KORPSBLAD
Verantwoordelijke uitgever: Frank Mulleners Europalaan 30 3600 GENK Februari 2006 – jaargang 28 – nr. 105 Viermaandelijks tijdschrift
Colofon Redactieadres: Lokale politie PZ GAOZ Europalaan 30 3600 GENK Tel: 089 30 30 30 Redactieleden: Kris CROONEN Vicky FLOSSY Ilse JACOBS Lieve JAMAER Alex MARUT Luc WEVERS Lay-out: Politiezone GAOZ Foto’s: vzw Heemkring Heidebloemke Genk Eindredactie: Frank Mulleners
De artikelen mogen slechts gereproduceerd worden mits schriftelijke toestemming van de auteur, overeenkomstig de wet van 30.06.1994 betreffende de auteursrechten en de naburige rechten. Alle verzoeken hieromtrent dienen gericht te worden aan het redactieadres.
Inhoudstabel korpsblad 105 – februari 2006 Glossen F. Mulleners, korpschef
p. 4
Een nieuwe personeelsformatie voor de PZ GAOZ. J. Brouns, personeelsadviseur
p. 7
Aanpassing van categorisering en tarifering van verkeersovertredingen vanaf 31.03.2006. L Geerits, commissaris p. 11 Tweehonderd jaar geleden werd Gerard Remans geboren, burgemeester van Genk (18311842) A. Marut, commissaris p. 21 Aankoop digitaal archief J. Kerkhofs, L. Wevers, commmissaris
p. 28
Een onrustwekkende verdwijning van 150 jaar geleden. A. Marut, commissaris
p. 31
Vesalius rolt de “rode loper” uit… J. Brouns, personeelsadviseur
p. 36
Veiligheidsmonitor 2004 S. Wouters, dienst preventie stad Genk
p. 39
Onderrichtingen HINP L. Wevers
p. 60
Glossen Frank Mulleners, korpschef PZ GAOZ Het jaareinde 2005 had voor de zone GAOZ een aangekondigde verrassing in petto. De eerste wagon reed het station binnen. De zone kreeg 5 hoofdinspecteurs, voormalige hoofdinspecteurs eerste klasse van de gemeentepolitie, als nieuwe commissarissen aan het loket. Twee bijkomende officieren denderen op 1 april 2007 tegen lokale stootbok. Het wezen de betrokkenen vanzelfsprekend gegund. In dezelfde periode wordt ook de nieuwe personeelsformatie van de zone door de toezichthoudende overheden goedgekeurd. Eén van de cruciale uitgangspunten van die formatie is de afkalving van het aantal politieofficieren (commissarissen) van 14 naar 8, korpschef inbegrepen. Het gerecupereerde financiële overschot van deze operatie -6 wordt gestoken in de uitbreiding van basiskader en calog. Het ganse opzet van de nieuwe personeelsformatie wordt op die wijze doorkruist. De vermindering van het aantal officieren wordt in één beweging ongedaan gemaakt. Op 1 april 2007 telt de zone 19 officieren, waarvan gelukkig voor de zone drie detacheringen. Het aantal van een functie te voorziene officieren bedraagt dan 16, één meer dan bij de opstart van de lokale politie van de zone GAOZ. Die situatie wordt pas terug genormaliseerd in 2016. Gedurende één volledig decennium is er op die wijze in principe geen vernieuwing in het officierenkader mogelijk. Dit kan echter opgevangen door de niet - vervanging van de officieren ancien regime, door de officieren nieuwe lichting in het daartoe bestemde kader maar wel door externe kandidaten. Dit betekent dan weer een extra kost voor de zone en een boventalligheid tot de normalisering terug intreedt. Dit alles bekeken vanuit de huidige toestand en zonder rekening te houden met toekomstige evoluties op welk vlak dan ook. Deze spin-off van de hervorming speelt zich dan nog af tegen een achtergrond van de slogans meer blauw op straat en afbouw van het Mexicaanse leger. Deze maatregel heeft in de zone organisatorisch een niet geringe weerslag. In de veronderstelling dat een hogere graad ook leidt tot taakuitbreiding (wat in gelijkaardige gevallen zeker niet overal de consequentie is) en dus een andere taakinvulling voor de nieuwe officieren, heeft dit noodzakelijkerwijze gevolgen voor andere graden. Door de ingreep verdwijnen 7 middenkaderleden uit de dagelijkse permanente wachtrol. Dat wil zeggen dat in eerste instantie de middenkaderleden van de lokale recherche volledig in de bewuste rol worden opgenomen wat tot capaciteitverlies leidt voor de operationele werking van de lokale recherche van de zone. Aansluitend en misschien uniek voor ons land, moeten ook de politieassistenten voor het eerst in hun bestaan volledig aan de operationele wachtrol deelnemen. Geen wenselijke ingrepen maar onvermijdelijk gevolg van de nieuwe blik officieren. Een gelijkaardige vaststelling kan ook worden gemaakt als de impact van COP wordt bekeken. De filosofie van de gemeenschapsgerichte politiezorg moest de dragende filosofie worden van de nieuwe politie. Misschien is zij dat hier en daar virtueel ook maar toch een tweetal kanttekeningen. De functie wijkinspecteur, de operationele emanatie van de gemeenschapsgerichte zorg, staat onder druk. Zijn financiële vergoeding is, buiten het loon, administratief en pecuniair quasi
4
nihil, zeker in verhouding met de andere (lokale) functionaliteiten. Onbegrijpelijk tegen de achtergrond van de COP filosofie maar historisch verklaarbaar. In de zone GAOZ zijn in 2005 de twee eerste aanwervingen sinds de start van de hervorming op 1 januari 2002, wijkinspecteurs. Intern was niemand bereid de functie op te nemen gezien het exuberante financiële verlies. De wijkagenten meer ’s avonds en in het weekend doen werken om hun vergoedingen in de hoogte te jagen is, zonder functionele noodzaak, geen voorbeeld van doordacht personeelsbeleid. De oplossing ligt evenwel voor de hand: solidariteit. Waarom kan er niet gedacht aan een herallocatie van de bestaande vergoedingen zodat de koek evenredig wordt verdeeld: bijvoorbeeld inleveren op de recherchevergoedingen ten voordele van de wijkfunctie. Waarschijnlijk is dit een provocerende gedachtegang, maar toch. Opwaardering van de wijkfunctie veronderstelt een drastische ingreep eerder dan weekend doekjes voor het bloeden. Ik refereer nadrukkelijk naar de recherchefunctie omdat ik hierbij een tweede kanttekening inzake COP wil suggereren. Nooit voorheen werd de lokale politieorganisatie en meer bepaald de lokale opsporing zwaarder belast door de gerechtelijke overheden dan sinds de politiehervorming. In de zone GAOZ werd 10% van de effectieven, zoals voorgeschreven voor een dergelijke zone, ondergebracht in de lokale recherche. De belasting van die dienst neemt jaar na jaar toe. De eco-fin misdrijven zijn met meer dan 20% toegenomen en hebben het nietcomplexe karakter al enige tijd verlaten. De belasting neemt in deze en andere dossiers dergelijke omvang aan dat andere geledingen van de organisatie ook voor recherchewerk dienen ingeschakeld. Het gerechtelijk takenpakket neemt niet alleen administratief (APO-VPV) toe maar sinds de hervorming ook operationeel: eco–fin, cannabisplantages, illegalen, uitleveringen, audiovisueelverhoor minderjarigen, huisarrest minderjarigen, sporenonderzoek en waarschijnlijk is de lijst met nieuwe taken nog niet ten einde. De indruk groeit dat i.p.v COP de recherche de emanatie is geworden van de politiehervorming en de nieuwe (grote of kleine) Franchimont en aanverwanten zit er nog aan te komen. Art 44 WGP lijkt wat deze functionaliteit betreft zodanig te worden uitgehold dat een nieuwe (lokale) GPP aan de einder opduikt… Het is echter niet allemaal kommer en kwel. Om 3.000 geüniformeerden meer op straat te krijgen, worden de zones om de oren geslagen met nieuwe categorieën veiligheids- en dito functies: interventiekorps, veiligheidskorps, calogisering, militairen, nieuw contingent stadswachten, veiligheidscoördinator voetbal, uitbreiding bevoegdheid hulpagenten, uitbreiding bevoegdheid veiligheidsdiensten openbare vervoersmaatschappijen en dies meer. Ontegensprekelijk lovenswaardige initiatieven ware het niet dat de complexiteit van het politielandschap weer toeneemt. Anderzijds toch ook de vaststelling dat het hervormingsverlies van 100 voltijdse geüniformeerde functies in het gerechtelijke arrondissement Tongeren (waarvan 24 in GAOZ) door al die maatregelen niet wordt goedgemaakt. Alle geformuleerde kanttekeningen hebben in mindere of meerdere mate te maken met capaciteit. Wanneer de capaciteit in een zone met de omvang en de middelen als GAOZ reeds onder druk komt te staan, wat dan met de grote meerderheid van de zones die over aanzienlijk minder personele capaciteit beschikken? Als het takenpakket toeneemt, de middelen, personele en andere, constant blijven en effectiviteit en efficiëntie het leidmotief worden, dan duikt onvermijdelijk de vraag op naar de kerntaken en de prioriteitenstelling.
5
In het complexe en generalistisch takenpakket wordt tot op heden weinig orde geschapen. Momenteel wordt de indruk gewekt dat wanneer de oneigenlijke taken uit het pakket verdwijnen, een nieuwe orde zal ontstaan. Niets is minder waar. In heel wat zones zijn die taken geen issue meer wat betreft het gemeentelijk aandeel. FOD Justitie daarentegen hinkt in deze jaren achterop en er is geen beterschap in zicht. De kerntaken discussie gaat echter verder dan het verhaal van de oneigenlijke taken. Het gaat in eerste over de rol van de politie in de samenleving. Eens die rol bepaalt, kan gekeken vanuit haar specifieke bevoegdheden, welke taken door politie, dienen te worden opgenomen en welke taken door andere instellingen en diensten kunnen worden overgenomen. Indien terzake geen duidelijke wettelijke standpunten worden ingenomen, dreigt de hervormde lokale politie in de toekomst te verzanden in een wirwar van taken en opdrachten zonder veel coördinatie, alle zonale veiligheidsplannen ten spijt. Trouwens vanuit alle hoeken duiken ongecoördineerd de meest uiteenlopende nieuwe veiligheidsfuncties op, anticiperend op de afbakening van de kerntaken en de capaciteitsdiscussie. Los van de dialectiek rond de kerntaken zal de omvang en de daarmee gepaard gaande capacitaire macht (of onmacht) van de meeste zones als een molensteen rond de hals van de reformatie blijven hangen. Het zag er even naar uit dat geen 172 jaar zou moeten gewacht worden op een territoriale herstructurering. Naar aanleiding van de brandweerhervorming sprak BZ op een bepaald ogenblik van veiligheidszones voor politie en brandweer samen. In die optiek kon het enkel maar gaan om grotere zones dan de huidige politiezones. De ganse bevolking kon dan eindelijk een 24/7 dienstverlening worden gegarandeerd. Ondertussen schijnt die denkpiste weer te zijn verlaten en zal het nog wat meer tijd vergen om de resterende heilige huisjes af te breken. De wens zal ook in deze contextualisering misschien wel de vader van de gedachte zijn zolang de virtuele politierealiteit de operationele blijft domineren.
6
Een nieuwe personeelsformatie voor de PZ GAOZ Jo Brouns, personeelsadviseur lokale politie GAOZ “Genk heeft originele oplossing om MEER BLAUW op straat te krijgen: minder officieren, meer ‘gewone’ agenten” zo titelde Het Belang van Limburg van 27.09.2004. Het was één van de uitgangspunten bij het opstellen van het nieuwe personeelsbehoefteplan 2005 – 2014. Met dit plan wil de leiding van de politiezone, binnen éénzelfde financiële enveloppe en met respect voor de KUL-norm, de personeelsinzet in de zone optimaliseren. Dit impliceert zo veel mogelijk “functioneel” blauw op straat en een zo groot mogelijke calogiseringsbeweging. De eerste personeelsformatie van de PZ GAOZ werd, op basis van de veelbesproken KULnorm, voor het operationeel kader bepaald op 186 en voor het administratief en logistiek kader op 35. De samensmelting van de verschillende korpsen leidde in het operationeel kader tot een overtallig effectief van 18 fulltime equivalenten. Rekening houdend met de natuurlijke afvloeiingen en de afname van het aantal overtallen enerzijds en het debat over het takenpakket van de lokale politie en de calogiseringsbeweging anderzijds, drong een evaluatie van de bestaande personeelsformatie zich op. De volgende drie uitgangspunten vormden de basis van het ontwerp van het nieuwe personeelsbehoeftenplan: er zijn minder officieren nodig voor de leiding van het korps, er is een behoefte aan meer functioneel blauw op straat en administratieve taken moeten zoveel als mogelijk worden uitgevoerd door calog-personeel. In het najaar van 2004 werd gestart met de voorbereiding. Alle functies en diensten werden aan een grondige kwantitatieve en kwalitatieve analyse onderworpen. Deze analyses gebeurden op basis van gesprekken met diensthoofden en medewerkers. Ze resulteerden uiteindelijk in volledig nieuwe functieprofielen en dienstopdrachten, waarbij per dienst een nieuwe personeelsbezetting werd voorgesteld. Het ontwerp van het nieuwe personeelsbehoeftenplan werd opgesteld vanuit een zeker pragmatisme. De bestaande formatienormen, dewelke de minimale verhoudingen tussen de verschillende kaders vastleggen en die nu, vijf jaar later, niet meer aangepast zijn aan de werking en opdrachten van de lokale politie, werden niet als absoluut beschouwd bij de opmaak van het nieuwe personeelsplan. Een afwijking in functie van operationele en administratieve noodwendigheden leek, rekening houdend met de algemene beginselen van ‘behoorlijk bestuur’, verantwoord. Onderstaande tabel toont het eerste ontwerp van de nieuwe personeelsformatie in vergelijking met het eerste personeelsbehoeftenplan van de PZ GAOZ.
01.01.2002 Eerste ontwerp nieuw plan
HCP 1 1
CP 13 7
HINP 36 30
INP 126 138
-6
-6
+12
HAP 10 10
A 2 2
B 8 10
C 20 23
D 5 7
+2
+3
+2
Zoals vermeld waren bij de opmaak van het ontwerp nog steeds de formatienormen bepaald in het Koninklijk besluit van 07.12.2001 tot vaststelling van de formatienormen van de
7
personeelsleden van de lokale politie van kracht. Volgens de hierin vermelde bepalingen mag het aantal officieren niet minder bedragen dan 25% en niet meer dan 33% van de formatie van het middenkader. De nieuwe formatienorm voor het officierenkader bedraagt 26,67% en vormde dus geen probleem. Het eerste ontwerp van het nieuwe personeelsplan voorzag 30 hoofdinspecteurs, 27 gewone en 3 gespecialiseerde politieassistenten. De nieuwe formatienorm voor het middenkader, die niet minder dan 25% en niet meer dat 33% van het basiskader mag bedragen, lag hierdoor met 21,74% wel onder de minimumnorm. Wat het calog-personeel betreft, werd in de ministeriële omzendbrief PLP 16 van 28.11.2001 bepaald dat het calog-personeel, in verhouding tot het operationeel kader, tussen 8%, in de aanvangsfase, en 20% mag bedragen. Ook hier is er met een calog-kader van 42, en dus een verhouding van 22,58% tot het operationeel kader, een afwijking t.o.v. van de reglementair voorziene formatienorm. Deze afwijking ligt echter in de lijn van de nieuwe filosofie m.b.t. de inzet van calog-personeel ten voordele van operationele capaciteit. Het maximaliseren van de inzet van calog-personeel, is van in het begin een beleidsoptie geweest in de PZ GAOZ. Deze zienswijze wordt nu bijgetreden in de ministeriële omzendbrief CP 2 van 03.11.2004 betreffende het bevorderen van de organisatieontwikkeling van de lokale politie met als finaliteit een gemeenschapsgerichte politiezorg. De minister van Binnenlandse Zaken verzoekt de lokale besturen het contingent van administratief en logistiek personeel bij de korpsen van de lokale politie op te drijven naar minimaal 16%. Dit eerste ontwerp werd op het basisoverlegcomité van 05.10.2004 besproken met de vakbonden. Alle afgevaardigden stonden positief tegenover de afbouw van het officierenkader ten voordele van het versterken van de basis. Voor de afbouw van het middenkader kreeg het beleid van de politiezone eveneens een gunstig advies, maar er werd wel de opmerking geformuleerd dat hierdoor de sociale promotie van het basiskader naar het middenkader in de eigen politiezone de eerste jaren gehypothekeerd zou worden. De politieraad gaf in zijn vergadering van 02.12.2004 zijn akkoord aan het nieuwe ontwerp. Vooraleer het nieuwe ontwerp definitief in te dienen werd, omwille van de voormelde afwijkingen t.a.v de geldende bepalingen inzake de formatienormen, een informeel overleg georganiseerd met de voogdijoverheid op provinciaal niveau. Deze gaf haar principieel akkoord, maar formuleerde een voorbehoud m.b.t. de afwijking van de bestaande formatienormen, in de zin dat men het standpunt van het Ministerie van Binnenlandse Zaken wilde kennen m.b.t de voorgestelde afwijkingen. Begin 2005 werd aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken, een goedkeuring gevraagd m.b.t. de afwijking van de bestaande formatienormen. De minister van Binnenlandse Zaken liet in zijn brief van 25.01.2005 weten geen goedkeuring te verlenen aan de afwijking m.b.t de formatie voor het middenkader. Hij maakte echter geen opmerking m.b.t. de uitbreiding van het calog-kader boven de 20%. Rekening houdend met de opmerkingen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken werd het initiële ontwerp in 2005 minimaal gewijzigd. Het aantal middenkaderleden dat oorspronkelijk werd vastgesteld op 30 werd opnieuw vermeerderd tot 33, waaronder 3 politieassistenten. Tengevolge van deze wijziging is het aantal bijkomende basiskaderleden teruggebracht tot 9 i.p.v. 12.
