KONING WILLEM III. ZIJN LEVEN EN REGEERING.
Voor hot Volk geschetst
DOOR
G.
L. K EPPER.
SCHOONHOVEN
S. & W. N. VAN NOOTEN. 1890.
De slag, reeds geruimen tijd door de natie geducht, is gevallen. De laatste Oranje-vorst is niet weer.... Ons Nederland, eeuwen lang met het roemvol Huis van Oranje ten innigste verbonden , heeft een onherstelbaar verlies geleden; een verlies, waarvan men ter nauwernood den omvang kan beseffen. Met welke opgewektheid word, weinige jaren geleden, het zeventigste jaarfeest van den Vorst gevierd en de hoop gekoesterd, dat Koning Willem de Derde lang nog voor zijn yolk mocht blij von gespaard. Het heeft niet zoo mogen zjjn. De eens zoo krachtige stam, waaraan de eene twijg na de andere verdorde , ware thans gevallen , wanneer 's Konings tweede huwelijk niet gezegend was geworden; doch den laatsten manneljjken telg van het Huis Oranje-Nassau zien wij ten grave dalen. Het Nederlandsche yolk is in diepen rouw. Het was zoo gehecht aan zijne Oranje-vorsten en liet nooit eene gelegenheid voorbijgaan , om zijne liefde en erkentelijkheid , dikwerf op indrukwekkende wijze, to doer blijken; het achtte zich veilig onder de hoede van een stanihuis , met dat yolk als ware het een geworden. Vermaagschapt aan de voornaamste vorstenhuizen, dank zij eon schitterend verleden gehoogschat door de machtigsten der aarde, was Oranje-Nassau steeds de roem van ons yolk ; de traditie , zoo wel als de edele hoedanigheden der Vorsten van ons doorluchtig Huis, boezemden eerbied in.
4
Moge de tijd verre achter ons liggen , toen do Vereenigdo Provincien een invloedrijke stem in den Europeeschen raad hadden en hare vlag door de groote Mogendheden met ontzag begroet werd, toch wist ons Vaderland op meer vredelievende wijze achting of te dwingen ; in dit opzicht heeft onze Koning Willem HI het voetspoor zijner Vaderen gedrukt. Zijne ruim veertigjarige Regeering is voor dit land gezegend geweest; de schokkendo gebeurtenissen , die ons werelddeel beroerd hebben, zijn ons voorbijgegaan; gestadige ontwikkeling en welvaart, die de ijverzucht der naburen opwekten , waren onafgebroken ons deel en het kleine Nederland bleef, als weleer, een gezegend oord, waar ordelievendheid met vrijheidszin mocht gepaard gaan. Naast Gode , zijn wij deze voorrechten verschuldigd aan hem , die bezadigd en wijs regeerde. Wij wenschen het leven en de regeering van Koning den Derden kort te schetsen voor ons yolk; als een hulde aan den constitutioneelen Vorst, die nooit vergat, wat hij bij zijne troonsbeklimming bezworen had; als eeno herinnering aan eene halve eeuw, rijk aan zegeningen, welke wellicht eerst later volkomen mar waarde zullen geschat worden.
Willem Alexander Paul Frederik Lodewijk , prins van OranjeNassau, werd 19 Februari 1817 geboren uit het huwelijk van den lateren Koning Willem den Tweeden en Anna Paulowna, grootvorstin van Rusland. Zijn grootvader was in 1815 tot Koning over de vereenigde Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden uitgeroepen en als oudste zoon van den toenmaligen kroonprins was hij voorbestemd, om eenmaal de kroon der Nederlanden te dragon. Eene uitstekende opvoeding bereidde den Prins voor op de hoogst gewichtige taak, die hem wachtte, en den 19en Februari 1838, alzoo op een-en-twintigjarigen leeftijd, word hem als Erfprins van Oranje door Koning Willem I zitting verleend in den Raad van State, waar hij door den toenmaligen Prins van Oranje, als voorzitter van dien Raad, geinstalleerd word.
5 „Wij hopen ," zoo sprak de Kroonprins bij die gedenkwaardige gelegenheid, „dat de bijwoning der beraadslagingen van dit grondwettig lichaarn u zal opleiden tot die gewichtige betrekkingen , waartoe gij , mijn zoon , in den loop der tijden door de Voorzienigheid bestemd zijt. Gij zult mij ook de gerechtigheid laten wedervaren , dat ik, als vader, vroegtijdig den loop uwer gedachten geleid heb op dit uw lot en daarbij steeds getracht heb, de plichten, die op u rusten , op uw geweten to drukken. Gij weet , dat sedert eeuwen de belangen van Nederland en van het Huis van Oranje-Nassau nauw aan elkander verbonden zijn; de welvaart van het een, is ten alien tijde de voorspoed van het andere geweest, en de geschiedenis leert ons integendeel, dat de tegenspoed van het eene ook steeds ton nadeele van het andere gewerkt heeft. Ik houd u dit niet voor, om u trotsch to maken op uwe voorouders , de Erfstadhouders van doze gewesten , maar integendeel alleen om u aan te toonen, dat buiten en behalve uw plicht ook eigenbelang u moot aansporen , ten alien tjde gereed to zijn , zakeljke offers to brengen aan het welzijn van het vaderland. Ik zou niet zoo verre uitgeweid hebben ter gelegenheid van uwe introductie in dezen Raad , zoo ik dezen stap niet had aangezien als den eersten in uwen civielen en staatkundigen loopbaan." Wij weten het dat doze vaderlijke woorden ingang gevonden hebben en de Erfprins , spoediger dan men destijds bad kunnen verwachten , in de gelegenheid zou zijn om als Koning der Nederlanden dit door daden te toonen. In het jaar 1839 trad hj in den echt met Prinses Sophia Frederika Mathilda, dochter van Willem I, Koning van Wurtemberg , en Vorstin Catharina Paulowna , tante van den Erfprins ; op den gedenkdag van Waterloo werd dit huwelijk voltrokken , en uit doze echtverbintenis sproten drie zonen voort, alien helaas overleden. Willem Nicolaas Alexander Frederik Karel Ilendrik word geboren den 4en September 1840; Maurits, de Lweede zoon, drie jaar later. Inmiddels had Willem I den Ten October 1840, nadat hjj eindelijk , niettegenstaande een langdurig verzet, de onathankelijkheid van de Zuidelijke provinci6n had moeten erkennen, afstand van de Kroon gedaan en zijn zoon had als Willem de
6 Tweede het bewind aanvaard. Aan het rechtmatig verlangen der natie naar Grondwetsherziening gaf de ridderljjke Vorst gehoor; eene commissie werd benoemd , om haar tot stand te brengen en den 14en October 1848 kon de nieuwe Grondwet worden afgekondigd. Het was Koning Willem II gegeven, den 13en Februari 1849 de Staten Generaal , vcor de eerste mad volgens de nieuwe Grondwet gekozen , te openen; doch de edele Vorst zou deze plechtigheid niet lang overleven. Ten onverwachtste werd hij aangetast door eene bezetting op de borst en weinige dagen later bezweek de hooge ljjder te Tilburg. Hoe onverhoeds dit treurig afsterven plaats had, toch scheen de Boning eon voorgevoel gehad te hebben, dat Been langdurig leven hem voorbeschikt was. Op zijn verlangen was de Kroonprins naar Engeland vertrokken en bjj het afscheid nemen bad zijn vader hem toegevoegd: „Ik ben te moede als bij het afscheid van uw brooder Alexander." De Kroonprins was dui aan het sterfbed niet tegenwoordig; eerst den dag v66r het overlijden had men hem in kennis kunnen stellen met de gevaarlijke ziekte, welke het leven zijns vaders bedreigde , en onmiddelljjk hierop was de doodstjjding gevolgd. Zoo was alsnu Willem de Derde Koning der Nederlanden en in eene Proclarnatie verklaarde hij, dat het zijne roeping zoude zijn, aan de door Willem den Tweeden gewijzigde Grondwet verdere uitvoering te geven ; nadat het stoffeljjk overschot van den overledene in den koninkljjken grafkelder to Delft was bijgezet, hield de nieuwe Koning zijn statigen intocht in de hoofdstad, om in de Nieuwe Berk to worden ingehuldigd. De Koningin, met hare beide zonen, woonde deze indrukwekkende plechtigheid bij; gedenkwaardig waren de woorden, door den derden Willem gericht tot de Vertegenwoordigers van het y olk, voordat hij den cod ingevolge de Grondwet aflegde. „Door riijn geboorte en de Grondwet, na bet afsterven van mijn onvergetelijken vader, tot den koninklijken troon der Nederlanden geroepen, heb ik onmiddellijk de regeering aanvaard en dit plechtig aan al mijne ben-linde onderdanen bekend gemaakt. „Thins is het oogenblik daar, dat ik voor het oog van den Almachtige, die bet lot van Koningen en volken in Zijne hand
7
heeft, mij onder inroeping van Zijn heiligen naam , aan mijn edel, trouw en ordelievend yolk ga verbinden. „Hoog is de betrekking , waarin ik geplaatst ben ; zwaar zijn de plichten, die op rajj rusten. Ook den Koningen kleven menschelijke zwakheden aan, en daarom behoeven zij instellingen en zelfstandige voorlichting, opdat de Kroon een brandpunt blijve, die weldadigen gloed verspreidt. Dit Volk, dat een der eersten is geweest om, uit de duisternis, het geweld en de verdrukking der middeleenwen , orde en vrijheid en waarborgen voor het behoud van beide te voorschijn te roepen , heeft ook thans weder, naar de behoefte des tijds, zijne instellingen herzien en bevestigd. Koning en yolk, Oranje en Nederland, hebben met kalmte dit gewichtig werk volbracht en de onberekenbare voorrechten van rust en vrede zijn het deel van den dierbaren Nederlandschen grond gebleven. „Indien wij het oog slaan op de beroeringen, die een groot deel van Europa teisteren , op de vernietiging der bronnen van bestaan en welvaart, die zulke treffende lessen geven , laat ons dan Gode dankbaar zijn, die het dierbaar Vaderland heeft behoed, en sluiten wij ons nauwer en nauwer aaneen, opdat wij Zijn zegen mogen waardig blijven. „Laten wij ons dagelijks afvragen, of wij onze plichten als Nederlanders jegens het Vaderland, ik als Koning, gij Mijne Heeren ! als vertegenwoordigers des yolks, alien hebben vervuld ; en de Rechter, die in ons binnenste is, dien niemand verloochenen kan , zal ons den weg wijzen tot handhaving der eer, tot bevordering van het heil des Lands. „Ooze rustige houding in deze bewogen tijden heeft ons niet slechts behoed voor groote rampen, zij heeft ook het aanzien des Rijks vermeerderd; want zij heeft de bewondering van alle beschaafde volken tot zich getrokken. „Ik verbind mg aan een yolk, grooter door deugden dan door het bezit van een uitgestrekt grondgebied ; krachtiger door eensgezindheid dan door zielental. Het is eene grootsche roeping : Koning van zulk een yolk to zijn." En nadat de eed was afgelegd, werd de Koning gehuldigd door de Staten-Generaal; trompetgesehal , jubelkreten en het dreunend geschut verkondigden dit luide. Er was reden voor, dat de Koning in zijne rede op den poli-
8 tieken toestand in Europa doelde ; want terwijl in den vreemde de hartstochten woedden en concessies met de wapenen in de hand warden afgedwongen, zoodat de troon van Lodewijk Filips werd neergeworpen en ook elders burgerbloed stroomde, kwam in ons gezegend vaderland eene Staatshervorming tot stand door kalm en bezadigd overleg, zonder dat de orde een oogenblik verstoord werd. Een schoon voorbeeld , dat het kleine Nederland ook ditmaal weer gaf aan machtiger Staten, wier vorsten evenmin een open oog hadden voor de eischen des tijds, Ms de volkeren hun tijd wisten of to wachten. Door een vaderlandalievend overleg waren groote moeilijkheden overwonnen en Willem de Derde was terstond bereid , de gewijzigdo Grondwet to eerbiedigen. Desniettemin was het onder moeilijke omstandigheden, dat aan de regeering kwam. In het moederland werd een tjjdperk van overgang doorleefd en in Oost-Indic had men bezwaren to overwinnen, die inspanning en bezadigdheid vereischten. De pogingen, om den opstand op Bali to onderdrukken , waren mislukt , en een derde expeditie was uitgezonden ; terzelfder tijd, dat Koning Willem de Derde den troon beklom, werd in het Jong Holland der voormalige Oost-Indische Compagnie bloedig gestreden en kort daarna sneuvelde de bevelhebber der derde Balische expeditie voor Kasoemba, nadat de tegenstand reeds gebroken was.
