brengen voor het betalen met een tankcard aan de pompshophouder. Dit kan expliciet de vorm hebben van een heffing per getankte liter brandstof, dan wel impliciet verdisconteerd zijn in het taploon dat aan pomphouders wordt vergoed voor elke liter die betaald wordt met een tankpas. Tabel 14
Verdeling interne en externe kosten, naar sector
Interne en externe kosten
Detailhandel
Ambulante
Horeca
handel
Tank-
Totaal
stations
Totale kosten (x 1 miljoen)
€ 905
€ 56
€ 305
€ 112
€ 1.378
- interne kosten
€ 611
€ 45
€ 223
€ 60
€ 939
- externe kosten
€ 294
€ 11
€ 82
€ 53
€ 440
Verdeling interne kosten (%)
100%
100%
100%
100%
100%
- backoffice
28%
35%
46%
23%
32%
- frontoffice
51%
30%
27%
64%
45%
8%
25%
15%
2%
10%
13%
9%
12%
11%
12%
100%
100%
100%
100%
100%
- bancaire kosten
55%
83%
47%
29%
51%
- overige externe kosten
45%
17%
53%
71%
49%
- eigen geldtransport - overige interne kosten Verdeling externe kosten (%)
Bron: PANTEIA, 2013.
22
De gehanteerde tarieven waarmee de bancaire kosten zijn berekend, zijn de standaard tarieven die banken aanbieden ("venstertarieven"). In de praktijk zullen met name grote afnemers met grote volumes via onderhandelingen een lager tarief weten te bedingen, waarbij de pintransacties onderdeel zijn van een geheel van verschillende diensten die deze klanten afnemen. Daardoor zullen in de praktijk de kosten voor pintransacties lager liggen en het verschil met contante betalingen dus groter zijn dan in dit rapport vermeld.
36
Interne kosten verantwoordelijk voor meer dan 2/3
In alle sectoren blijken de interne kosten hoger dan de externe kosten. Voor alle toonbankinstellingen samen ligt het aandeel van de interne kosten op 68 procent. Verschillen tussen de sectoren hebben vooral te
van de totale kos-
maken met de verdeling tussen contante betalingen en elektronische be-
ten
talingen. Hoe meer contant wordt afgerekend, hoe hoger het aandeel interne kosten in de totale kosten. De interne kosten zijn relatief gezien het hoogst in de ambulante handel en het laagst binnen de tankstations. Dit duidt op een relatief minder efficiënte interne afhandeling van de (contante) transacties bij de ambulante handel. Bij de tankstations is deze interne afhandeling veel efficiënter geregeld.
Grote verschillen in kostenstructuur tussen sectoren
Gelet op de verdeling van de interne kosten valt op dat de back- en frontofficekosten het grootste deel van de interne kosten voor hun rekening nemen. Tussen de sectoren zijn duidelijke verschillen waar te nemen. Zo is het aandeel van de backofficekosten relatief hoog in de horeca, maar juist relatief laag bij de tankstations. Voor het procentuele aandeel van de frontofficekosten geldt het omgekeerde. Dit hangt direct samen met het aantal transacties dat per onderneming wordt gedaan. Bij de tankstations is er sprake van een zeer groot aantal transacties op vestigingsniveau waardoor de backoffice efficiënt is ingericht om de vele transacties te verwerken (het schaalvoordeel van de vele transacties). Voor de horeca geldt het omgekeerde. Ook de verdeling van de externe kosten verschilt aanzienlijk per sector. In de ambulante handel worden de externe kosten vooral bepaald door de bancaire kosten. Bij de overige sectoren ligt het aandeel bancaire kosten een stuk lager. Het aandeel van de bancaire kosten in de totale betalingskosten is 16 procent. De detailhandel, de horeca en de tankstations worden veel meer dan de ambulante handel geconfronteerd worden met ‘overige (niet-bancaire) externe kosten’, zoals kosten van professioneel geldtransport, datacommunicatiekosten en kosten die samenhangen met creditcardbetalingen. Ook binnen deze posten kunnen verschillen naar sector optreden, bijvoorbeeld met betrekking tot de wijze waarop de verbinding voor verwerking van elektronische betalingen wordt gedaan (analoog, ADSL, kabelverbinding, etc.). Analoog is al snel duurder, aangezien bij analoge aansluitingen een tarief per transactie (=inbelmoment) wordt berekend. Gebruik vaste telefoonlijn of ADSL-abonnement Nog ongeveer 10 procent van de betaalautomaten is aangesloten op een analoge telefoonverbinding, ondanks de hoge kosten die daaraan per transactie verbonden zijn. Vooral kleinere ondernemingen zijn nog op deze manier aangesloten. Het aandeel transacties via de analoge verbinding is in 2012 gezakt tot onder de 3 procent (in 2009 was dit nog ongeveer 9 procent). Wanneer gekeken wordt naar alle elektronische betalingen bij de toonbankinstellingen dan blijken de telefoonkosten per verwerkte elektronische transactie met een analoge telefoonverbinding zelfs 3x hoger te zijn dan in geval van een ADSL-verbinding. Uiteraard is het voordeel van ADSL-verwerking per bedrijf afhankelijk van het aantal betalingen dat elektronisch gedaan wordt, maar nu vrijwel elk bedrijf wel een ADSLverbinding voor normale bedrijfsactiviteiten heeft, dringt zich toch steeds nadrukkelijker de vraag op of ook voor elektronische betalingen overstappen uit kostenoverwegingen wenselijk is.
37
Tabel 15 toont de verdeling van de interne en externe kosten naar be-
Contant betalen betekent veel in-
taalmiddel. Net als bij de uitsplitsing naar sector zijn ook hier grote ver-
terne backoffice-
schillen te zien. Het aandeel van de interne kosten is bijvoorbeeld erg hoog bij contante betalingen, terwijl de totale kosten bij creditcardbeta-
kosten
lingen vooral worden bepaald door de externe kosten.
Tabel 15
Verdeling interne en externe kosten, naar betaalmiddel
Interne en externe kosten
Contant
Pin
Chipknip
Creditcard
Tankpas
Totale kosten (x 1 miljoen)
€ 780
€ 428
€ 2
€ 132
€ 22
- interne kosten
€ 648
€ 264
€ 1
€ 17
€ 9
- externe kosten
€ 132
€ 164
€ 1
€ 115
€ 13
Verdeling interne kosten (%)
100%
100%
100%
100%
100%
- backoffice
42%
9%
15%
35%
2%
- frontoffice
35%
69%
57%
54%
87%
- eigen geldtransport
15%
0%
0%
0%
0%
9%
21%
28%
11%
12%
100%
100%
100%
100%
100%
- bancaire kosten
69%
71%
86%
0%
1%
- overige externe kosten
31%
29%
14%
100%
99%
- overige interne kosten Verdeling externe kosten (%)
Bron: PANTEIA, 2013.
Veel meer dan bij contante betalingen, worden de interne kosten bij be-
Kosten elektronische betalingen
talingen met pinpas, Chipknip, creditcard en vooral met tankpassen ge-
minder bepaald
vormd door de frontofficekosten.23 Het aandeel van de backofficekosten
door backofficeac-
in de interne kosten is relatief hoog voor contante en creditcardbetalin-
tiviteiten
gen. Dit komt vooral ook omdat de administratie en logistieke afhandeling van contante betalingen relatief veel arbeid met zich mee brengt. Ook de administratieve verwerking van creditcards weegt zwaar.
4.3
Vaste en variabele kosten van betalen In de vorige paragraaf is onderscheid gemaakt tussen interne en externe kosten. De kosten van betalen kunnen eveneens worden uitgesplitst in vaste en variabele kosten. In paragraaf 2.6 is al een uitgebreide toelichting gegeven op deze begrippen. Tabel 16 en Tabel 17 geven de kostenopdeling in vast en variabel weer voor de vier sectoren en voor het totaal van de toonbankinstellingen. De vaste kosten zijn gemiddeld verantwoordelijk voor ongeveer een vijfde van de totale kosten, maar dit aandeel verschilt sterk naar sector. In de ambulante handel en de horeca is het aandeel van de vaste kosten met respectievelijk 29 en 22 procent relatief hoog. Bij de tankstations is dit aandeel met 8 procent betrekke-
23
Voor wat betreft de frontofficetijd naar sector en betaalmiddel wordt verwezen naar bijlage I.
38
lijk laag. De vaste kosten in de detailhandel hebben een aandeel van 19 procent. Veel transacties zorgen voor relatief lage vaste kosten. Dit is bijvoorbeeld terug te zien bij de tankstations, waar naar verhouding veel transacties per vestiging zijn. De variabele kosten worden onderscheiden in transactiegerelateerde en omzetgerelateerde kosten. In de detailhandel en bij de tankstations is het aandeel transactiegerelateerde kosten hoger dan het aandeel omzetgerelateerde kosten. In de ambulante handel en de horeca geldt het omgekeerde. Dit komt doordat in deze sectoren relatief veel contante betalingen worden gedaan en voor de horeca ook nog veel creditcardbetalingen. De kosten verbonden aan deze betaalvormen, hangen voor een belangrijk deel af van de hoogte van de totale geldomzet of van de hoogte van het transactiebedrag (creditcards).
Tabel 16
Vaste en variabele kosten (x 1 miljoen), naar sector
Vaste en variabele kosten
Detailhandel
Ambulante
Horeca
handel
Tank-
Totaal
stations
Vaste kosten
€ 173
€ 17
€ 67
€ 9
€ 267
Variabel transactiegerelateerd
€ 462
€ 23
€ 100
€ 54
€ 638
Variabel omzetgerelateerd
€ 270
€ 17
€ 138
€ 49
€ 473
Totaal
€ 905
€ 56
€ 305
€ 112
€ 1.378
Tank-
Totaal
Bron: PANTEIA, 2013.
Tabel 17
Verdeling vaste en variabele kosten, naar sector
Vaste en variabele kosten
Detailhandel
Ambulante
Horeca
handel
stations
Vaste kosten
19%
29%
22%
8%
19%
Variabel transactiegerelateerd
51%
41%
33%
48%
46%
Variabel omzetgerelateerd
30%
29%
45%
44%
34%
100%
100%
100%
100%
100%
Totaal Bron: PANTEIA, 2013.
Kosten pin, Chip-
Verschillen tussen sectoren ontstaan vooral door de wijze waarop con-
knip en tankpas-
sumenten betalen. In de horeca wordt naar verhouding bijvoorbeeld vaak
sen sterk transactiegerelateerd
met creditcard betaald. De kosten van creditcardbetalingen zijn voornamelijk omzetgerelateerd (zie Tabel 18 en Tabel 19), waardoor ook de omzetgerelateerde kosten in de horeca relatief hoog zijn. Eenzelfde soort redenering gaat op voor het aandeel transactiegerelateerde kosten bij de tankstations, gezien het hoge aandeel transactiegerelateerde kosten van tankpassen. De kosten van pin- en Chipknipbetalingen zijn voor het grootste deel variabel transactiegerelateerd (denk aan frontofficekosten, maar ook aan
39
tariefkosten in verband met datacommunicatie en tariefkosten die de banken hanteren voor pin- en Chipknipbetalingen). Omzetgerelateerde kosten zijn er niet. Contante betalingen kennen daarentegen wel een sterke omzetgerelateerde kostenpost. Dit wordt vooral veroorzaakt door de kosten van professioneel geldtransport, het afstorten van contant geld en de backofficekosten met betrekking tot het legen en opmaken van de kassa’s en het verzendklaar maken van de dag- of weekopbrengsten. Tabel 18
Vaste en variabele kosten (x 1 miljoen), naar betaalmiddel
Vaste en variabele kosten
Contant
Pin
Chipknip
Creditcard
Tankpas
Vaste kosten
€ 170
€ 92
€ 1
€ 3
€ 1
Variabel transactiegerelateerd
€ 263
€ 336
€ 1
€ 16
€ 8
Variabel omzetgerelateerd
€ 348
€ 0
€ 0
€ 114
€ 12
Totaal
€ 780
€ 428
€ 2
€ 132
€ 22
Bron: PANTEIA, 2013.
Tabel 19
Verdeling vaste en variabele kosten, naar betaalmiddel
Vaste en variabele kosten
Contant
Pin
Chipknip
Creditcard
Tankpas
Vaste kosten
22%
22%
47%
2%
6%
Variabel transactiegerelateerd
34%
78%
53%
12%
39%
Variabel omzetgerelateerd
45%
0%
0%
86%
56%
100%
100%
100%
100%
100%
Totaal Bron: PANTEIA, 2013.
4.4
Kosten per transactie en kostendruk In paragraaf 4.1 is al kort ingegaan op de kosten per transactie. In deze paragraaf zal hier uitgebreider bij worden stilgestaan. Daarnaast worden ook de marginale kosten per transactie en de relatieve kostendruk besproken.
Creditcard veruit het duurst
Betalingen met creditcard zijn per transactie in alle sectoren duidelijk duurder dan met de overige betaalmiddelen. Dit komt vooral door de hoogte van de provisie (een percentage van het transactiebedrag) die betaald moet worden aan de creditcardmaatschappij. In de provisie zijn ook de kosten voor de aankoopverzekering en de garantiestelling verrekend. De creditcard verschilt hierin dan ook van de andere betaalmiddelen. Per sector verschillen de kosten voor creditcards, doordat er in bepaalde sectoren gemiddeld een lagere dan wel hogere provisie wordt betaald. Het gemiddelde provisiepercentage is bijvoorbeeld relatief hoog in de ambulante handel. De gemiddelde waarde van de transacties is in de ambulante handel voor creditcardbetalingen naar verhouding echter laag, waardoor de totale kosten per transactie gedrukt worden (zie ook Tabel 20).
40
Bij de detailhandel ligt de gemiddelde creditcardbetaling op een bedrag van € 75 waardoor de creditcardkosten per transactie absoluut op een hoog niveau komen te liggen, maar relatief laag in vergelijking tot het betaalde bedrag als gekeken wordt naar de kosten van creditcardbetalingen in andere sectoren. Zo bedragen in de detailhandel bedragen de creditcardkosten 3,7 procent van het betaalde bedrag; ter vergelijking: in de ambulante handel is dat 6,7 procent. Tabel 20
Gemiddelde kosten per transactie, naar betaalmiddel en sector
Betaalmiddel
Detailhandel
Ambulante handel
Horeca
Tankstations
Totaal
Contant
€ 0,21
€ 0,32
€ 0,32
€ 0,18
€ 0,24
Pin
€ 0,20
€ 0,43
€ 0,30
€ 0,15
€ 0,21
Chipknip
€ 0,26
€ 1,17
€ 0,41
€ 0,18
€ 0,29
Creditcard
€ 2,80
€ 1,27
€ 2,26
€ 1,04
€ 2,15
Tankpassen
-
-
-
€ 0,22
€ 0,22
Totaal (incl.
€ 0,22
€ 0,32
€ 0,35
€ 0,20
€ 0,24
ov. betaalm.) Bron: PANTEIA, 2013.
Voor alle toonbankinstellingen samen liggen de kosten van een pintransactie gemiddeld 3 cent lager dan de kosten van een contante transactie. Binnen de sectoren gaat dit evenwel niet op. De totale kosten van een pintransactie worden sterk bepaald door de kosten van een pintransactie in de detailhandel en bij de tankstations.24 De totale kosten van een contante transactie worden daarentegen, meer dan bij pintransacties beïnvloed door de kosten van een contante transactie in de horeca en de ambulante handel. 25 Het gewogen gemiddelde van de kosten per pintransactie (over alle sectoren berekend) valt hierdoor duidelijk lager uit dan het gewogen gemiddelde van de kosten per contante transactie. De marginale kos-
Zoals gezegd hangen de huidige kosten per transactie onder andere sa-
ten zijn de kosten
men met het aantal transacties ofwel met het gebruik van het betreffen-
die gepaard gaan
de betaalmiddel. Hierdoor liggen de gemiddelde kosten van een contante
met een extra transactie
transactie in de ambulante (32 cent) bijvoorbeeld lager dan de gemiddelde kosten van een pintransactie (43 cent). Het is daarom goed om ook te kijken naar de marginale kosten van een betaling. De marginale kosten geven dan aan wat de kosten zijn van één extra transactie naar betaalmethode die qua waarde gelijk is aan het gemiddelde bedrag voor alle betalingen in de betreffende sector. Oftewel: wat zijn de kosten die een ondernemer maakt voor een extra betaling (bovenop de laatste betaling) van gemiddelde grootte als die wordt gedaan met een bepaalde
24
Het aandeel pintransacties in de detailhandel en de tankstations in het totale aantal pintransacties is 93%.
25
Het aandeel contante transacties in de horeca en de ambulante handel in het totale aantal contante transacties is 25%.
41
methode. Aan de hand van de eerder genoemde variabele kosten kunnen deze marginale kosten worden berekend Marginale kosten
Tabel 21 toont de marginale kosten naar betaalmiddel en naar sector. De
pinnen duidelijk
marginale kosten naar de verschillende betaalmiddelen binnen een sector
lager dan contant
zijn berekend aan de hand van het gemiddelde transactiebedrag binnen die sector. Duidelijker dan op basis van de gemiddelde kosten per transactie is uit Tabel 21 op te maken dat extra pinbetalingen in de meeste gevallen goedkoper zijn voor de ondernemer dan contante betalingen. De ambulante handel vormt hierop als enige een uitzondering. Dit komt onder meer door het feit dat de front- en backofficekosten bij pintransacties in de ambulante handel relatief hoog zijn. Dit duidt op een weinig efficiënte behandeling van de pintransacties in de ambulante handel. Een pintransactie met het mobiele pinapparaat in de ambulante handel duurt gemiddeld langer dan in de overige sectoren met vaste pin apparaten en de tijd die besteed wordt aan backofficekosten omtrent pinbetalingen is relatief hoog in relatie tot het aantal pintransacties. Pinnen in de ambulante handel In de ambulante handel is het aantal pintransacties de laatste jaren fors toegenomen. Toch liggen de gemiddelde kosten van pinnen nog altijd hoger dan die voor contante transacties. Ondank de flinke stijging van het aantal pintransacties tussen 2009 en 2012, blijft het aandeel pintransacties met 11 procent naar verhouding laag. Daardoor drukken de vaste kosten nu nog relatief sterk op de totale pinkosten. Een verdere omschakeling van contant naar pin zal de kosten van pinnen echter doen dalen. Wanneer het aantal pintransacties verhoogd zou kunnen worden van 19 miljoen naar circa 30 miljoen (17 procent pinaandeel), dan zullen de kosten van pinnen onder het niveau van contant komen te liggen (respectievelijk 33 cent en 34 cent). Tabel 21
Marginale kosten per transactie, naar betaalmiddel en sector
Betaalmiddel
Detailhandel
Ambulante handel
Horeca
Tankstations
Totaal
Contant
€ 0,23
€ 0,24
€ 0,34
€ 0,23
€ 0,26
Pin
€ 0,16
€ 0,30
€ 0,21
€ 0,13
€ 0,16
Chipknip
€ 0,15
€ 0,28
€ 0,20
€ 0,14
€ 0,16
Creditcard
€ 0,92
€ 1,00
€ 0,74
€ 0,60
€ 0,79
-
-
-
€ 0,17
€ 0,17
€ 19,94
€ 10,36
€ 16,15
€ 27,63
€ 19,81
Tankpassen
Gemiddeld bedrag *
Let wel: de marginale kosten naar betaalmiddel binnen een sector zijn berekend aan de
hand van het gemiddelde transactiebedrag over alle betaalmiddelen voor de betreffende sector. Bron: PANTEIA, 2013.