8
Om de financiële enveloppe sluitend te houden, werd uiteindelijk ook 1 consulent niveau B minder voorzien, 9 i.p.v 10. Deze kleine aanpassing betekende echter niet dat de uitgangspunten van het nieuwe personeelsbehoeftenplan volledig werden uitgehold. De vakbonden waren gunstig gestemd over de aanpassingen. Onderstaande tabel toont de eerste personeelsformatie, het initiële ontwerp van het nieuwe personeelsbehoeftenplan 2005 – 2014 dat werd afgekeurd en het plan, goedgekeurd door de politieraad van 17.03.2005, waaraan de bevoegde voogdijoverheden uiteindelijk hun goedkeuring verleende.
01.01.2002 Initieel ontwerp Goedgekeurd plan
HCP 1 1
CP 13 7
HINP 36 30
INP 126 138
HAP 10 10
A 2 2
B 8 10
C 20 23
D 5 7
1
7
33
135
10
2
9
23
7
-6
-3
+9
+1
+3
+2
1 december 2005 werd het besluit van de politieraad in verband met de wijziging van de personeelsformatie van de PZ GAOZ aangenomen door het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Binnenlandse Aangelegenheden Limburg. Tijdens de laatste week van 2005 werd de politiezone in kennis gesteld dat de gouverneur bij besluit van 15 december 2005, het besluit van de politieraad van 17.03.2005, personeelsformatie van het lokale politiekorps van de politiezone GAOZ, heeft goedgekeurd. Vanaf 2006 kan dus werk gemaakt worden van de praktische uitvoering van het nieuwe personeelsbehoeftenplan. De aanwervingspolitiek zal gericht zijn op een zo snel mogelijke versterking van de basis en het bestendigen van de calogiseringskoers. Tijdens de eerste mobiliteitscyclus van 2006 zullen al minimaal 5 functies in het basiskader vacant worden gesteld. De rode loper die ook in de politiezone GAOZ werd uitgerold en waaraan in deze uitgave van het korpsblad een apart artikel wordt gewijd, creëerde een politionele realiteit die lijnrecht indruist tegen één van de voornaamste fundamenten van de nieuwe personeelsformatie. Om in de metaforische stijl van het editoriaal te blijven: uit de eerste wagon van de rode trein, die zijn passagiers met terugwerkende kracht tot 1 april 2005 naar hun bestemming bracht, stapten aan halte GAOZ maar liefst 6 nieuwe officieren uit. Op het moment dat de voogdijoverheid zijn fiat gaf voor de afbouw van het officierenkader met 6 FTE, kreeg de politiezone 6 nieuwe officieren bij, waarvan er 1 is gedetacheerd bij de federale politie. Indien in 2014, het moment waarop volgens het nieuwe plan voor het eerst opnieuw een officier kan aangeworven worden, de beleidsmakers van dan beslissen om de rode loper officieren op te nemen in de formatie, zal de vernieuwing en verjonging van het officierenkorps nog meer vertraging oplopen.
9
De rode loper had ook zijn gevolgen voor het middenkader. Dit kader verloor maar liefst 8 FTE’s die niet kunnen vervangen worden. Om de toenemende druk op het resterende middenkader te verlichten waren, zoals u in het editoriaal kon lezen, functie oneigen, interne verschuivingen noodzakelijk. De eerste aanwervingen, lees vervangingen in het kader van pensioneringen, voor het middenkader zijn gepland eind 2008 begin 2009. Tot dan zullen door het rode loper verhaal en het ouder wordende middenkader de werklast op een steeds kleinere groep hoofdinspecteurs terecht komen. De nieuwe bakens zijn uitgezet! Op een vrij korte tijdspanne, van 2 tot maximum 3 jaar zal de versterkte basis een feit zijn, de calogiseringskoers wordt bestendigd en de afbouw van het officierenkader zal trager verlopen dan verwacht.
10
Aanpassing van categorisering en tarifering van verkeersovertredingen vanaf 31/03/2006 Luc Geerits commissaris verkeerspolitie Vanaf 31 maart 2006 zullen de categorieën van overtredingen opnieuw wijzigen, zijn de tarieven van de onmiddellijke inningen aangepast en volgt een nieuwe berekening van snelheidsovertredingen. Wij geven hieronder een overzicht van de voornaamste wijzigingen in de straatcode. Er is gekozen om een tekst te schrijven vanuit het standpunt van de verbalisant; dit heeft voor gevolg dat het geheel vrij technisch is, doch wij menen dat de tekst hierdoor ook effectief bruikbaar zal zijn op straat, in de eerste maanden na invoering van deze wijzigingen. Buiten de bovengenoemde punten zullen nog andere wijzigingen op 31 maart 2006 van toepassing worden, zoals wijzigingen inzake de intrekking van het rijbewijs, de depenalisering van het tijdelijk parkeren of de afschaffing van de boetezegels. Deze punten komen niet aan bod in dit artikel. Wettelijke basis : In het staatsblad van 9 november 2005 werden volgende koninklijke besluiten gepubliceerd : • Koninklijk besluit van 30 september 2005 tot aanwijzing van de overtredingen per graad van de algemene reglementen genomen ter uitvoering van de wet betreffende de politie over het wegverkeer • Koninklijk besluit van 30 september 2005 tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 2003 betreffende de inning en de consignatie van een som bij de vaststelling van de overtredingen van de wet betreffende de politie over het wegverkeer en zijn uitvoeringsbesluiten.
Nieuwe categorisering der overtredingen Sedert de invoering van de drie categorieën zware overtredingen werd de indruk gewekt dat de ‘gewone’ overtredingen niet zo belangrijk zijn. Met de nieuwe indeling wil de wetgever een signaal geven om aan te duiden dat alle overtredingen belangrijk zijn, doch dat er een onderscheid kan gemaakt worden in functie van het gevaar, het risico en de gevolgen bij een verkeersongeval. Men zal dus vanaf 31 maart 2006 niet meer spreken van ‘zware’ overtredingen doch van ‘vier categorieën van overtredingen’. Samen met de aanpassing van de bedragen van de onmiddellijke inningen, de verlaging van de minimumboetes en andere aanpassingen, werd getracht om het draagvlak bij de bevolking voor de wet op de verkeersveiligheid – in de volksmond de wet van de superboetes genoemd – te vergroten. Huidige indeling zware overtredingen in categorieën
Gewone overtreding Zware overtreding eerste graad
Bedrag onmiddellijke inning in euro 50 150
Nieuwe indeling van overtredingen in categorieën vanaf 31/3/2006 Overtreding eerste graad Overtreding tweede graad
Bedrag onmiddellijke inning in euro 50 100
11
Zware overtreding tweede 175 Overtreding derde 150 graad graad Zware overtreding derde 300* Overtreding vierde 300* graad graad *Enkel voor bestuurders die geen vaste woon- of verblijfplaats hebben in België – zie verder. Daar waar bij de vorige indeling1 de geciteerde artikels bepalend waren voor de indeling van de categorieën, zal vanaf 31 maart 2006 de tekst van het nieuwe koninklijk besluit (KB 30/9/2005) gelden. Concreet betekent dit dat de verbalisant precies dient te weten welke delen van een bepaald artikel als overtreding van een bepaalde categorie wordt beschouwd omdat niet noodzakelijk de volledige tekst van het artikel aangehaald wordt. Tevens zullen op de officiële documenten de artikels van het K.B. van 30/9/2005 vermeld moeten worden bij de overtredingen van de 2de, 3de en 4de graad. Wij overlopen hieronder enkel de overtredingen die van categorie wijzigden, of die nieuw werden opgenomen in de lijst van overtredingen van de 2de, 3de of 4de graad, en zullen hier en daar commentaar geven. Om spraakverwarring te vermijden, zullen wij de wijzigingen aanduiden via de bedragen van de onmiddellijke inningen. Dus niet «art.x wijzigde van zware overtreding van de tweede graad naar overtreding van de tweede graad» (verlaagt eigenlijk in inschaling) maar «art.x gaat van 175 naar 100 euro». Wij hanteren hiervoor de bovengenoemde bedragen voor onmiddellijke inningen. Overtredingen die in het schema hierboven horizontaal binnen dezelfde inschaling blijven, worden dus niet besproken. Bij het lezen van de onderstaande tekst gaat de schrijver ervan uit dat de lezer de huidige zware overtredingen grotendeels kent. Overtredingen van de eerste graad (50 euro): In het verslag aan de Koning bij het koninklijk besluit van 30 september 2005 dat de overtredingen aanwijst per graad1, alsook in het koninklijk besluit van 30 september 2005 betreffende de inning en consignatie2 blijkt dat ‘alle overtredingen van de reglementen uitgevaardigd op grond van de gecoördineerde wetten3 overtredingen zijn van de eerste graad. In het schema in bijlage tonen wij welke wetgeving gebaseerd is op de wegverkeerswet. De Wet op de verplichte aansprakelijkheidsverzekering is niet genomen op grond van de gecoördineerde wetten. Overtredingen op deze wet zullen daarom verder geverbaliseerd en bestraft worden via een gewoon proces-verbaal. Volgende overtredingen van de straatcode waren sedert 1 maart 2004 ingeschaald als zware overtreding doch zijn thans opnieuw (gewone) overtredingen van de eerste graad : I. Art.4.2.1° Bindende kracht van de bevelen van de bevoegde personen : de arm rechtop gestoken wat stoppen betekent voor alle weggebruikers,… is niet opgenomen in de tekst van het nieuwe koninklijk besluit terwijl de volgende punten
1 Koninklijk besluit van 22 december 2003 tot aanwijzing van de zware overtredingen per graad van de algemene reglementen genomen in uitvoering van de wet betreffende de politie over het wegverkeer. 2 Koninklijk besluit van 22 december 2005 tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 2003 betreffende de inning en de consignatie van een som bij de vaststelling van de overtredingen van de wet betreffende de politie over het wegverkeer en zijn uitvoeringsbesluiten. 3 Wet op de politie van het wegverkeer gecoördineerd door het koninklijk besluit van 15/03/1968
12
(armen horizontaal, het overdwars zwaaien; wel zijn opgenomen als zware overtreding van de vierde graad. In het verslag aan de Koning staat nochtans dat het negeren van een stopbevel een overtreding van de vierde graad is. Op de studiedag van www.wegcode.be die samen met het BIVV werd ingericht op 1 februari 2006 te Bornem werd door de heer Paul Kenis, Advocaat-generaal bij het Hof van Beroep te Gent duidelijk gesteld dat art.4.2.1° diende gezien te worden als het negeren van het bevel van een bevoegd persoon en alzo zal ingedeeld worden bij de overtredingen van de derde graad (150 euro). Via omzendbrief zal gestipuleerd worden dat voor deze overtredingen een proces-verbaal zal opgesteld worden en geen onmiddellijke inning. II. Art.5 verkeersbord B19 (175 50 euro). De regels inzake het kruisen zijn overtredingen van de derde graad (150 euro) geworden doch het negeren van verkeersbord B19 staat niet expliciet vermeld, zodat bij een overtreding met verwijzing naar dit verkeersbord een onmiddellijke inning van 50 euro volgt. III. Art.5 Het negeren van verkeersborden F99a en F99b die ingeschaald stonden als zware overtreding van de eerste graad, werd niet meer opgenomen in de tekst van het nieuwe koninklijk besluit; nochtans blijft de tekst van art.22quinquies1, die dezelfde materie behandelt, behouden als overtreding van de tweede graad (100 euro). Verbaliseren bij overtredingen kan daarom best gebeuren op basis van art.22quinquies1 en niet op art.5 met verkeersbord F99a of F99b. IV. Art.8.5 De bestuurder mag het voertuig dat hij bestuurt of de dieren die hij geleidt of bewaakt niet verlaten zonder de nodige voorzorgen te hebben genomen … (150 50 euro) V. Art.10.1.2 De bestuurder moet, rekening houdend met zijn snelheid, tussen zijn voertuig en zijn voorligger een voldoende veiligheidsafstand houden (150 50 euro) VI. Art.19.3.2.a) De bestuurder die naar links afslaat, moet op een rijbaan met tweerichtingsverkeer, zich naar links begeven zonder de tegenliggers te hinderen (175 50 euro) VII. Art.22 sexies 1+2 Verkeer de voetgangerszones. Het grootste gedeelte van dit artikel is niet meer weerhouden in graad 2,3 of 4. Dus zowel het rijden in een voetgangerszone zonder daartoe gemachtigd te zijn, het parkeren in die zones of fietsers die moeten afstappen wanneer de dichtheid van het voetgangersverkeer hun doorgang bemoeilijken; worden overtredingen van de eerste graad (150 50 euro). Het stapvoets rijden, de doorgang vrijlaten, het in gevaar brengen of hinderen van voetgangers blijft een overtreding van de derde graad (150 euro). VIII. Art.25.1.2° Parkeren op minder dan 15 m aan weerszijden van een bushalte (150 50 euro) IX. Art.30.1.1.d) De grootlichten moeten gedoofd en door de dimlichten vervangen worden wanneer de rijbaan onafgebroken en voldoende verlicht is zodat de bestuurder in staat is tot op ongeveer 100 meter duidelijk te zien (175 50 euro). X. Art.30.1.1 tweede lid. De voormistlichten mogen slechts gebruikt worden bij mist, sneeuwval of felle regen. Zij mogen de dimlichten of de grootlichten vervangen of gelijktijdig met deze lichten branden (175 50 euro). Het niet gebruiken of het misbruiken (overdag bij goede zichtbaarheid) van de voormistlichten is een overtreding van de eerste graad (50 euro).
13
XI.
Art.30.1.2 tweede lid. Deze lichten (de rode lichten achteraan en de achtermistlichten) mogen in geen andere omstandigheden gebruikt worden. Het gebruik van de achtermistlichten in omstandigheden dat het niet nodig is zoals bij goede zichtbaarheid, zal geverbaliseerd worden als overtreding van de eerste graad (50 euro). Het niet ontsteken van de rode achterlichten in de gevallen dat het nodig is, wordt een overtreding van de derde graad (150 euro), terwijl het niet gebruiken van de achtermistlichten een overtreding van de tweede graad wordt (100 euro). XII. Art.39 Gedrag tegenover autobussen en trolleybussen die hun halteplaats verlaten (175 50 euro). XIII. Art.40.2 Gedrag van de bestuurders tegenover voetgangers (De bestuurder moet dubbel voorzichtig zijn ten aanzien van kinderen,… 175 50 euro). Vermoedelijk heeft de wetgever dit artikel niet meer weerhouden in graad 2,3 of 4 omdat de praktische bruikbaarheid voor de verbalisant gering is. Andere artikels met specifieke gevaarlijke gedragingen tegenover voetgangers en andere groepen zijn wel weerhouden. XIV. Art.40.5 + 40ter laatste lid. De bestuurder mag een oversteekplaats voor voetgangers of een oversteekplaats voor fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen, niet oprijden wanneer het verkeer zodanig belemmerd is dat hij waarschijnlijk op die oversteekplaats zou moeten stoppen (150 50 euro). XV. Art.45.5 Lading van de voertuigen : Algemene voorschriften : De bestuurder van het voertuig moet de nodige maatregelen nemen om te voorkomen dat de lading, alsmede al wat dient om de lading vast te maken of te beschutten, door lawaai de bestuurder zou hinderen, het publiek ongemak aandoen of de dieren doen schrikken (175 50 euro). Andere algemene voorschriften met specifieke gedragingen zijn wel nog opgenomen in graad 2. XVI. Art.61.1.3°+4° Groen licht betekent dat het verkeerslicht voorbijgereden mag worden. Het rode licht, het vast oranjegeel licht en het groene licht mogen respectievelijk vervangen worden door één of meer rode of oranjegele of groene pijlen. Deze pijlen hebben dezelfde betekenis als de lichten maar het verbod of de toelating is beperkt tot de richtingen die door de pijlen aangegeven worden. Deze tekst was ondergebracht bij de zware overtredingen van de tweede graad doch zijn niet opgenomen in de nieuwe inschaling van graad 2, 3 of 4. Wij gaan ervan uit dat het negeren van een rood of vast oranjegeel licht in de vorm van pijlen overeenkomstig art.61.1.1° (rood licht = 150 euro) of art.61.1.2° (vast oranjegeel licht = 100 euro) kan geverbaliseerd worden. XVII. Art.77.3 Witte opschriften op de rijbaan mogen de door verkeersborden gegeven aanwijzingen herhalen. De verschillende richtingen mogen op de rijstroken aangeduid worden (150 50 euro). Overtredingen van de tweede graad (100 euro): Dit zijn overtredingen die de veiligheid van personen onrechtstreeks in gevaar brengen en anderzijds overtredingen die bestaan uit het onrechtmatig gebruiken van parkeerfaciliteiten voor personen met een handicap. De tekst van het koninklijk besluit geeft een opsomming van 31 punten; punt 29 werd echter overgeslagen. Het is niet duidelijk wat hiervoor de reden is.
14
Volgende overtredingen van de straatcode waren sedert 1 maart 2004 ingeschaald als zware overtreding van de tweede of derde graad, of waren gewone overtredingen en zijn thans ingeschaald als overtreding van de tweede graad. I. Art.5 Negeren van de verkeersborden B1 en B5 (175 100 euro). Ook de regels inzake de verplichting voorrang te verlenen (zie verder art.12) gaan van 175 naar 100 euro. II. Art.8.4 Het gebruik van draagbare telefoon als bestuurder werd opgewaardeerd (50 100 euro). Daar waar in 2003 bij de stemming in het parlement lange discussies werden gevoerd over dit punt, werd dit punt nu zonder veel heisa ingeschaald als overtreding van de tweede graad. III. Art.10.2 al.2 De bestuurder die de snelheid van zijn voertuig aanzienlijk wil verminderen moet dit voornemen kenbaar maken door middel van de stoplichten wanneer het voertuig ervan voorzien is of, zoniet, en indien mogelijk, door een teken met de arm (50 100 euro). IV. Art.10.3 Elke bestuurder moet vertragen wanneer hij trek-, last-, en rijdieren of vee op de openbare weg nadert. Hij moet stoppen indien deze dieren tekenen van angst vertonen (50 100 euro). V. Art.12.1, 12.2, 12.3.1, 12.3.2, 12.4, 12.5 Verplichting voorrang te verlenen werden verlaagd in inschaling (175 100 euro). VI. Art.16.3 Inhalen. Zowel het links inhalen van een voertuig dat te kennen heeft gegeven links af te slaan (was 175 euro) als een voertuig rechts inhalen (was ‘300 euro’) zijn thans overtredingen van de tweede graad (100 euro) VII. Art.16.9 Het inhalen van spoorvoertuigen (175 100 euro). VIII. Art.18.2 Afstand tussen de voertuigen (175 100 euro). IX. Art.19.2 Richtingsverandering (175 100 euro) De bestuurder die naar rechts afslaat moet zo dicht mogelijk bij de rechterrand van de rijbaan blijven. De bestuurder mag zich evenwel naar links begeven… Het derde lid van dit artikel waarin bepaald wordt dat de bestuurder zich ervan moet vergewissen dat geen achterligger reeds is beginnen inhalen,… wordt ingeschaald als overtreding van de derde graad (150 euro). X. Art.21.4.4° en art.22.2 : Een voertuig laten stilstaan of parkeren op autosnelwegen en autowegen (300 100 euro). XI. Art.27bis parkeerplaatsen voorbehouden voor personen met een handicap is niet meer weerhouden in het nieuwe koninklijk besluit, doch sedert de invoering van art.25.1.14° is dit parkeerverbod hier ondergebracht. Dit laatste artikel is wel een overtreding van de tweede graad (100 euro). Op de studiedag van 1/2/2006, hierboven aangehaald werd gesteld dat het vergeten te leggen van een parkeerkaart voor personen met een handicap een overtreding van art.27bis uitmaakt, terwijl parkeren op een plaats voorbehouden voor een persoon met een handicap zonder in het bezit te zijn bovengenoemde parkeerkaart een overtreding is van de tweede graad (100 euro). XII. Art.30.1.1.a), b) en c) De grootlichten moeten gedoofd en door de dimlichten vervangen worden : bij het naderen van een tegemoetkomende weggebruiker … bij het naderen van een spoorvoertuig of een boot … wanneer het voertuig een ander voertuig op minder dan 50 meter afstand volgt …(175 100 euro)
15
XIII.
