Aan de Rechtbank te Utrecht Sector Bestuursrecht
Beroepschrift weigering paspoort
Ad Astra Advocaten Mr. H.M.L. Brands Mr. J. Hemelaar Mr. J.M. Stevers Korte Mare 14 Postbus 304 2300 AH Leiden
Geeft eerbiedig te kennen:
Tel.: 071 – 528 00 25 Fax: 071 – 528 45 00
Mevrouw Boers, wonende te Utrecht aan de Marshalllaan 350, te dezer zake domicilie kiezende te Leiden aan de Korte Mare nr 14 (Postbus 304, 2300 AH Leiden) ten kantore van Ad Astra Advocaten, van wie van de advocaat en procureur mr. J. Hemelaar in deze als gemachtigde optreedt en bepaaldelijk gevolmachtigd is het onderhavig rechtsmiddel in te stellen;
1. Op 21 juli 2011 is door de Burgemeester van Utrecht een beschikking geslagen ter zake van de aanvraag van een paspoort. De aanvraag is niet in behandeling genomen. Tegen deze beschikking is door eiseres, hierna te noemen “Boers” tijdig bezwaar aangetekend. Het bezwaar is ongegrond verklaard bij beschikking van 24 oktober 2011, verzonden op 24 oktober 2011. Een kopie van deze beschikking is bijgevoegd als Productie.
2. Boers kan zich geenszins met deze beslissing verenigen en komt deswege van de beschikking in beroep bij uw Rechtbank, en wel op nader aan te vullen gronden.
3. Boers wenst reeds thans een aantal van de gronden aan te voeren, zonder daarmee volledigheid te willen nastreven.
4. Zij meent dat de beschikking in strijd is met de zorgvuldigheid en een draagkrachtige motivering ontbeert. Daarvoor verwijst zij in eerste instantie naar al hetgeen reeds in de procedure namens of door haar naar voor is gebracht. Daarnaast meent Boers, dat hetgeen door verweerder is aangevoerd strijd oplevert met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, betrekkelijke verdragsrechtelijke verplichtingen, met de relevante wetgeving en lagere regelgeving, terwijl Boers tevens aan het
2
oordeel van de Rechtbank wil onderwerpen de vraag of wel de juiste beleidsregels op de juiste wijze zijn toegepast. Voorts wenst zij het volgende naar voor te brengen. 5. De Burgemeester stelt zich op het standpunt, dat het wettelijk niet mogelijk is om de aanvraag voor een paspoort in behandeling te nemen zonder dat het bestuursorgaan beschikt over de vingerafdrukken. 6. Deze stelling is naar de mening van Boers onjuist. Ten eerste biedt de PUN op basis van de Paspoortwet een aantal mogelijkheden om wel degelijk positief te beschikking op een aanvraag waarbij vingerafdrukken worden geweigerd. Boers meent onder één van de genoemde uitzonderingsgevallen die daarin worden genoemd te vallen, namelijk die waarin een tijdelijke belemmering bestaat voor afgifte. Daarnaast geldt, dat krachtens de Grondwet nationaal recht dient te worden getoetst aan internationaal recht en dat verdragrechtelijke bepalingen (zowel geboden als verboden) die voldoende duidelijk omschreven zijn en waarop de belanghebbende een beroep kan doen, voorrang hebben boven nationaalrechtelijke bepalingen als tussen de bepalingen strijdigheid bestaat. 7. In dit geval dienen op grond van Richtlijn EG 1995/46 de individuele bezwaren van Boers afgewogen te worden bij de beslissing of van haar verlangd kan worden dat zij haar vingerafdrukken afgeeft. De Burgemeester heeft aangegeven, dat daaromtrent reeds een belangenafweging is gemaakt, maar dit betreft slechts een algehele belangenafweging, want de Burgemeester verwijst naar de parlementaire geschiedenis. De Richtlijn schrijft echter een toetsing voor aan de hand van een in te stellen rechtsmiddel, welke toetsing bovendien individuele bezwaren toetst. Om die twee redenen dekt de verwijzing derhalve niet het gat in de motivering van de beschikking. 8. Het argument van de Burgemeester dat er al een belangenafweging heeft plaatsgevonden miskent voorts, dat het niet slechts gaat om een afweging van belangen, maar ook om een beoordeling van bezwaren. Ook op dit punt overtuigt de motivering van de Burgemeester niet.
