JAARGANG 4 • DECEMBER 2004 • NUMMER 3
JONG c
AAN DE AMSTEL
N I E U W S B L A D O V E R D E J E U G D Z O R G I N D E A G G L O M E R A T I E A M S T E R DA M
KORT
c
Thema: Crisishulp Loeiende sirenes en gierende banden. Bij het woord crisis rinkelen alle toeters en bellen. Vaak onterecht, want bij een crisis slaan niet altijd de vlammen uit het dak. Wel zal de jeugdzorg snel moeten ingrijpen. Hoe ze ingrijpt, hangt af van de aard van de crisis. Elke crisis vraagt namelijk een eigen oplossing. De jeugdzorg beschikt dan ook over veel programma’s om een kind in een crisissituatie bij te staan.
Okido steunt leidsters 2 kinderopvang
Altra benadert wachtenden Altra wil 75 procent van de cliënten die op de wachtlijst staat binnen een maand na aanmelding spreken. De overige cliënten moeten in elk geval binnen twee maanden hun eerste gesprek krijgen. Zo wil Altra voorkomen dat de mensen op de wachtlijst hun motivatie voor hulp verliezen en afhaken. Sommige cliënten in de jeugdzorg moeten lang wachten voordat de hulp begint. Die wachttijd kan voor sommige programma’s oplopen tot meer dan een half jaar. Het gevaar is dan groot dat de cliënten voortijdig afhaken. De belactie van Altra moet dit voorkomen. De organisatie biedt iedere cliënt een kennismakingsgesprek, waarin ze het hulpaanbod toelicht en nagaat of dit aan de verwachtingen voldoet. Altra en de cliënt bespreken verder welke vorm van contact tijdens de wachtperiode gewenst is. Meer informatie: 020 – 555 8 333 of www.altrajeugdzorg.nl
‘Jongeren kennen hun 3 rechten slecht’ Verkorte route omzeilt 3 wachtlijst
Lees verder op blz. 5
DOOR: MARTIN GERRITSEN
Koppeling overschreidt grenzen
Pleegzorgmatching op internet
De Koppeling. Zo heet het programma dat hulp gaat bieden aan jongeren met ernstige gedragsproblemen die nu nog in een justitiële jeugdinrichting zitten. Soms verblijven zij bijna een jaar bij criminele jongeren omdat er geen passend aanbod voor hen is. Schande, riep de pers. Jeugdzorg en jeugdpsychiatrie sloegen de handen ineen. ‘Vier instellingen komen met een programma voor opvang, toezicht, behandeling en onderwijs dat de traditionele grenzen overschrijdt.’
In januari 2005 start SaC-Amstelstad Jeugdzorg met de matching van pleegkinderen op haar internetsite. In een afgeschermd gedeelte, alleen toegankelijk voor pleegouders van SaC-Amstelstad via een persoonlijke login en wachtwoord, kunnen pleegouders zien welke kinderen dringend op zoek zijn naar een gezin. Zodra er een potentiële matching plaatsvindt, komen de consulenten van het Servicepunt Pleegzorg in beeld en gaat de matching op de gebruikelijke manier. SaC-Amstelstad hoopt dat door deze manier van matchen kinderen sneller een plek vinden. Tegelijkertijd wil SaC-Amstelstad pleegouders informeren over de actuele stand van zaken van kinderen voor wie ze een pleeggezin zoekt. SaC-Amstelstad werkt momenteel aan de opzet van dit afgeschermde gedeelte van haar website. Zo loopt er een test bij een groep pleegouders, zodat SaCAmstelstad waar nodig de site nog kan aanpassen. Meer informatie: Conny Zeilstra, teammanager pleegzorg: 020 – 540 04 40.
‘H c
Jeugdzorg moet met plan werken Staatssecretaris Clémence Ross-Van Dorp gaat jeugdzorginstellingen vanaf 1 januari 2005 verplichten om met een hulpverleningsplan te werken. Dit zal volgens haar de kwaliteit en de effectiviteit van de zorg verbeteren. De Amsterdamse jeugdzorginstellingen werken overigens al met hulpverleningsplannen.
c
Goal! zoekt jongeren De Gemeente Amsterdam startte begin dit jaar samen met het adviesbureau “Radar” het project “Goal!”. Doel was het bieden van een mentor aan jongeren die dreigden af te glijden omdat ze geen goede voorbeelden in hun omgeving hebben. De mentor moet dienen als positief rolmodel. Inmiddels meldden zich 400 vrijwilligers aan als mentor, maar het aantal jongeren bleef achter. “Goal!” zoekt nu naarstig jongeren voor wie de mentoren zich kunnen inzetten. Meer informatie: Omar Ramadan van Radar Advies: 020 – 463 50 50.
c
et probleem is natuurlijk dat deze jongeren ten onrechte in een strafrechtelijke omgeving zitten’, stelt Jolanda Buwalda, lid van de Raad van Bestuur van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam. ‘En dan moet je wel met creatieve oplossingen komen.’ Harrie van Leeuwen, lid van de Raad van Bestuur van de Bascule valt haar bij: ‘Het probleem had ook een dusdanige omvang gekregen dat we wel wat moesten doen.’ Het probleem is de detentie van jongeren met ernstige gedragsproblemen bij gebrek aan voldoende behandelcapaciteit. Het was Andries Knevel die dit onderwerp dit voorjaar met een uitzending over de detentie van Tatjana in de Doggershoek op de agenda plaatste. Het was geen incident, zo bleek al snel. In 2003 werden 631 van dergelijke jongeren opgevangen in een justitiële jeugdinrichting, van wie 78 in de agglomeratie Amsterdam en 62 in de rest van Noord-Holland. Zij verbleven daar gemiddeld 126 dagen, met een uitschieter naar 335 dagen. Ontoelaatbaar, meende ook de politiek. Er moesten nieuwe programma’s komen, stelde een door de landelijke overheid ingestelde werkgroep.
Eigen expertise ‘We werken hier al meer dan een half jaar aan’, zegt Van Leeuwen. ‘We zaten al bij elkaar voordat de landelijke overheid dit probleem signaleerde.’ Wij, dat zijn Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam, SaC-Amstelstad Jeugdzorg, Altra en de Bascule. Zij presenteren samen het aanbod van “De Koppeling”, waaraan elke instelling bijdraagt vanuit de eigen expertise. ‘Het is toch opzienbarend dat vier instellingen komen tot een programma voor opvang, toezicht, behandeling en onderwijs dat de traditionele grenzen overschrijdt’, zegt Buwalda. Het programma kreeg de naam “De Koppeling” omdat
1
FOTO: JOOST VAN DEN BROEK/HH
c
Een begeleider springt achter op de skelter van een jongere in de jeugdgevangenis.
het de hulp vanuit verschillende sectoren en instellingen verbindt. Het is de bedoeling dat hier jaarlijks honderd jongeren terechtkunnen. Ze worden in eerste instantie opgevangen in een justitiële jeugdinrichting. Wat dat betreft is de situatie niet fundamenteel anders dan nu. Ze worden echter gescheiden opgevangen, de diagnostiek en behandeling begint direct op dag één en de jongeren krijgen ook onderwijs. De eerste periode richt zich op het creëren van rust en het duidelijk maken van de hulpvraag. De instelling streven ernaar deze eerste opvang te beperken tot drie tot zes weken, met een maximum van drie maanden. Daarna zijn er twee mogelijkheden. Zo kan de jongere een intensieve ambulante behandeling krijgen, waarbij het programma gebruik maakt van het reguliere aanbod en zorg, zoals sociale netwerkverkenning, family group conference en functional family therapy. Is dit niet mogelijk, dan komt de jongere in een nieuw op te zetten “Unit besloten behandeling”. De initiatiefnemers willen twee units, één in Amsterdam en één in NoordHolland-Noord voor in totaal veertig jongeren. Zij verblijven hier maximaal negen maanden en krijgen een intensieve behandeling. Na deze negen maanden stromen ze door naar de reguliere hulpverlening. Het revolutionaire van het plan zit natuurlijk in deze “Unit voor besloten behandeling”. Er wordt namelijk jeugdzorg geboden in een besloten setting en dat is wettelijk niet toegestaan. De initiatiefnemers pleiten dan ook voor herziening van de Wet op de Jeugdzorg nog Lees verder op blz. 2 voordat deze is aangenomen.