Art.30.1.2 lid 2 Het verplicht gebruik van de achtermistlichten (175 100 euro). Het misbruik van deze lichten is echter een (gewone) overtreding van de eerste graad (zie hoger). XIV. Art.45.1, 45.2, 45.3, 45.4, 45.6 Lading van de voertuigen : algemene voorschriften (175 100 euro). XV. Art.61.1.2° Vast oranjegeel licht (175 100 euro). Er wordt thans een onderscheid gemaakt tussen het negeren van een rood verkeerslicht (175 150 euro), gedraging die een overtreding van de derde graad wordt; en het negeren van een vast oranjegeel licht (175 100 euro), overtreding die ingeschaald wordt als overtreding van de tweede graad (100 euro). Overtredingen van de derde graad (150 euro): Overtredingen die de veiligheid van personen rechtstreeks in gevaar brengen en overtredingen die erin bestaan uit het negeren van een bevel van een bevoegd persoon. De tekst van het koninklijk besluit geeft een opsomming van 46 punten. Volgende overtredingen van de straatcode waren sedert 1 maart 2004 ingeschaald in een andere graad zoals hoger aangehaald en worden thans als overtreding van de derde graad beschouwd : I. Art.4.1 Bindende kracht van de bevelen van de bevoegde personen: …geen gevolg geven aan de bevelen van de bevoegde personen (300 150 euro) – zie ook opmerking hierboven in verband met art.4.2.1° stopbevel. II. Art.4.4 lid.1 Elke bestuurder van een stilstaand of geparkeerd voertuig moet dit verplaatsen zodra hij daartoe door een bevoegd persoon aangemaand wordt(150 euro). III. Art.5 verkeersbord C1. (50 150 euro) Dit is nieuw. Strikt genomen is enkel verkeersbord C1 opgenomen als overtreding van de derde graad. De andere verkeersborden C3, C5, C7 zijn niet opgesomd en blijven zodoende (gewone) overtredingen van de eerste graad. IV. Art.16.5 (+15.3) Wanneer het kruisen of het inhalen wegens de breedte van de rijbaan niet gemakkelijk kan uitgevoerd worden, mag de bestuurder de gelijkgrondse berm volgen, op voorwaarde dat hij de weggebruikers die zich daar bevinden, niet in gevaar brengt. V. Art.17.2.1 Inhaalverbod op een overweg (zware overtreding van de eerste graad 150 euro naar overtreding van de derde graad (150 euro). VI. Art.17.2.4 Inhaalverbod meer specifiek het ‘tripleren’ (300 150 euro). VII. Art.19.2.2 lid 3 De bestuurder die naar rechts afslaat en zich eerst naar links begeeft moet zich ervan vergewissen dat geen achterligger reeds begonnen is in te halen, bovendien mag hij de andere bestuurders die op normale wijze op de openbare weg die hij gaat verlaten, niet in gevaar brengen (150 euro). Overtredingen met betrekking tot het niet zo dicht mogelijk bij de rechterrand blijven werden overtredingen van de tweede graad (100 euro). VIII. Art.40bis1.1° Het is de weggebruiker verboden te breken door een groep kinderen, scholieren, personen met een handicap of bejaarden: ofwel in rijen, vergezeld van een leider.
16
IX.
Art.40bis2 De weggebruikers moeten de aanwijzingen opvolgen die ter beveiliging van het oversteken van kinderen, scholieren, personen met een handicap of bejaarden door daartoe gemachtigde opzichter worden gegeven.
Overtredingen van de vierde graad (‘300’ euro): Dit zijn overtredingen die niet alleen de veiligheid van personen rechtstreeks in gevaar brengen maar die bovendien van die aard zijn dat ze bij een ongeval bijna onvermijdbaar leiden tot fysieke schade. Ook de overtredingen die bestaan uit het negeren van een stopbevel van een bevoegd persoon worden in deze categorie ondergebracht. Het koninklijk besluit geeft een opsomming van 7 punten. Volgende overtredingen van de straatcode waren sedert 1 maart 2004 ingeschaald in een andere graad zoals hoger aangehaald en worden thans als overtreding van de vierde graad beschouwd : I. Art.10.4 Het is verboden een bestuurder aan te sporen of uit te dagen overdreven snel te rijden. II. Art.20.3 Verkeer op spoorwegen en overwegen (175 300 euro). III. Art.24.3° Stilstaan en parkeren op de overwegen (150 300 euro). Nieuwe tarifering van de onmiddellijke inningen Tarieven voor verkeersovertredingen: Huidige categorieën
Categorieën vanaf Huidige tarieven 31/3/2006 Zware overtreding Overtreding van de OI: 300 euro van de derde graad vierde graad MS: 310 euro RB: 550 tot 2.750 euro Intrekking rijbewijs verplicht* Zware overtreding Overtreding van de OI:175 euro van de tweede derde graad MS:185 euro graad RB: 275 tot 2.750 euro Intrekking rijbewijs mogelijk Zware overtreding Overtreding van de OI: 150 euro van de eerste graad tweede graad MS: 160 euro RB: 275 tot 1.375 euro Intrekking rijbewijs mogelijk Gewone overtreding Overtreding van de OI: 50 euro eerste graad MS: 60 euro RB : Legende: OI: onmiddellijke inning MS: minnelijke schikking (+10% van OI bij nieuwe tarieven) RB: boete bij veroordeling voor de rechter in de rechtbank
Tarieven vanaf 31/3/2006 OI: 300 euro MS:330 euro RB: 220 tot 2.750 euro Intrekking rijbewijs verplicht* OI: 150 euro MS: 165 euro RB: 165 tot 2.750 euro Intrekking rijbewijs mogelijk OI: 100 euro MS: 110 euro RB: 110 tot 1.375 euro Intrekking rijbewijs mogelijk OI: 50 euro MS: 55 euro RB: 55 tot 1.375 euro
17
*Uitzondering mogelijk mits motivering in vonnis. Tarief voor strafbare alcoholopname: Het tarief van 137,5 euro blijft onveranderd voor de gevallen dat de ademanalyse een alcoholconcentratie geeft van ten minste 0,22 milligram en minder dan 0,35 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht of bij een bloedanalyse van ten minste 0,5 gram en minder dan 0,8 gram per liter bloed. Nieuwe berekening voor tarieven bij het overschrijven van de maximale snelheid: Daar waar thans een getrapt systeem gehanteerd wordt bij de bestraffing van snelheidsovertredingen, gaan wij over naar een lineair systeem vanaf een overschrijding met meer dan 10 km/u. De snelheidsovertredingen zijn ook uit de categorisering van de overtredingen gehaald. We kunnen algemeen stellen dat lichte snelheidsovertredingen hierdoor enigszins goedkoper worden terwijl grote snelheidsovertredingen duurder zullen zijn. De technische tolerantiemarge die voortaan gewoon ‘marge’ wordt genoemd blijft behouden. Binnen de bebouwde kom, in een zone 30, schoolomgeving, woonerf en erf: I. Snelheidsoverschrijding tot 10 km/u : 50 euro II. Snelheidsoverschrijding van meer dan 10 km/u: 50 euro + 10 euro voor elke bijkomende km/u. Bv. gecorrigeerde snelheid van 47 km per uur (gemeten 53 km/u) in een zone 30 = 50 euro + 7 keer 10 euro = 120 euro (150 euro volgens de huidige berekening) Op andere wegen: I. Snelheidsoverschrijding tot 10 km/u: 50 euro II. Snelheidsoverschrijding van meer dan 10 km/u: 50 euro + 5 euro voor elke bijkomende km/u. Bv. gecorrigeerde snelheid van 87 km per uur (gemeten snelheid 93 km/u) bij een toegelaten snelheid van 70 km/u = 50 euro + 7 keer 5 euro = 85 euro (150 euro volgens de huidige berekening) Bij de berekening van de bedragen voor een snelheidsovertreding is geen sprake meer van indeling in graden. In het koninklijk besluit van 30 september 2005 betreffende de inning en consignatie wordt wel de maximumbedragen bepaald en de mogelijkheden voor het uitschrijven van een onmiddellijke inning. Overtreder heeft een vaste woon- of verblijfplaats in België. In dit geval is het gebruik van een onmiddellijke inning uitgesloten: I. Wanneer een snelheidsbeperking met meer dan 40 kilometer per uur wordt overtreden. II. Wanneer een snelheidsbeperking met meer dan 30 kilometer per uur wordt overtreden binnen de bebouwde kom, in een zone 30, schoolomgeving, woonerf of erf. Indien de overtreder geen vaste woon of verblijfplaats heeft in België is de totale te innen som beperkt tot maximaal 750 euro. Bijlage : Schema wetgeving gebaseerd op de wegverkeersweg (bron : www.wegcode.be) 18
Bijlagen Onmiddellijke inningen en consignatie:
De algemene voorwaarden voor het opstellen van een onmiddellijke inning en consignatie zijn grotendeels behouden. Met volgende wijzigingen dient echter rekening gehouden worden: De onmiddellijke inning is uitgesloten buiten de reeds bestaande (niet gewijzigde en algemene) voorwaarden: I. Wanneer de totaal te innen som meer dan 300 euro bedraagt. De voorziene 137,5 euro voor een lichte alcoholopname wordt niet in aanmerking genomen voor de berekening van voornoemde som. II. Wanneer een snelheidsbeperking met meer dan 40 km/u wordt overschreden. III. Wanneer een snelheidsbeperking met meer dan 30 km/u wordt overschreden binnen de bebouwde kom, in een zone 30, schoolomgeving, woonerf of erf. IV. Wanneer een overtreding van de derde graad tegelijkertijd wordt vastgesteld met een andere overtreding. V. Wanneer een overtreding van de vierde graad wordt vastgesteld voor overtreders die een vaste woon- of verblijfplaats hebben in België.
19
Indien de overtreder geen vaste woon- of verblijfplaats heeft in België: I. Mag de geïnde som niet hoger zijn dan 750 euro. II. Deze som wordt beperkt tot 350 euro wanneer het uitsluitend gaat om meerdere overtredingen van de eerste of tweede graad. De voorziene 137;50 euro voor lichte alcoholopname wordt niet in aanmerking genomen voor de berekening van voornoemde sommen. Consignatie: Indien de overtreder geen vaste woon- of verblijfplaats heeft in België, en de voorgestelde onmiddellijke inning niet kan of wilt betalen; dient een consignatie voorgesteld te worden waarvan de som gelijk is aan de totale som, vermeerderd met een forfaitair bedrag van 110 euro.
20
Tweehonderd jaar geleden werd Gerard Remans geboren, burgemeester van Genk (18311842) Alex Marut, commissaris In het jaar van de gemeenteraadsverkiezingen past het om eens terug te blikken op de periode hoe alles in België opnieuw begon voor de Belgische gemeenten, 175 jaar geleden. Gerard Remans Gerardus Remans werd in Genk geboren op 7 januari 1806 als de zoon van herbergier Pieter Remans en Catharina Houben4, uitbaters van de gemeentelijke brouwerij5 in het Dorp aan de Sint-Martinuskerk. Gerard Remans trouwde met Rosalia Emerantiana Willems, dochter van metselaar Pieter Jan Willems uit Zolder. Zij was een bloedverwant van de echtgenote van de vorige burgemeester van Genk, Willem Lantmeeters. Gerard Remans was van opleiding onderwijzer en baatte later een winkel uit tegenover de brouwerij van zijn ouders, in de straat die in 1845 werd aangelegd en vanaf 1877 de Statiestraat zou genoemd worden. 165 jaar geleden werd hij burgemeester van Genk en bleef dit twee mandaten lang. Hij eindigde zijn administratieve loopbaan als gemeenteontvanger. Wij schetsen hierna even de politieke situatie in Genk gedurende het leven van Gerard Remans (1806-1889). Eerste verkiezingen in België en nieuwe burgemeesterstitels De naam burgemeester heeft doorheen de geschiedenis vele betekenissen gehad. Vanaf de 16de eeuw werd de functie van dorpsmeester of borgemeester in Genk gegeven aan zes verkozen mannen, die de verantwoordelijkheid kregen om, elk binnen hun heerwagen (wijk of straat) en tijdens hun mandaat - dat gewoonlijk een jaar of twee duurde in te staan voor het collecteren van grondbelastingen en gezamenlijke lasten, zoals oorlogskosten. De eerste Belgische burgemeesterstitel luidde bourgemaître (1830)6, daarna werd er bourgmestre (1838)7 geschreven en in 1842 troffen wij voor het eerst de Vlaamse versie burgemeester (1842)8 aan.
MARUT, A., De brouwers Remans, Heidebloemke jg. 57 nr. 2/1998, p. 62. Pieter Jan Remans (°Genk, 01.04.1773 +Genk, 11.07.1841) was getrouwd met Anna Catherina Houben (°Genk, 12.04.1779 +Genk, 02.10.1859). 5 REMANS, A., Banbrouwerij, Heidebloemke jg. 20 nr. 3/1961, p. 63. Deze bierbrouwerij was sinds de middeleeuwen een banbrouwerij, ‘paenhuys’ genoemd (banhuis) eigendom van de graaf van Loon. 6 P.A.Hasselt, Registre de Limbourg, Registre du personnel des Administrations locales, 1830, District Hasselt. 7 P.A.Hasselt, Population au 1er Janvier 1838, Genck. 8 P.A.Hasselt, Tabel van het personeel van het gemeyntebestuer, 1842, Arrondissement Hasselt. 4
21
Op 4 oktober 1830 had het Voorlopig Bewind bij decreet de Belgische onafhankelijkheid uitgeroepen. Op revolutionaire wijze was een abrupt einde gemaakt aan het Verenigd Nederlands Koninkrijk. Een maand later werd België als Staat erkend door de grote mogendheden tijdens de Conférentie van Londen. In Genk tekende burgemeester Wilhelmus Lantmeeters9 op 6 oktober 1830 een adhesiebesluit van de Assesseurs Conseillers de Genck (college van burgemeester en schepenen), waardoor het gemeentebestuur zich solidair betoonde met de afscheidingsgedachte van het Hollands koninkrijk, beijverd door het Voorlopig Bewind van België. Een decreet van 8 oktober 1830 van het Voorlopig Bewind schreef nieuwe verkiezingen in België voor. De mandatarissen van de gemeentebesturen mochten op hun post blijven tot ze vervangen zouden worden door gezagsdragers, die verkozen zouden worden volgens het nieuwe decreet. De notabelen van Genk werden bijeengeroepen om een kiescollege samen te stellen. De hoogbejaarde burgemeester Willem Lantmeeters was al tijdens het Franse regime Maire (1805-1814) en tijdens de hele Hollandse periode (1818-1830) Schout of Meier van Genk geweest10. Zijn zoon Casimir Lantmeeters11, die een brouwerij uitbaatte in de Grotestraat, was al in de Hollandse periode, in 1819 door de Gedeputeerde Staten der provincie Limburg te Maastricht, benoemd tot gemeentesecretaris van Genk. Op 17 oktober 1830 vaardigde het Voorlopig Bewind een nieuw decreet uit over de samenstelling van de stedelijke en plattelandsraden, waardoor de provinciegouverneurs gemachtigd werden om onverwijld te voorzien in de vervanging van alle gemeentebesturen. Op 16 oktober 1830 was Antoine Loë-Imstenraedt de Mheer12 door het Voorlopig Bewind tot gouverneur van de provincie Limburg benoemd. Niet voor lang want al een maand later werd hij op 20 november 1830 uit zijn functie ontheven. Hij werd pas op 2 april 1831 vervangen door Jean François Hennequin, voormalig burgemeester van Maastricht13. Henri de Pitteurs was op 25 oktober 1830 benoemd tot arrondissementscommissaris14, bevoegd in het arrondissement Hasselt, waartoe de gemeente Genk behoorde.
9 MARUT, A., De Kroniek van de Genkse Politie, 1995, deel I, p. 56. Guillaume of Wilhemus Lantmeeters (°Genk, 30.11.1747 +Genk, 08.04.1840) was meester-schrijnwerker in het Dorp van Genk. 10 MARUT, A., De kroniek van de Genkse Politie, deel I, 1995, p. 59. 11 Henricus Casimirus Lantmeeters (°Genk, 04.03.1796 +Genk, 29.07.1868). 12 François Charles Antoine Loë-Imstenraedt de Mheer (°22.06.1789 +17.06.1838). 13 Jean François Hennequin (°19.10.1772 + 28.10.1846). 14 Henri baron de Pitteurs-Hiegaerts zou later zelf provinciegouverneur van Limburg worden.