9. Bovendien is de verwijzing naar de parlementaire geschiedenis niet op zijn plaats, omdat er in die parlementaire geschiedenis een ándere afweging van belangen is geweest dan de afweging die thans moet worden gemaakt. Immers, aan de zijde van het belang om wél te kunnen beschikken over de vingerafdrukken van de aanvrager van een paspoort, was meegewogen het belang dat bestond bij het inrichten van een 24 uurs online raadpleegbare database met alle in de paspoortadministratie verwerkte vingerafdrukken, welke database bovendien ten dienste gesteld zou worden aan
3
het belang van de openbare orde door daarop zoekfuncties te appliceren voor de opsporingsdiensten. Voor zover die 24 uurs bevraagbare online database nog niet in werking was getreden, werd wél intussen gebouwd aan decentrale databases, waarin vier vingerafdrukken werden opgenomen en bewaard. Het spreekt voor zich dat de (in de ogen van de overheid) gunstige effecten en (nog steeds in de ogen van de overheid) nuttige toepassingen van de gevulde databases een belangrijk element vormden in de afweging van belangen die door het parlement is gemakt. Ondenkbaar is dat het parlement dezelfde afweging zou hebben gemaakt onder de situatie die is ingetreden na de aanpassing van de PUN na 27 april 2011. Immers, er zou dan bij de afweging geen enkel belang meer aangevoerd hebben kunnen worden voor het afnemen van VIER vingerafdrukken, terwijl er maar TWEE werden verwerkt en de andere twee gewoon weer zouden worden vernietigd na enkele dagen dan wel enkele weken. Ook is het de vraag of zelfs maar voor twéé vingerafdrukken een dergelijke belangenafweging zou zijn gemaakt. Tekenend is, dat de Minister van Binnenlandse Zaken heeft aangegeven voornemens te zijn de wet aldus aan te passen dat er bij de uitgifte van IDkaarten helemáál geen vingerafdrukken meer hoeven te worden afgenomen. Onder zulke omstandigheden kan het de Burgemeester niet baten, dat eerder, onder een totaal ander toekomstperspectief een belangenafweging is gemaakt door het parlement, die inmiddels is achterhaald. Daarnaast heeft het parlement nimmer naar de bezwaren van Boers gevraagd, noch deze kunnen meewegen bij haar beslissing. 10. Boers meldt dienaangaande in haar eigen bewoordingen: In een rechtsstaat mag de overheid niet van alle burgers gegevens mag verzamelen alsof we schuldig zijn tot onschuld is bevonden, of in andere woorden, dat van iedereen alles wordt vastgelegd om een klein groepje mensen te vangen. Dat is de kern van mijn bezwaar. Ik weiger mee te doen aan het bouwen van een politie- of surveillancestaat, aangezien dat indruist tegen verscheidene fundamentele en universele mensenrechten, met name het recht op de bescherming van mijn persoonlijke levenssfeer. Daar komt nog bij dat vingerafdrukken extreem gevoelige en uniek persoonlijke data betreffen. Bij geen enkele vorm van opslag is volledige veiligheid te realiseren, dat betekent dat het niet is te voorkomen dat een gedeelte daarvan in het publieke domein rondzwerft en in de verkeerde handen valt. Dit bezwaar komt voort uit mijn persoonlijke levensovertuiging, dat een maatschappij niet ingericht hoort te worden op basis van angst, maar op basis van vertrouwen. Angst als drijfveer en wapen heeft in de geschiedenis van de mensheid tot grote excessen geleid. Denk maar aan de Koude Oorlog, en de daarmee gepaarde ontwikkeling van chemische en nucleaire wapens, de dictatoriale regimes die bijna allemaal gedreven waren door de angst voor een of meerdere etnische andere groeperingen, politieke tegenstanders of pluraliteit in het algemeen, waardoor miljoenen mensen op gruwelijke wijze hun dood hebben gevonden, en nog meer mensen onherstelbaar lichamelijk en/of geestelijk zijn beschadigd. De meer recente opkomst van extreemrechts is heel duidelijk gedreven door de angst voor de instroom van met name moslim immigranten. Weer de etnische ander dus. De registratiedrift vlak voor de oorlog heeft tot bekende excessen geleid, en het is niet ondenkbaar dat de huidige gegevens gekaapt kunnen worden om niet-westerse groepen en hun nazaten te isoleren en
