KORPSBLAD
Verantwoordelijke uitgever: Frank Mulleners Europalaan 27 3600 GENK Augustus 2007 – jaargang 29 – nr. 109 Viermaandelijks tijdschrift
Colofon Redactieadres: Lokale politie PZ GAOZ Europalaan 27 3600 GENK Tel: 089 30 30 30 Redactieleden: Kris CROONEN Vicky FLOSSY Ilse JACOBS Lieve JAMAER Alex MARUT Luc WEVERS Lay-out: Politiezone GAOZ Eindredactie: Frank Mulleners
De artikelen mogen slechts gereproduceerd worden mits schriftelijke toestemming van de auteur, overeenkomstig de wet van 30.06.1994 betreffende de auteursrechten en de naburige rechten. Alle verzoeken hieromtrent dienen gericht te worden aan het redactieadres.
Inhoudstabel korpsblad 109 – augustus 2007 Editoriaal F. Mulleners, korpschef
p. 4
Een alcohol-en drugbeleid voor de PZ GAOZ J. Brouns, personeelsadviseur
p. 6
Overeenkomst (actieplan) verkeersveiligheid PZ GAOZ dienstjaar 2007 K. Croonen, secretaris – juridische adviseur PZ GAOZ
p. 10
De Vlaamse sportschutterslicentie CP M. Oosterbos
p. 12
In naam van de veiligheid. De wet op de beveiligingscamera’s. CP A. Marut
p. 15
De buitencontractuele en strafrechtelijke aansprakelijkheid van lokale mandatarissen. Een beknopte analyse. K. Croonen, secretaris – juridisch adviseur PZ GAOZ p. 20 Stuurbord vatting ANG: naar een betrouwbare ANG CP. L Wevers
p. 27
Van ‘veiligheids – en preventiecontract’ naar een ‘strategisch veiligheids- en preventieplan’. Sarah Wouters, dienst preventie stad Genk p. 30 Als de tabaksrook om je hoofd is verdwenen… CP A. Marut
p. 35
Schoolverzuim binnen de lokale politiezone GAOZ Inge Jacobs, JSPD PZ GAOZ
p. 40
De uitbreiding van het jaarlijks arbeidsgeneeskundig onderzoek of het belang van de fysieke paraatheid van politieambtenaren J. Brouns, personeelsadviseur p. 43 Milieupolitie avant-la-lettre CP A. Marut
p. 46
Onderrichtingen CP L. Wevers
p. 49
1830 revisited Frank Mulleners, korpschef lokale politie GAOZ De voorbije jaren tekende zich een onverwachte tendens af. Onder federale impuls dient de lokale politie steeds meer de weg van specialisatie in te slaan. Telkens één of ander bestuurlijk en/of gerechtelijk fenomeen de kop op steekt, wordt van het lokale niveau gevraagd een contactpersoon aan te duiden teneinde in een netwerk te functioneren. Het laatste voorbeeld waarvan wij kennis hebben situeert zich op het vlak van de autozwendel (chassisnummer of identificatieplaatje via keuringscentra). Steeds opnieuw wordt de lokale politie ingeschakeld wanneer het federale niveau, om organisatorische of capacitaire redenen, de opdracht niet aan kan. Daarbij wordt steeds weer dezelfde systematiek gebruikt met name contactpersonen, netwerken en opleiding, verschaft door de federale. Iedere korpschef kan ongetwijfeld de noodzakelijke voorbeelden aandragen. In de praktijk lijkt het er soms meer op dat het lokale niveau het federale moet ondersteunen eerder dan omgekeerd, zoals de Wet op de geïntegreerde politie (1998) heeft voorzien. Deze veronderstelling staat haaks op de taakverdeling voorzien in de wet van 1998 in art. 3, 2de en 3de lid.; meer bepaald ook inzake gespecialiseerde opdrachten. Nergens wordt duidelijk gemaakt wat onder gespecialiseerde opdrachten moet worden verstaan. Wanneer is een taak of opdracht gespecialiseerd of niet? Toetsing is zo goed als onmogelijk. Dat maakt dat het lokale niveau, toch uitdrukkelijk aangeduid om de basispolitiezorg uit te voeren in een geest van community policing, moet inboeten aan flexibiliteit en creativiteit. Te veel specialisatie doet afbreuk aan het generalisme waarnaar COP tendeert. Het lijkt ons aangewezen dat in de nabije toekomst explicietere criteria dan de befaamde col worden vastgelegd om de taakverdeling tussen het lokale en dan vooral de federale gerechtelijke peiler te grondvesten. De huidige manier van werken is weinig structureel en biedt het lokale niveau weinig houvast in de planning van haar capaciteit. Door deze manier van werken evolueren de zonale veiligheidsplannen in de richting van een papierslag. Het is trouwens niet denkbaar dat zonale veiligheidsraden om de haverklap vergaderen om de gewijzigde aanspraak op de capacitaire middelen van de zone te kaderen, zoals de theorie voorziet. Is de situatie nog omkeerbaar? Vanuit een communitaristische reflex hopen wij van wel. Zoniet betekent dit de start van een ontwikkeling die mogelijk gaat leiden naar een verwijdering tussen het lokale bestuursniveau en de politie. Wie wil nog zeggenschap over een politie waar nog weinig ruimte is voor lokale prioriteiten, gezien de aanhoudende federale druk inzake specialisatie, op het gerechtelijke maar ook inzake bestuurlijke opdrachten (wij denken dan aan de beoogde specialisatie inzake ordehandhaving in het kader van hycap). Enkel mogen financieren zal geen lang leven beschoren zijn. Embryonaal lijkt de toekomstige nieuwe gemeentepolitie aan de einder op te duiken met reeds het handhavingsmechanisme achter de hand. De gemeenschapswachten die gemeentelijke administratieve sancties kunnen toepassen zijn misschien reeds meer dan een voorbode. De gelijkenis met de evolutie van de parkeerwachters in bijvoorbeeld de Genkse context in deze is ontegensprekelijk frappant. Parkeerwachters begonnen in tempore non suspectu als sanctioneerders van de parkeerretributie; werden later hulpagent met bevoegdheid inzake gemeentelijke politiereglementen en zijn ondertussen, licht bewapend als auxiliaires, politieagenten geworden met uitgebreide bevoegdheden inzake verkeer. Ook deze groep sanctioneerders is dus nagenoeg volledig ingeschoven in het operationele politieapparaat. De overtredingen aan de parkeermeters worden ondertussen gesanctioneerd door personeelsleden van een private firma maar zouden à la limite ook via gas en de gemeenschapswachten kunnen aangepakt worden. De cirkel is in die zin bijna rond. Of dit een gunstige ontwikkeling is, zal de toekomst moeten uitwijzen. Het zal voor de steden en gemeenten misschien de enige optie worden om in de toekomst de overlast en andere strikt lokale fenomenen aan te pakken.
4
Is het in die context ondenkbaar dat de politie, die iedere maand onwezenlijk duurder wordt (bonni santé) en die operationeel steeds meer federaal wordt aangestuurd, evolueert naar mindere aantallen ingekapseld in een federale (regionale?) financiering? 1830 revisited?
5
Een alcohol- en drugbeleid voor de PZ GAOZ Jo Brouns, personeelsadviseur PZ GAOZ Alcohol is het meest gebruikte en het sociaal meest aanvaarde verslavende middel. Ongeveer achthonderdduizend Belgen kampen met een alcoholprobleem. Het grootste deel daarvan is tussen 25 en 64 jaar oud. Het aantal probleemdrinkers loopt op tot 12,1 procent bij de mannen en tot 8,4 procent bij de vrouwen. Alcoholmisbruik is een duur maatschappelijk probleem. In België worden de jaarlijkse kosten geraamd op zes miljard euro, wat neerkomt op 2 procent van het bruto nationaal product. De gevolgen van alcoholmisbruik op de werkvloer zijn enorm, zowel voor het bedrijf als de werknemer in kwestie. De totale kosten voor de werkomgeving loopt op tot 2,2 miljard euro per jaar, bijna 36 procent van de totale jaarlijkse kosten voor de samenleving. Hiervan wordt een derde gedragen door de bedrijven zelf, de rest door de drinker en de overheid. Dit hoge bedrag wordt veroorzaakt door ziekteverzuim, arbeidsongevallen, verhoogd absenteïsme, productieverlies en werkloosheid. Het ziekteverzuim van probleemdrinkers ligt tot zes keer hoger dan bij de gemiddelde werknemer. Aanwezige werknemers met een drankprobleem leveren minder goed werk af. Een werknemer met een drankprobleem zou maar voor 75 procent van zijn salaris presteren. Hij maakt meer fouten, haalt zijn deadline niet en vergeet afspraken. Naast die economische problemen heeft alcoholmisbruik ook een invloed op de werksfeer. De relaties met collega's verzuren. In het begin nemen collega's werk over of corrigeren ze fouten, maar na een tijdje beginnen ze zich te ergeren en valt het sociaal contact terug.1 Een investering in preventie en remediëren van problematisch alcohol- en of ander druggebruik door de werkgever aan de hand van een alcoholen drugbeleid, is zeker voor een politieorganisatie, gelet op haar maatschappelijke rol, geen overbodige luxe. In het najaar van 2006 ontstond in de schoot van het comité voor personeelsbegeleiding (CPB) van de PZ GAOZ2, de idee om ons welzijnsbeleid verder vorm te geven door het uitwerken van een alcohol- en drugbeleid. Er werd bewust gekozen voor een alcohol- en ‘drug’beleid, omdat er naast alcohol, nog andere verslavende middelen bestaan die eveneens onze aandacht verdienen. Een werkgroep van 16 ‘vrijwillige’ personeelsleden ging o.l.v Martine Boonen (cel educatieve projecten van de stad Genk en drugsexperte) van start. In een zestal vergaderingen werd een algemeen kader uitgezet. Het alcohol- en drugbeleid kan inmiddels de goedkeuring wegdragen van het beleid van de PZ GAOZ en van het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk. In een algemene personeelsvergadering werd deze nieuwe pijler van het welzijnsbeleid voorgesteld. Ons alcohol- en drugbeleid is een samenhangend geheel van maatregelen en initiatieven op vier niveaus: regelgeving, procedures bij acuut en chronisch misbruik, hulpverlening, voorlichting en vorming.
1 M. Verjans, VZW Prevent, multidisciplinair kennisinstituut gericht op de preventie van beroepsrisico’s door de bevordering van de kwaliteit van de arbeidsomstandigheden en de verbetering van de arbeidsorganisatie, 2005. 2 Het CPB is een interne, niet verplichte, democratisch verkozen personeelsvergadering o.l.v de burgemeester-voorzitter die jaarlijks een aantal maal samenkomt en zich bezighoudt met de begeleiding en ondersteuning van personeel in de breedst mogelijke betekenis, niet te verwarren met het wettelijk verplichte Comité voor Preventie en Bescherming op het werk. 6
Eerst wordt een algemeen theoretisch kader geschetst en nadien de concrete invulling voor de PZ GAOZ. 1. THEORETISCH KADER 4 pijlers: Regelgeving met betrekking tot gebruik en beschikbaarheid Met regelgeving wordt geprobeerd een bepaald gedrag te bewerkstelligen. Regelgeving heeft verder te maken met uitgewerkte procedures bij misbruik. Procedures bij acuut en chronisch misbruik Met acuut misbruik bedoelen we een personeelslid dat zoveel alcohol of drugs gebruikt heeft dat hij op dat ogenblik niet kan functioneren. De leidinggevende stelt vast dat de werknemer niet in staat is te werken. Een onmiddellijke tussenkomst is (meestal) nodig omwille van veiligheidsrisico’s voor de werknemer zelf en zijn omgeving. Onder chronisch misbruik wordt verstaan dat een personeelslid herhaaldelijk slecht functioneert als gevolg van een alcohol- of drugprobleem . Hulpverleningskader De werknemer krijgt de kans om iets aan zijn alcohol- of drugprobleem te doen. Het is aangewezen om de rol van de interne hulpverleners (arbeidsgeneesheer, maatschappelijk werker, andere vertrouwenspersonen) duidelijk te bepalen en alle betrokkenen hierover in te lichten (interne doorverwijzingsmogelijkheden). De interne hulpverleners kunnen eventueel doorverwijzen naar externe hulpverleners (huisdokter, gespecialiseerde hulpverlening). Voorlichting en vorming Alle niveaus worden geïnformeerd over het belang van een preventieve aanpak, het gevoerde beleid en de taken. Leidinggevenden krijgen een specifieke vorming (aandacht voor de vroegtijdige opsporing op basis van verslechterde arbeidsprestaties, productinformatie, informatie over de gevolgen van middelenmisbruik, vaardigheidstrainingen in verband met signaleren en communicatie rond deze problematiek, doorverwijzing, ...). 2. CONCRETE INVULLING ALCOHOL- EN DRUGBELEID POLITIE GAOZ 2.1. REGELGEVING MET BETREKKING TOT GEBRUIK EN BESCHIKBAARHEID Alcoholgebruik op het werk Alcoholgebruik tijdens de dienst is verboden, in uitzonderlijke situaties kan de korpschef, onder zijn verantwoordelijkheid, een voorafgaande afwijking toekennen. Personeelsleden mogen zich op dienst niet aanbieden onder invloed van alcohol. Medicijnen / illegale drugs Zonder medisch voorschrift gebruiken de personeelsleden tijdens de dienst geen slaapmiddelen, verdovende middelen of hallucinogene of psychotrope stoffen.
7
2.2. INTERVENTIES BIJ ACUUT EN CHRONISCH MISBRUIK ACUTE SITUATIE Bij een acuut probleem wordt de korpschef onverwijld ingelicht door de functionele meerdere. Hij zal in overeenstemming met de deontologische code en de tuchtreglementering de nodige maatregelen treffen. CHRONISCHE SITUATIE Bij een chronisch probleem confronteert het diensthoofd het personeelslid in eerste instantie niet met het misbruik, maar wel met de gevolgen ervan in de werksituatie. Procedure Het diensthoofd neemt in samenwerking met de personeelsadviseur de volgende maatregelen: In een gesprek met het personeelslid wordt het herhaaldelijk ruiken naar alcohol, de vastgestelde gegevens over de werkprestaties, verzuim en incidenten besproken (feiten). Er worden afspraken gemaakt rond de verbetering van het functioneren (tijdsgebonden) en het personeelslid wordt gewezen op de gevolgen als het functioneren niet verbetert (zie beoordelingssysteem). De leidinggevende volgt de evolutie van de betrokkene van dichtbij op. Indien het functioneren van het personeelslid niet verbetert volgt een functioneringsgesprek. Meldpunt! Elk probleem m.b.t alcohol en of druggebruik in de PZ GAOZ kan, in volledige anonimiteit, gemeld worden aan de personeelsdienst. 2.3. HULPVERLENINGSKADER De werknemer kan op eigen initiatief de vertrouwenspersoon raadplegen (diensthoofd of personeelsdienst, Jo Achten of Jo Brouns). De personeelsdienst is op de hoogte van de externe doorverwijzingsmogelijkheden (zelfhulpgroepen, ambulant, residentieel) en kan hiernaar doorverwijzen. De diensthoofden kunnen op de personeelsdienst terecht voor achtergrondinformatie rond hulpverlening. Na de behandeling kan de vertrouwenspersoon (indien wenselijk) helpen bij de reïntegratie op het werk. De werknemer kan ook een afspraak maken bij de arbeidsgeneesheer. De arbeidsgeneesheer kan niet zelf aan behandeling doen maar kan doorverwijzen naar de externe hulpverlening. De werknemer kan ook terecht bij de externe preventieadviseur. 2.4.
VOORLICHTING EN VORMING
2.4.1.
Personeelsleden
Het alcohol- en drugsbeleid wordt toegelicht door de personeelsdienst. Het personeel krijgt informatie over alcohol en drugs en de effecten ervan via algemene campagnes, drugsflash, e.d.. De arbeidsgeneesheer kan tijdens de raadplegingen meer informatie geven over de gevolgen van alcohol en drugs. De nieuwe werknemers worden op de onthaaldag geïnformeerd over het beleid. In de informatiebrochure wordt het alcohol-en drugsbeleid opgenomen. 8
De personeelsleden kunnen op de personeelsdienst terecht voor folders rond alcohol en drugs. 2.4.2.