Toon de Koning aan het bewind kwam, bleef het Ministerie De Kempenaer, dat de Grondwetsherziening hielp tot stand brangen, met de leiding der zaken belast ; doch het mocht zich niet in de sympathie der Volksvertegenwoordiging verheugen en moest pleats maken voor Thorbecke , die den 31en October 1849 optrad en zich de invoering der organieke wetten , welke floodzakelijk waren geworden , ten teak stelde. Geene regeering is zoo werkzaam geweest als dit eerste Ministerie van den grooten staatsman aan wien Koning en Vaderland veel verplicht zijn ; de bekende April-beweging echter bracht het ten val en Floris Adriaan Van Hall vormde nu een
9 Kabinet, dat met de gemoedsbezwaren van hen, die de monsterbeweging in het leven geroepen hadden, zou rekening houden ; doch weldra bleek overtuigend, hoe noodeloos men zich ongerust gemaakt had. Reeds kort na zijne troonsbestijging werd onze Koning door een zwaar leed getroffen ; de jonge prins Maurits werd op zevenjarigen leeftijd aan zijne ouders ontrukt. Dit smartelijk verlies werd destijds eenigszins vergoed door de geboorte van een derden zoon, Willem Alexander Karel Hendrik Frederik, den 25en Augustus 1851. Intusschen was een belangrijk werk voltooid; een van de stoutste ondernemingen, welke een schitterende getuigenis afleggen voor het genie en de wilskracht , welke ons klein Nederland nog altijd een hoog standpunt doen innemen. In den zomer van het jaar 1852 was de droogmaking van het Haarlemmermeer een voldongen feit en een grootsche onderneming volvoerd, die reeds onder Frederik Hendrik don kundigen Leeghwater had bezig gehouden. Niet !neer dan vijf jaren nadat het eerste stoomgemaal in working kwam, zag men dien uitgestrekten waterplas in land herschapen, dat weldra een vrnehtb Ire bodem voor den nijveren landbouwer zou zijn. Dit was het eerste der reuzenwerken , die onder de gezegende regeering van Koning Willem den Derden tot stand kwamen. Ons Gouvernement was, het voetspoor van Willem II volgende , er steeds op uit, onze vriendschappelijke betrekkingen met Japan to onderhouden, waartoe de benoeming van den iiverigen Donker Curtius, lid van het Hooggerechtshof in Nederlandsch-Indie , tot hoofd onzer factorij te Desima veel bijdroeg. Op zijn voorstel wist men do Japansche Regeering aan Nederland te verplichten door een gezantschap naar Japan to zenden, dat den Keizer het portret van onzen Vorst aanbood, en een stoomschip ten geschenke te geven. Op doze wijze word de oude vriendschap onderhouden en er word een tractaat gesloten, waarbij aan alle Nederlanders in de havens van Nagasaki en Hakodate de handel op Japan toegestaan en vrije uitoefening van godsdienst vergund word. Dat Van Hall een kundig bewindsman was, had hij reeds op financi5e1 gebied bewezen , toen zjjn doortastend optreden Ne-
10 derland wellicht voor een Staatsbankroet behoedde. Met veel talent behartigde hij ook de buitenlandsche zaken, toen de Oostersche quaestie tot eene lang gevreesde uitbarsting leidde en een oorlog gevoerd werd, welke zich dreigde uit te breiden en gansch Europa in licht verklaarbare spanning hield. Meer en meer was de zaak van bet onderwijs op den voorgrond getreden ; een voorzeker gewichtig volksbelang, dat echter jaren lang de gemoederen bezig hield en dikwerf de aandacht van andere, niet minder belangrijke, aangelegenheden te zeer zou afleiden. Het Ministerie Van Hall had in dit opzicht den goeden weg ingeslagen , door in beginsel aan te nemen dat er geen kerkelijk onderwijs op de openbare school zou worden gegeven en de secteschool alleen als bijzondere inrichting van onderwijs kon worden toegestaan. Niettegenstaande een gewijzigd ontwerp in dien geest op de meerderheid in de Tweede Kamer mocht rekenen, werd er een uitgebreid volkspetitionnement tegen gericht. Van Reenen , die bet wets-ontwerp had ingediend, en Van Hall vonden in deze beweging aanleiding om of to treden ; het Ministorie aangevuld door Van der Brugghen en had nu ten taak, om to gemoet te komen aan veler gemoedsbezwaron ten aanzien van het onderwijs; de meerderheid der Tweede Kamer was daarbij van oordeel , dat indiening van een nieuwe wet op het lager onderwijs urgent moest worden geacht. Daar de minister Simons, van wien bet initiatief moest uitgaan , bleek to aarzelen , werd zijne begrooting verworpen en Van Rappard , zijn ambtgenoot van Hervormden Eeredienst, werd tijdelijk met de portefeuille belast. Weldra kon nu de lang verbeide wet worden behandeld en aangenomen, waarbij de neutraliteit der openbare school gewaarborgd en de oprichting van bijzondere scholen alleen vergund werd zonder subsidie of eenige andere tegernoetkoming van den Staat. Hiermede was de taak van het MinisterieVan der Brugghen vervuld en toen er ten opzichte van den aanleg van Staatsspoorwegen verschil van meaning tusschen Regeering en Volksvertegenwoordiging ontstond , legde eerstgenoemde de portefeuilles neder, om plaats to maken voor een overgangs-Ministerie onder Rochussen , waarin zoowel reactionnairen als vrijzinnigen zitting namen. In de laatste dagen der maand Augustus van het jaar 1857
11 werd een nationaal feest gevierd, bij gelegenheid van de onthulling van bet monument, to Amsterdam opgericht ter vereeuwiging van den volksgeest, die zich in 1830 en '31 op zoo treffende wijze geopenbaard had. Naar het bekroonde ontwerp van Tetar van Elven verrees het monument, met het beeld „De Eendracht" in top, en de onthulling werd opgeluisterd door de tegenwoordigheid van den Koning, die zich met bet plan der Vereeniging „Het Metalen Kruis" vereenigd bad, zoodra bet hem gebleken was, dat alleen vaderlandsliefde en kameraadschappelijke herinneringen tot deze uiting van volksgeest geleid hadden. „Moge dit feest," zoo sprak de Vorst, voordat het teeken word gegeven om bet monument van zijn omhulsel to ontdoen, „dat de oud-krijgskameraden van den voortreffelijken Prins-Veldmaarschalk to samen vieren, rijk voor hen zijn in aangenime herinneringen; maar bovenal moge dit feest er toe leideu, dat de band van trouw, van eensgezindheid en van liefde , die het edele Nederlandsche yolk aan zijn geboortegrond en aan zijn Vorsten bindt , worde versterkt en bevestigd." En aan het feestmaal in het Park, waarbij Prins Hendrik voorzat, ontleende Van Lennep aan het beeld, dat zich op de zuil van Escauzijnsteen verhief, de gulden woorden, welke voorat in onzen tijd in het geheugen mogen wordeu geroepen: ,,Door Eendracht wordt bet kleine groot, En 't heilig beeld, rleez' dag ontbloot, Deel' van zijn hoog verheven stee Die gulden les aan 't Nakroost 'nee: Ja, wat verwissele of verdwijn', Laat Eendracht steeds de leuze zijn." Met deze feestviering werd volstrekt Diet de minste demonstratie near buiten beoogd; dit was door den Koning ruiterlijk op den voorgrond gesteld. Integendeel, meerdere aansluiting van de broedervolken, die eenmaal de Vereenigde Zeventien provinci gn vormden, wordt zoowel door Noord- als Zuid-Nederland hartgrondig gewenscht. Weldra veroorzaakte de spoorweg-quaestie den val van het Ministerie Rochussen. Plaatselijke belangen waren oorzaak geweest , dat het wetsontwerp , waarbij een door bet Rijk ge-
12 subsidieerde spoorweg-concessie in beginsel was aangenomen , eene meerderheid in ons Lagerhuis verworven bad; doch de Eerste Kamer kon zich met doze zienswjze niet vereenigen en verwierp den Ben Februari 1860 het ontwerp. Het Kabinet trad of en het zoude weder aan Van Hall gegeven zijn , ook deze aangelegenheid tot eene bevredigende oplussing to brengen. In de Tweede Kamer had hij het stelsel van Van Bosse en Van Tets hevig bestreden en den aanleg van Staatsspoorwegen nadrukkelijk voorgestaan. Door nu zooveel doenlijk met locale belangen rekening to houden, ontwierp hij met Van Heemstra, zijn ambtgenoot van Binnenlandsche zaken, eon plan van spoorwegen, door den Staat aan to leggen, dat eene meerderheid in de Volksvertegenwoordiging moist to verwerven. Niettegenstaande dit succes , verweet men Van Hall, dat het door hem saamgestelde Kabinet niet homogeen was, en weldra zou dit overtuigend blijken, toen er in den boezem daarvan oneenigheid ontstond ; Van Hall vroeg zijn ontslag en keerde tot het ambteloos leven terug , waarna Van Heemstra een nieuw Ministerie samenstelde , dat in het begin van 1861 bet bewind aanvaardde. De oorlog in Italie had gelukkig geene rampen voor ons land opgeleverd , al mocht ditmaal groot gevaar voor breiding bebben bestaan. De Japansche Regeering zond naar Nederland een gezantsebap, dat de beste verwachtingen voor een vriendschappelijke verhouding schonk ; omstandigheden echter, onafhankeljk van onzen wil , werden oorzaak, dat do toestand zeer gespannen werd. Het onverstandig optreden toch van andere Mogendheden in Japan leidde tot betreurenswaardige gebeurtenissen ; vooral daar het hoofd der behoudende partij aldaar,, Prins Mito , den Prinsregent dwarsboomde en de onafgebroken verwikkelingen niet ongaarne zag. De vreemde invloed werd door de Japansche bevelking met leede oogen aanschouwd en ook de Nederlanders moesten de gevolgen ondervinden van een tegenzin , waartoe vooral door Russell en A merikanen aanleiding gegeven was. Wat door Donker Curtius met zooveel beleid was tot stand gebracht, kon op deze wijze onmogelijk vruchten dragen. Met den aanleg van Staatsspoorwegen in ons land, waarbij de groote rivieren ernstige moeilijkheden to overwinnen gaven, werd
13 krachtdadig voortgogaan. Dat de Koning een open oog voor der behoeften des lands en het grootsche der uit te voeren werken had, bleek overtuigend toen hj den eersten steen voor de groote spoorwegbrug over den IJsel bij Zutfen legde. Bij die gelegenheid verklaarde do Vorst, hoe het hem verheugde, deze plechtigheid to volvoeren, daar hij reeds als Kroonprins en beschermheer van de Academie te Delft een warm voorstander was van het spoorwegnet , dat door de wet zou worden ten nitvoer gebracht. Het Alinisterie Van Heemstra mocht niet op den steun van de Volksvertegenwoordiging bogen ; men verweet het zijn geringe vastheid van beginsel en haakte naar een krachtiger bestuur. Daarom werd de begrooting van Binnenlandsche zaken verworpen ; niet alzoo om dit budget zelf, maar om redenen daar buiten, — eon maatregel, die nooit de volkomen sympathie kan verwerven. Dit leidde tot het optreden van het tweede Ministerie Thorbecke ; deze staatsman, het bekwame hoofd der oppositie, was in de gegeven omstandigheden de aangewezen man, om de teugels van het bewind over to nemen.
Mocht ons Nederland zich in de zegeningen van een onafgebroken %rode verheugen, aan gene zijde van den Oceaan kostte het handhaven van ons gezag veel inspanning; het „Je Maintiendrai'' bleek aldaar voor onzen Koning geen doode letter to zijn en meermalen moest hot zwaard worden ontbloot. Het omvangrijk beheer van onze uitgestrekte kolonien; het in bedwang houden van eene soms weerspannige bevolking door een betrokkelijk zoo kleine Mogendheid heeft steeds de bewondering van Europa gaande gemaakt. Alleen door een wijs bestuur en zoo noodig door energiek optreden kon dit mogelijk zijn en waar in dit opzicht gefaald werd, bleven de gevolgen niet uit. Om die reden maakt de geschiedenis van Nederlandsch-India een roemrijk deel van de onze nit; zoo vele zonen van ons land hebben hun blood in gindsche landen gestort tot roem en heil van het moederland, en zegevierend bewezen , dat een Capua ons yolk niet kon verbasteren.
