Korte inhoud
De godinnenjacht AIMEE CARTER Nu Kate een halfjaar zonder Henry, oftewel Hades, moet doorbrengen, lijkt een vakantie in Griekenland de perfecte manier om de tijd door te brengen. Met haar rust is het echter snel gedaan als ze Castor en Pollux tegenkomt, die al eeuwenlang de wraak van Zeus en Hades proberen te ontlopen. De laatste die ze vertrouwen is Kate, de nieuwe koningin van de onderwereld. Toch wil Kate de tweeling helpen, helemaal wanneer ze onbedoeld de goden op hun spoor zet. Dat ze zich daarmee de woede van Zeus op haar hals haalt, had ze wel verwacht, maar Henry zal het toch wel begrijpen? Of kent ze hem toch minder goed dan ze dacht?
De godinnenjacht
Opgedragen aan: De moederraad, voor alle wandelingen door de bossen. Pollux De grot slingerde zich door de aarde omhoog. Pollux, die zag dat Castor moeite had met de ruwe ondergrond, pakte zijn hand. Achter hen echode het gegrom van Cerberus door de nauwe doorgang. Pollux werd gedreven door angst, hoewel hij de helhond nog liever zijn ingewanden zou voeren dan dat toe te geven. Niet dat de enorme driekoppige bewaker van de onderwereld een gevaar voor de doden vormde. Nee, Pollux was niet bang voor de hond van Hades, hij was bang voor Hades zelf. Misschien dat het nou niet direct het allerslimste was wat hij ooit had gedaan om zijn broer te helpen ontsnappen uit de onderwereld, maar de raad had hem geen andere keus gelaten. ‘Kom op,’ zei hij, zijn broer meetrekkend. ‘Het is nu niet ver meer.’ ‘Dat zei je vijf kilometer terug ook.’ Castor struikelde, maar Pollux hielp hem meteen overeind. ‘En nu zijn we vijf kilometer dichterbij dan eerst. Mond dicht en doorlopen.’ Moeizaam klauterend vervolgden ze hun weg. Geen van tweeën zei iets onder het klimmen. Ondanks het feit dat het gegrom van Cerberus steeds luider werd, bracht iedere stap hen dichter bij de veiligheid. De ene voet voor de andere, keer op keer op keer. Meer konden ze niet doen. Cerberus won terrein. Pollux voelde de hete adem van de hond in
2
zijn nek. Het stonk naar botten en bloed en bederf. Het ging er nu echt om spannen. Pollux ging steeds harder lopen, zijn broer nu min of meer achter zich aan sleurend. Daar, in de verte, zag hij eindelijk een zwak schijnsel, en hij voelde zijn hart in zijn keel kloppen. Zo dichtbij. Zo verdomde dichtbij. Nog een heel klein stukje en… Castor schreeuwde het uit. Pollux draaide zich om en verstijfde. Cerberus had hen ingehaald en zijn tanden in Castors been gezet. Het maakte niet uit dat Castor niet gewond kon raken omdat hij strikt genomen toch al dood was, als ze nu gepakt zouden worden, zou hij echt doodgaan en zouden ze voor altijd gescheiden zijn. Zonder erbij na te denken stompte hij de hond met alle kracht die hij in zich had in zijn snuit. Weliswaar zou dit voor Hades een reden temeer zijn om hen op te sporen en levend te villen, maar het werkte. Cerberus jankte en liet Castor los. Met zijn poot betastte hij zijn gewonde kaak, de twee andere koppen gromden. ‘Gaat het?’ vroeg Pollux, terwijl hij zijn broer hielp opstaan. ‘Niets aan de hand,’ zei Castor ademloos. ‘Heb je net echt –’ ‘Daar hebben we het later nog wel over. Nu moeten we gaan.’ Terwijl de stank van Cerberus’ adem steeds zwakker werd, werd het licht steeds sterker. Eindelijk, éíndelijk kwamen ze bij de ingang van de grot. Pollux slaakte een vreugdekreet. Ze hadden het geflikt. Ze hadden het echt geflikt. Eindelijk waren ze veilig, of in ieder geval min of meer veilig. Samen stormden ze het daglicht in. Verblind door de zon, kneep Pollux zijn ogen tot spleetjes. Vlakbij hoorde hij bladeren ritselen in een zomers briesje, en zijn hart maakte een sprongetje. Het deed er niet toe dat hij tegen de wil van de olympische raad had gehandeld. Het maakte niet uit dat hij, door dat te doen, alle banden met zijn vader had doorge-
3
sneden. Het maakte niet uit dat er zolang ze op de vlucht waren jacht op hen zou worden gemaakt. Wat telde, was dat Castor en hij bij elkaar waren, en dat niets, zelfs de goden niet, zelfs het wreedste lot dat de schikgodinnen konden bedenken niet, hen weer van elkaar kon scheiden. Niet zolang Pollux leefde. Over zijn schouder kijkend zag hij Hades’ silhouet tussen de rotsen bij de ingang van de grot. Hier hield diens rijk op. Hier kon hij hen niet achtervolgen. Maar als ze ook maar één teen in de grot zouden zetten, zou hij ze in zijn macht hebben. De wind ging liggen. Als uit het niets zinderde er opeens een lichtflits door de lucht die een boom een paar meter verderop trof. Castor deinsde achteruit naar de ingang van de grot, naar Hades en de eeuwigdurende scheiding. In een reflex trok Pollux zijn broer er weer vandaan. Hij zou nog liever door duizend bliksemflitsen worden geraakt dan zijn broer zo makkelijk aan hun kwelgeest afstaan. Pollux was nog nauwelijks bekomen van de eerste schrik, of er knalde zo’n harde donderslag door de lucht dat zijn tanden ervan klapperden. De twee broers keken elkaar aan. Zeus miste nooit. Ook hij wist wat er zou gebeuren als ze de grot weer in gingen, en Pollux twijfelde er geen seconde aan dat de koning der goden geen middel zou schuwen om zijn trots te verdedigen. Gehoor gevend aan zijn vaders waarschuwing, greep Pollux Castors hand en maakte dat hij wegkwam. Kate Zes maanden. Honderdvierentachtig dagen. Zo lang moest ik wegblijven uit Eden, waar Henry, mijn kersverse echtgenoot, wachtte tot ik in september terug zou komen. Voor mijn gevoel duurde dat een eeuwig-
4
heid, maar ik had niet veel keus. Zes maanden bij elkaar, zes maanden zonder elkaar. Dat was de afspraak die we hadden gemaakt toen ik erin toestemde op zijn landgoed in Eden te blijven en hij in ruil daarvoor mijn zieke moeder in leven hield. Hoe ongelooflijk dat ook klonk, Henry, oftewel Hades, de god van de onderwereld, was daartoe in staat. Ik had geen spijt van onze afspraak, maar na een halfjaar verliefd op hem te zijn geweest, was het vooruitzicht om een halfjaar zonder hem door te moeten brengen bijna ondraaglijk. Hij had er echter op gestaan dat ik het deed, en uiteindelijk was het misschien maar beter ook dat ik de kans kreeg om uit mijn onsterfelijke leven te treden en weer te ervaren hoe het was om menselijk te zijn. De eerste zevenentwintig uur zonder hem had ik niet veel tijd om hem te missen, wat vooral kwam doordat ik gezelschap had van James, mijn beste vriend, en we samen naar Griekenland gingen. Natuurlijk, hij kon Henry niet vervangen, maar hij wist precies wat hij moest doen om me op te vrolijken en me enthousiast te maken voor de trip. James had de hele reis van tevoren uitgestippeld, en in het vliegtuig van New York naar Athene zag ik in gedachten voor me wat de komende zes maanden me allemaal zouden brengen. Excursies naar antieke ruïnes. Griekse gerechten om van te watertanden. Hele dagen luieren op het strand. Bovendien zou ik niet langer angstig achterom hoeven kijken en me af hoeven vragen wanneer iemand zou proberen me te vermoorden. Dat we op onze eerste dag in het bos zouden verdwalen, had ik echter nooit kunnen bedenken. ‘Heb je echt geen idee waar we zijn?’ vroeg ik, achter James aan sukkelend. Drie uur nadat we ons hadden afgesplitst van de rest van de groep waarmee we op excursie waren, liepen we nog steeds in de bossen buiten Athene. Ik had me nog nooit zo verloren gevoeld. James daarentegen zag eruit alsof hij een ommetje aan het maken was en
5
keek, zijn handen in zijn zakken gestoken, genietend naar het landschap. ‘Geen flauw idee, nee,’ zei hij luchtig. Iets té luchtig, vond ik, waardoor ik meteen achterdochtig werd en vermoedde dat hij wel degelijk wist waar we waren. ‘Als dit een of andere streek van je is om alleen met me te kunnen zijn…’ zei ik. Als dat echt zo was, kon ik hem dat niet eens kwalijk nemen. Als ik in Eden niet voor mijn tests was geslaagd, zou James nu heerser over de onderwereld zijn in plaats van Henry. En hoewel ik me in dat geval niets zou kunnen herinneren van mijn verblijf in Eden, wist ik zeker dat hij dan ook van plan was geweest met me te trouwen. Henry had de strijd gewonnen, maar te oordelen naar de manier waarop James naar me keek, had hij nog niet echt door dat de strijd gestreden was. Of dat er sowieso al nooit een strijd was geweest. Ik was van Henry, zo simpel was het. Grinnikend vroeg James: ‘Denk je echt dat ik dat zou doen?’ ‘Ja, hoewel je verdraaid goed weet dat ik je voor geen goud wil kussen.’ Zogenaamd gekwetst legde hij zijn hand op zijn hart. ‘Je doet me pijn, Kate.’ ‘Als je ons niet binnen een kwartier naar de bewoonde wereld brengt, zal ik je eens laten merken wat echt pijn doet.’ Hij sloeg zijn arm om mijn schouders. ‘Je moet leren om je heen te kijken,’ zei hij, ‘leren om van de kleine dingen van het leven te genieten. We hoeven pas over zes maanden ergens te zijn.’ ‘Ja, maar ik wil hier niet nog steeds rondlopen als het bijna september is,’ mopperde ik, tevergeefs trachtend zijn arm af te schudden. ‘Echt, James, als je denkt dat ik hier in het bos op de grond ga slapen –’ Knak. Vlak bij ons kraakte een tak. James bleef staan, dwong mij ook te
6
blijven staan en keek speurend om zich heen. Vreemd, er was hier niemand. En als dat wel zo was, was het alleen maar mooi, want dan wist die persoon misschien hoe we terug moesten komen. ‘Wat –’ James maande me tot stilte. Hij had zijn wenkbrauwen bezorgd gefronst. Na een paar seconden begon hij echter jongensachtig te grinniken. ‘Prima,’ fluisterde hij. Ik rolde met mijn ogen. ‘Als je me nú niet vertelt wat er is, dan zweer ik je dat ik –’ ‘Wat doen jullie hier in vredesnaam?’ De norse stem behoorde niet aan James toe. Ik schoot recht overeind toen er een halfnaakte jongeman vanachter een dikke boomstronk tevoorschijn kwam. Zijn donkere haar zat in een paardenstaart, en op zijn buikspieren had ik de was kunnen doen. Ik bloosde. Ik was pas drie dagen met Henry getrouwd, en nu al stond ik te kwijlen bij de aanblik van een Griekse jongen zonder T-shirt. Het was godsonmogelijk het zes hele maanden zonder mijn echtgenoot uit te houden. Misschien dat James me eerder naar Eden terug kon brengen, als we tenminste ooit weer in de bewoonde wereld zouden komen. Ik wilde naar voren lopen om de jongen te begroeten, maar James hield me tegen. ‘Pollux,’ zei James met een hoofdknik. ‘Dat is lang geleden. Ik zie dat je nog steeds geen T-shirt hebt gevonden.’ Pollux. Die naam kwam me bekend voor, maar waarvan ik hem kende, wist ik niet. Was hij ook een god? Gezien zijn uiterlijk zou me dat niet verbazen. ‘Hermes. Ik heet nu Lux,’ zei de jongen met een accent waarin Engels weliswaar de boventoon voerde, maar waar nog meer landen in doorklonken. Verbeeldde ik het me, of stond hij zich te verbijten?
7
‘O, dus jij hebt de memo ook gekregen,’ zei James. ‘Niet dat Lux veel beter bekt dan Pollux, maar het is maar wat je leuk vindt. Ik word nu James genoemd.’ ‘En ik ben Kate,’ zei ik. ‘Wat is hier gaande? Hoe kennen jullie elkaar?’ Lux keek me onderzoekend aan. ‘Dat is een lang verhaal. Ik vraag dit maar één keer: oprotten, jullie.’ De grijns verdween van James’ gezicht. ‘Dat is niet bepaald een vraag, is het wel?’ ‘Kom op, we gaan,’ zei ik, James aan zijn arm trekkend. ‘Hij heeft hier duidelijk geen zin in.’ ‘Nee, we gaan niet,’ zei James. ‘Wat is er in godsnaam aan de hand, Lux? Waar heb je de afgelopen drieduizend jaar uitgehangen?’ Ja dus. Dit was duidelijk ook een god. Ergens achter in zijn keel maakte Lux een grommend geluid. ‘Ik mag jou, James. Zorg dat ik jou en dat knappe grietje niets aandoe.’ Grietje? Wie dacht hij wel dat hij was dat hij zo over me kon spreken? Blijkbaar ergerde James zich ook aan hem, want hij snauwde: ‘Je kan me niets maken, en dat weet je. Ik daarentegen hoef alleen maar tegen de juiste personen te zeggen dat je hier bent, en je bent er geweest.’ Nu was James te ver gegaan, dat was meteen duidelijk. Woest grommend vloog Lux op ons af, zo snel, dat ik geen tijd had om hem te ontwijken. James wist me nog net opzij te duwen voor Lux hem tackelde en ze allebei hard op de grond belandden. ‘Hou op!’ gilde ik. Lux hield James tussen zijn knieën gekneld en beukte keihard op hem in met zijn vuisten. James verzette zich wel, maar in tegenstelling tot Lux was hij geen vechter. Konden goden eigenlijk andere goden verwonden? Ik had geen idee.
8
In een poging een einde aan het gevecht te maken, greep ik Lux’ paardenstaart en gaf er een harde ruk aan. Daardoor verloor hij zijn evenwicht, waarna hij sissend als een slang overeind krabbelde. Toen hij op me af kwam, deinsde ik, bijna over mijn eigen voeten struikelend, achteruit. Geweldig. Niet alleen hield die blote borst van vechten, hij zat er ook helemaal niet mee om meisjes te slaan. Nou goed, het was niet anders, alleen kende ik maar twee manieren om mezelf te verdedigen. De ene was mijn knie opheffen naar zijn edele jongensdelen, de tweede was zo hard mogelijk wegrennen. ‘Lux.’ Als gedragen door de wind zweefde er een rustige stem tussen de bomen door. Lux bleef meteen stokstijf staan. Wel bleven zijn ogen op me gericht. Als hij niet op het punt had gestaan me een dreun te verkopen, had ik dat niet erg gevonden. Tenslotte hadden ze een prachtige bruine tint. Ja, het was echt jammer dat hij zo heetgebakerd was. ‘Ik heb tegen je gezegd dat je in het huisje moest blijven,’ zei Lux met opeengeklemde kaken. ‘Ze zijn hier niet om ons kwaad te doen.’ Een andere jongeman stapte tussen de bomen vandaan, en ik knipperde met mijn ogen. Hij en Lux zagen er precies hetzelfde uit, tot aan hun versleten spijkerbroeken en ontblote bovenlijven aan toe. ‘Laat ze gaan.’ Lux’ ogen zochten de mijne, alsof hij ervan overtuigd was dat hij er door me aan te blijven kijken achter kon komen wat voor slechts ik allemaal in de zin had. Maar net op dat moment ging James kreunend zitten en besloot Lux blijkbaar dat ik toch niet zo’n bedreiging vormde, want hij maakte zijn blik los van de mijne en ging tussen James en zijn broer in staan. ‘Ze horen hier niet te zijn.’