Leidinggevenden
De leidinggevenden krijgen toelichting over het beleid rond alcohol en drugs. Hierbij wordt de verantwoordelijkheid van de diensthoofden benadrukt. De leidinggevenden krijgen vorming over alcohol en drugs (productinformatie, hoe herkennen, signalen, communicatie, hoe confronteren, e.d.). De ervaring leert dat door het invoeren van een alcohol- en drugbeleid op korte termijn de veiligheid en kwaliteit van het werk wordt verbeterd en de productiviteit wordt verhoogd. Op lange termijn wordt de sfeer op de afdeling verbeterd en de gezondheid van de werknemers bevorderd, waardoor het ziekteverzuim verlaagt. Maar bovenal geeft een bedrijf met een duidelijk alcohol- en drugbeleid aan, zich verantwoordelijk te voelen voor het welzijn van zijn werknemers.3
VZW Prevent, multidisciplinair kennisinstituut gericht op de preventie van beroepsrisico’s door de bevordering van de kwaliteit van de arbeidsomstandigheden en de verbetering van de arbeidsorganisatie. 3
9
OVEREENKOMST (ACTIEPLAN) VERKEERSVEILIGHEID PZ GAOZ DIENSTJAAR 2007 Kris Croonen, secretaris - juridisch adviseur PZ GAOZ Op 09.05.2007 werd de overeenkomst/actieplan verkeersveiligheid PZ GAOZ voor het dienstjaar 2007 met eenparigheid van stemmen goedgekeurd door de zonale veiligheidsraad en overgemaakt aan de FOD Binnenlandse Zaken en de FOD Mobiliteit en Vervoer4. Voor het werkingsjaar 2007 werd voor de politiezone GAOZ een bedrag gereserveerd van € 985.127,00.
985.127,00 € 835.043,00 €
588.781,00 € 499.525,00 €
2004
2005
2006
2007
Overeenkomstig de richtlijnen vervat in de ministeriële omzendbrief van 30.03.2007 werden binnen het actieplan dienstjaar 2007 de middelen besteed aan personeelskosten, sensibilisatie en informatie. Wat de personeelskosten betreft, werd in het actieplan 2006 reeds de aanwerving voorzien van een projectverantwoordelijke verkeer en ½ FTE criminaliteitsanaliste voeding ANG en opmaak statistiek. Binnen het actieplan 2007 wordt voorzien in de aanwerving van 2 bijkomende agenten van politie.
14%
personeel materialen & opleiding
86%
Voor het ter perse gaan van dit tijdschrift was de goedkeuring van beide federale overheidsdiensten nog niet binnen.
4
10
Bij de optimalisatie van de uitrusting wordt benevens de gebruikelijke uitgaven (alcoholvenules, … ) binnen het actieplan 2007 onder meer voorzien in de aankoop van 1 anoniem voertuig voor snelheidscontroles en 5 preventieve snelheidsradars. Verkeersveiligheid is één van de belangrijke pijlers van de gemeenschapsgerichte politiezorg. Dankzij de inspanningen van de meergemeentezone enerzijds en een efficiënte besteding van de gelden vanuit het verkeersveiligheidsfonds anderzijds werd de verkeerspolitie binnen de zone uitgewerkt als volgt : PERSONEELSBESTAND Aantal personen tewerkgesteld in de politiezone (dienst verkeer inbegrepen) Administratief personeel : Operationeel personeel :
51 FTE5 186 FTE
Aantal personen tewerkgesteld in de dienst verkeerspolitie Administratief personeel : Operationeel personeel :
1 consulent verkeer niveau B 1 assistente niveau C 1 bediende niveau D 1 commissaris – verkeerskundige 1 inspecteur coördinator 3 inspecteurs – motorbrigade 8 agenten van politie
MATERIAALBESTAND Voertuigenpark van de politiezone (verkeerspolitie inbegrepen) Wagen(s) 28 6 4x4 2 Camionette(n) 15 Mobiel commissariaat 1 Camion(s) 0 Aanhangwagen(s) 9 Moto’s 87 Bromfietsen 10 Fietsen 37 Voertuigenpark van de verkeerspolitie Wagen(s) 4 4x4 0 Camionette(n) 0 Mobiel commissariaat 1 Aanhangwagen(s) 38 Moto’s 79 Bromfietsen 2 Fiets(en) 4
5
Dit zijn 42 FTE vastbenoemden en 9 FTE ter beschikking gesteld vanuit de stad Genk/gemeente Zutendaal en het preventiecontract. 6 Dit is exclusief de wagens die elders specifiek in de lijst zijn opgenomen zoals de 4x4, mobiel commissariaat en de camionetten. 7 dit zijn 4 politiemoto’s, 1 alle terreinmotorfiets, 1 BMW C1 en 2 scooters 125cc. 8 1 aanhangwagen met display, 1 aanhangwagen met IDtent en 1 aanhangwagen met verkeersignalisatie en materialen (kegels, …) 9 dit zijn 4 politiemoto’s, 1 alle terreinmotorfiets en 2 scooters 125cc. Vanuit het verkeersveiligheidsfonds werden 1 Yamaha politiemoto en de alle terreinmotorfiets aangekocht.
11
De Vlaamse Sportschutterslicentie Michel Oosterbos, CP Lokale politie GAOZ HISTORIEK De Wet houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens van 08.06.2006 (kortweg de Nieuwe Wapenwet) creëert het begrip “sportschutterslicentie”. Dit wordt omschreven als een document dat het recht verleent om de schietsport te beoefenen en dat is afgeleverd door of namens de gemeenschapsoverheden bevoegd voor sport, of een gelijkwaardig document afgeleverd in een andere lidstaat van de Europese Unie of een door de minister van Justitie erkend document afgeleverd in een andere staat. Het was aldus aan de ‘Gemeenschappen’ om voor deze materie de nodige regelgeving uit te werken. De Duitstalige en de Franstalige gemeenschap keurden hun decreten over het statuut van de sportschutter en de sportschutterslicentie respectievelijk goed op 20 november 2006 (publicatie BS 19/01/2007) en op 24 november 2006 (BS 15/02/2007). De Vlamingen dienden iets langer te wachten. Maar op 11 mei 2007 werd het decreet goedgekeurd (BS 08/06/2007) De Vlaamse Regering keurde het uitvoeringsbesluit goed op 01 juni 2007 (BS 15/06/2007). HET BELANG VAN DE SPORTSCHUTTERSLICENTIE Het decreet bepaalt dat het sportschieten met vergunningsplichtige wapens alleen is toegestaan indien men houder is van een geldige (voorlopige) sportschutterslicentie of een gelijkwaardig en erkend document. De sportschutterslicentie heeft meerdere functies : 1. Ze laat de houder toe de schietsport te beoefenen met vergunningsplichtige wapens. Dit kan zowel met eigen wapens als met wapens die rechtmatig toebehoren aan een derde. Men moet niet langer zelf een wapen bezitten om de schietsport te beoefenen. 2. Het bezit van de licentie bewijst het hebben van een wettig reden voor het sportief en recreatief schieten, nodig voor het verkrijgen van een vergunning tot het voorhanden hebben van een vergunningsplichtig wapen. 3. De houder van een licentie mag zich vergunningsplichtige wapens, die voorkomen op de lijst vastgelegd door de minister van justitie, aanschaffen zonder voorafgaandelijke wapenvergunning van de gouverneur. Bij Ministerieel Besluit van 15 maart 2007 werd deze lijst als volgt vast gelegd : 1° de repeteervuurwapens waarvan de totale lengte groter is dan 60 cm of waarvan de looplengte groter is dan 30 cm met uitzondering van de lange gladloop repeteervuurwapens met een looplengte van minder dan 60 cm en de vuurwapens met pompactie; 2° de enkelschotsvuurwapens met getrokken loop waarvan de totale lengte groter is dan 60 cm of waarvan de looplengte groter is dan 30 cm; 3° de enkelschotsvuurwapens met gladde loop; 4° de enkelschotsvuurwapens met randontsteking met een totale lengte van minstens 28 cm; 5° de vuurwapens met twee naast of boven elkaar geplaatste lopen waarvan de totale lengte groter is dan 60 cm; 6° de specifiek voor het sportschieten ontworpen pistolen met maximum vijf schoten van kaliber .22; 7° de wapens die, via het sluitstuk, via de loopmond of via de voorkant van de trommel uitsluitend met zwart kruit of met patronen met zwart kruit en afzonderlijke ontsteking geladen worden en waarvan het brevet dateert van voor 1890. 12
INDELING VAN DE VERGUNNINGSPLICHTIGE WAPENS De vergunningsplichtige wapens worden voor de toepassing van dit decreet in vijf wapencategorieën ingedeeld : 1° categorie A : revolvers; 2° categorie B : pistolen; 3° categorie C : schoudervuurwapens met gladde loop; 4° categorie D : schoudervuurwapens met getrokken loop; 5° categorie E : zwartkruitwapens. De sportschutterslicentie is enkel geldig voor de wapencategorieën die ze vermeldt. Ze kan meerdere categorieën vermelden. VOORWAARDEN TOT HET BEKOMEN VAN EEN SPORTSCHUTTERSLICENTIE De voorwaarden tot het bekomen van de sportschutterslicentie : 1. de volle leeftijd van zestien jaar bereikt hebben; 2. de toestemming hebben van de ouders of wettelijke vertegenwoordigers indien minderjarig; 3. actief lid zijn van een schietsportfederatie (minstens zes maanden lid zijn en aan ten minste 12 schietbeurten per jaar hebben deelgenomen, verspreid over minstens 12 dagen en over minstens 2 trimesters); 4. niet veroordeeld zijn als dader of als medeplichtige wegens een van de misdrijven waardoor overeenkomstig de wapenwet aan betrokkene geen vergunning tot het voorhanden hebben van een vuurwapen zou kunnen worden uitgereikt; 5. niet het voorwerp zijn van een lopende schorsing en niet het voorwerp zijn geweest van een intrekking met nog actuele redenen, van een sportschutterslicentie of een voorlopige sportschutterslicentie; 6. een medisch attest kunnen voorleggen dat bevestigt dat de sportschutter in staat is een wapen te manipuleren zonder gevaar voor zichzelf of voor anderen; 7. slagen voor een theoretische proef. De theoretische proef wordt afgelegd per wapencategorie; 8. slagen voor een praktische proef. De praktische proef wordt afgelegd per wapencategorie; Vrijgesteld van beide proeven zijn zij die reeds een geldige wapenvergunning bezitten voor een wapen behorend tot de wapencategorie waarvoor ze de licentie vragen. DE GELDIGHEID De gemachtigde sportschuttersfederatie levert de licentie af. Ze geldt voor vijf jaar, doch de schutter dient jaarlijks te bewijzen dat hij : - nog actief lid is van een sportschuttersfederatie, aan te tonen aan de hand van het sportschuttersboekje; - een recent bewijs van goed gedrag en zeden voorleggen waaruit blijkt dat betrokkene geen veroordeling heeft opgelopen, zoals vermeld in de wapenwet. DE VOORLOPIGE SPORTSCHUTTERSLICENTIE De voorlopige sportschutterslicentie wordt uitgereikt aan de sportschutter ‘in opleiding’ die aan de voorwaarden tot het bekomen van de licentie voldoet, maar de theoretische en de praktische proef nog dient af te leggen. Ze wordt uitgereikt per wapencategorie en is maximaal één jaar geldig. In deze periode heeft de schutter de mogelijkheid zich voor te bereiden op de proeven. Indien hij hiervoor, na één herkansing, niet geslaagd is, kan hij een nieuwe voorlopige sportschutterslicentie aanvragen. De houder kan uitsluitend onder 13
toezicht en begeleiding van een aangestelde lesgever het vergunningsplichtig wapen hanteren. OVERGANGSMAATREGELEN Bij overgangsmaatregel kan de sportschutter, onder bepaalde voorwaarden, vrijstelling bekomen voor het afleggen van de theoretische en/of praktische proef of voor het aantonen van het actief lidmaatschap. De schutter moet uiteraard wel aan alle andere voorwaarden tot het bekomen van de licentie voldoen : - De sportschutter die op datum van de inwerking treden van het decreet één jaar ononderbroken lid is van een schietsportfederatie hoeft niet eerst een voorlopige licentie te vragen. Hij beschikt over een termijn van zes maanden om de sportschutterslicentie te vragen voor een of meer wapencategorieën, zonder het actief lidmaatschap te moeten aantonen : - Deze schutter is vrijgesteld van de theoretische en praktische proef voor een bepaalde wapencategorie indien hij reeds in het bezit is van een wapenvergunnning voor deze categorie; - De schutter die meer dan drie jaar ononderbroken lid is van een schietsportfederatie en eigenaar is van een wapen dat voorkomt op de ‘lijst van de minister van Justitie’ is vrijgesteld van de praktische proef voor die bepaalde wapencategorie. HET SPORTSCHUTTERSBOEKJE De gemachtigde schietsportfederatie reikt zijn sportschutters een sportschuttersboekje uit. De verantwoordelijke van de schietclub registreert hierin de naam van de organiserende schuttersvereniging, datum en plaats van de schietbeurt en de wapencategorie. Aan de hand van deze gegevens kan de sportschutter zijn actief lidmaatschap aantonen (12 schietbeurten per jaar, gespreid over minstens 12 dagen en minstens 2 trimesters). DE GEMACHTIGDE SCHIETSPORTFEDERATIE Volgende sportschuttersfederaties zijn gemachtigd sportschutterslicentie : - VZW VSK (Vlaamse sportschutterskonfederatie) Boomgaardstraat 22/7 te 2600 Berchem; VZW FROS (Amateursportfederatie) Boomgaardstraat 22/35 te 2600 Berchem; - VZW VLAS (Vlaamse traditionele sporten) Poldersstraat 76 A2 te 8310 Brugge; - VZW FVHS (Federatie van Vlaamse Historische Schuttersgilden) Breeërsteenweg 394 te 3640 Kinrooi.
tot
het
afleveren
van
14
de
In naam van de veiligheid. De wet op de bewakingscamera’s Alex Marut, CP lokale politie GAOZ Het gebruik van bewakingscamera’s was tot nu toe vooral onderworpen aan de privacywet, maar de plaatsing ervan wordt sinds juni van dit jaar geregeld door de wet van 21 maart 2007 (B.S., 31.05.2007) tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera’s. Ook de politie wordt in deze wet genoemd als betrokken overheidsorgaan. Het toepassingsgebied van de wet Artikel 3 van de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera’s (B.S., 31.05.2007) regelt het toepassingsgebied van de bewaking en toezicht met camera’s op de volgende plaatsen : 1° niet-besloten plaats : elke plaats die niet door een omsluiting is afgebakend en vrij toegankelijk is voor het publiek; Dit zijn de openbare plaatsen, zoals o.a. : winkelstraten, marktplaatsen, openbare parkeerplaatsen en parken, die eigendom zijn van de lokale overheid. 2° voor het publiek toegankelijke besloten plaats : elk besloten gebouw of elke besloten plaats bestemd voor het gebruik door het publiek waar diensten aan het publiek kunnen worden verstrekt; Dit zijn de privaat-en publiekrechtelijke ruimten, zoals o.a. : lokettenzalen, shoppingcentra, stations. 3° niet voor het publiek toegankelijke besloten plaats : elk besloten gebouw of elke besloten plaats die uitsluitend bestemd is voor het gebruik door de gewoonlijke gebruikers. De wet van 21 maart 2007 is niet van toepassing : 1° als de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera’s geregeld wordt door of krachtens een bijzondere wetgeving; De bijzondere wetten die een afzonderlijke regeling kennen zijn : - Wet van 19.07.1991 (B.S., 02.10.1991) tot regeling van het beroep van privé-detective; - Wet van 04.08.1996 (B.S., 12.11.1996) tot wijziging van het K.B. van 16.03.1968 op de politie over het wegverkeer; - Wet van 21.12.1998 (B.S., 03.02.1999) betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden; - Wet van 06.01.2003 (B.S., 12.05.2003) betreffende bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden). 2° op de werkplaats met het oog op de veiligheid en de gezondheid, de bescherming van de goederen van de onderneming, de controle van het productieproces en de controle van de arbeid van de werknemer. Dit principe is vervat in het K.B., 20.09.1998 (B.S., 02.10.1998) houdende de algemeen bindende verklaring van CAO nr. 68 van 16 juni 1998 betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de werknemers t.o.v. de camerabewaking op de arbeidsplaats).