22
Na een bloedige strijd die op 4 november 1830 gestaakt werd, trokken de Hollanders zich definitief uit België terug en keerde de politieke rust weer. Gemeenteraadslid en burgemeester in 1831 Tijdens de eerste gemeenteraadsverkiezingen na de onafhankelijkheidsverklaring van België, in 1830 werd Gerard Remans als één van de vijf raadsleden in de gemeenteraad van Genk verkozen, samen met Pierre Houben, Gerard Olaerts, Pierre Paulissen, Pierre Uytterhaegen en Lambert Vreijs. Het kiessysteem was toen gebaseerd op het mannelijk cijnkiesstelsel. In de landelijke gemeente Genk woonden er toen slechts 1.446 mensen. In Tongeren woonden er 4.670 mensen en in Hasselt waren er 6.915 inwoners15. Het was Willem Lantmeeters die de eerste burgemeester zou worden van Genk in het jonge België. Toen zijn echtgenote Anna Willems ziek werd en op 10 november 1831 overleed, liet hij het politiek bestel over de gemeente Genk in handen van een nieuwe generatie16. Bij koninklijk besluit van 29 september 1831 werd Gerard Remans benoemd tot burgemeester van Genk. Samen met Gerard Remans kwam een nieuwe politieke generatie aan de macht. Eerste schepen Guillaume Olaerts werd vervangen door raadslid Pierre Houben en de tweede schepen Bartolomé Willems17 werd vervangen door Pierre Uytterhaegen. Theodore Houben kwam als vervangend raadslid in de plaats van Gerard Remans, aftredend schepen Guillaume Olaerts18 werd raadslid in de plaats van Pierre Houben en uittredend raadslid Lambert Vreijs19 werd vervangen door Pierre Habex. P.A.Hasselt, Registre de Limbourg, Registre du personnel des Administrations locales, 1830, p. 167. Bidprentje van Wilhelmus Lantmeeters. 17 S.A.Genk, Hollandse periode, briefwisseling, Historisch archief. Lambertus Vreijs, Bartholomeus Willems en Guillaume Olaerts waren tijdens de Hollandse periode schepenen van Genk geweest. 18 Wilhelmus of Guillaume Olaerts (°Genk, 30.01.1796 + Genk, 07.04.1867) was in de Hollandse periode al gemeenteraadslid in Genk. 19 MARUT, A., Van Post en Bode tot Postbode, 2004, p. 47. Lambertus Vreijs baatte de herberg naast het posthuis van Bartholomeus Willems in Winterslag uit. 15 16
23
Of Gerard Remans een goede burgervader was weten we slechts uit de schampere opmerkingen die in het provinciaal register over de gemeentebesturen uit 1830 over hem geschreven stonden : ‘Gerard Remans, passable, seul convenable pour ces fonctions dans la commune’. Martinus Wolfs, die sinds de Hollandse periode door de gemeenteraad van Genk op 3 juli 1815 tot veldwachter van Genk benoemd was, bleef verder in dienst van het gemeentebestuur van Genk. Op dat ogenblik was hij de best betaalde ambtenaar in de gemeente20. De verkiezingen van 1836 Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 14 juni 1836 werd Gerard Remans met 35 van de 48 stemmen opnieuw verkozen, samen met : Jean Broux (Terboekt)21, Lambert Indesteege (Dorp)22, Gerard Loyens (Waterschei)23, Paul Paulissen (Winterslag, Hostart)24, en Mathieu Peeters (Langerlo). Pieter Houben (Langerlo)25 werd opnieuw eerste schepen en Theodore Vanbeuren (Winterslag) werd tweede schepen. Bij koninklijk besluit van 19 december 1836 werd Gerard Remans voor een tweede ambtstermijn tot burgemeester van Genk benoemd. De eerste gemeentewet omschreef de bevoegdheden politie. De veldwachter werd provinciegouverneur, maar zijn de gemeenteraad na Bestendige Deputatie. Naar aanleiding van het provincieraad van 14 juli 1837 de gemeenteraad op 22 en besloten dat veldwachter mocht blijven26. Eerste schepen februari 1837 door de gedelegeerde voor den dienst register van de gemeenten uit Commissaire de Police28.
dateert van 30 maart 1836 en van de burgemeester over de benoemd door de afzetting kon gebeuren door goedkeuring van de reglement van de op de veldwachters, werd er in november 1837 gedelibereerd Martin Wolfs verder in dienst Pierre Houben werd op 12 gemeenteraad aangesteld als van politie27. In het provinciaal 1838 werd hij vermeld als
MARUT, A., De kroniek van de Genkse Politie, deel I, 1995, pp. 60-63. Martinus Wolfs (°Zutendaal, 04.02.1776 +Genk, 12.01.1845), enige veldwachter van Genk (1815-1845). S.A.Genk Rekeningen gemeente Genk, Gemeenteraadsbesluit van 14.05.1831. In 1830 verdiende de veldwachter van Genk '93 Gulden en 50 Cents' per jaar. De burgemeester en de gemeentesecretaris ontvingen 60 gulden plus onkosten voor briefwisseling. De schepenen samen ontvingen slechts 30 gulden. De gemeenteontvanger kreeg '73 Gulden en 63 Cents' als jaarwedde. 21 Joannes Broux (°Genk, 17.02.1787) 22 Lambertus Indestege (°Genk, 17.07.1780) 23 Gerardus Loyens (°Genk, 18.11.1795) 24 Paulus Paulissen (°Genk, 13.10.1795) 25 Petrus Houben (°Genk, 21.01.1784 +Genk, 30.01.1864), alias Pieter Heleven van Langeren. 26 P.A.Hasselt, Memoriael van administratie der Provincie Limbourg, 1837 nr. 216, p. 295. 27 MARUT, A., Een commissaire de police ‘avant la lettre’ in Genk in 1837, Korpsblad Politie Genk nr. 71/1996. 28 MARUT, A., De policie dienst anno 1836 te Genck, Limburg jg. 75/1996. 20
24
Burgemeesters waren al sinds de Napoleontische tijd officieren van gerechtelijke politie, die de procureur des Konings moesten bijstaan in zijn gerechtelijk arrondissement. Uit de ambtsperiode van burgemeester Gerard Remans is bekend dat hij tussen 1831 en 1842 slechts 32 processenverbaal opstelde voor allerlei misdrijven, meestal voor lichte geweldsdelicten29. Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 25 oktober 1842 werd Gerard Remans nogmaals als gemeenteraadslid verkozen30, maar het was de eerste schepen Pierre Houben die uiteindelijk bij koninklijk besluit van 28 november 1842 tot burgemeester van Genk werd benoemd. Verkozen raadslid Corneil Bollen werd bij ditzelfde besluit benoemd tot schepen van Genk. Pierre Cops was al eerder bij koninklijk besluit van 13 januari 1840 benoemd tot eerste schepen van Genk. Gemeenteontvanger Gerard Remans (1844-1872) Op 1 februari 1844 werd Gerard Remans benoemd tot gemeenteontvanger van Genk31. Hij volgde daarmee Jacques Janssens32 op, die sinds 19 februari 1815 gemeenteontvanger van Genk was geweest. In Genk woonden er toen 1.725 mensen. Gerard Remans bleef ook onder vier burgemeestersmandaten van Jan Mathijs Lantmeeters33 in dienst als gemeenteontvanger. Hij had er toen ruim 28 jaren ambtenarendienst opzitten. Op 30 september 1872 werd zijn zoon Joseph Remans als zijn opvolger tot gemeenteontvanger van Genk benoemd34. Het winkelke van Papake en het Hotel de la Clôche
SCHREURS, J., Aanteeckeningen over Genck, manuscript (1925-1927). S.A.Genk, Gemeenteraadsverkiezingen, archiefnr. 533.3 (1836-1938). 31 P.A.Hasselt, Tabel van het personeel van het gemeynte bestuer van Genck, 1846. 32 Herman Jacques Janssen (°Opglabbeek, 09.11.1781) was eveneens gemeenteontvanger van de buurgemeenten As, Niel bij As, Opglabeek, Neerglabbeek en Zutendaal. Hij was getrouwd met Maria Anna Habex (°1802) van Gruitrode en woonde in Genk in het hoekhuis naast de brouwerij van Pieter RemansHouben. 33 Bij koninklijk besluit van 21 augustus 1872 was Jan Mathijs Lantmeeters (°Genk, 04.01.1826 +Genk, 16.02.1907) voor de vierde maal tot burgemeester van Genk benoemd. 34 P.A.Hasselt, Gemeenteraadsverkiezingen van 1 juli 1872, Genk. Marie Joseph Remans (°Genk, 10.11.1843), houthandelaar. 29 30
25
Gerard Remans en zijn vrouw Rosalie Willems kregen zeven kinderen : Marie Louise Cathérine Philomène Joseph Marie Elisabeth Noël Alphonses Marie Josephine Marie Hubertine Marie Rosalie
°Genk, 12.08.1842 °Genk, 10.11.1843 °Genk, 05.05.1845 °Genk, 25.12.1846 °Genk, 25.03.1848 °Genk, 04.09.1851 °Genk, 05.09.1853
Sinds 1846 baatten zij een logementhuis uit, Dorp 4935. Moeder hield er ook een herberg en een winkel. Zijn laatste levensjaren sleet Gerard Remans in huiselijke kring en de mensen noemden hem ‘papake’. Zijn dochter Hubertina36 trouwde met Joseph Gilkens37 uit Hasselt. Hij werd de stichter van het befaamde Hotel de la Clôche38 in de Statiestraat. Joseph Gilkens en Hubertina Remans kregen twee kinderen, Alfred39 en Bertha. Op 3 maart 1925 verkocht de weduwe Hubertina Gilkens-Remans het hotel aan de Algemene Bankvereniging Leuven40. Anna Maria Remans41, de zuster van Gerard Remans, trouwde met brouwer Renier Theunissen42. Zij namen de brouwerij van vader Peter Remans over vooraleer deze stierf. Zij hadden acht kinderen, waaronder Clementina43 die in het huwelijk trad met schepen Mathieu Driessen uit Elen44. Zij werden de laatste brouwers45 in het voormalige Paenhuys. Rosalie, de jongste dochter van Gerard Remans, trouwde met handelaar Suenaert, die zich in het huis naast Theunissen-Driessen vestigden46. Gerard Remans had tijdens zijn rijk gevulde leven in Genk twee gemeentehuizen zien bouwen (1844 en 1877), de oude kerk zien afbreken en de nieuwe heropbouwen (1858), een kasteel in Bokrijk en een hospitaal in de Grotestraat zien oprichten (1890), S.A.Genk, Volkstelling 1846-1855, Boek IA p. 57. Maria Hubertina Remans (°Genk, 04.09.1851) 37 J. Joseph A. Gilkens (° Hasselt op 25.11.1840) 38 WISSELS, L., Groeikern Genk, Heidebloemke jg. 31 nrs. 5 en 6/1972, tekst bij foto 5a. 39 Alfred Gilkens (°Genk, 08.11.1876) 40 WISSELS, L., Groeikern Genk, l.c., tekst bij foto 5b. 41 DRIESSEN, M., De brouwerij Theunissen-Driessen, deel 1, Heidebloemke jg. 57 nr.1/1998, p. 14. Anna Maria Remans (°Genk, 08.05.1817 +Genk, 22.12.1895) 42 Ibidem. Jan Renier Theunissen (°Opglabbeek, 17.07.1814 +Genk, 05.07.1876) 43 Ibidem. Maria Louisa Clementina (°Genk, 25.02.1860 +Genk, 04.12.1911) 44 DRIESSEN, M., De brouwerij Theunissen-Driessen, deel 2, Heidebloemke jg. 57 nr.2/1998, p. 58. Mathieu Hubertus Johannes Driessen (°Elen, 02.01.1862 +Genk, 19.05.1920), bierbrouwer. 45 REMANS, A, Genk ca 1830, Heidebloemke jg. 23 nrs. 2 en 3/1963. 46 S.A.Genk, Volkstelling 1856-1865, Boek IA p. 63. 35 36
26
kasseien zien leggen op de wegen in Genk (1843) en naar Hasselt (1885) en hij had de eerste trein door Genk zien rijden (1874). Hij had geen oorlog meegemaakt, maar was wel getuige van de grote brand in de Grotestraat (1872) en de eerste liberale schoolstrijd (1879-1884). Gerard Remans stierf op 19 mei 1889 in Genk op 83-jarige leeftijd.
27
Aankoop digitaal archief Jaak Kerkhofs en Luc Wevers, CP’s Algemeen - situering Het archiveren van documenten en bescheiden is een belangrijk onderdeel voor elke organisatie. De wetgever legt immers de verplichting op om bepaalde documenten en bescheiden voor korte duur, dan wel levenslang, te bewaren. Binnen de lokale politie is het archiveren dan ook een belangrijke administratieve taak voor het CALOG personeel. Het archiveren beperkt zich niet enkel tot de politionele (gerechtelijke) stukken, doch loopt over de gehele papierstroom binnen de zone. Het fysiek archiveren vergt niet alleen veel tijd, doch ook enorm veel plaats. Tevens durft het terugvinden van een geklasseerd document nogal eens problemen geven. Binnen ISLP bestaat er binnen de onderscheiden modules wel de mogelijkheid tot opzoeking, doch eerder beperkt tot een aantal standaardgegevens. Vandaar dat er binnen de huidige ICT wereld gezocht werd naar de mogelijkheid tot digitaal archiveren, niet alleen voor het archiveren van de algemene onderrichtingen voor de politie, maar ook van alle geproduceerde documenten binnen de zone. Tevens werd er de voorwaarde aan gekoppeld dat het opzoeken op een snelle, efficiënte en correcte manier kon gebeuren. Al snel bleek dat het digitaal archiveren binnen de lokale (en ook de federale) politie zo goed als onbekend is. Slechts een heel beperkt aantal zones archiveerde digitaal. Na de nodige verkennende gesprekken werd een lastenboek tot aankoop van een ‘digitaal archief’ voorgelegd aan het politiecollege en goedgekeurd door de politieraad.
Algemeen – hoe gebeurt het archiveren? Dit betekent dat alle documenten worden ingescand en worden opgeslagen op een server (en CD of DVD) en van hieruit door iedere ISLP-gebruiker (of selectie van gebruikers) kunnen geconsulteerd worden. In principe kan er gesteld worden dat een fysiek opgeslagen archief niet meer nodig is. Het inscannen van de documenten gebeurt aan een snelheid van een 25-tal pagina’s per minuut. Vanuit de scanner wordt het dossier doorgestuurd naar de server en wordt het opgeslagen daar waar het dossier dient geklasseerd. De dossiers dienen niet één voor één ingescand. Een stapel van 50 pagina’s (kunnen meerdere dossiers zijn) worden op het scanapparaat gelegd en worden ingescand en opgeslagen. Het scanapparaat herkent ieder dossier aan de unieke barcode (wordt vanuit ISLP aangemaakt). De eindgebruiker dient zich niet meer te verplaatsen naar het archief (het intern / extern secretariaat) voor een eventuele opzoeking en/of het nemen van een kopie. Van aan zijn ISLP werkstation kan de eindgebruiker de nodige bevrachtingen doen. Welke documenten worden digitaal gearchiveerd? Als basisprincipe binnen de zone geldt dat men er op termijn wil toe komen dat ‘alles’ digitaal zal worden gearchiveerd. Aangezien dit een zeer grote operatie is, werd ervoor
28
geopteerd in eerste fase te voldoen aan een basisbehoefte en in tweede fase te voldoen aan de uitgebreide behoefte. De basisbehoefte betreft de volgende documenten en / of dossiers: Alle processen verbaal (zowel aanvankelijk als navolgend) processen verbaal gerechtelijk niet verkeer processen verbaal verkeersongevallen processen verbaal verkeer processen verbaal van waarschuwing Alle kantschriften Alle inkomende en uitgaande briefwisseling Dossiers HRM Dossiers beleid / beleidssecretariaat Alle omzendbrieven / onderrichtingen vanwege parket, provincie, ministeries, federale politie, … Alle korpsorders Met uitzondering van de laatste 2 items wordt er gestart met digitaal archiveren vanaf 01/01/2006. Voor de omzendbrieven / onderrichtingen vanwege parket, provincie, ministeries, federale politie en de korpsorders wordt eveneens alles van de voorgaande jaren gearchiveerd om een zo groot mogelijk bestand met bruikbare informatie voor de korpsleden te ontwikkelen. De uitgebreide behoefte: Alle overige documenten of dossiers zoals Dossiers politiecollege en politieraad Dossiers van de financiële dienst Dossiers logistiek ….. Technische gegevens digitaal archief Apparatuur en software De configuratie van het digitaal archief van ARCO bestaat uit : -
-
2 multifunctionele copier-scanner-toestellen; server met “Windows 2003 Server”-besturingssysteem, 2 processoren Xeon 2.8 Ghz, 1 Gb intern geheugen, 2 harde schijven van 146 Gb, geschakeld in mirroring, tape backup devoce van 160 Gb, DVD-writer; diverse softwaretools op de server voor de verwerking en opslag van ingescande documenten in het digitaal archief.
De server en de copier-scanner-toestellen zijn via een netwerkkaart verbonden met het ISLPnetwerk. Enkel op de server draait toepassingssoftware voor het beheer en de werking van het digitaal archief. Van op ISLP-PC’s kunnen via de standaard Explorer-software opzoekingen en opvragingen gebeuren in het digitaal archief.
29
Archiveringsproces Op de server detecteert de scan-router-software continu of er via de scanners documenten aangeboden worden om in te scannen. Een gescande bundel kan meerdere documenten bevatten van telkens een willekeurig aantal bladzijden. Het begin van elk nieuw document in de bundel wordt bepaald door een unieke barcode op de eerste bladzijde van elk document in de bundel. De scan-router-software stuurt de ingescande documenten als één groot bestand naar de server. Via de ARCO-spiltersoftware wordt dit bestand terug opgesplitst in de verschillende documenten op basis van de bladzijdes met barcodes. Vervolgens wordt elk document verder verwerkt op het vlak van tekstherkenning (OCR van volledige tekst), opladen van een aantal basisgegevens en van de OCR-gegevens in de databank, omzetting van het document naar PDF, en opslag van het document op de juiste plaats in een op voorhand gedefinieerde boomstructuur. Raadpleging van het digitaal archief De documenten die volgens de bovenomschreven verwerking opgeslagen zijn in het digitaal archief kunnen vanaf dat ogenblik on-line opgezocht en geraadpleegd worden. De archiefbeheerder heeft hiervoor specifieke software ter beschikking op de server (Docroom). Voor de gewone gebruikers kan dit via de standaard software op elke ISLP-PC. Via Explorer op de ISLP-PC’s kan elke ISLP-gebruiker toegang krijgen tot de boomstructuur van het digitaal archief. Via een log-in en bijhorend paswoord kan de toegang tot diverse onderdelen van het archief geregeld worden op basis van zeer uitgebreid te definiëren toegangsrechten. Rubrieken waar een gebruiker geen toegang toe heeft, worden ook niet aangeboden in zijn menu.