9
‘Jullie ook niet,’ sputterde James, die wankelend ging staan. Tot mijn opluchting leek er niets met hem aan de hand te zijn. Hij was alleen een beetje groggy. ‘Wat doen jullie in Griekenland?’ De broer die James niet in elkaar had geslagen, haalde zijn schouders op. ‘Je weet hoe dat gaat. Verberg je op de laatste plek waar ze je verwachten te vinden. We zijn trouwens nog steeds onderweg.’ ‘En we vertrekken nu.’ Lux pakte de arm van zijn broer, maar die vertikte het om mee te gaan. ‘Kom op, Casey,’ drong Lux aan, ‘we gaan ervandoor.’ James snoof. ‘Casey en Lux? Jullie doen wel je best om te verbergen wie je bent, hè?’ Omdat Lux woedend naar James keek, stak ik mijn arm door die van mijn vriend en mompelde: ‘Maak hem nou niet nog kwader. We gaan gewoon, oké?’ ‘Mijn excuses voor het gedrag van mijn broer,’ zei Casey. ‘We hebben slechte ervaringen met de andere leden van de raad, maar James is altijd goed voor ons geweest. Alsjeblieft… de avond valt bijna. Kom bij ons overnachten. Als goedmakertje.’ ‘Ik dacht dat jullie weg moesten,’ zei James toen Lux zich omdraaide naar zijn broer. Voor Lux iets kon zeggen, zond Casey hem een waarschuwende blik. ‘We wilden net gaan eten toen Lux jullie aanwezigheid voelde. Als de andere leden van de raad niet bij jullie zijn, kunnen jullie hier blijven.’ Ik keek omhoog naar de schemerige paarse lucht. ‘Hoe ver zitten we van Athene af?’ ‘Een halve dag lopen,’ antwoordde Casey. Ik kreunde. ‘Jámes, je zei dat we in de buurt zaten.’ ‘Hij wist dat we hier waren,’ liet Lux me weten. ‘Daarom heeft hij je
10
hiermee naartoe genomen. Om te kijken of wij hier waren.’ Ik draaide me om naar James. ‘Heb je me helemaal mee naar de middle of nowhere gesleept om twee mensen op te zoeken die duidelijk niets met je te maken willen hebben? En die er geen moeite mee hebben om je in elkaar te slaan?’ Schaapachtig haalde James zijn schouders op. ‘Het was al een tijdje geleden. Ik wilde zien hoe het met ze ging.’ In de verte huilde een wolf. Alle vier draaiden we ons tegelijkertijd om in dezelfde richting. Dat zou grappig zijn geweest als Lux en Casey niet zo bang hadden gekeken. ‘Of je komt met ons mee, of je dondert op. Het maakt mij niet uit,’ zei Lux, zijn broer in de tegenovergestelde richting sleurend. Dit keer verzette Casey zich niet en gingen ze er snel vandoor. James wilde hen al achternagaan, maar ik hield hem tegen. ‘Gaan we echt logeren bij iemand die net heeft geprobeerd je tot moes te slaan?’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Het zijn mijn broers.’ ‘Nee, dat zijn we niet,’ riep Lux. ‘Casey is mijn broer. Jij bent een hinderlijke relatie waarvan ik het bestaan probeer te vergeten.’ James grinnikte. ‘Dat vat ik niet persoonlijk op. Dat zeggen ze over de hele familie. Kom op, ik heb in eeuwen niet met hen gesproken. Het is maar voor één nachtje.’ Hij schonk me een smekende blik die verboden zou moeten worden, en ik kreunde. ‘Eikel. Ik hoop wel dat ze een badkamer hebben.’ ‘Nee, die is er niet.’ Ik gaf hem een por. Een harde. ‘Gaan jullie nog mee of niet?’ riep Lux vanaf een flinke afstand. Ik keek James nog een keer kwaad aan, waarna we samen door de bosjes renden om de tweeling in te halen. Na ongeveer een kilometer kwamen we bij een verlaten huisje, dat verborgen lag achter dik struikgewas. Als Lux en Casey ons niet waren
voorgegaan naar de voordeur, zou ik het totaal niet hebben gezien. ‘Het ziet eruit als een huis uit een sprookje,’ zei ik. Lux duwde de deur open. Binnen was het donker, maar toen hij met zijn hand zwaaide, sprong er een vuur aan in de stenen haard. Het interieur zag eruit alsof het regelrecht van de set van een historische film kwam – handgemaakte meubels, niet grof maar ook zeker niet machinaal vervaardigd. Een aanrecht of koelkast stond er niet, alleen een eenvoudige houten tafel met twee bankjes. En een bed waarin onmogelijk meer dan twee personen konden liggen. ‘Leuk,’ zei ik voorzichtig. ‘Gezellig.’ Lux barstte in lachen uit. ‘Het is benauwd en waarschijnlijk ouder dan wij.’ ‘We gebruiken het af en toe,’ zei Casey, die bezig was bij de tafel. ‘Maar we zijn er al een tijdje niet geweest. Heeft iedereen trek? We hebben onderweg wat wild gevangen.’ ‘Wild?’ vroeg ik. ‘Ja, konijnen.’ Casey stak een schaal met rauw vlees omhoog waarvan mijn maag omdraaide. ‘Ideaal is het niet, maar het voldoet.’ Ik schudde mijn hoofd. ‘We hebben in het hotel gegeten. Maar in ieder geval bedankt.’ ‘Wie zijn die “we” waar je het over hebt?’ vroeg James. ‘Ik ben uitgehongerd.’ Casey lachte. Hij pakte twee borden en schepte er twee hele konijnen op. ‘Ga je gang,’ zei hij tegen James. En tegen Lux: ‘Eet.’ Hoewel James ook gretig begon te eten, viel Lux zowat grommend aan op het konijn en at hij het, diep gebogen over de tafel, met zijn blote handen op. Ik keek naar James om te zien of hij soms een verklaring had voor het feit dat die twee blijkbaar nog in de middeleeuwen leefden, maar hij had het te druk met kauwen. ‘Sorry, maar we hebben niet de kans gehad om ons fatsoenlijk aan
elkaar voor te stellen in het bos.’ Vriendelijk glimlachend stak Casey zijn hand naar me uit. ‘Ik ben Casey, en dat is mijn broer, Lux.’ ‘Dat vermoedde ik al.’ Ik beantwoordde zijn glimlach en schudde hem de hand. ‘Ik ben Kate Winters, Henry’s nieuwe echtgenote.’ ‘Henry?’ herhaalde Casey. Achter hem begon James te kuchen. ‘Henry… Hades,’ verklaarde ik. ‘Ik ben de opvolgster van Persephone.’ Niemand verroerde een vin. Het was alsof iemand op de pauzeknop had gedrukt. James zat als verstijfd, tegenover hem was Lux halverwege een hap gestopt met kauwen. Alle drie de jongens keken naar mij. Het vuur knetterde, en ik voelde dat mijn gezicht begon te gloeien. Het was de eerste keer dat ik hardop had gezegd dat ik Henry’s echtgenote was, wat ook zonder zo’n rare reactie al moeilijk genoeg was. ‘Is Persephone weg?’ vroeg Casey na een akelig lange stilte. Ik knikte. ‘Het is een lang verhaal, maar waar het op neerkomt, is dat ze besloot haar onsterfelijkheid op te geven. Henry zou vervagen als hij geen nieuwe vrouw zou kunnen vinden, dus…’ Ik haalde mijn schouders op. ‘De raad heeft me getest, en nu ben ik zijn vrouw.’ ‘En ook koningin van de onderwereld?’ vroeg Casey traag, alsof hij het probeerde te snappen. Zenuwachtig schraapte James zijn keel. ‘Ze is nog geen koningin. Ze zijn pas een paar dagen geleden getrouwd, en ze heeft nu zes maanden verlof –’ Kléng! Hij werd overstemd door het geluid van brekend aardewerk. Lux haalde zijn vuist van zijn bord, dat aan gruzelementen lag. Brokken konijnenvlees lagen overal verspreid in het huis. Een groot stuk was in James’ haar terechtgekomen, maar geen van de twee broers zei er wat van.
13
‘Voor alle duidelijkheid.’ Lux ging staan. Onder zijn puntgave huid zag je zijn spieren rollen. ‘Je hebt ons niet alleen opgespoord, iets wat je beloofd had nooit te doen, maar je hebt ook nog eens Hades’ vróúw meegenomen!’ Hoewel zijn ogen op mij gericht waren, had hij zijn hoofd schuin naar James gewend. James zag eruit alsof hij met alle plezier door het dak wilde vliegen als hij op die manier bij Lux uit de buurt kon komen. ‘Ik zweer je, ze heeft geen flauw benul,’ zei hij. ‘Ze is sterfelijk geboren, en ze heeft niets te maken met –’ ‘Daar gaat het niet om. Denk je niet dat Hades haar in de gaten houdt? Denk je niet dat ze nu al weten dat we hier zijn?’ ‘Lux.’ Caseys kalme stem sneed door de lucht. ‘Hou je mond. Kate, jij zegt tegen niemand dat je ons hebt gezien, hè?’ Ik knipperde een paar keer met mijn ogen. ‘Ik… Natuurlijk niet. Wat is er in vredesnaam aan de hand?’ ‘Wat er aan de hand is, is dat wij nu weggaan,’ bulderde Lux. ‘Casey, pak je spullen, dan –’ ‘Nee.’ Voor de tweede keer in tien seconden wist Casey zijn broer te kalmeren. ‘We gaan niet weg voor je hebt gerust. Je gaat eten en weer op krachten komen, en in de tussentijd praten we dit rustig uit. James zal ongetwijfeld een goede reden hebben om haar hier te brengen.’ ‘Ja, om te zorgen dat ze alles overbrieft aan haar dierbare Hades,’ zei Lux. James verbleekte. ‘Echt, ze is toevallig met me meegekomen. Ze zal niets zeggen, toch, Kate?’ Wie deze jongens ook waren, ze waren in staat om van James een zenuwachtige babbelkont te maken, en dat vond ik doodeng. Ik sloeg mijn armen over elkaar en zei met meer bravoure dan ik voelde: ‘Ik zei al dat ik dat niet zou doen. Maar wil iemand me alsjeblieft vertellen wat er aan de hand is, anders zal ik dat toch echt aan Henry moeten vragen.’
14
Casey gebaarde naar een van de slecht bij elkaar passende stoelen om de haard. Ik ging op het puntje van de stoel zitten, hij nam er een tegenover me en zei zonder over zijn schouder te kijken tegen zijn broer: ‘Ga zitten en eet je eten op.’ Lux mopperde wat, maar deed wat hem gezegd werd. Hoewel hij er niet bepaald zwak uitzag, had ik het gevoel dat hij niet vaak tegen zijn broer in ging. Ik schraapte mijn keel. ‘Wat is hier aan de hand? Ik zweer jullie dat ik er verder met niemand over praat.’ ‘Dat weet ik.’ Casey boog zich naar me toe en legde zijn hand op de mijne. ‘Heus. Als James je vertrouwt, vertrouwen wij je ook. Wij zijn Castor en Pollux, de Gemini-tweeling.’ ‘De… wat? Je bedoelt de tekens van de dierenriem?’ Ik keek weer naar James, maar die zat over zijn bord gebogen en schepte het eten zo snel in zijn mond dat het een wonder was dat hij zich niet verslikte. ‘Ja, zoiets,’ zei Casey. Ik moest diep nadenken voor ik me de mythe herinnerde die Irene me even snel had verteld toen ik op Eden Manor woonde. Tweelingbroers. De een sterfelijk, de ander onsterfelijk. Toen de sterfelijke stierf, smeekte de onsterfelijke Zeus om zijn onsterfelijkheid te delen met zijn broer. ‘Heeft Zeus jullie niet in sterren veranderd?’ vroeg ik dommig. Lux snoof, maar Casey negeerde hem. ‘Dat is één versie van de mythe. Als mondeling doorvertelde verhalen niet gebaseerd zijn op geschreven bronnen, veranderen ze in de loop der tijd. De stervelingen die ons verhaal vertelden maakten er iets moois van, iets magisch, met een happy end. Iets waar ze een les uit konden leren. Zoals je nu ongetwijfeld wel ontdekt zult hebben, zijn er een aantal verschillende versies van de bekendste mythes, en veel daarvan zijn ver afgedwaald van de werkelijkheid.’
