Konijn Gas…wat moet ik doen?
Een konijn heeft een zeer gevoelig, uitgebalanceerd maagdarmstelsel, veel langer en ingewikkelder dan de mens. De meeste problemen in geval van een ziek konijn ontstaan in het maagdarmstelsel. Een van de meest voorkomende problemen is gas. Gas komt altijd plotseling. Is een konijn van nature levenslustig en actief en wil hij plotseling niet eten, ook geen lekkers dan is dat in 99% van alle gevallen gas. Gas veroorzaakt veel pijn en daarom stopt het dier met eten. Oorzaken van gas * Ziekte, omgevingsverandering, een lange autorit, onregelmatige voertijden, te veel konijnen in een kleine ruimte, een zeer vieze kooi, dit zijn allemaal zaken waar een konijn stress van kan krijgen. Stress veroorzaakt een vertraging van de darmbeweging. Het voedsel blijft om deze reden te lang in de darmen waardoor ziekmakende bacteriën zich kunnen vermeerderen en gas veroorzaken. * Nog een reden voor gas is verkeerd voeren. Plotseling veel en onbekend voer geven kan bij konijnen voor problemen zorgen. Verder kan kool gas geven, daarom wordt kool afgeraden als konijnenvoedsel. Ook grote hoeveelheden klaver is een gas veroorzaker. Als een konijn stopt met eten begint de ellende pas goed. Na 24 uur niet eten komt het dier in een kritieke fase: darmimmobiliteit. Dit betekent dat de darmen, vanwege het ontbreken van voedsel, stoppen met bewegen. Dit proces is zeer moeilijk weer opgang te brengen. Als de darmen te lang stil liggen, ontstaat leverbeschadiging. De overlevingskans is hierdoor minimaal. Symptomen die het meeste voorkomen * Harde borrelende geluiden in de buik van het konijn, of doodse stilte. Normaal hoor je zachtjes borrelen als je aan de buik luistert. * Het konijn wil met rust gelaten worden, zit vaak met half gesloten ogen, weigert lekkernijen en wordt op den duur apathisch. * Het konijn ligt in een ongemakkelijke ongebruikelijke houding – gedeeltelijk op z’n zij om de pijn te verlichten. (hoogst waarschijnlijk met het voorste gedeelte van het lichaam omhoog terwijl de achterpoten relaxed lijken) * Vaak zal het konijn rusteloos zijn, steeds een andere plek zoeken en met de achterpoten het stro wegtrappen. * Het konijn zal vaak een snelle ademhaling hebben, dit is een teken van pijn. * De maag zal heel hard of extreem zacht aanvoelen. * Als je het konijn optilt, is hij vaak slap. * Er zijn geen keutels, of alleen natte keutels. Wat te doen Om voorbereid te zijn op gas is het belangrijk de volgende zaken in huis te hebben: * Een injectiespuit of plastic spuit zonder naalden, verkrijgbaar bij dierenarts. * Aeropax Dit is een mensen-middel, maar werkt heel goed bij konijnen. Dit middel maakt van al de kleine gasbelletjes een grote gasbel, die makkelijker wegkan. Verder heeft het middel geen invloed op de darmen, dus kan het zonder bezwaar aan een konijn gegeven worden. Het werkzame bestanddeel is simethicon. (bij de apotheek verkrijgbaar) * Equate is ook een simethicon product maar het heeft een smaak die door de meeste konijnen makkelijker genomen worden. Het is geconcentreerder dus hoeft er maar weinig van gegeven te worden.
Actie Een buitenkonijn moet onmiddellijk naar binnen gebracht worden, ongeacht de temperatuurverschillen. Als het dier erg koud aanvoelt verwarm het dan in een deken met een kruik. Een koud dier moet voorkomen worden omdat het dan in shock kan raken. De normale temperatuur van een konijn is tussen 38,5 en de 40 graden C. Onder de 37,5 graden is het dier onderkoeld. Alleen een dierenarts kan dan nog helpen door het aanleggen van een infuus. De behandeling Aeropax is er in tabletvorm en vloeibaar. De tabletten kun je fijnmaken in water. Geef het eerste uur 3 maal een hele tablet (= 40 mg.) of geef Aeropax vloeibaar 3 maal 2,5 ml. Dat kan beiden door met een injectiespuit zonder naald, in de mond te spuiten. Spuit voorzichtig aan de zijkant van het bekje tussen de voortanden en de kiezen, achter de wang. Laat uw konijn rustig slikken dus spuit niet meer dan 1 ml tegelijk. Vervolgens kun je elk volgend uur een dosering geven van 1 tablet of 2,5 ml. De Aeropax moet gegeven blijven worden tot de toestand zich verbeterd. Daarna kunt u de doseringen verlengen van 2 naar 8 uur. Als het konijn niet drinkt is het beter ook wat water te geven met de spuit. Weer eten Probeer van tijd tot tijd of het konijn wil eten. Als het konijn eten aanneemt weet je dat het beter met hem gaat. Zorg dan voor vers water en veel hooi. Dwangvoeren Mocht het konijn binnen 12 tot 24 uur niet zelf gaan eten dan moet het gedwangvoerd worden. Dat betekent dat je voer geeft d.m.v. de spuit. Bij voorbeeld babyvoeding worteltjes (allen worteltjes, geen vlees of aardappeltoevoeging). Doe dit voorzichtig om stress te voorkomen en geef kleine beetjes per keer, 5 – 10 ml. Met tussenpozen van 2 – 3 uur. Een ander middel voor dwangvoeren is Convalescence Support (Felline) of Concentration Instant (Waltham) of Concentration Instant Diet Felline (Wiskas). Dit is eigenlijk dwangvoermiddel voor katten maar in de praktijk is gebleken dat knaagdieren hier ook goed op reageren. (verkrijgbaar bij de dierenarts) Toch naar de dierenarts? Als tussen de 12 en 24 uur het gas nog niet weg is en het dier geen dwangvoer wil, ga dan naar de dierenarts. Houd het dier warm door het in een deken te wikkelen en neem de Aeropax mee. Veel dierenartsen zijn niet bekend met dit middel. Bron: www.konijnen.nl/ziekten/gas Uitgave van St. Konijnen Belangen, Gas of trommelzucht bij konijnen.