COLOFON
c Vervolg van voorpagina
Koppeling overschrijdt traditionele grenzen ‘H
‘Jong aan de Amstel’ is een gezamenlijke uitgave van vier instellingen voor de jeugdzorg in de agglomeratie Amsterdam: Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam, Altra, MOC ’t Kabouterhuis en SaC-Amstelstad Jeugdzorg. ‘Jong aan de Amstel’ verschijnt vier keer per jaar. De artikelen in dit blad vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van de organisaties. Evenmin kunnen aan de inhoud van dit blad rechten worden ontleend.
et probleem was zodanig dat we met een creatieve oplossing moesten komen. We moesten verder kijken dan het eigen vakgebied en de eigen subsidiestroom’, vertelt Buwalda. ‘Gelukkig was er al een samenwerkingsproject’, valt Van Leeuwen haar bij. Van Leeuwen doelt op het project van de Derde Oever waarbij psychiatrische expertise wordt inzet bij de intake van cliënten voor de jeugdreclassering. Dat project loopt vanaf maart 2002. Het was de eerste keer dat werkers vanuit een andere cultuur en een andere manier van werken aan elkaar moesten wennen. ‘Het was een pilot’, zegt Buwalda. ‘Met leermomenten. Nu kennen we elkaar en breiden we onze samenwerking uit, onder andere met de Functional Family Therapy en – nu dus – “De Koppeling”.’ Van Leeuwen: ‘Zonder die samenwerking zou “De Koppeling” er ook wel zijn gekomen, maar wel veel later. We weten elkaar nu sneller te vinden.’
Overname artikelen Overname van artikelen uit ‘Jong aan de Amstel’ is alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie. Hoofdredactie Martin Gerritsen Kernredactie Sanne Bender (SaC-Amstelstad Jeugdzorg) Anita van Ewijk (Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam) Hans van der Jagt (Altra) Inez Zuiderveld (MOC ’t Kabouterhuis)
Bascule wil graag een dekkend aanbod in Amsterdam en omgeving. Er is dus sprake van een wederzijdse afhankelijkheid.’ Dat werkte in feite al zo bij het totstandkomen van “De Koppeling”, menen Buwalda en Van Leeuwen. Buwalda: ‘Bureau Jeugdzorg signaleerde een onvoldoende aanbod aan zwaardere hulpvormen. Dat komt omdat onze subsidiegever veel nadruk legde op het zozo-zobeleid, waarbij jongeren zo snel mogelijk, zo dicht mogelijk bij huis een zo lichte mogelijke vorm van hulp moesten hebben. Het gevolg was dat de ambulante hulp prioriteit kreeg en de residentiele hulp werd afgebouwd. We zijn te lang met het zo-zo-zobeleid het bos ingestuurd, want soms is een forse inzet noodzakelijk, zoals met de jongeren waar “De Koppeling” zich op richt. Gelukkig hebben we de tijdgeest mee en mogen we weer intensief ingrijpen. Taboes zijn weer bespreekbaar, ook op bestuurlijk niveau.’ Van Leeuwen: ‘Ik wil hier nog wel een punt maken van de financiering. Vaak wordt het als nadeel gezien dat we vanuit verschillende bronnen worden gefinancierd. Wij krijgen het geld vanuit de AWBZ en de jeugdzorg vanuit VWS en Justitie. Ik zie dat niet als nadeel, maar eerder als voordeel. Als onze financier ons ook had gedwongen tot een zo-zo-zobeleid, dan hadden we geen residentiele instellingen gehad, maar alleen grote poliklinieken. Dankzij de andere insteek van onze financiers hebben jeugdzorg en jeugdpsychiatrie nu een aanvullend aanbod. En dat maakt “De Koppeling” nu juist zo interessant.’
Nieuwe wet “De Koppeling” is dus mede het resultaat van de goede samenwerking tussen jeugdzorg en jeugdpsychiatrie in de regio Amsterdam. Dat is een belangrijk gegeven met het oog op de Wet op de Jeugdzorg die januari 2005 in werking treedt en stelt dat Bureau Jeugdzorg ook de voordeur vormt voor de jeugdpsychiatrie. Van Leeuwen ziet de voordelen: ‘Bureau Jeugdzorg levert straks de gegevens over de omvang van de problemen en de gaten in het zorgaanbod. Zij hebben de kennis van wat nodig is in de stad en willen hun cliënten doorverwijzen. De
Redactie Rik van Beijma (SaC-Amstelstad Jeugdzorg) Herbert Budde (Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam) Nicola Offergelt (Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam) Vaste medewerkers Marnix de Bruyne, Michel van Dijk, Tamara Franke, Corina de Feijter, Suzan Hilhorst, Jaap Maars, Sake Rijpkema, Wim Stevenhagen, Maarten Terlage en Linda van Wijk.
DOOR: CORINA DE FEIJTER
Redactie-adres Jong aan de Amstel Fred. Roeskestraat 73 - 1076 EC Amsterdam email:
[email protected] Ontwerp en DTP Roggeveen | grafisch ontwerp Druk Rob Stolk BV
JEUGDZORG De jeugdzorg in de agglomeratie Amsterdam Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam is verantwoordelijk voor de intake van cliënten. Deze organisatie vormt als het ware de voordeur voor de jeugdzorg. Hier wordt ook vastgesteld welke hulp de jongeren en hun ouders nodig hebben. Als kan worden volstaan met kortdurende, eenvoudige hulp, dan wordt deze door Bureau Jeugdzorg verleend. Indien er meer nodig is, dan leidt Bureau Jeugdzorg de cliënt naar een zorgprogramma. Deze programma’s worden uitgevoerd door drie instellingen voor Hulp Op Indicatie (HOI): Altra, MOC ‘t Kabouterhuis en SaC-Amstelstad Jeugdzorg. Zij bieden zowel ambulante als residentiële hulp. Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam Jan Luijkenstraat 76 - 1071 CT Amsterdam tel.: 0900 – 200 300 4 - website: www.bja.nl
Crècheleidsters die zich zorgen maken over de ontwikkeling van één van hun kinderen, kunnen voor hulp aankloppen bij “Ondersteuning kinderen in reguliere dagopvang”, kortweg Okido. Ook na 1 januari 2005, wanneer de Wet op de Jeugdzorg stelt dat soms een hulpindicatie nodig, kunnen leidsters direct bij Okido terecht.
O
kido kan crècheleidsters begeleiden of soms zelfs een extra leidster leveren, vertelt coördinator Botty Veenstra. ‘Afhankelijk van de problematiek van het kind, kan een van onze partners de leidster adviseren.’ Die partners zijn: MOC ’t Kabouterhuis, MEE, IJlanden en Nifterlake/Omega. Veenstra: ‘Zij geven pedagogische adviezen, maar bijvoorbeeld ook adviezen op het gebied van fysiotherapie. Verder kunnen ze individuele begeleiding bieden voor kinderen met een verstandelijke beperking.’ Okido wil dat extra beetje ondersteuning bieden zodat deze kinderen in de reguliere kinderopvang kunnen blijven.