De gegevens in Tabel 21 laten zien dat er door verschuiving van contant naar pin besparingen kunnen worden gerealiseerd: elke extra nieuwe pintransactie van gemiddelde omvang is immers duidelijk goedkoper dan
42
de laatste contante transactie die vervangen wordt door een pintransactie. Op basis van de berekende kosten naar betaalmiddel kan ook de relatie-
Relatieve kostendruk contant 2 tot
ve kostendruk worden berekend. Hieronder wordt verstaan: de totale
3 keer zo hoog als
kosten van een betaalmiddel, uitgedrukt als percentage van de omzet die met dat betaalmiddel is gerealiseerd. Om een voorbeeld te geven: de to-
voor pin
tale kosten voor de gevestigde detailhandel voor contant betalen bedroegen in 2012 470 miljoen euro. De omzet vergaard met contant betalen in de gevestigde detailhandel bedroeg 27,1 miljard euro. Deling levert een relatieve kostendruk op van 1,7 procent (zie Tabel 22). Tabel 22 toont de relatieve kostendruk voor de verschillende betaalmiddelen naar sector. Uit de tabel blijkt dat de relatieve kostendruk voor pinbetalingen in de meeste gevallen beduidend lager is dan die voor de overige betaalmiddelen. De kosten van pinnen zijn in verhouding tot de omzet die met pinnen wordt behaald aanzienlijk lager dan de kosten van bijvoorbeeld contant geld in verhouding tot de omzet die met contant geld wordt binnengehaald. Dat heeft onder meer te maken met het feit dat er gemiddeld veel grotere bedragen met de pinpas worden afgerekend en dat er (nagenoeg) geen omzetgerelateerde kosten zijn voor pinbetalingen. Tabel 22
Relatieve kostendruk: kosten per betaalmiddel in procenten van de omzet (incl. BTW) per betaalmiddel, naar sector en betaalmiddel
Betaalmiddel
Detailhandel
Ambulante handel
Horeca
Tankstations
Totaal
Contant
1,7%
3,5%
3,2%
1,1%
2,0%
Pin
0,7%
2,2%
0,9%
0,4%
0,7%
Chipknip
5,6%
27,1%
11,3%
3,5%
6,4%
Creditcard
3,7%
6,7%
3,1%
1,9%
3,1%
-
-
-
0,6%
0,6%
1,1%
3,1%
2,1%
0,7%
1,2%
Tankpassen Totaal Bron: PANTEIA, 2013.
4.5
Besparingsmogelijkheden In het bovenstaande zijn de kosten van betalen in beeld gebracht en zijn verklaringen gegeven voor de verschillen in hoogte van de kosten tussen sectoren en tussen betaalmethoden. De beschouwingen geven aanknopingspunten voor mogelijke besparingen op de kosten van betalen in de toekomst. − De kosten van betalen worden in belangrijke mate bepaald door de backoffice- en frontofficekosten. Dit betekent dat de belangrijkste besparingen moeten worden gezocht in een verhoging van de efficiëntie in de interne verwerking van de transacties en de behandeling van de betalingen aan de kassa. In het bijzonder geldt dit voor de ambulante handel en de horeca waar de afhandeling van transacties relatief minder efficiënt plaatsvindt. Meer transacties en snellere verwerking op
43
de betaalterminal leiden direct al tot verhoging van betalingsefficiëntie. − Een verhoging van de efficiëntie in kassa- afhandelingen (frontofficetijd) met bijvoorbeeld 2 seconden levert een besparing op van bijna € 50 miljoen voor het totaal van de toonbankinstellingen. Contactloos pinnen zou hier aan kunnen bijdragen (zie ook het laatste punt in deze paragraaf). Als daar ook nog eens een vermindering van de backofficetijd per contante transactie van ook weer 2 seconden bij zou kunnen komen, kan de totale besparing oplopen tot zelfs € 110 miljoen. − Omdat het aandeel contante betalingen nog steeds aanzienlijk is, vormt de verdere vermindering van het aantal contante betalingen en een daarmee samengaande stijging van het aantal pinbetalingen een mogelijkheid tot verdere besparing in de betalingskosten. De duidelijk lagere marginale kosten per transactie voor pinbetalingen laten zien dat hiermee voor de ondernemer winst te behalen is (in doorsnee 10 cent per extra pintransactie). − Daarnaast zijn besparingen mogelijk in een verdere omschakeling van analoge communicatieverbinding voor betalen naar breedbandverbinding. Nog ongeveer 10 procent van de betaalautomaten is aangesloten via een analoge verbinding. Een verdere omschakeling naar ADSL kan leiden tot een besparing in de totale betaalkosten. − Tot slot zouden ook door innovaties de kosten van het betalingsverkeer teruggedrongen kunnen worden. Een voorbeeld hiervan is het gebruik van contactloos pinnen (voor relatief lage bedragen), waarbij de frontofficetijd aanzienlijk verlaagd kan worden in vergelijking tot het normale pinnen.
44
5
Ontwikkeling kosten 2006-2009-2012
De meting van de kosten van betalen voor het jaar 2012 is gebeurd op dezelfde basis als de meting voor 2009 en 2006. Dit maakt een vergelijking van de kosten van betalen voor het jaar 2012 met 2009 en deels 2006 goed mogelijk naar sector en naar betaalmethode. Een verschil tussen de meting van 2012 en 2009 enerzijds en 2006 anderzijds is wel dat voor 2012 en 2009 ook de kosten van betalen voor de ambulante handel en de tankstations zijn gemeten door middel van een telefonische enquête onder ondernemers, terwijl er in 2006 voor deze twee sectoren sprake was van een rekentechnische update op basis van gegevens uit 2004. In onderstaande tabellen wordt de ontwikkeling van de kosten van betalen tussen 2012 en 2009 geboden op hoofdpunten met een onderverdeling naar de vier hoofdsectoren. Ter vergelijking zal in de tabellen tevens de ontwikkeling tussen 2006 en 2009 worden vermeld.26 Herziening bestedingen detailhandel in 2009 Voortschrijdend inzicht leert dat de eerder gepubliceerde omvang van de bestedingen in de detailhandel in 2009 naar boven moeten worden bijgesteld. Ten tijde van het onderzoek over 2009 zijn de bestedingen in de detailhandel geraamd op 76,8 miljard euro. Nieuwe gegevens over 2009 duiden op hogere bestedingen, te weten 81,4 miljard euro. In overleg met SBEB en DNB is ten behoeve van dit onderzoek besloten om de bestedingen over 2009 met terugwerkende kracht te verhogen. De 4,6 miljard extra bestedingen zijn naar rato verdeeld over de contante omzet en de pinomzet (respectievelijk 2 miljard en 2,6 miljard euro). Verder is besloten om de destijds berekende gemiddelde aankoopbedragen ongemoeid te laten. Hierdoor stijgt het totale aantal contante transacties in 2009 met 158 miljoen tot 3,84 miljard. Het totale aantal pinbetalingen stijgt met 80 miljoen tot 1,57 miljard. De totale kosten van betalen in 2009 stijgen hierdoor met 47 miljoen euro tot 1.289 miljoen euro.
5.1
Ontwikkeling van het inkomende betalingsverkeer
5 . 1 . 1 T o e li c h t in g o n t w ik k e l in g e n b e t a l i n g e n n a a r s e c t o r Detailhandel Detailhandel beeldbepalend voor alle toonbankinstellingen
Tabel 23 laat zien dat er sprake is van een lichte daling van het aantal transacties in de detailhandel. De bestedingen zijn in dezelfde periode nagenoeg onveranderd waardoor ook de gemiddelde prijs per transactie in 2012 nauwelijks verschilt van het niveau van 2009. Verder laat de ontwikkeling in de detailhandel – wat betreft de samenstelling van de be-
26
Geen vergelijking is opgenomen voor de ontwikkelingen in kosten tussen 2009 en 2006 voor de sectoren ambulante handel en tankstations gezien de verschillen in meetmethoden tussen beide jaren voor deze sectoren. Voor zover uitspraken worden gedaan voor alle sectoren tezamen (over 2006 in vergelijking tot 2009 en 2012) moeten deze als minder hard worden aangemerkt als voor de sectoren detailhandel en horeca afzonderlijk.
45
talingen naar methode – zien dat de detailhandel beeldbepalend is voor het totale betalingspatroon bij de toonbankinstellingen. Tabel 23
Ontwikkeling aantal transacties (x 1 miljoen) inkomend betalingverkeer, 2006-2012, naar sector
Sector
2006
2006-2009
2009
(%)
2009-2012
2012
(%)
Detailhandel
4.071
1%
4.118
-1%
4.094
Horeca
1.012
-18%
829
7%
883
Totaal detailhandel en horeca
5.083
-3%
4.947
1%
4.977
Ambulante handel
n.b.
-
190
-7%
176
Tankstations
n.b.
-
592
-6%
555
5.708
0%
5.792
0%
5.708
Totaal toonbankinstellingen Bron: PANTEIA, 2013.
Horeca Horeca herstelt zich enigszins
Tabel 23 laat verder zien dat de horeca zich in de periode 2009 – 2012 enigszins hersteld heeft van de terugval in de bestedingen in de 3 jaren daarvoor. Er is in de afgelopen 3 jaren sprake geweest van een stijging van het aantal transacties in de horeca met 7 procent, bij een groei van de omzet met 5 procent (en derhalve een iets lagere gemiddelde waarde van de transactie).
Pin is bezig met een duidelijke
Wat betreft de samenstellingen van de betalingen naar betaalmethode laat de horeca eveneens een duidelijke verschuiving zien van contant
opmars in de ho-
naar pin, hoewel de verschuiving zeker nog niet de vorm heeft aange-
reca
nomen als bij de detailhandel. Inmiddels wordt in de horeca een op de zeven transacties gepind. In 2009 was dat nog een op de tien. De totale waarde van deze pintransacties vertegenwoordigt nu 31 procent van de horecaomzet, in 2009 was dat nog 25 procent. Ambulante handel
Pin laat in de am-
De omzetontwikkeling in de ambulante handel is in de afgelopen 3 jaren
bulante handel
weinig gunstig geweest. In die periode liep de omzet met bijna 7 procent
een zekere op-
terug. Dit had ook direct zijn weerslag op het aantal betalingen dat in
mars zien
deze sector met bijna 8 procent terugviel. Binnen de samenstelling van de betalingen is er sprake van een duidelijke toename van het aandeel pinbetalingen in de totale betalingen (van 5 procent naar 11 procent). Relatief gezien was de toename van het aantal pinbetalingen in de ambulante handel het grootst in vergelijking tot de andere sectoren. Vooralsnog blijft de ambulante handel nog ver achter bij de andere sectoren als het gaat om het aandeel pinbetalingen. Tankstations Tabel 23 laat zien dat er sprake is van een daling van het aantal transacties in de tankstations (met 6 procent). Dit kan mogelijk samenhangen met de huidige economische crisis en de langzaam maar zekere daling in
46
het verbruik van brandstoffen per gereden kilometer, zowel voor personenautovervoer als vrachtvervoer. Bij gelijkblijvende economische activiteit kan dit samengaan met een daling van het aantal tankbeurten en daarmee het aantal betalingen bij de tankstations. Dit kan tevens gevolgen hebben gehad voor het aantal en de waarde van de aankopen in de shop. Het aandeel elektronische betalingen bij de tankstations is gestegen van 27 procent naar 35 procent. Inmiddels wordt nog maar 42 procent van het aantal betalingen in de tankstations contant verricht. 5 . 1 . 2 T o e li c h t in g o n t w ik k e l ing b e t a l i n g n a a r b e t a a l m i d d e l Duidelijke daling
Aantal en verdeling betalingen
contante betalin-
Tabel 24 toont de ontwikkeling naar betaalmiddel. In het bijzonder is er
gen versus sterke stijging daling pinbetalingen
sprake van een daling van het aantal contante betalingen tussen 2009 en 2012 met 14 procent en een stijging van het aantal pinbetalingen in dezelfde periode met 33 procent. De daling van de contante betalingen is vooral het gevolg van de omschakeling van contant naar betalen met pin. Ook is er sprake van een toename van het gebruik van de tankpas. Dit lijkt vooral het gevolg van de toegenomen bestedingen bij de tankstations en de toename van het gebruik van de tankpas om de tankbeurt te betalen. Tabel 24
Ontwikkeling samenstelling transacties, 2006-2012, totaal en naar betaalmiddel
Betaalmiddel
2006
2009
2012
Aantal (mln)
%
Aantal (mln)
%
Aantal (mln)
%
Contant
4.104
72%
3.839
67%
3.314
58%
Pin
1.221
21%
1.566
27%
2.085
37%
20
0%
11
0%
6
0%
38
1%
58
1%
61
1%
46
1%
84
1%
101
2%
5.708
100%
5.729
100%
5.708
100%
Chipknip Creditcard Tankpassen
27
Totaal (incl. ov. betaalmiddelen) Bron: PANTEIA, 2013.
Wanneer de langere termijn wordt beschouwd (2006 – 2012) dan zijn de afname in contante betalingen, de groei van het aantal pinbetalingen en de groei van de het gebruik van tankpassen duidelijk lange termijn trends. Het aantal transacties is redelijk stabiel gebleven. De groei van het aantal pinbetalingen van 33 procent binnen de toonbankbankinstellingen is wat lager dan de doelstelling die gesteld was in 2009. Destijds werd berekend dat een groei van 41 procent (tot 2,1 miljard pinbetalingen) noodzakelijk was, wilden de toonbankinstellingen in
27
Opgemerkt moet worden dat in de berekeningen over 2006 de tankpas niet als afzonderlijk betaalmiddel is doorgerekend maar is opgenomen onder de groep overige betalingen. Onderzoek uit 2009 leert dat deze overige betalingen grotendeels gelijk te stellen zijn aan betaling met de tankpas. Voor de vergelijking tussen 2006 en 2009 is aangenomen dat dit ook voor 2006 daadwerkelijk het geval is geweest.
47
gelijke mate bijdragen aan de groeidoelstellingen wat betreft het totaal aantal pinbetalingen (2,75 miljard elektronische betalingen). De groei van het totale aantal pinbetalingen in Nederland lag in de periode 20092012 op 27 procent.28 Dit duidt op een wat lagere groei van de pinbetalingen bij de niet-toonbankinstellingen.
5.2
De ontwikkeling van de kosten van betalen: de parameters Voor de ontwikkeling van de kosten van betalen zijn verschillende zaken van belang: − het aantal transacties Bij gelijkblijvende kosten per transactie stijgen/dalen de totale kosten van betalen in dezelfde mate waarin het aantal betalingen verandert. − de efficiëntie in de verwerking van de betalingen Naarmate bepaalde processen sneller of juist langzamer verlopen, zal er sprake zijn van een toename of afname van de kosten per transactie en daarmee van de totale kosten bij gelijkblijvende transactievolumes. − de loonkosten waartegen de activiteiten van de ondernemer en zijn personeel worden verrekend Dit is vooral van belang voor de ontwikkeling van de backoffice- en frontofficekosten. Indien het tijdsbeslag voor deze activiteiten per transactie ongewijzigd blijft, dan stijgen de kosten hiervan nog als gevolg van een stijging van de loonkosten per uur voor de werkzaamheden van de ondernemer en zijn personeel. − de tarieven die aan de ondernemer in rekening worden gebracht Een stijging of daling van de kosten van betalen is ook het gevolg van verandering in tarieven voor diensten van derden (telecommaatschappijen, banken). De belangrijkste posten die tussen 2009 en 2012 zijn veranderd, zijn opgenomen in Tabel 25. Uit de tabel blijkt dat er sprake is van: − Een toename van de bestedingen. − Een toename van de benodigde frontofficetijden. − Een stijging van uurloon voor waardering in € van de front- en backofficetijden − Een lichte toename van de tarieven voor het afstorten van contant geld en het opnemen van wisselgeld bij sommige banken. − De tarieven voor datacommunicatie via een analoge verbinding (gewone analoge telefoonlijn dan wel ISDN) met 2-4 procent zijn gestegen − Ongewijzigde tarieven die gehanteerd voor de behandeling van card (lees pin) betalingen door banken − Een daling van de aanschafprijzen van betaalapparatuur.
28
Het gaat hierbij dus ook om pinbetalingen buiten de toonbankinstellingen. Volgens Currence lag in 2009 het totale aantal pinbetalingen op 1,95 miljard. In 2012 is dit gestegen tot 2,47 miljard.
48
Tabel 25
Indicaties van de belangrijkste tarief- en hoeveelheidsveranderingen voor 2012 t.o.v. 2009 per kostencomponent
Omschrijving
Indicatieve verandering
Totale waarde van de betalingstransacties
+ 2%
Uurloon ondernemer/medewerker
+ 4%
Rentepercentage voor berekening rentederving
ongewijzigd
Tarieven voor afstorten contant geld
ongewijzigd/licht gestegen
Tarieven voor wisselgeld
ongewijzigd/licht gestegen
Tarief bankkosten voor pinbetalingen per transactie
ongewijzigd
Tarieven datacommunicatie vast (ADSL abonnement)
ongewijzigd
Tarieven datacommunicatie variabel (analoge verbinding)
+ 2-4%
Provisie creditcard per € 100 omzet
+ 30ct
Aantal betaalautomaten
+ 24%
Listprijzen vaste betaalapparatuur na korting
-/- 20%
Frontofficetijd per transactie gemiddeld
+ 4 %
Uren besteed aan backoffice (cash)
ongewijzigd
Uren besteed aan backoffice pin per transactie
ongewijzigd
Bron: PANTEIA, 2013.
5.3 Totale kosten van betalen zijn gestegen tussen
De ontwikkeling van de totale kosten van betalen Over het geheel genomen is er sprake van een stijging van de kosten van betalen (totaal) met 7 procent van € 1.289 miljoen in 2009 naar € 1.378 miljoen in 2012 (+ € 89 miljoen).
2009 en 2012
Deze stijging is met name het gevolg van: − Een toename van de totale waarde van de transacties met 2 procent. Deze toename betekent dat met omzetgerelateerde variabele kosten naar rato van de stijging de waarde van de transacties omhoog gaan. Met name de toename van de creditcardbestedingen zorgt voor een kostenstijging; − Een toename van de tijd (gemiddeld + 4 procent) die nodig is om de transacties aan de kassa af te handelen. Dit geldt vooral voor de elektronische betalingen die voorheen met de magneetstriptechnologie werden uitgevoerd en nu op basis van de EMV-chiptechnologie; − Een toename van het de waarde waartegen arbeidsuren worden verrekend voor frontoffice- en backofficeactiviteiten (+ 4 procent). Deze stijging werkt vooral sterk door in de kosten van contant betalen, daar de backofficetijd zwaar meetelt in de totale kosten van betalen voor contante betalingen. Tegenover de factoren die bijdragen aan de stijging van de totale kosten van betalen staan ook enkele posten die lijden tot een vermindering van de kosten (zoals lagere listprijzen voor elektronische betaalapparatuur), maar deze factoren hebben slechts een marginale invloed op de totale hoogte van de kosten van betalen.