30
Een onrustwekkende verdwijning van 150 jaar geleden Alex Marut, commissaris
Lang voordat Child Focus en de Cel Verdwijningen werden opgericht, verdwenen er ook mensen. Hoe pakte de overheid de zaken aan toen er nog geen snelle communicatiemiddelen bestonden ? De zaak Elisabeth Buttens In het stedelijk archief van Genk vonden wij delen van een strafbundel uit 1856, die de correspondentie uitmaakt tussen de toenmalige burgemeester van Genk en het parket van Tongeren. Het betreft een gerechtelijk onderzoek naar de verdwijning en de moord op de 29-jarige Elisabeth Buttens uit Genk47. De correspondentie verliep in die periode in de Franse taal, volgens de regels van het Napoleontisch strafrecht. Elisabeth Buttens48 was op zondag 10 februari 1856 te voet naar Hasselt vertrokken, nadat zij haar zuster49 had toevertrouwd dat zij ongewenst zwanger was geraakt. De geruchten deden de ronde dat dit door Mathieu Colpin, knecht bij Olaerts50, was gebeurd. Een week later was er nog geen spoor van het verdwenen meisje en een onderzoek werd ingesteld bij de procureur des Konings te Tongeren51. Het vermoeden rees dat Mathieu Colpin52 haar zou hebben doen verdwijnen en daarom werd hij op woensdag 20 februari 1856 voorgeleid bij onderzoeksrechter Alfons Mouchard te Tongeren. Pas op 21 februari 1856 werd haar lijk in een beek in Diepenbeek teruggevonden. Zij was vermoedelijk om het leven gebracht met een mes.
S.A.Genk, Rechtspleging Algemeen, archiefnr. 587.0, Processen-verbaal 1800-1956, Zaak Buttens. S.A.Genk, Volkstelling 1846-1855, Boek IIA p. 16. Elisabeth Buttens (°Genk, 09.07.1827), ongehuwd, woonde in 1846 in bij de boerenfamilie Jean Broux-Olaerts in Genk, Terboekt 24, maar verhuisde mogelijk in 1855 naar Gelieren. S.A.Genk, Burgerlijke Stand, Register 1823-1832. Anna Elisabeth en Marie Catherine Buttens waren de twee dochters van Joannes Ludovicus Buttens (°1773) en Maria Elisabeth Everaerts uit Langerlo. 49 S.A.Genk, Volkstelling 1856-1865, Boek IIB p. 363. Marie Catherine Buttens (°Genk, 29.07.1824), getrouwd met Pieter Jan Meuwissen (°Genk, 17.03.1814), woonde in Genk, Langerlo 36. 50 S.A.Genk, Volkstelling 1846-1855, Boek IIA p. 16. Waarschijnlijk gaat het over Antoon Olaerts (°Genk, 03.05.1819) die getrouwd was met Christina Broux (°Genk, 22.10.1819), de dochter van Jean Broux. Zij woonden aanvankelijk in bij haar ouders totdat haar moeder Anne Marie Olaerts (+Genk, 28.03.1855) overleed. Hierna verhuisde de familie Olaerts-Broux naar Sledderlo, waar de ouders van Antoon woonden. 51 S.A.Genk, Historisch archief, nr. 587.0. Kantschrift 301 dd. 17.02.1856 gericht aan de burgemeester van Genk. 52 S.A.Genk, Volkstelling 1857-1866, Boek IA p. 120. De enige Mathieu Colpin (°Genk, 02.03.1824) die wij konden vinden , verbleef tot 04.04.1853 in Houthalen. Vermoedelijk logeerde hij daarna bij zijn meester Antoon Olaerts te Genk. 47
48
31
Opsporingen Waarschijnlijk werd al daags na de verdwijning van Elisabeth aangifte gedaan in het gemeentehuis van Genk aan de Zavel, waar burgemeester Jan Mathijs Lantmeeters53 en zijn veldwachter Gaspard Martens54 hun kantoor hadden. Een aanvankelijk proces-verbaal vonden wij in het stadsarchief niet terug55. Het eerste gerechtelijke document is een kantschrift van procureur des Konings Joseph Luyckx uit Tongeren, dat gericht werd aan de burgemeester van Genk.
Jan Mathijs Lantmeeters, burgemeester
Gaspard Martens, veldwachter
In dit schrijven van zondag 17 februari 1856 verzocht de procureur de burgemeester om een onderzoek in te stellen aangaande de verdwijning van Elisabeth Buttens. Hij verzocht de burgemeester van Genk om ook met de brigadecommandant van As te overleggen in deze zaak56. Informatieonderzoek Vrederechter Gielen uit Bilzen, bevoegd voor politiezaken in het arrondissement Bilzen waartoe ook Genk behoorde, vertoonde een meer dan spontane gezonde nieuwsgierigheid naar de zaak.
MARUT, A., De Kroniek van de Genkse Politie, 1995, deel I, p. 71. Jan Mathijs Lantmeeters (1826-1907), zoon van gemeentesecretaris Casimir Lantmeeters, was op 16.01.1855 benoemd tot burgemeester van Genk. 54 Ibidem, p. 68. Gaspard Martens (°As, 12.04.1816 +Genk, 17.03.1883) was in 1845 tot veldwachter te Genk benoemd tijdens het burgemeesterschap van Pieter Houben (1843-1855). Veldwachter Martens was getrouwd met Elisabeth Houben en woonde in het gemeentehuis, Zavel 4. 55 S.A.Genk, Inschrijvingsregister processen-verbaal 1856-1883, archiefnr. 587.0. In het jaar 1856 vonden wij slechts één proces-verbaal, die ook nog een andere zaak betrof. 56 Op de briefomslag stond geschreven : A monsieur le Bourgemestre de la Commune de & à Genck. In een ander handschrift stond erbij : Par le Brigadier de la Gendarmerie à Asch (getekend : Vanderhoydonck). 53
32
In een brief van 20 februari 1856, gericht aan de burgemeester van Genk, schreef hij (vrij vertaald uit het Frans) : ‘Toen ik gisteren voorbij Diepenbeek kwam, vernam ik dat er op 10 dagen geleden een meisje van Genk genaamd Anna Elisabeth Betjens57 gezien was op de weg van Diepenbeek naar Hasselt in gezelschap van haar geliefde, met wie ze van plan was enige trouwklederen te gaan kopen, en sinds die dag zou het meisje verdwenen zijn zonder dat men weet wat er van haar gekomen is. Gelieve, mijnheer de burgemeester, om nuttige inlichtingen te willen inzamelen over deze zaak en mij die zo snel mogelijk te laten toekomen’. Het gerechtelijk onderzoek In een brief van 20 februari 1856 bracht de procureur van Tongeren58 de burgemeester van Genk op de hoogte dat verdachte Mathieu Colpin tijdens zijn verhoor had toegegeven dat hij die dag in de voormiddag naar Diepenbeek was geweest bij notaris Schoefs om er 118 frank te gaan brengen in opdracht van zijn meester. ‘s Namiddags was Colpin naar Hasselt gegaan op bedevaart in de Begijnhofkerk. Hij was echter pas om 23 u teruggekeerd naar Genk en verklaarde dat hij was verloren gelopen in de heide. Hij zei dat hij een pistool van zijn meester uit de kast genomen had om zich te beveiligen. Hij vernoemde een aantal personen die hem die dag zouden gezien hebben. Hij ontkende met klem zijn relatie met Elisabeth Buttens en het feit dat hij haar zwanger zou hebben gemaakt of zinnens was met haar te trouwen. Hij beweerde haar niet meer gezien te hebben sinds zaterdag 9 februari 1856. Het aantreffen van het lijk Op 22 februari 1856 schreef de vrederechter van Bilzen in een brief aan de burgemeester van Genk dat het lijk van Elisabeth Buttens in een beek te Godscheit59 was gevonden. Vermoedelijk was dit daags ervoor gebeurd. Hij vroeg om de gendarmerie te willen laten nagaan of het pistool en de klederen die verdachte Colpin gedragen had, sporen van geweld of bloed vertoonden. De vrederechter fungeerde hier in zijn functie van hulpofficier van de procureur des Konings. Op de brief werden notities aangebracht, mogelijk door de burgemeester van Genk : ‘casque, sarieau et blouse et un couteau, le pistolet chargé60’. Blijkbaar waren dit de resultaten van het onderzoek dat de gendarmes van As hadden gedaan61 ?
Dit lijkt ons een dialectische vorm of fonetische versie van de naam Buttens. Brief nr. 314 dd. 20.02.1856 van het parket van de procureur des Konings te Tongeren. 59 Godscheit is Godscheide, tegenwoordige fusiegemeente van Hasselt. 60 Vertaling : pet, hoofddoek en overhemd en een mes, het pistool geladen. 61 S.A.Genk, Processen-verbaal 1809-1890, archief nr. 587.10, bundel 1/8. Volgens een proces-verbaal van de gendarmerie van As was brigadier François Joseph Fosse in 1863 brigadecommandant van de gendarmerie te As. 57 58
33
Lijkschouwing te Diepenbeek De procureur des Konings te Tongeren zond op 13 maart 1856 een kantschrift62 naar de burgemeester van Genk om hem te verzoeken ‘s anderendaags ‘s morgens aanwezig te willen zijn in Diepenbeek. Bij zijn collega te Hasselt zou hij verhoord worden door de onderzoeksrechter en aanwezig te zijn bij de ontleding van het lijk van Elisabeth Buttens. Bovendien werd de burgemeester verzocht om zich te laten vergezellen door de broer63 van het slachtoffer, die eveneens zou onderworpen worden aan een verhoor. Onderzoeksrechter Mouchard van Tongeren berichtte op diezelfde dag aan de burgemeester van Genk dat de onderzoeksrechter (van Hasselt) en de procureur des Konings morgen (14 maart 1856) te Diepenbeek zouden aanwezig zijn bij de autopsie van het lijk van het meisje Buttens. In de overlijdensregisters van de Burgerlijke Stand van Genk vonden wij geen aangifte van het overlijden van Elisabeth Buttens64. Pastoor J.J. Peters van Genk maakte op 13 maart 1856 melding van het overlijden van het verdwenen meisje65. ‘Anno 1856 mensis martie die decima tertia in parochia de Diepenbeek in aqua subversa invento est Anna Elisabetha Buttens, colebs annos nata viginti novem huyus parochia subdita, filia legitima Joannes Ludovicus Buttens et Elisabeth Everaerts, quo in comiteris de Diepenbeek sepulta est’66. (getekend) Peters J.J., pastor Het verdere verloop van de zaak is onbekend Bij gebrek aan dossier weten wij niet of de verdachte ooit voor het assisenhof verscheen of zelfs veroordeeld werd. Wij vermoeden van niet. Mathieu Colpin woonde in 1857 als knecht in bij de familie Pieter Jan Geurts-Crijns te Winterslag, Hostaert 167. Toen hij op 7 augustus 1858 trouwde met Elisabeth Vanbeuren, verhuisde hij naar de wijk Berenbroek, Slaapdel 22 (huidige Klotbroek).
S.A.Genk, Rechtspleging Algemeen, archiefnr. 587.0. Kantschrift nr. 741 dd. 13.03.1856. Wij konden de naam van haar broer niet vinden in de bevolkingsregisters van Genk. 64 S.A.Genk, Burgerlijke Stand, Register 1851-1860. 65 R.A.Hasselt, Parochieregisters Genk, nr. 18/1856. 66 Vertaling : In het jaar 1856 de dertiende van de maand maart, is in de parochie Diepenbeek in ondiep water Anna Elisabeth Buttens aangetroffen, ongehuwd, negenentwintig jaar oud, uit de ondervermelde parochie, wettige dochter van Joannes Ludovicus Buttens en Elisabeth Everaerts, die in de omgeving van Diepenbeek overleden is. 67 S.A.Genk, Volkstelling 1857-1866, Boek IA p. 120. 62 63
34
Na het overlijden van zijn echtgenote hertrouwde hij op 20 januari 1868 met Maria Christina Bemelmans68. Anachronisme In 1856 was er geen spoorweg, geen telefoonlijn of radioverbinding. Slechts met een gezonde dosis boerenverstand moesten de burgemeesters opsporingen verrichten in de hoedanigheid van officieren van gerechtelijke politie. Mochten de onderzoekers in die tijd beschikt hebben over de huidige technische middelen en wetenschappelijke onderzoeksmethoden, zoals de onweerlegbare DNA-methode, dan had het gerecht de dader waarschijnlijk kunnen identificeren als de dader van de feiten.
Illustraties (vzw Heemkring Heidebloemke Genk) 1. Jan Mathijs Lantmeeters, burgemeester van Genk (1855-1896)
2. Enige foto van Gaspard Martens, veldwachter van Genk (1845-1883). Hij poseert onopvallend achter hoofdonderwijzer Jan Geurts van de gemeenteschool (Zavel 2, omstreeks 1880) 3. Foto van het Statieplein omstreeks 1960 (voorheen Zavelplein). Links het eerste officiële gemeentehuis van Genk sinds 1844, Zavel 4, dat later bekend werd als het huis Doumen (café-restaurant Rembrandt) en in 2004 werd afgebroken. Het gebouw waarin de gemeenteschool was gevestigd (niet in beeld) bestaat nog als het huidige Wokrestaurant op de Europalaan. 4. Bidpentje van pastoor Jacobus Peters, die in dat jaar ook overleed.
68
S.A.Genk, Volkstelling 1880-1889, Boek 1 p. 492. 35
Vesalius rolt de “rode loper” uit… Jo Brouns, personeelsadviseur Inleiding De Vesaliuswet69, installeerde, met terugwerkende kracht vanaf 1 april 2005 tot 1 april 2011, voor meer dan 2500 hoofdinspecteurs van de lokale en federale politie een unieke bevorderingsgolf naar het officierenkader. Dit artikel vertelt het verhaal van een trein met zeven wagons, met aan boord meer dan 2500 nieuwe officieren, waarvan er 8 werden afgezet aan halte: PZ GAOZ. De rode loper: een unieke bevorderingsprocedure Vanaf de publicatie van het nieuwe statuut voor het personeel van de geïntegreerde politie bleek uit artikel XII.VII.17 van het MammoetKB dat bepaalde hoofdinspecteurs na een bepaalde periode en een gunstige evaluatie, in aanmerking zouden kunnen komen voor een bevordering tot commissaris van politie. Door de publicatie van de Vesaliuswet is concreet uitvoering gegeven aan deze ambtshalve bevordering. Artikel 28 bepaalt dat de hoofdinspecteurs van politie die op de datum van inwerkingtreding van voornoemd artikel, zijnde 1 april 2001, de loonschaal M5.2, M6, M7 of M7bis genoten, worden bevorderd tot de graad van commissaris van politie indien zij geen evaluatie “onvoldoende” genoten en hiervoor kandidaat zijn uiteraard. Deze commissarissen worden niet aangerekend op de bestaande formaties, en zijn m.a.w boventallige commissarissen. Deze bevorderingsoperatie verloopt gespreid over zeven jaar, van 2005 tot en met 2011. Er zijn in feite twee “rode lopers”: een afzonderlijke “rode loper” voor de betrokken personeelsleden van de algemene directie gerechtelijke politie van de federale politie en een “rode loper” voor de andere personeelsleden van de lokale politie en van de federale politie. Het is deze laatste die van toepassing is op de personeelsleden van de PZ GAOZ. De betrokkenen werden per korps van oorsprong (gemeentepolitie, rijkswacht en GPP) gerangschikt volgens hun anciënniteit respectievelijk in de graad van hoofdinspecteur eerste klasse, adjudant-chef, adjudant en afdelingsinspecteur, aangevuld met de anciënniteit die zij sinds 1 april 2001 tot 1 april 2005 hebben opgebouwd. Deze rangschikking werd vervolgens onderverdeeld in 7 gelijke groepen. In de PZ GAOZ kwamen er 8 voormalige hoofdinspecteurs eerste klasse (8 van de gemeentepolitie van Genk en 1 van Opglabbeek) en 1 adjudant niet-brigadecommandant in aanmerking voor deze promotie. Midden oktober 2005 werd de rangschikking bekend. De betrokkenen werden in kennis gesteld van hun rangschikking, lees mogelijke benoemingsdatum. Ze kregen een bedenktermijn van drie maanden. Voor de PZ GAOZ zaten in de eerste wagon maar liefst zes nieuwe officieren, waarvan er één is gedetacheerd bij de federale politie. De trein van 2007 zal de twee overblijvende commissarissen naar hun nieuwe bestemming voeren. Uiteindelijk koos slechts één De wet tot wijziging van bepaalde aspecten van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten van 3 juli 2005.