15
Plaatsingsvoorwaarden voor bewakingscamera’s In niet-besloten plaatsen Artikel 5 van de wet van 21.03.2007 bepaalt dat : § 1 De beslissing tot het plaatsen van een of meer bewakingscamera’s in een niet-besloten plaats wordt genomen door de verantwoordelijke voor de verwerking; § 2 Deze beslissing wordt genomen nadat de gemeenteraad van de betrokken gemeente en de korpschef van de betrokken politiezone een positief advies hebben gegeven. Uit het tweede advies moet blijken dat een veiligheids- en doelmatigheidsanalyse werd uitgevoerd en dat de plaatsing beantwoordt aan de in de wet van 8 december 1992 bepaalde beginselen. § 3 De verantwoordelijke voor de verwerking : - deelt deze beslissing mee aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Hij doet dat uiterlijk de dag vóór die waarop de bewakingscamera’s in gebruik worden genomen; - plaatst bij de toegang tot de niet-besloten plaats een pictogram dat aangeeft dat er camerabewaking plaatsvindt; - ziet erop toe dat de bewakingscamera’s niet specifiek gericht worden op een plaats waarvoor hij niet zelf de gegevens verwerkt, tenzij hij daarvoor expliciet de toestemming heeft van de verantwoordelijke voor de verwerking van de betrokken plaats. § 4 Het bekijken van beelden in real time is uitsluitend toegestaan onder toezicht van de bevoegde overheid opdat de politiediensten onmiddellijk kunnen ingrijpen bij misdrijven, schade of ordeverstoring en in hun optreden optimaal kunnen worden gestuurd. Een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, waarvan het ontwerp voor advies is voorgelegd aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, bepaalt de voorwaarden waaronder personen bevoegd kunnen zijn om deze beelden te bekijken en wijst deze personen aan, die handelen onder toezicht van de politiediensten. Het opnemen van beelden is uitsluitend toegestaan teneinde bewijzen te verzamelen van feiten die een misdrijf opleveren of schade veroorzaken en daders, ordeverstoorders, getuigen of slachtoffers op te sporen en te identificeren. Indien de beelden geen bijdrage kunnen leveren tot het bewijzen van een misdrijf of van schade of tot het identificeren van een dader, een ordeverstoorder, een getuige of een slachtoffer, worden zij niet langer dan 1 maand bewaard. In voor publiek toegankelijke besloten plaatsen Artikel 6 van de wet van 21.03.2007 bepaalt dat : § 1 de beslissing tot het plaatsen van een of meer bewakingscamera’s in een voor het publiek toegankelijke besloten plaats wordt genomen door de verantwoordelijke voor de verwerking. § 2 de verantwoordelijke voor de verwerking : - deelt de beslissing mee aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de korpschef van de politiezone waar die plaats zich bevindt. Hij doet dat uiterlijk de dag vóór die waarop de bewakingscamera’s in gebruik worden genomen; - plaatst bij de toegang tot de voor het publiek toegankelijke besloten plaats een pictogram dat aangeeft dat er camerabewaking plaatsvindt. Het model van dat pictogram en de erop 16
te vermelden inlichtingen worden door de Koning bepaald, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De verantwoordelijke voor de verwerking ziet erop toe dat de bewakingscamera’s niet specifiek gericht worden op een plaats waarvoor hij niet zelf de gegevens verwerkt. § 3 Het bekijken van beelden in real time is uitsluitend toegestaan om onmiddellijk te kunnen ingrijpen bij misdrijven, schade of ordeverstoring. Het opnemen van beelden is uitsluitend toegestaan teneinde bewijzen te verzamelen van feiten die een misdrijf opleveren of schade veroorzaken en daders, ordeverstoorders, getuigen of slachtoffers op te sporen en te identificeren. Indien de beelden geen bijdrage kunnen leveren tot het bewijzen van een misdrijf of van schade of tot het identificeren van een dader, een ordeverstoorder, een getuige of een slachtoffer, worden zij niet langer dan 1 maand bewaard.
In een voor het publiek niet toegankelijke besloten plaats Artikel 7 van de wet van 21.03.2007 bepaalt dat : § 1 de beslissing tot het plaatsen van een of meer bewakingscamera’s in een voor het publiek niet toegankelijke besloten plaats wordt genomen door de verantwoordelijke voor de verwerking; § 2 de verantwoordelijke voor de verwerking de beslissing meedeelt aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de korpschef van de politiezone waar die plaats zich bevindt. Hij doet dat uiterlijk de dag vóór die waarop de bewakingscamera’s in gebruik worden genomen. De beslissing hoeft niet te worden meegedeeld aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de korpschef van de politiezone waar die plaats zich bevindt, wanneer de bewakingscamera’s door een natuurlijke persoon worden aangewend voor persoonlijk of huiselijk gebruik. § 3 Indien de beelden geen bijdrage kunnen leveren tot het bewijzen van een misdrijf of van schade of tot het identificeren van een dader, een ordeverstoorder, een getuige of een slachtoffer, worden zij niet langer dan 1 maand bewaard. De verantwoordelijke voor de verwerking ziet erop toe dat de bewakingscamera’s niet specifiek gericht worden op een plaats waarvoor hij niet zelf de gegevens verwerkt. In geval van bewaking van een privé-ingang tegenover een niet-besloten plaats of een voor het publiek toegankelijke besloten plaats, worden de bewakingscamera’s zo gericht dat de opnamen op die plaats tot het strikte minimum worden beperkt. Overgangsbepaling Bewakingscamera’s, die geplaatst werden vóór de datum van inwerkingtreding van deze 17
wet, moeten uiterlijk 3 jaar na haar inwerkingtreding aan de bepalingen van deze wet voldoen. Pictogram privé camerabewaking De verantwoordelijke voor de verwerking plaatst bij de toegang tot de voor het publiek niet toegankelijke besloten plaats een pictogram dat aangeeft dat er camerabewaking plaatsvindt. Het model van dat pictogram en de erop te vermelden inlichtingen worden bij koninklijk besluit bepaald, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Gemeenschappelijke bepalingen Elk heimelijk gebruik van bewakingcamera’s is door artikel 8 van de wet van 21.03.2007 verboden. Als heimelijk gebruik wordt beschouwd, elk gebruik van bewakingscamera’s zonder voorafgaande toestemming van de gefilmde persoon. Het betreden van een plaats waar een pictogram aangeeft dat er camerabewaking plaatsvindt, geldt als voorafgaande toestemming. Exclusieve toegang tot de camerabeelden Volgens artikel 9 van de wet van 21.03.2007 heeft uitsluitend de verantwoordelijke voor de verwerking inzake voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen of niet voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen of de persoon die onder zijn gezag handelt, toegang tot de beelden. De verantwoordelijke voor de verwerking of de persoon die onder zijn gezag handelt, neemt alle nodige voorzorgsmaatregelen teneinde de toegang tot de beelden te beveiligen tegen toegang door onbevoegden. De personen die toegang hebben tot de beelden, hebben een discretieplicht omtrent de persoonsgegevens die de beelden opleveren, zodat de verantwoordelijke voor de verwerking inzake voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen of niet voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen of de persoon die onder zijn gezag handelt, de beelden : 1° kan overdragen aan de politiediensten of de gerechtelijke overheden indien hij feiten vaststelt die een misdrijf kunnen vormen en de beelden kunnen bijdragen tot het bewijzen van die feiten en het identificeren van de daders; 2° moet overdragen aan de politiediensten indien zij hierom verzoeken in het kader van hun opdrachten van bestuurlijke of gerechtelijke politie en de beelden het vastgestelde misdrijf betreffen. Indien het een private plaats betreft, kan de verantwoordelijke voor de verwerking of de persoon die onder zijn gezag handelt, evenwel eisen dat er een gerechtelijk mandaat in het kader van een opsporingsonderzoek of gerechtelijk onderzoek wordt voorgelegd. Niet toegelaten informatiegaring Volgens artikel 10 van de wet van 21.03.2007 mogen bewakingscamera’s geen beelden opleveren die de intimiteit van een persoon schenden, noch gericht zijn op het inwinnen van informatie over : - de filosofische, religieuze, politieke, syndicale gezindheid; - etnische of sociale origine; - het seksuele leven; - de gezondheidstoestand. 18
Recht van toegang tot de beelden door de gefilmde persoon Volgens artikel 12 Wet 21.03.2007 heeft iedere gefilmde persoon een recht van toegang tot de beelden. Daartoe moet hij een gemotiveerd verzoek richten aan de verantwoordelijke voor de verwerking, zoals voorzien is bij artikel 10 van de Privacywet van 08.12.1992. Strafbepalingen Overtreding van de artikelen 9 en 10 wordt gestraft met geldboete van 250 euro tot 1000 euro. Met dezelfde geldboete wordt gestraft, hij die de beschikking heeft over een afbeelding waarvan hij redelijkerwijze kan vermoeden dat dit beeld verkregen werd met schending van de artikelen 9 en 10. Overtreding van de artikelen 5, 6, 7 en 8 wordt gestraft met geldboete van 25 euro tot 100 euro. Met dezelfde geldboete wordt gestraft, hij die de beschikking heeft over een afbeelding waarvan hij redelijkerwijze kan vermoeden dat dit beeld verkregen werd met schending van deze artikelen. De laatste incriminatie wordt dus minder streng bestraft, hetgeen een gevaar inhoudt indien economische belangen afgewogen worden tegenover een geringe geldboete10. Een onrechtmatig verkregen afbeelding hoeft ook niet altijd beschouwd te worden als een nietig bewijsmiddel. Het Hof van cassatie boog zich op 14 oktober 2003 over de materie van het onrechtmatig verkregen bewijs. In dit cassatie-arrest van 14.10.2003 (R.W. 2004-2005, p. 814), het zogenaamde Antigoonarrest, werd gestatueerd dat de feitenrechter het onrechtmatig verkregen bewijs ‘rechtstreeks noch onrechtstreeks in aanmerking mag nemen bij het vormen van zijn overtuiging wanneer : - de naleving van bepaalde vormvoorwaarden voorgeschreven wordt op straf van nietigheid; - de begane onrechtmatigheid de betrouwbaarheid van het bewijs heeft aangetast; - het gebruik van het bewijs in strijd is met het recht op een eerlijk proces’.
De HERT, P., en SAELENS, R., De camerawet : een zoektocht naar een afweging tussen het recht op privacy en het recht op veiligheid, Tijdschrift voor Strafrecht, nr.2/2007, p. 97. 19
10
DE BUITENCONTRACTUELE EN STRAFRECHTELIJKE AANSPRAKELIJKHEID VAN LOKALE MANDATARISSEN EEN BEKNOPTE ANALYSE Kris Croonen, secretaris-juridisch adviseur PZ GAOZ “De correctionele rechtbank in Brugge heeft vrijdag in beroep bevestigd dat de burgemeester aansprakelijk is voor een dodelijk ongeval op zijn grondgebied. De burgemeester krijgt als wegbeheerder drie maanden cel met uitstel en 1.100 euro boete waarvan de helft effectief voor gebrek aan voorzorg.11” De problematiek van de burgerrechtelijke en strafrechtelijke (persoonlijke) aansprakelijkheid van lokale mandatarissen werd door de recente vonnissen12 weer volop in de spotlights geplaatst. Nochtans zijn deze uitspraken geen alleenstaand geval. Het staat buiten kijf dat burgemeesters, schepenen, OCMW-voorzitters maar ook korpschefs, politiecommissarissen, brandweercommandanten als uitvoerende lokale mandatarissen bij de uitoefening van hun functie een verregaande (strafrechtelijke) aansprakelijkheid dragen. Meer dan eens werden lokale mandatarissen persoonlijk veroordeeld tot gevangenisstraffen en/of geldboetes. Om een zicht te krijgen op hoever deze aansprakelijkheid kan reiken, wordt in deze bijdrage een beknopte evolutie geschetst van de relevante rechtspraak en rechtsleer. Uit deze evolutie kunnen bij wijze van conclusie enkele aandachtspunten worden weergegeven. BURGERRECHTELIJKE EN/OF STRAFRECHTELIJKE AANSPRAKELIJKHEID : WIE, WAT ? In de uitoefening van hun functie riskeren lokale mandatarissen zowel burgerrechtelijk als strafrechtelijk verantwoording te moeten afleggen. A. Burgerrechtelijke aansprakelijkheid De burgerrechtelijke aansprakelijkheid is gericht op de vergoeding van benadeelden, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de contractuele (de verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid kan afgeleid worden uit een tussen partijen afgesloten overeenkomst) en de buitencontractuele aansprakelijkheid. De buitencontractuele aansprakelijkheid wordt geregeld door het burgerlijk wetboek (artikel 1382 en volgende burgerlijk wetboek) en vereist het bewijs van een foutief gedrag, een schade en een causaal (oorzakelijk) verband tussen de fout en de schade. Dat lokale mandatarissen zich door de burgerrechtelijke aansprakelijkheid meer dan eens geconfronteerd zagen met hoge schadeaanspraken, lijdt geen twijfel. Bij wet van 04.05.1999 heeft de Belgische wetgever een oplossing willen bieden aan deze onzekere situatie. De persoonlijke aansprakelijkheid werd niet afgeschaft doch de mandatarissen kunnen wel de overheid, waarvoor zij optraden, in de procedure betrekken. Dit geeft de rechter de mogelijkheid om naast de mandataris ook de vertegenwoordigde overheid tot schadevergoeding te veroordelen. De overheid kan de schadevergoeding enkel van de mandataris terugvorderen zo sprake is van opzet, zware fout of veel voorkomende lichte fout. Bij wet van 10.02.2003 werd de aansprakelijkheid van personeelsleden van overheidsinstanties geregeld en verbeterd. Net als hun collega’s in de privé-sector zijn zij enkel nog persoonlijk aansprakelijk voor opzettelijke fout, zware fout en herhaaldelijk voorkomende lichte fouten. Omdat zij in ondergeschikt verband werken, is hun werkgever (de overheid) aansprakelijk voor alle andere foutieve gedragingen. Nieuws.skynet.be, vrijdag 22.06.2007. Vonnis van de politierechtbank Brugge dd. 18.12.2006, onuitgegeven en vonnis correctionele rechtbank Brugge dd. 22.06.2007 waarbij de burgemeester strafrechtelijk aansprakelijk werd gesteld voor een ongeval (dodelijk slachtoffer) en de schade ingevolge de slechte zichtbaarheid op het kruispunt. 20
11 12
De vraag rijst of deze laatste bescherming ook van toepassing is op personeelsleden die tevens een mandaat uitoefenen binnen de overheidsdiensten zoals ontvangers, bijzonder rekenplichtigen, korpschefs, brandweercommandanten. Zij hebben immers binnen hun functie bepaalde afzonderlijke bevoegdheden en verantwoordelijkheden toegewezen gekregen. Hun rechtspositie is derhalve niet zonder meer te vergelijken met deze van een doorsnee personeelslid. Ingevolge hun functie/mandaat binnen de organisatie is het m.i. niet uitgesloten dat zij minstens mee verantwoordelijk of aansprakelijk kunnen worden geacht en gesteld voor bepaalde fouten/schade. Dit blijkt overigens ook uit de rechtspraak. De beperking van de aansprakelijkheid is overigens enkel van toepassing op de burgerrechtelijke aansprakelijkheid. Op strafrechtelijk gebied blijven zowel de mandatarissen als de personeelsleden onderworpen aan de regels van het strafrecht en dus persoonlijk aansprakelijk. B. Strafrechtelijke aansprakelijkheid De strafrechtelijke aansprakelijkheid wordt geregeld door het strafwetboek en komt ter sprake bij het plegen van een misdrijf (overtreding, wanbedrijf of misdaad) en legt de klemtoon op de persoonlijke bestraffing. Daarnaast kan de strafrechter tevens een veroordeling in vergoeding van de schade opleggen. In principe kan een mandataris/personeelslid die bij het uitoefenen van zijn functie opzettelijk een misdrijf pleegt, steeds vervolgd worden ongeacht de aard van het misdrijf (vb. diefstal, oplichting, valsheid in geschriften). In het strafwetboek zijn daarenboven een aantal specifieke misdrijven voor ambtenaren opgenomen (omkoping, belangenvermenging). Naast opzettelijke daden, kunnen lokale mandatarissen daarenboven ook vervolgd worden voor onopzettelijke misdrijven. Het meest voorkomende onopzettelijke misdrijf ligt vervat in artikel 418-420 strafwetboek “schuldig aan onopzettelijk toebrengen van letsel is hij die kwaad veroorzaakt door een gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg, maar zonder het oogmerk om schade aan te brengen”. Elke fout, hoe licht ook, kan een gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg in de zin van artikel 418 betekenen. Sedert 02.07.1999 kunnen ook rechtspersonen strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld. Publieke rechtspersonen die democratisch verkozen organen hebben, aan politieke controle onderworpen zijn en opdrachten van openbare dienst vervullen – zoals gemeenten, OCMW’s, meergemeentezones – werden echter expliciet van het toepassingsgebied uitgesloten zodat lokale mandatarissen persoonlijk en hoofdelijk strafrechtelijk aansprakelijk kunnen gesteld worden voor bepaalde feiten en/of beslissingen, zelfs zo deze door een bestuurlijk orgaan (vb. schepencollege) werden genomen. IN DE PRAKTIJK Omwille van hun functie worden burgemeesters en schepenen vaak geviseerd doch ze zijn niet de enige lokale mandatarissen die een verregaande verantwoordelijkheid/aansprakelijkheid dragen. Een en ander mag blijken uit volgend overzicht. Brand in een discotheek – 15 doden, verschillende gewonden (1976) Het strafonderzoek wees uit dat de brandweer voorafgaand geen brandveiligheidsonderzoek had uitgevoerd en de toestand van de inrichting dermate gevaarlijk was dat zelfs een rudimentair onderzoek zou geresulteerd hebben in de sluiting van de inrichting. De rechtbank veroordeelde de schepen bevoegd voor de brandweerdiensten alsook de brandweercommandant tot een gevangenisstraf van 6 maanden met uitstel en een geldboete (alsook tot betaling van de schade van de benadeelden) ingevolge nalatigheid. Het verweer van de brandweercommandant dat hij niet over de nodige 21