4
uit te bannen. Net zoals in de VS de Patriot Act gekaapt is om op grote schaal moslims af te luisteren en anti-establissement groeperingen met vliegverboden op te zadelen. 11. Deze argumenten heeft Boers niet teruggelezen in de door het parlement gemaakte belangenafweging, althans niet op een wijze dat het parlement zou hebben aangegeven, dat deze argumenten niet kunnen leiden tot vrijstelling van een eventueel op te leggen plicht tot het afgeven van vingerafdrukken, dan wel anderszins meegewogen zouden moeten worden bij de beslissing te persisteren dat van de aanvraagster van een paspoort als voorwaarde voor het in behandeling nemen van de aanvraag het verstrekken van vingerafdrukken kan worden gesteld.
12. Boers meent, dat het vasthouden aan het verlangen dat Boers haar vingerafdrukken verstrekt onevenredig is jegens haar. Zij meent voorts, dat haar een beroep toekomt op artikel 4:3 Awb. Dat beroep is met een drogreden door de Burgemeester niet gehonoreerd. Een drogreden kan echter nimmer een deugdelijke basis voor een besluit vormen. 13. Belangrijker is nog wellicht, dat de beslissing van de Burgemeester in strijd komt met diverse internationale verdragen. Hoewel gewezen is op artikel 17 Handvest Europese Unie, heeft de Burgemeester nagelaten het verzoek voor afname van vingerafdrukken vergezeld te doen gaan van een aanbod voor financiële compensatie. 14. De Burgemeester baseert zich bij zijn besluit onder meer op de enige verdragsrechtelijke bepaling waar hij enige steun denkt te kunnen ontlenen bij zijn besluit, te weten EU Verordening 2252/2004 (hierna: de Verordening), maar deze Verordening richt zich tot de Lidstaten. Of en wanneer die Lidstaten die Verordening uitvoeren is geen zaak voor de Burgemeester, en kan ook geen reden vormen, om de Verdragsbepalingen waar Boers rechtstreeks een beroep op kan doen terzijde te zetten. Zo werkt het internationale recht niet door in het Nederlandse recht. 15. En inderdaad zien we, dat de wetgever de Verordening niet volledig heeft geïmplementeerd in nationale wetgeving. Zo staat er in de nationale wetgeving “fysieke OF tijdelijke belemmering”, wat twee mogelijke uitzondering geeft, in plaats van één. Bij een dergelijke divergentie (waarbij Nota bene de Nederlandse wettekst beter voldoet aan een aantal andere verdragsrechtelijke bepalingen, zoals het EVRM, het IVBPR, EG Ri 1995/46 en het Dataprotectieverdrag), zal de Burgemeester gehouden zijn de Nederlandse wet als uitgangspunt te nemen, en niet de verordening, welke zich niet tot hem richt. Hierbij zij voorts nog opgemerkt, dat in de Verordening zelf door de
5