14
Evenals het heerljjk Insulinde een pare] aan de Kroon der Nederlanden is, evenzoo moet de Indische krijgsgeschiedenis de glorie van onze landgenooten zijn ; heldenmoed en zelfverloochening zijn op menige bladzjjde van dit geschiedverhaal geboekt en dwingen achting , ja eerbied af. Dat Koning Willem de Derde de diensten, aan gindsche verre stran den bewezen , naar waarde wist to schatten , vereischt geen betoog on Bronbeek is een blijvend gedenkteeken der sympathie, welke hij aan den dag legde voor de dapperen , die in een moordend klimaat zoo menigmaal verheven blijken van dapperheid en volharding gaven. Het overmoedige Bali was onderworpen , toen het bericht van Batavia kwam , dat de Overzeesche gewesten een nieuwen gebieder hadden ; de brave Michiels had voor Kasoemba het leven gelaten, nadat het doel der derde Balische expeditie reeds verwezenlijkt was, en toen de hertog van Saxen-Weimar als legercommandant het bevel overnam, behoefde hij slecbts Van Swieten achter to laten, om de zaken verder to regelen. „De eer onzer wapenen en van de oud-Hollandsche vlag werd op Bali weder gehandhaafd en ontzag ingescherpt voor Neerlands heerschappij in Oost-Indie." Onlusten in de Palembangsche bovenlanden werden in 1852 bedwougen ; ter westkust van Borneo moesten de onwillige Chineezen tot rede worden gebracht en men meende , dat door het vervallen verklaren van het Kongsie-bestuur,, waarbij de overwonnen districten als assistent-residentie Montrado een nieuw gebied uitmaakten , de rnoeilijkheden overwonnen waren; doch de Chineezen bleven in het verborgene werken en richtten een geheimzinnig verbond op, dat ontsteltenis onder de bevolking verspreidde. Maar de waarnemende assistent-resident Verspyck wist de hoofden in hun schuilhoek to overvallen en verderen tegenstand to breken. Ernstige krijgsverrichtingen nochtans waren aanstaande. Boni, bet machtigste Rjk van het Bonggaisch verbond , had herhaaldelijk het bestaande tractaat geschonden en in Bandjermasin waren onlusten ontstaan , die niet straffeloos mochten geduld worden. Ter nauwernood was dus in Montrado, en kort daarna ook in de Lampongsche districten, de rust hersteld, of aan Boni moest de oorlog worden verklaard; nadat der Koningin vruchteloos een ultimatum gesteld was door den regeerings-commissaris
15 De Perez, welke met de noodige strijdkrachten, onder bevel van generaal Steinmetz, ter reede van Bonthain verseheen. De vijandelijkheden werden geopend; aldra werd generaal Steinmetz gewond , zoodat hij het commando moest overgeven , en De Perez overleed. Desniettemin werd Boni getuchtigd en Badjoa versterkt; doch de Boniers gaven niet het minste bewijs van toenadering. Met achterlating van eene bezetting in laatstgenoemde sterkte , vertrok de expeditie, zonder dat de verlangde staatkundige beslissing verkregen was. Eene tweede expeditie werd nu gezonden , onder commando van generaal Van Swieten, den opperbevelhebber van het leger ; men verviel ditmaal niet in de font, am het civiel en het militair gezag niet in dezelfde hand to leggen. Deze krjjgstocht word met schitterenden uitslag bekroond ; de Koningin zag zich van de vorstelijke waardigheid vervallen verklaard en een nieuw verdrag met Boni werd gesloten, dat het koninkrijk tot een leen van het Nederlandsch Indische gouvernement maakte. De bekwame Van Swieten, aan wiens beleid deze gelnkkige uitslag to danken was, werd door den Koning bevorderd tot kommandeur der Militaire Willemsorde. Minder voorspoedig zou de expeditie naar Bandjermasin gaan, waar van 1859 tot 1863 een onafgebroken oorlog gevoerd werd; vooral toen de godsdienst bet vuur aanwakkerde. Kolonel Andresen was naar het tooneel van den opstand gezonden , om dien met kracht van wapenen to onderdrukken; het was vooral Hidayat, de kleinzoon van sultan Adam, dien het y olk als sultan verlangde, welke in zijn verzet bleef volharden. Aan Verspyck kwam de ear toe, dozen betrekkelijk langdurigen guerilla-oorlog tot een goed einde to brengen ; een krijg, die van de troepen de meeste toewijding gevorderd heeft. Nauw was in eon gedeelte de rust hersteld, of elders ontvlamde weder het smeulende vuur ; het was den priestors molten gelukken, de dweepzucht bij de beNolking op to wekken ; de godsdienstoorlog werd gepredikt , en deze geestdrijverij dreigde den ter nauwernood bedwongen opstand weder op gevaarlijke wijze uit to breiden. Daarbij bleef Hidayat zich in een ongenaakbare wildernis schuil houden en demang Lehman een der stoutmocdigste hoofden van den opstand, was niet to vertrouwen.
16 Eindelijk kwam Hidayat zijne onderwerping aanbieden ; hj werd verbannen , nadat hij eene publicatie aan het Bandjersche yolk had gericht , om dit van verderen tegenstand of te houden. De opstand in Bandjermasin is een zeer moeilijke tijd voor het Nederlandsch-Indische leger geweest ; strijd voerende in ondoordringbare wildernissen tegen een verraderlijken vijand. Dichte wouden met een tropischen plantengroei , steile hoogten met diepe ravijnen , onstuimige stroomen met schuimende watervallen ; overal hindernissen, als door de natuur opgeworpen om den verdediger te stade te komen ; onbegaanbare wegen door eenzame , gansch onbekende streken , ziedaar bet terrein, waarop de troepen moesten ageeren , worstelend tegen een drukkeud klimaat, aan schier doodelijke vermoeienissen en ontberingen ten prooi , die doorgaans gevaarlijke ziekten ten gevolge hebben , welke in een verzengende luchtstreek zoo menig offer eischen. Afmatting en epidemieen kwamen ons Indisch leger op ontzettend veel grootere verliezen to staan dan de wapenen van den vijand. Na den worstelstrijd in de Vorstenlanden had geen oorlog in onze Overzeesche bezittingen zooveel gals cht van den soldaat als de langdarige krijg in Bandjermasin, welke ons op zware verliezen te staan kwam en alleen door den tact en de energie van luitenant-kolonel G. M. Verspyck zegevierend geöindigd werd.
Het tweede Ministerie Thorbecke trad , evenzeer als het eerste, onder gunstige omstandigheden op. De ingediende wet op het middelbaar onderwlis werd met ingenomenbeid ontvangen. De verhouding tot Japan was zeer gespannen geworden , daar de batterijen van Simonoseki op het Nederlandsche oorlogsschip „Medusa" gevuurd hadden; niettegenstaande het overmachtig vuur had de dappere commandant van dien bodem , Jhr. De Casembroot , niet geaarzeld om den doortocht langs de straat Van der Capellen to forceeren ; een wapenfeit, waarop wij met trots mogen terugzien. Door een vereenigd eskader,, uit Britsche, Fransche en Nederlandsche schepen bestaande, werd de vorst van Nagato, de hoofdschuldige, getuchtigd; dit maakte zoowel op de Japansche
17 regeering als op de bevolking zulk een diepen indruk , dat zij tot toenadering bereid bleek to zijn. In de maand November van 1863 werd ons viiftigjarig yolksbestaan schitterend gevierd ; in de residentie verrees een gedenkteeken, evenzeer als op de plek, waar Willem I den 30en November 1813 to Scheveningen aan land kwam. Koning Willem de Derde heeft den eersten steen gelegd van het fraaie monument in het Willemspark to 's Gravenhage. Gedenkwaardig zijn de woorden , door den Vorst bij die gelegenheid gesproken. Deze woorden waren : „dat de dag van de eerstesteenlegging van dit echt nationaal gedenkteeken de dag der liefde en trouw is van het Nederlandsche y olk bij deze onvergetelijke plechtigheid, bij doze groote nationale herinnering; dat die dag veer mg niet alleen , maar voor alle leden uit het Huis van Oranje een nieuwe prikkel is om nog meer to doen voor het welzijn , voor den bloei van het yolk van Nederland. Het zal zijn zooals het in vroegere dagen was, zooals het onder Gods zegen zal blijven, dat een Prins van Oranje nooit, neen nooit genoeg kan doen voor dat y olk van Nederland." Diepe weemoed bevangt ons bij de herinnering aan die schoone woorden ; bij de gedachte, dat Been der Prinsen uit het Huis van Oranje moor tot de levenden behoort , nu de laatste Oranjeworst het tijdelijke met het eeuwige verwisseld heeft.... Gansch Nederland toonde het, hoezeer het zijne onafhankelijkheid lief heeft en herdacht het oogenblik, dat de knellende ketenen werden afgeschud door een fier en kracbtig yolk, dat steeds bereid was, orn good en blood voor zijne vrjheid veil to hebben. Het was ender het Ministerie Thorbecke, dat tot de doorgraving van Holland op zijn smalst besloten word, zoomede tot die van den Hoek van Holland; eerst in het laatst van het jaar 1868 kon met de werkzaamheden een aanvang worden gemaakt. De wet op het middelbaar onderwijs werd door de Vertegenwoordiging aangenornen; evenzeer die op de exploitatie der Staats-spoorwegen in ons land en tot bet aanleggen van een spoorweg op Java, van Samarang naar Djocjokarta. Door de afschaffing van den accijns op de brandstoffen kwam een niet onbelangrijke verbetering van ons belastingwezen tot stand. 2
18 De minister van Kolonien Uhlenbeck werd vervangen door Fransen van de Putte, die de comptabiliteit in Indie bij de wet wist te doen regelen. Te betreuren was bet, dat er in den boezem van het Kabinet verschil van meening ontstond over de Koloniale aangelegenheden ; Fransen van de Putte tech wilde ook in ooze Overzeesche bezittingen vooruitgang en wenschte in dit opzicht verder te gaan dan Thorbecke raadzaam achtte. De voorgenomen wijze van invoering der strafwetgeving aldaar leidde tot een conflict ; Thorbecke beoogde een geleidelijken vooruitgang en daar men het niet eens kon worden , trok hij zich terug; het Kabinet word door Fransen van de Putte aangevuld, en het tweede Ministerie Thorbecke behoorde tot de geschiedenis. Een groot verlies had onze Koninklijke familie getroffen door het afsterven van Anna Paulowna, Koningin-moeder der Nederlanden; den len Maart 1865 ontsliep de moeder des Konings , weduwe van Koning Willem den Tweeden. In onze hoofdstad was het stoute ontwerp van den architect-ingenieur C. Van Outshoorn , dank zjj bet initiatief van Dr. Sarphati, tot stand gekomen en een monumentaal gebouw verrezen , dat de wereldstad tot sieraad strekte. Het Paleis voor Volksvlijt was ontworpen , om als Tentoonstellingsgebouw te dienen ; de Gemeenteraad van Amsterdam had den benoodigden grond daartoe afgestaan , den 13en April 1860 was in tegenwoordigheid van den Koning en den Prins van Oranje de eerste kolom van ons glazen paleis opgericht en den 16en Augustus 1864 kon het door Prins Frederik der Nederlanden , als eere-voorzitter van den Raad van toezicht, worden geopend. Het verschil in mooning, dat het aftreden van Thorbecke veroorzaakte, had ingrijpende gevolgen ; er ontstond eene scheuring in de vrijzinnige partij en de aanhangers van den grooten staatsman en van diens politieken tegenstander stonden geruimen tijd scherp tegenover elkander ; het gevolg hiervan moest wel zjjn, dat ook het Ministerie Fransen van de Putte—Van Bosse maar een zeer korten levensduur zou hebben. De cultuurwet voor Indie, reeds voor de wijziging van het Kabinet aan de Tweede Kamer ingediend , leverde al dadelijk een struikelblok op ; de aanneming van het ingrijpend amendement, door den afgevaardigcle Poortman op artikel I voorgesteld , had het aftreden van de Regeering ten
19 gevolge. Heemskerk belastte zich met de samenstelling van een nieuw Ministerie, dat de moeilijke taak overnam ; niet alleen moeilijk met het oog op de noodige hervormingen in den Archipel , maar ook wegens den internationalen toestand in Puropa. Toen namelijk het Ministerie Heemskerk—Van Zuylen optrad, was eon Midden-Europeesche oorlog aanstaande, waarvan de omvang bezwaarlijk te voorzien was en waarin ook de belangen van Lim. burg en Luxemburg, welke nog deel uitmaakten van den Duitschen Bond, allicht konden betrokken worden. Hierdoor kwam het reeds lang gekoesterd voornemen tot rijpheid , om alle betrekkingen met dien Bond of to breken. De oorlog brak uit en het doortastend, beleidvol optreden van de Pruisen had de beslissende nederlaag van de dralende Oostenrijkers ten gevolge ; bij den vrede van Prang moest Oostenrijk de ontbinding van den ouden Duitschen Bond erkennen en dus was in Midden-Europa op gewelddadige wijze eene ingrijpende verandering ontstaan; oak voor ons land van groote beteekenis , want zoo lang Limburg tot den Bond behoorde — en indirect ook , zoo lang Luxemburg er deel van uitmaakte — waren verwikkelingen steeds mogelijk. Het oogenblik was gekomen , om in dit opzicht een nieuw standpunt in to nernen ; door de opheffing van den ouden Bond was Limburg uitsluitend een Nederlandsche provincie , Luxemburg een onafhankelijke Staat geworden en terecht gaf de Luxemburgsche Staats-minister te kennen , dat de voormalige Bondsvesting nu ook door de Pruisische troepen behoorde te worden ontruiind. Haar de belangen van Frankrijk mede bij deze aangelegenheid betrokken waren en eene oorlogszuchtige stemming zich aldaar begon to openbaren, vereischten de onderhandelingen de meeste omzichtigheid van onze diplomatic ; vooral daar de Keizer van Frankrijk een begeerig oog op Luxemburg sloeg en de verhouding van dit Rijk en Pruisen zeer gespannen werd. Ofschoon werkelijk een nieuwe oorlog dreigde , waarin ons land waarschijnlijk ware betrokken geworden, mocht de Minister van Buitenlandsche zaken Van Zuylen den 5en April 1867 in de Tweede Kamer verklaren, dat Limburg geheel van den Duitschen Bond was losgemaakt , terwijl Frankrijk van Luxemburg