capaciteit beschikte om dergelijke voorafgaande onderzoeken uit te voeren, werd afgewezen. De politiecommissaris wordt vrijgesproken13. Zwembadbezoekers ziek door chloordampen (1997) Uit een onderzoek op basis van artikel 418-420 Sw en bepalingen op de milieureglementering kwam aan het licht dat de filters reeds lang aan vervanging toe waren, tevens werd opgemerkt dat adviezen niet waren opgevolgd en dat de organisatie van het beheer van het zwembad te wensen overliet. In eerste aanleg werden de burgemeester en alle schepenen strafrechtelijk aansprakelijk gesteld. In beroep werd de strafrechtelijke aansprakelijkheid enkel bevestigd in hoofde van de burgemeester en de schepen van sport. De sportfunctionaris werd vrijgesproken wegens het ontbreken van een duidelijk functieprofiel! De rechtbank oordeelde dat hierdoor niet kon worden vastgesteld of de functionaris enige bevoegdheid had inzake het falend personeels- en organisatiebeleid. Ook de redder-zwembadtechnicus werd vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat van hem het onmogelijke werd verwacht door hem een dubbele functie te laten vervullen : zowel redder als zwembadtechnicus14. Geluidsoverlast (1999) Omwonenden van het Cultureel Centrum deden hun beklag over geluidshinder. Geluidsmetingen toonden inderdaad geluidsoverlast aan en er werd een strafrechtelijke vordering ingesteld op basis van het KB van 24.02.1977 op de geluidsnormen en artikel 561 Sw inzake nachtlawaai. De burgemeester werd samen met de voorzitter van het Cultureel Centrum veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met uitstel voor 3 jaar en een geldboete van 2.000 euro. De gemeente werd burgerrechtelijk meeaansprakelijk gesteld voor vereffening van de geldboete waartoe de burgemeester werd veroordeeld15. Veroordelingen als wegbeheerder De meeste veroordelingen van lokale mandatarissen doen zich voor op het vlak van verkeersveiligheid. De juridische grondslag hiervoor is niet enkel te vinden in de algemene aansprakelijkheid op grond van artikel 1382 e.v. BW en artikel 418-420 Sw doch rust tevens op artikel 135 § 2,1° Nieuwe Gemeentewet waarbij aan de gemeenten de verplichting wordt gelegd zorg te dragen voor de zindelijkheid, de gezondheid, de veiligheid en de rust op openbare wegen en plaatsen en in openbare gebouwen, inzonderheid 1° alles wat verband houdt met een veilig en vlot verkeer op openbare wegen, straten, kaden en pleinen, hetgeen de reiniging, verlichting, opruiming van hindernissen, … omvat. Wat de aansprakelijkheid van de burgemeester betreft, wordt tevens verwezen naar zijn bevoegdheden vervat in artikel 133 Nieuwe Gemeentewet, thans overgenomen in artikel 64 § 1 Gemeentedecreet. Deze veiligheidsverplichting strekt zich overigens uit over het gehele grondgebied van de gemeente, en dus niet alleen tot de wegen die door haar worden beheerd maar ook tot de gewest- en provinciewegen. Wat de autosnelwegen betreft, is de situatie enigszins dubbelzinnig : de wet van 12.07.1956 tot vaststelling van het statuut der autosnelwegen sluit de aansprakelijkheid van de gemeentebesturen expliciet uit. Nochtans ontheft dit de besturen niet van hun algemene politiebevoegheid inzake de handhaving van de openbare orde en de openbare veiligheid op haar grondgebied en kan het bestuur niet afzijdig blijven wanneer zich op een autosnelweg, die zich op haar grondgebied bevindt, een toestand voordoet die de openbare orde of de openbare rust in gevaar brengt16 Corr. Bergen, 21.12.1977, besproken in T. De Gendt, ‘rechtspraakanalyse van de strafrechtelijke aansprakelijkheid van burgemeesters en schepenen’, CDPK, 07.05.01. 14 Corr. Dendermonde, 27.03.2001, Juristenkrant, 2001 nr. 28. 15 Corr. Namen, 24.04.2002, besproken in T. De Gendt, o.c. 16 Politierechtbank Brugge, 12.01.2000, jura. 22 13
Verzakking in de rijbaan (1987) De gemeente heeft de verplichting om rijwegen voor het verkeer open te stellen voor zover deze voldoende veilig zijn, m.a.w. mag zij het verkeer na werken op de rijweg slechts toelaten, zo dit zonder gevaar voor het verkeer kan gebeuren. Tevens moet zij gepaste maatregelen nemen om elk abnormaal gevaar te voorkomen. Indien niet dadelijk een verkeersbelemmering kon worden verholpen, diende deze doelmatig gesignaliseerd te worden, zeker wanneer de aannemer naliet zulks te doen. De gemeente werd burgerlijk aansprakelijk geacht voor de geleden schade17. Waterplas op wegdek (1998) Door een waterplas op het wegdek verloor een fietser zijn evenwicht, kwam door de val terecht onder een tractorvoertuig en overleed. De gemeente had de plicht de wegen op haar grondgebied te onderhouden teneinde elk abnormaal gevaar te voorkomen. Het hof oordeelde in casu dat de bevoegdheid en verantwoordelijkheid voor de signalisatie van het bewuste obstakel bij de burgemeester van de gemeente lag alsook bij de schepen bevoegd voor openbare werken. Beide werden op grond van artikelen 418-420 Sw strafrechtelijk veroordeeld18. Verkeersdrempels (1991) Om een verbindingsweg veiliger te maken, besliste het schepencollege unaniem om betonblokken als “chicanes” te plaatsen. Niet lang na de plaatsing van de betonblokken reed een motorfietser op de blokken in, waardoor hij alsook de passagier ernstige verwondingen opliepen. Niettegenstaande een collectieve beslissing werd genomen, achtte het Hof van Beroep de verschillende schepenen alsook de burgemeester individueel aansprakelijk omdat zij elk hadden kunnen ijveren voor een andere beslissing. De burgemeester alsook de schepenen werden strafrechtelijk veroordeeld tot een geldboete. De veldwachter werd niet aansprakelijk gesteld vermits hij in een advies expliciet gewezen had op de gevaarlijke situatie. Opmerkelijk hierbij was dat 2 schepenen een zwaardere boete kregen opgelegd omdat zij beroepshalve aannemer van openbare werken waren en derhalve de problematiek van de onveiligheid van de snelheidsbegrenzers beter hadden kunnen inschatten. De burgemeester werd daarenboven verweten artikel 133 Nieuwe Gemeentewet (thans artikel 64 Gemeentedecreet) niet te hebben gerespecteerd : hij is verantwoordelijk voor de veiligheid en had een politieverordening moeten uitvaardigen omdat hij had moeten inzien dat het geringste uitstel gevaar of schade kon opleveren19. Gebrekkig functionerende verkeerslichten (2000) Ten gevolge van gebrekkig functionerende verkeerslichten kwamen twee personenvoertuigen in aanrijding. In beroep werden zowel het Vlaamse Gewest (als bewaarder van de bedoelde weg) als de gemeentelijke overheid (op grond van artikel 135 § 2 Nieuwe Gemeentewet) burgerrechtelijk veroordeeld tot vergoeding van de schade. De gemeentelijke aansprakelijkheid werd weerhouden ongeacht of de gemeente wist of behoorde te weten dat de verkeerslichten niet behoorlijk functioneerden! Het hof oordeelde dat de schadelijder enkel het bewijs diende te leveren dat er zich een abnormaal gevaar voordeed op het wegennet om tot de inbreuk op de veiligheidsverplichting en derhalve tot de fout van de gemeentelijke overheid te besluiten. Deze redenering heeft veel discussie losgeweekt in de rechtsleer20.
Hof van Beroep Brussel, 22.10.1987, Verkeersrecht, 1988, 270. Hof van Beroep Luik, 02.02.1998, besproken in W. De Gendt, o.c. 19 Hof van Beroep Brussel, 26.09.1997, besproken in W. De Gendt, o.c. 20 Mosselmans, S., “de veiligheidsverplichting van de gemeente met betrekking tot de wegen op haar grondgebied : in hoeverre speelt het feit dat de gemeente de litigieuze gevaarstoestand kende of behoorde te kennen?”, VKJ-DCJ, 2003/85. 23 17 18
Onveilig kruispunt (2006) Door afwezigheid van voldoende signalisatie (passende verkeersborden), slechte verlichting en door het manifest laten bestaan van een gevaarlijke situatie wegens het dulden van of organiseren van een voorrang van rechtsregeling op een kruispunt waar geen enkele bestuurder zich daaraan verwacht en waardoor het gewettigd vertrouwen van elk normaal voorzichtige bestuurder werd verschalkt, oordeelde de politierechter dat een fout kon worden weerhouden in hoofde van de burgemeester die hem persoonlijk kon worden aangerekend. De rechtbank van eerste aanleg, uitspraak doende in beroep, bevestigde een gedeeltelijke aansprakelijkheid. Markant is evenwel dat de rechtbank enerzijds aanvaardde dat de burgemeester niet op de hoogte was van de gevaarlijke situatie doch desondanks van oordeel was dat de burgemeester aan ondergeschikten de opdracht had kunnen geven om gevaarssituaties op te sporen en te melden, zodat hij erop had kunnen inspelen. Deze laatste redenering is nogal verregaand en gaat voorbij aan het foutprincipe (fout wordt niet aangetoond). De veiligheidsverplichting moet beschouwd worden als een inspanningsverbintenis en niet als een resultaatsverbintenis. HET KAN OOK ANDERS Binnen de rechtspraak zijn er echter ook vrijspraken te noteren. Gebreken aan bekleding van de rijbaan (1997) Een voetganger moet steeds waakzaam zijn wanneer hij de openbare weg volgt. Hoewel men niet kan verwachten dat hij zijn ogen steeds naar de grond richt, moet hij steeds in staat zijn om de normaal zichtbare en voorzienbare gebreken van de bekleding van de rijbaan te voorzien, en moet hij zich daaraan aanpassen, zelfs indien het verkeer moeilijker wordt. De burgemeester/gemeente kan slechts aansprakelijk gesteld worden zo de voetganger bewijst dat het gebrek niet kon worden voorzien, of niet kon worden opgemerkt door een normaal aandachtige weggebruiker in dezelfde omstandigheden21. Waterplas (2000) Het aanhouden van een snelheid van meer dan 100 km/uur terwijl het hevig regent en hagelt, en terwijl men ziet dat er op de weg water staat, is een risicovol en derhalve foutief gedrag. De waterplas maakt de weg niet gebrekkig, de gemeente/burgemeester kunnen niet aansprakelijk worden gesteld. Mazout op de weg (2004) De burgemeester kan geen tekortkoming aan zijn veiligheidsverplichting verweten worden vermits er geen enkel bewijs voorhanden is dat het mazoutspoor reeds enige tijd aanwezig was, dat de gemeente of burgemeester hiervan kennis had of moest hebben en reeds de gepaste maatregelen had kunnen treffen. Slijk en modder op de weg (2005) Wanneer een landbouwvoertuig na het beëindigen van de activiteit op het veld, terechtkomt op de openbare weg en slijk en modder van het voertuig vallen, dan moet ook in geval van een regenbui de rijbaan schoongemaakt worden. Er kan evenwel niet van de gemeente/burgemeester verwacht worden dat na elke regenbui er door een permanent controlesysteem elk deel van het wegennet wordt verkend. De aansprakelijkheid van de gemeente/burgemeester is niet in het geding. VOORLOPIGE CONCLUSIES & AANDACHTSPUNTEN De bovenstaande rechtspraak is geen exhautieve lijst doch geeft een realistisch beeld van de mogelijke aansprakelijkheden. Het is begrijpelijk dat bij heel wat mandatarissen de vraag rijst in welke mate zij persoonlijk aansprakelijk kunnen gesteld worden voor ofwel eigen daden gesteld in de uitoefening van hun mandaat/functie dan wel voor daden die zij als lid van een bestuur hebben gesteld. 21
Rechtbank eerste aanleg Brussel, 05.12.1996, Verkeersrecht, 1997, 131. 24
Uit de geciteerde rechtspraak kunnen alleszins volgende aandachtspunten gedetecteerd worden : Binnen de rechtspraak wordt duidelijk een onderscheid gemaakt tussen het uitvoerend en het beleidsniveau. De strafrechtelijke aansprakelijkheid van de lokale mandatarissen wordt nadrukkelijker op het beleidsniveau (beslissingsniveau) gesitueerd. Opvallend is tevens dat de aansprakelijkheid vrijwel altijd wordt weerhouden wanneer sprake is van adviezen die niet met voldoende spoed werden opgevolgd of zelfs werden genegeerd. Het belang van het correct opvragen en evalueren en al dan niet toepassen van adviezen ressorteert eigenlijk onder de zorgvuldigheidsverplichting (beginselen van behoorlijk bestuur). Deze verplichting behelst zowel een zorgvuldige voorbereiding, als een zorgvuldige besluitvorming en een zorgvuldige opvolging. In concreto zal een afweging moeten worden gemaakt : over welke adviezen beschikt of behoort de overheid te beschikken ? Deze vraag is geenszins onbelangrijk voor de samenwerking tussen de veiligheidsdiensten en de burgemeester, aan wie zij rechtstreeks verantwoording afleggen en rapporteren. Gelet op het stijgend aantal rechtszaken en veroordelingen is het niet uitgesloten dat de vragen voor adviezen zullen toenemen. Anderzijds moet de korpschef/brandweercommandant waakzaam zijn over de inhoud en de volledigheid van het geformuleerd advies, bij gebreke waaraan het niet ondenkbaar is dat hij riskeert zelf in het geding te worden geroepen als minstens medeaansprakelijke partij. Daarenboven wordt niet alleen rekening gehouden met hetgeen de lokale mandataris via adviezen of ondergeschikten weet of behoorde te weten. Tevens wordt rekening gehouden met de persoonlijke opleiding en achtergrond van de lokale mandataris en wordt deze zelfs als een zwaarwichtige omstandigheid in aanmerking genomen bij de bepaling van de geldboete. Zowel de burgerrechtelijke aansprakelijkheid als de strafrechtelijke aansprakelijkheid op grond van artikel 418-420 Sw is gebaseerd op het foutprincipe : er moet minstens een (lichte) fout bewezen worden in hoofde van de lokale mandataris om hem/haar te veroordelen wegens een onvoorzichtigheid/nalatigheid of het niet nakomen van de veiligheidsverplichting. De handelswijze van de lokale mandataris wordt getoetst aan de zorgvuldigheidsnorm. In de recente rechtspraak wordt hier, wat het wegennet betreft, echter vanaf geweken en wordt het aansprakelijkheidsrisico nog groter. Dit heeft veeleer te maken met de bewijslast : de veiligheidsverplichting vervat in artikel 135 § 2 Nieuwe Gemeentewet vereist enkel dat aangetoond wordt dat zich een abnormaal gevaar voordeed om tot de inbreuk op de veiligheidsverplichting en derhalve een fout van de lokale mandataris te besluiten. Het schept alleszins een zeer verwarrende en voor de lokale mandataris onzekere situatie. Tenslotte wordt in de rechtspraak meermaals bevestigd dat lokale mandatarissen niet enkel aansprakelijk kunnen worden gesteld voor daden of beslissingen doch tevens voor het niet optreden of ingrijpen in een problematiek waarvan zij onmiskenbaar op de hoogte waren. Gelet op voorgaande kan de vraag gesteld worden of de strafrechtelijke beoordeling van het optreden van de lokale mandatarissen niet te streng is. “… le droit pénal ne doit sanctionner que les fautes d’une certaine gravité” – het bestraffen van onaanvaardbaar gedrag, de finaliteit van het strafrecht, vraagt een totaal andere benadering dan de vraag 25
naar de gehoudenheid een schade te vergoeden, die in het burgerlijk recht moet worden beantwoord22. Minstens kan gesuggereerd worden om het foutprincipe, basis van artikel 418420 Sw stringenter te bepalen. Een andere denkpiste zou erin kunnen bestaan om de wet van 04.05.1999 tot invoering van de strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen wel toepasbaar te maken op publiekrechtelijke rechtspersonen met opdrachten van openbare dienst zoals gemeenten, OCMW’s, meergemeentezones, … Alleszins zullen de verschillende overheidsdiensten zich erover moeten beraden een degelijk advies- en informatiesysteem te ontwikkelen ter vrijwaring van aansprakelijkheden van hun lokale mandatarissen alsook ter vrijwaring van hun eigen verantwoordelijkheden terzake. Voorgaande gaat hand in hand met het herbekijken van de verzekeringen inzake beroepsaansprakelijkheid. Sedert de wet van 04.05.1999 betreffende de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van burgemeesters, schepenen en leden van de bestendige deputatie is elke gemeente verplicht een verzekering af te sluiten voor haar mandatarissen ter verzekering van hun aansprakelijkheid en rechtsbijstand. Deze verzekering dekt de burgerrechtelijke aansprakelijkheid die op de mandatarissen persoonlijk rust ingevolge een daad, handeling of verzuim dat binnen de normale uitoefening van hun mandaat gebeurde. De verzekering heeft ook een luik rechtsbijstand. De wet voorziet evenwel enkel een verplichte rechtsbijstand inzake burgerlijke vorderingen. De meeste verzekeringen dekken de strafrechtelijke rechtsbijstand eveneens doch dit moet uitdrukkelijk onderhandeld en opgenomen zijn. Het is bij dit alles evenwel niet geheel duidelijk wie als ‘mandataris’ wordt beschouwd. Doorgaans worden enkel de burgemeester en schepenen hierin opgenomen terwijl het begrip ‘verantwoordelijke lokale mandataris’ m.i. ruimer is. In de kantlijn kan overigens ook nog vermeld worden dat op de meergemeentezones/politiezones geen dergelijke verzekeringsverplichting rust en een dergelijke verzekering dus in de meeste gevallen niet voorhanden is. Wat de functie van de burgemeesters binnen de zone betreft, kan een en ander mee opgenomen zijn in de verzekering van de gemeenten, doch hierover moet alleszins uitsluitsel gegeven worden. Dit is niet het geval voor andere verantwoordelijke functies binnen de zone. Alleszins stof tot nadenken… BIBLIOGRAFIE Empereur, E., Vandenwijngaert, G., Van Giel, I. en Van Oevelen, A., Aansprakelijkheid van de wegbeheerder, Van den Broele, 2006. De Gendt, T., “een rechtspraakanalyse van de strafrechtelijke aansprakelijkheid van burgemeesters en schepenen”, CDPK, 070501. Advocatenmaaschap Monard-D’Hulst, “De aansprakelijkheid van burgemeesters, schepenen en leden van de bestendige deputatie”, my lawyer info. De Hert, P., “De strafrechtelijke verantwoordelijkheid van publieke rechtspersonen”, Tijdschrift voor strafrecht, 2007/3. Mosselmans, S, “de veiligheidsverplichting van de gemeente met betrekking tot de wegen op haar grondgebied : in hoeverre speelt het feit dat de gemeente de litigieuze gevaarstoestand kende of behoorde te kennen”, VKJ-DCJ, 2003/85. Rechtspraak zoals eerder geciteerd.