tekstkeuze “interoperabel formaat” er ruimte zit, die de wet vervolgens weer níét heeft. Waar de Burgemeester nu voor heeft gekozen is de combinatie van het slechtste1 van de wetstekst en de Verordening. Dat gaat niet aan, los van het feit dat de Burgemeester geen rechtsgrond heeft om zich op de Verordeningsbepaling te beroepen. 16. Zelfs als de wetgever niet expliciet bedoeld zou hebben (in het wetgevingstraject dat nog gericht was op de database als eindpunt) om twee mogelijkheden te scheppen, dan heeft zij dat niettemin tóch gedaan, en kan daarop een beroep worden gedaan. Grammaticale uitleg gaat doorgaans voor wetshistorie, als interpretatiemethode, als de grammaticale uitleg tot een heldere uitkomst kan leiden. Dat is hier ontegenzeggelijk het geval. Voordeel van zulke interpretatie is ook, dat wetten flexibeler zijn en kunnen meegroeien met ontwikkelingen en toepasbaar blijven in situaties die anders zijn dan de situatie waarop de wetgever het oog had, dan wel de situatie waaronder de wetgeving tot stand kwam. Zo ook hier. 17. Evenmin gaat er van de poging om de bezwaren te weerleggen met betrekking tot de VIER vingerafdrukken, terwijl er slechts TWEE worden verwerkt. Want waarom zouden van alle aanvragers zulke gevoelige data als 'reserve' worden opgeslagen, wanneer het in een minderheid van de gevallen mis zou kunnen gaan? Een extra administratieve last voor die minderheid weegt immers niet op tegen het langer opslaan van extra gegevens, en daarmee het nemen van extra risico op misbruik, ten aanzien van de meerderheid. Daarom krijgt Boers het gevoel dat de aap niet uit de mouw is met dit argument; oftewel ook een drogreden, de "red herring", een argument om af te leiden van de werkelijke kwestie. 18. Er zij ook op gewezen, dat de redenering ook helemaal niet in overeenstemming is met de dagelijkse praktijk of ooit aangevoerde argumenten – ook niet in de parlementaire geschiedenis! Immers, de controle op de vraag of de vingerafdrukken matchen mag helemaal niet plaats vinden op het uitgiftemoment aan de balie van het stadhuis. De twee extra vingerafdrukken bieden dus geen enkele meerwaarde ter voorkoming van welk frauduleus gebruik dan ook. Als er al niet mag worden gecontroleerd door de baliemedewerker op de vingerafdrukken, die in de chip in het paspoort zijn opgenomen, hoeveel te minder dan op de vingerafdrukken die níét in de chip zijn opgenomen en die helemaal nergens in zijn verwerkt.
1
Met “slechtste” wordt hier bedoeld: slechtste voor de eerbiediging van de rechten van de burger.
6
19. In dit geval is het evident, dat de redenering van de Burgemeester niet kan standhouden. Immers, het afnemen van twee extra vingerafdrukken van 12 miljoen Nederlanders kan nooit voldoen aan het subsidiariteitsbeginsel als het doel wordt nagestreefd dat de Burgemeester stelt: dan is eenvoudig aan de enkeling te vragen of hij/zij nogmaals zijn vingerafdrukken wil geven. 20. Zoals hiervoor aangegeven, staat de redenering die uit de hoge hoed wordt getoverd echter ook volkomen los van de praktijk: er wordt namelijk al onmiddellijk bij de afdrukafname gekeken of de vingerafdrukken goed zijn. Uit geen enkel rapport komt naar voor, dat vingerafdrukken die eerst goed waren bevonden vervolgens bij de fabriek (want ergens anders kan het niet over gaan) ineens ongeschikt zouden zijn ter verwerking in de chip, terwijl de extra afgenomen vingerafdrukken daar wél bruikbaar zouden zijn. 21. Daar komt nog bij, dat indien de Burgemeester die extra vingerafdrukken eveneens meestuurt met de twee die ter verwerking worden aangeboden, de verspreiding van de vingerafdrukken en de aanlevering aan die derde (Franse) partij zelf al in strijd komt met het Dataprotectieverdrag: dat kan in het gros van de zaken geen enkel doel dienen. 22. Vreemd is, dat de Burgemeester in de op een na onderste alinea van pagina 6 nog aangeeft dat het bij afname van vingerafdrukken gaat om een inbreuk op de privacy (een oordeel, dat alle rechters en bestuursorganen tot nu toe delen), maar dat die gerechtvaardigd wordt door de belangen die daarmee worden beschermd, maar dan in de eerste alinea van de volgende pagina aangeeft dat het vanwege de duur van de opslag niet zou gaan om een vergaande inbreuk. 