20 afzag, wanneer Pruisen zijn garnizoen uit de vesting terugnam_ De conferentie, op uitnoodiging van den Koning-groothertog te Londen bijeengekomen , regelde de zaak op bevredigende wjze. Een groot gevaar was hierdoor van ons afgewend; want men moet aannemen , dat er verwikkelingen hadden kunnen ontstaan die ons noodlottig zouden zijn geworden , en geen tijdperk in de regeering van Willem III is aan te wijzen , dat aan z66 groote bezwaren het hoofd moest geboden worden. Het Groothertogdom bleef een souvereine Staat , welks onzjdigheid gewaarborgd werd , en alle betrekkingen tusschen Limburg en Duitschland hadden opgehouden ; al spoedig zoude het blijken , van hoe groote waarde daze oplossing van het dilemma voor ons west worden geacht. De benoeming van den minister van Kolonien P. Mijer tot gouverneur-generaal lokte een protest van de Tweede Kamer uit, die de motie-Keuchenius , welke hare afkeuring van die benoeming uitsprak , aannam ; ontbinding van de Kamer was hiervan het gevolg en de verkiezingen waren niet ongunstig voor de Regeering. De oorlog van 1866 had weder de aandacht op onze weerbaarheid gevestigd ; men began meer en weer over to hellen tot een geconcentreerd verdedigingsstelsel en besefte bovenal, dat onze levende strjdkrachten on voldoende waren. In de eerste plaats moesten de schutterijen verbeterd worden; het wets-ontwerp, daarop betrekking hebbende , werd door de Eerste Kamer verworpen. Dit besluit was to betreuren , al mochten het ontwerp voorzeker gebreken aankleven ; doch nu was daze zoo gewichtige quaestie weder voor een geruimen tijd op den achtergrond geraakt. Dat ons yolk doordrongen was van de dure verplichting , die rust op eene natie , welke hare onafhankelijkheid als Naar grootsten schat besehouwt , bewezen de weerbaarheidsvereenigingen , die werden opgericht ; een sprekend bewijs van de waarheid , dat wij Nederlanders wel degelijk bereid zijn om onze duur verworven vrijheid met de wapenen te verdedigen , mits men door een behoorlijke organisatie ons daartoe in staat stelle. Verwerping van de begrooting van Buitenlandsche zaken had nieuwe moeilijkheden ten gevolge ; hoewel het Ministerie door
21 de Kamerontbinding niet verzwakt was, liet de samenwerking van Regeering en Volksvertegenwoordiging toeh veel te wenschen over en eindeIijk bood het Ministerie zljn ontslag aan. Daar Van Reenen niet met de samenstelling van een Kabinet mocht slagen , werd Thorbecke wederom geroepen , om een Ministerie saam te stellen , hetgeen hem spoedig gelukte; den 4en Juni 1868 trad dit op , evenwel zonder dat Thorbecke er deel van uitmaakte. Voor den minister Van Lilaar in het Kabinet Fock —Van Bosse was het weggelegd , een wet in to dienen , welke ons Nederland weder als baanbreker op bet gebied van verlichting en humaniteit deed optreden , namelijk de wet tot afschaffing van de doodstraf; alleen Zwitserland was, ofschoon schoorvoetend, voorgegaan. Niet alleen werd, door den veroordeelde het leven te benemen , alle gelegenheid tot verbetering atgesneden , maar een gerechtelijke dwaling was onherstelbaar. Onafgezien van de meening, dat de doodstraf niet meer past in onzen verliehten tijd, ontzenuwden doze overwegingen het betoog van de vele tegenstanders , en het moot een schoon oogenblik voor Koning Willem III geweest zijn , toen hij de humane wet tot afschaffing van de schavotstraf kon bekrachtigen en daardoor ons Nederland deed getrouw blijven aan tradition, welke ten alien tijde door de beschaafde wereld gewaardeerd werden. De verouderde Siegenbeeksche spelling werd in 1869 voor de officieele schrjjftaal afgeschaft; tervvijl De Vries en Te Winkel hunne krachten wijdden aan de samenstelling van een nieuw woordenboek der Nederlandsche taal. De Agrarische wet van den minister van Kolonien De Waal, in 1870 door de Tweede Kamer aangenomen , betrof het grondbezit in Oost-Indict en veroorloofde de uitgifte van gronden in erfpaeht voor vijf en-zeventig jaren ; ook werd overgegaan tot een betere regeling van de Gouvernements-suikercultuur op Java. Een groot gevaar bedreigde ons land, then do hevige spanning tusscben Frankrijk en Duitschland ten onverwachtste tot eene uitbarsting kwam en de ondergeschikte quaestie der Spaansche troonsopvolging de gezochte aanleiding werd tot een bloedigen strijd, die in onze nabijheid gevoerd werd en het staatkundig evenwicht in ons werelddeel belangrijk zou wijzigen.
22 Lichtvaardig was door Napoleon III de oorlog verklaard. Ons leger word gemobiliseerd en een oogenblik scheen bet hoogst twijfelachtig, of onze onzijdigheid zou gaerbiedigd worden ; het ongeêvenaard succes van Duitschland, dat als 44n man opstond om den alouden erfvijand to bestrijden , deed aldra het gevaar voor uitbreiding van den oorlog verminderen en spoedig lag Frankrijk vernederd, aan de gonad° van den overwinnaar prijs gegeven. Het beruchte ontwerp-tractaat van Benedetti, den Franschen gezant to Berlijn, dat openbaar gemaakt werd, opende de oogen voor de wijze , waarop do onafhankelijkheid van Nederland en Belgie bedreigd was. De mobilisatie zelve toonde de gebrekkige inrichting onzer levendo strijdkrachten aan en vestigde de overtuiging, dat een algeheelo hervorming daarvan onverbiddelijk noodzakelijk was. Het zeer onverwacht verloop van den krijg heeft in 1870 ons harde ervaringen bespaard ; want de geographische ligging van Nederland is van dien aard , dat bij een Fransch-Duitschen oorlog het niet geheel afhankelijk van onzen wil is, de onzijdigheid te handhaven , tenzij door kracht van wapenen; terwijl in elk geval op de neutrale Mogendheden zware verplichtingen rusten , waaraan zij zich niet kunnen onttrekken, zonder gevaar to loopen van in den strijd to worden gemengd. Dat dit niet overdreven is, bewees de nota, door Von Bismarck den 3en December 1870 aan de Luxemburgsche Regeering gericht over vermeende schending van de neutraliteit. Doordat de minister De Waal, tengevolge van een verschil met de Vertegenwoordiging omtrent de opheffing van het Preangerstelsel, en Roest van Limburg gedwongen werden, hun ontslag te vragen, was het Ministerie verzwakt ; de ernst des tijds deed het wensehelijk achten om het bestuur der zaken aan een krachtige hand toe to vertrouwen ; wie anders als Thorbecke zou hiervoor in aanmerking komen Met bezorgdheid zag doze den politieken toestand in; hij stelde zich alzoo ten tack, ons defensiewezen op hechtere grondslagen te vestigen. Generaal Booms werd aan het hoofd van het Departement van Oorlog gesteld; spoedig echter zag deze zich genoopt, zijn ontslag te vragen. Do afstand van onze bezittingen op de kust van Guinea aan Engeland ging gepaard met eene herziening van het Londensche
23 tractaat van 1824, dat ons de verplichting had opgelegd , de onafhankelijkheid van Atjeh te eerbiedigen , waardoor de ons vijandige gezindheid van dien roofstaat straffeloos had kunnen voortduren , terwijl het onze Regeering ondoenlijk was geweest , slavenhandel en zeeroof in de wateren van Atjeh to beletten. De overeenkomst van 2 November 1871 bepaalde, dat Engeland zich niet meer zou inlaten met de zaken van Sumatra, voor zooverre vroogere overeenkomsten daartoe bet recbt ver/eenden ; zij was van groot gewicht in hare gevolgen dam . nu op Nederland de zedelijke verplichting rustte , tegenover het Sultanaat krachtdadig op te treden. Met den aanleg van Staatsspoorwegen was geregeld voortgegaan ; de grootste bezwaren werden zegevierend overwonnen. Een der merkwaardigste werken, die voltooid waren, was de kolossale overbrugging van het Hollandsch diep. Holland en Brabant, eeuwen fang van elkander gescheiden na den Elisabeth's vloed, waren hereenigd door de kunde en volharding van den Nederlandschen ingenieur. Zoowel om de afmetingen van die spoorbrug , als om de geniale wijze , waarop de bouw geschiedde , verwierf dit werk terecht eene Europeesche vermaardheid. De kosten, op 8 millioen geraamd , bedroegen ongeveer 6 millioen gulden. Nadat in Juli 1867 het wets-ontwerp tot overbrugging van het Hollandsch diep was aangenomen , kon einde 1871 de brug beproefd en voor bet spoorwegverkeer opengesteld worden. De schitterende uitslag heeft de vreeze der tegenstanders beschaamd en een vernieuwd bewijs werd geleverd van ondernemingsgeest en energie. Geen plek op het aardrjk is aan te wijzen , zoo overrijk aan stoute kunstwerken als het nauwbegrensde, doch „groote" Nederland, waarin meer dan eens het schier onmogelijke ondernomen werd en tot verwezenlijking kwam. Thorbecke had niet verholen, dat verbetering van ons defensiewezen offers zou vorderen en men dus tevens op versterking van de geldmiddelen moest bedacht zijn ; daarom stelde de Regeering eene inkornstenbelasting voor, zonder evenwel tot eene radicale herziening van ons gebrekkig belastingstelsel over te gaan.
24 Dat dit laatste niet geschiedde, was ontegenzeggeljjk eene fout ; hevig was de oppositie tegen deze buitendien weinig gewilde belasting. Vruchteloos traehtte de afgevaardigde Van Akerlaken een middel te vinden om voor- en tegenstanders tot elkaar te brengen; het ontwerp werd door de Kamer verworpen. Uitbreiding van kiesrecht en herziening van ons hooger onderwijs waren door Thorbecke voorbereid; doch de onverbiddelijke dood rukte hem midden in een nog zoo werkzaam leven weg. Ook zjjne tegenstanders moeten erkennen , dat het Vaderland veel aan hem verschuldigd is Reeds voor het overlijden van den staatsman , die aan het hoofd van bet Kabinet stand, had dit zijn ontslag gevraagd en den ben Juli 1872 kwam het , evenzeer liberale , Ministerie Geertsema—De Vries aan de regeering. Inmiddels was de doorgraving van Holland op zijn smalst voltooid, waarvan het tot standkomen voor een groot deel aan de ingenomenheid daarmede en de krachtdadige hulp van Willem III moot worden toegeschreven ; want teen de leening niet scheen volteekend to zullen worden, verdubbelde de Koning zijne inschrijving en dank zij het schoone voorbeeld, door woord en daad gegeven , werden de bijkans onoverkomelijke bezwaren overwonnen ; de nieuwe waterweg kwam tot stand en weder werden duizenden hectaren polders ingedijkt. De Koning bracht een bezoek aan de Noordelijke provincien van ons land. Hoe oprecht gemeend was de blijdschap, waarmede dit vorstelijk bezoek word ontvangen ; hoe groot de geestdrift , die luide zich openbaarde! Aan graaf Van Limburg Stirum komt de eer toe, dat hij het lastige defensie-vraagstuk onder de oogen durfde zien ; hij diende een ontwerp van wet tot afschaffing van de plaatsvervanging bij de Nationale Militie in , overtuigd dat dit de eenige wijze is , om het gehalte van ons leger te verbeteren en tevens moor algemeen belangstelling voor de landsverdediging op to wekken; de Tweede Kamer hechtte niet hare goedkeuring aan zijn voorstel. Het geheele Ministerie , dat in dit opzicht volkomen homogeen bleek te zijn, had zijn ontslag gevraagd ; doch alleen dat van den minister van Oorlog word verleend. Zijne ambtgenooten werden uitgenoodigd om de zaken te blijven besturen.
25 Met hare zorgen voor de doode strijdkrachten was de Regeering gelukkiger dan met de levende; de wet tot voltooiing van ons vestingstelsel mocht eene meerderheid in de Kamer verwerven , terwijl vele schadelijke of onnoodige vestingen werden opgeheven. In hoofdzaak zou de verdediging zich nu bepaled tot de vermaarde vesting Holland ; door hare natuurlijke sterkte en 'like hulpmiddelen bij uitnemendheid daartoe geschikt. De Nieuwe Hollandsche waterlinie werd nu naar de eischen van den tijd verbeterd.