Empereur, E., Vandenwijngaert, G., Van Giel, I. en Van Oevelen, A;, Aansprakelijkheid van de wegbeheerder, VandenBroele, 2006. 26 22
STUURBORD VATTING ANG: naar een betrouwbare ANG Luc Wevers, CP lokale politie GAOZ Sinds decennia is de ANG (Algemene Nationale Gegevensbank) het hulpmiddel bij uitstek voor het maken van nationale criminaliteitsstatistieken en om de criminaliteitsgraad van steden en gemeenten te bepalen. Wijze van voeding ANG De wijze van voeding van de ANG is in de loop der jaren regelmatig gewijzigd en geoptimaliseerd. Waar de tijd van eenvormige formulieren met speciale coderingsdocumenten die centraal in Brussel gevat werden nog niet zo ver achter ons ligt, gebeurt de vatting van de opgestelde PV’s van een politiezone in de ANG op dit ogenblik vanuit ISLP, het informaticasysteem van de lokale politie. De nodige gegevens worden semiautomatisch doorgestuurd van ISLP naar de ANG, op het ogenblik dat men binnen de zone aanduidt dat het proces-verbaal klaar is voor vatting in de ANG. In bepaalde gevallen gebeurt de aanvankelijke vatting via dringende seiningen rechtstreeks in de ANG, met eventuele aanvullingen achteraf. Kritiek op de ANG In het verleden doken er in politieke kringen en in de pers wel eens berichten en geruchten op dat de informatie in de ANG niet volledig betrouwbaar zou zijn. In die optiek is de juiste en volledige voeding van de ANG één van de grote bekommernissen van de beheerder ervan, de directie van de operationele politionele informatie. Het nieuwe STUURBORD VATTING ANG De voeding van ANG is één van de verantwoordelijkheden van de korpschef van een politiezone. Tot voor kort was er echter geen instrument ter beschikking om de kwaliteit van de voeding in zijn zone te evalueren. Door een aantal aanpassingen in ISLP, namelijk de semi-automatische voeding van de ANG vanuit de verzonden PV’s in ISLP en door een herschikking van de statussen van de PV’s in ISLP in het kader van het verloop van de vatting naar de ANG, werd het mogelijk om op geautomatiseerde wijze zicht te krijgen op 2 belangrijke items in het kader van de vatting ANG: - de volledigheid van de PV’s in de ANG (percentage) - de snelheid van vatting van de PV’s in de ANG (gemiddeld aantal dagen). De directie van de operationele politionele informatie doet op geregelde tijdstippen (trimestrieel) een gelijktijdige extractie uit de ANG en uit de ISLP-bestanden. In deze vergelijking wordt nagegaan welke PV’s in ISLP aangemaakt zijn en welke terug te vinden zijn in de ANG. Theoretisch zou dit 100 % moeten zijn, na verloop van tijd, afhankelijk van de afwerkingstijd van de PV’s. Op analoge wijze wordt er per PV een berekening gemaakt van de tijdspanne tussen het vatten in ISLP en het vatten in ANG, waarna men per maand een gemiddelde doorstroomtijd van de PV’s berekent. Na berekeningen en bepaalde correcties op de 2 extracties volgt er voor elke politiezone een individueel rapport. In het rapport staan tabellen en grafieken met informatie over de volledigheid en de snelheid van voeding van de ANG voor de betreffende zone, met een vergelijking naar de resultaten van: - gelijkaardige zones; - het gerechtelijk arrondissement; - de provincie; - het gewest; - het ganse land (nationaal). 27
Het rapport geeft de situatie weer van het lopende jaar en de twee voorgaande jaren, zodat het mogelijk is om bepaalde evoluties in positieve of negatieve zin op te merken en eventueel bij te sturen. Resultaten GAOZ In drie voorbeelden uit het rapport geven we een indicatie van de resultaten voor politiezone GAOZ. Aantal aanvankelijke en navolgende PV’s per jaar in ANG/niet in ANG
Uit de tabel blijkt dat de volledigheid nagenoeg 100 % benadert voor de afgesloten periodes. In de praktijk is het mogelijk dat een PV in ISLP voorkomt maar niet in de ANG. Voor 2006 werd er systematisch op toegezien dat feiten uit de ANG geschrapt werden, wanneer uit navolgend onderzoek bleek dat er eigenlijk geen misdrijf plaatsgevonden had, terwijl een schrapping van deze PV’s in ISLP niet meer mogelijk was wegens status “verzonden”. Een praktisch voorbeeld illustreert dit. Een bedrijf doet aangifte van diefstal van een voertuig. PV wordt opgesteld en het feit komt in de ANG door de dringende seining van het voertuig. Nadien, via een navolgend onderzoek van de lokale recherche, blijkt dat het voertuig overgedragen was aan een zusterbedrijf en dat er bij de boekhoudkundige registratie van die overdracht iets fout gegaan was. In dergelijk geval wordt gevraagd om dit feit te schrappen in de ANG, maar het oorspronkelijke PV in ISLP blijft bestaan omdat daar geen aanpassing mogelijk is na verzending. Volledigheid ANG per maand (procentueel)
28
In dit overzicht wordt de volledigheid van vatting in ANG weergegeven en vergeleken met het gemiddelde van de resultaten van gelijkaardige zonetypes, van het gerechtelijk arrondissement, van de provincie, van het gewest en van het land. Zoals blijkt uit de grafiek scoort PZ GAOZ beter dan het gemiddelde van de zones van de verschillende entiteiten. Gemiddelde snelheid van aanlevering aan ANG.
In dit overzicht wordt de gemiddelde snelheid van vatting in ANG weergegeven in aantal dagen tussen registratie in ISLP en vatting in ANG en wordt een vergelijking gemaakt met de resultaten van gelijkaardige zonetypes, van het gerechtelijk arrondissement, van de provincie, van het gewest en van het land. Zoals blijkt uit de grafiek scoort PZ GAOZ beter dan het gemiddelde van alle zones van de verschillende entiteiten. Besluit Uit deze overzichten kunnen we besluiten dat de beheerder van de ANG met dit stuurbord een nuttig instrument ter beschikking gesteld heeft aan de korpschefs van de lokale politiezones om de vatting in hun korpsen te evalueren. Dit STUURBORD VATTING ANG is duidelijk een nuttig hulpmiddel en een stimulans voor de politiezones om te zorgen voor een nauwkeurige en betrouwbare ANG. Zoals blijkt uit de overzichten zijn de resultaten voor PZ GAOZ ronduit positief.
29
Van ‘veiligheids- en preventiecontract’ naar ‘Strategisch veiligheids- en preventieplan’ Sarah Wouters, dienst preventie N.a.v. de bijzondere ministerraad van 30 en 31 maart 2004, waar de krijtlijnen voor de uitwerking van een integraal en geïntegreerd veiligheidsbeleid werden uitgetekend, werd ook het veiligheids- en preventiebeleid op lokaal niveau grondig geherstructureerd. Zo werden de jaarlijkse veiligheids- en preventiecontracten vanaf 1 januari 2007 omgevormd tot vierjaarlijkse strategische veiligheids- en preventieplannen. Met het oog op een coherente beleidsbepaling diende het nieuwe plan te worden voorafgegaan door de opmaak van een lokale veiligheidsdiagnostiek. Deze lokale veiligheidsdiagnostiek geeft in eerste instantie een weergave van de criminaliteits- en overlastfenomenen die zich op een bepaald ogenblik voordoen op het grondgebied van de stad. In tweede instantie wordt ingegaan op de waarnemingen en verwachtingen van de burgers. Voor de opmaak van de diagnostiek werd gebruik gemaakt van objectieve en subjectieve gegevens. De objectieve gegevens hebben betrekking op o.m. de Politiële Criminaliteitsstatistieken (Federale Politie), lokale criminaliteitsanalyse, lokale analyse van overlastfenomenen en de resultaten van de Veiligheidsmonitor 2006. Subjectieve gegevens zijn afkomstig uit semi-gerichte gesprekken met sleutelfiguren. Deze laatsten vertegenwoordigen in eerste instantie diverse stads- en politiediensten. Daarnaast kwamen ook sleutelfiguren van andere instanties aan bod. Na de analyse wordt gekomen tot een lijst van criminaliteits- en overlastfenomenen die in meer of mindere mate aanwezig zijn in Genk. Op basis van de resultaten uit de lokale veiligheidsdiagnostiek en conform de richtlijnen van de FOD Binnenlandse Zaken, werd het nieuwe strategisch veiligheids- en preventieplan 2007 2010 samengesteld. Hierna volgt een overzicht van de opgenomen prioriteiten, telkens vergezeld van een motivatie en een korte beschrijving van de werking rond de betreffende prioriteit. Noot: alle projecten die voorheen ressorteerden binnen het Veiligheids- en preventiecontract werden in het nieuwe plan ondergebracht bij de verschillende prioriteiten. Prioriteit 1: inbraak Inbraak behoort tot de voornaamste criminaliteitsvormen. Het fenomeen veroorzaakt steeds materiële en vaak ook emotionele schade. Inbraak wordt door burgers als een ‘ernstig misdrijf’ aanschouwd en veroorzaakt bij een aantal onder hen een onveiligheidsgevoel. Daarbij komt nog het feit dat veel woningen/gebouwen weinig of niet beveiligd zijn tegen deze vorm van criminaliteit. Nochtans bestaan er terzake een hele boel – vaak relatief eenvoudige - preventieve mogelijkheden. Rond deze prioriteit wordt vnl. gewerkt door de Dienst Preventie, waar een technopreventief adviseur instaat voor het geven van technopreventief advies, het uitvoeren van de administratie en controlebezoeken in het kader van het stedelijk premiestelsel voor inbraakbeveiliging en het geven van informatiesessies rond inbraakbeveiliging. Slachtoffers en bouwers/verbouwers worden door de technopreventief adviseur systematisch aangeschreven voor een vrijblijvend advies. Verder staat de Dienst Preventie in
30
voor de uitvoering van de administratie en afhandeling van de aanvragen afwezigheidstoezicht en is op de dienst steeds een EHBO-koffer (Eerste Hulp Bij Opsporingen) ter beschikking om waardevolle voorwerpen te merken en te registreren. Tot slot wordt het fenomeen permanent opgevolgd a.d.h.v. strategische analyse, uitgevoerd door de criminaliteitsanalist van de lokale politie GAOZ. Prioriteit 2: diefstal van en in auto’s Ook dit betreft een voorname criminaliteitsvorm, die voor het slachtoffer vaak materiële schade en heel wat praktische problemen met zich mee brengt. Het fenomeen wordt volgens de veiligheidsmonitor ook nog altijd door meer dan één op vier Genkenaren als problematisch ervaren. Daarbij komt dat vrij eenvoudige preventieve maatregelen vaak diefstal kunnen voorkomen. Rond autocriminaliteit wordt eveneens vnl. gewerkt door de Dienst Preventie, meer bepaald worden reeds geruime tijd stadswachten ingezet voor het uitvoeren van preventieve controles op de slotvastheid van voertuigen en op de aanwezigheid van waardevolle voorwerpen in voertuigen, dit op de in kaart gebrachte risicoparkings- en straten. Eigenaars waarbij nalatigheden worden vastgesteld, worden door de Dienst Preventie preventief aangeschreven. Tegelijkertijd wordt de sociale controle bevorderd door de preventieve aanwezigheid van stadswachten op deze risicoparkings- en straten. Naast het voorgaande zijn er ook stadswachten preventief aanwezig op de parkings van de campussen Sint-Jan en A. Dumont en op de parking van het Sportcentrum. Tot slot wordt ook het fenomeen ‘autocriminaliteit’ permanent opgevolgd m.b.v. strategische analyse door de criminaliteitsanalist van de lokale politie GAOZ. Prioriteit 3: gauwdiefstal Belangrijk om te vermelden is dat het hier een fenomeen betreft dat op korte termijn kan evolueren. Het betreft m.a.w. een thematiek die periodiek opduikt en zodoende ook vraagt om eenzelfde aanpak. Daarbij komt dat er in Genk geregeld grote evenementen en festiviteiten plaatsvinden. Deze publieke gebeurtenissen, evenals de wekelijkse markten en de zondagsmarkten in de zomermaanden, vormen de ideale gelegenheden voor gauwdieven. Bezoekers staan hier echter vaak niet bij stil en zijn terzake dan ook weinig alert. Om de sociale controle te bevorderen zijn stadswachten preventief aanwezig tijdens wekelijkse markten evenals tijdens andere evenementen en festiviteiten. Bezoekers worden gewezen op onvoorzichtig gedrag. Ad hoc worden door de Dienst Preventie specifieke sensibiliseringsacties rond gauwdiefstal op touw gezet. Het fenomeen wordt permanent opgevolgd a.d.h.v. strategische analyse. Prioriteit 4: fietsdiefstal/bromfietsdiefstal Fietsdiefstal behoort tot de meest voorkomende criminaliteitsvormen. Volgens de veiligheidsmonitor 2006 wordt het fenomeen door maar liefst 30% van de inwoners als problematisch ervaren. Bromfietsdiefstal is dan wel een minder voorkomend fenomeen, maar leidt evenzeer tot vooral materiële, maar soms ook emotionele schade (vnl. bij jongeren) en heel wat praktische problemen. Een goed afsluitgedrag kan beide criminaliteitsvormen vaak voorkomen. Om het afsluitgedrag te verbeteren worden door de stadswachten van de Dienst Preventie geregeld preventieve hangfolders verspreid aan fietsen en bromfietsen. Daarnaast zijn er 31
uiteraard de gekende fietsgraveeracties waarbij het rijksregisternummer van de fietseigenaar in het kader wordt aangebracht. Verder wordt een bewaakte fietsenparking georganiseerd tijdens markten en evenementen. Om de aangifte, de opsporing en de terugbezorging van gestolen rijwielen te vergemakkelijken worden via verschillende kanalen fiets- en bromfietspassen verspreid. A.d.h.v. strategische analyse door de criminaliteitsanalist wordt het fenomeen permanent opgevolgd.