23. Een inbreuk op een mensenrecht is een inbreuk, of dat nu een kleine of grote inbreuk is. Als die inbreuk niet wordt gerechtvaardigd, dan is die inbreuk een schending. We kennen geen onderscheid tussen kleine of grote schendingen in de verdragsteksten, noch in de jurisprudentie. Het is alles of niets: als het een inbreuk is, en deze inbreuk kan niet worden gerechtvaardigd, dan hebben we onmiddellijk te maken met een schending, en dan is het bestuursorgaan te ver gegaan. 24. De Burgemeester heeft het argument, dat het zo fijn zou kunnen zijn, dat een burger niet nogmaals zijn vingerafdrukken hoeft af te geven als er iets met de eerste twee mis gaat, niet ingebracht in de beschikking in primo, en evenmin voorgelegd in bezwaar. Het is een geheel nieuw argument, en dat is in strijd met de opzet van de Awb, die erin voorziet, dat een beschikking pas kan worden geslagen als de standpunten voldoende uitgekristalliseerd zijn.
7
25. De Wetgever eraan heeft gehecht dat zaken pas in uitgekristalliseerde vorm voor de Rechtbank komen, omdat die anders niet behoorlijk over de zaak kan oordelen zonder teveel op de stoel van het bestuur te gaan zitten (Kamerstukken II 1998/1999, 26 732, nr 3, p. 44). Op gelijke wijze oordeelde de Rechtbank, zitting houdend te Leeuwarden, bij uitspraak van 21 mei 2003, gepubliceerd in Journaal Vreemdelingenrecht (JVR 2003/98). De Rechtbank vult hetgeen over deze kwestie is gesteld aan met de mooie zinsnede dat artikel 39 Vw beoogt te voorkomen dat “onvoldragen beslissingen aan de rechter ter toetsing worden voorgelegd”.
26. De Burgemeester heeft verwezen naar een aantal uitspraken die rechtbanken hebben gedaan in andere procedures betreffende vingerafdrukken en paspoorten. De Burgemeester heeft zich door die uitspraken gesterkt gevoeld bij zijn besluit. Ten onrechte echter heeft de Burgemeester zich niet gerealiseerd, dat het merendeel van die uitspraken (zo niet alle) zaken betreffen waarbij de bestreden beschikking (of althans het oorspronkelijk bestreden besluit) tot stand is gekomen vóór 27 april 2011, en derhalve de (voorlopige) uitkomst betreffen van zaken die zich in een andere context afspeelden. Boers verwijst voorst naar de commentaren die aangaande deze uitspraken zijn gepubliceerd op de website van Vrijbit (www.vrijbit.nl). alsmede naar de pleitnota’s en hoger beroepschriften zijdens de eisers die via de doorlinkfunctie op die website zijn te benaderen. Zij verzoekt de daarin gevoerde argumenten als hier geheel herhaald en ingelast te beschouwen als achtergrond waartegen zij de rechtsverhouding tussen haar en de Burgemeester beziet.
27. Boers behoudt zich het recht voor de gronden van het beroep nog nader aan te vullen.
Redenen waarom Boers zich wendt tot uw Rechtbank met het verzoek de beslissing op bezwaar van de Burgemeester van Utrecht d.d. 20 oktober 2011, verzonden 24 oktober 2011 te vernietigen en te bepalen, dat de aanvraag alsnog in behandeling wordt genomen, alsmede, dat aan haar een paspoort wordt verstrekt op haar aanvraag, althans dat een inhoudelijke beslissing wordt genomen op de aanvraag, met veroordeling van verweerder in de kosten van deze procedure, en met toekenning van een vergoeding van de in de bezwaarfase gemaakte kosten van professioneel verleende rechtskundige bijstand, op de voet van artikel 7:15 Awb.
Leiden, 1 december 2011
Gemachtigde