Andere aanpak Altra Plantage Middenlaan 33 - 1018 DB Amsterdam tel.: 020 – 555 83 33 - website: www.altrajeugdzorg.nl email:
[email protected] MOC ‘t Kabouterhuis Amsteldijk 196 - 1079 LK Amsterdam tel.: 020 – 644 53 51 - website: www.kabouterhuis.nl email:
[email protected] SaC-Amstelstad Jeugdzorg Fred. Roeskestraat 73 - 1076 EC Amsterdam tel.: 020 – 540 05 00 - fax: 020 – 644 08 64 email:
[email protected] website: www.sac-amstelstad.nl
c
Wat houdt de Okido-hulp nu concreet in? Liesbeth Kluin van ‘t Kabouterhuis bezoekt kinderdagverblijven die ondersteuning willen. ‘Onlangs was ik bij een kind met een contactstoornis, een autistisch kind. Ik vertelde de leidsters wat autisme inhoudt, legde uit waarom dat kind een andere aanpak nodig heeft en hoe ze ervoor kunnen zorgen dat het kind hen begrijpt. Ik verricht geen onderzoek en stel geen diagnose, maar observeer het kind en geef gerichte adviezen. Soms hebben de leidsters genoeg aan enkele gesprekken, soms ben ik er langere tijd erbij betrokken.’ Nemen de leidsters de adviezen aan? Kluin: ‘Ze zeggen soms dat ze geen uitzondering kunnen maken voor een kind, maar ik zeg dan dat het betreffende kind al een uitzondering is. Vaak mag het al bepaalde dingen, zoals tijdens het eten niet aan tafel zitten. Het gaat erom dat ze deze kinderen passende aandacht geven. Ik probeer leidsters anders te laten denken, zodat ze niet alleen
2
FOTO: SAKE RIJPKEMA
Okido steunt leidsters kinderopvang
Een leidster stopt kinderen in bed in een Amsterdams kinderdagverblijf. Okido kan hen extra ondersteuning bieden.
het storende gedrag zien, maar zich afvragen wat het kind wil zeggen en wat dat betekent. Daarna staan we stil bij hun eigen rol.’ Soms zet Okido een extra leidster in, gekoppeld aan pedagogische ondersteuning. Veenstra: ‘De extra leidster verlicht de taken van de reguliere leidsters, zodat de gevraagde adviezen beter in de praktijk kunnen brengen of meer aandacht aan het kind kunnen geven. Zo hebben ze voldoende tijd om het kind die aandacht te geven die het nodig heeft.’
Nieuwe wet Op 1 januari 2005 wordt de nieuwe Wet op de Jeugdzorg van kracht. Dit betekent dat Bureau Jeugdzorg een indicatie moet afgeven voor de hulp van ’t Kabouterhuis. Kinderopvangleidsters zullen daar in praktijk weinig van merken. Zij melden hun kind gewoon aan bij Okido. Veenstra bepaalt dan net als nu of het kind voor hulp in aanmerking komt en welke hulp Okido kan inzetten. Is dit hulp van ’t Kabouterhuis, dan vraagt Okido de indicatie aan. Voor kinderopvangleidsters blijft dus vrijwel alles bij het oude. Veenstra: ‘Okido blijft een laagdrempelige voorziening met een kort aanmeldingstraject.’
Meer informatie: Okido, Pieter de Hooghstraat 80-II, 1071 EJ Amsterdam. Tel.: 020 – 412 14 94.
c D O O R : M I C H E L VA N D I J K
‘Jongeren kennen hun rechten slecht’
Z
e is er vooral voor drie dingen: als jongeren ontevreden zijn over de hulpverlening, als ze behoefte hebben aan informatie of advies, of wanneer ze een persoonlijk gesprek wensen. Jongeren willen vooral informatie over hun rechten, merkt Quintalle Nix. ‘Hun plichten kennen ze meestal goed, maar ze zijn minder goed op de hoogte van hun rechten. Neem het recht op privacy. Jongeren weten vaak niet eens dat hulpverleners hun post niet mogen openen, of zomaar hun kamer binnen mogen stormen. Het inzagerecht of het recht op informatie is hen vaak evenmin bekend. Laat staan het recht om te klagen.’ Hulpverleners weten zelf soms niet eens dat jongeren deze rechten hebben. Ze dragen deze kennis daardoor onvoldoende over op de jongeren, stelt Nix. ‘Sommige hulpverleners weten niet eens dat een cliënt recht heeft op inzage. Ik heb meegemaakt dat een jongere zijn dossier niet mocht lezen, maar dat de hulpverlener mij dat dossier wel wilde geven. Terwijl ik slechts een derde partij ben.’
Drempelvrees Jongeren komen bij haar langs wanneer ze het niet eens zijn met een beslissing van de instelling. De meeste klachten gaan echter over bejegening, is haar ervaring. ‘Jongeren “moeten” veel, zonder dat er ruimte is voor overleg. Vaak vanuit de beste bedoelingen. Hulpverleners denken te weten wat het beste is, maar besteden daardoor te weinig aandacht aan wat jongeren zelf willen.’ Als een jongere haar opzoekt, vraagt ze altijd eerst wat
Moeizame instroom speciaal onderwijs De instroom van leerlingen in het speciaal onderwijs verloopt dit jaar moeizamer dan voorheen. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de nieuwe aanmeldprocedure die dit schooljaar van kracht werd. Kinderen voor speciaal onderwijs of een zogeheten rugzakje (leerlinggebonden financiering) moeten sinds 1 augustus worden aangemeld bij de Commissie voor Indicatiestelling (CVI). Het CVI neemt pas een besluit waar een leerling wordt geplaatst als het leerlingdossier compleet is. De ouders en de scholen waar de kinderen vandaan komen moeten veel meer informatie leveren dan zij vroeger gewend waren en die blijken dat lastig te vinden. Veel, met name allochtone ouders, begrijpen niet zoveel van de nieuwe procedure. Bij het Altra College, een school voor kinderen met gedragsproblemen of een psychische stoornis, stonden op 1 oktober 2004, de teldatum voor het onderwijs, 558 leerlingen ingeschreven. Dat is 27 leerlingen minder dan vorig jaar. De verwachting is dat de komende maanden nog veel aanmeldingen bij het Altra College zullen binnendruppelen. De school noemt het frustrerend dat er op dit moment kinderen thuis zitten of op straat rondzwerven die het onderwijs juist zo hard nodig hebben. Meer informatie: Altra College 020 – 555 8 333 of www.altracollege.nl
FOTO: SAKE RIJPKEMA
’Jongeren weten vaak niet eens dat hulpverleners hun post niet mogen openen’, zegt Quintalle Nix. Ze is cliëntvertrouwenspersoon bij het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ). Jongeren kunnen hier terecht met klachten over hun hulpverlener.