15
Ik knikte. Dat was pijnlijk duidelijk geworden toen Henry me had uitgelegd wat er precies was gebeurd tussen hem en zijn eerste vrouw, Persephone. Volgens de mythes had hij haar ontvoerd en gedwongen met hem te trouwen, hijzelf beweerde dat het een gearrangeerd huwelijk was geweest, dat Persephone erin had toegestemd met hem te trouwen en dat het gewoon niets was geworden tussen hen. De rest van de raad van olympiërs had zijn kant van het verhaal bevestigd. ‘Wat is er dan echt gebeurd?’ vroeg ik. ‘Waarom ben je zo bang voor Henry?’ ‘We zijn niet bang voor hem,’ zei Lux schamper. ‘Daar lijkt het anders wel op,’ zei ik. Casey glimlachte. ‘Let maar niet op Lux. Hij geeft zijn zwakheden niet graag toe. Het begin van het verhaal is waar, voor het grootste deel. We hebben verschillende vaders, maar we zijn duidelijk wel tweelingbroers.’ Nu was het mijn beurt om te glimlachen. ‘Ja inderdaad, duidelijk.’ Het was een identieke tweeling tot aan hun scheve ondertanden aan toe. ‘Of ik gemaakt werd naar Lux’ beeld of hij naar het mijne weten we niet. We zijn op hetzelfde moment uit dezelfde moeder geboren, en we zijn opgevoed als zoons van mijn vader. Hij was koning, en we hadden een goed leven met onze zussen.’ ‘Van wie je er een misschien kent als Heleen van Troje,’ zei James. Lux begon kwaad te kijken. In plaats van weer te gaan brommen, stopte hij een konijnenbout in zijn mond en begon uitgebreid te kauwen. ‘O.’ Je moest wel erg weinig van de Griekse mythologie weten om nog nooit van Heleen van Troje te hebben gehoord. ‘Oké. Dus jullie hadden een gelukkige jeugd met een beeldschone zus die een oorlog aanwakkerde. Ik begrijp het.’ ‘Een die wij nooit hebben meegemaakt, omdat ik kort voor de oorlog uitbrak stierf.’ Casey vouwde zijn handen in elkaar en staarde in het
16
knetterende vuur. Voor het eerst tijdens ons gesprek keek hij me niet aan. ‘Na mijn dood ging Lux naar zijn vader –’ ‘Hij is mijn vader niet,’ zei Lux met een mond vol konijn. ‘Lux ging naar Zéús en smeekte hem om bij mij te mogen blijven. Zeus stemde ermee in en zei dat we afwisselend in de onderwereld en op de Olympus moesten verblijven.’ ‘De vuile leugenaar.’ Dat was Lux weer. Dit keer had hij gelukkig wel zijn hap eten doorgeslikt. ‘Hij loog niet,’ corrigeerde Casey hem. ‘Lux vatte het alleen op een andere manier op dan Zeus het had bedoeld.’ James ging staan, zijn eten half opgegeten, en ging bij ons zitten. ‘Het was geen misverstand. Zeus wist wat hij deed.’ ‘Ik zei het je toch?’ zei Lux. Casey zuchtte. ‘Ja nou ja, dat maakt niet uit. Mijn broer dacht dat het de bedoeling was dat we de ene dag in de onderwereld en de andere dag op de Olympus zouden doorbrengen – samen. Maar Zeus bedoelde dat we de dagen apart door zouden brengen, Lux op de Olympus en ik in de onderwereld.’ Mijn handen balden zich tot vuisten. Niemand hoefde me te vertellen hoe graag de raad spelletjes speelde. De afgelopen zes maanden hadden ze me aan één stuk door voor de gek gehouden. Toch koesterde ik geen wrok. Het had allemaal goed voor me uitgepakt, beter dan goed zelfs. Wat Zeus Casey en Lux had laten doorstaan, was echter verre van goed. ‘Dat spijt me,’ zei ik. ‘Maar jullie zijn nu toch samen?’ Lux duwde zijn lege bord weg. ‘Maar dat is niet Zeus’ verdienste. Zodra ik doorhad wat er gebeurde, bevrijdde ik mijn broer uit de onderwereld. Sindsdien zijn we op de vlucht voor de raad.’ ‘Er staat een prijs op onze hoofden,’ vulde Casey aan. ‘En een behoorlijk hoge ook.’ ‘Gelukkig heeft de raad het meestal te druk om ons te zoeken en zijn
17
de mindere goden te dom om ons op te sporen.’ Lux liet zich naast zijn broer zakken. ‘Alleen is jouw dierbare echtgenoot nog fanatieker dan Zeus. Grappig dat iemand zo nijdig kan worden als je uit de onderwereld ontsnapt. Het ziet er dus niet best uit nu.’ Ik kneep mijn ogen tot spleetjes. ‘Welk woord van “ik praat er met niemand over” begrijp je niet?’ ‘Neem me niet kwalijk dat ik sceptisch ben. Tenslotte zijn jullie pas getrouwd.’ Casey legde zijn hand op zijn broers schouder. ‘Hou op. We hebben weinig vrienden onder de leden van de raad, Kate,’ vervolgde hij tegen mij. ‘Ze pikken het niet als de rollen omgedraaid worden. Hermes, James, is de enige die aardig tegen ons is geweest.’ ‘Nou, mij kunnen jullie ook als een vriendin beschouwen,’ zei ik. ‘Die ego’s van hen houden mij niet tegen om jullie te helpen.’ ‘Zie je wel?’ Casey stootte zijn broer aan. ‘Zo rot is ze niet.’ Met een wantrouwige blik in zijn ogen keek Lux me aan. ‘Ik geloof het pas als ik het zie.’ Dat hij zo weinig vertrouwen in me had maakte dat ik ook weinig vertrouwen in hem had, hoewel ik wel moest toegeven dat hij een gegronde reden had om achterdochtig te zijn. Ondertussen keek ik terug en vertikte ik het om mijn blik af te wenden. Seconden gingen voorbij. Lux grijnsde. ‘Wel een pittige tante.’ Ik trok mijn neus op en gaf hem een knipoog, die hij spottend retourneerde. Grinnikend gaf Casey zijn broer een klopje op zijn knie. Nu ze naast elkaar zaten, hadden ze constant fysiek contact, alsof ze zichzelf zo gerust wilden stellen dat de ander er nog was. Ik kon het ze niet kwalijk nemen. ‘Je moet rusten,’ zei Casey tegen Lux. ‘Ga naar bed, en dan zien we wel waar James en Kate gaan –’
18
‘Sst.’ Gespannen draaide Lux zich om naar de deur. Een paar tellen lang was het stil, toen fluisterde hij: ‘Hoorde je dat?’ Ik verwachtte dat Casey zou zeggen dat er niets aan de hand was, maar in plaats daarvan ging hij net als Lux staan. ‘Kom,’ zei hij, terwijl hij twee rugzakken uit een hoek pakte. ‘Als we nu weggaan, kunnen we misschien nog –’ Een kakofonie van gehuil verbrak de stilte van de avond. Lux vloekte. ‘Artemis. Ik zei het toch,’ gromde hij. ‘Ik heb het verdomme tegen je gezegd.’ James sprong op, en ik deed hetzelfde. ‘Wat is er aan de hand?’ vroeg ik. ‘Is er iets niet in orde?’ Hij knikte. ‘Ella staat buiten.’ Ella, ook een lid van de raad. En volgens de tweeling weer iemand die hen dood wilde hebben. Mijn adem stokte, en ik gluurde door de versleten gordijnen. Inderdaad, daar, op nog geen vijf meter van het huisje, badend in het maanlicht, omringd door een paar joekels van honden, stond Ella. Zelfs in het donker kon ik de boog in haar hand zien en de met pijlen gevulde foedraal die over haar schouder hing. Ze keek zo kwaad naar het huisje dat het wel leek alsof het haar persoonlijk beledigd had. Geweldig. Een ruwe hand greep mijn pols en trok me hardhandig weg van het raam. Lux. ‘Jij hebt dit gedaan, hè? Op de een of andere manier heb je het hun verteld.’ ‘Ben je gek geworden?’ Ik probeerde mijn arm weg te trekken; het was dat ik net onsterfelijk geworden was, anders had ik mijn pols gebroken. ‘Hoe kan ik dat nou in vredesnaam aan iemand verteld hebben? Ik zou nooit –’ ‘Natuurlijk wel. Kijk met wie je getrouwd bent,’ beet hij me toe. ‘Hou je mond, Lux.’ Casey ramde zijn schouder tegen een zo te zien
19
solide stuk muur, maar het hout kraakte, en een stuk ter grootte van een halve deur raakte los. Een uitgang. Eentje die groot genoeg was om ons doorheen te persen. ‘Kom je?’ Lux aarzelde tussen wraak op mij nemen en met zijn broer meegaan. Uiteindelijk trok hij me met zich mee. ‘Verdomd als ik je naar hen terug laat gaan. Je blijft bij ons.’ Ik volgde Lux en keek angstig naar James, maar die zag er verslagen uit. Zou hij Ella op de een of andere manier hebben verteld waar we waren? Of was het waar wat Lux zei, dat Henry me in de gaten hield en ze er zo achter waren gekomen? We stormden de koele avond in en gingen er met ons vieren als hazen vandoor. Het was bijna onmogelijk om te rennen terwijl Lux mijn arm vasthield, maar iedere keer dat ik struikelde, trok hij me met onmenselijke kracht op en bleven we rennen. Eindelijk, toen we zo verdwaald waren dat ik niet eens meer wist in welke richting het huisje lag, stopten we. Ik was de enige die hijgde. De anderen waren te onsterfelijk of te dood om zich om zuurstof te bekommeren, mijn lichaam moest zich echter nog steeds aanpassen aan alle veranderingen. ‘Zijn we ze kwijt?’ vroeg Casey. Weg was die coole houding van hem. In plaats daarvan zag hij eruit als een opgejaagd dier, met grote ogen en zo gespannen dat hij er bij het minste geringste vandoor kon gaan. ‘Ik weet niet –’ begon Lux. Plotseling kwam er een onmogelijk grote hond tussen de bomen door rennen die naar ons begon te grommen en bijten. Het kwijl liep tussen zijn messcherpe tanden door. Hij was uit op een prooi. Op ons. Ik gilde, wat voor ons alle vier het sein was om er weer vandoor te gaan. De hond probeerde ons te volgen, maar zijn grote poten bleven telkens vastzitten in het kreupelhout. Mooi, dat gaf ons tenminste de kans om hier weg te komen.
20
Dit keer was ik degene die Lux door het bos leidde. Er dook een andere hond op, zo mogelijk nog groter dan de eerste. Casey en James weken uit naar links. Waarom? Waar gingen ze heen? ‘James!’ schreeuwde ik, en hoewel er een hond ter grootte van een neushoorn in de weg stond, draaide Lux zich meteen om om hen te volgen. De eerste hond gleed uit en versplinterde daarbij een boom, maar daar liet hij zich niet door tegenhouden. Hij veranderde al happend naar onze enkels van koers. Ik rende zo snel als ik kon, bomen en wortels ontwijkend en zo ver voor me uit kijkend als nodig was om niet te struikelen. Lux ging me voor naar het pad dat James en Casey hadden genomen. Ineens hoorden we voor ons weer een hoop geblaf. We hadden echter dringender zaken aan ons hoofd. Zoals een hond die op het punt stond onze benen eraf te bijten. ‘Lux!’ gilde ik. In plaats van harder te rennen, liet hij mijn pols los en draaide zich om. Plotseling schoot zijn vuist uit naar de kaak van de hond. Van het daaropvolgende gekraak gingen mijn haren recht overeind staan. De hond jankte, en Lux gilde: ‘Donder op, harig monster, voor ik je schedel in elkaar sla.’ Tot mijn verbazing bleven de twee elkaar een paar tellen lang aanstaren, tot de hond uiteindelijk jankend in tegenovergestelde richting afdroop. Hoe had Lux dat in vredesnaam voor elkaar gekregen? ‘Was het nou echt nodig om hem te verwonden?’ vroeg ik. Lux’ huid glinsterde van het zweet, en zijn ogen schoten bijna vuur. ‘Ja, anders zou ze ons als tussendoortje hebben gebruikt. Het is een oude truc. Werkt altijd. En nu gaan we.’ Dat hoefde hij me geen twee keer te zeggen. Samen renden we in de richting waarin James en Casey waren verdwenen. ‘Casey?’ riep hij. ‘Casey!’
21
Al rennend bleef ik luisteren of ik geen geblaf hoorde, maar ik hoorde niets. Alleen onze voetstappen. Lux begon steeds harder en harder te schreeuwen, tot hij zo wanhopig klonk dat het mijn hart brak. Uiteindelijk stopte hij, net zo hard hijgend als ik. Zijn ogen stonden verwilderd, zijn handen reikten naar iets wat er niet was. ‘Casey!’ schreeuwde hij, een langgerekte schreeuw. ‘Lux… Lux, hij is hier niet.’ Ik raakte zijn elleboog aan, maar hij deinsde terug en hief zijn vuist alsof hij ook mij wilde slaan. Onze ogen ontmoetten elkaar, en na enkele ogenblikken liet hij zijn hand zakken. ‘Dit is jouw schuld. Door jou zijn we van elkaar gescheiden.’ ‘Nee, dat is niet waar,’ zei ik. Hij was echter niet meer voor rede vatbaar. Bleek van uitputting hing hij tegen een boom. Nu begreep ik waarom Casey had geprobeerd hem te laten rusten; hij kon nauwelijks op zijn benen staan. ‘Het is jouw schuld,’ fluisterde hij, op de grond zakkend. Terwijl hij zijn ogen dichtkneep, gleden er tranen langs zijn wang naar beneden. ‘Hij is weg, en het is jouw schuld.’ Ik zweeg. Ik kon niets doen of zeggen om hem te helpen, behalve dan Casey tevoorschijn toveren. Ik was verkrampt van angst, maar ik wist dat Casey bij James was, en die zou ervoor zorgen dat hem niets overkwam. Met een hartverscheurende snik hief Lux zijn gezicht naar de met sterren bezaaide hemel en schreeuwde. Het was een afschuwelijk geluid. Ik sloot mijn ogen. Na alles wat ze hadden doorstaan kon dit niet het einde zijn. Dat zou ik niet laten gebeuren. Henry Henry leunde achterover in zijn zwarte diamanten troon, en met een zwaai van zijn hand keerde de vrouw met wie hij de halve dag had zit-
22
ten discussiëren terug naar haar leven in het hiernamaals. Net als de meeste mensen hield hij van een stevige discussie, wat ook wel nodig was als je over onwillige doden heerste, maar na uren en uren redeneren met een vrouw die ondanks alle redelijkheid koppig blééf, had hij zin om in de rivier de Styx te springen. Van alle leden van de raad was hij degene die het meeste sympathie had voor hen die een lot ondergingen dat ze niet wilden. Maar het was niet het lot zelf dat telde, het ging erom wat de ziel met zijn oordeel deed. De grote meerderheid van de burgers in zijn koninkrijk zette nooit een voet in de troonzaal, en zo had hij het ook het liefst. Er waren er echter ook die geen idee hadden wat voor soort leven ze na de dood verdienden. Over hen oordeelde hij zo eerlijk en onbevooroordeeld mogelijk. Soms was het een prettig leven, andere keren niet. Maar hij was en bleef degene die de beslissingen nam, hoe levendig de discussie ook werd. ‘Ik zie dat je een zware dag achter de rug hebt,’ zei een bekende stem. Henry keek op. Walter stond tussen de zuilen langs het gangpad, een chagrijnige trek om zijn mond. ‘Ja, dat klopt,’ zei Henry. ‘En ik heb het gevoel dat hij nog zwaarder gaat worden.’ ‘Misschien, maar misschien ook niet,’ zei Walter. ‘Het hangt ervan af wat je belangrijk vindt.’ Henry fronste zijn wenkbrauwen. Het zou weer een van die gesprekken worden. Walter liet nooit een gelegenheid voorbijgaan om over andere leden van de raad te praten, vooral over de oorspronkelijke zes broers en zussen. ‘Kom terzake.’ ‘Nou, nou, wat een humeur. Misschien dat ik het je dan toch maar niet vertel.’ ‘Prima, dan doe je het niet.’ Henry ging staan en voelde ieder jaar
23
van het oneindig aantal jaren dat hij nu leefde toen hij zich uitrekte. Heel even, een fractie van een seconde maar, zag Walter er geschokt uit. Henry moest zijn lachen inhouden. Het werkte altijd. Hoeveel macht Walter als hemelgod ook had, hij kon er niet tegen als hij een situatie niet in de hand had. Normaal gesproken gaf Henry dan toe, vandaag weigerde hij dat echter. Het viel hem al zwaar genoeg dat hij Kate moest laten gaan, dat hij niet wist waar ze was of wat ze aan het doen was en, erger nog, met wie. En als ze in september niet terug zou komen… Nee, daar wilde hij niet aan denken, dat had geen enkele zin. Hij had beloofd haar privacy te respecteren, en daar zou hij zich aan houden. Hij was halverwege de gang toen Walter zei: ‘Vertel eens, broer, wat zou je doen om de tweeling in handen te krijgen?’ In eerste instantie liep Henry gewoon door, te moe om raadseltjes op te lossen. Pas toen hij op het punt stond de wachtkamer binnen te lopen, begon het hem te dagen en draaide hij zich om naar zijn broer. ‘Castor en Pollux?’ Walters mond krulde zich in een zelfvoldane glimlach. ‘De enige echte.’ ‘Heb je hen gevonden?’ ‘Bij wijze van spreken.’ Walter wees naar de lege kerkbanken aan weerszijden van de gang. Normaal gesproken zaten ze vol zielen die op hun oordeel wachtten, maar Henry had hen weggestuurd naar een voorlopig rustig leven na de dood. Hij was het zat voor vandaag. De broers gingen naast elkaar zitten. Walter vouwde zijn handen ineen en zei: ‘Ik kreeg een tip dat ze in Griekenland zijn. Ella heeft hen opgespoord.’ ‘Uitstekend,’ zei Henry. ‘Neemt ze hen mee?’ Walter aarzelde. ‘Het is haar nog niet gelukt om hen te, eh… om hen aan te houden.’