69
36
hoofdinspecteur om zijn huidige betrekking niet op te geven. De nieuwe officieren geven een aantal verworvenheden op, in ruil voor meer verantwoordelijkheid, een langere loopbaan, een betere remuneratie en een beter pensioen. De rode loper: de valorisatie van oude brevetten of een nieuwe positieve discriminatie? De rode loper is een “seven-shots” bevorderingsoperatie van kaderpersoneel bij de politie, die zijn voorgaande niet kent! Velen onder hen waren waarschijnlijk in hun oorspronkelijke politiedienst na een zekere termijn eveneens doorgegroeid naar het officierenkader, maar anderen ook niet! Het is net dat ambtshalve of automatische karakter van deze bevorderingen dat enige vragen doet rijzen bij het uitgangspunt van de Vesaliuswet, met name: het MammoetKB wijzigen op die punten die door het arbitragehof als discriminatoire werden beschouwd. Het moge duidelijk zijn, en nogmaals het is de betrokkenen van harte gegund, maar vanuit HR-standpunt is de rode loper een enorme miskleun. In een effectief HR-beleid worden ambten vacant verklaard, wordt een selectie georganiseerd en wordt de juiste man of vrouw voor de functie aangesteld. In die zin was het logischer geweest moest men deze mensen, vanaf de publicatie van het nieuwe statuut, de kans hebben gegeven hun brevetten te kunnen valoriseren via de mobiliteitsprocedure om op die manier betrekkingen in te vullen die vacant zijn. Gelukkig was de politiezone voldoende groot en flexibel om onderdak te bieden aan deze nieuwe officieren, zodanig dat de organisatie functioneel verantwoord bleef. Dit uitzonderlijke bevorderingsprecedent heeft de lont aangestoken. In vakbondskringen gaan er inmiddels, en in de lijn van het rode loper verhaal geheel terecht, stemmen op om voor de inspecteurs met een OGP brevet en middenkaderopleiding een gelijkaardig verhaal, met treinen en wagons, met ditmaal nieuwe hoofdinspecteurs aan boord, uit te schrijven. Vesalius versterkt op deze manier de ongebreidelde valorisatiedrang! De rode loper: de gevolgen voor een effectief HR-beleid Eén van de vaak gehoorde kritieken op de geïntegreerde politie is dat ze, tengevolge van het opbod tijdens de voorbereidende statutaire onderhandelingen, is verworden tot een “Mexicaans leger”. Een kritiek die, gelet op de nieuwe personeelsformatie, waarin het officierenkader nagenoeg gehalveerd wordt, zeker ‘niet’ geldt voor de PZ GAOZ! Vesalius doorkruist echter deze nieuwe formatie. Zoals eerder vermeld werd in de PZ GAOZ voor 8 van de 9 hoofdinspecteurs de “rode loper” uitgerold. Concreet betekende dit o.m dat de functies waarvoor, na een grondige functieanalyse, uitgevoerd in het kader van de voorbereiding van het nieuwe personeelsbehoeftenplan, niet langer officieren vereist waren, noodgedwongen opnieuw werden ingevuld door de rode loper officieren! Het is immers van bij het bekend raken van dit bevorderingsmechanisme een beleidsoptie geweest om de betrokkenen die kozen voor deze bevordering de verantwoordelijkheid te geven die aan een officier in de PZ GAOZ toekomt.
37
De politieposten van As, Opglabbeek en Zutendaal worden voortaan opnieuw geleid door een officier… la nouvelle police communale est arrivèe! De dienst APO/PV wordt opnieuw geleid door een officier, de dienst interventie krijgt een tweede officier, de verkeersdienst, die in de schoot van de interventiedienst werd opgericht, krijgt een officier als diensthoofd, de cel milieu en ruimtelijke ordening wordt nu geleid door een officier en ten slotte zal de hoofdinspecteur, structureel gedetacheerd bij de Federale politie, zijn functie voortaan uitoefenen als officier. Het moge duidelijk zijn dat door deze operatie de instroom van nieuwe, jonge officieren nog langer zal worden uitgesteld. Het rode loper mechanisme versterkt het officierenkader ten nadele van het middenkader. Dit kader werd in één klap uitgedund met 8 FTE’s. Dezelfde werklast komt nu terecht op de schouders van een steeds kleiner en ouder wordende groep, die pas vanaf 2009 kan rekenen op de steun van nieuwe 100% inzetbare hoofdinspecteurs. Zolang wordt een extra inspanning gevraagd van de hoofdinspecteurs van de Lokale recherche, en de politieassistenten van de Jeugd- en sociale politiedienst. Het spreekt voor zich dat deze interne verschuivingen de gespecialiseerde operationele capaciteit op de desbetreffende diensten nog meer onder druk zet. Deze wanverhouding tussen het officieren- en middenkader wordt bevestigd wanneer ze tegen het licht van de formatienormen wordt gehouden. Tengevolge van de rode loper procedure stijgt het aantal officieren bijna 20% boven de maximumnorm uit. kader officierenkader middenkader basiskader hulpkader
Formatienormen K.B. 07.12.01 31.12.2003 ≥25% - ≤ 33% formatie 35,1% middenkader ≥25% - ≤ 33% formatie 27,4% basiskader
31.12.2004 31.12.2005 35,1% 52,7% 28,7%
29%
15% formatie kader
5,3%
5,3%
operationeel 5,3%
De rode loper, de andere valoriseringsmaatregelen, de steeds toenemende beperkingen om personeelsleden binnen éénzelfde politiezone te verschuiven, de ongelijke verdeling van de koek van de vergoedingen en toelagen… het zijn allemaal indicaties die aantonen dat het HR-beleid, op het lokale niveau, steeds meer ondermijnd wordt door een enger wordend statutair harnas. Laat nu net dergelijke beknotting een enorme hypotheek betekenen voor het, volledig terecht, door de directie personeel van de federale politie, gepromote competentiemanagement. Deze mensgerichte managementstijl, die erop gericht is de aanwezige competenties optimaal te gebruiken en verder te ontwikkelen, werkt enkel wanneer de voorwaarden daartoe worden geïnstalleerd. Belangrijke voorwaarden zijn o.m: jobrotaties en reële doorgroeimogelijkheden. De federale denkers zien deze voorwaarden gerealiseerd in het grote geheel. De lokale dienaars hebben het echter niet zo begrepen op rotaties of promoties naar een andere zone of provincie om daar een taak te gaan opnemen die meer beantwoord aan hun competenties. Door het strakke statutaire keurslijf zullen de lokale beleidsmakers een nog grotere inventiviteit en creativiteit aan de dag mogen leggen om een competentiegericht HR-beleid te voeren.
38
Veiligheidsmonitor 2004 Sarah Wouters, dienst preventie stad Genk 1. Inleiding De veiligheidsmonitor is een gestandaardiseerd telefonisch bevolkingsonderzoek, georganiseerd op federaal en lokaal niveau, en bevat vragen over buurtproblemen, onveiligheidsgevoelens, slachtofferschap en aangiftegedrag, alsook over de contacten tussen burgers en politiediensten en over de werking van de politiediensten. Daarnaast worden ook een aantal achtergrondkenmerken van de respondent bevraagd. Het project wordt - in opdracht van de minister van Binnenlandse Zaken - georganiseerd door de projectgroep “Veiligheidsmonitor” van de Directie van de nationale gegevensbank van de Federale Politie en concreet uitgevoerd door het marktonderzoeksbureau Dimarso. De veiligheidsmonitor werd reeds eerder afgenomen, nl. in 1997, 1998, 2000 en 2002. Dankzij dit herhaaldelijk afnemen van de bevraging kunnen evoluties of trends inzake de bevraagde thema’s vastgesteld worden. Vandaar het belang de resultaten steeds te vergelijken met die van vorige afnames. Naast een vergelijking in tijd beoogt de veiligheidsmonitor een vergelijking in ruimte. De meerwaarde hiervan is dat men de resultaten van de eigen gemeente of politiezone beter naar waarde kan schatten door deze te toetsen aan de resultaten van andere niveaus, m.n. met gemeenten met dezelfde karakteristieken (voor Genk de regionale steden) , politiezones met dezelfde karakteristieken (in dit geval de politiezones behorende tot categorie 2), het provinciaal, gewestelijk en federaal niveau. De veiligheidsmonitor betreft een meting die wordt afgenomen van een deel van de populatie (steekproef) op basis waarvan wordt getracht betrouwbare uitspraken te doen voor de ganse populatie. Er werden 350 Genkenaren en een aantal bijkomende inwoners van de andere gemeenten binnen de politiezone GAOZ vanaf de leeftijd van 15 jaar bevraagd. De bevraging werd uitgevoerd tussen eind augustus en midden december 2004 en heeft betrekking op de 12 voorgaande maanden. Omwille van de lange verwerkingsperiode werden de resultaten pas vrijgegeven in augustus 2005. De veiligheidsmonitor vormt voor zowel federale als lokale beleidsactoren een belangrijk instrument ten behoeve van het ontwikkelen, evalueren en eventueel bijsturen van een veiligheids- en politiebeleid dat gebaseerd is op de noden van de bevolking. 2. Buurtproblemen In de module ‘buurtproblemen’ wordt de respondenten gevraagd naar hun oordeel m.b.t. het problematisch karakter van 17 geselecteerde en specifieke situaties én over het uitzicht van de buurt.
39
2.1. Bevraging over het problematisch karakter van situaties op buurtniveau Om een zicht te krijgen op de problemen die burgers in hun buurt ervaren worden 17 situaties voorgelegd waarbij wordt gevraagd: “Ervaart u de volgende zaken als een probleem in uw buurt?” (helemaal wel, eerder wel, eerder niet, helemaal niet). Tabel 1: De afzonderlijke buurtproblemen naar dalend voorkomen (De gepresenteerde percentages zijn de som van de antwoorden ‘helemaal eens’ en ‘eerder eens’) GAOZ 2004 Onaangepaste snelheid 56,85 in het verkeer Agressief 47,62 verkeersgedrag Inbraken in woningen of 38,82 andere gebouwen Vernielingen 34,51 telefooncel, busof tramhokjes Rommel op straat 33,18 Diefstal uit auto’s 27,61 Fietsdiefstal 25,66 Geluidsoverlast door het 23,3 verkeer Overlast verbonden 22,91 aan druggebruik Aanrijdingen 22,81 Overlast van groepen 21,7 jongeren Autodiefstal 20,56 Andere vormen van 19,37 geluidsoverlast Geweld 14,35 Bedreiging 13,17 Bekladding van muren 10,94 of gebouwen Mensen worden op 10,23 straat lastiggevallen
GAOZ 2002 60,63
PZ Cat. 2 62,77
Limburg
Vlaand.
België
61,98
57,63
62,58
49,89
61,56
44,31
40,6
55
49,28
55,17
43,98
46,97
55,09
36,59
30,89
22,6
16,57
26,04
39,59 37,47 22,1 28,25
45,77 45,94 31,01 43,5
31,05 27,12 24,54 28,91
32,03 29,36 27,39 27,76
38,42 38,43 28,1 35,87
29,35
23,44
21,09
14,93
21,67
19,03 25,68
28,3 33,27
18,57 17,68
18,14 17,23
22,97 25,44
30,09 17,4
33,93 30,09
22,15 18,77
22,34 20,19
29,96 26,46
17,99 14,27 13,60
27,2 21,51 26,78
12,88 10,85 9,59
12,78 11,56 11,49
20,55 16,72 18,53
14,64
22,99
10,15
11,74
16,87
Volgende situaties worden door de respondenten als meest problematisch ervaren: - onaangepaste snelheid in het verkeer; - agressief verkeersgedrag; - inbraken in woningen of andere gebouwen;
40
- vernielingen telefooncel, bus- of tramhokjes; - rommel op straat. Net als bij vorige afnames blijkt opnieuw duidelijk het belang dat wordt gehecht aan een veilig verkeer. In vergelijking met de afname in 2002 wordt een daling van het problematisch karakter vastgesteld wat betreft nagenoeg alle voorgelegde situaties. De sterkste dalingen worden vastgesteld voor ‘inbraken in woningen of andere gebouwen’, ‘diefstal uit auto’s en ‘autodiefstal’. Er wordt daarentegen t.o.v. 2002 een lichte stijging van het problematisch karakter vastgesteld wat betreft ‘aanrijdingen’, ‘fietsdiefstal’ en ‘andere vormen van geluidsoverlast’. In vergelijking met de politiezones categorie 2 alsook in vergelijking met het federale niveau, worden in de politiezone GAOZ de meeste situaties minder problematisch ervaren. Het verschil is in een aantal gevallen zelfs beduidend groot. Enkel ‘vernielingen telefooncel, busof tramhokjes’ wordt iets meer problematisch ervaren door de respondenten van de politiezone GAOZ. 2.2. Bevraging over het uitzicht van de buurt Aan de respondenten wordt gevraagd: “Hoe vindt u dat uw buurt eruit ziet?” (heel verzorgd, eerder verzorgd, eerder onverzorgd, heel onverzorgd). Tabel 2: Buurtuitzicht (De gepresenteerde percentages zijn de som van de antwoorden ‘heel verzorgd’ en ‘eerder verzorgd’)
Buurtuitzicht
GAOZ 2004 94,2
GAOZ 2002 94,20
PZ Cat. 2 85
Limburg
Vlaand.
België
96,34
92,39
88,4
94,2% van de respondenten vindt dat hun buurt ‘heel verzorgd’ of ‘eerder verzorgd’ uitziet. Dit percentage ligt beduidend hoger dan dat in de vergelijkbare politiezones en dat op het federale niveau.
41
3. Onveiligheidsgevoelens In deze module worden de respondenten bevraagd m.b.t. onderwerpen die men in 4 categorieën kan onderverdelen: het algemeen onveiligheidsgevoel, het mijdingsgedrag, het ingeschatte risico op slachtofferschap t.a.v. diverse delicten en tot slot het bezit van een verdedigingswapen. 3.1. Algemeen onveiligheidsgevoel Om een idee te krijgen van het onveiligheidsgevoel dat onder de bevolking leeft wordt aan de respondenten gevraagd hoe vaak zij zich onveilig voelen: “Gebeurt het dat u zich onveilig voelt? Is dit altijd, vaak, soms, zelden of nooit?” Tabel 3:
Voorkomen van een algemeen onveiligheidsgevoel GAOZ 2004 8,51 21,37 70,12
‘Altijd’ of ‘vaak’ ‘Soms’ ‘Zelden’ of ‘nooit’
GAOZ 2002 8,50 22,3 69,19
PZ Cat. 2 11,78 30,72 57,5
Limburg
Vlaand.
België
5,75 23,14 71,12
7,29 24,19 68,51
9,59 28,65 61,76
8,51% van de respondenten voelt zich ‘altijd of vaak’ onveilig, 21,37% voelt zich ‘soms’ onveilig en 70,12% voelt zich ‘zelden of nooit’ onveilig. GAOZ scoort wat betreft het algemeen onveiligheidsgevoel beduidend beter dan de vergelijkbare politiezones. 3.2. Mijdingsgedrag In deze categorie krijgen de respondenten 5 stellingen voorgelegd m.b.t. mijdingsgedrag. Ze worden daarbij verzocht voor iedere stelling aan te geven hoe dikwijls zij dit mijdingsgedrag vertonen (altijd, vaak, soms, zelden, nooit). Tabel 4: Mijdingsgedrag naar dalend voorkomen (De gepresenteerde percentages zijn de som van de antwoorden ‘altijd’ en ‘vaak’) GAOZ 2004 voor 20,35
Niet opendoen onbekenden Vermijden om kinderen 23,94 ergens naartoe te laten gaan Plekken in de 15,91 gemeente vermijden Waardevolle spullen 17,14 wegbrengen naar een
GAOZ 2002 23,89
PZ Cat. 2 31,2
Limburg
Vlaand.
België
19,24
22,06
26,16
30,42
45,77
26,07
25,15
37,93
16,19
19,65
11,01
10,39
13,29
25,39
26,81
19,07
25,16
25,75
42
veilige plaats Bij duisternis vermijden 11,57 om weg te gaan
16,06
21,26
11,79
14,12
17,81
Hoewel slechts een relatief klein deel van de respondenten zich ‘altijd of vaak’ onveilig voelt, worden bepaalde situaties door heel wat respondenten vermeden. 20,35% van de respondenten doet niet open voor onbekenden. 15,91% vermijdt plekken in de gemeente. 23,94% vermijdt om kinderen ergens naartoe te laten gaan. 17,14% brengt waardevolle spullen weg naar een veilige plaats en 13,75% 11,57% vermijdt om bij duisternis weg te gaan. In vergelijking met 2002 stellen we vast dat nagenoeg alle mijdingsgedragingen nu minder gesteld worden. De sterkste dalingen betreffen de gedragingen ‘vermijden om kinderen ergens naartoe te laten gaan’ en ‘waardevolle spullen wegbrengen naar een veilige plaats’. In vergelijking met de politiezones categorie 2 doet er zich bij de respondenten van de politiezone GAOZ beduidend minder mijdingsgedrag voor. Hetzelfde geldt indien we de vergelijking maken met de resultaten op het federale niveau. Alleen dat bij die vergelijking GAOZ iets hoger scoort wat betreft ‘plekken in de gemeente vermijden’. 3.3. Ingeschat risico op slachtofferschap In een derde deel wordt aan de respondenten een aantal delicten voorgelegd, waarbij hen gevraagd wordt aan te geven welk risico zijzelf (of iemand van hun huishouden) lopen om tijdens de volgende 12 maanden slachtoffer te worden van een bepaald delict (groot, heel groot, klein, heel klein). Tabel 5: Risico op slachtofferschap naar type delict naar dalend voorkomen (De gepresenteerde percentages zijn de som van de antwoorden ‘heel groot risico’ en ‘groot risico’) GAOZ 2004 Misdrijf in het verkeer 35,79 Inbraak 19,17 Diefstal zonder geweld 13,69 of dreiging met geweld Lichamelijk geweld of 12,62 dreiging met lichamelijk geweld
GAOZ 2002 39,44 23,79 20,96
PZ Cat. 2 42,8 24,52 24,1
Limburg
Vlaand.
België
35,93 19,06 14,44
36,54 22,18 17,07
40,07 24,48 21,09
15,18
16,92
10,3
11,06
13,7
35,79% van de respondenten denkt gedurende de komende twaalf maanden het risico te lopen slachtoffer te worden van een misdrijf in het verkeer. 19,17% denkt het risico te lopen slachtoffer te worden van inbraak. Het risico op slachtofferschap van diefstal of lichamelijk geweld wordt lager ingeschat. T.o.v. 2002 wordt een daling van het ingeschatte risico op slachtofferschap vastgesteld wat betreft alle delicten.
43
De respondenten schatten het risico op slachtofferschap lager in dan die in de vergelijkbare politiezones en die op het federale niveau. 3.4. Beschikt over een verdedigingsmiddel Aan de respondenten wordt gevraagd of zij al dan niet beschikken over een verdedigingsmiddel om zich in geval van nood te verdedigen. Dit verdedigingsmiddel hoeft niet noodzakelijk een vuurwapen te zijn. Tabel 6:
Ja
Bezit van verdedigingsmiddel GAOZ 2004 20,28
GAOZ 2002 20,26
PZ Cat. 2 16,56
Limburg
Vlaand.
België
19,74
16,88
18,72
20,28% van de respondenten beschikt over een verdedigingsmiddel. Het percentage respondenten dat beschikt over een verdedigingsmiddel ligt hoger in GAOZ dan in de vergelijkbare politiezones.