Prioriteit 5: winkeldiefstal Ingevolge het hoge dark number bij deze criminaliteitsvorm werd het fenomeen lange tijd onderschat, terwijl het enorme financiële gevolgen kan hebben. Zelfstandigen vormen nu eenmaal een risicogroep, met een verhoogde kans op confrontatie met diefstal. Vaak blijken zij onvoldoende geïnformeerd m.b.t. mogelijke preventieve maatregelen. Daarbij komt dat zelfstandigen inzake informatieverspreiding en advies een grotere rol toebedelen aan politie en overheid. De Dienst Preventie zal in de loop van het jaar 2007 een preventiepakket ontwikkelen en verspreiden aan alle zelfstandige ondernemers in de politiezone. Verder zullen – zoals bij slachtoffers en bouwers/verbouwers - vanaf de start van de actie zelfstandige ondernemers die slachtoffer worden van inbraak/diefstal aangeschreven worden voor technopreventief advies. Prioriteit 6: geweld in het openbaar vervoer Het fenomeen kreeg n.a.v. enkele incidenten eerst op federaal niveau, daarna ook op lokaal niveau, bijzondere aandacht. De geweldsdelicten kunnen zeer ingrijpend zijn voor het slachtoffer en veroorzaken een verhoogd onveiligheidsgevoel bij zowel reizigers als personeel van het openbaar vervoer. Dit verhoogd onveiligheidsgevoel vindt vooral plaats tijdens piekmomenten en op een aantal risicolijnen van busmaatschappij De Lijn. Om de sociale controle te bevorderen zijn stadswachten preventief aanwezig op risicolijnen van busmaatschappij De Lijn en in de omgeving van het station. Prioriteit 7: geweld tijdens evenementen en publieke gebeurtenissen In GAOZ vinden geregeld grote evenementen en festiviteiten plaats. Daarnaast worden er op het grondgebied heel wat fuiven en wijkfeesten georganiseerd. Bovendien is er de voetbalploeg KRC Genk die voor iedere thuiswedstrijd een kleine 20.000 supporters op de been brengt. Om de veiligheid tijdens dergelijke evenementen te garanderen en alles vlot en met zo weinig mogelijk incidenten te laten verlopen is een preventieve werking aangewezen. Op aanvraag en na positief advies worden stadswachten ingezet voor preventief toezicht tijdens evenementen en publieke gebeurtenissen. Door de Dienst Preventie wordt ook het Genkse fuifbeleid, m.i.v. de meldingsplicht in stand gehouden. Daarnaast voert de dienst een algemeen ondersteuningsbeleid ten behoeve van organisatoren van openbare activiteiten. Verder organiseert de Dienst Preventie jaarlijks een affichecampagne ter voorkoming van scheerschuimgebruik en andere verboden middelen tijdens de carnavalsperiode.
32
Prioriteit 8: jeugdcriminaliteit N.a.v. enkele incidenten kreeg het fenomeen ‘jeugdcriminaliteit’ heel wat aandacht. Vooral het zgn. ‘steaming’ trad in Genk op de voorgrond. Onveiligheidsgevoelens traden op bij zowel jongeren als ouders. Scholen weten niet meer altijd raad met het problematisch en soms gewelddadig gedrag van hun leerlingen. Zij zijn dan ook al een tijdje vragende partij om hulp vanwege de overheid. Het fenomeen ‘jeugdcriminaliteit’ omvat een verzameling van strafbare gedragingen door minderjarigen. Bijzondere aandacht gaat in de lokale context uit naar geweld in het schoolmilieu en afpersing (steaming). In de diagnostiek zagen we dat diverse factoren een rol spelen bij de problematiek. Vandaar het belang van een integrale aanpak van jeugdcriminaliteit, waarbij sociaal preventieve maatregelen en ordehandhavende maatregelen elkaar aanvullen. Onder de prioriteit ‘jeugdcriminaliteit’ worden verschillende werkingen thuisgebracht. Vooreerst zijn er een aantal werkingen die bijna louter toegespitst zijn op het bevorderen van de resocialisatie van zgn. probleemjongeren, meer bepaald worden hier de werkingen van de vzw Opvoedingswinkel en van De Uitdaging bedoeld. Ook binnen de Jeugd- en sociale politie wordt voor een stuk gewerkt rond de resocialisatie van probleemjongeren, maar daar wordt eveneens gewerkt rond ontrading en sociale controle.
Prioriteit 9: schoolverzuim Schoolverzuim leidt in eerste instantie tot schoolse achterstand waardoor jongeren kansen verliezen. Schoolverzuim en spijbelen kan ook betekenisvol zijn in de overgang van normovertreding op school naar criminaliteit. Spijbelen gaat soms ook samen met criminaliteit. Daarenboven vormt de grote concentratie van schoolverzuimers aan het station een risico voor enerzijds het stellen van crimineel deviant gedrag of anderzijds het slachtoffer worden van crimineel deviant gedrag. Achter het spijbelen gaan vaak verschillende problemen schuil die te maken kunnen hebben met de leefwereld van de jongere (gezin, vrienden, vrije tijd, school, …). Inzake schoolverzuim denken we in eerste instantie aan de werking van de Jeugd- en sociale politie, waar aangemelde schoolverzuimers door de jongerenhulpverlener gericht worden gecontacteerd, berispt en eventueel verder opgevolgd inzake problematisch schoolverzuim. Daarnaast werken de vzw Opvoedingswinkel en de Uitdaging eveneens rond schoolloopbaan. Prioriteit 10: druggerelateerde maatschappelijke overlast Het drugfenomeen is niet meer weg te denken uit onze samenleving en doet zich, zoals elders, ook voor op het grondgebied van Genk/GAOZ. De drugproblematiek in al zijn aspecten heeft negatieve gevolgen voor zowel individuen als voor de maatschappij. Individuele gevolgen hebben o.m. betrekking op gezondheid, werksituatie, … . Maatschappelijke gevolgen hebben betrekking op criminaliteit, overlast, aantasting van de leefbaarheid … . Vanuit verschillende invalshoeken wordt gewerkt rond druggerelateerde maatschappelijke overlast. Zo is er de drugpreventie, de drughulpverlening 33
(CAD/MSOC) en het straathoekwerk. Daarnaast werkt ook de Jeugd- en sociale politie rond het fenomeen door een gericht contacteren, berispen en doorverwijzen van delictplegers. Prioriteit 11: sociale overlast Het fenomeen ‘sociale overlast’ heeft betrekking op factoren van het stadsleven waarvan de openbare uiting leidt tot een onveiligheidsgevoel en zich vertaalt in milieubederf en een achteruitgang van het sociaal weefsel. Volgende factoren beïnvloeden het veiligheidsgevoel en de leefbaarheid op lokaal niveau: - vervuiling (vnl. sluikstorten en zwerfvuil); - verkeer (vnl. overdreven snelheid en parkeeroverlast); - (nacht)lawaai; - samenlevingsconflicten; - overlast door rondhangende jongeren; - vandalisme. Door in te spelen op deze overlastvormen zal de kwaliteit van het leven verbeteren. Onder het fenomeen ‘sociale overlast’ functioneren heel wat werkingen. Denken we in eerste instantie aan de stadswachten. Vooral de stadswachten – buurttoezichters maar ook alle andere stadswachten (preventie, ziekenhuizen, sportcentrum, De Lijn, ZOL) dragen bij tot een voorkomen en verminderen van allerlei sociale overlastvormen. Daarnaast is ook de werking van het straathoekwerk randgroepjongeren (LISS) in de wijken Winterslag, Zwartberg en Genk-zuid van belang. Door de Dienst Preventie wordt jaarlijks een vuurwerkcampagne georganiseerd. Tot slot worden a.d.h.v. strategische analyse verschillende fenomenen opgevolgd. Het betreft meer bepaald de fenomenen nachtlawaai, rondhangende jongeren, burenconflicten, vervuiling en vandalisme. De interculturele bemiddelaars van de lokale politie GAOZ komen aan bod onder verschillende prioriteiten. Zij tolken, bemiddelen en informeren immers bij diverse aangelegenheden, waaronder jeugdcriminaliteit, schoolverzuim, druggerelateerde maatschappelijke overlast en sociale overlast. Het voorgaande betreft slechts een zeer korte weergave van de inhoud van het strategisch veiligheids- en preventieplan 2007 – 2010. Voor meer informatie m.b.t. de lokale veiligheidsdiagnostiek of het strategisch veiligheids- en preventieplan kan u steeds terecht bij de Dienst Preventie.
34
Als de tabaksrook om je hoofd is verdwenen … A. Marut, CP lokale PZ GAOZ Als het einde van een legislatuur in zicht komt worden er door de parlementen in dit land nog snel wat wetten aan het rijke arsenaal toegevoegd. Wetten en uitvoeringsbesluiten zijn het juridisch werkveld van politie en justitie. Wij overlopen hierna de wet en een paar koninklijke besluiten die te maken hebben met het rookverbod in bepaalde openbare plaatsen. Roken wordt hierdoor (bijna) onmogelijk gemaakt. Roken is weliswaar verboden, maar … Door het verschijnen van het koninklijk besluit van 13 december 2005 (B.S., 22.12.2005) tot het verbieden van het roken in openbare plaatsen, werd met ingang van 1 januari 2007 het vorige koninklijk besluit van 15 mei 1990 tot het verbieden van roken in bepaalde openbare plaatsen, opgeheven. Eigenlijk trad het koninklijk besluit van 13.12.2005 al in werking op 1 januari 2006 voor bepaalde openbare plaatsen, maar een overgangsmaatregel voorziet dat de regels pas op 1 januari 2007 van toepassing worden op de horeca. En op 22 augustus 2006 verscheen in het Belgisch Staatsblad nog een lichtgewijzigde versie door het publiceren van het koninklijk besluit van 6 juli 2006. Een horeca-inrichting : elke voor het publiek toegankelijke plaats of lokaal, ongeacht de toegangsvoorwaarden, waar de belangrijkste en permanente activiteit eruit bestaat maaltijden en/of dranken voor consumptie al dan niet ter plaatse worden bereid en/of opgediend, en dit zelfs kosteloos. Worden gelijkgesteld met een horeca-inrichting : alle voor het publiek toegankelijke plaatsen of lokalen waar leden van een vereniging of van een groepering en hun genodigden en/of bezoekers bijeenkomen, en dit ongeacht de toegangsvoorwaarden, om maaltijden en/of dranken te gebruiken (artikel 1.4° K.B. 13.12.2005). Een algemeen rookverbod Het gewijzigde artikel 2 van het koninklijk besluit van 13.12.2005 bepaalt dat het roken verboden is in gesloten plaatsen die voor het publiek toegankelijk zijn. Aan de ingang van en binnen elke gesloten en publieke plaats moeten er rookverbodstekens worden aangebracht conform met het model vastgesteld of goedgekeurd door de minister van Volksgezondheid, zodat alle aanwezige personen er kennis van kunnen nemen. Een artikel 2. 2° werd aan het K.B. van 13.12.2005 toegevoegd : het is verboden te roken in drankgelegenheden en andere horeca-inrichtingen die gevestigd zijn in een gesloten plaats die voor het publiek toegankelijk is, wanneer ze niet van deze plaats zijn afgesloten door middel van wanden, een plafond en een deur. Elk element dat tot roken kan aanzetten of dat laat geloven dat roken toegestaan is, is verboden.
35
Segregatie van rokers en niet-rokers Op het algemeen rookverbod wordt in de horeca toch nog een onderscheid gemaakt, in restaurants, frietkramen en drankgelegenheden, waarbij men de rokers fysiek wil scheiden van de niet-rokers. Een drankgelegenheid is een horeca-inrichting waar de belangrijkste en permanente activiteit eruit bestaat, waaronder dranken met ethylalcohol aan te bieden voor consumptie ter plaatse, zonder dat het aanbieden van die dranken moet samenhangen met de consumptie van bereide maaltijden (artikel 1.6° K.B. van 13.12.2005). Artikel 3 § 1 van het koninklijk besluit van 13.12.2005 : de uitbater van een drankgelegenheid, of het gaat om een fysiek persoon of een rechtspersoon, kan een zone die duidelijk afgebakend is, installeren, waar het toegestaan is te roken volgens de vormen en voorwaarden voorzien in volgende paragrafen. Artikel 3 § 2 van het koninklijk besluit van 13.12.2005 : de mogelijkheid om een zone, die duidelijk afgebakend is, te installeren, waar het toegestaan is te roken, wordt toegekend : - hetzij aan de uitbater van een drankgelegenheid die op zijn erewoord bevestigt of met een attest waarvan het model werd bepaald door de minister bewijst, dat voor deze inrichting, het aandeel van aankopen van producten bestemd voor het maken en verkopen van maaltijden niet een derde van de totale aankoop van dranken en voedingsmiddelen overschrijdt; - hetzij aan de uitbater van meer dan één inrichting die op zijn erewoord bevestigt of aan de hand van een attest waarvan het model werd vastgelegd door de minister bewijst, dat voor deze inrichting, het aandeel van maaltijden niet een derde van de totale verkopen van voedingsmiddelen overschrijdt; - hetzij aan de uitbater van een drankgelegenheid die op zijn erewoord bevestigt dat hij uitsluitend lichte maaltijden opdient, bepaald in artikel 2, § 2, 1°, van het koninklijk besluit van 13 06 1984 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van restaurateur of van traiteur-banketaannemer in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen. Artikel 3 § 3 van het koninklijk besluit van 13.12.2005 : deze mogelijkheid bestaat ook voor elke persoon die een instelling opent of overneemt op basis van een raming : - in het geval hij één instelling opent of overneemt, van het deel van de aankopen van producten bestemd voor het maken en verkopen van maaltijden in verhouding tot de totale aankopen van dranken en levensmiddelen; - in het geval hij meerdere instellingen opent of overneemt, van het deel van de verkopen van maaltijden in verhouding tot de totale verkopen van levensmiddelen. Artikel 3 § 4 van het koninklijk besluit van 13.12.2005 : de ruimte gereserveerd voor rokers moet zodanig ingericht zijn dat de ongemakken van de rook ten opzichte van niet-rokers maximaal verminderd worden. De oppervlakte ervan moet minder dan de helft van de totale oppervlakte van de plaats waarin maaltijden en/of dranken ter consumptie worden opgediend, behalve indien deze totale oppervlakte minder dan 50 vierkante meter bedraagt. In de ruimtes voorbehouden voor niet rokers moeten een of meerdere rookverbodstekens, conform de modellen bepaald door de minister, zo worden aangebracht dat elke aanwezig persoon er kennis van kan nemen. Artikel 3 § 5 van het koninklijk besluit van 13 12 2005: de minister van Volksgezondheid stelt de bijkomende voorwaarden vast waaraan drankgelegenheden moeten voldoen, waarin het roken toegelaten is. Deze voorwaarden hebben betrekking op de installatie van een 36
ventilatiesysteem dat een minimaal volume van luchtverversing verzekert. Artikel 3 § 6 van het koninklijk besluit van 13.12.2005 : niettegenstaande de bepalingen van § 1, kan niet genieten van een toelating om een zone die duidelijk afgebakend is te installeren, waar het toegestaan is te roken : - de uitbater van een drankgelegenheid die gesitueerd is in een gesloten plaats toegankelijk voor het publiek als die instelling niet afgesloten is met wanden en een zoldering van die plaats; - de uitbater van een drankgelegenheid gelegen in een sportruimte. In de frietkraam Een frietkraam is een plaats waarvan de belangrijkste activiteit bestaat uit het bereiden en opdienen, voor onmiddellijke consumptie en in wegwerpbakjes, van maaltijden die uitsluitend in frietvet of olie zijn gebakken of opgewarmd. De plaats moet op dergelijke wijze uitgerust of ingericht zijn dat een maximaal aantal personen, door de minister te bepalen, er tegelijkertijd kan verbruiken (artikel 1.7° K.B. van 13.12.2005). Artikel 4 van het koninklijk besluit van 13 12 2005 : niettegenstaande de bepalingen van artikel 2, mag de uitbater van een frietkraam een zone die duidelijk afgebakend is installeren, waar het toegestaan is te roken volgens de voorwaarden voorzien in artikel 3, §§ 4 en 5. Het fumoir of de rookkamer Een rookkamer is een afgesloten ruimte waar mag gerookt worden (artikel 1.8° van het koninklijk besluit van 13.12.2005). Artikel 5. § 1 van het koninklijk besluit van 13 12 2005 : in horeca-inrichtingen waar roken verboden is krachtens onderhavig besluit, mag een rookkamer die beantwoordt aan de voorwaarden van § 2 van onderhavig artikel ingericht worden. § 2 van het koninklijk besluit bepaalt : de rookkamer moet duidelijk als lokaal voor rokers worden geïdentificeerd en enkel dranken mogen er worden aangeboden. In de rookkamer moet een rookafzuigsysteem of een verluchtingssysteem geïnstalleerd zijn en moet zodanig ingericht zijn dat de ongemakken van de rook ten opzichte van niet-rokers maximaal verminderd worden en mag geen doorgangszone zijn. De oppervlakte van de rookkamer mag niet meer bedragen dan een vierde van de totale oppervlakte van het lokaal waarin maaltijden en/of dranken ter consumptie opgediend worden. De minister bepaalt de bijkomende voorwaarden waaraan de rookkamer moet beantwoorden. Artikel 6 K.B. van 13 12 2005 : de uitbater en de klant, elkeen voor wat hem aangaat, van een instelling zoals bedoeld in de artikelen 2, 3, 4 et 5 is verantwoordelijk voor de naleving van de bepalingen van dit besluit in zijn inrichting. Oude en nieuwe rookverbodstekens Het model van rookverbodsteken werd op 4 juli 2006 vastgesteld door de minister van Volksgezondheid (B.S., 01 09 2006). Het moet op volgende plaatsen worden aangebracht : 37
-aan de ingang van de openbare plaatsen, met uitzondering van Horeca-inrichtingen en in artikel 3, § 6, van het koninklijk besluit van 13 december 2005; - in de openbare plaatsen, met uitzondering van drankgelegenheden, in artikel 3, § 6, en artikel 5, § 1, van het koninklijk besluit van 13 december 2005; - in de zones voorbehouden voor niet-rokers bedoeld in artikel 3, § 4, van het koninklijk besluit van 13 december 2005. Er moeten voldoende rookverbodstekens aangebracht worden zodat elke aanwezige persoon er kennis van kan nemen. De gelijkende oude pictogrammen blijven tot 1 januari 2007 rechtsgeldig. Rook-en alcoholverbod aan boord van vliegtuigen Door het verschijnen van het koninklijk besluit van 09.01.2005 (BS., 07.02.2005) en de Wet van 15.05.2006 (BS., 08.06.2006) houdende diverse maatregelen inzake vervoer, worden een aantal reglementen in de luchtvaart aangepast, waarbij het roken aan boord verboden wordt. Roken, slikken en zuipen Artikel 27§1 3° van de Wet van 27.06.1937, gewijzigd bij de nieuwe Wet van 15 05 2006 houdende diverse maatregelen inzake vervoer, bepaalt : al wie in een luchtvaartuig plaats neemt hetzij in staat van dronkenschap, hetzij onder invloed van verdovende middelen of zich aan boord van het luchtvaartuig in zulke toestand brengt, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met een geldboete van 26 euro tot 1000 euro, of met één van die straffen alleen. Overeenkomstig artikel 41 Wet van 27.06.1937 worden de processen-verbaal van de inbreuken onverwijld aan de procureur des Konings gezonden. Aan boord van een luchtvaartuig Artikel 27 § 1 van de nieuwe wet bestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met een geldboete van zesentwintig euro tot duizend euro, of met één van die straffen alleen : … 3° al wie in een luchtvaartuig plaats neemt hetzij in staat van dronkenschap, hetzij onder invloed van verdovende middelen of zich aan boord van het luchtvaartuig in zulke toestand brengt; 7° Al wie opzettelijk de uitrusting van het luchtvaartuig of een goed beschadigt of vernielt of er vuur aansteekt. Artikel 27 § 2 van de nieuwe wet bestraft met een geldboete van zesentwintig euro tot duizend euro : … 2° Al wie rookt aan boord van het luchtvaartuig in de zones waar dit, hetzij krachtens de wettelijke reglementering of deze van de vervoerder, hetzij door de gezagvoerder, verboden is; Indien de schuldige, in de gevallen omschreven in deze paragraaf, de veiligheid of de beveiliging van het luchtvaartuig of van de vervoerde personen ernstig in het gevaar heeft gebracht, wordt hij gestraft met de straffen zoals omschreven in de eerste paragraaf van dit artikel. In dit geval wordt bij herhaling binnen een termijn van vijf jaar de gevangenisstraf altijd uitgesproken. 38
Tot slot Het wordt de uitstervende roker niet bepaald gemakkelijk gemaakt om in een publieke plaats sigaren of sigaretten te roken. Maar ook de tabakslobby, handelaars en uitbaters van verbruikerszalen worden nu legaal gedwongen om het roken te ontraden. Het recht van de sterkste ?