24
‘Nee, dat zal wel weer niet.’ Henry kneep in zijn neusbrug. Er was altijd wel iets. Eeuwenlang hadden ze achter de tweeling aan gezeten. Dit was niet de eerste keer dat ze hen bijna hadden en het zou ook niet de eerste keer zijn dat ze hen weer kwijtraakten. ‘Waarom ben je dan naar me toegekomen?’ ‘Omdat het ons gelukt is hen te scheiden,’ antwoordde Walter. ‘Helaas waren ze niet alleen toen Ella hen vond.’ Henry verstijfde en greep de leuning van de kerkbank vast. Er was maar één reden waarom Walter naar hém toekwam in plaats van naar de anderen. ‘Kate?’ Toen zijn broer knikte, vloekte Henry zacht voor zich uit. Natuurlijk moest zij weer degene zijn die hen tegen het lijf liep nadat de raad duizenden en duizenden jaren naar hen had gezocht. Wat had hij anders verwacht? ‘Hoe heeft ze hen in vredesnaam gevonden?’ ‘Voor zover ik weet, brengt ze de zomer in Griekenland door met James.’ De houten leuning versplinterde onder Henry’s handen. James. Uitgerekend met James was ze op stap. Met Jámes. Hij had gelijk gehad. Zijn dag was zojuist nog tien keer erger geworden. ‘Wat wil je dat ik eraan doe?’ vroeg hij met opeengeklemde kaken. ‘Ze is mijn vrouw, niet mijn gevangene, en ze is nu vrij om te gaan en te staan waar ze wil. Ik heb haar beloofd dat ze zes maanden lang mag doen wat ze wil, dus ik zal niet ingrijpen.’ ‘Ik vraag je ook niet om in te grijpen,’ zei Walter, hoewel het aan de verongelijkte toon in zijn stem te horen was dat dat precies was wat hij had verwacht. ‘Ik vraag je alleen om… voorbereid te zijn.’ Voorbereid om zich te mengen in zaken die allang met rust gelaten hadden moeten worden. Ongetwijfeld wist de tweeling nu al wie Kate was. Als ze in Pollux’ gezelschap was als die gescheiden was
25
van Castor, dan was haar leven in gevaar. En weer zou dat Henry’s schuld zijn. Zelfs als dat niet zo was, als het lot haar goed gezind was, dan twijfelde hij er niet aan waar haar loyaliteit in deze kwestie lag. Ze begreep de regels van de onderwereld niet. Ze begreep niet hoe uitermate belangrijk het was dat de regels nageleefd werden. Het enige wat zij zou zien, waren twee broers die zoveel van elkaar hielden dat ze hun bestaan op het spel zetten om maar bij elkaar te kunnen blijven. Ze zou zien hoe loyaal ze ten opzichte van elkaar waren, niet dat Henry loyaal was ten opzichte van zijn eeuwigdurende verplichtingen en verantwoordelijkheden. Weer zou hij de rol van de slechterik toegewezen krijgen, net als toen hij Ava voor de tweede keer van het leven had beroofd. Dit zou hij echter niet zo makkelijk weer goed kunnen maken. ‘Ben…’ Tot zijn afschuw klonk hij onzeker, en hij slikte. ‘Ben je van plan je bij je oorspronkelijke beslissing inzake die kwestie te houden?’ ‘Wat betreft hun scheiding? Natuurlijk.’ Walter bestudeerde zijn vingernagels, zich schijnbaar niet bewust van de geladen sfeer tussen hen. Maar hij moest het weten, hij wist het altijd. ‘En Kate is erbij betrokken?’ ‘Ja.’ ‘Vraag je me nu je te helpen terwijl je weet dat mijn relatie met haar daardoor verslechtert?’ Walter trok een wenkbrauw op. ‘Mijn dierbare broer, ik heb al gezegd dat ik niet van je verwacht dat je me –’ ‘Ja, dat doe je wel.’ Henry ging staan. ‘Je zou me niet hebben gewaarschuwd als je me niet nodig had gehad. Speel geen spelletjes. Zeg wat je wilt.’ Walter keek geïrriteerd, maar het pleitte in zijn voordeel dat hij ook
26
ging staan en kalm zei: ‘Ik wil dat jij ervoor zorgt dat Castor en Pollux gescheiden blijven. Ze zullen niet ver uit de buurt gaan zonder elkaar.’ ‘En hoe moet ik dat doen zonder mijn relatie met Kate in gevaar te brengen?’ Walter haalde zijn schouders op. ‘Dat is jouw zaak, broer. Ik ben tenslotte alleen maar de boodschapper. Als je niet wilt dat de tweeling gepakt wordt, dan is het niet anders. Maar ik had de indruk dat dit voor jou net zo belangrijk was als voor mij.’ Henry klemde zijn kaken op elkaar. Castor was een bewoner van de onderwereld, en zolang hij daar niet was, betekende dat dat hij, Henry, faalde als heerser over de onderwereld. Castor moest terug naar de plek waar hij hoorde. ‘Bij welke broer is Kate?’ ‘Ella denkt dat ze bij Pollux is,’ antwoordde Walter. Henry haalde diep adem. Meer hoefde hij niet te weten. Of het nu goed was wat hij deed of niet, hij had geen andere keus. ‘Goed. Ik zorg dat de tweeling gescheiden blijft. Maar je hebt maar vierentwintig uur de tijd, meer geef ik je niet.’ Walter neeg zijn hoofd. ‘Dat is genoeg tijd, dat verzeker ik je.’ De hemelgod verdween in de richting vanwaaruit hij was gekomen. Zodra hij weg was, liet Henry zijn adem ontsnappen en sloot zijn ogen. De verstilde lucht van de onderwereld maakte plaats voor het briesje van de bovenwereld en de zuilengang voor een weiland aan de rand van een Grieks bos. Terwijl hij zijn geest leegmaakte, ging hij op zoek naar wat hem bekend voorkwam. Aha. Daar had je het. Hij mocht dan niet het jachttalent van bepaalde andere leden van de raad hebben, maar als de anderen in de buurt waren, was het niet zo moeilijk hen te vinden. James. Hij verzond de gedachte. Een paar seconden lang hoorde hij alleen vogels fluiten en bladeren ritselen. Uiteindelijk kreeg hij een gedachte
27
binnen, en ook al hoorde hij geen stem, toch merkte hij dat James op zijn hoede was. Nou, dat kon hij hem, gezien alles wat er was gebeurd, niet kwalijk nemen. ‘Wat wil je?’ ‘Ik wil weten waar je bent.’ ‘Denk je echt dat ik dat aan jou ga vertellen?” Henry sloot zijn ogen en belandde dit keer tussen de bomen. ‘Ik ben hier niet om je tegen te werken.’ ‘Ja, ja, dat zal wel.’ Het antwoord kwam nu veel sneller. James was dichterbij. ‘Is Kate bij je?’ ‘Nee.’ ‘Waar is ze?’ ‘Dat weet ik niet.’ Henry balde zijn vuisten. ‘Ja, dat weet je wel.’ ‘Ze is veilig. Ze is bij Pollux.’ ‘ “Veilig” en “bij Pollux” sluiten elkaar wederzijds uit.’ ‘Jammer dan. Ze is zes maanden vrij, en je mag niet in haar buurt komen.’ Henry sloot zijn ogen. Toen hij ze weer opende, stonden James en een van de tweelingbroers – Castor – maar vijf meter bij hem vandaan. James ging onmiddellijk voor Castor staan, die krijtwit werd. Voor de zoveelste keer stonden Henry en James recht tegenover elkaar. De slechterik en de held. Grappig dat die rollen onderling inwisselbaar waren bij hen. ‘Je krijgt hem niet,’ zei James gedecideerd. ‘Ik vraag je dit nog één keer,’ zei Henry. ‘Als je geen antwoord geeft, neem ik Castor mee naar een plek waar zelfs jij hem niet kunt vinden. Waar is Kate?’ James perste zijn lippen op elkaar en kreeg een harde blik in zijn
28
ogen. Hij zei niets. Dat was te verwachten. Voor hem was dit een uitdaging, een kans om een slag in hun eeuwigdurende oorlog te winnen. Al het andere was daar ondergeschikt aan, zelfs Kates veiligheid. James wist dat als Pollux de kans kreeg haar te vermoorden en zo wraak te nemen op Henry, hij die kans zou grijpen. Toch kon hem dat niets schelen. Henry haalde diep adem en dwong zichzelf kalm te blijven. ‘Het is nu niet het moment om ruzie te maken. Haar hele bestaan kan in gevaar zijn als je me niet vertelt waar ze is –’ ‘Ze is nu onsterfelijk,’ beet James hem toe. ‘En Lux is niet zo’n monster als jij denkt.’ ‘Mijn broer zou haar nooit kwaad doen,’ zei Castor. Het was bewonderenswaardig, vond Henry, dat hij een onbuigzame blik in zijn ogen had. Moed tonen in het aangezicht van je grootste angst. Geen wonder dat de tweeling de reputatie had onbevreesd te zijn. ‘Net zoals ik jou nooit kwaad zou doen,’ liet Henry hem weten. Henry zag twijfel op Castors gezicht. Maar dat was geen verrassing. Castor vertrouwde hem net zomin als Henry Pollux vertrouwde. ‘Als haar iets overkomt, James, ben jij verantwoordelijk.’ James rolde met zijn ogen, waardoor iedere vezel in Henry’s lichaam schreeuwde om hem terug te schieten naar de Olympus. Maar zoals zo vaak bleef hij kalm. Wat zijn broers ook leken te denken, woede leidde zelden tot juiste beslissingen. ‘Goed. Zie dit dan als iets wat jij hebt gedaan.’ Het ene moment stond Henry nog voor James, het volgende stond hij naast Castor en raakte hij zijn schouder aan. James’ ogen werden groot, en hij schoot op Castor af om hem vast te grijpen. Het was echter te laat. Henry had er al voor gezorgd dat hij niets dan lucht te pakken kreeg.
29
Kate Die nacht was een van de langste van mijn leven. Urenlang had ik achter Lux aan door het bos gelopen om te proberen zijn broer te vinden. Tegen de tijd dat de zon opkwam, was ik uitgeput. Zelfs al die uren die ik had zitten wachten terwijl mijn moeder een van haar marathonoperaties onderging om haar door kanker verteerde lichaam een paar extra maanden te geven, waren geestelijk niet zo zwaar geweest. ‘We zijn al vijf keer op deze plek geweest, Lux,’ zei ik, mezelf over een omgevallen boom heen slepend. ‘Hij is hier niet.’ ‘Hij moet ergens zijn.’ Lux gaf zo’n harde duw tegen een laaghangende tak die in de weg hing, dat de tak in tweeën brak en op de grond viel. ‘Ja, ergens anders.’ En als we hem niet snel vonden, vreesde ik dat Lux degene was die zou breken. Hij had iets van zijn zelfbeheersing hervonden nadat we Casey en James kwijt waren geraakt, maar zijn ogen stonden verwilderd, hij was zo gespannen als een veer, en als hij al wat zei, kwam het er snauwerig uit. ‘Misschien moeten we op één plek blijven,’ stelde ik voor. ‘James en Casey vinden ons wel.’ Lux schudde zijn hoofd en keek achter een zwerfkei die bij lange na niet groot genoeg was om hen allebei te verbergen. ‘Hij weet dat ik op zoek ben naar hem. Hij weet dat hij op zijn plek moet blijven, ook al is het voor hen makkelijker om ons te vinden dan andersom.’ ‘Waarom is dat?’ vroeg ik, een losse pluk haar achter mijn oor duwend. Ik zou er alles voor overhebben om mijn haar in een staart te kunnen doen, om het nog maar niet te hebben over een douche en een zacht bed. Daar zou ik een moord voor doen. Hij keek me zo raar aan dat ik het gevoel had dat ik ter plekke in een kabouter was veranderd, en zonder de moeite te nemen me te antwoor-
30
den, ging hij verder met zoeken. Ik trok een gezicht. Weer een geheim. Alsof de goden al niet genoeg geheimen hadden. ‘Misschien moeten we teruggaan naar het huisje,’ zei ik. ‘Waarschijnlijk wachten ze daar op –’ ‘Nee, dat doen ze niet,’ hoorde ik een zangerige stem achter me zeggen. Ik sprong op. Lux draaide zich razendsnel om naar iets – of iemand – achter me. Ook ik draaide me om. Zodra ik de blondine zag die tegen een boom geleund stond, slaakte ik een zucht van opluchting. Eindelijk iemand die misschien wist wat er aan de hand was. ‘Ava! Wat doe je hier?’ Ze droeg kakikleurige wandelkleren, een topje waarin haar rondingen goed uitkwamen, en haar haren hingen in een modieuze vlecht over een schouder. Ze had er zelfs een bloem in gestoken. Minder kon je van haar ook niet verwachten. ‘Jou helpen, natuurlijk.’ Als een dier ontblootte Lux zijn tanden. Blijkbaar waren Casey en hij veel te lang weggeweest uit de bewoonde wereld. ‘Alsof ik ooit hulp van jou zou accepteren.’ ‘Alsof ik het tegen jou had,’ schamperde Ava. ‘Kom, Kate, laten we maken dat we wegkomen. Pap zei dat Henry zich zorgen om je maakt.’ Ik knipperde met mijn ogen. Maakte Henry zich zorgen? ‘Waarom?’ ‘Omdat als er één tweelingbroer is bij wie je beter uit de buurt kunt blijven, het Lux wel is. Ze willen dat ik je terugbreng naar Athene.’ ‘Wacht Henry daar op me?’ vroeg ik opgewonden. Ik was ervan overtuigd geweest dat ik hem niet zou zien tot september, wanneer ik terug zou keren naar Eden om mijn taken als koningin op me te nemen. Het zou geweldig zijn om de zomer met Henry door te kunnen brengen, of hem in ieder geval voor september te zien. Onzekerheid maakte plaats voor hoop. Henry wachtte op me, hij wilde bij me zijn, we gin-
31
gen ons niet houden aan die stomme zes-maandenregel van hem. Ava aarzelde. ‘Eh… nee.’ Weg hoop. ‘Ik bedoel, ik weet zeker dat hij zal komen om je te zien,’ haastte ze zich eraan toe te voegen. ‘Alleen… je weet wel. Hij is er gewoon nú nog niet.’ ‘Waar is hij dan?’ vroeg Lux. ‘Waar is mijn broer?’ Ava haalde haar schouders op. ‘Dat weet ik niet en dat kan me ook niet schelen.’ ‘Doe niet zo rot, Ava,’ zei ik. ‘Hoezo? Hij wil niet eens dat ik hem help.’ Ik draaide me om naar Lux, maar voor ik hem wat kon vragen, zei hij kwaad: ‘Ik zou nog liever een eeuwigheid lang iedere dag mijn eigen lever opeten.’ ‘Zie je wel?’ zei Ava monter. ‘Dat is dan geregeld. We gaan.’ Ze wilde mijn hand pakken, maar ik trok hem terug. Zij mocht Lux dan niet willen helpen, ik zat er tot aan mijn nek in. Ik liet hem niet in de steek nu hij niemand anders had. ‘Hoe wist je dat we hier waren?’ ‘Dat heeft Ella me verteld.’ ‘En hoe wist Ella waar we waren?’ Stilte. Ava zette grote, onschuldige ogen op, en Lux vloekte zo hard dat de vogels op de takken boven ons verschrikt opvlogen. ‘Jíj hebt het hun verteld,’ raasde hij. ‘Ik? Hoe kan ik dat nou in vredesnaam hebben geweten?’ zei ze. Iets in haar stem wekte echter mijn achterdocht. Ik had haar al genoeg leugens horen vertellen, kleine en grote, om te weten wanneer ze de waarheid probeerde te verdoezelen. ‘Ava,’ waarschuwde ik haar, ‘als je wilt dat ik met je meega, moet je ermee voor de dag komen. Nu.’ Ze slaakte een theatrale zucht. ‘Oké, goed. Niet dat het er wat toe