Het was 12 Mei 1874 vijf-en twintig jaren geleden, datWillem III den troon beklom ; die gedenkdag zou Diet onopgemerkt voorbij gaan. De hoofdstad had het initiatief genomen tot de plechtige herdenking van den dag, dat de Koning de regeering aanvaard had. In een buitengewoon nummer van de Staatscourant verscheen bjj die gelegenheid de volgende proclamatie des Konings Geliefde Landgenooten en Onderdanen in Nederland en zijne Overzeesehe gewesten „Een hartelijk woord tot u, op dezen heuglijken dag. „Vijf-en-twintig jaren geleden heb ik de Regeering over het Nederlandsche yolk aanvaard. „Ik beloofde de vrijheden en rechten van al mijne onderdanen to beschermen en hunne welvaart to bevorderen met alle middelen , die de wetten ter mijner beschikking stellen. „Mijn ernstig streven is geweest , dat koninklijke woord, zoo.• veel in mijne macht was, gestand to doen. ,,'s Lands Vertegenwoordiging heeft mj daarbij gesteund. „Gij , geliefde Landgenooten ! hebt mijne zorgen beloond, door uwe gehechtheid aan orde , uwe gehoorzaamheid aan de Wet, uwe noeste vlijt , maar vooral uwe onverflauwde liefde voor mjj en mijn koninkiijk Huis. „God heeft ons gemeenschappelijk werken met rjjken zegen gekroond. „Is er een tijdperk in de geschiedenis van ons Vaderland , dat op meer ontwikkeling, meer vooruitgang , grooter vrijheid
26 in elke richting , grooter welvaart en bloei kan bogen dan dat, waarop wij heden terug zien ,Op mijn vijf-en-twintigjarig feest zie ik mij aan het hoofd van een trouw en gelukkig volk , en de hechte band, door onze geschiedenis geweven , die heden zoo innig als ooit te voren mijn Huis en mijn Volk verbindt , boezemt allerwegen eerbied in. ,Dat vervult mijn hart met diep gevoelde erkentelijkheid. „De blijde tonen , die alom in den lande zich jubelend doen hooren , getuigen dat eenzelfde gevoel alien bezielt. Ook uit onze eenstemmige vreugde spreekt luide de eendracht , die onze macht maakt ,Gaan wij, zoo nauw vereenigd , op den hiertoe gevolgden weg voort. „Spannen wij, elk in zijn kring , onze krachten in om de belangen van het Vaderland , dat ons dierbaar is, te bevorderen ; om het op de plaats , die het te midden der beschaafde volken inneemt, met eere te handhaven." Amsterdam, 12 Mei 1874.
W ILLEM.
Na eon toepasselijke redo van Dr. Hasebroek in de Westerkerk, werd den koninklijken jubilaris in de Nieuwe kerk de cantate van Ten Kate en Verhuist toegezongen. Eene Commissie van burgemeesters, vertegenwoordigende de gem eenten , welke hiertoe hadden bijgedragen , bood thans eene geldsom aan, geheel naar 's Konings welgevallen to bezigen. De Vorst verklaarde , dat hij daaraan geene betere bestemming wist to geven dan voor het fonds van den gewapenden dienst, ten behoove van de Invaliden der land- en zeemacht in Nederland en in Indio; eene beslissing, die leven dig toegejuicht en naar waarde geschat werd. Er werd een prachtige optocht gehouden , bestaande uit eene Historische en eene Allegorische afdeeling; voorai trok de aandacht de Koningswagen, met de bustes der drie Koningen van Nederland. De Keizer van Rusland bezocht op zijne doorroize onzen Koning en werd in het Paleis op den Dam ontvangen ; vergezeld van de grootvorsten Alexis Alexandrowitch , Wladimir en Konstantijn. Ook de Russische kanselier prins Gortschakow bey ond zich in het gevolg van den hoogen bezoeker. Toen de
27 optocht op het Damplein geschaard stond , verschenen de Koning en Keizer Alexander II op het balkon van het paleis. In den stadsschouwburg had eene gala-voorstelling plaats, waarbij een declamatorium van Heinze en Binger word uitgevoerd , en weerklank vonden de volgende veelzeggende woorden, den feestvierende toegevoegd „Heil u, Willem van Nassouwen , Heil u! — Vijf-en-twintig jaar Mocht uw Neerland op u bouwen, Kalm omzeilen elk gevaar. Woeste orkanen , wilde vloeden, Heeft de wereld sinds doorstaan; Vreesljjke vulkanen woedden ; Rijken zijn to niet gegaan Troonen zijn in puin gevallen , Vorsten in vergetelheid Hier bleef ons Wilhelmus schallen." In nagenoeg alle plaatsen van ons land hadden opgewekte feestvieringen plaats ; in de residentie was den jubilaris mede een warme ontvangst bereid en to Rotterdam werd bij deze gelegenheid de Noorderhaven ingewijd en de eerste steen van de Maasbrug door den Koning gelegd. Ook Oost- en West-Indict deelden in het jubilaeum van den Vorst; zelfs uit Chicago zonden de aldaar zich bevindende Nederlanders een adres van gelukwensching met een album, in een foedraal van goud-erts besloten. Het moet voor Koning Willem III een streelende gewaarwording zijn geweest, zoo van harte als zijn zilveren feest gevierd is ; een feest , dat in het buitenland weerklank vond en het vernieuwd bewijs leverde , hoe innig de band was, die het Nederlandsche yolk aan zijn Vorst hechtte.
Bij de feestvreugde in het moederland vormde een wanklank de noodlottige krijg, die sinds het vorige jaar in Atjeh woedde ; een oorlog, niet lichtvaardig aangegaan, maar onvermijdelijk geworden , nadat de wjjziging van het bindend tractaat van 1824
28 ons de vrijheid van han delen schonk, en niet Langer mocht worden gedraald met den overmoed van het steeds ons vijandig gezinde Rjk van Atjeh te beteugelen en bovenal de, op ons rustende, verplichtingen als koloniale Mogendheid na to komen. Doze oorlog heeft ons veel teleurstelling gebaard; die heeft vele kostbare menschenlevens en schatten verslonden , voor een groot deel het gevolg van den betreurenswaardigen uitslag der onvoldoende voorbereide eerste expeditie en de stelselloosheid, waarmede werd te werk gegaan , nadat de tweede veldtocht met den gewenschten uitslag bekroond was. De zware opofferingen , waarop de worstelstrijd in Atjeh ons to staan kwam , mogen evenwel niet het oog sluiten voor het noodzakelijke onzer inmenging; te eer gedoogde deze niet een langer uitstel , omdat in het tegenovergestelde geval internationale verwikkelingen allicht niet zouden zijn uitgebleven. Dat het vernederend tractaat van 1824 herziening behoefde kon aan geen rechtmatigen twijfel onderhevig zijn ; vooral niet then de Britsche Regeering had medegedeeld , dat Atjeh aan het Gouvernement der Straits rand en hulp tegen ons gevraagd had. En bij die gelegenheid was door de Nederlandsche Regeering naar Batavia geschreven : „Geen agressief optreden tegen Atjeh, maar handhaving van de stelling , welke het tractaat van 1824 ons ten aanzien van dien Staat gaf." Pogingen , sedert aangewend om meer in aanraking met Atjeh te komen, waren afgestuit op den onwil van de bestuurders ; terwj1 de bevolking bljkbaar vijandig gestemd bleef. Het gaat niet aan, ooze Regeering te beachuldigen , dat de oorlog met lichtzinnigheid verklaard is. Een krachtig optreden werd beoogd , ook om vreemde tusschenkomst to beletten, waarvoor men niet geheel ten onrechte beducht was. En in de buitengewone vergadering van den Raad van Indie , bijgewoond door de commandanten van land . en zeemacht , was men algemeen van oordeel , dat een energieke houding gebiedend noodzakelijk was. De bedoeling was, „ Atjeh rekenschap to vragen voor het gepleegde verraad en de poging om andere Mogendheden tegen ons op to zetten." Later is wel gebleken , dat men zich ontijdig ongerust
29 maakte over het gevaar van vreemde inmenging ; maar een betere regeling van onze verhou ding tot Atjeh was in elk geval onvermijdelijk geworden en daarom werd de vice-president van den Raad van. Indict, de beer Nieuwenhuijzen, als Gouvernements-commissaris naar Atjeh gezonden , met de noodige krijgsmacht, om aan zijne vertoogen klem bij to zetten. Den 22en Maart 1873 was deze gevolmachtigde ter reede van Atjeh aangekomen. Zijne pogingen , om opheldering te bekomen naar aanleiding van de grieven , welke ons Gouvernement had, mislukten ; dus werd aan den Sultan van Atjeh de oorlog verklaard , waarna tot de landing werd overgegaan. De versterkte missigit in de nabijheid van den Kraton werd genomen ; doch de opperbevelhebber , generaal Kohler, sneuvelde en men ontmoette zulk een hevigen tegenstand, dat er een krijgsraad belegd werd om te beslissen , wat verder behoorde te geschieden. Men was de overtuiging toegedaan, dat van een vernieuwden aanval met de beschikbare krijgsmacht geen heil to verwachten was, waarom naar het strandbivouak teruggekeerd werd. Daar de commandant der maritieme middelen van meening was, dat de eerlang te verwachten moesson groo te bezwaren zou doen ontstaan , werd de beslissing van den Gouverneur- generaal gevraagd. In een buitengewone vergadering van den Raad van Nederlandsch-Indict werd het besluit genomen , de expeditie to laten terugkeeren, de kust te blokkeeren en op een meer gunstig tijdstip de operation to hervatten ; daar de positie der troepen op vijandelijk gebied onhoudbaar geacht werd , hoezeer men zich niet ontveinsde , dat het staken der expeditie een zeer ongunstigen indruk zou maken. Te bejammeren is dit besluit geweest ; vooral ook omdat , wanneer de operation met kracht waren doorgezet, de kraton waarschijnlijk zoude zijn gevallen en de oorlog wellicht tot een bevredigend einde zou zijn gebracht. Was het sneuvelen van den dapperen generaal Kohler een gevoelig verlies geweest, de hoofdreden van het mis]ukken der eerste expeditie moet worden gezocht in onvoldoende voorbereiding en geringe bekendheid met het oorlogstooneel ; terwij1 het steeds moet worden gewraakt, bij dergelijke krijgsverrich-
30 tingen het civiele en het militaire gezag niet aan denzelfden persoon toe te vertrouwen. Deze fout werd bij de tweede expeditie , welke zoodra doenlijk volgde, niet begaan. Tot Civiele-regeerings-commissaris en opperbevelhebber werd benoemd de gepensionneerde generaal Van Swieten; een man, wiens schoon verleden genoegzame zekerheid gaf, dat hjj de zware taak naar behooren zou volvoeren. Alle krachten werden ingespannen , em hem te doen beschikken over eene voldoende krijgsmacht ; aan de expeditie namen deel 387 officieren en 8156 minderen , benevens 3000 dwangarbeiders; alzoo werd een in Nederlandsch-Indie ongewone macht ontwikkeld. In de maand November van het jaar 1873 verscheen deze indrukwekkende expeditie voor Atjeh. Door den Regeerings-commissaris werd to verstaan gegeven , dat wij geen direct bestuur over Atjeh verlangden , noch bemoeienis met den godsdienst en de volksgebruiken; er werd verlangd een tractaat te sluiten . zooals dat met den sultan van Siak. Voorzichtig en beredeneerd to werk gaande , moat het gelukken , door eene omvattende beweging den Kraton in te sluiten en aan de westzijde er binnen to dringen , waarna die verlaten bevonden werd. D.tt generaal Van Swieten met behoedzaamheid to werk ging, mag hem in geen geval verweten worden; de tweede expeditie Inoest slagen en de uitkomst heeft zijne kunde en zijn overleg niet beschaamd. Er was een schitterende revanche genomen en ons moreel overwicht weder op afdoende wijze hersteld. Men herinnert zich nog, met welke opgewondenheid de blijmare in ons land ontvangen werd. De behaalde zegepraal was van overwegend aanbelang en de Koning droeg den Gouverneurgeneraal op, om zijne tevredenheid en gelukwenschen bekend to maken. Mocht annexatie van Atjeh aanvankelijk niet in de bedoeling gelegen hebben , onderscheidene gewichtige overwegingen gaven Van Swieten de overtuiging, dat men verder moest gaan dan oorspronkelijk noodig geoordeeld was. Het bleek , dat de Sultan weinig gezag uitoefende ; de houding der bevolking was van then aard , dat telkens nieuwe verwikkelingen to duchten waren, wanneer men zich thans nog tevreden stelde met een trac-
31 taat, dat hoogstwaarschijnlijk niet zou worden nagekornen ; eindelijk waren te zware offers van de natie geeischt, om die niet met een meer beslissenden uitslag bekroond te zien. Op grond van deze zienswijze en op voorstel van den Regeerings-commissaris werd nu aan het opperbestuur in overweging gegeven, om Atjeh onder eigen beheer te nemen en de minister van Kolonien gaf, in overeenstemming met het advies van den Raad van State, als zijne meening te kunnen , dat in AtjehProper eene versterking moest worden aangelegd „een vestiging aldaar op zoodanige wijze , dat ieder ziet, dat bet voor altoos is." Voorts moesten de onderhoorigheden bezocht en, op grond dat wij in Atjeh overwonnen en ons gezag aldaar gevestigd hadden, overreed of gedwongen worden, de Nederlandsche vlag aan te nemen, bet Nederlandsche oppergezag te erkennen en de voorwaarden te onderschrtjven , onder welke de toenmalige bestuurders zouden kunnen gehandhaafd blijven. De kraton werd nu tot logies ingericht en naar behooren versterkt ; hij bekwam den naam Kota-Radja , onder welken hij bij de bevolking bekend was. Een offensief optreden werd door generaal Van Swieten niet meer noodig of wenschelijk geacht; veeleer moest, nu het hoofddoel van de expeditie bereikt was, z. naar pacificatie worden gestreefd. Toen dus de kraton bezet en onze stelling voldoende tegen vijandelijke aanvallen bestand was ; nadat van Groot-Atjeh's onderhoorigheden verscheidene onze souvereiniteit erkend hadden en anderen tot onderwerping genegen bleken te zijn achtte Van Swieten zjn taak voleind en den 26en April keerde hij met de hoofdmacht der expeditionaire troepen naar Java terug ; na het bevel te hebben overgedragen aan kolonel J. L. J. H. Pel. Roemvol was de krijgstocht geweest en een uitstekende uitslag was de belooning voor den moed en de volharding, aan den dag gelegd. Hoezeer de Koning dit wist to waardeeren , bleek door de installing van eene medaille, vervaardigd van het in Atjeh veroverde geschut , welk eereteeken werd uitgereikt aan alien, die aan de expeditie's hadden deelgenomen. In de maand September 1874 kwam Van Swieten to 's Gravenhage terug; welke teleurstelling later zoude volgen , hij had voldaan aan de gedane opdracht en nog altijd is het Diet be-
32 wezen , dat door hem verkeerd is gezien, toen hij als de verder to volgen staatkunde aanbeval : het bezet houden van Kota-Radja met een voldoende troepenmacht en het streng blokkeeren van de kusten met de daartoe noodige maritieme middelen. De ondervinding had zeer zeker hem geleerd , hoe — nadat de beslissende slag geslagen is—er altjd nog eenige tijd verloopt , alvorens algeheele onderwerping volgt en dat doze slechts door overleg en geduld te verkrijgen is. Daartegenover stond evenwel , dat de bevolking van Atjeh nog maar weinig tot toenadering genegen scheen ; doch er mocht niet uit het oog verloren worden, dat voor uitbreiding van ons gezag middelen vereischt werden , die aldra onze krachten zouden overschrijden. Hoe het zij , er moest in elk geval stelselmatig worden to werk gegaan ; dat dit niet genoegzaam in het oog is gehouden, zou ons duur te staan komen. Onafgezien van den politieken toestand beslaat de tweede expeditie naar Atjeh roemrijke bladzijden van onze Indische krijgsgeschiedenis ; met lauweren waren de troepen teruggekeerd en welverdiend was de hulde , hun bewezen. In den uitgestrekten Archipel, ook in Europa waren de oogen op dezen veldtocht gevestigd; de uitslag op zich zelf was de tweede koloniale Mogendheid der aarde niet onwaardig.