49
De verhoging ontleed Onderstaand overzicht geeft een indicatie in welke mate de verschillende aspecten bijdragen tot een verandering in de hoogte van de totale kosten van betalen in 2012 ten opzichte van 2009.
5.4
−
Toename waarde van de betalingen:
+
−
Toename van de afhandelingstijd:
+
€ 10 miljoen € 30 miljoen
−
Toename van de loonkosten:
+
€ 30 miljoen
−
Toename betaalterminals
+
€ 10 miljoen
−
Overige kostenbepalende elementen:
+
€ 9 miljoen
−
Totaal
+
€ 89 miljoen
De ontwikkeling van de kosten naar sector Tabel 26 laat de ontwikkeling zien van de kosten van betalen naar sector zien. Tabel 26
Ontwikkeling kosten van betalen (x 1 miljoen), 2006-2012, naar sector
Sector
2006
2006-2009
2009
(%)
2009-2012
2012
(%)
Detailhandel
€ 788
9%
€ 856
6%
€ 905
Horeca
€ 317
-15%
€ 271
13%
€ 305
€ 1.105
2%
€ 1.127
8%
€ 1.217
Ambulante handel
n.b.
-
€ 56
1%
€ 56
Tankstations
n.b.
-
€ 107
6%
€ 112
€ 1.282
1%
€ 1.289
7%
€ 1.378
Totaal detailhandel en horeca
Totaal toonbankinstellingen Bron: PANTEIA, 2013.
De stijging in de kosten van betalen doet zich vooral voor bij de horeca en in minder mate bij de detailhandel en de tankstations. De lagere stijging van de totale kosten van betalen in de ambulante handel wordt vooral verklaard uit het feit dat in de ambulante handel het aantal betalingen is teruggelopen met 7 procent. De stijging van de kosten van betalen bij de detailhandel en horeca kan voor een belangrijk deel worden verklaard uit het de toename van de gemiddelde tijd die in deze sectoren is gebleken om transacties elektronisch (+ 3 seconden) en contant aan de kassa af te handelen (+ 1 seconde). Ook zijn er in de horeca in vergelijking met 2009 meer transacties en een hogere omzet. Bij de tankstations was er sprake van een toenemende efficiëntie in de afhandeling van betalingen getuige de daling in de benodigde afhandelingstijd voor
50
elektronische transacties (-/- 5 seconden) en contante transacties (-/- 1 seconde). 29.
5.5
De ontwikkeling van de kosten naar betaalmiddel Tabel 27 geeft de ontwikkeling van de kosten van betalen naar betaalmethode. Tabel 27
Ontwikkeling kosten van betalen (x 1 miljoen), 2006-2012, naar betaalmiddel
Betaalmiddel
2006
2006-2009
2009
(%)
2009-2012
2012
(%)
Contant
€ 902
-9%
€ 823
-5%
€ 780
Pin
€ 245
32%
€ 324
32%
€ 428
Creditcard
€ 128
-15%
€ 109
21%
€ 132
Chipknip
n.b.
-
€ 3
-32%
€ 2
Tankpassen
n.b.
-
€ 20
8%
€ 22
€ 1.282
1%
€ 1.289
7%
€ 1.378
Totaal (incl. ov. betaalm.) Bron: PANTEIA, 2013.
T o e li c h t in g Naar vorm van betalen bezien is het voor de periode 2006 – 2009 alleen goed mogelijk om de kosten voor contant, pin en creditcard30 te vergelijken, omdat het onderzoek uit 2006 geen mogelijkheden biedt om de kosten van het betalen met tankpassen voor deze jaren te vergelijken. Voor de periode 2009 tot en met 2012 is wel een volledig vergelijk mogelijk. Hierna volgt een toelichting op de ontwikkeling in de jongste periode. Contante betalingen In het totaal zijn de kosten voor contant betalen gedaald. De belangrijkste verklaring hiervoor is dat tussen 2009 en 2012 er sprake is geweest van een daling van het aantal contante transacties met circa 14 procent. De lichte stijging van de afhandelingstijd van een contante betaling aan de kassa en de smallere basis voor het verdelen van de vaste kosten dragen er onder meer toe bij dat de gemiddelde kosten per contante transactie zijn gestegen (zie ook Tabel 28).
29
De verandering in tijden is vastgesteld door een onderzoek naar de afhandelingtijd bij 23 toonbankinstellingen verdeeld over de sectoren detailhandel, ambulante handel, horeca en tankstations). In het totaal is de afhandelingtijd aan de kassa gemeten voor bijna 3.100 betalingen, waarvan ongeveer 1.600 betalingen betrekking hadden op contante betalingen en 1.500 op elektronische betalingen.
30
Het geringe aantal betalingen met chipknip in de waarnemingen maakt het niet goed mogelijk om nog een vergelijking van de totale kosten voor de chipknip tussen 2006 en 2009 door te voeren.
51
Pinbetalingen De stijging van de kosten van pinnen is mede bepaald door de omschakeling naar de EVM technologie
De ontwikkeling van de kosten van pinbetalingen is voor het grootste deel te verklaren uit de stijging van het aantal pintransacties (+ 33 procent). De totale kostenstijging (+ 32 procent) wordt enerzijds gedrukt door het feit dat vaste kosten niet of minder sterk zijn meegegroeid. Anderzijds is de ontwikkeling van de kosten voor pinbetalingen ook negatief beïnvloed door de stijging van de benodigde afhandelingstijd. De omschakeling van magneetstrip naar chiptechnologie en het vervallen van de mogelijkheid tot “pre-authorisatie” hebben mede geleid tot deze extra tijd 31. Creditcard De kosten van de creditcard zijn gestegen, vooral omdat het gemiddelde bestedingsbedrag van de creditcard is toegenomen. Daar provisie procentueel wordt berekend over het totale bedrag van de transactie, leidt een toename van dit bedrag automatisch tot hogere betaalkosten per transactie. Daarnaast betekent de lichte stijging van het aantal creditcard transacties (+ 6 procent) eveneens dat de totale kosten van betalen met de creditcard toenemen. Kostenbeeld bij gelijkblijvende samenstelling betalingsverkeer In de periode 2009-2012 is het aantal pinbetalingen fors toegenomen. Het aandeel pinbetalingen is daardoor gestegen van 27 procent in 2009 naar 37 procent in 2012. Het betalen met de pinpas is de laatste jaren actief gestimuleerd met als argumenten dat het veiliger, gemakkelijker en goedkoper is dan betalen met contant geld. Dit laatste punt (goedkoper) kan ook geïllustreerd worden door de kosten van betalen anno 2012 te berekenen voor twee situaties. De eerste situatie betreft dan de feitelijk gemeten kosten van betalen (voor 2012: € 1,37 miljard). De tweede situatie betreft een scenario waarbij er geen sprake is van groei van het aantal pinbetalingen in de periode 2009-2012. Dit houdt in dat de verhouding tussen pin en contant in 2012 gelijk is aan 2009. Voor dit scenario komen de kosten uit op € 1,41 miljard; een verschil van circa € 36 miljoen. De toename in het aantal pinbetalingen draagt zodoende bij aan lagere kosten van betalen.
D e o n t w ik k e l in g v a n de k o s te n pe r t r a n s a c t ie Tabel 28 laat de ontwikkeling zien van de kosten per transactie voor pinbetalingen en contante betalingen binnen de toonbankinstellingen. De cijfers maken duidelijk dat per transactie bezien de kosten voor contante betalingen zijn gestegen en voor pin voor het totaal van de toonbankinstellingen gemiddeld gelijk zijn gebleven. De stijging van de kosten voor contant betalen is vooral toe te wijzen aan de daling van het aantal contante betalingen waardoor de vaste kosten sterker drukken op het resterende aantal betalingen. De kosten van pinbetalingen daarentegen dalen vooral omdat de vaste lasten nu drukken op een groter aantal betalingen. Aan de andere kant betekent de toegenomen frontofficetijd wel een stijging van de kosten per pintransactie. De kosten waartegen banken hun activiteiten verrekenen wat betreft het pinnen zijn ongewijzigd ge-
31
Ten tijde van het gebruik van de pinpas met magneetstrip was het voor de klanten vaak mogelijk om direct, nog voor de vaststelling van het bonbedrag, zich aan te melden op de terminal. Hierdoor kon de daadwerkelijke betaaltijd verkort worden. Deze vooraanmelding is met het gebruik van de EVM-pas niet mogelijk.
52
bleven. Per saldo blijven de gemiddelde kosten van een pintransactie op het niveau van 2009.
Tabel 28
De ontwikkeling van de kosten per transactie 2006-2012, naar sector en betaalmiddel
Sector
Betaalmiddel
Detailhandel
Ambulante handel
Horeca
Tankstations
Totaal toonbankinstellingen
2006
2009
2012
Contant
€ 0,18
€ 0,20
€ 0,21
Pin
€ 0,20
€ 0,20
€ 0,20
Contant
n.b.
€ 0,29
€ 0,32
Pin
n.b.
€ 0,42
€ 0,43
Contant
€ 0,29
€ 0,30
€ 0,32
Pin
€ 0,34
€ 0,33
€ 0,30
Contant
n.b.
€ 0,14
€ 0,18
Pin
n.b.
€ 0,15
€ 0,15
Contant
€ 0,22
€ 0,22
€ 0,24
Pin
€ 0,20
€ 0,21
€ 0,21
Bron: PANTEIA, 2013.
5.6 De relatieve kostendruk van alle betaalmiddelen tezamen is gelijk gebleven
Ontwikkeling van de kostendruk Tabel 29 toont de ontwikkeling van de kosten in procenten van de omzet naar betaalmiddel en sector. De kosten in procenten van de omzet worden ook wel aangeduid als de kostendruk van de betaalmiddelen. De tabel laat duidelijk zien dat gerekend in procenten van de omzet die gerealiseerd wordt met het betreffende betaalmiddel, betalingen met de pinpas aanmerkelijk voordeliger zijn dan contante betalingen en creditcardbetalingen. Tabel 29 laat ook zien dat de kostendruk per saldo niet is toegenomen, ondanks een toename van de kostendruk voor bijna ieder betaalmiddel in iedere sector. Dit komt doordat de samenstelling van het betalingsverkeer is veranderd. Er wordt nu meer gepind en de kostendruk voor pinbetalingen ligt lager dan voor contante betalingen. In 2012 waren de kosten van betalen in totaliteit (ongeacht betaalmiddel) 1,2 procent van de totale omzet bij de toonbankinstellingen. In 2009 was dit ook 1,2 procent.
53
Tabel 29
Relatieve kostendruk: kosten in procenten van de omzet (incl. BTW) naar betaalmiddel en sector, ontwikkeling 2006-2012
Sector
Betaalmiddel
2006
2009
2012
Detailhandel
Contant
1,9%
1,5%
1,7%
Pin
0,5%
0,6%
0,7%
Chipknip
2,2%
7,4%
5,6%
Creditcard
3,4%
3,8%
3,7%
Totaal
1,1%
1,1%
1,1%
Contant
n.b.
3,2%
3,5%
Pin
n.b.
1,4%
2,2%
Chipknip
n.b.
6,7%
27,1%
Creditcard
n.b.
5,1%
6,7%
Totaal
n.b.
2,9%
3,1%
Contant
3,1%
2,6%
3,2%
Pin
0,6%
0,7%
0,9%
Chipknip
5,8%
6,8%
11,3%
Creditcard
2,9%
2,9%
3,1%
Totaal
2,3%
2,0%
2,1%
Contant
n.b.
1,0%
1,1%
Pin
n.b.
0,5%
0,4%
Chipknip
n.b.
2,7%
3,5%
Creditcard
n.b.
1,8%
1,9%
Totaal
n.b.
0,8%
0,7%
Contant
1,7%
1,7%
2,0%
Pin
0,5%
0,6%
0,7%
n.b.
7,2%
6,4%
3,4%
3,0%
3,1%
1,3%
1,2%
1,2%
Ambulante handel
Horeca
Tankstations
Totaal toonbankinstellingen
Chipknip Creditcard Totaal Bron: PANTEIA, 2013.
De ontwikkeling van de relatieve kostendruk laat zien dat de kosten van het betalen met pin nu enigszins zwaarder wegen op de totale omzet die betaald is met gebruik van de pinpas. Dit komt met name ook omdat nu veel meer dan voorheen kleine bedragen gepind worden waardoor de transactiegerelateerde variabele kosten wat zwaarder drukken. Ook de contante betalingen geven nu een hogere kostendruk. Deze hogere kostendruk is het gevolg van het feit dat de vaste kosten van contant betalen niet afnemen als gevolg van de daling van het aantal contante betalingen of de waarde daarvan.
54
6
De kosten van betalen in supermarkten
In 2011 heeft Panteia in opdracht van de SBEB nader onderzoek gedaan naar omvang en samenstelling van betalingen in de supermarktbranche alsmede naar de kosten van betalen in deze branche. Tevens is daarbij als bijzonder onderwerp onderzocht wat vanuit kostentechnisch perspectief de merites zijn van de pin-only kassa. In dit hoofdstuk zullen – in navolging van het onderzoek uit 2011 - de kosten van betalingen in de supermarkten worden besproken, alsook de opdeling van deze kosten naar combikassa’s (waar zowel met contant geld als met de pinpas betaald kan worden) en naar pin-only kassa’s (waar geen contante betalingen mogelijk zijn). De kosten voor de supermarkten in totaliteit worden in dit hoofdstuk gepresenteerd voor de jaren 2009 en 2012. De vergelijking van de kosten voor de pin-only kassa’s en de combikassa’s wordt alleen geboden voor 2012. Dit hoofdstuk gaat in op de belangrijkste kostengegevens. Voor meer gegevens omtrent de kosten van betalen in de supermarkten en voor de pin-only en combikassa’s wordt verder verwezen naar de factsheets 12 en 13 in hoofdstuk 7.
6.1
Enkele kenmerken van het betalingsverkeer Van alle 5,7 miljard toonbanktransacties (zoals afgebakend voor dit onderzoek) vinden 2,1 miljard transacties (37 procent) plaats bij de supermarkten. In het totaal is met de supermarktbetalingen een bedrag van € 34 miljard gemoeid ofwel 30 procent van alle toonbankbestedingen. Deze bestedingen vinden bij de supermarkten plaats bij circa 25.000 kassa’s waarvan er circa 4.000 zijn aan te merken als pin-only kassa.
6.2
De kosten van betalen in de supermarkt
Supermarkten
In totaliteit bedroegen de kosten van betalen in de supermarkten in 2012
zijn wat betalen
€ 282 miljoen. Dat is 20 procent van de totale kosten van betalen bij alle
betreft zeer kos-
toonbankinstellingen. Dit aandeel is belangrijk minder dan hetgeen ver-
tenefficiënt
wacht zou mogen worden (bij een proportionele verdeling) op basis van het aandeel van de supermarkten in de omzet (30%) en het aantal betalingen (37%). Dit laat zien dat de supermarkten veel kostenefficiënter kunnen werken dan de andere sectoren en branches onder de toonbankinstellingen. Gemiddeld komen de kosten per transactie bij de supermarkten neer op 14 cent. Ter vergelijking: in de totale detailhandel is dit 22 cent en voor alle toonbankinstellingen 24 cent. Tussen 2009 en 2012 zijn de kosten van betalen in de supermarkten gestegen van 224 miljoen naar 282 miljoen, een stijging met 26 procent. Het aantal transacties is in diezelfde periode met 20 procent toegenomen. In vergelijking tot de toonbankinstellingen in totaliteit is de kosten-
55
stijging bij supermarkten relatief hoger. Dit betekent evenwel niet dat de supermarkten duidelijk minder efficiënt zijn geworden. Dit laatste blijkt ook wel uit de geringe stijging van de kosten van betalen per transactie. Per transactie zijn de kosten slechts met 1 cent ofwel 7 procent gestegen (van 13 naar 14 cent); een toename die grotendeels verklaard kan worden uit de toename van de loonsom waartegen de kosten worden verrekend (+ 4 procent) en de stijging van de afhandelingstijd als gevolg van de omschakeling voor pinbetalingen naar chiptechnologie in plaats van EMV-chiptechnologie (+ 3 seconden per transactie). De belangrijkste oorzaak van de stijging van de totale kosten van betalen in supermarkten vormt de zeer grote stijging van het aantal betalingen in de supermarkten. Dit toont eens te meer dat de consument steeds vaker de aankopen doet bij een verkooppunt (de supermarkt) als het gaat om de koop van convenience goods op het gebied van food en non-food. De kosten van betalen voor supermarkten Bij de berekening van de kosten van betalen voor de supermarkten in geval van pinbetalingen is ervan uitgegaan dat de supermarkten voor de verwerking van deze betalingen een gereduceerd tarief per transactie met de banken overeenkomen (schaalgroottekorting). Deze lijn is ook gevolgd bij het onderzoek naar de kosten van pin-only kassa’s bij supermarkten in 2011. In de kostenberekeningen in de hoofdstukken hiervoor is voor de supermarkten, als onderdeel van de detailhandel, uitgegaan van de venstertarieven. Dit zijn de standaard tarieven die banken hanteren. Stijging in kosten van betalen vooral door meer transacties
In de afgelopen 3 jaar is met name het aantal pinbetalingen bij de supermarkten sterk gegroeid (met bijna 40 procent). Echter, ook het aantal contante betalingen steeg in de supermarkten nog met 14 procent, terwijl er over het totaal van de toonbankinstellingen gezien juist sprake was van een daling van de contante betalingen met 14 procent. Deze ontwikkeling toont aan dat consument hun aankopen steeds meer doen bij de supermarkten, ongeacht of het nu aankopen zijn die zij met de pinpas doen of contant afrekenen. Door het groeiend aantal pinbetalingen is er wel een verschuiving van de kosten van betalen merkbaar van contant naar pin. Zo heeft in 2012 bij de supermarkten 57 procent van de kosten van betalen betrekking op contante betalingen en 42 procent op pinbetalingen. In 2009 was deze verhouding nog 64 procent tegenover 35 procent. In Tabel 30 wordt de indeling van de kosten naar de belangrijkste kostencategorieën weergegeven. De tabel laat zien dat de variabele kosten meer aan betekenis hebben gewonnen. Het belang van de vaste kosten in de totale kosten is duidelijk afgenomen door schaalvoordelen. Verder is het aandeel van de bancaire kosten toegenomen als gevolg van de verwerkingskosten van de pinbetalingen (deze zijn gerekend tot de bancaire kosten) die samengaat met de stijging van het aantal pinbetalingen. De stijging van de interne kosten is vooral het gevolg van de toegenomen afhandelingstijd van betalingen aan de kassa en de stijging van het uurloon waartegen deze activiteiten worden verrekend.