39
Algemeen Besluit versus opmerkelijke heroriënteringen binnen de benadering en aanpak van schoolverzuim door Lokale Politiezone GAOZ Inge Jacobs – Jeugd-en sociale politiedienst GAOZ
socio-politionele
Bij het neerschrijven van het huidig evaluatierapport, kan de projectverantwoordelijke een aantal opmerkelijke gegevens en heroriënteringen aanreiken, die als uitgangspunten kunnen fungeren naar de integrale, socio-politionele benadering en aanpak van (problematisch) schoolverzuim binnen het schooljaar 2007-2008. Ten eerste, werden binnen het huidig schooljaar 2006-2007, bewust de systematische en gecoördineerde toezichten schoolverzuim voortgezet, dit naar analogie van het vorig schooljaar. Evenwel werd door de projectverantwoordelijke een verschuiving geïntroduceerd in geplande schooldagen en tijdstippen, dit om enerzijds het gebruikelijk gehanteerd actieschema te doorbreken en anderzijds het effect van deze wijziging te achterhalen bij het gesteld ( problematisch ) schoolverzuim. De geprogrammeerde TOEZICHTEN vonden telkens plaats, rekening houdend met het takenpakket van het BOT, aan een gemiddelde frequentie van 2 toezichten per week. Ondanks een verhoogde inzet van toezichten (58), kunnen onze diensten binnen het huidig schooljaar een daling van +/- 14 % vaststellen betreffende het aantal aangetroffen schoolverzuimers. Daar waar tijdens het schooljaar ’05-’06 221 effectieve schoolverzuimers werden aangetroffen, hebben onze diensten binnen het huidig schooljaar 193 schoolverzuimers kunnen aantreffen. Deze daling bewijst wederom de doeltreffendheid van zowel geprogrammeerde als nietgeprogrammeerde toezichten. Naar volgend schooljaar toe, continuïteit te waarborgen van teneinde (problematisch) perken.
blijft het belangrijk een deze gerichte toezichten schoolverzuim nog sterker in te
evenwel een zeer belangrijk Ten tweede, blijft het STATION aandachtspunt binnen de detectie van schoolverzuimers. Immers, 66,32 % van het aantal schoolverzuimers werd binnen het huidig schooljaar aangetroffen ter hoogte van het station te Genk. Wel dient binnen dit cijfer de nuancering gemaakt te worden dat er vanuit Lokale PZ GAOZ gedurende het gehele schooljaar verhoogd toezicht werd uitgevoerd ter hoogte van dit zwaartepunt. Immers, het station blijft het karakter van een all-round-place vertonen voor heel wat minderjarigen, en dus ook voor potentiële schoolverzuimers. Bovenvermelde concentratie van schoolverzuimers vormt enerzijds een risicogroep in de afglijding naar het stellen van crimineel deviant gedrag zoals steaming of gauwdiefstal. Anderzijds kan deze concentratie van schoolverzuimers een kwetsbare groep vormen, wanneer zij eveneens het slachtoffer wordt van gesteld crimineel deviant gedrag. Daar waar in eerste instantie binnen onze diensten eveneens de vrees bestond voor een verplaatsing en verschuiving van het gesteld fenomeen, geeft het bovenvermeld cijfer duidelijk weer dat deze statement niet gegrond is. 40
Ten derde, werd binnen de opmaak van het huidig evaluatierapport door de projectverantwoordelijke verrassend vastgesteld dat de concentratiegroep aan SCHOOLVERZUIMERS gesitueerd binnen het BASISONDERWIJS, significant gedaald is van 4,6 % naar 1,77 %. Nochtans mag ook deze peer-groep van schoolverzuimers in aanloop naar het schooljaar ’07-’08 niet uit het oog worden verloren. Ten vierde, kan de projectverantwoordelijke eveneens vaststellen dat de INSTROOM van effectieve SCHOOLVERZUIMERS gedomicilieerd BUITEN Lokale Politiezone GAOZ, binnen het huidig schooljaar, procentueel een daling kent van ruim 42 %. De gevormde socio-onderwijsgerelateerde en politionele overlast met betrekking tot deze peer-groep van schoolverzuimers, kan, mits een blijvende inzet en continuïteit van gerichte acties naar de inperking van het gesteld fenomeen, ook naar volgend schooljaar toe aanzienlijk worden teruggedrongen. Ten vijfde, blijft het SIGNALEREN van ernstig PROBLEMATISCH SCHOOLVERZUIM, al dan niet in combinatie met gesteld wangedrag / algemeen deviant gedrag – crimineel gedrag en / of een ernstige aantasting van de algemeen geldende waarden en normen bij een minderjarige, naar het Ambt van de bevoegde Jeugdrechter, ook naar het komend schooljaar toe, een onontbeerlijk gegeven. Immers, de uiteindelijke doelstelling binnen de operationele werking van het luik Schoolverzuim, blijft, binnen de context van de Lokale Veiligheidsdiagnostiek 2007-2010, de bescherming van zowel de algemene als de schoolse integriteit van de betrokken minderjarige, dit al dan niet met de inschakeling van vrijwillige ( gedwongen ); ambulante ( residentiële ) hulpverlening. Tijdens het huidig schooljaar, werden liefst 29 processen-verbaal gesignaleerd aan het Ambt van de bevoegde Jeugdrechter, die al dan niet leidden tot een vrijwillige/gedwongen residentiële plaatsing van de betrokken minderjarige. Ten zesde, werd door de projectverantwoordelijke bij het neerschrijven van het huidig evaluatierapport, eveneens verrassend vastgesteld dat het aantal AANMELDINGEN van problematisch SCHOOLVERZUIM door een betrokken onderwijsinstelling en/of CLB enerzijds een stijging van ruim 31 % kent in vergelijking met het schooljaar ’05-’06. Anderzijds breidt het aanvankelijk aanmeldingsterritorium van onderwijsinstellingen en/of CLB’s, zich uit naar derden / instanties die niet onderwijsgerelateerd zijn. De officiële kenbaarheid en operationele installering van het specifiek Aanspreekpunt voor scholen, dit conform de Ministeriële Omzendbrief betreffende de specifieke aanpak van jeugdcriminaliteit binnen de lokale politiezones, speelt ongetwijfeld een beduidende verklaring binnen de context van de aanzienlijke stijging van bovengenoemde aanmeldingen. Immers, een belangrijke doelstelling binnen de installering van dit aanspreekpunt, is het gegeven dat de “ drempel “ vanuit een onderwijsinstelling naar de lokale politiezone verlaagd wordt, dit met name in het aanmelden van zowel strafbare als niet-strafbare feiten gepleegd door een leerling. Deze doelstelling wordt uiteindelijk geïntegreerd in het totaal-concept binnen de (preventieve ) aanpak van jeugdcriminaliteit. Eveneens de recente, operationele wijziging binnen de Wet op de Belgische Jeugdbescherming, speelt binnen bovengenoemde constatering een significante rol. 41
Evenwel blijft het zeer belangrijk om binnen de detectie, perceptie,operationele uitvoering en continuïteit van zowel geprogrammeerde als niet-geprogrammeerde acties inzake schoolverzuim, de verwevenheid van en correlatie tussen enerzijds problematisch schoolverzuim en anderzijds ernstig normafwijkend, deviant en crimineel gedrag van een betrokken minderjarige, ernstig te benaderen en socio-politioneel aan te pakken. Nochtans blijft het merendeel van de Genkse (maar eveneens onderwijsinstellingen buiten GAOZ) scholen, het uitgebouwd luik rond de socio-politionele benadering en aanpak van (problematisch ) schoolverzuim door onze diensten, positief onthalen en beschouwen als een echte meerwaarde binnen de verdere begeleiding van (problematische) schoolverzuimers. Nochtans kunnen bovenomschreven werkingsresultaten niet aangereikt worden zonder de inzet en ondersteuning vanuit het Bijzonder Opdrachten Team GAOZ. De effectieve geplande en uitgevoerde toezichten, maar eveneens de niet-geplande uitgevoerde acties vanuit deze dienst, bewijzen de effectiviteit en rendabiliteit van de sociopolitionele benadering en aanpak van gesteld (problematisch) schoolverzuim binnen de Lokale PZ GAOZ. Een gecontinueerde samenwerking van het BOT en de JSPD in de integrale, politionele benadering en aanpak van het gesteld fenomeen, kan op middellange termijn zorgen voor betekenisvolle en beduidende werkingsresultaten binnen de globale werking van Lokale PZ GAOZ en de vroegtijdige detectie van problematische schoolverzuimers.
42
De uitbreiding van het jaarlijks arbeidsgeneeskundig onderzoek of het belang van de fysieke paraatheid van politieambtenaren.23 Jo Brouns, personeelsadviseur PZ GAOZ Een poltieambtenaar beschikt over een aantal attributen voor de uitoefening van zijn ambt, maar het allerbelangrijkste dat hij hanteert is zijn gezonde geest en lichaam! Het belang van een goede fysieke en psychologische gezondheid voor een politieambtenaar kan moeilijk overschat worden. De PZ GAOZ draagt het welzijn van haar medewerkers hoog in haar vaandel. Jaarlijks willen we één of meerdere maatregelen nemen ter bevordering van het algemeen welzijn van het personeel. N.a.v de invoering van het algemeen rookverbod in openbare gebouwen werd een intern rookbeleid uitgewerkt. Preventie, sensibilisering en ontrading vormden daarin de kernwoorden. In een ander artikel van dit korpsblad kan u kennis maken met ons alcohol- en drugbeleid. Als politieorganisatie willen we onze ogen niet sluiten voor deze problematiek. Ook hier kiezen we voor preventie, sensibilisering en indien nodig hulp en ondersteuning. In dit artikel willen we een volgende stap in ons welzijnsbeleid aan u voorstellen, met name het bepalen van de fysieke conditie door een uitbreiding van het jaarlijks arbeidsgeneeskundig onderzoek. “De taak van een politieagent is multifacettair en houdt belastingaspecten in die zowel fysische, psychologische als sociale repercussies kunnen hebben”, zo stelt Dr. Jan Vanoeteren, Geneesheer Directeur, preventieadviseur en arbeidsgeneesheer bij ENCARE Prevent. Het ARAB (Het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming) koppelt de inhoud van het arbeidsgeneeskundig onderzoek aan de risico’s van de taakevaluatie. Voor politiepersoneel komt dit dan neer op het evalueren van de geschiktheid om te voldoen aan een veiligheidsfunctie en het verkrijgen van een rijgeschiktheidsattest. Het klassiek medische onderzoek en anamnese worden dan uitgevoerd, samen met de noodzakelijke oogtesten, soms aangevuld met een gehoortest (schietmonitors) en het op puntstellen van de vaccinatiestatus voor tetanus en hepatitis B. Deze bestaande arbeidsgeneeskundige onderzoeksbatterij, die ons ‘geen’ informatie geeft over de fysieke conditie, is niet langer aangepast aan de complexe taak van een politieambtenaar, te meer daar nu we weten dat er een verhoogd cardiovasculair risico bestaat bij politieambtenaren en dit via de klassieke onderzoeken niet kan worden vastgesteld. Wetenschappers hebben aangetoond dat politieambtenaren een verhoogde prevalentie hebben van cardiovasculaire ziekten en dat een goede fysieke conditie omgekeerd evenredig gecorreleerd is met dit risico. Vandaar de nood aan een goed conditioneel peil en preventieve medische screening van politieambtenaren. De oorzaken voor dit verhoogd cardiovasculair risico zijn niet eenduidig. We staan even stil bij de voornaamste.