Het Ministerie Geertsema—De Vries was afgetreden, naar aanleiding van een afkeurend- votura der Tweede Kamer betreffende de voorgestelde herziening der Kieswet , waarbij de Regeering den Census wilde verlagen. Den 27en Augustus 1874 trad de begaafde Heemskerk aan het hoofd van een clericaal-conservatief Kabinet op ; voorzeker weder onder omstandigheden, welke veel doorzicht en overleg vereischten. De oorlog met Atjeh drukte op onzen financibelen toestand ; ook met Venezuela waren moeilijkheden ontstaan en zelfs was onze gezant aldaar teruggeroepen, zoodat er oorlogsgevaar dreigde, dat gelukkig bezworen werd. Reeds lang was aangedrongen op versterking van onze levende strjdkrachten; maar toen de Regeering een voorstel indiende , om het jaarlijksch militie-contingent van 10500 man te brengen
33 op 14000 man, werd dit door de Tweede Kamer verworpen en bet Kabinet vroeg den Koning ontslag ; na eene ministerieele crisis van vrij langen duur,, bleef het Ministerie, nadat dit eenige wjjziging had ondergaan, aan bet bewind. Aan Heemskerk komt de eer der regeling van het hooger onderwijs toe; maar het lager onderwijs was evenzeer weder op den voorgrond getreden en toen de minister van Binnenlandsche zaken de verkiaring aflegde , dat van hem geene ingrijpende veranderingen konden verwacht worden, gaf de Kamer in haar adres van antwoord op de Troonrede hierover haar leedwezen te kennen, waarna bet Ministerie aftrad en een liberaal Kabinet, onder leiding van Kappeyne van de Coppello, de taak overnam. Vorstenhuis en natie waren inmiddels door een gevoelig verlies getroffen; Koiiingin Sophia Frederika Mathilda was in de maand Juni te voren overleden ; een der meest begaafde Vorstinnen van haren tijd , die kunsten en wetenschappen zelve beoefende en in anderen aanmoedigde.
In het nieuwe Kabinet was voor de eerste maal in ons land een Ministerie van Waterstaat , Handel en Nijverheid opgenomen ; tot dusverre waren deze takken van dienst door bet departement van Binnenlandsche zaken behartigd, doch de omvang der openbare werken ten onzent had reeds vroeger doen overwegen , om een afzonderljjk departement daarmede te belasten. De schoolquaestie moest door het Ministerie Kappeyne worden opgelost; de Wet van 1857 op het lager onderwijs toch eischte herziening, maar de partijen stonden zoo scherp over elkander,, dat het geene gemakkeljjke taak was, een andere onderwijs-wet tot stand te brengen. De meer geavanceerden verlangden leerplicht; de kerkeljke partijen wilden de afscheiding van godsdienstig en gewoon lager onderwijs zien opgeheven. De nieuwe wet, welke in de Tweede Kamer eene voldoende meerderheid verwierf en ook door de Eerste Kamer aangenomen werd, bepaalde dat in elke gemeente lager onderwijs gegeven zou worden in een voldoend aantal scholen, voor alle kinderen zonder onderscheid toegankelijk; bij de regeling der schooltijden moest worden gezorgd, dat de kin-
3
34 deren onderwijs van de godsdienstleeraren konden ontvangen ; de bezoldigingen der onderwijzers werden verbeterd. De groote font der wet van 1878 echter was, dat het onderwijs op to weelderigen voet was ingericht. Overigens voldeed zij aan billijke eischen , was onpartijdig, en gaf ons een lager onderwijs, dat deugdelijk is. De portefeuille van Oorlog was toevertrouwd aan De Roo van Alderwerelt , die jaren lang in de Tweede Kamer op verbetering van ons defensiewezen aangedrongen had en nu in de gelegenheid werd gesteld, om zelf de noodige voorstellen tot het verhoogen van onze volksw.eerbaarheid te doen. Doch zijn ziekeiijke toestand belette hem, zijne plannen te verwezenlijken, en een half jaar na zijn optreden bezweek hij, zonder dat hij de denkbeelden, door hem voorgestaan, heeft kunnen belichamen. Te eer was verlangend hiernaar uitgezien, omdat in het Oosten tusschen Rusland en Turkije een krijg was ontbrand , welke wederom de aandacht op ons defensiewezen vestigde. Het Ministerie had in de Kamer over eene aanzienlijke meerderheid to beschikken ; vooral nadat eene wijziging der kiestabel was aangenomen , welke de liberale partij versterkt had. Toch had de verwerping van de algemeene Kanaalwet , door den minister van Waterstaat ingediend , tengevolge dat het Ministerie zijn ontslag vroeg , hetgeen nochtans Diet dadelijk werd verleend. Daarhij was de eisch van Grondwetsherziening op den voorgrond getreden, inzonderheid noodig geoordeeld ten opzichte van bet kiesrecht en de defensie ; het bleek , dat het Kabinet over doze gewichtige aangelegenheid niet eenstemmig dacht. Onder doze omstandigbeden moest de Regeering wel aftreden. Aan eene opdracht , den heeren Fransen van de Putte , De Vries en Cremers gedaan, kon niet worden gevolg gegeven , waarna het baron Van Lijnden van Sandenburg gelukte een Kabinet te formeeren, in hoofdzaak de conservatieve beginselen toegedaan. Te midden van dien weinig bevredigenden politieken toestand ten onzent had een verblijdende, voor onze dynastie hoogst gewichtige, gebeurtenis plaats gegrepen ; onze Koning was in het huwelijk getreden met Prinses Adelaide Emma Wilhelmina Theresia , eene dochter van Vorst George V van Waldeck-Pyrmont. Ons Nederland bekwam alzoo weder eene Koningin , uit een
35 der oudste Duitsche vorstengeslachten gesproten en aan onze koninklijke familie verwant. De hoofdstad bereidde het hooge eelltpaar een hartelijke ontvangst en in de Nieuwe Kerk had de plechtige begroeting van Hunne Majesteiten plaats ; alwaar eene cantate , door Verhulst gecomponeerd op woorden van De Bull, werd uitgevoerd. Ter gelegenheid van dit gedenkwaardig bezoek aan Amsterdam werd het droogdok der Amsterdamsche Droogdokinaatschappij ingewijd. Doch kort na dit heuglijk feit trof der natie een nieuwe slag door het overlijden van den Prins van Oranje , zoodat Prins Alexander de vermoedelijke troonopvolger word. Met het oog op diens wankelenden gezoudheidstoestand evenwel was het eon belangrijke gebeurtenis, dat den Koning 31 Augustus 1880 eene dochter geboren werd : Prinses Wilhelmina Helena Pauline Maria. A an den hoogst bekwamen minister van Justitie in het Kabinet Van Lijnden van Sandenburg was het gegeven , eon nieuw Wetboek van Strafrecht to doen aannemen , dat ook in het buitenland een rechtmatige waardeei ing mocht ondervinden ; de Tweede Kamer gaf door de practische behandeling daarvan een voorbeeld van vruchtbaren parlementairen arbeid en zoo kwam eene hervorming tot stand , die onze strafwetgeving aanmerkelijk verbeterde. Daarentegen mislukte eene poging van den minister van Finaneien Vissering , om eene rentebelasting in te voeren en alzoo eene eerste sehrede te doen op den weg , die moest leiden tot hernieuwing van ons verouderd belastingwezen. Hij moest dientengevolge aftreden. Ook een handelstractaat met Frankrijk werd door de Tweede Kamer verworpen ; wederom werd eene gewijzigde overeenkomst afgekeurd, nadat in Frankrijk een nieuw Ministerie was opgetreden. Toen ook de minister van Kolonien ten opzichte van de conversie van het grondbezit op Java niet tot overeenstemming met de Volksvertegenwoordiging kon geraken, vroeg de Regeering haar ontslag. Hoezeer doer den Koning bezwaar gemaakt werd , dit te verleenen , bleef het Kabinet in zijn besluit volharden en evenmin was baron Van Lijnden van Sandenburg bereid om eon nieuw Ministerie saam to stellen , voordat zij , die tot de verwerping van het handelstractaat hadden bijgedragen , in staat zouden gesteld zjjn , de teugels van het bewind over te nemen.