44
4. Slachtofferschap De module slachtofferschap peilt zowel naar slachtofferschap op huishoudensniveau (delicten waarvan iemand uit het huishouden van de respondent slachtoffer werd) als naar slachtofferschap op persoonsniveau. Ingevolge de kleine absolute aantallen in deze module worden in een aantal tabellen tevens de onder- en bovengrens van de betrouwbaarheidsintervallen weergegeven. 4.1. Slachtofferschap op huishoudensniveau Bij de bevraging naar slachtofferschap op huishoudensniveau worden aan de respondenten 10 delicten voorgelegd, waarbij hen gevraagd wordt aan te geven of zij of andere leden van het huishouden de afgelopen 12 maanden van het betreffende delict slachtoffer zijn geweest. Het betreft het percentage van respondenten dat minimum één maal slachtoffer is geweest van dit delict. Tabel 7: Overzicht slachtofferschap naar type delict op huishoudensniveau naar dalend voorkomen GAOZ 2004 % aan 44,2
Vernieling een auto Vernieling (excl. Auto/inbraak) Poging tot inbraak (zonder diefstal) Inbraak in woning met diefstal Diefstal uit een auto Diefstal van een fiets Diefstal van een auto Diefstal van een bromfiets Diefstal van een motor Vernieling aan een motor
Freq 61
GAOZ 2002 % 39,44
Freq 71
PZ Cat. 2 % 42,49
14,56
20
15,53
Limburg Vlaand. België % 44,87
% 44,15
% 41,97
10,56
19
17,63
14,56
14,85
16,47
22
15,56
28
9,95
10,79
10,26
11,48
7,35
10
7,78
14
6,45
5,37
4,14
5,93
7,22
10
12,22
22
11,65
8,45
8,32
11,5
7,42
10
7,78
14
9,26
15,29
16,47
10,42
1,25
2
2,78
5
1,51
0,34
0,72
1,17
0,52
1
1,67
3
0,53
0,12
0,54
0,51
0,52
1
1,67
3
0,1
0,06
0,14
0,19
1,42
2
0,56
1
0,42
0,16
0,41
0,35
45
Totaal aantal 100 139 100 180 100 100 100 100 delicten Deze tabel betreft het aandeel van bepaalde delicten in het totale slachtofferschap. In totaal geven de respondenten uit de steekproef 139 delicten aan waarvan zijzelf en/of een lid van hun huishouden tijdens het afgelopen jaar slachtoffer geweest zijn. Er wordt vastgesteld dat ‘vernieling aan een auto’ de grootste groep vormt met 44,2%. Op de tweede plaats komt ‘poging tot inbraak’ met 15,53%, gevolgd door ‘vernieling (excl. auto/inbraak)’ met 14,56%. Het aandeel van de overige delicten bevindt zich steeds beneden de 10%. Indien we de vergelijking maken in tijd kan worden vastgesteld dat min of meer dezelfde type delicten het grootste aandeel uitmaken in het totale slachtofferschap. Wel opvallend is het verminderde aandeel van het delict ‘diefstal uit een auto’. In vergelijking met andere niveaus zien we opnieuw ongeveer dezelfde grootste groepen opduiken. Toch kunnen er enkele kleine verschillen worden vastgesteld. Vergeleken met de politiezones categorie 2 en met de andere niveaus ligt het aandeel van ‘poging tot inbraak’ relatief hoog bij de respondenten uit de politiezone GAOZ. Dat van ‘diefstal van een fiets’ ligt dan weer iets lager in vergelijking met andere niveaus. Tabel 8:
Percentage huishoudens dat tijdens de laatste 12 maanden voorafgaand aan de bevraging slachtoffer werd van volgende types delicten GAOZ 2004
GAOZ 2002
PZ Cat. 2
WONINGINBRAKEN Poging tot inbraak 3,43 6 (zonder diefstal) (2,01-4,85) (3,9-8,1) Inbraak in woning met 2,08 diefstal (0,97-3,2) Totaal 5,09 (3,376,81) AUTODELICTEN Diefstal van een auto 0,53 (0-1,11)
4,48 (4,144,81) 3,43 2,97 (1,82-5,03) (2,7-3,24) 8,29 7,02 (5,85(6,6110,72) 7,43)
1,6 0,94 (0,43-2,77) (0,771,11) Diefstal uit een auto 3,06 5,11 6,59 (1,66-4,45) (3,05-7,17) (6,157,03) Vernielingen aan een 12,9 15,65 20,59 auto (10,2(12,26(19,8715,61) 19,05) 21,31) Totaal 15,16 19,81 25,35 (12,26(16,09(24,5818,06) 23,53) 26,12)
Limburg
Vlaand.
België
3,29 4,03 4,69 (2,68-3,89) (3,82-4,25) (4,51-4,86) 1,69 (1,25-2,13) 4,76 (4,045,49)
1,76 (1,61-1,91) 5,61 (5,365,87)
2,54 (2,41-2,66) 6,89 (6,69-7,1)
0,14 0,35 0,63 (0,01-0,27) (0,28-0,41) (0,56-0,7) 2,72 3,56 5,31 (2,15-3,29) (3,35-3,78) (5,11-5,5) 13,37 (12,1814,57) 15,45 (14,1816,72)
16,3 (15,8716,73) 19,07 (18,6119,53)
16,83 (16,5117,16) 20,76 (20,4121,11) 46
TWEEWIELERDELICTEN Diefstal van een 1,82 motor (0-5,06) Vernielingen aan een 2,46 motor (0-6,21) Diefstal van bromfiets
een 2,9 (0-7,92)
Diefstal van een fiets
VERNIELING Vernieling inbraak/auto)
2,63 (1,27-4)
9,09 1 (0,48-17,7) (0,341,66) 3,03 2,67 (0-8,16) (1,593,74) 12,5 4,94 (0,68(3,3324,32) 6,56) 4,59 6,64 (2,61-6,57) (6,137,15)
(excl. 3,7 4 6,37 (2,22-5,18) (2,27-5,73) (5,976,76)
0,21 (0-0,71)
0,44 (0,18-0,7)
0,28 (0-0,86)
1,48 1,51 (1,01-1,95) (1,14-1,87)
0,68 (0-1,79)
3,32 3,36 (2,59-4,05) (2,76-3,95)
4,59 6,6 (3,84-5,35) (6,3-6,9)
1,02 (0,72-1,33)
5,48 (5,26-5,7)
4,08 4,51 5,35 (3,41-4,76) (4,28-4,74) (5,17-5,54)
Wat de slachtofferpercentages betreft, kan het volgende uit de tabel worden afgelezen: - 5,09% van de huishoudens werd de afgelopen 12 maanden slachtoffer van een woninginbraak (poging tot inbraak zonder diefstal of inbraak in woning met diefstal); - 15,16% van de huishoudens werd de afgelopen 12 maanden slachtoffer van een autodelict. Het betreft hier voornamelijk ‘vernielingen aan een auto’, gevolgd door ‘diefstal uit een auto’ en in mindere mate ‘diefstal van een auto’; - 1,82% van de huishoudens werd de afgelopen 12 maanden slachtoffer van een motordiefstal; - 2,46% van de huishoudens werd de afgelopen 12 maanden slachtoffer van vernielingen aan een motor; - 2,9% van de huishoudens werd de afgelopen 12 maanden slachtoffer van bromfietsdiefstal; - 2,63% van de huishoudens werd de afgelopen 12 maanden slachtoffer van fietsdiefstal; - 3,7% van de huishoudens werd de afgelopen 12 maanden slachtoffer van vernieling (excl. inbraak/auto). Vanwege de kleine absolute aantallen is het gevaarlijk om vergelijkingen te maken. Er dient steeds rekening gehouden te worden met de betrouwbaarheidsintervallen, die elkaar niet mogen overlappen. Het is al gauw duidelijk dat deze in de meeste gevallen toch overlappen, wat wil zeggen dat er geen significante verschillen zijn en vergelijkingen ter zake niet mogen doorgevoerd worden. Aangaande de autodelicten kan wel worden vastgesteld dat het slachtofferpercentage in GAOZ significant lager ligt dan in de vergelijkbare politiezones. Ook wat fietsdiefstal en ‘vernieling (excl. inbraak/auto)’ betreft, kent GAOZ lagere slachtofferpercentages.
47
4.2. Slachtofferschap op persoonsniveau Bij slachtofferschap op persoonsniveau wordt aan de respondenten een aantal delicten voorgelegd waarbij hen gevraagd wordt aan te geven of zijzelf (en dus niet andere leden van het huishouden) de afgelopen twaalf maanden daarvan slachtoffer waren geweest. Tabel 9:
Overzicht slachtofferschap naar type delict op persoonsniveau naar dalend voorkomen
Bedreiging lichamelijk geweld Andere misdrijven Lichamelijk geweld Diefstal buitenshuis, slachtoffer afwezig Diefstal vanaf persoon zonder bedreiging/geweld Vluchtmisdrijf in het verkeer Misdrijf tegen seksuele moraal Diefstal vanaf persoon met bedreiging/geweld Totaal aantal delicten
GAOZ 2004 % 48,6
Freq 44
GAOZ 2002 % 37,36
Freq 35
PZ Cat. 2 % 42,57
17,68 17,16 5,79
16 15 5
6,55
Limburg Vlaand. België % 38,81
% 39,97
% 42,89
8,24 8,78 11,08
8 8 10
10,22 11,73 5,43
9,49 15,8 5,86
9,6 10,21 7,09
10,27 10,62 6,05
6
13,04
12
10,64
6,26
10,91
10,78
4,22
4
12,71
12
10,2
8,02
12,66
10,73
0
0
7,34
7
5,82
9,57
6,77
6,06
0
0
1,45
1
3,4
6,18
2,81
2,6
100
90
100
93
100
100
100
100
Deze tabel betreft het aandeel van bepaalde delicten in het totale slachtofferschap. In totaal geven de respondenten uit de steekproef 90 delicten aan waarvan zijzelf tijdens het afgelopen jaar slachtoffer geweest zijn. Er wordt vastgesteld dat ‘bedreiging lichamelijk geweld’ nog steeds de grootste groep vormt met 48,6%. Op de tweede plaats komt de categorie ‘andere misdrijven’ met 17,68%, gevolgd door ‘lichamelijk geweld’ met 17,16%. Het aandeel van de overige delicten bevindt zich steeds beneden de 10%. Vergeleken met andere niveaus kan worden vastgesteld dat ook daar ‘bedreiging met lichamelijk geweld’ de grootse groep vormt binnen het totale slachtofferschap op persoonsniveau. Het aandeel van deze categorie ligt iets hoger in GAOZ dan op de andere niveaus.
48
Tabel 10:
Percentage respondenten dat tijdens de laatste 12 maanden voorafgaand aan de bevraging slachtoffer werd van volgende types delicten
DIEFSTALLEN Diefstal vanaf persoon met bedreiging/geweld Diefstal vanaf persoon zonder bedreiging/geweld Diefstal buitenshuis, slachtoffer afwezig Totaal
GAOZ 2004
GAOZ 2002
PZ Cat. 2
Limburg
0 (0-0)
0,38 (0-0,93)
0,96 (0,8-1,12)
0,84 0,55 0,63 (0,53-1,15) (0,47-0,63) (0,57-0,69)
1,67 3,45 3,18 (0,67-2,68) (1,84-5,06) (2,9-3,47)
1,34 2,42 2,79 (0,95-1,74) (2,25-2,59) (2,66-2,93)
1,48 1,86 1,54 (0,54-2,43) (0,67-3,05) (1,351,74) 2,96 4,89 5,4 (1,63(2,99(5,044,29) 6,79) 5,76)
1,07 1,37 (0,72-1,42) (1,24-1,5)
1,48 (1,38-1,58)
2,83 (2,263,39)
4,01 (3,794,23)
4,66 (4,494,83)
4,51 (3,8-5,21)
5,09 6,59 (4,85-5,33) (6,39-6,79)
LICHAMELIJK GEWELD Bedreiging met 7,01 5,19 7,87 lichamelijk geweld (5,02-9,01) (3,23-7,15) (7,448,31) Lichamelijk geweld 2,81 1,81 2,91 (1,51-4,11) (0,63-2,99) (2,643,18) Totaal 9,31 6,51 9,76 (7,04(4,33(9,2811,58) 8,68) 10,24) VLUCHTMISDRIJF IN HET
Vlaand.
België
1,73 1,6 2,12 (1,28-2,17) (1,46-1,74) (2-2,24) 5,42 (4,656,19)
6 (5,746,26)
7,87 (7,658,09)
VERKEER
Vluchtmisdrijf in het verkeer SEKSUELE DELICTEN Lastig gevallen omwille van seksuele redenen ANDERE MISDRIJVEN Andere misdrijven
1,08 2,34 (0,27-1,89) (1-3,67) 0 (0-0)
3,12 (2,84-3,4)
1,66 2,71 2,82 (1,22-2,09) (2,53-2,89) (2,68-2,95)
0,91 1,08 (0,07-1,75) (0,921,25)
0,66 0,76 0,85 (0,38-0,93) (0,67-0,86) (0,77-0,92)
1,89 0,98 1,83 (0,82-2,95) (0,11-1,85) (1,612,04)
1,41 1,41 1,71 (1,01-1,81) (1,28-1,54) (1,61-1,82)
Aangaande slachtofferschappen op persoonsniveau lezen we het volgende af uit de tabel: - 2,96% van de respondenten werd de afgelopen twaalf maanden slachtoffer van diefstal. Het betreft hier ‘diefstal buitenshuis, slachtoffer afwezig’ en ‘diefstal vanaf persoon zonder bedreiging/geweld’;
49
-
9,31% van de respondenten werd de afgelopen twaalf maanden slachtoffer van lichamelijk geweld. Het betreft voornamelijk ‘bedreiging met lichamelijk geweld’; 1,08% van de respondenten werd de afgelopen twaalf maanden slachtoffer van vluchtmisdrijf in het verkeer; 0% van de respondenten werd de afgelopen twaalf maanden slachtoffer van seksuele delicten; 1,89% werd de afgelopen twaalf maanden slachtoffer van andere misdrijven.
Ook hier is het omwille van de kleine absolute aantallen gevaarlijk om vergelijkingen te maken. Wat betreft ‘diefstallen’ ligt het slachtofferpercentage onder de respondenten van GAOZ lager dan dat van de vergelijkbare politiezones evenals dat op het federale niveau. Ook aangaande ‘vluchtmisdrijf in het verkeer’ liggen de slachtofferpercentages in GAOZ lager t.o.v. de vergelijkbare steden en politiezones, evenals t.o.v. het federale en gewestelijke niveau. 5. Melding en aangifte In de veiligheidsmonitor wordt zowel wat betreft de delicten op huishoudensniveau als de delicten op persoonsniveau aan de respondenten gevraagd of een politiedienst daarvan in kennis werd gesteld (melding) en/of een verklaring/proces-verbaal werd ondertekend (aangifte). In onderstaande tabellen zullen telkens de termen ‘melding’ (M) en ‘aangifte’ (A) gehanteerd worden. Daar waar het slachtofferpercentage nul bedraagt komt ‘–‘ in de tabel. 5.1. Melding en aangifte van delicten op huishoudensniveau Aan de respondenten die minimum één maal slachtoffer werden (zijzelf of iemand van hun huishouden) van een delict op huishoudensniveau wordt vervolgens gevraagd of een politiedienst daarvan op de hoogte werd gebracht (melding) en of bij aangifte een procesverbaal of een verklaring werd ondertekend (aangifte). Tabel 11: voorkomen
Meldings- en aangiftepercentages op huishoudensniveau naar dalend
GAOZ 2004 M A Diefstal van 100 100 een bromfiets Diefstal van 100 100 een motor Diefstal van 100 100 een auto Inbraak in 100 100
GAOZ 2002 M A 100 100
PZ Limburg Cat. 2 M A M A 96,85 93,69 100 100
Vlaanderen België M A 87,84 71,5
100
100
100
90,73 100
100
58,79 58,79 74,23 67,5
100
100
89,62 77,54 100
100
93,67 83,89 93,17 84,07
M A 83,22 73,85
85,71 71,43 89,73 76,52 98,84 87,28 88,18 81,15 86,95 77,1
50
woning met diefstal Diefstal uit een auto Poging tot inbraak (zonder diefstal) Diefstal van een fiets Vernielingen aan een auto Vernieling (excl. Auto/inbraak) Vernieling aan een motor Totaal
100
100
68,18 59,09 67,24 58,75 67,56 54,93 75,7
64,79 70,36 61,13
64,52 39,56 44,44 40,74 49,08 33,27 52,34 39,34 46,2
31,42 45,03 29,91
57,83 57,83 71,43 57,14 57,09 46,21 51,03 33,15 52,81 38,72 50,87 37,65 17,28 13,68 28,57 25,71 22,7
18,33 20,96 14,47 19,69 15,41 21,96 17,66
22,9
19,3
26,32 21,05 25,56 16,35 35,1
19,64 28,58 17,5
50
50
100
50
42,59 36,5
100
48,31 42,7
20,01 20,01 50
28,79 18,34
18,76 12,78 17,09 12,65
40,04 31,94 39,57 28,59 37,64 28,89 39,42 30,96
42,59% van de delicten op huishoudensniveau werd gemeld aan de politie. 36,5% werd ook effectief aangegeven. Het betreft vooral vermogensdelicten. Vernielingen worden minder vaak gemeld. In vergelijking met 2002 zien we een daling wat betreft het aantal meldingen. De verhoudingen tussen de meldingspercentages en de aangiftepercentages zijn min of meer gelijk gebleven. In vergelijking met de andere geografische entiteiten ligt het meldingspercentage in GAOZ iets hoger. Het verschil tussen de meldingspercentages en de aangiftepercentages is iets groter op federaal, gewestelijk en provinciaal niveau, evenals op het niveau van de vergelijkbare politiezones. 5.2. Melding en aangifte van delicten op persoonsniveau Aan de respondenten die minimum één maal slachtoffer zijn geweest van een delict op persoonsniveau wordt vervolgens gevraagd of een politiedienst op de hoogte werd gebracht van het delict (melding) en of er bij aangifte een proces-verbaal of een verklaring werd ondertekend (aangifte). Tabel 12:
Diefstal buitenshuis, slachtoffer
Meldings- en aangiftepercentages op persoonsniveau naar dalend voorkomen GAOZ 2004 M A 46,17 23,06
GAOZ 2002 M A 30,64 24,44
PZ Limburg Vlaanderen België Cat. 2 M A M A M A M A 28,44 24,52 34,99 26,32 29,67 25,68 29,64 26,1
51
afwezig Lichamelijk geweld Andere delicten Vluchtmisdrijf in het verkeer Diefstal vanaf pers. zonder bedr./geweld Bedreiging lichamelijk geweld Misdrijven tegen de seksuele moraal Diefstal vanaf pers. met bedr./geweld Totaal
65,39 57,56 11,04 11,04 35,18 25,67 43,23 28,87 38,77 31,9
39,64 30,88
56,9
/
41,25 0
0
/
/
/
/
/
/
/
47,77 36,97 37,15 37,15 42,16 35,53 52,14 46,28 44,47 39,65 44,28 36,65 42,67 42,67 68,03 64,05 54,69 49,15 57,73 43,05 58,45 50,17 53,71 47,59
23,88 15,81 2,6
2,6
16,28 8,44
22,99 8,11
18,34 10,52 17,66 9,85
-
-
0
0
6,35
19,35 5,19
6,92
-
-
100
100
52,51 45,28 50,12 48,51 58,14 47,18 56,28 43,72
2,8
40,37 29,89 20,38 18,46 27,64 19,86 35,1
3,71
8,43
4,63
21,09 31,66 23,75 29,93 21,73
40,37% van de delicten op persoonsniveau werd gemeld en 29,89% werd aangegeven. Deze percentages liggen beduidend hoger dan in 2002. De meldings- en aangiftepercentages in GAOZ liggen veel hoger dan in de vergelijkbare politiezones en de andere niveaus. Hierbij dient opgemerkt dat er bij kleine absolute aantallen nogal vlug grote percentageverschillen kunnen ontstaan en deze resultaten dus ook niet 100% betrouwbaar zijn. 6. Laatste delict In de veiligheidsmonitor wordt dieper ingegaan op het laatste delict waarvan men slachtoffer werd, hetzij op huishoudensniveau, hetzij op persoonsniveau. Omwille van de kleine respondentaantallen dient men zeer voorzichtig om te gaan met conclusies. 6.1. Reden van melding laatste delict Er werd aan de respondenten gevraagd naar de redenen om het voorval bij een politiedienst te melden. Onderstaande tabel geeft de reden van melding weer. De respondenten gaven als voornaamste redenen van melding aan: - dergelijke feiten in de toekomst voorkomen (22,54%); - gestolen goederen terug krijgen (20,27%); - voorval is ernstig genoeg (16,03%); - dader moet gepakt/gestraft worden (16,54%);
52
- herstel van schade (12,82%). De meest frequent aangegeven reden van melding is ‘dergelijke feiten in de toekomst voorkomen’. Opmerkelijk is dat deze reden bij de afname in 2002 zeer weinig werd aangegeven (6,41%). De voornaamste reden van melding was toen overduidelijk ‘gestolen goederen terugkrijgen’ (36,77%), een reden die bij de afname in 2004 veel minder werd aangegeven. 6.2. Reden van niet-melding laatste delict Er werd tevens gevraagd naar de reden om een voorval niet bij de politie te melden. De respondenten gaven als voornaamste redenen van niet-melding aan: - voorval niet ernstig genoeg (35,91%); - het helpt niets (12,87%); - te weinig gegevens over het delict (9,94%); - niet belangrijk (8,79%); - ze doen er toch niets aan (8,24%). ‘Voorval niet ernstig genoeg’ was in 2002 eveneens de voornaamste reden (33,94%). 6.3. Tevredenheid m.b.t. het politiecontact De respondenten worden eveneens bevraagd omtrent hun tevredenheid m.b.t. het politiecontact n.a.v. het slachtofferschap. 6.3.1. Globale tevredenheid In eerste instantie worden de respondenten bevraagd omtrent hun globale tevredenheid m.b.t. alles wat de betreffende politiedienst in de zaak gedaan heeft. Tabel 13: Globale tevredenheid m.b.t. het laatste politiecontact (De gepresenteerde percentages zijn de som van de antwoorden ‘zeer tevreden’ en ‘tevreden’)
Tevredenheid
GAOZ 2004 52,6
GAOZ 2002 58,17
PZ Cat. 2 50,79
Limburg
Vlaand.