Quintalle Nix: ‘Jongeren “moeten” veel, zonder dat er ruimte is voor overleg.’
hij zelf met de klacht heeft gedaan. ‘Ze moeten er eerst zelf mee aan de slag. Jongeren vinden dat prima. Ze gebruiken me om te spuien, en lossen het daarna meestal zelf op. Pas als jongere en hulpverlener er samen niet uitkomen, kom ik in beeld.’ Het liefst bespreekt Nix de klacht dan met de persoon om wie het gaat, in plaats van dat ze naar directie of klachtencommissie stapt. ‘Tot nu toe heb ik de interne klachtencommissie nog niet in hoeven schakelen.’ De jongeren weten haar goed te vinden, al constateert Nix wel een drempelvrees om daadwerkelijk te klagen. ‘Logisch. Ze zijn afhankelijk van de instelling waar ze wonen. Dat maakt ze voorzichtig.’
c
Kindermishandeling
Verplicht
Nederland 3 houdt van 14 tot en met 20 november 2004 een themaweek over kindermishandeling. Programma’s als Nova, Buitenhof, Tegenlicht, Zembla en B&W wijden hun zendtijd in die week aan de oorzaken, gevolgen en de omvang van kindermishandeling en de inspanningen van hulpinstanties en politiek om hier iets aan te doen. De Kindertelefoon zal deze week ook regelmatig in beeld zijn met spotjes, interviews of in kinderprogramma’s. Via de Kindertelefoon kunnen kinderen en jongeren tot achttien jaar met iemand praten over dingen die hen bezighouden. Dat kunnen zowel prettige zaken als problemen -zoals mishandeling - zijn. De week van het mishandelde kind gaat vooraf aan Wereldkinderdag, op 20 november 2004. Meer informatie: www.omroep.nl
Veel verandert er niet voor haar als per 1 januari 2005 de nieuwe Wet op de Jeugdzorg van kracht wordt. ‘Elke instelling is dan verplicht om een cliëntenvertrouwenspersoon te ontvangen. Nu is dat nog een vrije keuze. Ik kom echter al bij alle residentiele jeugdzorginstellingen in Amsterdam. Alleen de naam van mijn functie verandert. Per 1 januari heet ik “vertrouwenspersoon voor jongeren”. Dat wordt even wennen.’ Meer informatie: Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ): Geldersekade 101, 1011 EM Amsterdam, Tel.: 020 – 521 99 50. Website: www.akj.nl.
DOOR: MARTIN GERRITSEN
Verkorte route omzeilt wachtlijst De verkorte indicatieroute bleek het middel om de wachtlijst voor de indicatiestelling te omzeilen. Het resultaat: kinderen krijgen sneller hulp en ouders haken minder snel af. ‘Er is veel mogelijk, als je maar wil.’
‘H
et is een licht programma. Je moet je afvragen of je daar zo’n zware indicatieprocedure op los moet laten.’ Dat zegt instroomfunctionaris Piet Alkemade op het kantoor van Altra Jeugdzorg in Amsterdam-Zuidoost. Het is een van de twee regio’s waar Altra op verzoek van de scholen een programma voor ambulante hulp aan vier- tot zesjarigen startte. De school was dus de hulpvrager. De kinderen komen wekelijks twee of drie dagdelen bij Altra onder schooltijd. Tevens kan het programma ondersteuning bieden aan ouders nij de opvoeding. Het project startte dus twee jaar terug in AmsterdamOost en –Zuidoost. Het probleem was alleen dat Bureau Jeugdzorg amper kinderen voor het project aanmeldde, terwijl de scholen ouders hiertoe wel naar Bureau Jeugdzorg stuurden.
Omweg Waar ging het mis? Alkemade: ‘De scholen stuurden ouders en kinderen naar Bureau Jeugdzorg omdat die de indicatie moeten stellen voor ons project. Dat mogen we niet zelf, vandaar die omweg. We zijn om de tafel
KORT
c
Eén directie voor justitieel jeugdbeleid
gaan zitten met de scholen en Bureau Jeugdzorg. Uit dat overleg bleek dat een deel van de ouders de drempel bij Bureau Jeugdzorg te hoog vond en een ander deel de wachtlijst te lang waardoor ze tussentijds afhaakten.’ De partijen kwamen met een verkorte route als oplossing. Hiervoor zou een “pilot” komen bij acht scholen. Deze scholen zouden de kinderen direct aanmelden bij Altra Jeugdzorg. Daar kwam een aanmeldfunctionaris – Piet Alkemade – die beoordeelde of de aanmelding terecht was. Zo ja, dan werd het kind direct geplaatst. Bureau Jeugdzorg fiatteerde achteraf de door Alkemade gemaakte indicatie. Het was een succes. De acht scholen die op deze manier mochten aanmelden, plaatsten zeventien kinderen bij het project. De overige vijftig scholen plaatsen slechts zes kinderen.
De directie Jeugd en Criminaliteitspreventie van het ministerie van Justitie heet sinds 1 september 2004 directie Justitieel Jeugdbeleid (DJJ). Onder de directie Justitieel Jeugdbeleid (DJJ) valt het justitieel jeugdbeleid voor jeugdigen en gezinnen. De directie ontwikkelt beleid dat zich richt op het met justitiële instrumenten en interventies voorkomen en aanpakken van jeugdcriminaliteit, huiselijk geweld en (andere) bedreigende situaties voor kinderen. Meer informatie: www.justitie.nl of 070 - 370 68 50.
NIZW Jeugd start informatielijn
JAT Omdat het succesvol is, wordt de verkorte route overgenomen door het JAT. Alkemade: ‘Altra geeft hulp op indicatie en de wetgever stelt dat Bureau Jeugdzorg moet indiceren.’ De verkorte route wordt niet overboord gegooid. De screening en indicatiestelling komen nu bij het Jeugdzorg Advies Team (JAT) te liggen, een onderdeel van Bureau Jeugdzorg dat dicht bij de scholen werkt. Ook de door het JAT gestelde indicatie wordt pas achteraf formeel bekrachtigd. Alkemade heeft goede hoop dat dit succesvol blijft omdat het JAT net als hij “outreachend” werkt. Alkemade denkt dat de verkorte route breder toepasbaar is. ‘Als je lichte vormen van hulp hebt, hoeven daar geen zware indicatietrajecten aan vast te zitten. Wat dat betreft is de huidige indicatiestelling soms te zwaar.
3
Het Centrum Jeugd van het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW) startte 1 oktober 2004 met een informatielijn. Hier kunnen beroepskrachten terecht met vragen over onder andere jeugdwelzijn, jeugdzorg, opvoedingsondersteuning en kindermishandeling. De medewerkers van het NIZW beantwoorden de vragen direct of verwijzen naar inhoudelijke deskundigen van het NIZW of naar externe organisaties. De informatielijn is telefonisch bereikbaar van maandag tot en met vrijdag van 9.00 - 12.00 uur. Tel.: 030 230 65 64.
c
Het kamertje op de Wildenborch waar kinderen soms noodgedwongen de dag doorbrengen bij gebrek aan crisisopvangplaatsen.
FOTO: SAKE RIJPKEMA
D O O R : TA M A R A F R A N K E
’Soms is er alleen een plek bij de dak- en thuislozen’ Maandagochtend op het Coördinatiepunt Crisisinterventie. Hier komen alle aanvragen binnen voor een crisisplek voor kinderen en jongeren tot 23 jaar. Nog niet eens zo lang geleden krioelde het hier soms van de kinderen voor wie het coördinatiepunt niet direct een opvangplek kon vinden. Dat is nu nog maar zelden het geval. Hoewel: ‘Het is schrijnend, maar voor jongeren vanaf vijftien jaar is er soms alleen een slaapplek bij de opvang voor dak- en thuislozen op de Elandstraat.’