56
Tabel 30
Verdeling kosten betalingsverkeer supermarkten, 2012 en 2009
Verdeling naar kostensoort
2012
2009
Interne kosten
77%
74%
Externe kosten
23%
26%
100%
100%
Frontofficekosten
73%
67%
Backofficekosten
19%
23%
8%
10%
100%
100%
Bancaire kosten
71%
63%
Overige externe kosten
29%
37%
100%
100%
8%
11%
92%
89%
100%
100%
Overige interne kosten
Vaste kosten Variabele kosten
Bron: PANTEIA, 2013.
6.3
Pin-only kassa’s versus combikassa’s D e be t e k e n i s v a n p i n - o n l y
In 2012 al meer
Om het betalingsverkeer goedkoper te maken, zeker in winkels waar
dan 4.000 pin-only
consumenten hoogfrequent betalen, kan het zinvol zijn naast de gebrui-
kassa’s
kelijke combikassa’s ook één of meer kassa’s te bestemmen tot pin-only kassa’s, waar uitsluitend elektronische betalingen kunnen worden verricht. In het rapport “Pin-only in de supermarkt” (Panteia/EIM 2011, in opdracht van de SBEB)32 is een eerste verkenning gepubliceerd naar de merites van de inzet van de pin-only kassa vanuit het kostenperspectief. De berekening was daarbij gerelateerd aan de bekende kostengegevens over het jaar 2009. In deze paragraaf staat het jaar 2012 centraal. Onder de bijna 5.500 supermarkten die Nederland rijk is, zijn er anno 2012 circa 1.400 supermarkten met één of meer pin-only kassa’s. Naar schatting gaat het hierbij om circa 4.000 (16 procent) van alle 25.000 kassa’s in de supermarkten. Gemiddeld worden er per kassa op jaarbasis ongeveer 83.000 betalingen verricht (waarvan 54 procent betrekking heeft op contante transacties en 44 procent op pintransacties). Als we ervan uitgaan dat – ongeacht het type kassa – (1) het aantal betalingen niet verschilt tussen de kassa’s, en (2) de gemiddelde omzet per kassa gelijk is, dan geldt dat voor alle supermarkten 16 procent van alle betalingen inmiddels plaatsvindt bij de pin-only kassa en 84 procent bij de
32
Dit rapport kan worden gedownload vanaf website www.zakelijkpinnen.nl met de link http://www.pinnenzakelijk.nl/alleenpinnen/public/downloads/eindrapport_pinonly_supe rmarkten.pdf
57
combikassa 33. Bij de pin-only kassa gaat het dan alleen om elektronische betalingen (in het totaal 301 miljoen betalingen) en bij de combikassa om 1,1 miljard contante en 630 miljoen pinbetalingen. Per kassa wordt bij een gemiddelde transactiewaarde van € 16 dan op jaarbasis in het totaal ruim € 1,4 miljoen omgezet. De 4.000 pin-only kassa’s zijn – bij de hiervoor aangegeven aannames - dan inmiddels goed voor ruim € 4,9 miljard omzet. G e m i d d e l de k o s t e n p e r k a s s a t y p e Pin-only kassa
De kosten per kassa bestaan uit kosten die gemaakt worden voor pinbe-
is substantieel
talingen en kosten die gemaakt worden voor contante betalingen. De
goedkoper
combikassa’s’ dragen volledig de kosten voor contante betalingen en een deel van de kosten voor pinbetalingen. De pin-only kassa’s hebben alleen te maken met de kosten voor pinbetalingen. Op basis van dit uitgangspunt kunnen nu de kosten per type kassa worden berekend. In 2012 bedragen de kosten van de combikassa gemiddeld € 11.400 op jaarbasis. Hiervan heeft € 7.660 betrekking op contante betalingen en € 3.725 betrekking op pinbetaling. De kosten van een pin–only kassa zijn op jaarbasis € 10.250. Hiermee is de gemiddelde pin-only kassa € 1.190 (ofwel 10 procent) goedkoper dan de combikassa. Het belangrijkste voordeel van de pin-only kassa is wel dat alle vaste kosten die te maken hebben met de contante betalingen niet meer meewegen en dat ook duidelijk minder backofficetijd nodig is om pinbetalingen mogelijk te maken. Tabel 31 geeft inzicht in de verdeling van de kosten naar de belangrijkste kostencategorieën. Uit de tabel blijkt nadrukkelijk de relatief lagere backofficekosten die gelden voor de pin-only kassa. Bij de pin-only kassa wegen wel de bancaire kosten duidelijk zwaarder.
33
Deze aanname wijkt af van de praktijk, maar is nodig om een evenwichtig vergelijk van de kosten per pin-only kassa en combikassa te kunnen maken, aangezien het nu nog niet vaststaat hoe de daadwerkelijke verhouding in aantal betalingen en gemiddelde waarde van de betaling per pin-only kassa respectievelijk combikassa is.
58
Tabel 31
Verdeling kosten betalingsverkeer supermarkten, naar combikassa en pin-only kassa, 2012
Verdeling naar kostensoort
Combikassa
Pin-only kassa
Interne kosten
79%
76%
Externe kosten
21%
24%
100%
100%
Frontofficekosten
70%
95%
Backofficekosten
21%
2%
9%
3%
100%
100%
Bancaire kosten
67%
84%
Overige externe kosten
33%
16%
100%
100%
9%
3%
91%
97%
100%
100%
Overige interne kosten
Vaste kosten Variabele kosten
Bron: PANTEIA, 2013.
59
7 Factsheets 7.1
Inleiding
Samengevatte
In dit hoofdstuk worden factsheets geboden waarin de belangrijkste uit-
informatie in
komsten van de meting van de kosten van betalen zijn opgenomen voor
13 factsheets
alle toonbankinstellingen samen, voor elk van de onderscheiden sectoren en voor de belangrijkste onderscheiden betaalmethoden. Daarnaast is een factsheet met een uitsplitsing van de kosten per transactie naar betaalmiddel opgenomen. De informatie in de factsheets wordt zonder verder commentaar geboden. Voor een toelichting op de wijze van berekening van de kosten en meting van de kosten wordt verwezen naar de eerdere hoofdstukken in dit rapport en de bijlagen bij dit rapport.
7.2
De 13 factsheets De volgende factsheets zijn opgenomen: 1
Betalingskosten voor alle toonbankinstellingen
2
Betalingskosten voor de totale detailhandel
3
Betalingskosten voor de ambulante handel
4
Betalingskosten voor de totale horeca
5
Betalingskosten voor de tankstations (met shop)
6
Betalingskosten van contante betalingen
7
Betalingskosten van pinbetalingen
8
Betalingskosten van Chipknipbetalingen
9
Betalingskosten van creditcardbetalingen
10 Betalingskosten van tankpasbetalingen 11 Breakdown kosten per transactie naar betaalmiddel 12 De betalingskosten bij supermarkten 13 Breakdown kosten van betalen naar type kassa (pin-only versus combikassa in de supermarkt) In alle tabellen worden de berekende waarden voor 2012 vermeld. Deze waarden zijn geplaatst, ter vergelijking, naast de uitkomsten voor 2009, zoals deze zijn gepubliceerd in de factsheets in het rapport “Toonbankbetalingsverkeer 2009”. Een uitzondering hierop vormen de nieuwe factsheets 12 en 13. In factsheets 1 t/m 5 en factsheet 12 worden onderaan de kosten uitgesplitst naar betaalmiddel. Ook wordt het totaal van de genoemde betaalmiddelen vermeld. Dit verschilt iets van de totale kosten in de betreffende sector, omdat hierin niet de kosten van de overige betaalmiddelen (overschrijvingen, cadeaukaarten, etc.) is opgenomen. M a r g in a l e k o s t e n In de tabellen zijn voor elke sector de marginale kosten opgenomen per betaalmiddel. Opgemerkt moet worden dat de hoogte van deze marginale betalingen is berekend voor een betaling die gelijk is aan de gemiddelde betaling in een sector ongeacht de betaalmethode. Hierdoor kan het voorkomen dat de marginale kosten hoger uitvallen dan de gemiddelde kosten voor een bepaald betaalmiddel. Zie voor een nadere toelichting paragraaf 4.4
61
Factsheet 1 - Totaal Toonbankinstellingen 2012 en 2009 Samenstelling inkomend betalingsverkeer 2012 Aantal transacties naar betaalmiddel x 1 miljoen % Contant 3.314 58% Pin 2.085 37% Chipknip 6 0% Creditcard 61 1% 101 2% Tankpassen 140 2% Overig Totaal 5.708 100% Waarde transacties naar betaalmiddel Contant Pin Chipknip Creditcard Tankpassen Overig Totaal
€ € € € € € €
€ x 1 miljard 39,1 60,8 0,0 4,2 3,9 5,0 113,0
% 35% 54% 0% 4% 3% 4% 100%
€ € € € € € €
x 1 miljoen 3.839 1.566 11 58 84 172 5.729
2009 % 67% 27% 0% 1% 1% 3% 100%
€ x 1 miljard 47,8 51,9 0,0 3,6 2,5 4,9 110,8
% 43% 47% 0% 3% 2% 4% 100%
Totale kosten betalingsverkeer
Totale kosten van betalen - waarvan vaste kosten - waarvan variabel omzetgerelateerd - waarvan variabel transactiegerelateerd
€ €
939 440
Totale interne kosten - waarvan frontofficekosten - waarvan backofficekosten - waarvan eigen geldtransport - waarvan overige
€ € € € €
Totale externe kosten - waarvan bancaire kosten - waarvan professioneel geldtransport - waarvan overige
€ € € €
- waarvan interne kosten - waarvan externe kosten
2012
2009
% € x 1 miljoen 100% € 1.289 19% € 235 34% € 479 46% € 576
% 100% 18% 37% 45%
€ x 1 miljoen € 1.378 € 267 € 473 € 638
68% 32%
883 406
69% 31%
€ x 1 miljoen 939 425 303 95 115
% € x 1 miljoen 100% € 883 45% € 378 32% € 292 10% € 98 12% € 115
% 100% 43% 33% 11% 13%
€ x 1 miljoen 440 223 41 175
% € x 1 miljoen 100% € 406 51% € 248 9% € 54 40% € 104
% 100% 61% 13% 26%
Totale en marginale kosten per transactie 2012 Naar betaalmiddel totaal marginaal* € 0,26 Contant 0,24 € Pin € 0,21 € 0,16 Chipknip € 0,29 € 0,16 Creditcard € 2,15 € 0,79 Tankpassen € 0,22 € 0,17 Totaal (bovengenoemde betaalmiddelen) € 0,25
€ €
€ € € € € €
totaal 0,22 0,21 0,24 1,88 0,24 0,23
€ € € € € €
2009 € x 1 miljoen 823 324 3 109 20 1.289
* Let wel: het betreft de marginale kosten bij een gemiddelde transactie à € 19,81 ** Let wel: het betreft de marginale kosten bij een gemiddelde transactie à € 19,33 Totale kosten naar betaalmiddel Naar betaalmiddel Contant Pin Chipknip Creditcard Tankpassen Totaal (incl. ov. betaalmiddelen)
62
2012 € x 1 miljoen € 780 € 428 2 € € 132 22 € € 1.378
2009 marginaal** € 0,23 € 0,16 € 0,15 € 0,79 € 0,19
Factsheet 2 - Totaal Detailhandel 2012 en 2009 Samenstelling inkomend betalingsverkeer 2012 Aantal transacties naar betaalmiddel x 1 miljoen % Contant 2.247 55% Pin 1.742 43% 5 0% Chipknip Creditcard 27 1% 73 2% Overig Totaal 4.094 100% Waarde transacties naar betaalmiddel Contant Pin Chipknip Creditcard Overig Totaal
€ € € € € €
€ x 1 miljard 27,1 49,6 0,0 2,0 2,9 81,6
% 33% 61% 0% 2% 4% 100%
€ € € € € €
x 1 miljoen 2.645 1.321 10 26 117 4.118
2009 % 64% 32% 0% 1% 3% 100%
€ x 1 miljard 33,6 42,9 0,0 1,6 3,3 81,4
% 41% 53% 0% 2% 4% 100%
Totale kosten betalingsverkeer 2012 Totale kosten van betalen - waarvan vaste kosten - waarvan variabel omzetgerelateerd - waarvan variabel transactiegerelateerd
€ x 1 miljoen € 905 € 173 € 270 € 462 € €
611 294
Totale interne kosten - waarvan frontofficekosten - waarvan backofficekosten - waarvan eigen geldtransport - waarvan overige
€ € € € €
Totale externe kosten - waarvan bancaire kosten - waarvan professioneel geldtransport - waarvan overige
€ € € €
- waarvan interne kosten - waarvan externe kosten
% 100% 19% 30% 51% 68% 32%
2009 € x 1 miljoen € 856 € 147 € 294 € 414 575 280
67% 33%
€ x 1 miljoen 611 314 171 50 77
% € x 1 miljoen 100% € 575 51% € 270 28% € 175 8% € 51 13% € 79
% 100% 47% 30% 9% 14%
€ x 1 miljoen 294 160 29 105
% € x 1 miljoen 100% € 280 55% € 194 10% € 43 36% € 44
% 100% 69% 15% 16%
Totale en marginale kosten per transactie 2012 Naar betaalmiddel totaal marginaal* € 0,23 Contant 0,21 € Pin € 0,20 € 0,16 Chipknip € 0,26 € 0,15 Creditcard € 2,80 € 0,92 Totaal (bovengenoemde betaalmiddelen) € 0,23
€ €
% 100% 17% 34% 48%
€ € € € €
totaal 0,20 0,20 0,24 2,36 0,21
€ € € € €
2009 € x 1 miljoen 518 270 2 60 856
2009 marginaal** € 0,21 € 0,16 € 0,15 € 0,99
* Let wel: het betreft de marginale kosten bij een gemiddelde transactie à € 19,94 ** Let wel: het betreft de marginale kosten bij een gemiddelde transactie à € 19,80 Totale kosten naar betaalmiddel Naar betaalmiddel Contant Pin Chipknip Creditcard Totaal (incl. ov. betaalmiddelen)
2012 € x 1 miljoen 470 € 353 € 1 € 75 € 905 €
63
Factsheet 3 - Totaal Ambulante handel 2012 en 2009 Samenstelling inkomend betalingsverkeer 2012 Aantal transacties naar betaalmiddel x 1 miljoen % Contant 146 83% Pin 19 11% 0 0% Chipknip Creditcard 0 0% 10 6% Overig Totaal 176 100% Waarde transacties naar betaalmiddel Contant Pin Chipknip Creditcard Overig Totaal
€ € € € € €
€ x 1 miljard 1,3 0,4 0,0 0,0 0,1 1,8
% 73% 20% 0% 0% 6% 100%
€ € € € € €
x 1 miljoen 176 9 0 0 5 190
2009 % 92% 5% 0% 0% 3% 100%
€ x 1 miljard 1,6 0,3 0,0 0,0 0,1 1,9
% 83% 14% 0% 1% 3% 100%
Totale kosten betalingsverkeer 2012 Totale kosten van betalen - waarvan vaste kosten - waarvan variabel omzetgerelateerd - waarvan variabel transactiegerelateerd
€ x 1 miljoen € 56 € 17 € 17 € 23
% 100% 29% 29% 41%
€ €
45 11
Totale interne kosten - waarvan frontofficekosten - waarvan backofficekosten - waarvan eigen geldtransport - waarvan overige
€ € € € €
€ x 1 miljoen 45 14 16 11 4
% 100% 30% 35% 25% 9%
Totale externe kosten - waarvan bancaire kosten - waarvan professioneel geldtransport - waarvan overige
€ € € €
€ x 1 miljoen 11 9 0 2
% 100% 83% 1% 16%
- waarvan interne kosten - waarvan externe kosten
2009 € x 1 miljoen € 56 € 16 € 21 € 19
80% € 20% €
Totale en marginale kosten per transactie 2012 Naar betaalmiddel totaal marginaal* € 0,24 Contant 0,32 € Pin € 0,43 € 0,30 Chipknip € 1,17 € 0,28 Creditcard € 1,27 € 1,00 Totaal (bovengenoemde betaalmiddelen) € 0,34
45 11
81% 19%
€ € € € €
€ x 1 miljoen 45 14 12 13 7
% 100% 31% 27% 28% 15%
€ € € €
€ x 1 miljoen 11 9 0 1
% 100% 83% 4% 12%
€ € € € €
totaal 0,29 0,42 0,45 1,14 0,29
€ € € € €
2009 € x 1 miljoen 51 4 0 1 56
* Let wel: het betreft de marginale kosten bij een gemiddelde transactie à € 10,36 ** Let wel: het betreft de marginale kosten bij een gemiddelde transactie à € 10,23 Totale kosten naar betaalmiddel Naar betaalmiddel Contant Pin Chipknip Creditcard Totaal (incl. ov. betaalmiddelen)
64
2012 € x 1 miljoen 46 € 8 € 0 € 0 € 56 €
% 100% 28% 38% 33%
2009 marginaal** € 0,22 € 0,26 € 0,25 € 0,59
Factsheet 4 - Totaal Horeca 2012 en 2009 Samenstelling inkomend betalingsverkeer 2012 Aantal transacties naar betaalmiddel x 1 miljoen % Contant 686 78% Pin 128 15% 1 0% Chipknip Creditcard 17 2% 50 6% Overig Totaal 883 100% Waarde transacties naar betaalmiddel Contant Pin Chipknip Creditcard Overig Totaal
€ € € € € €
€ x 1 miljard 6,9 4,5 0,0 1,3 1,7 14,3
% 48% 31% 0% 9% 12% 100%
€ € € € € €
x 1 miljoen 700 77 1 14 37 829
2009 % 84% 9% 0% 2% 4% 100%
€ x 1 miljard 7,9 3,4 0,0 1,1 1,1 13,5
% 58% 25% 0% 8% 8% 100%
Totale kosten betalingsverkeer
Totale kosten van betalen - waarvan vaste kosten - waarvan variabel omzetgerelateerd - waarvan variabel transactiegerelateerd
2012
2009
% € x 1 miljoen 100% € 271 22% € 63 45% € 122 33% € 86
% 100% 23% 45% 32%
€ x 1 miljoen € 305 € 67 € 138 € 100 € €
223 82
Totale interne kosten - waarvan frontofficekosten - waarvan backofficekosten - waarvan eigen geldtransport - waarvan overige
€ € € € €
€ x 1 miljoen 223 60 103 33 28
% 100% 27% 46% 15% 12%
Totale externe kosten - waarvan bancaire kosten - waarvan professioneel geldtransport - waarvan overige
€ € € €
€ x 1 miljoen 82 38 4 39
% 100% 47% 5% 48%
- waarvan interne kosten - waarvan externe kosten
73% € 27% €
Totale en marginale kosten per transactie 2012 Naar betaalmiddel totaal marginaal* € 0,34 Contant 0,32 € Pin € 0,30 € 0,21 Chipknip € 0,41 € 0,20 Creditcard € 2,26 € 0,74 Totaal (bovengenoemde betaalmiddelen) € 0,37
199 73
73% 27%
€ € € € €
€ x 1 miljoen 199 51 93 33 22
% 100% 26% 47% 17% 11%
€ € € €
€ x 1 miljoen 73 34 6 33
% 100% 47% 8% 45%
€ € € € €
totaal 0,30 0,33 0,29 2,32 0,33
€ € € € €
2009 € x 1 miljoen 209 25 0 33 271
2009 marginaal** € 0,28 € 0,22 € 0,15 € 0,76
* Let wel: het betreft de marginale kosten bij een gemiddelde transactie à € 16,15 ** Let wel: het betreft de marginale kosten bij een gemiddelde transactie à € 16,34 Totale kosten naar betaalmiddel Naar betaalmiddel Contant Pin Chipknip Creditcard Totaal (incl. ov. betaalmiddelen)
2012 € x 1 miljoen 221 € 38 € 0 € 39 € 305 €
65
Factsheet 5 - Totaal Tankstations 2012 en 2009 Samenstelling inkomend betalingsverkeer 2012 Aantal transacties naar betaalmiddel x 1 miljoen % Contant 233 42% Pin 196 35% Chipknip 0 0% Creditcard 17 3% 101 18% Tankpassen 7 1% Overig Totaal 555 100% Waarde transacties naar betaalmiddel Contant Pin Chipknip Creditcard Tankpassen Overig Totaal
€ € € € € € €
€ x 1 miljard 3,7 6,4 0,0 1,0 3,9 0,3 15,3
% 24% 42% 0% 6% 25% 2% 100%
€ € € € € € €
x 1 miljoen 318 160 0 18 84 13 592
2009 % 54% 27% 0% 3% 14% 2% 100%
€ x 1 miljard 4,7 5,4 0,0 0,8 2,5 0,4 13,8
% 34% 39% 0% 6% 18% 3% 100%
Totale kosten betalingsverkeer
Totale kosten van betalen - waarvan vaste kosten - waarvan variabel omzetgerelateerd - waarvan variabel transactiegerelateerd