32
doet, trouwens. Ik wilde me bij jou en James aansluiten. Ik bedoel, het was wel een beetje gemeen dat je hem wel hebt gevraagd om mee te gaan naar Griekenland en mij niet. Dus ik ben jullie gevolgd, heb gewacht tot het juiste moment, en toen –’ ‘En toen spoorde James ons op en leidde haar regelrecht naar ons toe,’ zei Lux. ‘De rotzak.’ Kwaad keek ik naar Ava. ‘Ik weet zeker dat hij het niet met opzet heeft gedaan. In tegenstelling tot jou.’ ‘O nee, hij wist dat ik er was,’ zei Ava met dezelfde zangerige stem. ‘Hij weet het altijd.’ Ik knarsetandde. Het laatste wat ik wilde, was in weer iemand anders mijn vertrouwen verliezen. Vooral niet in James. ‘Het geeft niet. Laten we gewoon op zoek gaan naar Casey.’ Ava’s gezicht betrok. ‘Ik dacht dat je met mij mee zou komen.’ ‘Ja, nou, ik ben van gedachten veranderd.’ Ik liep weg, maar geen van tweeën kwam achter me aan. ‘Kom je nog, Lux, of hoe zit het?’ ‘Niet als zij achter me loopt.’ Geweldig. Nu speelde ik dus voor oppas voor twee kinderen. ‘Ze kan je niet vermoorden, hoor.’ ‘Nee, maar ze kan – en dat heeft ze ook gedaan – veel ergere dingen doen,’ mompelde hij. Ik bleef staan. Van alle leden van de raad zou ik gedacht hebben dat Ava de meeste compassie had met anderen, vooral met Casey en Lux. ‘Ava,’ zei ik. ‘Wat heb je met hen gedaan?’ ‘Niks ergs.’ Ik kneep mijn ogen tot spleetjes. ‘Dat zal ík wel beoordelen.’ Lux ging tussen twee bomen lopen ijsberen, er angstvallig voor zorgend Ava geen moment de rug toe te keren. ‘Casey en ik hielpen onze vader een echtgenoot uit te zoeken voor onze zuster, Heleen. Zij…’ Kwaad keek hij naar Ava. ‘…verscheen op een avond in onze kamers
33
en probeerde ons te verleiden in ruil voor onze stem voor haar favoriete kandidaat.’ ‘Dat was het niet alleen,’ zei Ava een tikkeltje gekwetst. ‘Ik heb jullie allebei ook alle meisjes die jullie maar wilden aangeboden.’ Lux negeerde haar. ‘We sloegen haar aanbod af. Wij vonden de veiligheid van onze zus belangrijker. Zij was beledigd en vervloekte ons.’ Mijn mond viel open. ‘Ava!’ Ze zuchtte. ‘Het was niet zo’n vreselijke vloek.’ ‘Op elk meisje waar Casey verliefd op wordt, word ik ook verliefd,’ zei Lux. ‘Dat klinkt niet zo vreselijk, tot het ook werkelijke gebeurt.’ ‘O.’ Ik fronste mijn voorhoofd. Het klonk inderdaad niet zo vreselijk. Maar nadat ik de afgelopen zes maanden had gezien wat onbeantwoorde liefde en jaloezie met een mens konden doen, kon ik me er wel wat bij voorstellen. ‘Wat naar. Maar Ava kan het terugdraaien, toch?’ ‘Zeker,’ zei ze. ‘Zodra Casey veilig terug is in de onderwereld en pap klaar is met Pollux.’ Lux gromde, en ik ging snel tussen hen in staan. ‘Hé. Hé! Hou op, Lux. Doe het gewoon, Ava, wil je? Het is duizenden jaren geleden. Ze hebben al genoeg meegemaakt.’ Ze haalde haar schouders op. ‘Ik zou het wel doen als ik het kon, maar ik kan het niet. Pap krijgt een hartverzakking.’ Walter. Mijn frons werd dieper. Henry in een slechte bui was al gevaarlijk genoeg, maar als je de koning der goden dwarsboomde… ‘Goed. Dan komt dat later wel. Als dit allemaal voorbij is, ga je met Walter praten en zeg je tegen hem dat je de vloek opheft. Het kan me niet schelen wat je doet of hoe kwaad je hem maakt. Je doet het, of anders praat ik nooit meer met je.’ Haar ogen werden groot. Dit keer, zag ik, was ze echt gekwetst. ‘Zou je me dat aandoen om hen?’
34
‘Ja, om hen, en alleen om hen. Ik meen het.’ Ze fronste haar wenkbrauwen, en na een paar ogenblikken zuchtte ze weer. ‘Goed. Maar dan moet je nu met me meegekomen en James verder laten zoeken, anders gaat het niet door.’ ‘Beloof je dat je de vloek opheft als ik met je meega?’ vroeg ik. Ze knikte met tegenzin. ‘Met mijn hand op mijn hart beloof ik –’ Er knapte een twijgje. Ava zweeg abrupt, en Lux verstarde weer. Hij sloop naar de plek waar het geluid vandaan kwam en deed dat ondanks het kreupelhout geruisloos. Hij deed me denken aan een panter, een getergde panter. Voor Lux aan kon vallen, stapte James vanachter een boom vandaan. Juichend rende ik op hem af, hem onstuimig omhelzend. ‘James! Je hebt ons gevonden!’ Ik zond Lux een ik-zei-het-je-toch-blik. ‘Het werd verdorie tijd. We zijn je al aan het zoeken sinds –’ ‘Waar is Casey?’ Mijn opluchting werd getemperd door Lux’ vraag. Ik liet James los en keek om me heen. Hij was alleen. Mijn maag maakte een vrije val. ‘James?’ Hij perste zijn lippen op elkaar. ‘Het spijt me. Henry heeft ons gevonden en –’ ‘Henry? Bedoel je Hades?’ Lux werd bleek, en even zag hij er zo geschokt uit dat ik bang was dat zijn hart er ondanks het feit dat hij onsterfelijk was, mee op zou houden. Maar James kon onmogelijk gelijk hebben. Henry zou Casey nooit meenemen. Wat voor verhalen er ook over hem de ronde deden, hij was nu anders. Hij was wijzer, had meer mededogen, en hij wist hoeveel de twee broers van elkaar hielden. Hij moest het begrijpen. ‘Heeft hij gezegd waar hij hem mee naartoe nam?’ vroeg ik aan James, Lux’ elleboog aanrakend. Hij huiverde, maar trok hem tenminste niet meteen weg.
35
‘Hij heeft hem meegenomen naar de onderwereld,’ antwoordde James. ‘Het spijt me, Lux, maar ik –’ ‘Niet doen.’ Het bos leek te schudden onder de dreiging van zijn stem. Als Lux ons allemaal had kunnen vermoorden, weet ik honderd procent zeker dat hij dat gedaan had. ‘Dit is verdomme jouw schuld. Na alles wat je hebt gedaan –’ ‘Feitelijk, mijn geliefde zoon, is dit jouw eigen schuld.’ Was Lux daarvoor al kwaad geweest, nu werd hij zo nijdig dat zijn gezicht onherkenbaar verwrongen was. Walter kwam tussen de bomen vandaan lopen, met Ella in zijn kielzog. Ze had haar boog over haar schouder gelegd en grijnsde zo zelfvoldaan dat ik de bijna onbedwingbare neiging kreeg om die glimlach van haar gezicht te slaan. Blijkbaar had Lux me aangestoken. Walter daarentegen zag er absoluut niet tevreden uit. Zijn mond was vertrokken tot een dunne streep, en hij had zijn borstelige wenkbrauwen zo diep gefronst dat ze voor zijn ogen zaten en ik me afvroeg of hij nog wel iets kon zien. ‘Je had je broer sowieso al niet uit de onderwereld moeten halen.’ ‘Je gaf me geen andere keus.’ Lux had zijn handen zo stevig tot vuisten gebald dat zijn knokkels wit zagen. ‘Je hebt hem van me afgenomen, je wist wat je ons aandeed, en toch haalde je hem weg.’ ‘Misschien dat we in de loop der tijd een voor iedereen aanvaardbaar compromis hadden kunnen sluiten,’ zei Walter. ‘Zoals de zaken er nu voorstaan, kan ik ongehoorzaamheid niet belonen. We zullen je broer vinden, en als we dat doen, zullen de voorwaarden voor onze afspraak komen te vervallen. Je zult niet langer je onsterfelijkheid met hem delen, en je gaat ergens heen waar ik je in de gaten kan houden tot je zover bent dat je de taken kunt uitvoeren die je al die tijd hebt verzaakt.’ Er viel een diepe stilte. Lux stond er als versteend bij. Ik mocht dan
36
geen tweelingbroer hebben, ik wist wel hoe het was om de enige persoon van wie je hield te verliezen, en ik werd misselijk bij het idee wat Lux moest doormaken. Ik opende mijn mond om iets te zeggen, maar voor ik dat kon doen, daalde de temperatuur twintig graden en ging de wind liggen. Het ene moment stond Lux naar Walter te kijken, het volgende snelde hij met opgeheven vuist op hem af. Walter knipte met zijn vingers, en voor Lux zijn vuist in zijn vaders gezicht kon planten, vloog hij opzij en knalde tegen een boom. Door de klap spleet de boom in tweeën. Lux was echter ongedeerd en ging zwaar ademend staan. ‘Je had beter moeten weten,’ zei Walter. ‘Maak dit niet moeilijker dan het al is, zoon.’ ‘Ik ben je zoon niet,’ beet Lux hem toe. Walter zuchtte. ‘Soms zou ik wensen dat dat waar is. Dat zou voor ons allemaal makkelijker zijn.’ Uit het niets verschenen dikke touwen die zich om Lux heen rolden en hem naar een boom trokken. Uit alle macht probeerde hij zich los te worstelen toen ze zich een paar keer om de stam en zijn lichaam wikkelden. Het was tevergeefs, tegen het gouden licht dat ze uitstraalden kon zelfs Lux niets uitrichten. Hij gromde en probeerde het schors van de boom te rukken, maar wat hij ook deed, de touwen bleven strak om hem heen zitten. Zijn werk bewonderend, zei Walter: ‘Zo is het veel beter. Ella, hou jij Pollux en de anderen met je honden in bedwang, dan ga ik Castor zoeken. Zorg dat Pollux niet ontsnapt.’ ‘Natuurlijk niet, vader,’ zei Ella, waarna ze met haar boog in de aanslag tegenover Lux ging zitten. ‘Eén verkeerde beweging, en ik doorboor je met mijn pijlen.’ ‘Je kunt me niet doden,’ zei Lux.
37
‘Nee, maar ik kan je wel vastspiesen.’ ‘Daar komt niets van in, kinderen,’ zei Walter. ‘Ik ga ervan uit dat wanneer ik terugkom iedereen nog heel is.’ Hij liep weg. Met een verontschuldigende blik naar mij haastte Ava zich achter hem aan. Geen schijn van kans dat ze nu de vloek zou opheffen, niet nu haar vader zo vertoornd was. Lux’ ogen werden vochtig. En juist dat raakte iets binnen in me. Hij stond op het punt alles waar hij om gaf kwijt te raken, de enige persoon op de wereld van wie hij hield. En dat allemaal omdat Casey zo vriendelijk was geweest om James en mij bij hen te laten overnachten. Ik kon dit niet laten gebeuren. ‘Wacht,’ riep ik, terwijl ik snel achter Walter en Ava aan liep. ‘Alstublieft, u kunt niet –’ ‘Denk niet dat je tegen mij kunt zeggen wat ik wel en niet kan doen,’ zei Walter zonder te stoppen. ‘Lux wist welk risico hij nam. Ik trek mijn handen van hem af.’ ‘U trekt uw handen… Bent u echt zo’n gevoelloze rotzak?’ vroeg ik. Eindelijk stopte Walter en draaide zich naar me om, maar voor hij iets kon zeggen, ging ik verder. ‘U weet hoeveel pijn dit Lux doet. U weet dat hij er kapot aan gaat. U weet dat u hem alles ontneemt waarvoor hij leeft. Maar dat kan u helemaal niets schelen, hè? Het kan u niet eens schelen dat u uw eigen zoon de vernieling in helpt.’ Walter keek me met samengeknepen ogen aan. ‘Waag het niet tegen me te praten alsof ik –’ ‘Alsof u wat? Alsof u een hufter bent? Want dat bént u.’ Stilte. Walters gezicht verstrakte, dat van Ava was wit geworden. Naast me hoorde ik takken kraken. James pakte mijn hand. ‘Kate –’ ‘Niks Kate!’ Ik rukte mijn hand los. ‘Jullie allemaal, stuk voor stuk, jullie laten dit gebeuren omdat jullie te trots zijn om toe te geven dat jullie misschien ongelijk hadden. Dit is erger dan moord. Dan heb je
38
tenminste nog een leven in het hiernamaals. Dit is iemand voor eeuwig geestelijk en emotioneel breken. Durven jullie te beweren dat jullie goed zijn, terwijl jullie zoiets doen vanwege een eeuwenoude wrok?’ ‘Ik heb nooit gezegd dat wij zo goed waren,’ zei Walter effen. ‘Dat zeg jij. Wij doen wat we moeten doen om onze wetten na te leven.’ ‘Wetten kunnen veranderd worden. Wetten die bepalen dat iemand zo gekwetst moet worden, móéten veranderd worden.’ ‘Die beslissing is niet aan jou.’ Met zijn blauwe ogen bleef hij me onafgebroken aankijken. ‘Ik begrijp waarom je zo begaan bent na alles wat je met je moeder hebt meegemaakt, maar dit is niet hetzelfde. Pollux en Castor hebben onze wetten overtreden terwijl ze wisten wat de consequenties waren. Ze hebben eeuwenlang hun straf ontlopen, en nu moeten ze de gevolgen onder ogen zien.’ ‘Waarom? Omdat u dat zo hebt besloten?’ ‘Ja,’ zei hij. ‘Omdat ik en de raad het zo hebben bepaald, en ons woord is wet. Als je een van ons wilt zijn, Kate, zul je dit vroeg of laat – maar liever vroeg dan laat – moeten accepteren. Je eigenzinnigheid heeft je ver gebracht en je mededogen is bewonderenswaardig, maar je móét nu accepteren dat je niet altijd gelijk hebt in dit soort kwesties.’ ‘Ja, nou, u ook niet. U mag dan in de bovenwereld heersen, maar als de zomer voorbij is, word ik koningin van de onderwereld. En als u denkt dat ik hier niets aan doe, dan staat u nog een leuke verrassing te wachten.’ Zijn ogen fonkelden. ‘Is dat zo? Misschien moet je dat tegen Henry zeggen voor je zijn rijk overneemt en zijn eeuwenlange heerschappij ontkracht.’ ‘Hij zal het met me eens zijn,’ snauwde ik, hoewel de twijfel bezit van me genomen had. Maar dat maakte niet uit. Als Henry dat niet deed – als hij het niet met me eens was en Lux en Casey dwong gescheiden van elkaar te leven – kon hij zich opmaken voor de strijd van zijn leven.