‘G
elukkig valt het vanochtend mee’, zegt Nanette Heutinck. ‘Soms is het na het weekend heel druk.’ Heutinck werkt als zorgbemiddelaar crisis bij het Coördinatiepunt Crisisinterventie. ‘Het gaat in golfbewegingen’, zegt ze. ‘Een periode waarin je makkelijk voor alle aanvragen passende opvang kunt vinden, wordt vaak gevolgd door een periode waarin dat moeilijk is... of helemaal niet lukt. Soms kunnen we alleen een plek voor de nacht regelen.’ Nog maar een paar jaar geleden gebeurde het wel eens dat de gezinsvoogden de kinderen moesten opvangen op hun werkplek. Daar “krioelde” het soms van de kinderen, voor wie geen opvangplek was. Tegenwoordig gebeurt dat nog maar zelden, zegt Joke Steetzel. Zij is werkbegeleider van de gezinsvoogden op de locatie Wildenborch van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA). Zij kan zich nog wel herinneren dat er eens een hele dag een baby op kantoor was, maar tegenwoordig zijn er meestal wel plaatsen voor deze kinderen.
Uiterst redmiddel Wat doet het Coördinatiepunt Crisisinterventie eigenlijk? Heutinck: ‘Wij krijgen hier de aanvragen voor een crisisplaats. We overleggen dan in eerste instantie met de gezinsvoogd, want crisisopvang is echt het uiterste redmiddel. Dat is voor kinderen met een bijzonder heftige ervaring. We kijken daarom altijd eerst of het kind toch niet bij de ouders kan blijven. Is dit niet mogelijk,
dan zoeken we een plaatsje in het eigen netwerk, bijvoorbeeld bij familie of buren, met ondersteuning van de ambulante hulp. Als dat allemaal niet lukt zoeken wij een crisisopvangplek.’ Die crisisopvangplekken zijn op verschillende plaatsen, vertelt Steetzel. ‘Baby’s en kinderen tot zes jaar gaan naar Altra. Voor de kinderen boven de zes jaar zijn er de Kleinschalige Acute Opvang (KAO), Beter Met Thuis en de Crisispleeggezinnen van SaC-Amstelstad.’
Dak- en thuislozen Het klinkt allemaal ideaal, maar dat is het natuurlijk niet. ‘Vooral voor pubers zijn er te weinig plekken’, vertelt Heutinck. ‘Het is schrijnend, maar voor jongeren vanaf vijftien jaar is er soms alleen een slaapplek bij de opvang voor dak- en thuislozen op de Elandstraat. Je kunt je voorstellen dat we liever niet voor deze oplossing kiezen, maar soms kan het niet anders. Overdag gaan ze naar school of hangen wat rond. En vanaf vijf uur ’s middags kunnen ze weer terecht op de Elandstraat.’ Wat gebeurt met jonge kinderen die overdag nergens terechtkunnen? Dan haalt de gezinsvoogd hen ’s ochtends van de slaapplek op, vertelt Steetzel. ‘Vroeger gebeurde het inderdaad wel eens dat ze dan op de werkplek rondliepen, maar dat is nu niet meer het geval. We hebben namelijk speciaal voor deze kinderen beneden een speelkamer… maar we laten het kind niet de hele dag aan zijn lot over. Meestal ontfermt een gezinsvoord
4
of een stagiaire zich over hen en soms neemt iemand ze mee naar de McDonalds.’ Maar het blijven uitzonderingen. De instellingen hebben namelijk een acceptatieplicht. Dat betekent dat ze verplicht zijn een plaats voor het kind te zoeken.
Zo kort mogelijk Crisisopvang is een zo kort mogelijke opvang, dat wil zeggen voor maximaal zes weken. Daarna gaan ze terug naar huis of stromen ze door naar de reguliere hulpverlening. Dat klinkt makkelijker dan het is, want doordat de jeugdzorg de nadruk legt op ambulante hulp, zijn er de laatste tijd veel plekken voor langdurige opvang verdwenen. Het gevolg hiervan is de kinderen op een crisisplaats niet snel doorstromen naar de reguliere hulpverlening, waardoor de crisishulp zwaarder wordt belast. Gezinsvoogden zijn daarom veel tijd kwijt met overleg. Ze moeten namelijk intern en met de zorgaanbieders bepalen wat de beste oplossing is voor een vervolgplek. Steetzel: ‘Als de instellingen geen plek hebben, proberen we in het netwerk van de jongere een oplossing te vinden. En als er niets lukt, dan zoeken we in het uiterste geval een plek buiten Amsterdam. Maar daar gaat veel tijd in zitten, bovendien komen onze cliënten in de gebieden buiten de agglomeratie Amsterdam onder aan de wachtlijst te staan. Hierdoor gaat een kind soms van de ene crisisopvang van zes weken naar de volgende crisisopvang... waarna de problemen weer van voren af aan beginnen.’ Om al deze problemen te voorkomen, richt de jeugdzorg zich dan ook op een plaatsing terug naar huis in combinatie met ambulante hulpverlening. De ambulante hulpverlener komt dan minimaal drie maal per week bij de jongere.’
THEMA.. CRISISHULP Loeiende sirenes en gierende banden. Bij het woord crisis rinkelen alle toeters en bellen. Vaak onterecht, want bij een crisis slaan niet altijd de vlammen uit het dak. Wel zal de jeugdzorg snel moeten ingrijpen. Hoe ze ingrijpt, hangt af van de aard van de crisis. De literatuur onderscheidt in elk geval de volgende typen: E de crisis bij ingrijpende gebeurtenissen. Denk hierbij aan het plotseling overlijden van een dierbare of een huisuitzetting wegens huurschuld; E de crisis bij een overgang naar een fase waarbij het gezin zich niet (voldoende) kan aanpassen. Hier gaat het onder andere om de geboorte van een kind of een nieuwe, veeleisende werkkring; E de crisis bij structurele of meervoudige problemen. Denk hierbij aan verslaafde of zwakbegaafde ouders die over onvoldoende opvoedingsgezag of –competentie beschikken; E de crisis bij verzorgingsproblematiek. Hierbij gaat het om gezinnen die redelijk functioneren dankzij de het bijspringen van een opa of oma. Als deze wegvalt, kan een crisis ontstaan. E de crisis bij acute psychiatrische problematiek, zoals een ouder bij wie een psychose uitbreekt of bij wie zich ernstige voortekenen voordoen. Elke crisis vraagt om een eigen oplossing. De jeugdzorg in de agglomeratie Amsterdam beschikt dan ook over een veelheid aan programma’s om een kind in een crisissituatie bij te staan.
FOTO: JOOST VAN DEN BROEK/HH
c
‘Je ziet van alles. Verwaarlozing, bedreiging, mishandeling, ruzies thuis, emotionele ontreddering.’
D O O R : L I N D A VA N W I J K
Loopt de jongere schade als we niets doen? Voor de jeugd staat vierentwintig uur per dag een crisisteam klaar om in te springen voor het geval het nodig is. Hoe meldt u een crisis aan? En wat doen het Mobiel Crisis Team (MCT) en het Crisis Team Jeugd (CTJ) precies?
men. De teams vullen elkaar aan. Beide teams richten zich op directe hulpverlening aan gezinnen in crisissituaties en daarnaast op het in kaart brengen van de problemen in het gezin om ze, zo nodig, naar de juiste hulpverleningsinstanties te kunnen doorverwijzen.
Z
Wanneer is er sprake van een crisis?
odra een burger wordt geconfronteerd met een situatie waarin hij denkt: ‘dit kind loopt gevaar, er is hulp nodig, en wel direct!’ belt hij 112, de dokter of de politie. Die schakelen een crisisteam in. Professionals die in de gezondheidszorg, het onderwijs, de kinderopvang of bij de politie werken kunnen rechtstreeks contact opnemen met de crisisopvang. Voor de jeugd tot achttien jaar in Amsterdam en omstreken staan er twee teams klaar: het Crisis Team Jeugd (CTJ) van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA) en het Mobiel Crisis Team (MCT) van Mentrum (Geestelijke Gezondheidszorg). De teamleiders leggen uit wat ze doen.