2012
2009
% € x 1 miljoen 100% € 107 8% € 9 44% € 41 48% € 56
% 100% 9% 38% 53%
€ x 1 miljoen € 112 € 9 € 49 € 54 € €
60 53
Totale interne kosten - waarvan frontofficekosten - waarvan backofficekosten - waarvan eigen geldtransport - waarvan overige
€ € € € €
€ x 1 miljoen 60 38 14 1 6
% 100% 64% 23% 2% 11%
Totale externe kosten - waarvan bancaire kosten - waarvan professioneel geldtransport - waarvan overige
€ € € €
€ x 1 miljoen 53 15 8 30
% 100% 29% 14% 57%
- waarvan interne kosten - waarvan externe kosten
53% € 47% €
Totale en marginale kosten per transactie 2012 Naar betaalmiddel totaal marginaal* € 0,23 Contant 0,18 € Pin € 0,15 € 0,13 Chipknip € 0,18 € 0,14 Creditcard € 1,04 € 0,60 Tankpassen € 0,22 € 0,17 Totaal (bovengenoemde betaalmiddelen) € 0,22
64 43
60% 40%
€ € € € €
€ x 1 miljoen 64 43 12 2 7
% 100% 68% 19% 3% 11%
€ € € €
€ x 1 miljoen 43 11 5 26
% 100% 27% 11% 62%
€ € € € € €
totaal 0,14 0,15 0,17 0,85 0,24 0,18
€ € € € € €
2009 € x 1 miljoen 46 25 0 15 20 107
* Let wel: het betreft de marginale kosten bij een gemiddelde transactie à € 27,63 ** Let wel: het betreft de marginale kosten bij een gemiddelde transactie à € 23,34 Totale kosten naar betaalmiddel Naar betaalmiddel Contant Pin Chipknip Creditcard Tankpassen Totaal (incl. ov. betaalmiddelen)
66
€ € € € € €
2012 € x 1 miljoen 43 29 0 18 22 112
2009 marginaal** € 0,16 € 0,14 € 0,13 € 0,49 € 0,20
Factsheet 6 - Totaal Contant 2012 en 2009
Aantal transacties naar sector Detailhandel Ambulante handel Horeca Tankstations Totaal
Samenstelling inkomend betalingsverkeer 2012 x 1 miljoen % 2.247 68% 146 4% 686 21% 233 7% 3.314 100% € x 1 miljard 27,1 1,3 6,9 3,7 39,1
Waarde transacties naar sector Detailhandel Ambulante handel Horeca Tankstations Totaal
% 69% 3% 18% 10% 100%
€ € € € €
x 1 miljoen 2.645 176 700 318 3.839
2009 % 69% 5% 18% 8% 100%
€ x 1 miljard 33,6 1,6 7,9 4,7 47,8
% 70% 3% 17% 10% 100%
Totale kosten betalingsverkeer 2012 Totale kosten van betalen - waarvan vaste kosten - waarvan variabel omzetgerelateerd - waarvan variabel transactiegerelateerd
€ x 1 miljoen 780 € € 170 € 348 € 263 € €
648 132
Totale interne kosten - waarvan frontofficekosten - waarvan backofficekosten - waarvan eigen geldtransport - waarvan overige
€ € € € €
Totale externe kosten - waarvan bancaire kosten - waarvan professioneel geldtransport - waarvan overige Naar sector Detailhandel Ambulante handel Horeca Tankstations Totaal
- waarvan interne kosten - waarvan externe kosten
Naar sector Detailhandel Ambulante handel Horeca Tankstations Totaal
% 100% 22% 45% 34% 83% 17%
2009 € x 1 miljoen € 814 € 159 € 375 € 279 659 155
81% 19%
€ x 1 miljoen 648 226 272 95 55
% € x 1 miljoen 100% € 659 35% € 239 42% € 260 15% € 95 9% € 65
% 100% 36% 39% 14% 10%
€ € € €
€ x 1 miljoen 132 91 41 -
% € x 1 miljoen 100% € 155 69% € 101 31% € 53 0% € -
% 100% 65% 35% 0%
€ € € € €
€ x 1 miljoen 470 46 221 43 780
% € x 1 miljoen 60% € 509 6% € 51 28% € 209 5% € 46 100% € 814
% 63% 6% 26% 6% 100%
Totale kosten per contante transactie 2012 kosten in € € 0,21 € 0,32 0,32 € 0,18 € 0,24 €
€ €
% 100% 20% 46% 34%
€ € € € €
2009 kosten in € 0,19 0,29 0,30 0,14 0,21
67
Factsheet 7 - Totaal Pin 2012 en 2009
Aantal transacties naar sector Detailhandel Ambulante handel Horeca Tankstations Totaal
Samenstelling inkomend betalingsverkeer 2012 x 1 miljoen % 1.742 84% 19 1% 128 6% 196 9% 2.085 100% € x 1 miljard 49,6 0,4 4,5 6,4 60,8
Waarde transacties naar sector Detailhandel Ambulante handel Horeca Tankstations Totaal
% 81% 1% 7% 11% 100%
€ € € € €
x 1 miljoen 1.321 9 77 160 1.566
2009 % 84% 1% 5% 10% 100%
€ x 1 miljard 42,9 0,3 3,4 5,4 51,9
% 83% 1% 7% 10% 100%
Totale kosten betalingsverkeer
Totale kosten van betalen - waarvan vaste kosten - waarvan variabel omzetgerelateerd - waarvan variabel transactiegerelateerd
€ €
264 164
Totale interne kosten - waarvan frontofficekosten - waarvan backofficekosten - waarvan eigen geldtransport - waarvan overige
€ € € € €
Totale externe kosten - waarvan bancaire kosten - waarvan professioneel geldtransport - waarvan overige Naar sector Detailhandel Ambulante handel Horeca Tankstations Totaal
- waarvan interne kosten - waarvan externe kosten
Naar sector Detailhandel Ambulante handel Horeca Tankstations Totaal
68
€ x 1 miljoen 428 € € 92 € € 336
2012
2009
% € x 1 miljoen 100% € 320 22% € 63 0% € 78% € 257
% 100% 20% 0% 80%
189 131
59% 41%
€ x 1 miljoen 264 182 25 57
% € x 1 miljoen 100% € 189 69% € 123 9% € 23 0% € 21% € 43
% 100% 65% 12% 0% 23%
€ € € €
€ x 1 miljoen 164 117 47
% € x 1 miljoen 100% € 131 71% € 85 0% € 29% € 46
% 100% 65% 0% 35%
€ € € € €
€ x 1 miljoen 353 8 38 29 428
% € x 1 miljoen 82% € 267 2% € 4 9% € 25 7% € 25 100% € 320
% 83% 1% 8% 8% 100%
Totale kosten per pintransactie 2012 kosten in € € 0,20 € 0,43 0,30 € 0,15 € 0,21 €
62% 38%
€ €
€ € € € €
2009 kosten in € 0,20 0,42 0,33 0,15 0,20
Factsheet 8 - Totaal Chipknip 2012 en 2009
Aantal transacties naar sector Detailhandel Ambulante handel Horeca Tankstations Totaal
Samenstelling inkomend betalingsverkeer 2012 x 1 miljoen % 5 80% 0 1% 1 16% 0 3% 6 100% € x 1 miljoen 24 0 4 1 29
Waarde transacties naar sector Detailhandel Ambulante handel Horeca Tankstations Totaal
x 1 miljoen 10 0 1 0 11
2009 % 89% 1% 10% 0% 100%
€ € € € €
€ x 1 miljoen 32 0 5 0 38
% 86% 1% 13% 1% 100%
€ € € €
€ x 1 miljoen 3 1 0 2
% 100% 39% 0% 61%
38% € 62% €
1 2
43% 57%
% 83% 1% 13% 4% 100%
Totale kosten betalingsverkeer 2012 Totale kosten van betalen - waarvan vaste kosten - waarvan variabel omzetgerelateerd - waarvan variabel transactiegerelateerd
€ x 1 miljoen 2 € € 1 € 0 € 1
% 100% 47% 0% 53%
2009
€ €
1 1
Totale interne kosten - waarvan frontofficekosten - waarvan backofficekosten - waarvan eigen geldtransport - waarvan overige
€ € € € €
€ x 1 miljoen 1 0 0 0
% 100% 57% 15% 0% 28%
€ € € € €
€ x 1 miljoen 1 1 0 0
% 100% 59% 12% 0% 29%
Totale externe kosten - waarvan bancaire kosten - waarvan professioneel geldtransport - waarvan overige
€ € € €
€ x 1 miljoen 1 1 0
% 100% 86% 0% 14%
€ € € €
€ x 1 miljoen 2 1 0
% 100% 76% 0% 24%
Naar sector Detailhandel Ambulante handel Horeca Tankstations Totaal
€ € € € €
€ x 1 miljoen 1 0 0 0 2
% 72% 3% 23% 2% 100%
€ € € € €
€ x 1 miljoen 2 0 0 0 3
% 87% 1% 12% 0% 100%
€ € € € €
2009 kosten in € 0,24 0,45 0,29 0,17 0,24
- waarvan interne kosten - waarvan externe kosten
Naar sector Detailhandel Ambulante handel Horeca Tankstations Totaal
Totale kosten per chipkniptransactie 2012 kosten in € € 0,26 € 1,17 0,41 € 0,18 € 0,29 €
69
Factsheet 9 - Totaal Creditcard 2012 en 2009
Aantal transacties naar sector Detailhandel Ambulante handel Horeca Tankstations Totaal
Samenstelling inkomend betalingsverkeer 2012 x 1 miljoen % 27 44% 0 0% 17 28% 17 28% 61 100% € x 1 miljard 2,0 0,0 1,3 1,0 4,2
Waarde transacties naar sector Detailhandel Ambulante handel Horeca Tankstations Totaal
% 48% 0% 30% 23% 100%
€ € € € €
x 1 miljoen 26 0 14 18 58
2009 % 44% 1% 25% 31% 100%
€ x 1 miljard 1,6 0,0 1,1 0,8 3,6
% 45% 0% 31% 23% 100%
Totale kosten betalingsverkeer
Totale kosten van betalen - waarvan vaste kosten - waarvan variabel omzetgerelateerd - waarvan variabel transactiegerelateerd
2012
2009
% € x 1 miljoen 100% € 109 2% € 3 86% € 88 12% € 18
% 100% 2% 81% 17%
€ €
17 115
Totale interne kosten - waarvan frontofficekosten - waarvan backofficekosten - waarvan eigen geldtransport - waarvan overige
€ € € € €
€ x 1 miljoen 17 9 6 2
% 100% 54% 35% 0% 11%
Totale externe kosten - waarvan bancaire kosten - waarvan professioneel geldtransport - waarvan overige
€ € € €
€ x 1 miljoen 115 115
Naar sector Detailhandel Ambulante handel Horeca Tankstations Totaal
€ € € € €
€ x 1 miljoen 75 0 39 18 132
- waarvan interne kosten - waarvan externe kosten
Naar sector Detailhandel Ambulante handel Horeca Tankstations Totaal
70
€ x 1 miljoen 132 € € 3 € 114 € 16
13% € 87% €
19 90
17% 83%
€ € € € €
€ x 1 miljoen 19 9 8 2
% 100% 48% 43% 0% 9%
% 100% 0% 0% 100%
€ € € €
€ x 1 miljoen 90 90
% 100% 0% 0% 100%
% 57% 0% 30% 13% 100%
€ € € € €
€ x 1 miljoen 60 1 33 15 109
% 55% 0% 30% 14% 100%
€ € € € €
2009 kosten in € 2,36 1,14 2,32 0,85 1,88
Totale kosten per creditcardtransactie 2012 kosten in € € 2,80 € 1,27 2,26 € 1,04 € 2,15 €
Factsheet 10 - Totaal Tankpassen 2012 en 2009
Aantal transacties naar sector Detailhandel Ambulante handel Horeca Tankstations Totaal
Samenstelling inkomend betalingsverkeer 2012 x 1 miljoen % 0% 0% 0% 101 100% 101 100% € x 1 miljard
Waarde transacties naar sector Detailhandel Ambulante handel Horeca Tankstations Totaal
3,9 3,9
84 84
2009 % 0% 0% 0% 100% 100%
% € x 1 miljard 0% 0% 0% 100% € 2,5 100% € 2,5
% 0% 0% 0% 100% 100%
2012
2009
x 1 miljoen
Totale kosten betalingsverkeer
Totale kosten van betalen - waarvan vaste kosten - waarvan variabel omzetgerelateerd - waarvan variabel transactiegerelateerd
€ x 1 miljoen 22 € € 1 € 12 € 8
% 100% 6% 56% 39%
€ €
9 13
Totale interne kosten - waarvan frontofficekosten - waarvan backofficekosten - waarvan eigen geldtransport - waarvan overige
€ € € € €
€ x 1 miljoen 9 8 0 1
% 100% 87% 2% 0% 12%
Totale externe kosten - waarvan bancaire kosten - waarvan professioneel geldtransport - waarvan overige
€ € € €
€ x 1 miljoen 13 0 13
% 100% 1% 0% 99%
€ x 1 miljoen
- waarvan interne kosten - waarvan externe kosten
Naar sector Detailhandel Ambulante handel Horeca Tankstations Totaal
Naar sector Detailhandel Ambulante handel Horeca Tankstations Totaal
€ €
22 22
€ x 1 miljoen € 20 € 1 € 10 € 9
40% € 60% €
9 11
45% 55%
€ € € € €
€ x 1 miljoen 9 8 0 1
% 100% 86% 3% 0% 11%
€ € € €
€ x 1 miljoen 11 0 11
% 100% 1% 0% 99%
% € x 1 miljoen 0% 0% 0% 100% € 20 100% € 20
% 0% 0% 0% 100% 100%
Totale kosten per tankpastransactie 2012 kosten in €
€ €
0,22 0,22
% 100% 6% 48% 46%
2009 kosten in €
€ €
0,24 0,24
71
Factsheet 11 - Breakdown kosten per transactie naar betaalmiddel
72
Totale kosten per transactie Gelddiefstal & vals geld Professioneel geldtransport Eigen geldtransport Afstorten contant geld Wisselgeld Backoffice Frontoffice Betaalapparatuur Datacommunicatie Bankkosten pin & chipknip Valutering Toeslag tankpassen Rentederving Extra apparatuur Creditcardkosten
Contant €-cent 23,5 0,6 1,2 2,9 2,5 0,3 8,2 6,8 0,0 0,0 1,0 -
Pin €-cent 20,5 1,2 8,7 2,7 2,2 5,6 -
Chipknip €-cent 29,2 1,7 6,4 3,1 2,6 15,5 0,0 -
Creditcard €-cent 215,3 9,7 14,9 2,9 2,6 185,2
Tankpas €-cent 21,8 0,2 7,5 1,0 1,0 0,1 12,1 -
Verdeling kosten per transactie Gelddiefstal & vals geld Professioneel geldtransport Eigen geldtransport Afstorten contant geld Wisselgeld Backoffice Frontoffice Betaalapparatuur Datacommunicatie Bankkosten pin & chipknip Valutering Toeslag tankpassen Rentederving Extra apparatuur Creditcardkosten
Contant % 100% 3% 5% 12% 10% 1% 35% 29% 0% 0% 4% -
Pin % 100% 6% 43% 13% 11% 27% -
Chipknip % 100% 6% 22% 10% 9% 53% 0% -
Creditcard % 100% 5% 7% 1% 1% 86%
Tankpas % 100% 1% 34% 5% 5% 0% 56% -
Factsheet 12 Totaal Supermarkten 2012 en 2009 Samenstelling inkomend betalingsverkeer 2012 Aantal transacties naar betaalmiddel x 1 miljoen % Contant 1.137 54% Pin 931 44% 3 0% Chipknip Creditcard 2 0% 33 2% Overig Totaal 2.105 100% Waarde transacties naar betaalmiddel Contant Pin Chipknip Creditcard Overig Totaal
€ € € € € €
€ x 1 miljard 11,5 22,1 0,0 0,0 0,3 34,0
% 34% 65% 0% 0% 1% 100%
€ € € € € €
x 1 miljoen 995 688 10 2 56 1.752
2009 % 57% 39% 1% 0% 3% 100%
€ x 1 miljard 10,6 20,0 0,3 0,0 0,3 31,2
% 34% 64% 1% 0% 1% 100%
Totale kosten betalingsverkeer
Totale kosten van betalen - waarvan vaste kosten - waarvan variabel omzetgerelateerd - waarvan variabel transactiegerelateerd
2012
2009
% € x 1 miljoen 100% € 224 8% € 24 21% € 57 71% € 142
% 100% 11% 26% 64%
€ x 1 miljoen € 282 € 23 € 60 € 199 € €
218 64
Totale interne kosten - waarvan frontofficekosten - waarvan backofficekosten - waarvan eigen geldtransport - waarvan overige
€ € € € €
€ x 1 miljoen 218 159 41 1 17
% 100% 73% 19% 0% 8%
Totale externe kosten - waarvan bancaire kosten - waarvan professioneel geldtransport - waarvan overige
€ € € €
€ x 1 miljoen 64 45 13 6
% 100% 71% 20% 9%
- waarvan interne kosten - waarvan externe kosten
77% € 23% €
Totale en marginale kosten per transactie 2012 Naar betaalmiddel totaal marginaal* Contant 0,14 € € 0,16 Pin € 0,13 € 0,12 Chipknip € 0,17 € 0,14 Creditcard € 0,88 € 0,89 Totaal (bovengenoemde betaalmiddelen) € 0,14
165 58
74% 26%
€ € € € €
€ x 1 miljoen 165 110 38 1 16
% 100% 67% 23% 1% 10%
€ € € €
€ x 1 miljoen 58 37 19 2
% 100% 63% 33% 3%
€ € € € €
totaal 0,14 0,11 0,12 0,51 0,13
€ € € € €
2009 € x 1 miljoen 142 78 1 1 224
2009 marginaal** € 0,17 € 0,10 € 0,11 € 0,51
* Let wel: het betreft de marginale kosten bij een gemiddelde transactie à € 16,13 ** Let wel: het betreft de marginale kosten bij een gemiddelde transactie à € 17,81 Totale kosten naar betaalmiddel Naar betaalmiddel Contant Pin Chipknip Creditcard Totaal (incl. ov. betaalmiddelen)
2012 € x 1 miljoen 159 € € 118 € 0 € 1 € 282
73
Factsheet 13 - Combikassa vs pin-only kassa supermarkten
Omzet per kassa Transacties per kassa - waarvan contant - waarvan pin - waarvan overige betaalmethoden
€
Totale kosten per kassa* Gelddiefstal & vals geld Professioneel geldtransport Eigen geldtransport Afstorten contant geld Wisselgeld Backoffice Frontoffice Betaalapparatuur Datacommunicatie Bankkosten pin & chipknip Valutering Rentederving Extra apparatuur
€ € € € € € € € € € € € € €
Combikassa 1.358.911 83.655 70% 28% 2% 11.440 330 630 40 715 150 1.925 6.280 235 175 760 15 190
verschil per kassa Totale kosten per kassa - waarvan contant - waarvan pin - waarvan overige betaalmethoden
Verdeling kosten per kassa Gelddiefstal & vals geld Professioneel geldtransport Eigen geldtransport Afstorten contant geld Wisselgeld Backoffice Frontoffice Betaalapparatuur Datacommunicatie Bankkosten pin & chipknip Valutering Rentederving Extra apparatuur
€ € € €
11.440 7.660 3.725 55
Combikassa % 100% 3% 6% 0% 6% 1% 17% 55% 2% 2% 7% 0% 0% 2%
verschil per kassa * Als gevolg van afrondingen tellen de onderdelen niet precies op tot het totaal
74
€
Pin-only kassa 1.358.911 83.655 0% 100% 0%
€
€ € € € €
10.250 150 7.330 270 385 2.110 -
€
1.190
€
10.250 10.250 -
€
Pin-only kassa % 100% 1% 72% 3% 4% 21% 10%
BIJLAGE I
Onderzoeksmethodiek en verantwoording Dataverzameling Ten behoeve van dit onderzoek is een telefonische enquête gehouden onder ondernemers in de gevestigde detailhandel, ambulante handel, horeca en tankstations. Met inachtneming van de gewenste betrouwbaarheid en nauwkeurigheid is de omvang vastgesteld op ondernemers: 383 uit de detailhandel (5 clusters), 151 uit de ambulante handel (2 clusters), 295 uit de horeca (4 clusters) en 75 uit de tankstations (1 cluster). Het veldwerk heeft plaatsgevonden in februari 2013. Alle benaderde ondernemers hebben eerst een aankondigingsbrief ontvangen over het onderzoek, met in een bijlage bij die brief de belangrijkste vragen uit de enquête. In totaal zijn er 4.256 ondernemers benaderd. De adressen van de horecaondernemers zijn aangeleverd door het Bedrijfschap Horeca en Catering. De adressen van de ondernemers uit de detailhandel (ambulant en gevestigd) en de tankstations zijn getrokken uit het zogenaamde DMCDbedrijvenbestand van DataSelect. Naast deze telefonische enquête is via de Raad Nederlandse Detailhandel en de VNPI een schriftelijke vragenlijst uitgezet onder de grootwinkelbedrijven (GWB). In totaal hebben 22 grootwinkelbedrijven in de detailhandel de vragenlijst ingevuld en teruggestuurd.1
Steekproefplan en -resultaat Het uitgangspunt bij de dataverzameling was 75 complete gesprekken per cluster. Er zijn in totaal 12 clusters onderscheiden. Na de opschoningsronde bleven er 904 ondernemers over die de noodzakelijke gegevens konden verstrekken wat betreft de verdeling van het aantal transacties naar de verschillende betaalmiddelen om de berekeningen die noodzakelijk zijn voor de bepaling van de kosten van betalen mogelijk te maken. Voor de detailhandel zijn in het uiteindelijke databestand ook de resultaten van de RND-enquête toegevoegd. Van de ingevulde vragenlijsten konden er uiteindelijk 22 aan het databestand worden toegevoegd.