39
Niet dat ik ons huwelijk op deze manier wilde beginnen, maar ik kon de tweeling niet in de steek laten. Niet nu ik wist dat ze eraan kapot zouden gaan. Walter haalde diep adem. ‘Op een dag zul je het begrijpen. Maar nu kan ik hier niet blijven om met je te redetwisten. Mijn besluit staat vast, en dat van Henry ook. Kom, Ava.’ Hij pakte haar hand, en voor ik nog iets kon zeggen, waren ze verdwenen. Mijn hart ging als een bezetene tekeer, en het bos draaide om me heen in een waas van groen en bruin. Er viel echter niets meer te zeggen. Wat voor titel ik ook zou hebben over zes maanden, als Henry niet achter me stond, was ik net zo machteloos als Lux. Het enige verschil tussen ons was dat ik geluk had, ik had mijn moeder nog. Hij zou echter voor eeuwig alleen zijn als Walter er niet van overtuigd kon worden dat hij de verkeerde beslissing had genomen. Voor het eerst sinds ik Henry op de oever van de rivier had ontmoet, vroeg ik me af of ook ik niet de verkeerde beslissing had genomen. Henry Het kostte Henry niet veel tijd om zijn broer te vinden. Hij mocht dan niet zo handig zijn als James, Walter was vaak akelig voorspelbaar, en na een eeuwigheid in zijn gezelschap doorgebracht te hebben, wist Henry waar hij moest zoeken. ‘Denk je echt dat dit de beste plek is om Castor te zoeken?’ vroeg Henry terwijl hij het stokoude huisje, waar de geur van rottend konijn de lucht bedierf, in liep. Walter stond midden in de kleine ruimte, alleen nu. ‘We kunnen hier net zo goed beginnen als op elke andere plek. Ella heeft het hele gebied doorkruist en hem nergens kunnen vinden. Maar hij kan niet ver zijn in zijn eentje.’
40
‘Hij was een tijdje bij James,’ zei Henry. ‘Wat betekent dat hij ergens verborgen zit waar hij moeilijk te vinden is.’ Walter wierp hem een blik toe die door de beschermende lagen die Henry in talloze levens had opgebouwd, heen leek te dringen. ‘Weet jij waar hij is?’ ‘Nee.’ De leugen kwam er zo makkelijk uit dat hij zich bijna schaamde. Sommige leugens waren echter gerechtvaardigd. ‘Ik weet niet of we nog wel verder moeten gaan met zoeken.’ ‘O, en waarom dan wel niet?’ vroeg Walter, hoewel het aan de manier waarop hij het zei duidelijk te horen was dat hij wist waarom Henry van gedachten was veranderd. Henry haalde zijn schouders op. ‘Misschien omdat ze genoeg hebben geleden. Het is niet nodig om een lastige situatie in een eeuwigdurende te veranderen.’ Walters mondhoek ging omhoog, maar niet omdat hij moest lachen. ‘Als ik het niet dacht. Ik dacht al dat ik je aanwezigheid hier had gevoeld. Aan die vrouw van jou heb je je handen vol.’ Henry beantwoordde de glimlach niet. Het was niet zijn bedoeling geweest om Kate te bespieden, maar hij kon er ook niets aan doen dat zijn broer haar tegen het lijf was gelopen toen Henry bezig was hem op te sporen. ‘Misschien heeft ze gelijk, weet je. Misschien oordelen we wel te hard omdat we al zo lang naar hen zoeken.’ Walter haalde zijn schouders op. ‘Misschien, maar het is niet aan haar om dat te beoordelen.’ ‘Als zij het niet doet, wie dan wel?’ Walters wenkbrauwen schoten omhoog. ‘Ga me niet vertellen dat je weekhartig gaat worden door haar.’ ‘Of ik weekhartig word of niet heeft er niets mee te maken. We hebben gezworen de mensheid te beschermen.’ ‘Mijn zoon is niet sterfelijk.’
41
‘Nee,’ zei Henry met een geduld waarvan hij het bestaan niet had vermoed. ‘Maar zijn broer wel, en we doen hem meer pijn dan hij verdient.’ ‘Dus je zegt nu dat ik Pollux vrijuit moet laten gaan alleen omdat hij niet de enige is die eronder zal lijden, en dat terwijl Castor ook schuldig is?’ ‘Dat is precies wat ik bedoel.’ Er viel een stilte. Walters neusvleugels bewogen nerveus, iets wat Henry tot volle tevredenheid stemde. Zijn broer had op zijn steun gerekend, maar voor deze ene keer was hij nou eens niet loyaal. Niet nu hij zeker wist dat het zijn relatie met Kate kapot zou maken. Dat hij Castor als bewoner van de onderwereld terug wilde halen, lag aan zijn trots en de wetten die hij zelf had gemaakt, dezelfde wetten die funest waren geweest voor zijn huwelijk met Persephone, waardoor hij net als de tweeling had moeten lijden onder een scheiding. Hij kende die pijn maar al te goed, en het was wreed om dat een ander met opzet aan te doen. Hoewel het hem aan het hart ging om de wetten van de onderwereld te breken en Castor vrijuit te laten gaan, was dit tenminste wel zijn eigen keus. Bovendien, als hij moest kiezen tussen een uitzondering maken en de enige persoon die hem in de afgelopen duizend jaar gelukkig had gemaakt, was de keuze makkelijk. ‘Ik begrijp niet waarom je plotseling van gedachten bent veranderd,’ zei Walter. Henry hoorde hoeveel moeite Walter moest doen om zijn zelfbeheersing te bewaren. Maar ook al zou Walter nooit toegeven dat hij verslagen was, hij moest toch ook weten dat hij hierin alleen stond. Na het verlies dat de raad de afgelopen winter had geleden, konden ze zich niet nog meer afvalligen permitteren. ‘Jij mag dan misschien geen waarde hechten aan je huwelijk, broer,
42
ik wel aan het mijne.’ Henry keek hem indringend aan. ‘Ik respecteer en waardeer de mening van mijn eega. Jij en ik weten allebei dat we haar moeten ontzien nu ze nog te onervaren is om te weten waarom wij de beslissingen nemen die we nemen.’ Walter sloeg zijn blik niet neer. ‘Hoe meer ze leert, hoe verantwoordelijker ze is voor haar daden. We kunnen haar niet eeuwig en altijd excuseren vanwege haar onvolwassenheid.’ ‘Nee, dat kunnen we inderdaad niet,’ zei Henry. ‘Maar niemand kan betwisten dat Kate met een frisse kijk op de dingen komt in een periode dat we dat hard nodig hebben.’ ‘Ik ben bang dat jij niet de enige persoon bent die geniet van haar onwetendheid, broer.’ Henry slikte. Iets pijnlijkers had zijn broer niet kunnen zeggen. ‘Wat ze met James doet tijdens haar halfjaarlijkse verlof moet ze zelf weten. En wil je me nu verontschuldigen?’ Hij wachtte tot hij het huisje uit was voor hij zijn ogen weer sloot. Toen hij ze opende, stond hij een meter of zes van Kate en de anderen vandaan, goed verborgen door de bosjes rondom hem. Hij stuurde een gedachte uit. ‘James?’ Stilte. ‘Als je Pollux wilt helpen, moet je me niet negeren.’ James keek naar de plek waar Henry verstopt zat. ‘De vraag is niet of ik Lux wel of niet wil helpen. Weet je dat Kate Walter een gevoelloze rotzak heeft genoemd?’ ‘En een hufter. Ik ben behoorlijk trots op haar.’ Eén van James’ mondhoeken ging omhoog. ‘Toch heb je Casey mee terug naar de onderwereld genomen.’ Henry aarzelde, en door de bladeren heen zocht hij Kate. Met een gezicht dat rood en opgezwollen was van het huilen stond ze tegen een boom geleund. Hij had haar niet meer zo verdrietig gezien sinds de dag
43
waarop ze naar Eden Manor was gekomen om te kijken of ze het lot kon veranderen. En weer was het zijn schuld. ‘Ik weet dat we onze meningsverschillen hebben, maar je moet me vertrouwen.’ James trok een wenkbrauw op. ‘O ja? En waarom dan wel?’ ‘Omdat je om Kate geeft, en om de tweeling. Ik heb fouten gemaakt, net als jij, maar daar mogen zij niet onder lijden.’ Er gingen een paar seconden voorbij. ‘Hoe weet ik dat dit geen val is?’ ‘Dat weet je niet. Je zult me gewoon moeten vertrouwen.’ Henry wachtte even. ‘Dat ben je me wel verschuldigd.’ Weer een stilte, een langere dit keer. James keek naar Kate en zag ongetwijfeld hetzelfde wat Henry zag; het verdriet, net zo hevig als toen ze wist dat haar moeder ging sterven. Het feit dat het haar zo aangreep terwijl ze de tweeling amper kende, maakte dat Henry nog meer van haar hield en zich eens temeer realiseerde dat hij haar totaal niet verdiende. ‘Oké.’ James verplaatste zijn blik weer naar Henry. ‘Wat moet ik doen?’ Kate Het wachten was een kwelling. Hoe graag ik ook wilde geloven dat Henry uiteindelijk de juiste beslissing zou nemen, toch schommelde ik heen en weer tussen hoop en wanhoop. Hij had Casey, en het kon net zo goed zijn dat hij hem alweer naar het hiernamaals had gebracht. Maar nee, zo moest ik niet denken. Ik moest vertrouwen houden, geloven dat Henry goed was. Dat hij na alles wat hij met Persephone had meegemaakt, begreep hoeveel pijn het deed als je werd gescheiden van
44
de persoon van wie je het meest hield, dat hij toegeeflijk zou zijn. Toen Walter eenmaal weg was, werd Lux vreemd stil. Ik had verwacht dat hij woest zou zijn, maar hij probeerde zijn touwen niet eens los te maken. Hij zat tegen de boom geleund alsof hij zich in zijn lot schikte. Dat was nog het ergste van alles, dat je zag dat hij het opgaf. Dus toen Ella zich omdraaide om een van haar kwijlende bakbeesten te aaien, liep ik naar hem toe en ging naast hem zitten. ‘Het spijt me,’ zei ik zacht. Lux keek me niet aan. ‘Ik had meer moeten doen.’ ‘Je sprong voor me in de bres. Dat is meer dan iemand ooit gedaan heeft.’ Zijn stem was schor, en zijn ogen stonden dof, maar hij had zich tenminste niet volledig voor de wereld afgesloten. Nog niet. Als hij echt zo aangeslagen was als hij eruitzag, zou dat slechts een kwestie van tijd zijn. ‘Maar het was niet genoeg.’ Ik fronste mijn voorhoofd. ‘Kan je de raad geen toestemming vragen om je sterfelijk te maken en bij Casey in de onderwereld gaan wonen? Als Persephone dat mocht, dan –’ ‘Hun trots zal hen dat beletten.’ Hij had gelijk. Natuurlijk had hij gelijk. ‘Dan… Dan zal ik wat doen als ik eenmaal koningin ben. Ik ga je helpen hem te vinden, en dan kun je daar blijven of ik help je hem weer naar buiten te smokkelen of –’ ‘Het is te laat.’ Eindelijk keek hij me aan, met een uitdrukking die niets menselijks meer had. ‘Hades heeft hem, en hij zou nog liever zelf ten onder gaan dan mijn broer toestaan weer weg te gaan. Voor hem is dit een zaak die alles vertegenwoordigt waar hij voor staat. Als iemand eenmaal de onderwereld heeft betreden, blijft hij. Punt uit. De paar doden die van hem mochten vertrekken, hebben het niet gehaald.’ ‘Maar ze mochten het wel proberen van hem.’ Ik leunde dichter naar hem toe. ‘We zorgen hoe dan ook dat dit goed komt, oké? Ik doe alles
45
wat in mijn vermogen ligt om je te helpen, maar je mag het niet opgeven. Beloof je dat?’ Terwijl we elkaar aankeken, begonnen zijn bruine ogen weer een beetje te schitteren. Eindelijk een sprankje leven. ‘Waarom trek je je dit zo aan? Jij hebt hier niets mee te maken.’ ‘Jawel.’ Ik kon het zelf ook niet verklaren, maar aan de manier waarop hij naar me keek, zag ik dat hij behoefte had aan een beetje vriendelijkheid. Aan een heel klein beetje hoop dat de goden niet zo slecht waren als hij dacht dat ze waren. En ik had dat ook nodig. ‘Dit gaat niet alleen om jouw leven. Ik bedoel, dat is wel zo, maar… het gaat ook om mij. Ik denk niet dat ik met iemand kan leven die je met opzet zoveel pijn zou doen.’ ‘Hades,’ zei hij. Ik knikte. ‘Zo kan ik niet regeren. Zulke beslissingen kan ik niet nemen. Ik hoef je niet te kennen om te weten wat je door hebt moeten maken, en ik… ik begrijp gewoon niet waarom de raad dat niet inziet.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Ze zien wat ze willen zien. Dat doen we allemaal.’ ‘Voor wreedheid zijn geen excuses.’ ‘Zij vinden het niet wreed.’ ‘Nou, ik wel.’ Dode takken kraakten. Ik keek op en zag dat Ella naar ons toekwam. Ze had een boog in haar hand en er liep een bovenmaatse hond achter haar aan. Normaal gesproken hield ik wel van dieren, maar dat monster stond haast te kwijlen boven ons, en ik trok een grens bij dieren die me als lekker hapje beschouwden. ‘Wat zitten jullie te smoezen?’ vroeg ze, de kaak van de hond aanrakend. Het beest jankte alsof het gewond was. Dat moest de hond zijn die Lux had gestompt. Ik keurde het nog steeds niet goed wat hij had
46
gedaan, maar het beest had tenminste niet de kans gekregen ons levend en wel op te vreten. Lux zweeg en keek naar zijn handen. Ik dacht er ook over om niets te zeggen, maar er was nog één tactiek die ik niet had geprobeerd. Het zat er dik in dat Ella dit voor Walter deed, niet omdat ze persoonlijk iets tegen Lux had. Dat betekende dat er nog een kans was. Een kleintje, maar ik was van plan hem te grijpen. ‘We hebben het erover dat Lux Casey voorgoed kwijt zal raken,’ zei ik. ‘Je kunt je wel voorstellen hoe dat moet zijn voor hem.’ Ella kneep haar ogen tot spleetjes, maar ze zei niets. In Eden Manor had ze bijna haar eigen tweelingbroer verloren, hoewel haar verlies in het ergste geval tijdelijk zou zijn geweest, omdat Theo en zij onsterfelijk waren. Ze had hem nooit eeuwig hoeven missen, ook niet als zijn sterfelijke vorm zou sterven. Dat geluk had Lux niet. ‘Waarom doe je dit, Ella?’ Ik ging staan, met knikkende knieën. Ik mocht dan immuun zijn voor kogels, ik was blijkbaar niet immuun voor zenuwen. ‘Je weet hoeveel pijn het hem doet. Wat heb jij daaraan?’ Weer een stilte. Ze keek recht voor zich uit. Het kon me niet schelen dat ze van me wegkeek, ze kon me nog steeds horen, en dat was het belangrijkste. ‘Weet je nog hoe bang je was in Eden toen Theo gewond was? Je was hem bijna – hoe lang? – drie maanden kwijt. Lux maakt dat nu ook mee, alleen zal hij Casey nooit meer zien. Niet over drie maanden en niet over drie eeuwen. Stel je eens voor hoe jij je zou voelen als de situatie omgekeerd was, als Theo als sterveling was geboren, en dat toen hij stierf, jij met Walter afsprak dat je je onsterfelijkheid met hem zou delen. Maar je kwam er pas achter toen het te laat was dat Walter zich niet aan de afspraak had gehouden en jullie nooit meer samen zouden zijn. Wat zou jij hebben gedaan?’