Waarom twee crisisteams? Marion Lommerse, teamleider van het MCT: Het MCT bestaat al 25 jaar voor crisishulpverlening aan gezinnen met name buiten kantooruren. Het CTJ is er twee jaar geleden bijgekomen voor alle crisismeldingen die binnen kantoortijden bij Bureau Jeugdzorg binnenko-
Eric Heusinkveld, projectleider van het CTJ: ‘Oproepen beoordelen wij aan de hand van twee vragen die allebei met “ja” moeten worden beantwoord: Is de situatie dusdanig dat er vandaag iets moet gebeuren? En: loopt het kind schade op als we vandaag niets doen?’ Overdag komen de meldingen binnen via het aanmeldnummer van de Bureau Jeugdzorg, die ze filtert. Lommerse: ‘’s Avonds en ‘s nachts krijgen we meldingen direct door en beschouwen we alle meldingen in principe als crisis. Samen met onze achterwacht bepalen we welke actie we moeten ondernemen.’
Kunt u praktijkvoorbeelden noemen? Heusinkveld: ‘Je ziet van alles. Verwaarlozing, bedreiging, mishandeling, ruzies thuis, emotionele ontreddering.’ Lommerse: ‘We komen steeds verschillende
5
situaties tegen. Ouders die aangeven de zorg voor de kinderen niet meer alleen aan te kunnen. Kinderen die van huis weglopen. Problemen rond gezinnen met allochtone achtergrond, het probleem van de tweede en derde generatie. Wat wij veruit het meest tegenkomen zijn crisissen rondom uit de hand gelopen ruzies in huis, waarbij de kinderen of de buren de politie hebben gebeld. Vaak zijn het gezinnen met meerdere problemen tegelijk: slechte huisvesting, armoede en verslaving.’
Wat zijn de oplossingen die het CTJ en het MCT kunnen bieden? Lommerse: ‘Wij gaan met de hulpverlener die heeft gebeld, de huisarts of de politie naar het gezin toe. Vaak zit een gezin al op het politiebureau. Met ondersteunende en bemiddelende gesprekken proberen we de situatie thuis rustig te krijgen. Negen van de tien keer is dat afdoende voor het gezin om de avond en nacht door te komen. Zo niet, dan kunnen we noodonderdak regelen voor een nacht. De volgende dag verwijzen we het gezin naar een hulpverlener, die ze verder kan helpen. Dat kan iemand van Bureau Jeugdzorg zijn, maar bijvoorbeeld ook iemand van een instantie voor de Geestelijke Gezondheidszorg (voorheen RIAGG), of het Maatschappelijk Werk ‘ Heusinkveld: ‘Slechts 10 procent van de gevallen belandt in een opvanghuis. Dat is echt een laatste redmiddel.’
Mocht er een kind (0-18 jaar) in gevaar zijn, bel dan overdag (09.00-17.00 uur) het het Crisis Team Jeugd (CTJ) van Bureau Jeugdzorg: 0900 – 200 300 4 en ‘s avonds en ‘s nachts het Mobiel Crisis Team (MCT): 020 – 305 88 66 of 020 – 515 85 78.
THEMA.. CRISISHULP
Tenslotte biedt Altra acute hulp aan jonge moeders. • Zij kunnen, met hun kind(eren), vrijwel direct terecht
Hulpaanbod agglomeratie Amsterdam BUREAU JEUGDZORG AGGLOMERATIE AMSTERDAM Binnen Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam opereert het Crisis Team Jeugd (CTJ). Het CTJ kan snel en zo nodig ter plekke een crisissituatie beoordelen. Daarnaast kan ze direct ingrijpen om de acute dreiging weg te nemen. Vervolgens zet ze zo nodig passende vervolghulp in. Dit kan zowel hulp van Bureau Jeugdzorg zelf zijn, als van andere instellingen. Het CTJ biedt daarnaast professionals consultatie en advies. Zo biedt ze handvatten over hoe te handelen in specifieke crisissituaties. Daarnaast kunnen professionals terecht met vragen over procedures en de (indicatie)route. Het CTJ is bedoeld voor het voortgezet onderwijs, het Jongeren Informatie Punt, de Raad voor de Kinderbescherming, Vangnet & Advies, het Mobiel Crisis Team, het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, politie, artsen, en crisisdiensten. Meer informatie: 0900 – 200 300 4 en www.bjaa.nl
in de Opname- en Observatiegroep. In zes tot twaalf weken wordt samen met de cliënt, familie en plaatsende instantie uitgezocht of en zo ja welke hulp precies nodig is. Een deel van de moeders stroomt door naar een leefgroep of een vorm van begeleid wonen. Meer informatie: 020 – 555 8 333 of www.altrajeudzorg.nl
ALTRA
SAC-AMSTELSTAD JEUGDZORG
Altra biedt crisishulp voor kinderen tot zes jaar die (tijdelijk) niet meer thuis kunnen wonen. Het doel is op de eerste plaats een veilige plek bieden. Tegelijk wordt de ontwikkeling en het gedrag van het kind geobserveerd en gekeken naar de opvoedingsmogelijkheden van de ouders. Duidelijk moet worden wat het kind nodig heeft en wat ouders wel of niet kunnen bieden. Op basis van observaties en gesprekken geeft Altra een advies over het toekomstperspectief van het kind. Families First biedt intensieve hulp aan gezinnen in crisissituaties, waarbij een of meer kinderen uit huis geplaatst dreigen te worden. Doel is die uithuisplaatsing voorkomen. De hulp start binnen 24 uur, duurt maximaal vier weken en wordt bij het gezin thuis gegeven. De problematiek kan te maken hebben met pedagogische verwaarlozing, gedragsproblemen van het kind, opvoedingsproblemen, mishandeling, psychische- of relationele problemen.
SaC-Amstelstad biedt verschillende vormen van spoedhulp. In eerste instantie wordt bekeken of er hulp thuis kan worden geboden door een ambulant hulpverlener van een van de spoedhulpteams. Als het kind of de jongere niet thuis kan blijven, dan is er tijdelijke opvang beschikbaar in een van de huizen voor Kleinschalige Acute Opvang. Ook is het mogelijk dat het kind of de jongere tijdelijk wordt opgevangen in een pleeggezin. SaC-Amstelstad biedt verder crisisopvang speciaal voor meisjes. Daarnaast is er hulp aan dak- en thuisloze jongeren door kort- of langdurende nachtopvang. Ook heeft zij een Jongeren Crisisteam, dat jongeren ongeveer drie maanden intensief begeleidt bij problemen bijvoorbeeld op school en thuis. In haar justitiële jeugdinrichting worden daarnaast jongeren opgenomen op civielrechtelijke basis na een ernstige crisissituatie in de thuissituatie. Meer informatie: 020 – 540 04 00 of www.sac-amstelstad.nl
•
•
D O O R : S I G R I D S TA R R E M A N S
Kinderbescherming kan binnen dag optreden Een verslaafde moeder die haar pasgeboren baby, tegen het advies van het ziekenhuis in, mee naar huis wil nemen. Een vader met zware psychiatrische problemen die weigert zijn medicijnen nog langer in te nemen. Het zijn situaties die levensbedreigend voor de kinderen kunnen zijn. Kinderen moeten in die gevallen soms per direct onder toezicht worden gesteld. Wat doet de Raad voor de Kinderbescherming in die gevallen?