1
Deze vertegenwoordigen gezamenlijk bijna 2.900 vestigingen en hebben een gezamenlijk omzet van ruim 19 miljard euro (44 procent van de totale consumptieve bestedingen in het grootwinkelbedrijf in 2012).
75
Representativiteit en betrouwbaarheid De gegevens die in het rapport gepresenteerd zijn, zijn voor een groot deel gebaseerd op de uitkomsten van de enquête onder 904 ondernemers in het MKB en op de schriftelijke enquête onder 22 grootwinkelbedrijven. Omdat er gewerkt wordt met een steekproef van ondernemers (en niet het ondervragen van de gehele populatie) zijn de uitkomsten in dit rapport onderhevig aan de wetten van de statistiek. In dit kader is het begrip betrouwbaarheid van groot belang. Alvorens hierop in te gaan, wordt stilgestaan bij het begrip representativiteit. R e p re s e n t at i v i te it De kwaliteit van de berekeningen hangt in grote mate af van de representativiteit van de steekproef. Anders geformuleerd: de steekproef moet een goede afspiegeling zijn van de beoogde doelgroep. Voor de detailhandel is ervoor gekozen om ondernemers aselect te trekken uit het zogenaamde telefonische DMCD-bestand (waarin alle detaillisten zitten), voor de horeca zijn aselect adressen getrokken uit het adressenbestand van het Bedrijfschap Horeca en Catering, voor de ambulante handel en de tankstations is gebruikgemaakt van de DMCD van DataSelect 2012. Om tot een netto respons van 900 waarnemingen te komen is gekozen om per betalingscluster netto 75 ondernemers te enquêteren. De verdeling van de verschillende typen ondernemingen binnen deze clusters is zoveel mogelijk conform de werkelijke verdeling gebeurd (bijvoorbeeld: het aandeel supermarkten in het cluster Grootschalige nietgespecialiseerde detailhandel in de enquête komt overeens met het werkelijke aandeel supermarkten in dit cluster). Representativiteit heeft verder te maken met de wijze van vraagstelling. De keuze voor een telefonische enquête in plaats van een schriftelijke of internetenquête leidt over het algemeen tot een betere representativiteit. Immers, bij een schriftelijke of internetenquête moeten respondenten via een brief of wellicht e-mail worden overgehaald tot deelname. Dit kan selectiviteit tot gevolg hebben. Bij de telefonische benadering ligt dit anders. De interviewer is zonder expliciete vermelding van de inhoud van het onderzoek toch goed in staat ondernemers bereid te vinden tot deelname. Omdat de respons bij een schriftelijke of internetenquête beduidend lager is dan bij een telefonische enquête, is de kans op selectieve respons hiermee per definitie groter. Hoewel de mate van representativiteit niet exact kan worden aangegeven – er zijn immers geen ‘vergelijkbare’ data – vormt de keuze van een telefonische enquête met aselecte trekking van de steekproef ons inziens hiervoor een voldoende voorwaarde. B e t r ou w b a a r h e i d e n n au w k e u r i g h e i d Nauw verbonden met de term representativiteit is het statistische begrip betrouwbaarheid. De mate van betrouwbaarheid wordt doorgaans door de onderzoeker of opdrachtgever zelf vastgesteld. Meestal wordt uitgegaan van 95 procent betrouwbaarheid.
76
De betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de antwoorden uit een steekproef nemen toe naarmate de steekproefomvang toeneemt. Afhankelijk van de scheefheid van het antwoordenpatroon ligt de nauwkeurigheid (foutenmarge) bij een steekproefomvang van 375 ondernemers (bij een gekozen betrouwbaarheidsniveau van 95 procent) tussen de 1 procent en 5,1 procent, bij een steekproefomvang van 300 ondernemers tussen de 1,1 procent en 5,7 procent en bij een steekproefomvang van 150 ondernemers tussen de 1,5 procent en 8,0 procent.1 B e t r ou w b a a r h e i d s i n t e rv a l Op grond van wat men in de steekproef vindt, wil men uitspraken doen over de gehele populatie. Hiertoe is het begrip betrouwbaarheidsinterval van belang. Dit interval geeft het gebied van waarden aan, waarbinnen de werkelijke waarde in de populatie ligt. Meestal wordt een waarschijnlijkheid van 95 procent gebruikt. Het betrouwbaarheidsinterval zegt iets over de nauwkeurigheid van de gevonden steekproefwaarden. Ze is afhankelijk van de gekozen omvang van de steekproef en van de homogeniteit van de antwoorden. Om een voorbeeld te geven: uit de enquête is het totaal aantal minuten berekend dat ondernemers kwijt zijn met backofficekosten. Voor de horeca was dit 150 minuten. De betrouwbaarheidsinterval voor deze uitkomst is 12 procent.2 Met andere woorden: met 95 procent betrouwbaarheid ligt de gevonden waarde voor de horeca tussen de 132 en 168 minuten. I n t e r p r e t a t ie Het is ondoenlijk om bij iedere kostenberekening de foutenmarge weer te geven. Dit heeft onder meer te maken met het feit dat op de oorspronkelijke uitkomsten uit de enquête diverse aanvullende berekeningen worden toegepast. Om het bovenstaande voorbeeld aan te halen: de geregistreerde backofficeminuten worden in het kostenmodel vermenigvuldigd met een vooraf vastgesteld bruto ondernemersloon. Globaal kan men wel zeggen dat gezien de gegeven steekproefomvang, de foutenmarge bij de detailhandel en bij de horeca in de orde van grootte ligt van 5 procent. Voor de ambulante handel en voor de tankstations is dit 7 procent.
Opbouw van de vragenlijsten De telefonische vragenlijst bestond uit enkele blokken van samenhangende vragen. De vragenlijst begon met een inventarisatie van de verschillende betaalmiddelen die in 2012 geaccepteerd werden in de onderneming. Verder is gevraagd naar de bank waarmee men het zakelijke betalingsverkeer in 2012 afhandelde.
1
De foutenmarge geeft aan hoe een bepaald antwoordenpatroon in de steekproef zich bij een gekozen betrouwbaarheidsniveau (doorgaans 95%) vertaalt naar de totale populatie. De foutenmarge wordt berekend via de formule: σ x √p.(100-p)/n. Voorbeeld: stel dat binnen een steekproef van 350 ondernemers, 60% ‘ja’ antwoordt op een vraag. We leggen het betrouwbaarheidsniveau op 95%. In dit geval is n=375, σ=1.96, p=60 en q=50 (100-50). Invulling van de formule geeft dan een foutenmarge van 5,1%.
2
Dit hoge percentage komt doordat de variatie in de antwoorden hoog was.
77
Het tweede blok vragen betrof de week- en jaaromzet in 2012, het gemiddelde aantal klanten per week in 2012, het gemiddelde aankoopbedrag in 2012 en de verdeling van de betalende klanten naar de geaccepteerde betaalmiddelen. Met andere woorden, hoeveel procent gebruikt contant geld om af te rekenen, hoeveel de pinpas. De antwoorden op dit blok vragen vormden de input voor de weging (zie hieronder) en de basis voor de berekening van het aantal transacties in Nederland (zie hoofdstuk 2). Na dit tweede blok vragen is ingezoomd op de wijze waarop men in het bedrijf omgaat met contant geld. Aan de orde kwamen: het aantal kassa’s, kluizen, valsgelddetectoren, frequentie van afstorten van geld, wijze van afstorten, omgang met wisselgeld, geldderving en geldverzekering. Voor de omgang met elektronische betaalmiddelen is gevraagd naar het aantal vaste en mobiele betaalautomaten en het soort verbinding dat men gebruikt. De vragenlijst eindigde met een uitgebreide inventarisatie van de backofficekosten. Van negen activiteiten werd gevraagd hoeveel minuten het per week kostte. In bijlage II is de gebruikte telefonische vragenlijst weergegeven. Weging De uitkomsten van de telefonische enquête en van de schriftelijke enquête onder het GWB zijn herwogen op basis van de opgegeven jaaromzetten (inclusief BTW) van 2012. De omzetgegevens van het CBS uit 2012 vormen hierbij het ijkpunt.
Frontofficekosten Om de frontofficekosten te kunnen vaststellen, heeft in de maand mei 2013 bij 23 winkels een directe meting op locatie plaatsgevonden van de tijd die per transactie nodig was om een betaling uit te voeren en af te ronden. Medewerkers van het bureau Student XL hebben onder auspiciën van PANTEIA geregistreerd hoeveel tijd er lag tussen het moment waarop kenbaar werd gemaakt wat het totaal af te rekenen bedrag is en het moment waarop kassabon, wisselgeld, betaalpas, spaarprogramma’s en eventuele andere bescheiden in ontvangst werden genomen (einde van de kassahandeling). In onderstaande tabel worden de uitkomsten van de tijdmeting geboden naar sector en betaalmiddel. In het totaal zijn er 3.089 transacties gemeten, waarvan 1.631 contante betalingen, 1.413 pinbetalingen en 45 betalingen met tankpas.
78
Gemiddelde betalingstijd in seconden (mediaan) per transactie naar sector en belangrijkste betaalmiddelen in mei 2013 Ambulante
Alle toonbank-
Detailhandel
handel
Horeca
Tankstations
instellingen
Contant
16
19
16
14
16,0
Pin
21
22
19
17
20,5
-
-
-
17,5
17,5
Tankpassen
79
BIJLAGE II
De vragenlijsten Inleiding In deze bijlage zijn de vragenlijsten opgenomen zoals deze zijn gehanteerd voor het midden- en kleinbedrijf (vragenlijst MKB) en voor het grootbedrijf (vragenformulier GB). Er is voor gekozen om de versie voor de benzinestations op te nemen, omdat deze de meest uitgebreide opsomming biedt van gemeten/gevraagde betaalmogelijkheden. Met uitzondering van enkele redactionele zaken en de indeling in betaalmogelijkheden en de investering in elektronische betaalapparatuur zijn de versies zoals gebruikt voor de detailhandel, de horeca en de ambulante handel identiek aan deze vragenlijsten. Wel geldt dat de vragenlijst voor het grootbedrijf alleen is toegezonden aan de (zeer) grote ondernemingen in de detailhandel voor zover aangesloten bij de Raad Nederlandse Detailhandel en onder de tankstations (voor zover aangesloten bij de VNPI). In de enquête onder het MKB zijn de vragen gesteld op het niveau van de benaderde vestiging afzonderlijk. Bij de enquête onder het grootbedrijf zijn de vragen gesteld voor de organisatie als geheel. De bijzondere instructies voor de enquêteur zijn in dit overzicht niet meegenomen.
81
INTRO Goedemorgen/-middag/-avond mevrouw/mijnheer mevrouw/mijnheer, u spreekt met... van EIM. In opdracht van uw brancheorganisatie voeren wij momenteel een onderzoek uit naar de kosten van het betalingsverkeer. U heeft hierover onlangs een brief ontvangen. Mag ik u hierover een aantal vragen stellen? Vraag 01 Ik wil u eerst enkele vragen stellen over uw bedrijf. Uit hoeveel vestigingen of filialen bestaat uw onderneming? Vraag V02 In het vervolg van de vragenlijst gaan alle vragen over deze vestiging. Hoeveel personen zijn er momenteel 12 uur of meer per week werkzaam in uw bedrijf/vestiging?
Vraag V03 Is dit een tankstation met een shop of zonder shop? 1: Met een shop 2: Zonder shop 3: Weet niet/w.n.z. Vraag V04 Ik noem u nu enkele betaalmiddelen. Met welke daarvan konden klanten in 2012 bij u betalen? Was dat met: 1: Contant geld (Euro's) 2: Buitenlands contant geld (Eng. ponden, dollars etc.) 3: Pinpas 4: Chipknip 5: Creditcard 6: Op rekening/overschrijvingen via rekening 7: Kaarten van leasemaatschappijen (Travel Card, Multi Tank Card) 8: Internationale truckercards (DKV, UTA) 9: Cards van oliemaatschappijen 10: Local service cards 11: Internet via iDEAL 12: Internet via andere methoden, zoals PayPal, creditcard, Ogone 13: Weet niet/wil niet zeggen Vraag V05 Via welke bank handelde u uw zakelijke betalingsverkeer vorig jaar, in 2012, hoofdzakelijk af? Was dat de... 1: ABN-AMRO 2: ING Bank 3: Rabobank 4: Andere bank, namelijk:
82
5: Wil niet zeggen 6: Weet niet Vraag V06 Dan volgen nu enkele vragen over uw weekomzet en het gemiddelde aankoopbedrag van uw klanten. Kunt u een schatting geven van de gemiddelde weekomzet, inclusief BTW, in 2012? Vraag V07 Als Vraag V03 is 1 en Vraag V06 is niet weet niet of geen antwoord Kunt u een schatting geven van de gemiddelde weekomzet aan brandstof (benzine, diesel, LPG), inclusief BTW, in 2012? Vraag V08 Als Vraag V03 is 1 en Vraag V06 is niet weet niet of geen antwoord Kunt u een schatting geven van de gemiddelde weekomzet aan shopverkopen, inclusief BTW, in 2012? Vraag V09 En kunt u een schatting geven van het gemiddelde aantal transacties per week in 2012? Vraag V01 Als Vraag V03 is 1 Kunt u een schatting geven van de samenstelling van uw klantenkring naar brandstof en shopaankopen? Hoeveel procent van uw klanten... - rekent uitsluitend brandstof af
%
- rekent uitsluitend shopverkopen af
%
- rekent brandstof en shopverkopen af (dit kunnen ook klanten zijn die twee afzonderlijke betalingen verrichten)
%
Vraag V11 Kunt u een schatting geven van het gemiddelde aankoopbedrag per transactie in 2012? Vraag V12 Als Vraag V03 is 1 en Vraag 11 is niet weet niet En kunt een schatting kunnen geven van het gemiddelde aankoopbedrag per transactie voor brandstof (benzine, diesel en lpg) in 2012? Vraag V13 Als Vraag V03 is 1 en Vraag 11 is niet weet niet En kunt u een schatting kunnen geven van het gemiddelde aankoopbedrag per transactie voor shopverkopen in 2012?