47
Weer stilte, maar nu stond ze tenminste wel naar de grond te staren. Dat was in ieder geval iets. ‘Ik durf te wedden dat je hetzelfde had gedaan. Je houdt zoveel van Theo dat je vast had ingebroken in de onderwereld om hem te zoeken, en vervolgens zou je alles hebben gedaan om te zorgen dat hij veilig was. Zelfs als je daarvoor duizenden jaren op de vlucht had moeten slaan. Het zou het waard zijn geweest, toch?’ Haar lippen gingen vaneen alsof ze op het punt stond iets te zeggen, maar in plaats daarvan perste ze ze op elkaar en schudde haar hoofd. Haar knokkels werden wit toen ze haar boog stevig vastgreep. Ik slaakte een gefrustreerde zucht. Twee minuten. Meer had ik niet nodig. Ze hoefde niet eens iets te doen, ze hoefde alleen maar met haar rug naar ons toe te gaan staan en net te doen of ze niet hoorde wat er gebeurde. ‘Ella?’ riep James. Tijdens ons gesprek was hij het bos in gelopen, maar nu was hij terug. Ella keek op. ‘Hè?’ ‘Jij ook goeiedag,’ zei James met opgetrokken wenkbrauwen. ‘Walter wil met ons praten.’ ‘Waarom komt hij dan niet hiernaar toe?’ ‘Omdat hij niet wil dat een zeker iemand meeluistert.’ Ella’s mond vormde een dunne streep. Ze keek naar Lux en mij alsof ze zocht naar tekenen dat ze erin werd geluisd. Mijn hart bonkte. Natuurlijk was het een truc. Dat moest wel. Walter zou echt wel hier zijn geweest als hij met Ella en James had willen praten, en dat wist zij natuurlijk ook. Ze keken elkaar recht in de ogen, alsof ze een gesprek zonder woorden voerden. Na een paar seconden verzuchtte Ella: ‘Goed. Kom, Cupcake.’ Ella en de kwijlende hond liepen achter James aan het bos in. Ik trok
48
mijn neus op. Cupcake… Typisch iets voor Ella om zo’n monster zo’n schattige naam te geven. Zodra ze uit het zicht waren, boog ik me naar Lux toe om de touwen los te maken. Toen het niet lukte, begon ik te vloeken. ‘Zou je me misschien kunnen helpen?’ vroeg ik nors. Eindelijk deed Lux iets. Eerst begon hij zo te kronkelen dat het leek of hij zich onder de touwen uit wilde wringen, maar plotseling begonnen de touwen in de stam van de boom te zagen. ‘Wat ben je in vredesnaam aan het doen?’ vroeg ik ongelovig. ‘Ik krijg de touwen niet kapot,’ zei hij. ‘Ik moet door de boom heen.’ ‘Maar zo gaat de boom dood!’ protesteerde ik. Mijn moeder zou woedend worden. ‘Hou je mond en kijk,’ zei hij. Ik ging rechtop staan. Goed. Als hij niet wilde dat ik hielp, zou ik niet helpen. Na een halve minuut zagen waren de touwen voor een kwart door de dikke stam en had Lux genoeg ruimte om zich te bevrijden. ‘Zo,’ zei hij, zijn spieren rekkend. ‘Dat was het makkelijke deel.’ ‘Als het zo makkelijk was, waarom heb je het een halfuur geleden dan niet gedaan?’ Hij gaf geen antwoord. Zuchtend bedacht ik dat ik het had kunnen weten. Maar of hij nu in een mededeelzame bui was of niet, we moesten hier weg voor Ella en James terugkwamen van hun overleg tussen de bomen. Dat ze deed of ze niets doorhad was één ding, het was iets anders om niets te doen terwijl we vluchtten. Ik pakte zijn hand en leidde hem in tegenovergestelde richting. ‘Hoe kunnen we in de onderwereld afdalen om Casey te halen?’ ‘Dat is niet iets wat wij samen doen,’ zei hij. ‘Misschien dat ik een kans maak als ik me een tijdje koest hou, tot ze belangrijker zaken aan hun hoofd hebben. Maar we gaan hier uit elkaar.’
49
Kwaad keek ik hem aan. ‘Ik heb je helpen bevrijden, en het is nou niet bepaald zo dat ik iets belangrijks te doen heb de komende zes maanden. Ik wil je helpen. Alsjeblieft, laat me je helpen.’ ‘Je hebt al meer dan genoeg gedaan.’ Hij stopte bij een open plek en keek met samengeknepen ogen omhoog. De zon stond nu pal boven ons, dus het was onmogelijk te bepalen welke kant we opgingen. ‘En zes maanden zijn niet genoeg. Zes jaar misschien, maar tot die tijd –’ ‘Meen je dat serieus? Je kunt Casey daar niet zes jaar laten zitten. Laat mij je helpen. Ik vind wel een manier om hem naar je toe te brengen, ik zal Henry afleiden en –’ ‘Dat is niet nodig,’ klonk James’ stem tussen de bomen. Snel ging ik tussen hem en Lux in staan. Of hij ons nu wel of niet had helpen ontsnappen, ik was niet vergeten dat het zijn schuld was dat Casey en Lux überhaupt gepakt waren. ‘Wat bedoel je daarmee?’ vroeg ik. ‘En waar is Ella?’ ‘Die is ongeveer vijftig meter verderop bezig iets te verzinnen waarmee ze Walter uit kan leggen waarom ze Lux heeft laten gaan.’ Ik fronste mijn voorhoofd. ‘Nou, geweldig. Bedank haar de volgende keer dat je haar ziet. Maar wat bedoel je met dat het niet nodig is Henry af te leiden?’ ‘Precies wat ik zeg,’ zei James. ‘Dat het niet nodig is, want Casey is niet meer in de onderwereld.’ Naast me verstijfde Lux. ‘Waar is hij?’ Dat was natuurlijk de grote vraag, maar er kwam nog een vraag in me op. ‘Wacht even, je bedoelt dat Henry gewoon –’ ‘Ik heb geen tijd om het uit te leggen,’ zei James. ‘Ik hou me wel met Walter bezig als hij terugkomt. In de tussentijd kun je Casey vinden op de plek waar deze hele puinzooi begonnen is.’ Ik had geen idee waar James het over had, maar Lux knikte. ‘Dank
50
je. Ook al zou ik eigenlijk je kaak moeten breken omdat je de anderen naar ons toe hebt geleid.’ James haalde zijn schouders op. ‘Dat hou je dan nog te goed.’ Achter hem was gesnuffel te horen, en even later stapte Ella’s kwijlende hond – Cupcake – vanachter de bosjes vandaan. Mijn hart klopte in mijn keel. Was ze nu alweer terug? ‘Eh… James…’ ‘O. Ja.’ James aaide de hond over zijn harige nek en wendde zich tot Lux. ‘Over gebroken kaken gesproken… Ella wil dat jij en Casey in ruil voor wat ze voor jullie gedaan heeft, voor Cupcake zorgen tot haar kaak genezen is.’ Lux vloekte. ‘Waarom wij?’ ‘Jij bent degene die haar gestompt heeft, toch?’ James haalde zijn schouders op. ‘Ik zou het maar doen als ik jou was, man. Je weet hoe Ella is als ze kwaad is.’ Lux bromde iets onverstaanbaars en stapte naar voren. ‘Ik zweer je, als je weer een hap uit me probeert te nemen, is de volgende keer je nek aan de beurt.’ Cupcake begon te janken. Ik fronste mijn voorhoofd. ‘Hé, doe niet zo rot.’ James overhandigde Lux een jutezak die tot de rand toe gevuld was met iets wat eruitzag als gedroogd rundvlees. ‘Voor Cupcake. Ella zegt dat ze haar komt halen als ze tijd heeft.’ ‘Ja, over een eeuw of zo,’ bromde Lux. James haalde zijn schouders op. ‘Daar kan ik niks aan veranderen. Kate, tot over een paar dagen. Pas goed op jezelf, Lux.’ Maar Lux luisterde al niet meer. Hij liep al tien stappen voor me uit. Ik schonk James een verontschuldigende blik. ‘Lux, wacht!’ Ik moest rennen om hem in te halen, waarop hij wel iets langzamer ging lopen, maar niet veel. ‘Verdomde hond. Die raken we nooit meer kwijt,’ zei Lux, doorlopend zonder geluid te maken. ‘In ieder geval is
51
James niet door en door slecht. Ik heb geen idee waarom hij zo aardig voor ons is.’ ‘Misschien omdat hij gewoon zo is.’ Ik struikelde en moest weer rennen om Lux met zijn lange passen bij te houden. Als Walter ons wilde vinden, maakte ik het hem wel erg gemakkelijk. Hoewel Cupcakes lawaaierige voetstappen ook niet echt hielpen. Lux lachte honend. ‘Zo nu en dan doen ze graag of ze goed zijn. Laat ze zelf maar denken dat ze zo geweldig zijn, maar vergeet niet dat de raad nooit iets voor niets doet.’ Gezien alles wat ik die dag en avond had gezien, kon ik wel begrijpen waarom hij zo bitter was, maar toen ik in Eden was, had ik toch een ander beeld gekregen van de goden. Misschien dat ze niets zonder reden deden, maar dat ze nooit iets deden waar ze zelf niet beter van werden, was ook niet waar. ‘Ze zijn niet zo slecht als je denkt.’ ‘En ze zijn ook niet zo goed als jíj denkt.’ Hij ging iets langzamer lopen en keek me vanuit zijn ooghoeken aan. Ik begon te blozen. ‘Ik mag jou, Kate Winters. Jij bent beter dan zij, en je hebt ook het lef om tegen hen in te gaan. Het is lang geleden dat de raad nieuw bloed heeft gekregen, dus als je voor jezelf blijft opkomen, misschien dat ze dan eens een keer verder kijken dan hun neus lang is.’ ‘Ik ben er niet op uit ze te veranderen.’ Maar terwijl ik het zei, voelde ik me ongemakkelijk. Als dit mijn toekomst was – dat ik te maken kreeg met de nare gevolgen van de beslissingen van de raad en met de levens die door hun keuzes waren verpest, en dat allemaal vanwege hun regels en hun trots – wist ik nog niet zo zeker of ik dat wel wilde. ‘We zullen zien.’ Lux was een tijdje stil. ‘Je bent niet een van hen. Je past niet bij hen, en daarom kunnen er twee dingen gebeuren. Of je wordt net als zij, of je vecht tot je denkt dat je niet meer kunt. Maar dat kun je wel,’ zei hij erbij. ‘Voor al degenen die vanwege hen hebben geleden, moet je niet vergeten dat je het kunt.’
52
Ik zei niets. Dit was mijn familie over wie hij het had, dezelfde mensen die me meer tijd met mijn moeder hadden gegeven, die het afgelopen halfjaar zo aardig voor me waren geweest. Zelfs toen ik bijna faalde voor de testen. Ondanks de mythes die ik had geleerd, was het nooit bij me opgekomen dat ze anderen niet goedgunstig waren. Tenslotte waren het goden. Toch? Maar in de vier dagen dat ik weg was uit Eden had ik genoeg gezien om te beseffen dat Lux gelijk had. Ze waren niet perfect. Ze waren niet altijd aardig. En soms maakten ze fouten. Ze waren net zo menselijk als wij mensen, ook al hadden ze nooit van hun leven echt geleefd. Het zou wel een tijdje duren om aan dit nieuwe inzicht te wennen. Wat zou er gebeuren als we zouden botsen? Want dat we zouden botsen, was onvermijdelijk. Zij die vasthielden aan de traditie en ik die maar een deel van wat er gebeurde begreep, namelijk de pijn en het lijden. Dit keer had ik geluk gehad en had ik Ella zo weten te bewerken dat ze medelijden met Lux kreeg, dat ze inzag dat wat de raad met de tweeling deed, wreed was. Ik was in mijn eentje en kon niet ieder gevecht tegen de raad winnen, maar de keren dat ik won, zou ik niet vergeten. Vanwege James en mij zouden Casey en Lux een beetje langer bij elkaar kunnen blijven, en daar kon ik in de toekomst hoop uit putten. We liepen verder zonder nog iets te zeggen, met Cupcake vlak achter ons. Waar we ook heen gingen, Lux scheen precies te weten hoe we er moesten komen. Een paar kilometer verderop hoorden we ondanks de wolkeloze hemel een donderklap. Lux kromp ineen en ging sneller lopen. Ik probeerde hem niet tegen te houden. Uiteindelijk kwamen we bij de ingang van een grot, en hoewel ik er niets speciaals aan kon ontdekken, hield Lux zijn adem in. Hij tuurde in het donker, maar zorgde er wel voor dat hij er niet in stapte. ‘Casey?’
53
Niets. Ik beet op mijn lip. Dit kon geen val zijn. Dat zou Henry Lux – en mij – niet aandoen. Casey en Lux zouden herenigd worden, en alles zou goed komen. Maar stel dat dat niet zo was? Stel dat ik Henry en de raad verkeerd had ingeschat en ik de rest van de eeuwigheid moest doorbrengen in de wetenschap dat… ‘Lux?’ Caseys stem klonk zacht, maar het was onmiskenbaar Casey. Even later kwam hij tevoorschijn uit de donkere grot. ‘Daar heb je lang over gedaan.’ Voor het eerst zag ik een glimlach op Lux’ gezicht doorbreken. ‘Ja, nou ja, ik heb eerst wat gedronken in de kroeg. Ik vond dat je wel even kon wachten.’ Hij liep de grot niet in, maar zodra Casey binnen handbereik was, greep hij zijn broer vast en trok hem met zo’n harde ruk naar zich toe dat ze allebei op de grond vielen. ‘Ben je helemaal heel? Heeft die rotzak je niets gedaan?’ vroeg Lux, zijn broer van top tot teen opnemend. ‘Met mij is niets aan de hand, ik maakte me alleen zorgen om jou.’ Het was even stil toen Caseys blik op Cupcake, die in de schaduw stond, viel. ‘Eh… Lux?’ ‘Wat is er? O… ja.’ Lux trok een gezicht. ‘Mijn straf voor het feit dat ik haar op haar bek heb geslagen. We moeten een oogje op haar houden terwijl ze herstelt.’ Nadat hij was gaan staan, stak hij zijn hand uit om zijn broer overeind te helpen. ‘Wat heeft Hades trouwens met je gedaan?’ Casey pakte zijn hand, en twee tellen later stonden ze allebei weer. ‘Hij heeft me meegenomen naar het paleis en me voornamelijk aan zitten staren. Hij zag eruit alsof hij gek werd. Ik dacht echt dat het met me gedaan was.’ Samen liepen ze het bos in. Ik aarzelde, want ik wist niet of ik wel
54
achter hen aan moest gaan. Voor ik kon beslissen wat ik zou doen, bleef Lux echter staan en draaiden ze zich allebei om. ‘Dank je, Kate Winters,’ zei Lux. ‘Je bent een schitterende aanvulling op de raad.’ Mijn wangen werden warm. ‘Het was niets.’ ‘Het is nooit niets om iets goeds te doen,’ zei Casey. ‘En het is ook niet niks om je in te zetten voor de minder gelukkigen. Niet iedereen is daartoe in staat. Dat je je eigen welzijn voor ons op het spel hebt gezet, is –’ ‘Ik denk dat ze het wel begrijpt,’ zei Lux, zijn broer in zijn ribben porrend. Casey deed net of hij ineenkromp, maar Lux trok hem naar zich toe voor een knuffel, waarna ze samen het bos in liepen, met Cupcake in hun kielzog. ‘Dank jullie wel,’ riep ik. Blijkbaar werd ik niet verondersteld mee te gaan. ‘Sorry voor alle moeilijkheden, maar ik ben blij dat ik jullie heb leren kennen. Pas goed op jezelf, oké?’ ‘Jij ook,’ zei Casey. ‘Ik hoop je nog een keer te zien.’ ‘Of het moet zo zijn dat ze weer achter ons aan zitten.’ Lux grijnsde naar me over zijn schouder. Tegen de tijd dat ik mijn hand omhoog had gestoken om gedag te zwaaien, waren ze al verdwenen. Henry Henry stond in de grot, verborgen door de duisternis, toen Kate het zichzelf gemakkelijk maakte en tegen een boom ging zitten. Dat hij Casey had zien weglopen, stak enorm, maar dat hij Kate nu zo zag, maakte het weer draaglijk. Hij had juist gehandeld. Hij kon niet garanderen dat de tweeling altijd veilig zou zijn, bovendien zou het een tijdje behoorlijk onaangenaam worden zodra zijn broer lucht zou krijgen van zijn verraad, maar dat was het allemaal wel waard nu Kate weer gelukkig was.