Z
Onderzoek De Raad voor de Kinderbescherming is geen hulpverleningsorganisatie. De medewerkers van de instelling doen veelal onderzoek in gezinnen met (zware) problemen en bekijken of kinderbeschermingsmaatregelen nodig zijn. Verzoeken voor dergelijke onderzoeken worden schriftelijk ingediend door Bureau Jeugdzorg of het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Normaal gesproken nemen de onderzoeken drie maanden in beslag. Soms zijn situaties echter zo levensbedreigend voor kinderen dat directe actie noodzakelijk is. Van Meggelen: ‘Het gaat bijvoorbeeld om een verslaafde moeder die haar pasgeboren baby uit het ziekenhuis mee wil nemen. In sommige gevallen heeft ze geen vaste verblijfplaats. Of de baby is ook verslaafd en moet in het ziekenhuis blijven om af te kicken. In ieder
ILLUSTRATIE: WIM STEVENHAGEN
eker één keer per week hebben ze ermee te maken. ‘Amsterdam is nu eenmaal een stad met veel problemen’ verzucht Ank van Meggelen, teamleider bij Regio Zuidoost van de Raad voor de Kinderbescherming. ‘Wij krijgen meldingen binnen van mensen die zich ernstig zorgen maken over de situatie van een kind en daarom menen dat een ondertoezichtstelling op zijn plaats is. De Raad voor de Kinderbescherming is de enige instantie in Nederland die hiertoe bevoegd is.’
geval moet er sprake zijn van een situatie die voor het kind levensbedreigend kan zijn. Verder moet duidelijk zijn dat de ouder elke vorm van vrijwillige hulpverlening weigert. In die gevallen grijpen we op dezelfde dag nog in.’
Kinderrechter Crisismeldingen komen bij de Raad voor de Kinderbescherming meestal binnen via de politie, ziekenhuizen, Bureau Jeugdzorg of het AMK. Huisartsen, scholen of particulieren die een melding doen, worden meestal doorverwezen naar het AMK of Bureau Jeugdzorg. ‘Dit zijn geen hulpverleners, ze hebben meestal geen volledig inzicht in de situatie’ verklaart Van Meggelen. ‘Eerst moet men kijken of de reguliere hulpverlening de problemen kan oplossen. Ook als de Raad voor de
6
Kinderbescherming wel ingeschakeld wordt, proberen we de ouder nogmaals te overreden om hulp te accepteren. In sommige gevallen lukt dat omdat ouders toch wel schrikken als ze horen dat ze anders van hun kind gescheiden worden.Als ze weigeren, schakelen we de kinderrechter in.’ De Raad voor de Kinderbescherming vraagt de kinderrechter dezelfde dag nog om een voorlopige ondertoezichtstelling. Meestal wordt die toegewezen. Daarna hoort de kinderrechter de ouder(s) binnen twee weken. De ondertoezichtstelling wordt na drie maanden definitief gemaakt of, in sporadische gevallen, teruggedraaid. In die tijd doet de Raad voor de Kinderbescherming haar reguliere onderzoek van drie maanden naar de omstandigheden in het betreffende gezin.
DE WERKER
THEMA.. CRISISHULP
D O O R : WA L D E M A R N O É
Ian van der Kooye: ‘Het kan alleen maar beter gaan’ Ian van der Kooye is gezinsbegeleider bij Families First, dat voor praktische hulp, begeleiding en ondersteuning zorgt wanneer er bij een gezin de uithuisplaatsing van een kind dreigt.
‘H
et is de bedoeling dat wij binnen 24 uur na een aanmelding bij het bewuste gezin thuis zijn,’ vertelt Van der Kooye. ‘Dat lukt niet altijd, maar het is wel ons streven. Ik praat met het gezin en leg ze uit dat we met elkaar een maand de tijd hebben om uit te vinden wat er nodig is om het kind in huis te houden. Tijdens deze periode kom ik vier keer per week bij het gezin thuis.’
Hele verhaal
FOTO: SAKE RIJPKEMA
‘Om te beginnen voer ik gesprekken met het hele gezin. Via het aanmeldingsformulier heb ik al gegevens over de crisis, maar dat is vaak maar een gedeelte van het verhaal. Het is niet per sé hoe het gezin het zelf beleeft. Vervolgens praat ik met de afzonderlijke gezinsleden om met hen te kijken hoe we het verhaal om kunnen draaien. De gezinsleden moeten eerst kalmeren, want vaak is er sprake van hoog oplopende emoties. Er moet vertrouwen worden gewekt. Daarna kunnen we de verschillen en overeenkomsten in het conflict bekijken en de afzonderlijke doelen stellen. Als dat is gebeurd, kunnen we met het hele gezin afspraken maken en regels opstellen. Maar naast de gesprekken help ik ze ook bij de dagelijkse gang van zaken als de problemen daarmee te maken hebben.’
Feitelijke situatie Families First is een methodiek uit Amerika die in 1993 haar intrede in Nederland deed. Zoals de naam al aangeeft, heeft het als doel om een gezin bij elkaar te houden. Onderzoek wees uit dat Families First daarin behoorlijk succesvol is vanwege de snelle, concrete aanpak. Van der Kooye werkt in een team dat uit vijf begeleiders bestaat. Zij worden ondersteund en gecoördineerd door een pedagoog/teamleider. Van der Kooye: ‘Families First richt zich op de directe toekomst. Er komt natuurlijk wel een stukje psychologie bij kijken, maar de oor-
zaken van de problemen binnen het gezin zijn voor ons eigenlijk niet zo heel interessant. Het is de feitelijke situatie, en die moeten we doorgronden. Wat moet er gebeuren dat deze crisissituatie niet meer voorkomt? Dáár gaat het ons in de eerste plaats om. Hoe kunnen we het gezin bij elkaar houden.’
Zwaar
Ian van der Kooye: ‘We kijken hoe we het verhaal kunnen omdraaien.’
vrije week”, waarin we alleen maar administratief werk doen. Maar het werk geeft ook veel bevrediging. Het kan alleen maar beter gaan met het gezin als Families First langs is geweest. Ook al wordt het kind onverhoopt uit huis geplaatst. We weten dan in elk geval waaróm dit heeft moeten gebeuren.’
‘Ja, het is psychisch zwaar werk,’ beaamt Van der Kooye. ‘Daarom hebben we ook om de vijf weken een “bieper-
DOOR: FREEK KALLENBERG
’KAO gaat uit van kracht jongeren’ Dit jaar startte SaC-Amstelstad Jeugdzorg met zogenaamde KAO’s in haar regio’s. Deze Kleinschalige Acute Opvang biedt jongeren tussen de vier en achttien jaar hulp in crisissituaties. De jongeren worden voor maximaal zes weken ondergebracht bij een KAO-paar dat hen “bed, bad en brood” biedt. ‘Onze hulp is er op gericht jongeren zo snel mogelijk onder te brengen in het eigen netwerk’, aldus Kenneth Louz, afdelingsmanager van het spoedhulpteam in regio Nieuw-West .
L
ouz zou bijna zelf weer als hulpverlener aan de slag gaan, zo boeiend vindt hij de huidige werkwijze van zijn spoedhulpteam. ‘We gaan er niet meer van uit dat we jongeren jarenlang hulp moeten bieden’, vertelt Louz. ‘De huidige instampmethodiek gaat uit van de kracht van de jongeren zelf en het probleemoplossend vermogen van zijn of haar netwerk. Dit netwerk van
familie, vrienden en kennissen blijkt meestal zeer goed in staat en bereid de jongere op te vangen.’