83
SKIP1 Als Vraag V06 is weet niet of Vraag V09 is weet niet of Vraag V11 is weet niet dan door naar Vraag 15 Vraag V14 Als Vraag FACTOR is kleiner dan 0.67 of Vraag FACTOR is groter dan 1.33 Wanneer ik de door uw opgegeven weekomzet in 2012 deel door het gemiddeld aantal transacties in 2012, kom ik op een ander gemiddeld aankoopbedrag per klant in 2012 uit dan u zojuist heeft aangegeven? Namelijk... euro terwijl u zojuist... euro opgaf. Welk bedrag moeten wij hanteren? Vraag 15 Hoeveel bedroeg de totale jaaromzet, inclusief BTW, van uw vestiging in 2012? Vraag V16 Als Vraag V03 is 1 en Vraag V15 is niet weet niet of geen antwoord Hoeveel bedroeg de totale jaaromzet aan brandstof, inclusief BTW, van uw vestiging in 2012? Vraag V17 Als Vraag V03 is 1 en Vraag V15 is niet weet niet of geen antwoord Hoeveel bedroeg de totale jaaromzet aan shopverkopen, inclusief BTW, van uw vestiging in 2012? Vraag V18 Als Vraag BETAALM is groter dan 1 Ik ga u nu vragen welk percentage van de klanten in 2012 gebruik maakte van de verschillende betaalmiddelen. Het gaat bij deze vraag om de verdeling van transacties, niet om de verdeling van de omzet. Hoeveel procent van de betalende klanten gebruikte in 2012 de volgende betaalmiddelen om af te rekenen?
84
- contant geld (euro's en buitenlands)
%
- Pinpas
%
- Chipknip
%
- Creditcard
%
- een overschrijving via rekening
%
- Kaarten van leasemaatschappijen (Travel Card, Multi Tank Card)
%
- Internationale truckercards (DKV, UTA)
%
- Cards van oliemaatschappijen
%
- Local service cards
%
- een betaling via internet
%
- op een andere wijze betaald
%
Vraag V19 Als Vraag BETAALM is groter dan 1 Zojuist heeft u aangegeven welk percentage van de klanten gebruikt maakt van welk betaalmiddel. Nu wil ik u vragen de OMZET van 2012 te verdelen over de verschillende betaalwijzen die bij u mogelijk zijn. Als u deze vraag in de aankondigingsbrief heef beantwoord, zou u die er dan bij willen nemen? Hoeveel procent van de omzet in 2012 was afkomstig van klanten die betaalden met... - contant geld (euro's en buitenlands)
%
- Pinpas
%
- Chipknip
%
- Creditcard
%
- een overschrijving via rekening
%
- Kaarten van leasemaatschappijen (Travel Card, Multi Tank Card)
%
- Internationale truckercards (DKV, UTA)
%
- Cards van oliemaatschappijen
%
- Local service cards
%
- een betaling via internet
%
- op een andere wijze betaald
%
Vraag V20 Als Vraag V18 is niet weet niet en Vraag V19 is niet weet niet U heeft zojuist een verdeling gegeven van uw omzet en transacties naar verschillende betaalmethoden. Was deze verdeling een exacte opgave, een reële schatting of een grove schatting? 1: Exacte opgave 2: Reële schatting 3: Grove schatting 4: Weet niet/wil niet zeggen SKIP2 Als Vraag V04 is niet 1 en Vraag V04 is niet 2 dan door naar Vraag V44 Vraag V21 Dan wil ik nu enkele vragen stellen over de wijze waarop u in uw bedrijf/vestiging omgaat met contant geld. Hoeveel kassa's waren er vorig jaar - in 2012 - in uw bedrijf/vestiging? Vraag V22 Beschikt u over één of meer kluizen om de dag- of weekomzet tijdelijk in te bewaren? 1: Ja 2: Nee 3: Weet niet/wil niet zeggen
85
Vraag V23 Als Vraag V22 is 1 Hoeveel van deze kluizen heeft u? Vraag V24 Beschikt u over één of meer apparaten om Eurobiljetten te controleren op echtheid? 1: Ja 2: Nee 3: Weet niet/wil niet zeggen
Vraag V25 Als Vraag V22 is 1 Hoeveel van deze apparaten heeft u? Vraag V26 Hoeveel kluisjes bij de kassa, dan wel afroomboxen om grote Eurobiljetten in op te bergen, heeft u in uw bedrijf/vestiging? Vraag V27 Beschikt u over een geldautomaat in uw bedrijf/vestiging? 1: Ja 2: Nee 3: Weet niet/wil niet zeggen Vraag V28 Als Vraag V27 is 1 Vult deze geldautomaat zelf aan? 1: Ja 2: Nee 3: Weet niet/wil niet zeggen Vraag V29 Wordt de weekomzet bij u doorgaans afgehaald door een professionele waardetransporteur of brengt u het zelf weg? 1: Via een professionele waardetransporteur (bijv. Brinks, G4S) 2: Zelf 3: Geen van beiden, het contante geld wordt NIET afgestort 4: Weet niet/wil niet zeggen
86
Vraag V30 Maakt u gebruik van een cash management systeem? ENQ: Dat is een systeem waar biljetten en munten bij de kassa worden ingevoerd en wisselgeld automatisch wordt terug gegeven. 1: Ja, voor alle kassa's 2: Ja, maar niet voor alle kassa's 3: Nee 4: Weet niet/wil niet zeggen
Vraag V31 Hoe biedt u de bankbiljetten meestal aan uw bank aan? Is dat... 1: In een sealbag/kas-etui 2: Losse biljetten 3: Anders, namelijk: 4: Weet niet/wil niet zeggen Vraag V32 Als Vraag V29 is 2 Brengt u het geld doorgaans naar de balie van de bank, naar de geld- of afstortautomaat van de bank, naar de nachtkluis of naar een sealbagautomaat van de bank? 1: Balie van de bank (kas) 2: Geld- of afstortautomaat van de bank 3: Nachtkluis 4: Sealbagautomaat van de bank 5: Weet niet/w.n.z. Vraag V33 Hoeveel keer per week stort u het contante geld van uw bedrijf/vestiging af? Als Vraag V29 is 1 Hoeveel keer per week wordt het contante geld door de waardetransporteur opgehaald? Vraag V34 Als Vraag V29 is niet 1 Door wie wordt het contante geld doorgaans afgestort? 1: Ondernemer/eigenaar 2: Bedrijfs-/vestigingsleider 3: Ander personeelslid 4: Weet niet/wil niet zeggen
87
Vraag V35 Hoe biedt u de bankbiljetten meestal aan uw bank aan? Is dat... 1: Gekopt, gesorteerd en gebundeld (= schone storting) 2: Ongesorteerd door elkaar (= vuile storting) 3: Weet niet/wil niet zeggen Vraag V36 Als Vraag V29 is niet 1 Hoeveel tijd, uitgedrukt in minuten, bent u of uw personeel gemiddeld kwijt om het geld af te storten bij uw bank? Het gaat om de ENKELE reistijd met het vervoermiddel dat doorgaans daarvoor wordt gebruikt. Vraag V37 Hoeveel geld wordt gemiddeld per keer afgestort? Als Vraag V29 is 1 Hoeveel geld wordt gemiddeld per keer afgehaald door de transporteur? Vraag V38 Als Vraag FACTOR2 is groter dan 1.33 Als ik het aantal keer dat u afstort per week vermenigvuldig met het gemiddelde afstortbedrag dan kom ik uit op een bedrag van... dat per week wordt afgestort. Eerder heeft u echter aangegeven een gemiddelde weekomzet van... te hebben. Welk bedrag moeten wij hanteren? Vraag V39 Hoeveel procent van de contante geldomzet van uw bedrijf/vestiging stort u NIET af, maar gebruikt u voor het contant betalen van leveranciers, personeel, privé-uitgaven, het vullen van een eventuele geldautomaat, e.d.? Vraag V40 Als Vraag V29 is 1 Wat heeft u in 2012 betaald aan de door u gebruikte professionele waardetransporteur, zoals Brinks en G4S? Vraag V41 Als Vraag V31 is 1 Hoeveel sealbags gebruikt u gemiddeld per maand? SKIP3 Als Vraag BETAALM is 1 dan door naar Vraag V50
88
Vraag V42 Als Vraag V04 is 1 of 2 en Vraag V04 is 3 Over het algemeen is het zo dat het gemiddelde pinbedrag hoger ligt dan het gemiddelde bedrag bij contante betalingen. Is dat bij uw bedrijf/vestiging ook het geval? 1: Ja 2: Nee 3: Weet niet/wil niet zeggen Vraag V43 Als Vraag V04 is 1 of 2 Kunt u een schatting geven van het gemiddelde aankoopbedrag van klanten die met contant geld hebben betaald? Vraag V44 Als Vraag V04 is 3 Kunt u een schatting geven van het gemiddelde aankoopbedrag van klanten die met een pinpas hebben betaald? Vraag V45 Als Vraag V04 is 3 of 4 Kunt u een schatting geven van het percentage pintransacties beneden de 10 euro?
Vraag V46 Als Vraag V04 is 3 of Vraag V04 is 4 Bent u bekend met speciale aanbiedingen en tarieven van banken met betrekking tot kleine pin-betalingen? 1: Ja 2: Nee 3: Weet niet/wil niet zeggen
89
Vraag V47 Als Vraag V05 is niet 2 en Vraag V46 is 1 Maakt u hier gebruik van? 1: Ja 2: Nee 3: Weet niet/wil niet zeggen Vraag V48 Als Vraag V47 is 1 Stimuleert u hierdoor meer kleine pinbetalingen? 1: Ja 2: Nee 3: Weet niet/wil niet zeggen Vraag V49 Als Vraag V04 is 5 Kunt u een schatting geven van het gemiddelde aankoopbedrag van klanten die met een creditcard hebben betaald? Vraag V50 Als Vraag V04 is 5 Hoeveel procent provisie heeft u in 2012 gemiddeld betaald aan creditcardmaatschappijen voor de betalingen die gedaan zijn met creditcards? Vraag V51 Hoe komt u in uw bedrijf/vestiging aan wisselgeld? Is dat... 1: Van de bank of postkantoor aan de balie 2: Van de bank, via de muntrollenautomaat 3: Van de bank, via de professionele waardetransporteur 4: Niet via de bank, maar via mijn klanten 5: Niet via de bank, maar van andere ondernemers 6: Niet via de bank, maar: 7: Niet van toepassing, we gebruiken geen wisselgeld 8: Weet niet/wil niet zeggen
90
SKIP4 Als Vraag V51 is niet 1 en is niet 2 en is niet 3 dan door naar Vraag V55 Vraag V52 Moet u een vergoeding betalen voor het wisselgeld dat uw bedrijf/vestiging nodig heeft? 1: Ja 2: Nee 3: Soms wel, soms niet 4: Weet niet/wil niet zeggen SKIP5 Als Vraag V52 is 2 dan door naar Vraag V55 Vraag V53 Hoe vaak per maand haalt u wisselgeld op of laat u het bezorgen? Vraag V54 En voor welk bedrag per keer haalt u wisselgeld op of laat u het bezorgen? Vraag V55 Heeft u een geldverzekering afgesloten? 1: Ja 2: Nee 3: Weet niet/wil niet zeggen Vraag V56 Heeft u in 2012 te maken gehad met vals geld en/of gelddiefstal door derden of door eigen personeel? 1: Ja 2: Nee 3: Weet niet/wil niet zeggen Vraag V57 Als Vraag V56 is 1 Hoeveel euro bent u in 2012 ongeveer kwijtgeraakt door vals geld en gelddiefstal? We bedoelen het geld dat niet is teruggekregen via de verzekering. SKIP6 Als Vraag V04 is niet 3 of 4 of 5 dan door naar Vraag V76 Vraag V58 Nu volgen enkele vragen die te maken hebben met betalen via de pinpas, Chipknip of creditcard. Hoeveel MOBIELE pinautomaten had u in 2012 in uw bedrijf/vestiging?
91
Vraag V59 Als Vraag V58 is groter dan 1 Hoeveel van de mobiele pinautomaten zijn in eigendom, hoeveel zijn gehuurd en hoeveel zijn er geleasd? Als Vraag V58is 1 Is de mobiele pinautomaat in eigendom, gehuurd of geleasd? - In eigendom: - Gehuurd: - Geleasd: Vraag V60 Hoeveel VASTE pinautomaten had u in 2012 in uw bedrijf/vestiging? Vraag V61 Als Vraag V60 is groter dan 0 En hoeveel van deze... pinautomaten waren geïntegreerd in een tankzuil op het buitenterrein? Vraag V62 Als Vraag V60 is groter dan 1 Hoeveel van deze... vaste pinautomaten zijn in eigendom, hoeveel zijn gehuurd en hoeveel zijn er geleasd? Als Vraag V60 is 1 Is deze vaste pinautomaat in eigendom, gehuurd of geleasd? - In eigendom: - Gehuurd/geleasd: Vraag V63 Als Vraag V04 is 1 of 3 en Vraag V21 is groter dan 0 en Vraag V60 is groter dan 0 Maakt u gebruik van pin-only kassa's in uw bedrijf/vestiging? 1: Ja 2: Nee 3: Weet niet/wil niet zeggen
Vraag V64 Als Vraag V63 is 1 Hoeveel pin-only kassa's heeft u in uw bedrijf/vestiging?
92
Vraag V65 Als Vraag V60 is niet weet niet of Vraag V60 is groter dan 0 Van wat voor soort verbinding maakte u in 2012 in uw bedrijf/vestiging gebruik bij het betalen met de vaste betaalautomaten? Was dat... 1: Via een gewone, analoge telefoonlijn (ook PSTN) 2: Via een ISDN verbinding 3: Via een internetverbinding (ADSL, VPN, kabel, glasvezel) 4: Weet niet/wil niet zeggen
Vraag V66 Heeft u een onderhoudscontract voor uw pinautomaten? 1: Ja 2: Nee 3: Weet niet/wil niet zeggen Vraag V67 Als Vraag V65 Wordt de internetverbinding alleen gebruikt voor pinnen of ook voor andere zaken zoals internet en het alarm?
1: Alleen voor pinnen 2: Ook voor andere zaken 3: Weet niet/wil niet zeggen
Vraag V68 Als Vraag V04 is 3 Konden klanten in 2012 bij u extra geld opnemen bij het afrekenen aan de kassa? 1: Ja 2: Nee 3: Weet niet/wil niet zeggen
Vraag V69 Als Vraag V68 is 1 Hoeveel geld werd er in 2012 gemiddeld per week extra opgenomen? Vraag V70 Als Vraag V04 is 3 Laat u de klanten betalen wanneer ze beneden een bepaald bedrag willen pinnen? 1: Ja 2: Nee 3: Weet niet/wil niet zeggen
93
Vraag V71 Als Vraag V04 is 5 Brengt u de klanten een bedrag in rekening wanneer ze willen betalen via een creditcard? 1: Ja, altijd 2: Ja, alleen beneden een bepaald bedrag 3: Ja, alleen boven een bepaald bedrag 4: Nee 5: Weet niet/wil niet zeggen
Vraag V72 Als Vraag V04 is 3 of 4 Heeft u in 2012 last gehad van fraude bij elektronische betalingen via de pinpas? 1: ja 2: nee 3: wil niet zeggen 4: weet niet Vraag V73 Als Vraag V72 is 1 Kunt u een schatting geven van de financiële schade in 2012 door fraude via de pinpas? We bedoelen het geld dat niet is teruggekregen via de verzekering. Vraag V74 Als Vraag V04 is 5 Heeft u in 2012 last gehad van fraude bij elektronische betalingen via de creditcard?
1: ja 2: nee 3: wil niet zeggen 4: weet niet Vraag V75 Als Vraag V74 is 1 Kunt u een schatting geven van de financiële schade in 2012 door fraude via de creditcard? We bedoelen het geld dat niet is teruggekregen via de verzekering. Vraag V76 Zoals in de aankondigingsbrief al is vermeld zijn er rond het betalingsverkeer verschillende activiteiten die de ondernemer wekelijks moet doen. Ik noem u die activiteiten. Kunt u telkens aangeven hoeveel minuten u of uw personeel gemiddeld per week aan die activiteit besteedt? −
Hoeveel minuten besteedt u gemiddeld per week aan het 's ochtends bedrijfs-
−
Hoeveel minuten besteedt u gemiddeld per week aan het 's avonds legen en opma-
−
Hoeveel minuten besteedt u gemiddeld per week aan het verzendklaar maken van
/vestigingsklaarmaken van de kassa's? ken van de kassa's?
de dag- en/of weekopbrengsten?
94
−
Hoeveel minuten besteedt u gemiddeld per week aan het vullen en legen en de ad-
−
Hoeveel minuten besteedt u gemiddeld per week aan het op peil houden van het
−
Hoeveel minuten besteedt u gemiddeld per week aan het aanvullen van de kassarol-
−
Hoeveel minuten besteedt u gemiddeld per week aan het aanvullen van de printrol-
−
Hoeveel minuten besteedt u gemiddeld per week aan de administratie rondom cre-
−
Hoeveel minuten besteedt u gemiddeld per week aan de administratie rondom pin-
−
Hoeveel minuten besteedt u gemiddeld per week aan de administratie rondom inter-
ministratie rondom de geldautomaat in uw bedrijf/vestiging? wisselgeld? len? len van de betaalautomaten? ditcardbetalingen,zoals het bewaren van de bonnetjes?
betalingen, zoals het bewaren van de bonnetjes? netbetalingen? Vraag V77 Besteedt u verder nog tijd aan andere backoffice-activiteiten rondom het betalingsverkeer die ik nog niet genoemd heb? 1: ja, namelijk aan: 2: nee 3: Weet niet/w.n.z.
Vraag V78 Als Vraag V77 is 1 Hoeveel minuten besteedt u gemiddeld per week aan deze overige activiteiten? Vraag V79 In de voorgaande vragen zijn al verschillende apparaten aan de orde gekomen die u in uw bedrijf/vestiging nodig heeft om het geld van uw klanten veilig te bewaren. Ik noem u er een paar: • de kassa's • de kluisjes bij de kassa's • apparatuur om vals geld op te sporen • een geldkluis Heeft u in uw bedrijf/vestiging nog andere apparatuur die u speciaal heeft aangeschaft voor de beveiliging van uw geld? Gedacht kan worden aan... 1: Camerasystemen/beveiligingsapparatuur 2: Verdwijndozen 3: Kokersystemen om geld weg te sluizen 4: Speciale telruimten 5: Anders, namelijk: 6: Nee 7: Weet niet/wil niet zeggen
95
Vraag V80 Wanneer wij in de nabije toekomst nog enkele gegevens die u ons heeft gegeven willen controleren, mogen wij u daarvoor dan nog eens benaderen? 1: Ja 2: Nee 3: Weet niet/wil niet zeggen EINDE Dan waren dit al mijn vragen. Ik dank u hartelijk voor uw medewerking aan dit onderzoek en wens u nog een prettige dag/avond.