23
Dr. J. VANOETEREN, Encare Prevent, Het belang van de fysieke paraatheid van politiemedewerkers. 43
Het moet een politieambtenaar niet verteld dat de aard van zijn opdracht vaak een plotse fysieke inspanning vereist. Het zijn deze plotse fysieke inspanningen die als een van de belangrijkste oorzaken worden genoemd. Stellen dat de taak van een politieambtenaar psychisch belastend is, is eveneens een open deur instampen. Psychische belasting is gekoppeld aan een hele reeks fysische klachten, in de zin van psychosomatiek: slapeloosheid, darmklachten, migraine, hartkloppingen zijn klassieke stressgebonden klachten die van vervelend tot ondermijnend kunnen zijn doch globaal met weinig effectieve fysieke afwijkingen gepaard gaan. Nochtans kan ongezonde stress, meetbare fysieke afwijkingen induceren die ernstige gevolgen kunnen hebben en de normale levensverwachtingen kunnen compromitteren. De complexe politietaken voor ogen is het betreurenswaardig vast te stellen dat stress door het ARAB nog steeds niet als een arbeidsgeneeskundig risico wordt beschouwd. De verplichting in de Welzijnswet om psychosociale risico’s op te sporen, te evalueren en te elimineren is een stap in de goede richting, docht het is evident dat dit binnen de taak van de politie geen vanzelfsprekendheid is, zeker het elimineren van het stressrisico niet… Dr. Vanoeteren stelt dat het wenselijk is, indien een goede fysieke conditie een belangrijk pluspunt is om nog optimaler als politieambtenaar te functioneren, niet enkel aandacht te hebben voor de evaluatie van de fysieke conditie tijdens het medisch onderzoek, doch tegelijk ook het cardiovasculaire te screenen. Periodieke screening van een politieambtenaar vergt dus niet alleen het permanent evalueren van de fysieke conditie, doch ook een cardiale screening met aandacht voor het cardiovasculair risicoprofiel, met als doel zoveel mogelijk cardiovasculaire risicofactoren (roken, hypertensie, suikerziekte, lipidenstoornissen: waar stress ook een negatieve impact op heeft, familiale belasting…) te elimineren. Om ons personeel de kans te geven zich een duidelijk beeld te vormen van hun fysieke conditie en hun cardiovasculair risicoprofiel worden vanaf het najaar de verplichte periodieke arbeidsgeneeskundige onderzoeken uitgebreid met de volgende testen: • Lipidenbepaling • Korte inspanningstest • Rust ECG • Longfunctieonderzoek • Maximale belastingtest Deze testen zullen aanvullend aan het klassieke arbeidsgeneeskundig onderzoek worden uitgevoerd in de geacclimatiseerde onderzoekswagen van ENCARE PREVENT. In een eerste fase werd er voor geopteerd om uit elk kader, uit de groep ouder dan 45 jaar, 20% op vrijwillige basis deze testen te laten ondergaan, met minimaal 1 personeelslid per kader. Concreet betekent dit 3 officieren, 5 hoofdinspecteurs, 14 inspecteurs en 1 agent van politie. Indien er zich meer kandidaten op vrijwillige basis aandienen dan vastgesteld op basis van het voorgestelde percentage, wordt een selectie gemaakt door ENCARE PREVENT op basis van het cardiovasculair risicoprofiel van de kandidaten. In een volgende fase kunnen de testen uitgebreid worden naar andere en eventueel alle operationele personeelsleden. Dr. Vanoeteren zal voorafgaandelijk tijdens een informatiesessie de bijkomende testen nader toelichten. Na de onderzoeken wordt aan elk personeelslid een individueel verslag overgemaakt, dat met de arbeidsgeneesheer kan worden besproken. Voor de organisatie stelt ENCARE anoniem de groepsresultaten ter beschikking. De ervaring bij brandweerpersoneel leerde ENCARE Prevent dat dergelijke testen motiverend werken. Indien men zijn individuele fysieke conditie kent en dit kan spiegelen aan deze van 44
de collega’s is dit vaak een motivatie om een twijfelachtige fysiek om te zetten in een meer aanvaardbare of een aanvaardbare of goede conditie op dit peil te houden. Het competitieve element wordt met andere woorden door deze vorm van onderzoeken aangewakkerd met een progressieve stijging van het groepsgemiddelde tot gevolg. Indien het ganse korps jaarlijks een anoniem overzicht krijgt van de groepsresultaten kan men de eigen conditie kaderen in de grote groep met vaak ook positieve gevolgen naar motivatie toe om de fysieke conditie te onderhouden of te verbeteren. Tot slot willen we bij wijze van aankondiging van een volgend ‘welzijnsbevorderend initiatief’ verwijzen naar een ander positief gevolg van een goede fysieke conditie, namelijk een verminderde graad van absenteïsme of zoals wij het willen implementeren een verhoogde graad van ‘aanwezigheid’. Een verhoogde aanwezigheid komt het ganse korps ten goede: minder moeten invallen betekent minder overuren, minder psychosociale stress enzovoort.
45
Milieupolitie avant-la-lettre A. Marut, CP lokale Politie GAOZ Sinds 2002 bij de samenvoeging van rijkswachtbrigades en gemeentepolitie werd een kleine milieucel geïnstalleerd bij de wijkpolitie van de lokale politiezone GAOZ. Omwille van het specialisme van de materie leefmilieu werd in 2006 een aparte dienst Ruimtelijke ordening en leefmilieu opgericht, bestaande uit een officier en een inspecteur. Met de stad Genk werd eind 2005 een protocol afgesloten om de inbreuken gecoördineerd aan te pakken. De leefmilieuproblematiek is echter niet nieuw, zo blijkt. Regale en banale rechten Genk was sinds de middeleeuwen een feodale heerlijkheid, die rechtstreeks van de graaf van Loon afhing. Vanaf 1365 behoorde het graafschap Loon tot het prinsbisdom Luik, weliswaar met een zekere autonomie. De exploitatie van de natuurkrachten was een koninklijk (regaal) recht en de prins-bisschop van Luik beheerde deze regalia in het land van Loon en Luik. Het jachtrecht en het verkopen of ontginnen van grond of bos (aarde), het oprichten van een windmolen (lucht), het visrecht en het plaatsen van sluizen of het oprichten van een watermolen (water) en het inrichten van een brouwerij (water en vuur), was het exclusieve eigendomsrecht van deze prelaat. Het vruchtgebruik was een banaal recht24, hetgeen betekende dat de inwoners van het land verplicht waren om gebruik te maken van de prinselijke nutsinrichtingen, weliswaar tegen betaling van een cijnsbelasting. Het vruchtgebruik van de mechanische inrichtingen werd door de prins-bisschop verpand aan de meestbiedenden, meestal welstellende of adellijke personen. Waterschepenen Rivieren en beken waren de natuurlijke energiebronnen voor de aandrijving van de watermolens en leveranciers van het water voor huishoudelijk gebruik. Waterlopen waren kostbare energiebronnen en het toezicht erop werd toevertrouwd aan grafelijke ambtenaren, de waterschepenen. Een decreet uit 1628, uitgevaardigd door de Spaanse Habsburgse koning Filips IV (1621-1665) bepaalde dat het watergebruik onderworpen was aan een toelating van de heer en mits betaling van een cijns. In het graafschap Loon werden de oude Loonsche costuymen inzake de watermolens in 17 artikelen bij ordonnantie van 26 oktober 1638 gecodifieerd. De schout, lokale vertegenwoordiger van de graaf in een heerlijkheid, was verplicht de waterschepenen te Luik in kennis te stellen vooraleer hij opdracht gaf om de beken te laten reinigen. Deze milieupolitie gaf aanwijzingen hoe de werken moesten uitgevoerd worden en hield daarop toezicht. Zij waardeerden de molens, die door waterkracht aangedreven werden. Elke betwisting werd hen onderworpen. De werkzaamheden van de waterschepenen werden opgetekend in het Register der Heeren Waterschepenen inden Lande van Loon, beginnende den 21 juny 1630 tot 9 VIII bris 1756. Op 17 augustus 1672 deden les jurés d'eaux (waterschepenen) een visitatie op de Stiemerbeek te Genk. Zij stelden vast dat Houb Braecken25 en Laurens Meijers26 de waterloop onrechtmatig hadden afgedamd. Het banaal recht (term die afgeleid is van het Latijnse recht en legis latio : Bannum). Houb Braecken was een vooraanstaand man, in 1651 was hij borgermeester geweest van de heerwagen Gelieren. 26 R.A.Hasselt, Archief parochie Genk, Doopregister 1639-1659, p. 39 nr. 247. 46 24 25
De verpanding van de banmolen te Genk Van 1631 tot 1651 pachtte Jan van Beverst, procureur aan het Bisschoppelijk Hof te Luik de korenmolen van Genk. De korenmolen lag aan de Molenvijver27. Jan van Beverst had een molder (molenaar) aan wie hij de molen onderverhuurde28. De banmolen werd gedurende vele generaties uitgebaat door de rijke molenaarsfamilie Indye Haege uit het dorp van Genk. Op 4 juli 1639 vond een visitatie (plaatsbezoek) plaats aan de banmolen te Genk door vier gesworen watermeesters (waterschepenen) : Jan van Weddingen, Jacob Engelborchs, Willem Boyen en Adriaen Willems29. Dirick Schrijvers werd op 9 januari 1669 erkend als molenaar op de banale korenmolen. Luitenant-drossaard Herman Leunis vroeg de eeuwige verbanning als straf voor de molenaar wegens oneerlijke handelspraktijken, maar hij kwam er vanaf met een principiële veroordeling30. Op 10 januari 1675 ontstond er een dispuut tussen de molenaar en Houb Braecken over een zaak waarbij luitenant-drossaard Hubert van den Edelbampt31 moest arbitreren. De lokale gerechtsofficieren moesten de Loonse waterschepenen bijroepen omwille van hun bijzondere bevoegdheid inzake het molenbedrijf. Joannes Vaes, der Alde Scholtet, secretaris Laurentius Meijers en de waterschepenen Ferdinand Hoelen32 en Willem Meckers33, bemiddelden en men kwam tot een vergelijk. Molenaar Schrijvers moest zijn knecht, Hendrik Inde Meulen van As, den behoerlycken eedt van calomnie (de eed van rechtvaardigheid) laten afleggen voor de schepenbank en hij moest voortaan een rechte molster (reglementaire graanmaat) gebruiken34. De banmolen van Genk werd op 29 juni 170235 en op 23 juni 1714 nogmaals uitvoerig geïnspecteerd door de waterschepenen36. Gemeentelijke constitutie over het hout Hout was een edel en kostbaar materiaal in de 17de eeuw. Op 20 april 1677 werden alle ondersaeten ter gewoenlycke plaetse (aan de dorpel van de kerk) van Genk bijeengeroepen met de clockslagh van de banklok op het voogdgeding (volksvergadering). De borgemeesters van alle wijken : Michiel Waeben, Jan en Hendrick Peeters, Haubertus
Laurens Meijers (°Genk, 22.03.1648) was de jongste zoon van schepen-secretaris Laurentius Meijers. 27 De oude molen geniet bescherming en wordt thans uitgebaat als een café onder de naam De Molen. 28 REMANS, A., Molengeschiedenis van Genk, Heidebloemke jg. 24 nr. 5-6/1965. 29 GRAUWELS, J., De waterschepenen van het graafschap Loon, Limburg jg. 57 nr. 3/1978 p. 132. R.A.Hasselt, Register der Heeren Waterschepenen in den Lande van Loon (1630-1756), folio 13. 30 Ibidem, p. 54. 31 GOOLE, F. en SEVERIJNS, P., Limburgse families en hun wapen, deel 2, 1978, p. 107. Joris van den Edelbampt (+ 03.08.1672) was schepen en burgemeester van Sint-Truiden (1634-1637). 32 GRAUWELS, J., De waterschepenen van het graafschap Loon, Limburg jg. 57 nr. 3/1978 p. 133. Ferdinand Hoelen was griffier bij de schepenbank van Hasselt en werd op 10 juni 1664 door de prinsbisschop van Luik benoemd tot waterschepen van Loon. 33 Ibidem, p. 134. R.A.Hasselt, Register der Heeren Waterschepenen in den Lande van Loon (1630-1756), p. 44. Willem Meckers legde op 20 september 1673 de eed als waterschepen af. 34 REMANS, A., Molengeschiedenis van Genk, Heidebloemke jg. 24 nr. 5-6/1965. 35 R.A.Hasselt, Register der Heeren Waterschepenen inden Lande van Loon, p 100. 36 Ibidem, p 174. 47
Braecken, Hendrick Vaes en Marten Nijs, en de voltallige schepenbank, keurden een mandement goed ter bescherming van het gemeentelijk hout37. Op 3 september 1683 registreerde de schepenbank de volledige tekst van de keure raeckende het hauwen van het gemeyn holt, teneinde het kostbare hout te preserveren38. Overtredingen werden bestraft met 3 goudgulden. Het kappen van bomen was onderhevig aan een toestemming vanwege de boseigenaar. Schepen-secretaris Christiaen Broucx schreef op 8 juni 1683, op verzoek van een aantal respectabele inwoners en de leden van de schuttersgilde van Genk, een brief naar de abdis van Herkenrode om een meyboom te mogen kappen in het bos van Bokrijk, dat sinds de 13de eeuw in het bezit was van de abdij39.
R.A.Hasselt, Gichten Genk, Register nr. 32, p. 102. REMANS, A., De eenheid van Genk in het gedrang (1688), Heidebloemke jg. 20 nrs. 5 en 6/1961 p. 126. 39 Het planten van een meyboom was een Keltisch vruchtbaarheidsceremonieel in de zomer. Traditioneel werd er in Genk een jonge berk met linten versierd, waarrond er gedronken en gedanst werd. Deze traditie wordt nog jaarlijks op de dag vóór 1 mei gehouden. In Brabant plantte men in augustus een meyboom. 48 37 38
Onderrichtingen CP Luc Wevers Korpsorders 2007/003
rijverbod
2007/004
informaticafraude
2007/005
verkiezingen
2007/006
gevangenispersoneel
2007/007
identiteitsbewijs vreemdeling inschrijvingsbewijs
2007/008
Procureur 2007/012
2007/013
graffiti
2007/014
2007/015
APO
2007/016
telecommunicatie
2007/017 2007/018 2007/019
rechtbank dienstregeling scheepvaart
2007/020
gerechtskosten
2007/021
gevangenispersoneel
2007/022
Vrachtwagenbestuurders
Betekening van het verval tot recht van sturen (ont)seining Informaticafraude - gebruik van gestolen bank- of kredietkaart Het toezicht op wederrechtelijke aanplakkingen, waaronder kiespropaganda ingevolge de federale verkiezingen d.d. 10 juni 2007 Toegang tot / gebruik van privé gegevens van gevangenispersoneel Afleveren attest van diefstal / verlies of vernieling van identiteitsbewijs voor vreemdelingen Te volgen procedure in geval van onvrijwillige buitenbezitstelling van inschrijvingsbewijzen (CIM) van (auto)voertuigen - afleveren van attesten opstellen van proces-verbaal - dringende seining Doodslag - Moord - Opzettelijk toebrengen van lichamelijke letsels (slagen) -Wet van 20 december 2006 tot wijziging van het Strafwetboek met het oog op het strenger bestraffen van geweld tegen bepaalde categorieën van personen. Wet van 25 januari 2007 tot bestraffing van graffiti en van beschadiging van onroerende eigendommen en tot wijziging van de nieuwe gemeentewet (B.S. 20 februari 2007). Gemeenschappelijke omzendbrief van de minister van justitie en het college van procureurs-generaal betreffende de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen in strafzaken tenuitvoerlegging van beslissingen tot inbeslagneming. Het ambtshalve politioneel onderzoek (A.P.O.) en het vereenvoudigd proces-verbaal (V.P.V.) Wet van 23 januari 2007 tot wijziging van artikel 46bis SV; Wet van 9 mei 2006 tot wijziging van artikel 5 van de wet van 7 april 2005 tot bescherming van de journalistieke bronnen. Strafuitvoeringsrechtbanken Dienstregeling magistraat van dienst Scheepvaart - Wet betreffende de maritieme beveiliging. (Nieuw) koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken Toegang tot privé-gegevens van gevangenispersoneel Rijbewijs - Wegvervoer - Bestuurderskaart (Verordening EG) Nr. 1360/2002 van de Commissie van 13 juni 2002 - Toevallig gebrek aan 49
2007/023 2007/024
audiovisueel verhoor parketcriminoloog
2007/025
gevangenispersoneel
2007/026
drugstoeristen
2007/027
strafuitvoering
2007/028 2007/029 2007/030 2007/031
leger onmiddellijke inning onmiddellijke inning bloedafname
Provincie 2007/005
verkiezingen
2007/006
vogelgriep
2007/007
processierups
2007/008
wapenwet
2007/009
communicatie
2007/010
vogelgriep
overeenstemming met het rijbewijsnummer - Geen inbreuk Audiovisuele opname van het verhoor Functiebeschrijving van de parketcriminologen aangeworven bij de afdelingen ''jeugd en gezin". Toegang tot privé-gegevens van gevangenispersoneel door gedetineerden die klacht indienen. Verdovende middelen - vervolgingsbeleid t.a.v. «drugstoeristen ». Addendum aan de col 6/2007 Strafuitvoeringsrechtbank 1. Het ter beschikking stellen van het dossier aan de justitieassistent 2. De kennisgeving aan de nationale gegevensbank Wegverkeer bij het leger machtiging tot uitschrijven OI - 2 korpsleden machtiging tot uitschrijven OI - 5 korpsleden bloedafname sets - nieuwe regeling verkiezingen van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat op zondag 10 juni 2007 - maatregelen in het kader van de handhaving van de openbare orde vogelgriep - aanpassing van de maatregelen vanaf dinsdag 7 mei 2007 bestrijding processierups: coördinatie op gemeentelijk vlak en aanrekening van kosten model van standaard proces-verbaal - inbreuken op de (nieuwe) wapenwet werkzaamheden in de Belgacom-centrales met verstoring op het netwerk. vogelgriep - aanpassing maatregelen vanaf vrijdag 06.07.2007
50