Kaart Nadat een jongere is aangemeld bij het team, brengt een van de ambulante hulpverleners heel gestructureerd en in korte tijd het netwerk van de jongere in kaart. Hij zoekt uit wie daarin de belangrijke mensen zijn, wat hun draagkracht is en op welke wijze ze een bijdrage kunnen leveren aan het oplossen van problemen. ‘Binnen veertien dagen heb je meestal wel een beeld van wie er wel en niet kortdurend kan helpen. Je kunt dan samen met de jongere aan een oplossing werken of een doorverwijzing organiseren naar een passender programma’, aldus Louz. In de tussentijd kan, indien noodzakelijk, de jongere voor maximaal zes weken bij een KAO-paar verblijven. Dit ouderpaar is 24 uur per dag het hele jaar door in dienst van SaC-Amstelstad Jeugdzorg. Ze krijgen hulp van een vaste invalkracht die inspringt als het paar op vakantie gaat of anderszins hulp nodig heeft. Het KAOpaar woont in een huis van SaC-Amstelstad Jeugdzorg
7
en biedt aan vier jongeren bed, bad en brood. ‘En een toetje!’, benadrukt Sandra Polanci. Samen met haar partner Tito Piñar en haar twee kinderen biedt ze al drie jaar jongeren in een crisissituatie onderdak. ‘Wij geven ze warmte, liefde en een beetje opvoeding. We proberen structuur aan te brengen in hun leven en zorgen dat de kinderen tot rust komen’, vertelt Polanci.
Geen hulpverleners Van een KAO-paar wordt niet verwacht dat ze een specifieke opleiding hebben genoten. ‘Het zijn geen hulpverleners’, zegt Louz. ‘Ze worden wel getraind in hoe ze om moeten gaan met kinderen en er zijn thema-avonden over probleemgedrag. Eens in de twee weken komen ze langs bij het teamoverleg waar de ambulant hulpverleners de kinderen bespreken’. Louz en Polanci zijn zeer tevreden over de Kleinschalige Acute Opvang. De meeste jongeren kunnen na zes weken weer terug naar huis of naar familie met soms aanvullende ambulante ondersteuning. ‘En dat is toch wat de meeste jongeren graag willen’, aldus Polanci.
D O O R : TA M A R A F R A N K E
’Er zijn meer plaatsen nodig’ De Amsterdamse jeugdzorg heeft de crisisopvang sinds twee jaar een stuk beter geregeld. Toch blijft er een tekort aan crisisplaatsen. Hoe komt dat en wat valt er aan te doen? Een gesprek met Gert Klijn, hoofd van de afdeling zorgaanbod bij SaC-Amstelstad Jeugdzorg.
E
r zijn niet altijd te weinig plaatsen, stelt Klijn. ‘Het gaat om periodes, waarin we een tekort aan capaciteit hebben. Ik heb geen idee hoe het komt, maar de vraag naar crisisplaatsen beweegt zich in golven. Soms is er veel vraag, soms niet. Maar er is over het algemeen gezien inderdaad te weinig capaciteit. Dat heeft vooral te maken met het feit dat SaCAmstelstad sinds kort haar spoedhulp opnieuw heeft ingericht. Hierdoor hebben we nog niet alle plaatsen kunnen realiseren die we willen hebben. Het gaat concreet om de crisispleegzorg in Zaanstreek/Waterland en de Kortdurende Acute Opvang (KAO) in Amsterdam-Zuid. Hier zijn we nu druk mee bezig.’
Ambulant
T E K S T: M A R T I N G E R R I T S E N FOTO: SAKE RIJPKEMA
DE CLIENT
Kimberley (12) woont in een crisispleeggezin van SaC-Amstelstad
c
’Het is hier altijd gezellig’ ‘Nee, ik kende ze nog niet toen ik hier drie weken terug kwam. Ik woonde bij m’n moeder, maar het ging niet zo goed thuis. M’n oma heeft toen onze contactpersoon van Bureau Jeugdzorg gebeld. Daar is mijn moeder naar toe gegaan en om vijf uur belden ze mij. Ik moest ook komen. Ze vertelden dat mijn moeder en ik even een adempauze nodig hadden en dat ik bij een ander gezin moest wonen. Ik kreeg drie uur om mijn spullen te pakken. Eigenlijk heb ik toen alleen mijn kleren gepakt en alle andere spullen liet ik thuis liggen. En toen het acht uur was, zat ik hier. Bij Yvonne.’ ‘Eerst schrok ik ontzettend. Ik dacht namelijk dat ik hier voor altijd moest blijven. Maar toen vertelden ze me dat het maar voor zes weken was. Ja, toen was alles anders. Toen vond ik het wel goed. Zo zouden mijn moeder en ik allebei de kans krijgen om even te rusten. Daarom vond ik
Klijn vermoedt overigens wel dat er in de toekomst minder crisisplaatsen nodig zijn. ‘Ik verwacht namelijk positieve gevolgen van het feit dat we ook in crisisgevallen meer ambulant gaan werken. Wij vinden namelijk dat ambulante hulp een goed alternatief kan zijn voor een crisisplaats. We merken dat veel gezinsvoogden nog aan dat idee moeten wennen. Zij kunnen kinderen veel vaker terugplaatsen in het gezin of in het netwerk dan ze tot nu toe doen. Dat gebeurt dan natuurlijk met de noodzakelijke ambulante ondersteuning, want het is niet de bedoeling dat we kinderen en hun ouders aan hun lot overlaten. Ze moeten een goede vervolghulpverlening krijgen.’ Klijn benadrukt nog eens het grote voordeel van de ambulante hulp: ‘Het is niet altijd goed het kind ergens anders te plaatsen. Het gezin of het eigen netwerk zijn tenslotte zijn meest natuurlijke omgeving.’
Regiogericht Niet alleen de ambulante hulp zal een positieve invloed hebben op het aantal crisisplaatsen, ook het feit dat SaC-Amstelstad nu in tien regio’s werkt zal volgens Klijn leiden tot een betere doorstroming in de crisishulpverlening. ‘Het voordeel van het regiogericht werken is dat hulpverleners een grotere betrokkenheid hebben bij de eigen regio. Daardoor kunnen we binnen de regio sneller een oplossing vinden.’ Dat kan in het eigen netwerk zijn of in de crisisopvang. Maar als die oplossing er niet is? Klijn: ‘Natuurlijk is het zo dat wanneer er geen crisisopvang in de eigen regio is, we het in een andere regio proberen. Maar dat is niet altijd even makkelijk en niet alle medewerkers gaan daar even soepel mee om.’
het ook niet meer erg dat ik hier een tijdje moest blijven.’ ‘Ik voelde me hier al snel op m’n gemak. Eerlijk gezegd weet ik niet hoe dat precies kwam. Misschien kwam het wel omdat hier zoveel andere kinderen zijn. Het scheelt ook dat het Surinaamse mensen zijn. Ze hebben daarom bijna dezelfde regels als bij mij thuis.’ ‘Ik zie m’n moeder nu een tot twee keer per week. Telkens zit er iemand van de spoedhulp bij, behalve afgelopen zaterdag. Maar het gaat nu alweer beter. We praten er ook over hoe we het rustiger kunnen krijgen tussen ons. Ik denk ook wel dat ik over drie weken weer terug kan, want we weten allebei heel zeker dat zoiets niet nog eens mag gebeuren. En we weten ook zeker dat we niet zonder elkaar kunnen. Ondanks alles.’
c 8