96
Enquête Kosten betalingsverkeer Grootwinkelbedrijf - editie 2013 – De Nederlandse banken en de belangenbehartigers van winkeliers, horeca en benzinestations hebben het initiatief genomen om een hernieuwd onderzoek uit te laten voeren naar de omvang van de kosten van het betalingsverkeer voor de detailhandel, horeca en benzinestations. Zij hebben onderzoeksbureau Panteia (voorheen EIM) gevraagd de uitvoering van dit onderzoek ter hand te nemen. Om de nodige gegevens te verzamelen is een enquête samengesteld.
Wij verzoeken u vriendelijke onderstaande vragen door de verantwoordelijke binnen uw organisatie te laten beantwoorden. Uiteraard zullen de door u verstrekte gegevens vertrouwelijk worden behandeld. Panteia verplicht zich om, ook naar de opdrachtgever, geheimhouding ten aanzien van individuele gegevens te betrachten en gegevens zorgvuldig te gebruiken. Er zullen uitdrukkelijk geen tot individuele ondernemingen herleidbare gegevens worden gerapporteerd. Mocht u naar aanleiding van de enquête nog vragen hebben, dan kunt u natuurlijk altijd contact met ons opnemen. U kunt dan contact opnemen met Arjan Ruis (
[email protected], 079-322 22 54). Bij voorbaat danken wij u hartelijk voor uw medewerking. Graag zouden wij de gegevens uiterlijk op 15 februari 2013 van u ontvangen.
De vragen hieronder hebben betrekking op de totale onderneming (incl. alle vestigingen). Bij de vragen die betrekking hebben op de omzet, gaat het om bedragen inclusief BTW. Mocht u geen exacte gegevens kunnen verstrekken, dan stellen wij een globale verdeling zeer op prijs.
Wij stellen uw deelname zeer op prijs. Graag danken wij u voor uw medewerking. 1. Hoeveel verkooptransacties (= betalende klanten) heeft u per maand (eventueel uitgesplitst naar shopverkopen en brandstofverkopen)?
Aantal verkooptransacties: ………………………… shopverkopen: ………………………………………… brandstofverkopen: …………………………………
2. Hoeveel bedraagt het gemiddelde bedrag per verkooptransactie (eventueel uitgesplitst naar shopverkopen en brandstofverkopen)?
Gemiddeld bedrag per verkooptransactie: €…………………………… shopverkopen: €………………………………………… brandstofverkopen: € …………………………………
97
3. Welke van de hierna genoemde betaalwijzen accepteerde u in 2012? (u kunt hier meer dan 1 antwoord aankruisen)
Contant geld Buitenlands contant geld Creditcard (Eurocard, VISA, etc.) Vaste klantenkaart Pinbetalingen Chipknipbetalingen Overschrijvingen via rekening Kaarten van leasemaatschappijen (travel card, Multitankcard) International trucker cards Cards van oliemaatschappijen Local service cards Internetbetalingen via iDEAL Internetbetalingen via andere methoden, zoals PayPal, creditcard, Ogone Anders, namelijk: ……………………………………………………………………………………………
4. Welk aandeel in het totale aantal verkooptransacties in 2012 hadden de hierna genoemde betaalwijzen?
Contant geld (incl. buitenlands contant geld)
........%
Creditcard (Eurocard, VISA, etc.)
........%
Vaste klantenkaart
........%
Pinbetalingen
........%
Chipknipbetalingen
........%
Overschrijvingen via rekening
........%
Kaarten van leasemaatschappijen (travel card, Multitankcard)
........%
International trucker cards
........%
Cards van oliemaatschappijen
........%
Local service cards
........%
Internetbetalingen
........%
Anders, namelijk:
........%
……………………………………………………………………………………………
98
5. Welk aandeel in de totale omzet in 2012 (incl. BTW) hadden de hierna genoemde betaalwijzen?
Contant geld (incl. buitenlands contant geld)
........%
Creditcard (Eurocard, VISA, etc.)
........%
Vaste klantenkaart
........%
Pinbetalingen
........%
Chipknipbetalingen
........%
Overschrijvingen via rekening
........%
Kaarten van leasemaatschappijen (travel card, Multitankcard)
........%
International trucker cards
........%
Cards van oliemaatschappijen
........%
Local service cards
........%
Internetbetalingen
........%
Anders, namelijk:
........%
……………………………………………………………………………………………
6. Kunt u aangegeven hoe de betalingen in 2012 waren verdeeld naar grootteklasse van de betalingen in % voor de onderneming als geheel ?
Bedragen tot € 10 …………… % Bedragen van €10 tot €50 …………… % Bedragen van € 50 tot € 200 …………… % Bedragen van € 200 of meer …………… % Totaal 100 % Weet niet
7. Welke tarief hanteerde de bank in 2012 voor het afhandelen van pinbetalingen binnen uw onderneming?
Tarief in centen: ………………………
8. Van wat voor soort verbinding werd in 2012 (door de meeste vestigingen) gebruik gemaakt voor de afhandeling van elektronische betalingen?
Via een gewone analoge telefoonlijn (ook PSTN) Via een ISDN-verbinding Via een internetverbinding (ADSL, VPN, kabel, glasvezel) Ander soort verbinding, namelijk: ……………………………………………………… Weet niet
99
9. Wat waren, afhankelijk van het type verbinding, in 2012 de maandelijkse abonnementskosten en de eventuele kosten per transactie? Maandelijkse abonnementskosten: €…………………………… Eventuele kosten per transactie: €…………………………… Weet niet 10. Wat was de totale detailhandelsomzet (in euro’s en inclusief BTW) van uw onderneming/werkmaatschappij in 2012, verdeeld naar shopverkopen en brandstoffen?
Totale omzet 2012: €……………………………………… shopverkopen: €………………………………………… brandstofverkopen: €…………………………………
11. Hoeveel kassa’s waren er in uw onderneming in 2012?
Aantal kassa’s: ……………………………
12. Hoeveel pin-only kassa’s waren er in uw onderneming in 2012? − − −
Aantal pin-only kassa’s: ………………… We maken geen gebruik van pin-only kassa’s Weet niet
13. Maakte u in 2012 gebruik van een cash management systeem? Toelichting: dat is een systeem waar biljetten en munten bij de kassa worden ingevoerd en wisselgeld automatisch wordt teruggeven. Ja , voor alle vestigingen Ja, maar voor een gedeelte van alle vestigingen, namelijk…………% Geen van de vestigingen weet niet 14. Wat zijn de totale kosten voor professioneel geldtransport (zonder cash management systeem) van uw onderneming/werkmaatschappij (optelsom van alle facturen uit 2012)?
Totale kosten professioneel geldtransport: €……………………………
15. Wat zijn de totale kosten voor het cash management systeem van uw onderneming/werkmaatschappij (optelsom van alle facturen uit 2012)? - Totale kosten cash management systeem: €…………………………… - N.v.t. We maken geen gebruik van een cash management systeem Weet niet
100
16. Kunt u aangeven welke tarieven u in 2012 betaalde voor het afstorten van contant geld? - Vaste kosten per afstorting: €…………………………… - en/of
Variabel, per biljet: €……………………………
- en/of
Variabel, % van de omzet: ……………………………%
- We betalen hiervoor een vaste vergoeding, namelijk: €……………………… per …………………… - Weet niet 17. Hoeveel geld werd er in 2012 in totaal gecashbackt? (Met cashbacken bedoelen we dat klanten contant geld kunnen opnemen bij het afrekenen met de pinpas) Wanneer u geen totaalbedrag kunt geven, kunt u dan aangeven welk percentage van de omzet die gedaan is met pin kan worden toegerekend aan cashbacken?
€…………………………… of ………………………%
cashback is niet mogelijk
18. Beschikken de vestigingen binnen uw onderneming over een geldautomaat ? - Ja , alle vestigingen - Ja, een gedeelte van de vestigingen, namelijk…………% - Geen van de vestigingen - Weet niet 19. Worden de geldautomaten zelf gevuld of gebeurt dit door een ander bedrijf? - Worden zelf gevuld - Gebeurt door een ander bedrijf - Weet niet - N.v.t. we beschikken niet over een geldautomaat 20. Welk rentepercentage ontving u in 2012 op uw rekening-courant?
Rentepercentage rekening-courant: ………………… %
21. Hoe lang duurt de periode (gemeten in dagen) tussen het moment waarop de professionele geldtransporteur het contant geld bij de vestigingen ophaalt en het moment waarop dit bedrag staat bijgeschreven op de rekening?
Aantal dagen: ……
22. Beschikken de vestigingen over een ruimte die alleen bestemd is voor het tellen van het contante geld?
Ja, alle vestigingen Ja, een gedeelte van de vestigingen, namelijk………….% Geen van de vestigingen Weet niet
Vriendelijk bedankt !!!
101
BIJLAGE III
Aantal verkooppunten
In de onderstaande tabel is weergegeven hoeveel vestigingen er op 1 januari 2012 actief waren in de gevestigde detailhandel, de ambulante handel, de horeca en de benzinehandel. De gegevens over de gevestigde detailhandel, de ambulante handel en de tankstations zijn afkomstig van het CBS en het Hoofdbedrijfschap Detailhandel. Het aantal vestigingen is afhankelijk van de gehanteerde definitie. Het CBS gaat uit van de aantallen op basis van de hoofdactiviteit (detailhandel, ambulante handel). De gegevens over de horeca zijn afkomstig van het Bedrijfschap Horeca en Catering. De gegevens over de tankstations met shop zijn geschat op basis van gegevens die zijn verkregen van de BOVAG. Deze gegevens over 2012 zijn gebruikt als ‘kernwaarden’ voor dit onderzoek. Aantal actieve vestigingen per 1 januari 2012
Sector
aantal vestigingen
Detailhandel
82.676
Ambulante handel
18.187
Horeca
41.646
Tankstations met shop
2.347
Bron: PANTEIA, 2013 op basis van CBS en Bedrijfschap Horeca en Catering en BOVAG.
103
BIJLAGE IV
Kostenbegrippen
Kosten van het betalingsverkeer Onder kosten van het betalingsverkeer bij toonbankinstellingen worden verstaan: de kosten van toonbankinstellingen die samenhangen met het gebruik van door hen geaccepteerde betaalmiddelen. In het kostenmodel worden de kosten van het betalingsverkeer verdeeld naar interne en externe kosten. Interne kosten Interne kosten worden in het kostenmodel gedefinieerd als kosten die in de onderneming zelf ontstaan als gevolg van het accepteren van toonbankbetaalmiddelen. In het kostenmodel worden zeven interne kostencomponenten onderscheiden: frontofficekosten, backofficekosten, kosten van het eigen geldvervoer, kosten van geldderving, kosten ten gevolge van rentederving bij het afstorten van contant geld, vaste kosten van betaalapparatuur en vaste kosten van randapparatuur. Externe kosten Externe kosten worden in het kostenmodel gedefinieerd als kosten die de ondernemer met betrekking tot het betalingsverkeer gefactureerd krijgt van externe partijen, zoals financiële instellingen, verzekeraars, geldtransportbedrijven, leveranciers van betaalterminals en telecomleveranciers. In het kostenmodel worden acht externe kostencomponenten onderscheiden: bankkosten, kosten van professioneel geldtransport, rentederving als gevolg van valutering, pinkosten aan bank, Chipknipkosten aan bank, creditcardkosten, telecommunicatiekosten en verzekeringskosten. In het kostenmodel zijn de kosten van het betalingsverkeer ook verdeeld naar vaste kosten, naar variabele, transactiegerelateerde kosten en naar variabele, omzetgerelateerde kosten. Vaste kosten In het kostenmodel worden onder vaste kosten die kosten verstaan, die niet in omvang veranderen wanneer het aantal transacties of de omzet verandert. Het gaat hierbij om: het eigen geldtransport, abonnement telecommunicatie pinnen, abonnement telecommunicatie chip, batchverwerking Chipkniptransacties en abonnement telecommunicatie creditcard. Verder gaat het om een deel van de afschrijvingskosten van de kassalade, afschrijvingskosten valsgelddetector, afschrijvingskosten kluis, betaalapparatuur pinnen, abonnementskosten betaalapparatuur pinnen, betaalapparatuur chip, abonnementskosten betaalapparatuur chip, betaalapparatuur creditcard en de backofficekosten. Variabele, transactiegerelateerde kosten Naast vaste kosten worden in het kostenmodel variabele, transactiegerelateerde kosten onderscheiden. Dit zijn kosten die per transactie vast zijn maar wel in omvang veranderen wanneer het aantal transacties dat met een bepaald betaalmiddel wordt betaald, toe- of afneemt. Deze kosten zijn
105
daarentegen niet afhankelijk van de hoogte van het bedrag dat wordt afgerekend. Het gaat hierbij om: frontofficekosten, kosten voor wisselgeld, tariefkosten pinnen, tarief telecommunicatie pinnen, tariefkosten Chipknip, tarief telecommunicatie chip en tarief telecommunicatie creditcard. Verder gaat het om een deel van de afschrijvingskosten kassalade, afschrijvingskosten valsgelddetector, afschrijvingskosten kluis, betaalapparatuur pinnen, abonnementskosten betaalapparatuur pinnen, betaalapparatuur chip, abonnementskosten betaalapparatuur chip, betaalapparatuur creditcard en backofficekosten. Variabele, omzetgerelateerde kosten Verder worden in het kostenmodel variabele, omzetgerelateerde kosten onderscheiden. Hierbij gaat het om kosten die afhankelijk zijn van de hoogte van het afgerekende bedrag. Als het af te rekenen bedrag wijzigt, veranderen deze kosten ook. Het gaat hierbij om: rentederving als gevolg van valutering, kosten ten gevolge van rentederving bij het afstorten van contant geld, geldderving, professioneel geldtransport, afstorten contant geld, verzekeringskosten en provisie creditcardmaatschappijen. Verder gaat het om een deel van de backofficekosten. Hieronder staan alle kostenposten vermeld die zowel op contant als op elektronisch geld betrekking hebben. Backofficekosten Personeelskosten verbonden aan het 's ochtends bedrijfsklaar maken van de kassa's, aan het 's avonds legen en opmaken van de kassa's, aan het verzendklaar maken van de dag- en/of weekopbrengsten, aan het op peil houden van het wisselgeld, aan het aanvullen van de kassarollen, aan het aanvullen van de printrollen van de betaalautomaten, aan de administratie rondom creditcardbetalingen, zoals het bewaren van de bonnetjes, en aan andere betalingsverkeergerelateerde backofficeactiviteiten. Frontofficekosten De in geld uitgedrukte tijd (personeelskosten) die verbonden is aan het feitelijke afrekenen, dat wil zeggen de tijd tussen het moment waarop aan de consument kenbaar is gemaakt wat het totaal af te rekenen bedrag is en het moment waarop de consument kassabon, wisselgeld, betaalpas, Airmiles, zegels en eventuele andere bescheiden in ontvangst heeft genomen (einde van de kassahandeling). Rentederving Gemiste rente-inkomsten over het ontvangen geld dat niet direct wordt afgestort bij de bank. Hieronder staan alle kostenposten vermeld die betrekking hebben op contant betalen. Eigen geldtransport De in geld uitgedrukte tijd (minuten x personeelskosten) die besteed wordt aan het naar de bank brengen van het in het bedrijf ontvangen contante geld.
106
Afschrijvingskosten betaalapparatuur contant geld Afschrijvingskosten voor aanwezige kassalades, valsgelddetectoren en kluizen of brandkasten. Wisselgeldprovisies Door banken in rekening gebrachte kosten, verbonden aan het betrekken van wisselgeld bij de banken ten behoeve van contante betalingen. Geldderving (inclusief fouten bij het teruggeven van wisselgeld) Diefstal en/of roof van geld door klanten, personeel, leveranciers en/of andere bezoekers van de winkel. Voorts negatieve kasverschillen als gevolg van het teruggeven van te veel wisselgeld. Professioneel geldtransport De kosten die worden gemaakt voor het uitbesteden van het vervoer van geld aan professionele geldtransportbedrijven (Brinks, Geldnet). Afstorten contant geld Kosten die moeten worden gemaakt voor het afstorten van contant geld bij de bank. Verzekeringskosten Door verzekeraars in rekening gebrachte premies voor geldverzekeringen. Hieronder staan alle kostenposten vermeld die betrekking hebben op pinbetalingen. Afschrijvings- en onderhoudskosten betaalautomaten Vast bedrag per jaar per betaalautomaat. Abonnementskosten betaalautomaten Vaste maandtarieven voor gebruik betaalapparatuur aan de bank. Abonnementskosten datacommunicatie Vaste maandtarieven voor datacommunicatie via het analoge net, IDSN en ADSL aan KPN. Tariefkosten pinbetalingen De door banken in rekening gebrachte kosten voor autorisatie en verwerking van pinbetalingen (tarieven per transactie) inclusief de daarin verdisconteerde staffelkortingen. Tariefkosten datacommunicatie pinbetalingen De door KPN in rekening gebrachte kosten voor datacommunicatie (per transactie) in verband met pinbetalingen via het analoge net, IDSN en ADSL. Hieronder staan alle kostenposten vermeld die betrekking hebben op Chipknipbetalingen. Afschrijvings- en onderhoudskosten betaalautomaten Vast bedrag per jaar per betaalautomaat.
107
Abonnementskosten betaalautomaten (pinnen, chippen, creditcard) Vaste maandtarieven voor gebruik betaalapparatuur aan de bank. Abonnementskosten datacommunicatie Vaste maandtarieven voor datacommunicatie via het analoge net, IDSN en ADSL aan KPN. Tariefkosten Chipknipbetalingen De door banken in rekening gebrachte kosten voor autorisatie en verwerking van Chipknipbetalingen (tarieven per transactie) inclusief de daarin verdisconteerde staffelkortingen. Tariefkosten datacommunicatie Chipknipbetalingen De door KPN in rekening gebrachte kosten voor datacommunicatie (per transactie) in verband met Chipknipbetalingen via het analoge net, IDSN en ADSL. Kosten Batchverwerking Chipkniptransacties Kosten die door KPN in rekening worden gebracht ten behoeve van datacommunicatie van chiptransacties die als batches aan de banken worden aangeboden. Hieronder staan alle kostenposten vermeld die betrekking hebben op creditcardbetalingen. Afschrijvings- en onderhoudskosten betaalautomaten (pinnen, chippen, creditcard) Vast bedrag per jaar per betaalautomaat. Abonnementskosten datacommunicatie (pinnen, chippen, creditcard) Vaste maandtarieven voor datacommunicatie via het analoge net, IDSN en ADSL aan KPN. Tariefkosten datacommunicatie creditcardbetalingen De door KPN in rekening gebrachte kosten voor datacommunicatie (per transactie) in verband met creditcardbetalingen via het analoge net, IDSN en ADSL. Provisie creditcardmaatschappijen De bedragen die ondernemers aan creditcardmaatschappijen betalen over de waarde van de met creditcards afgerekende transactiebedragen.
108