36 Tak van Poortvliet, die eene opdracht hiertoe ontving, meende eene Grondwets-herziening als voorwaarde to moeten stellen , waarop de poging , om een Ministerie to vormen schipbreuk leed , en de hoogleeraar Pijnacker Hordijk, die reeds in het vorige Kabinet de portefeuille van Binnenlandsche zaken overgenomen had, als leider van het gewijzigde demissionaire Ministerie optrad. Maar ook thans wist men niet tot overeenstemming met de Kamer te geraken ; het census-ontwerp leverde onoverkomelijke bezwaren op en den 22sten April trad de bekwame Heemskerk voor de derde maal als minister van Binnenlandsche zaken op. In Atjeh was door het vastberaden en doortastend bestuur van generaal Van der Heyden een bevredigende toestand geboren ; vooral in Groot-Atjeh scheen de oorlog nu werkelijk geeindigd te zijn , en in Samalangan , waar offensief moest worden opgetreden, werd het verzet door kracht van wapenen bedwongen. Toen nu vele uitgeweken hoofden te Rota-Radja zich kwamen onderwerpen , meende men dat het oogenblik was gekomen om een civiel bestuur in to stellen ; ofschoon generaal Van der Heyden met nadruk hiertegen waarschuwde en het burgerlijk en militair gezag voor de eerste jaren nog in den persoon vereenigd wilde zien , heeft men zijn goeden raad in den wind geslagen. Daar reeds in 1879 door den Koning machtiging was verleend om desgevorderd tot dien rnaatrege/ over to gaan , maakte de Gouverneur-generaal thans, in 1881, van deze bevoegdheid gebruik , en tegen het advies van genoemden bevelhebber in, werd bepaald , dat een civiel Hoofdambtenaar Atjeh en Onderhoorigheden zou besturen ; de generaal werd eervol nit zijn gewichtige betrekking ontslagen en men beschouwde , dat de vredestoestand was ingetreden. Aldus werd op overijlde wijze een moeitevol werk bekroond ! Aan den heer Laging Tobias komt de eer toe, er het Hoofdbestuur op te hebben gewezen, dat men een misslag had begaan. Overigens was de toestand in Nederlandsch-Indic niet onbevredigend ; wij mogen wjjzen op de belangrijke verbetering van het onderwijs , den aanleg van spoorwegen op Java en op de omvangrijke havenwerken. Het derde Ministerie Heemskerk had zich ten taak gesteld , de lang verbeide Grondwetsherziening tot stand to brengen; de
37 wets-ontwerpen betreffende de Kieswet , door de vorige Regeering ingediend , werden daarom ingetrokken en met minister Heemskerk als voorzitter,, trad eerie Staats-commissie op , ten einde de noodige voorstel/en to doen. In bet jaar 1883 had to Amsterdam eerie Internationale Koloniale Tentoonstelling plaats , welke in alle opzichten belangrijk en welgeslaagd mocht heeten; alleen was het te betreuren , dat niet eerie Nederlandsche maatschappij het grootsche plan verwezenlijkt heeft. Onze [Coning trad als Beschermheer op; het uitgestrekte terrein achter het toen nog niet voltooide Rijksmuseum werd voor deze Were/dtentoonstelling gekozen. Het was inzonderheid de Nederlandsche Koloniale afdeeling , welke hoogst merkwaardig was en ten voile aan het doel heeft beantwoord. Bij de behandeling der begrooting drong de Kamer ernstig op bezuiniging aan ; de Indische begrooting werd verworpen , waarna de oud-Directeur van Financiiin J. P. Sprenger van Eijk aan het hoofd van het Departement van Kolonien kwam. Terwijl de herziening der Grondwet van 1848 werd voorbereid , werd reeds wijziging van een enkel artikel daarvan onvermijdelijk door bet overlijden van Prins Alexander der Nederlanden ; na den dood van den Kroonprins werd Koningin Emma eventueel tot Regentes aangewezen en omdat artikel 198 der toen nog bestaande Grondwet alle wijziging daarvan gedurende een Regentschap verbood, was het in verband met de voorgenomen herziening noodig om dit verbod te beperken tot de bepalingen betreffende de troonsopvolging. Het desbetreffend voorstel werd door de Staten- Generaal goedgekeurd. Betrekkelijk spoedig , den 25sten Januari 1884, was de Staatscommissie met haar verslag gereed ; volgens haar voorstel zou de herziening van ingrijpenden aard zijn. De Regeering toog nu aan het werk om de vereischte wetsvoorstellen in te dienen. De Internationale Landbouw-Tentoonstelling, in 1884 te Amsterdam gehouden , mochte niet op zoo ruime schaal zijn aangelegd als de Koloniale van het jaar te voren , de opvatting was over bet algemeen meer ernstig en de onderneming was niet uitsluitend van financieelen aard. Het doel , landgenoot en vreemdeling in kennis to stellen met onze landhuishouding ,
38 werd alleszins voldoende bereikt. Ook van deze , thane nationals , expositie had het Hoofd van den Staat het Beschermheerschap aanvaard ; vertegenwoordigd waren de Hollandsche, Friesche en Geldersche Maatschappij van Landbouw,, het Genootschap voor landbouw en kruidkunde to Utrecht, de Noord-Brabantsche en Limburgsche Maatschappij , die ter bevordering van landbouw en veeteelt in Zeeland , het genootschap van nijverheid te Groningen en dat ter bevordering van landbouw in Drente, alsmede de Twentsche Landbouwmaatschappij. Het eigenlijke doel der tentoonstelling werd hier uitnemend in 't oog gehouden. Den 3den October werd Leidens ontzet plechtig herdacht , waarbij het standbeeld van Adriaan Van der Werff werd onthuld. De hoogleeraar De Vries wees als feestredenaar er op , dat onze onafhankelijkheid goed verzekerd is : „want het land, dat de bakermat der vrijheid was , en nog heden aan de wereld toont , hoe kostelijk hare vruchten zijn kan van zijne vrijheid niet worden beroofd zonder gewelddadigen ommekeer van de beschaving dezer eeuw ; doch er is eene onmisbare voorwaarde, wier verzuim noodlottig zou kunnen worden ; het is, dat wij de fierheid der vaderen behouden en toezien , dat bet Nederlandsche bloed in onze aderen niet verbastere." Mogen die woorden nog lang weerklank vinden ! In den aanvang van 1886 werd to Amsterdam eene gewichtige vergadering gehouden van afgevaardigden van provinciale , gemeenten- en waterschapsbesturen , met eenige corporation, om te onderzoeken in hoeverre een grootseh plan ware to verwezenlijken : het droogmaken van de Zuiderzee. Mocht tot slit reuzenwerk , ons energiek Nederland zoo ten voile waardig, worden overgegaan , dan zouden vele handen nuttig work bekomen en op vreedzame wijze zou aan ons vaderland een nieuwe provincie worden toegevoegd. De zeventigste jaardag van Koning Willem den Derden werd met bijzondere opgewektheid gevierd ; den 12den April kwam de jubilaris met zijne gemalin in de hoofdstad aan, welke op indrukwekkende wijze getooid was en hartelijk de hooge gasten ontving. Deze Aprildagen hebben op nieuw overtuigend aangetoond, hoe uitstekend de volksgeest ten onzent is ; bovenal leverden zij het verblijdend bewijs, hoezeer men den Koning genegen was.
39 Op parlementair gebied was men volijverig aan den arbeid om de nieuwe Grondwet tot stand te brengen ; het waren inzonderheid bet derde , achtste en tiende Hoofdstuk , welke belangrijke wijzigingen zouden ondergaan. De Grondwetsherziening kwam dan ook naar wensch tot stand; dank zij bet initiatief en bet beleid van den ervdren staatsman, die zijn naam aan dezen gewichtigen arbeid heeft verbonden. En zoo ging Ned . rland , kalm en bezadigd , geleidelijk voort op den veiligen we; van een estad ige n vooruitgang ; wear in den vreemde diep ingrijpende hervormingen veelal gepaard gingen met betreurenswaar+lige voorvallen , geschiedde dit ten onzent door verstandig over/eg en langs wettelijken weg. En de nieuwe Grondwet , welke vole belemmeringen ophief,, kon den 30sten November 1887 plechtig worden afgekondigd. Het Ministerie Heemskerk beschouwde zijne taak als voleind en trad af. Het tegenwoordige Ministerie Mackay stelde in de eerste plaats zich ten taak, ons defensiewezen te verbeteren. Tot onderzoek van de noodige bervorming onzer levende strijdkrachten werd eene Staatscommissie benoemd , onder voorzitterschap van den kundigen en werkzamen minister van Oorlog J. W. Bergansins; persoonlijke dienstplicht werd noodzakelijk geacht om onze levende strijdkrachten op afdoende wijze te kunnen verbeteren. Een hevige ziekte van onzen Koning deed reeds in den aanyang van 1889 het ergste duchten en er bestond zoo weinig uitzicht op herstel , dat de Staten-Generaal , ingevolge de Grondwet , den Raad van State met de waarneming van het Koninklijk gezag moesten belasten. Ten onverwachtste trad gelukkig beterschap in en weldra kon de Boning de Regeering weder op zich nemen. Het was den 12en Mei 1889 veertig jaar geleden, rinds Willem III het bewind aanvaard had ; deze dag werd in onderscheidene plaatsen van ons land gevierd en een buitengewoon nummer der Staatscourant van Zondag 12 Mei bevatte de volgende Proclamatie : „Geliefde Landgenooten en Onderdanen „Weder zijn veertig jaren voorbijgegaan sedert den dag, waarop ik pleehtig de regeering van het Nederlandsche yolk heb aanvaard.
40 „Zal mijn yolk van mij getuigen , dat ik mijn Koninklijk wooed heb gestand gedaan , ik weet dat in lief en leed , in blijde en droeve dagen, mijn y olk getrouw is gebleven aan mij en aan mijn Huis. „Ik heb steeds er naar gestreefd, de welvaart en den bloci van ons vaderland te bevorderen. „Met innigen dank jegens den Almachtige, zie ik op het vervlogen tijdperk terug. Zijn zegen heeft het oud verbond van Nederland en Oranje bevestigd. „Over de toekomst van mijn Huis en mijn yolk roep ik op dezen plechtigen dag dienzelfden zegen in. De herinnering aan het verleden is mij een waarborg voor de toekomst : Oranje en Nederland onder Gods zegen een, krachtig en vrij 1" Het Loo, 12 Mei 1889.
WILLEM."
Het was onzen Vorst vergund , zich wederom geregeld met de regeeringszaken in te laten ; de krachten waren teruggekeerd , doch helaas! spoedig zoude weder een minder bevredigende toestand intreden. Het Ministerie ontwikkelde eene werkzaamheid , die zich open baarde in herziening der wet op het lager onderwijs en eene wijziging in het beheer van onze spoorwegen; de Rijnspoorweg werd door den Staat overgenomen en bij zijne lijnen gevoegd. De Minister van Oorlog diende een wetsontwerp tot algeheele hervorming onzer levende strijdkrachten in, waarbij atschaffing van plaatsvervanging en nummer-verwisseling in beginsel werd aangenomen. Wat het lot van dit voorstel zal zijn , is Diet met zekerheid to voorspellen , daar een der toongevende partijen in ons land het heftig bestrijdt en geen persoonlijke dienstvervulling begeert. Moge men het zien eens te worden over dit beginsel , want het is een dringende eisch des tijds , dat onze levende strijdkrachten uitgebreid en van beter gehalte worden, willen wij onzen geboortegrond met eenige kans op een goeden uitslag kunnen verdedigen ; twintig jaren werden na de onrustbarende dagen van 1870 ons hiertoe geschonken en wij hebben van dit tijdvak geen goed gebruik gemaakt
41 Ons tegenwoordig krijgsbestuur,, dat zijn zware verantwoordelijkheid beseft , heeft zich nu althans niets te verwijten , wat de onvoldoende getalsterkte en het minder goed gehalte van ons Leger betreft; het is nu aan de natie om bij monde van bare Vertegenwoordiging zich te verklaren , of het haar werkelijk ernst is, hare onafhankelijkheid , desnoods met kracht van wapenen , to doen eerbiedigen. Inmiddels was, na verwerping der begrooting van Kolonien en de aftreding van den Minister Keuchenius diens portefeuille overgenomen door het Hoofd 'van bet Kabinet , den Minister van Binnenlandsche zaken Mackay. die op zijne beurt vervangen werd door Jhr. de Savornin Lohman. Het verontrustend feit, dat 's Konings gezondheidstoestand weder te wenschen overliet en weldra veel bezorgdheid verwekte, werd van algemeene bekendheid; ten tweeden male moest het Koninklijk gezag door den Raad van State worden waargenomen, tot eene Regentes zoude zijn benoemd. Den 20sten November 1890 trad de Koningin als plaatsvervangster van den kranken Vorst op, nadat opnieuw was geconstateerd , dat de hooge lijder niet in staat was, de lasten van de regeering te dragen ; het Staatsblad bevatte eene Proclamatie betreffende de aanvaarding van het Regentschap. Langzamerhand bleven de krachten des Konings afnemen ; de geestvermogens waren en bleven verstoord en — de laatste Koning uit het Huis van Oranje ontviel aan zijn yolk. Nadat de Koning sedert den 19den zees onrustig geweest was en gevaarlijke verschijnselen zich voordeden , trad er voor korten tijd eenige verhetering in; maar toen de artsen uraemie constateerden , was de toestand in de boogste mate zorgelijk en den 23sten November des morgens ten 5 uur 45 minuten overleed de hooge lijder zacht en kalm; uitputting, tengevolge van de uraemie, maakte een einde aan zijn langdurig ziekbed. De slag , hoe lang reeds voorzien, kwam tech noch onverwacht. Diep was de indruk , door het afsterven van den Koning in den lande teweeggebracht; van alle zijden werden adressen van rouwbeklag aangeboden en van de meeste regeerende Vorsten werden telegrammen van deelneming ontvangen. De dochter des Konings, Wilhelmina Helena Pauline Maria,
42 volgde hem op ; gedurende hare minderjarigheid treedt de Koningin-weduwe als Regentes voor haar op. Het als zoodanig aanvaarden van het koninklijk gezag werd door de volgende Proclamatie aan het Nederlandsche yolk bekend gemaakt : „In naam van Hare Majesteit Wilbelmina, bij de gratie Gods Koningin der Nederlanden , Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz enz. „Wij, Emma , Koningin-weduwe, Regentes van het koninkrijk : „Het heeft Gode behaagd , mijn geliefden en geeerbiedigden gemaal, Koning Willem den Derden , tot zich te nemon. „Ruim een-en-veertig jaren schaarde zich het Nederlandsche yolk om zij nen troo p en gedurende dit ti,jdvak werdon, onder 's Heeren zegen , rust, vrede en welvaart aan het vaderland geschonken. „De kroon is door zijn afsterven , dat ons alien met diepen rouw vervult , overgegaan op mijne beminde dochter Wilhelmina Helena Pauline Maria. Haar kroon vinde zijn heehten steun in de innige trouw en de verknochtheid van bet Nederlandsche yolk aan het Huis van Oranje. „Moge de Almachtige God de gebeden verhooren , die tot Hem opgezonden worden voor onze Koningin Wilhelmina. „Elij neme haar onder Zijne heilige hoede en bescherming. „Krachtens de wet ben ik gedurende hare minderjarigheid geroep en als regentes van het Koninkrijk het Koninklijk gezag voor haar waar te uemen. „Vertrouwende op Hem, in wiens hand het lot is der vorsten en volkeren , neem ik de mij toevertrouwde regeeringstaak op mij , met de bede , dat hare vervulling in allen deele moge strekken tot heil van land en yolk en tot bevestiging van het Koninkrijk. Palois Het Loo, den 24sten November 1890.
EMMA."