55
De lucht naast hem verplaatste zich, en er verscheen een glimlachje om zijn mond. Over de duivel gesproken… ‘Broer,’ zei Walter zacht. Dat hij zacht praatte was eigenlijk niet nodig, Henry had er al voor gezorgd dat hun stemmen niet naar de wereld boven hen zouden dragen. ‘Het blijkt dat je je niet zo strikt aan je eigen wetten houdt als ik had gedacht.’ ‘Er zijn dingen die belangrijker zijn dan trots,’ zei Henry. ‘Misschien dat je dat op een dag ook zult begrijpen.’ Hij voelde de ogen van zijn broer prikken, maar hij keek niet weg van Kate. Dat genoegen gunde hij Walter niet. ‘Goed. Ik zal de tweeling meer tijd geven, maar ooit zullen ze berecht worden.’ ‘En als die dag komt, zullen Kate en ik als heersers over de onderwereld beslissen wat we doen.’ ‘Je vergeet dat terwijl jij Castor onder je hoede hebt, ik de leiding heb over Pollux, en die zal er niet zo makkelijk van afkomen.’ Henry zuchtte. ‘Nee, dat zal wel niet.’ De bomen ruisten, en James kwam tevoorschijn. Kate ging staan en omhelsde hem. Henry’s adem stokte even. Er waren dingen die hij liever niet wilde zien. ‘In ieder geval denk ik dat we tot nu toe juist hebben gehandeld.’ ‘Als jij het zegt.’ Walter verdween, en hoewel Henry min of meer verwachtte dat hij weer achter de tweeling aan zou gaan, kwam hij een paar meter van Kate en James vandaan weer tevoorschijn. Zelfs van een afstand zag Henry dat Kate verstijfde, maar het voordeel was dat ze door de komst van zijn broer in ieder geval wel James losliet. ‘Je speelt met vuur,’ zei Walter. ‘In de toekomst zal ik niet zo welwillend zijn als je ongehoorzaam bent.’ Ondanks het feit dat ze bang was, stak ze haar kin vooruit en keek hem recht in zijn ogen, iets wat Henry een glimlach ontlokte. ‘Ik ga nergens mijn excuses voor aanbieden. Je kunt mensen niet zomaar ka-
56
potmaken alleen omdat je je verveelt en spelletjes wilt spelen. Dat is niet eerlijk.’ ‘Het leven is niet eerlijk, hoe eerder je dat doorhebt, hoe beter.’ Walter keek haar strak aan. ‘Of je bent een aanwinst voor de raad of je bent een last. Het is aan jou welke van de twee je wilt zijn.’ ‘Als een aanwinst zijn betekent dat ik alle bullshit van u zonder meer moet slikken, ben ik liever een last,’ zei ze. Henry moest zijn lippen op elkaar persen om te voorkomen dat hij begon te lachen. Even was zijn broer verbijsterd over zoveel brutaliteit en verscheen er een diepe groef tussen zijn wenkbrauwen, maar hij herstelde zich snel. Hij zou niet licht vergeten wat ze had gezegd. Maar hoewel het later problemen zou kunnen geven, was Henry nu apetrots op haar. Hij concentreerde zich op zijn broer en zond een gedachte naar hem: Laat het los. Walter fronste weliswaar, maar keek toch even in de richting van de grot en knikte nauwelijks zichtbaar. Zonder nog wat te zeggen, verdween hij. Om zich heen kijkend, alsof ze verwachtte dat hij weer uit de bosjes tevoorschijn zou springen, vroeg Kate: ‘Denk je dat hij achter de tweeling aan gaat?’ vroeg ze. James schudde zijn hoofd en stak zijn arm door de hare terwijl hij naar de grot keek. Woedend keek Henry terug. ‘Voor nu zijn ze veilig.’ Henry keek toe tot ze tussen de bomen verdwenen. Zodra hij haar donkere haren niet meer kon zien, sloot hij zijn ogen. Deze zes maanden kon ze doen wat ze wilde, daar had hij niets over te zeggen. Hoezeer het hem ook stak dat ze met James wegliep, hij moest dat respecteren. Over iets minder dan een halfjaar zou ze de zijne weer zijn, en hij zou ervoor zorgen dat ze weer wist waarom ze met hem getrouwd was. Tot die tijd zou de doorn die James in zijn hart had gestoken daar steeds
57
dieper in doordringen, maar net als de afgelopen duizenden jaren zou hij volhouden. Voor Kate. Voor hun leven samen. En omdat hij geen andere keus had. Kate Tegen de tijd dat we bij de rand van het bos waren, was het bijna donker. De stad Athene lichtte in de verte op. Ik gaapte. Ik had moeite om wakker te blijven terwijl ik achter James aan liep. Mijn lichaam snakte naar slaap, en alleen al bij het vooruitzicht van een warm bed werden mijn knieën week. ‘Waar denk je dat ze nu naartoe gaan?’ vroeg ik terwijl we over de weg liepen die ons terugvoerde naar de stad. ‘Als ze slim zijn, zorgen ze dat ze zo ver mogelijk van Griekenland vandaan blijven,’ antwoordde James. ‘Denk je echt dat Walter en de anderen weer achter hen aan zullen gaan?’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Uiteindelijk wel. Maar ik denk dat ze door jou een paar honderd jaar extra hebben gekregen. Misschien wel duizend, als ze geluk hebben.’ ‘Ons.’ Omdat James me niet-begrijpend aankeek, voegde ik eraan toe: ‘Door óns hebben ze een paar honderd jaar extra gekregen. Misschien wel duizend, als ze geluk hebben. Jij hebt Ella afgeleid, hoor.’ Grinnikend sloeg hij zijn arm om mijn schouder. ‘Daar heb je een punt. We vormen een goed team.’ Ik trok een gezicht en schudde zijn arm af. Of we nou een goed team waren of niet, er moest nog één probleem opgelost worden. ‘Ik ben nog steeds kwaad op je, weet je. Dit hele gedoe was jouw schuld. Ava zou
58
de tweeling nooit gevonden hebben als jij haar niet naar hen toe had geleid.’ ‘O.’ James kleurde. ‘Ik dacht dat we wel op tijd weg konden komen. Ik had me niet gerealiseerd dat Walter Ella met haar honden achter ons aan zou sturen. Ik bedoel, de raad is ze al eerder op het spoor geweest, maar normaal gesproken maken ze er niet zoveel werk van.’ ‘Dat is geen excuus om hen in gevaar te brengen.’ Hij zuchtte. ‘Nee, dat is het niet en het spijt me. Echt. Maar het is allemaal goed gekomen, toch?’ ‘Min of meer.’ Ik aarzelde. ‘Waarom heb je het trouwens gedaan?’ Schaapachtig grijnzend krabde hij op zijn hoofd. ‘Omdat ik wist dat je de raad idealiseerde, dat je dacht dat we een soort… superhelden waren, en ik wilde je laten zien dat dat niet zo is. Ook wij hebben onze duistere kanten, en dat moest je weten voor je besluit om de eeuwigheid met Henry door te brengen.’ Het duurde even voor ik wat zei. Ik had moeten weten dat de raad tot iets dergelijks in staat was, en misschien wist ik dat diep vanbinnen ook wel. Ik had me alleen nooit gerealiseerd dat Henry het ook in zich had. ‘Ik weet niet zeker of ik dit wel kan doen,’ zei ik zacht. ‘Ik dacht… Ik dacht toen het allemaal begon dat de leden van de raad goed waren, weet je. Dat zij degenen waren die de stervelingen beschermden. Degenen die de juiste beslissingen namen. En nu…’ ‘En nu realiseer je je dat we niet volmaakt zijn,’ zei James, waarop ik knikte. ‘Maar dat is niet erg, weet je, dat ook wij fouten maken en onze trots ons soms in de weg staat.’ ‘Dat gaat anders wel ten koste van anderen.’ En daar was ik niet zo blij mee. ‘Soms. Maar Lux is een van ons. Hij is geen raadslid, maar wel de zoon van Zeus, en hij heeft net zoveel fouten als de rest van ons.’ ‘Het is anders niet fout van hem om zoveel van zijn broer te houden
59
dat hij er alles voor overheeft om hem te beschermen.’ ‘Nee, dat is waar.’ James schudde zijn hoofd. ‘Ik zal niet tegen je liegen en zeggen dat iedere beslissing die we nemen goed is, want dat is niet zo. Normaal gesproken zijn de beslissingen die we gezamenlijk nemen helemaal niet zo slecht, maar de individuele beslissingen zijn nogal eens nattevingerwerk. Soms hebben we gelijk, soms niet, en soms duurt het een paar duizend jaar voor we onze fouten kunnen herstellen. In het geval van de tweeling is het vooral vervelend omdat alleen Walters trots hem ervan weerhoudt op zijn beslissing terug te komen. Maar uiteindelijk komt het allemaal vanzelf wel weer voor elkaar. En zolang dat niet het geval is, moet je maar bedenken dat jij ons nu in ieder geval op onze fouten kunt wijzen.’ ‘Als dat het enige is wat ik doe – de raad tijdens de vergaderingen op zijn fouten wijzen – dan luistert straks niemand meer naar me.’ ‘Dat is waar, maar dat moet je er niet van weerhouden om de dingen die je echt belangrijk vindt aan te kaarten,’ zei James. ‘Mijn steun heb je. En die van Henry ook. Ik kan niet voor de rest spreken, maar je staat niet alleen. Althans, niet altijd.’ Grinnikend voegde hij eraan toe: ‘Als je een van mijn beslissingen aanvecht, kan het weleens spannend worden.’ Nu glimlachte ik ook. ‘Ik zal mijn best doen. Maar jij hebt volgens mij meestal wel een juist oordeel.’ ‘Ja, hè, vind je niet?’ Hij stootte met zijn heup tegen de mijne, wat, omdat hij zo lang was, meer was alsof hij mijn lever aanstootte. ‘Weet je, na alles wat ik gedaan heb, verdien ik wel een kus.’ Ik rolde met mijn ogen. ‘In geen miljoen jaar.’ ‘En een miljoen en één jaar?’ ‘Misschien dat ik je dan een kusje op je wang geef, als je het tot die tijd niet al te erg verknalt.’
60
Hij trok een pruillip. ‘Je bent helemaal niet aardig voor me, weet je dat?’ ‘En dat vind je helemaal niet erg.’ Hoe romantisch en mooi Griekenland ook is, ik was niet van plan mijn gelofte aan Henry te verbreken, ook al gold die strikt genomen niet voor het komende halfjaar. Ik hield van hem, of het nou zomer, winter, lente of herfst was. ‘Denk je dat Ava de vloek zal opheffen?’ ‘Ik betwijfel het,’ zei hij. ‘Walter is zo al kwaad genoeg. Herinner haar er over een paar jaar nog maar eens aan, als hij een beetje gekalmeerd is. Misschien heb je dan meer geluk.’ ‘Goed,’ zei ik fronsend. ‘Ik zal het proberen te onthouden.’ Hij stak zijn hand uit en gaf me een klopje op mijn schouder. Wel van een afstandje. Blijkbaar had hij het eindelijk door. ‘Je bent een goed mens, Kate, het is niet toevallig dat ze jou hebben uitgekozen om bij ons te horen. We weten dat je niet alles zult pikken, en de meesten van ons zullen dat toejuichen. Maak je niet al te veel zorgen.’ ‘Jij hebt makkelijk praten,’ bromde ik. Hij ging er niet op in. ‘Nu ben je op vakantie. Een behoorlijk lange vakantie, al zeg ik het zelf, en het wordt tijd dat je ervan gaat genieten. Geen gedoe meer met chagrijnige goden, oké? Van nu af aan wil ik je alleen nog maar lekkere smoothies zien drinken en op het strand zien liggen. Een topless strand, als je dat wilt. Die hebben ze hier genoeg.’ ‘Viezerik,’ zei ik lachend. Hij grinnikte jongensachtig. ‘Hé, ik mag er toch wel van dromen?’ Tegen de tijd dat we bij de weg waren, was ik een stuk meer ontspannen en verheugde ik me op het vooruitzicht van zes maanden zon. Mijn verlof zou een keer voorbij zijn, maar hoe vervelend ik het ook vond om in september de andere goden weer onder ogen te komen, ik zou ook Henry weer zien. Trouwens, James en Lux hadden gelijk. De leden van de raad waren
61
individuen. Wat Lux ook scheen te denken, het waren goede mensen, en ze wisten dat er een verschil was tussen iets doen omdat het goed was en iets doen omdat hun trots hun geen andere keus liet. Ze hadden alleen iemand nodig die hen daarop wees. En ik kon die persoon zijn, ik zóú die persoon ook zijn, omdat mensen als Casey en Lux dat verdienden. En als Walter me daarom de mond wilde snoeren, dan deed hij zijn best maar.
Volg Harlequin Young Adult op Facebook www.facebook.com/harlequin.youngadult
62
Colofon
Harlequin Young Adult © 2012 Aimée Carter Oorspronkelijke titel: The Goddess Hunt Vertaling: Jeanne Dauvillier Zetwerk e-book: Mat-Zet B.V., Soest Omslag: Véronique Cornelissen/Catch/Peter Verwey Originele uitgave verschenen bij Harlequin Enterprises Ltd., Don Mills, Canada Deze uitgave is uitgegeven in samenwerking met Harlequin Enterprises II B.V./S.à.r.l. © Nederlandse uitgave: Harlequin Holland Niets uit deze uitgave mag op welke wijze dan ook worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Alle in dit verhaal voorkomende personen zijn ontleend aan de fantasie van de schrijver. Elke gelijkenis met bestaande personen berust op toeval.
www.harlequin.nl