België
51,78
55,2
52,19
52,6% van de respondenten is zeer tevreden of tevreden over het laatste politiecontact n.a.v. slachtofferschap, iets minder in vergelijking met 2002. De resultaten zijn gelijklopend op de diverse geografische niveaus. 6.3.2. Specifieke tevredenheid Vervolgens worden de respondenten bevraagd over hun specifieke tevredenheid m.b.t. diverse aspecten van de politietussenkomst in de zaak.
53
Tabel 14: Specifieke tevredenheid m.b.t. het laatste politiecontact (De gepresenteerde percentages zijn de som van de antwoorden ‘zeer tevreden’ en ‘tevreden’)
Telefonische bereikbaarheid Bereikbaarheid op het commissariaat Snelheid tussenkomst Tijd besteed aan het probleem Houding en gedrag Resultaat tussenkomst
GAOZ 2004 87,8
GAOZ 2002 91,85
PZ Cat. 2 77,5
Limburg
Vlaand.
België
80,49
83,78
76,94
86,84
92,88
75,81
74,82
79,63
75,57
81,85
90,77
60,2
58,36
65,64
60,96
75,44
76,2
68,36
66,27
72,01
70,94
77,13
86,38
72,68
71,92
77,35
76,6
57,32
57,22
45,66
53,73
51,27
47,77
87,8% van de respondenten is zeer tevreden of tevreden over de telefonische bereikbaarheid, een lichte daling in vergelijking met 2002. 86,84% van de respondenten is zeer tevreden of tevreden over de bereikbaarheid op het commissariaat, eveneens een daling in vergelijking met 2002. Inzake de snelheid van de tussenkomst is 81,85% van de respondenten zeer tevreden of tevreden, opnieuw een daling in vergelijking met 2002. Inzake de tijd besteed aan het probleem is 75,44% van de respondenten zeer tevreden of tevreden. Aangaande houding en gedrag is 77,13% van de respondenten zeer tevreden of tevreden, een daling t.o.v. 2002. Wat betreft het resultaat van de tussenkomst is 57,32% van de respondenten zeer tevreden of tevreden. Ondanks het feit dat de tevredenheid in 2004 iets gedaald is, scoort GAOZ beduidend beter dan de vergelijkbare politiezones en wat bepaalde aspecten betreft ook beter dan de andere geografische niveaus. 6.4. Advies 6.4.1.
Preventieadvies
Aan de respondenten werd gevraagd of de politiedienst al dan niet preventieadviezen verstrekte m.b.t. het betreffende delict. Tabel 15:
Ja
Preventieadvies vanwege de politiedienst GAOZ 2004 45,31
GAOZ 2002 60,32
PZ Cat. 2 37,84
Limburg
Vlaand.
België
32,77
35,34
38,66
54
45,31% van de GAOZ respondenten kreeg preventieadvies, beduidend minder dan in 2002 maar nog steeds beduidend meer dan op alle andere geografische niveaus. 6.4.2.
Verwijzing naar dienst slachtofferschap
Tevens wordt er gepeild naar de eventuele doorverwijzing vanwege de politiedienst naar één of meerdere diensten voor slachtofferhulp (binnen of buiten de politiedienst). Tabel 16:
Ja
Verwijzing door de politiedienst naar een dienst voor slachtofferhulp GAOZ 2004 20,31
GAOZ 2002 18,82
PZ Cat. 2 8,49
Limburg
Vlaand.
België
9,08
7,77
8,61
20,31% van de respondenten werd doorverwezen naar een dienst voor slachtofferhulp, iets meer dan in 2002. Uit bovenstaande tabel leiden we tevens af dat onze politiediensten veel meer doorverwijzen naar diensten voor slachtofferhulp dan die in vergelijkbare politiezones en andere geografische niveaus. 7. Andere politiecontacten Naast contacten die respondenten hadden met de politie in het kader van een slachtofferschap werd gepeild naar andere contacten met politie, bijvoorbeeld naar aanleiding van een bekeuring, een administratieve handeling, het vragen van de weg en dergelijke. Deze module heeft betrekking op persoonlijke contacten met politie die plaatsvonden gedurende de voorbije twaalf maanden voorafgaand aan de bevraging. Analoog met de vorige module hebben de vragen ook hier enkel betrekking op het laatste politiecontact.
7.1. Reden laatste politiecontact De voornaamste redenen voor het laatste politiecontact waren: - bekeuring (21,04%); - vragen om hulp (17,3%); - controle door politiedienst (11,71%). In 2002 werd ‘aangifte/melding delict’ beduidend meer aangegeven als reden (20,55 % tegenover slechts 8,72% in 2004). Daarnaast is er t.o.v 2002 een sterke stijging van de redenen ‘bekeuring’ (van 9,51% naar 21,04%) en ‘controle door politiedienst’ (van 7,1 % naar 11,71%). 7.2. Tevredenheid laatste politiecontact 7.2.1. Globale tevredenheid
55
Tabel 17: Globale tevredenheid m.b.t. het laatste politiecontact (De gepresenteerde percentages zijn de som van de antwoorden ‘zeer tevreden’ en ‘tevreden’)
Tevredenheid
GAOZ 2004 71,24
GAOZ 2002 69,14
PZ Cat. 2 68,82
Limburg
Vlaand.
België
72,75
75,93
72,79
71,24% van de respondenten is zeer tevreden of tevreden, iets meer dan in 2002 en tevens iets meer in vergelijking met de politiezones categorie 2. Opvallend is dat de globale tevredenheid hier hoger ligt dan bij het laatste politiecontact n.a.v. slachtofferschap. (zie eerder) 7.2.3. Specifieke tevredenheid Tabel 18: Specifieke tevredenheid m.b.t. het laatste politiecontact (De gepresenteerde percentages zijn de som van de antwoorden ‘zeer tevreden’ en ‘tevreden’) GAOZ 2004 Beschikbaarheid en 71,53 bereikbaarheid Houding en gedrag 76,12 Resultaat 70,76
GAOZ 2002 86,07
PZ Cat. 2 75,76
Limburg
Vlaand.
België
80,87
81,8
79,14
81,47 68,74
76,89 66,08
80,2 70,07
80,75 72,96
79,53 70,18
Wat de beschikbaarheid en bereikbaarheid betreft, is 71,53% van de respondenten zeer tevreden of tevreden, minder in vergelijking met 2002. Aangaande houding en gedrag is 76,12% van de respondenten zeer tevreden of tevreden, eveneens minder in vergelijking met 2002. Wat betreft het resultaat van de tussenkomst is 70,76% van de respondenten zeer tevreden of tevreden, iets meer in vergelijking met 2002. In vergelijking met de tevredenheid over de politietussenkomst bij het laatste contact n.a.v. slachtofferschap, stellen we meer tevredenheid vast m.b.t. het resultaat van de tussenkomst maar minder m.b.t. beschikbaarheid en bereikbaarheid. Wat houding en gedrag betreft, zijn de resultaten gelijklopend. 8. Algemene beoordeling van het politiefunctioneren in de eigen gemeente / politiezone In deze module worden aan de respondenten een aantal vragen voorgelegd m.b.t. het functioneren van politiediensten. Het betreft meer bepaald vragen aangaande de werking van politiediensten in de eigen politiezone. Daarnaast worden de respondenten bevraagd over hun mate van tevredenheid inzake de houding en het gedrag, de informatieverstrekking over activiteiten en de aanwezigheid in de straat van de politie. Een volgend deel gaat in op het takenpakket van de politiediensten. Tot slot komen enkele vragen betreffende de wijkagent aan bod.
56
8.1. Algemeen: de politiediensten in de eigen gemeente / politiezone leveren goed of slecht werk Tabel 19: Appreciatie werking politiediensten in de eigen politiezone (De gepresenteerde percentages zijn de som van de antwoorden ‘heel goed werk’ en ‘goed werk’) GAOZ 2004 Appreciatie werking 89,95 politiediensten
GAOZ 2002 90,79
PZ Cat. 2 85,9
Limburg
Vlaanderen België
90,64
90,03
87,38
89,95% van de respondenten is van mening dat de politiediensten in de eigen politiezone heel goed werk of goed werk leveren. De resultaten zijn gelijklopend met die van 2002. Inzake algemene appreciatie van de werking van de lokale politie scoort de politiezone GAOZ beter dan de vergelijkbare zones. 8.2. Kenmerken van het politieoptreden Tabel 20 :
Tevredenheid m.b.t. een aantal kenmerken van het politieoptreden in de eigen politiezone (De gepresenteerde percentages zijn de som van de antwoorden ‘heel tevreden’ en ‘tevreden’) GAOZ 2004 De houding en het 79,19 gedrag De aanwezigheid in 66,14 de straat De informatie over 62,89 activiteiten
GAOZ 2002 81,06
PZ Cat. 2 70,11
Limburg
Vlaanderen België
80,36
76,65
74,03
67,15
53,44
66,43
61,27
55,91
70,01
49,49
64,25
59,57
55,15
Niettegenstaande een lichte daling van de specifieke tevredenheid zijn de respondenten nog altijd beduidend meer tevreden over bovenstaande kenmerken dan de respondenten in de vergelijkbare politiezones. De tevredenheid ligt eveneens hoger dan die op federaal en gewestelijk niveau. Tabel 21:
Contacteerbaarheid van politiediensten in de eigen politiezone
GAOZ 2004 Contacteerbaarheid 79,05
GAOZ 2002 76,98
PZ Cat. 2 68,62
Limburg
Vlaanderen België
77,77
73,3
69,6
79,05% van de respondenten is van mening dat de politiediensten in de eigen zone heel gemakkelijk of gemakkelijk contacteerbaar zijn. De tevredenheid over de 57
contacteerbaarheid ligt hoger dan die in vergelijkbare politiezones alsook hoger dan de tevredenheid op de andere geografische niveaus. 8.3. Beoordeling op verschillende politietaken Tabel 22:
Beoordeling politiediensten op verschillende politietaken – vergelijking in tijd en ruimte (De gepresenteerde percentages zijn de som van de antwoorden ‘heel goed werk’ en ‘goed werk’) GAOZ 2004 De wegen veiliger 89,14 houden Orde handhaven 88,96 tijdens sportmanifestaties Publieke plaatsen 88,12 veiliger maken Actief bijdragen 82,22 aan de preventie van misdrijven Geweld bestrijden 83,99 Te voet of per fiets 79,35 patrouilleren De georganiseerde 76,63 misdaad bestrijden Slachtoffers van 76,81 misdrijven opvangen Drughandel 76,2 bestrijden Vandalisme 70,89 bestrijden Inbraken en 68,79 diefstallen ophelderen
GAOZ 2002 82,91
PZ Cat. 2 80,4
Limburg
Vlaanderen België
85,97
83,41
81,8
93,62
91,04
89,53
91,24
91,56
85,66
80,9
88,59
86
82,24
83,87
75,37
82,59
81,79
78,56
83,64 79,48
78,54 70,98
82,74 76,14
83,06 72,9
80,44 70,37
73,35
73,83
76,6
75,34
76,06
73,43
72,44
78,21
76,91
75,23
69,39
75,77
76,02
78,42
77,19
72,74
62,87
71,4
67,97
65,26
73,94
65,37
70,52
68,36
67,76
De respondenten geven de beste beoordeling aan ‘de wegen veiliger houden’. Op de tweede plaats komt ‘orde handhaven tijdens sportmanifestaties’, gevolgd door ‘publieke plaatsen veiliger maken’ op de derde plaats. De beoordeling m.b.t. ‘de wegen veiliger houden’ is significant gestegen t.o.v. 2002. Daarnaast is ook de beoordeling inzake ‘publieke plaatsen veiliger maken’, ‘de georganiseerde misdaad bestrijden’, ‘slachtoffers van misdrijven opvangen’ en ‘drughandel bestrijden’ gestegen.
58
Inzake de beoordeling op verschillende politietaken scoort GAOZ voor de meeste items significant beter dan de andere geografische entiteiten. 8.4. Kennis van de wijkagent Aan de respondenten wordt gevraagd in welke mate zij hun wijkagent kennen en of zij al dan niet meer contact zouden willen hebben met hun wijkagent. Tabel 23:
Kennis van de wijkagent – vergelijking in tijd en ruimte
GAOZ 2004 Enkel van naam of 18,26 gezicht Al eens contact 16,24 mee gehad Af en toe contact 15,06 mee Neen 50,44
GAOZ 2002 24,19
PZ Cat. 2 17,91
Limburg
Vlaanderen België
20,36
18,63
18,03
12,34
16,9
16,34
18,86
16,24
14,96
11,38
13,23
12,22
13,08
48,51
53,81
50,07
50,3
52,64
Het percentage respondenten dat zijn of haar wijkagent niet kent, is licht gestegen t.o.v. 2002 maar ligt nog steeds lager dan dat in de vergelijkbare politiezones en dat op het federale niveau. Tabel 24:
Ja
Meer contact met wijkagent – vergelijking in tijd en ruimte GAOZ 2004 40,35
GAOZ 2002 37,76
PZ Cat. 2 43,28
Limburg
Vlaanderen België
32,45
34,28
39,94
40,35% van de respondenten wenst meer contact te hebben met de wijkagent, iets meer dan in 2002. Het percentage ligt iets lager dan dat in de vergelijkbare politiezones, doch hoger dan die op het provinciale en gewestelijke niveau.
59
Onderrichtingen HINP Luc Wevers Korpsorder 200510T032
organisatie
200510T033
APO
herschikkingen, organisatie rol wachtleider en OBP vanaf 01.01.2006 aanvullende onderrichtingen inzake APO en VPR
200610T001 200610T002 Procureur 200501T051
gerechtskosten wijkpolitie
lijsten gerechtskosten Organisatie wijkpost Genk vanaf 01.01.2006
Col 5/2005
200501T052
APO
Addendum Col 5/2005 internationale rechtshulp in strafzaken Aanvullende bemerkingen inzake APO
200601T001
rechtshulp - EU
200601T002
gerechtskosten
200601T003 200601T004 200601T005
sluikslachtingen dienstregeling onmiddellijke inning
E.U.-overeenkomst inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen lidstaten van de Europese Unie Tabel der honoraria en vergoedingen voorzien door het algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken - Indexatie - Tarieven 2006. Richtlijnen inzake sluikslachtingen dienstregeling parketten overmaken laattijdig betaalde onmiddellijke inningen
60