Doze Proclamatie, op de gebruikelijke wijze afgekondigd en ter kennis van de natie gebracht , word in alle garnizoenen plechtig aan de troepen voorgelezen ; zoo mode een dagordor van den Minister van Oorlog. Den Isten December werd het stoffelijk overschot des Konings van Apeldoorn, over Amersfoort , Utrecht en Gouda , naar de
43 residentie overgebracht ; met alle eerbewijzingen, aan den hoogen rang van den ontslapene verschuldigd. Na aankomst in het paleis aan het Noordeinde werd het Koninklijk lilk op eene estrade geplaatst in de daartoe ingerichte rouwkamer, waar bet voor hen, die den overledene een laatsten afscheidsgroet wilden brengen , toegankelijk werd gesteld. Aan deputatien , welke hulde wenschten to brengen aan het lijk des Konings , werd evenzeer de gelegenheid gegeven om zich van die taak to kwijten ; onder anderen werd namens het leger een krans van edel metaal op de lijkbaar gelegd. De beide Kamers der Staten-Generaal boden de Koningin-weduwe adressen van rouwbeklag aan ; dat van de Eerste Kamer eindigt met de bemoedigende woorden „Ondanks onze smart gaan wij daarom met vast vertrouwen de toekomst tegen. „Mogen de blijken van liefde , waarin zich de gehechtheid van het Nederlandsche yolk aan bet Huis van Oranje in deze dageu zoo treffend openbaart , Uwe Majesteit tot troost en steun verstrekken. „Wij leden der Staten-Generaal houden vast aan het laatste woord, door den ontslapen Koning tot zijne beminde landgenooten en onderdanen gesproken : „Oranje en Nederland onder Gods zegen een , krachtig en vrij." Den 4den December werd het stoffelijk overschot des Konings in den Koninklijken grafkelder in de Nieuwe Kerk to Delft bijgezet ; een toepasselijke aanspraak werd gehouden door den hofprediker,, Dr. C. E. van Koetsveld. Den hoogen overledene werd mede de laatste eer bewezen door den regeerenden Vorst van Waldeek-Pyrmont , vader van de Koningin weduwe-Regentes ; den Groothertog van Saksen; den Groothertog van Luxemburg; Grootvorst Alexis van Rusland ; Aartshertog Frederik van Oostenrijk; Prins Albert van Pruisen, regent van Brunswijk; Prins Eduard van Saksen-Weimar; Prins Victor Emanuel van Savoye, graaf van Turjn; den graaf van Vlaanderen ; Prins Wilhelm van Wurtemberg; Prins Waldemar van Denemarken; den Erf-Groothertog van Saksen; den ErfGrootbertog van Luxemburg; den Hertog van MecklemburgSchwerin ; Prins van Schaumburg-Lippe; Prins Von. Wied en
44 Prins Von Bentheim land Steinfurt. Ook zonden het Oostenrijksche infanterie-regiment N°. 63 , het Keizerlijk 5de regiment Russische grenadiers van Kiew en het Koninklijk Pruisische Westphaalsche hussaren-regiment N°. 11 deputatien. En zoo is de laatste afstarnmeling van bet Huis Oranje-Nassau ten grave gedaald , en de band , die aan een grootsch historisch verleden ons bond, bestaat niet meer. De nagedachtenis van Koning Willem den Derden zal bij ons ol k in dank bare herinnering blijven ; want gedurende zijne gezegende regeering mocht ons land zich in vrede en voorspoed verheugen. Zware wolken verduisterden meermalen den politieken hornet; dock gelukkig ontkwam ons Nederland bet gevaar van in buitenlandsche verwikkelingen to worden betrokken. Onze laatste Koning was een constitutioneel vorst bij uitnemendheid; van zijne grondwettelijke verplichtingen week hij nooit af, steeds indachtig aan de belofte , bij het aanvaarden der regeering afgelegd , en meer dan eens woog dit beginsel hem zwaarder dan eigen inzichten. Wanneer men de eerste des Lands is, gewoon to gebieden en to heerschen, behoort hiertoe geen geringe zelfverlooehening ; inzonderheid mag hierop worden gewezen , als men het temperament van onzen Koning in aanmerking neemt.
Juist waar de partijen dikwerf scherp tegenover elkander stonden , was er zoo licht aanleiding om van die gedragslijn af to wijken ; niet alzoo bij Willem den Derden, die aan zijn beginsel getrouw bleef. Wij stipten reeds aan, hoe er tijdens zijne regeering ware reuzenwerken tot stand kwamen ; men wane niet, dat die alien zouden zijn voltooid , ook wanneer de Koning ze niet dikwijls krachtdadig ondersteund had. Hij stelde levendig belang in landbouw en nijverheid , niet het minst ook in de verbetering van onze waterwegen , en toen hij reeds ziek to bed lag, lijdende aan de kwaal die hem ten grave sleepte, hield de Koning zich nog bezig met plannen om de Nederlandsche Heide-maatschappij to ondersteunen, waarin hij een schoone toekomst zag. Wij brachten reeds in herinnering, hoe de doorgraving van Holland op zijn smalst alleen door 's Konings veelvermogenden steun tot stand
45 kwam ; niet minder mochten de havenwerken van Vlissingen deelen in de belangstelling van den Vorst. Kunsten en wetenschappen vonden evenzeer in den Koning een hoogen beschermer ; al kort nadat hij aan de regeering kwam, openbaarde zulks zich in de oprichting der Koninklijke Academie van Wetenschappen Wat de Koning voor ons nationaal tooneel gedaan heeft , ligt nog versch in 't geheugen. De verheffing daarvan hebben wij in do eerste plaats aan hem te danken ; want door een zeer wenschelijke subsidie werd de Vereeniging „Het Nederlandsch Tooneel", welke zich „Koninklijk" mocht noemen , in staat gesteld , den moeilijken strijd om het bestaan vol te houden en het aanzien van de Nederlandsche tooneelspeelkunst te verhoogen. Niet alleen door geldelijken steun getuigde de Vorst van zijne voorliefde voor ons tooneel en zijn kunstzin ; aan de soms niet overbodige aanmoediging ontbrak het niet, en kostbare geschenken moesten strekken om het peil der voorstellingen hooger op to voeren. Ook onze schilders en toonkunstenaars mochten zich in de warme belangstelling des Konings verheugen ; zoowel door het banen van 't moeitevol pad voor ontluikende talenten als door steun en waardeering van hen, die reeds een hooger standpunt hadden ingenomen. De welvaart en bloei van het Vaderland gingen den Koning na ter harte. Steeds was hij bereid , die to bevorderen door financieelen steun ; bovenal was hij mild, wanneer er nood to lenigen vial. En dank zij dit oprecht medegevoel , was het onzen Vorst gegeven, zich andere lauweren om de slapen te vlechten dan die van den krijgsroem. Toen namelijk in den aanvang van het jaar 1861 Gelderland en Brabant door watersnood zwaar bezocht werden , gevoelde de Boning zich onwederstaanbaar aangetrokken om zich naar de plaats des onheils to spoeden ; om door woord en daad opbeuring en leniging te schenken. De geheele Bommelerwaard was ondergeloopen en daarna ontstond bij Wamel een dijkbreuk ; mede de geheele Tielerwaard werd overstroomd. In den nacht had de Koning zijne residentie verlaten , ver-
46 gezeld door zijn broeder Prins Hendrik , om hulp te bieden en den beproefden moed in te spreken. Zijne liefdadigheid had weldra de middelen uitgeput , waarover hij to beschikken had, en toen men de aandacht hierop vestigde , was het goedhartig antwoord : „Nu, wat zou dat? Als 't niet anders kan , dan zullen wij ons wel eenigen tijd behelpen; die arme bloeden hebben 't vrij wat meer noodig dan wj " Zonder zich te laten weerhouden door de wasrschuwing , dat de overtocht met de schietschouw, langs de ijsschotsen heen , gevaarlijk was , stak hij de Waal over; met levensgevaar bracht de Koning twee uren op het door ijsgang hoogst onveilige water door , alvorens de andere never bereikt was , waar de grootste ramp had plaats gehad. De hartelijke woorden , den beklagenswaardigen toegesproken , maakten meer indruk nog dan de zoo ♦ orstelijke hulp , hoe hoog de flood ook gestegen was. Op 's Konings verjaardag werd , overeenkomstig zijn uitdrukkelijk verlangen, eene algemeene collecte gehouden voor de slachtoffers der zware ramp ; die inzameling bracht niet minder dan acht tonnen gouds op. Met geestdrift was 's Konings menschlievende hulpvaardigheid in den lande vernomen ; zijne terugreis naar 's Gravenhage was een ware triumftocht geweest , zijne populariteit hierdoor gevestigd , en op den Leeuwenschen dijk werd een gedenkteeken opgericht , ter herinnering aan dit deelnemend en moedig optreden. En toen in het jaar 1876 wederom Nederlands aloude overmachtige vijand optrad , een gedeelte van den beschermenden dijk verzwolg en opnieuw de streek teisterde , welke vijftien jaar geleden reeds zoo zwaar beproefd was, torn werd aan den Commissaris des Konings in itioord Brabant opgedragen , om op kosten van Zijne Majesteit onbekrompen p ulp to verleenen waar dit noodig bleek to zijn. Door niets ter wereld wint een Vorst spoediger de liefde zijner onderdanen dan door oprecht to deelen in hun Teed en hunne beproevingen to verzachten door hulpvaardigheid. Bronbeek is een duurzaam monument zijner goede zorgen voor hen , die in onzen Archipel hun Leven veil hadden voor de eer en de belangen van het moederland ; een vorstelijk verblijf ver-
47 leent daar gastvrijheid aan de Invaliden van het NederlandschIndische Leger. Ook de brave zeelieden werden niet vergeten ; getuige 's Konings ondersteuning van het Asyl to Brielle en de woorden, door hem gesproken in 1872 bij de opening van doze stichting. En toen ter gelegenheid van zijn vijf-en twintigjarig jubilaeum het yolk een aanzienlijk bedrag had bijeengebracht om den Koning een nationaal huldebljk aan to bieden , gaf hij daaraan eene bestemming , welke van zijn goed hart en zijne waardeering voor ware krijgsmansdeugd zoo zees getuigde. Hoe erkentelijk de Koning was voor de zelfverloochening , waarmede onze zonen aan gindsche verre stranden bun plicht betrachtten , ten koste van gezondheid en leven , bleek voor de zooveelste maal door zijn bezoek aan den diepbedroefden ouden vader van den, op het veld van eer gesneuvelden , generaal Kohler. Goedhartig en deelnemend was onze Koning ; met onbekrompen hand gaf hij ook veel in het verborgene , zooals steeds de ware liefdadigheid wordt betracht. De buitenlandsche betrekkingen lieten gedurende zijne regeering niets to wenschen over ; vooral met Belgie werd een nauwer aansluiting beoogd , waartoe in t 60 eene ontrooeting van Koning Willem III en Leopold II to Wiesba , ten plaats had. Het bezoek, door onzen Vorst in 1883 aan den /Coning van Belgiö gebracht , werd in datzelfde jaar beantwoord. Leopold en zjne gernalin bezochten ons vorstenpa tr op het Loo , waarna eenige dagen in de hoofdstad werden doorgebracht. Moge een hereeniging der Noordelijke en Zuideljke provinciOn thans niet weer in beider belang zijn , een vriendschappelijke verhouding wordt zoowel door Noord als Zuid gewenscht ; door innige samenwerking kan een dam worden opgeworpen tegen gevaar,, dat vroeg of laat van buiten zou kunnen dreigen. De beide Vorstenhuizen gaven hierin een goed voorbeeld. Was onze Koning ten alien tijde erkentelijk voor diensten, hem bewezen , ook bezat hij een gevoel van vriendschap , dat doorgaans zich op ondubbelzinnige soms verrassende wijze openbaarde ; velen , die aan zijn machtige bescherming een schoone toekomst verschuldigd waren , zullen dit steeds met dankbaarheid zich herinneren.
48 Nu is zijne taak voleind; de moeilijke taak van hem, die hoog boven anderen stond en op wien daardoor steeds bet voile licht viel ; de taak van hen, wien macht gegeven was — doch die voor God en menschen rekenschap moeten afleggen , hoe deze macht gebezigd werd. De laatste Oranje-vorst werd in den koninklijken grafkelder bijgezet ; moge zijn Bemis niet dieper gevoeld worden dan ten alien tijde onvermijdelijk was. Hoe zwaar,, hoe onherstelbaar de slag moge zijn , die viel , toch is er reden tot troost en bemoediging ; de overleden Koning liet ons eene dochter na , welke eenmaal den troon zal beklimmen en roemrijk ons Oranje kan doen voortleven. Op haar kunnen wg onze liefde en trouw overdragen ; dankbaar, dat Been vorst uit den vreemde den Nederlandschen troon beklimt. Van hooge waarde moet het worden geacht , dat de KoninginRegentes het voornemen heeft om met de jeugdige Koningin der Nederlanden vooreerst in de residentie verblijf to houden. hit moet strekken om den band tusschen Vorstin en yolk to versterken. De plechtige beeediging van Hare Majesteit als Regentes en voogdes heeft den 8sten December plaats; dienzelfden dag worden de leden van den Raad van Voogdij beiSedigd. Ian de grondwettelllke bepalingen is alsdan voldaan. Door wijze voorzorg werd alzoo in tijds voorzien in de behoeften des 1 ,nds ; toch kunnen ernstige dagen voor ons aanbreken. In gedachten bjj de laatste rustplaats van onzen Koning verwijlende , kunnen wij met het oog op de beproevingen , welke ons kunnen wachten , slechts wijzen op do waarschuwende woorden , eenmaal door den ontslapene vol liefde voor zijn yolk uitgesproken : „Nederlanders , blijft getrouw aan de spreuk uwer Vaderen :
Eendracht maalct macht." Zoo zij het.