Prolaps , een kleine ‘roze ballon’ onder de staart Een schaap is behoorlijk aan het lijfbieden. Het gaat om een 5 jaar oude ooi die nu 142 dagen drachtig is.
In de stal staat een erg dikke en wat schraal in conditie zijnde ooi. Het schaap heeft al een paar dagen af en toe een kleine ‘roze ballon’ onder de staart. Het was te zien als het schaap lag. Sinds die ochtend is de uitstulping continu zichtbaar en staat de ooi te persen. Ook hangt er een sliert slijm uit. Bij betere inspectie blijkt dat de ooi de vruchtwaterblaas door de baarmoedermond buiten heeft geperst. Prolaps vaginae (ook wel lijfbieden of potlijven genoemd) is een aandoening die meestal voorkomt in het laatste deel van de dracht. Het betreft een uitstulping van de vagina maar soms kan ook de baarmoedermond uitstulpen. De ooien die het betreft dragen meestal een meerling. De oorzaak is niet altijd aan te geven. Mogelijke oorzaken zijn: erfelijkheid, druk in het bekken, invloed van bepaalde stoffen in planten, voorgaande zware verlossingen, omstandigheden waaronder de dieren worden gehouden. Soms kan een prolaps van de vagina ook na het aflammeren optreden. Het zijn dan vaak jonge ooien die zwaar hebben afgelammerd, waardoor er beschadigingen zijn opgetreden en waardoor een infectie kon aanslaan. Door een infectie kan zwelling optreden, waarop de ooien gaan persen. Let op! Een prolaps van de vagina is iets heel anders dan de prolaps van de baarmoeder. De laatste treedt meestal binnen enkele uren na het aflammeren op. Het is aan te raden om lijfbiedende ooien zo spoedig mogelijk te behandelen. Er liggen namelijk enkele vervelende complicaties op de loer. Zo kan met ooien met een ‘prolaps vaginae’ de vagina scheuren en dan komen de darmen via de prolaps naar buiten toe. Een schaap waar dit bij gebeurd is meestal niet te redden. Vaak ontsteekt de prolaps en kan ook de urineblaas bij het ontstekingsproces betrokken raken. Een lijfbiedende ooi kan ook nog wel eens slecht oprekken bij de geboorte, waardoor een keizersnee noodzakelijk is. In de meeste gevallen is het verstandig om zo snel mogelijk in te grijpen door een dierenarts. In de eerste plaats dient de uitstulping, na reiniging, te worden terug gestopt. Vervolgens moet worden voorkomen dat de uitstulping opnieuw naar buiten komt. De minst ingrijpende manier is om een Savewe-lepel te plaatsen. Het laten dichtzetten van de ooi is ook mogelijk. Het is vooral erg belangrijk dat er hygiënisch gewerkt wordt en dat de ooi wordt verdoofd. Iedere ontsteking kan een mate van infectie veroorzaken waardoor een ooi weer gaat oppersen. Het is zelfs mogelijk dat een ooi de hechtingen er weer uitperst. Daarnaast dient een ooi met een prolaps van de vagina te worden behandeld met antibiotica en eventueel ontstekingsremmers. Ooien die dit overkomt kun je beter niet meer laten dekken. Ook de lammeren kun je beter niet aanhouden omdat een erfelijke component niet is uitgesloten. Bron het Schaap april 2008
Wormenbestrijding bij schapen Zorgvuldig omgaan met reguliere ontwormingsmiddelen is van levensbelang. Overdosering en onderdosering werken namelijk resistentie in de hand. Alternatieve middelen hebben vooralsnog niet het gewenste resultaat. Kerngezond Kleinschalig schapenhouder Hennie Nooteboom heeft haar tien Blauwe Texelaars gedurende twee jaar niet meer ontwormd en de dieren zijn kerngezond. Ze observeert haar dieren en constateert op die manier of er eventueel iets aan de hand is. ‘’Ik ben van het ene op het andere jaar gestopt met ontwormen. Mijn grootste drijfveer is dat je anders op een gegeven moment resistente schapen krijgt. Maar de kosten spelen ook een rol.’’ Voornaamste reden van de kerngezonde dieren is dat zij extra weilanden heeft. Een strak beweidingsschema. Ook is het handig als je over een extra weiland beschikt waarop eventueel koeien of paarden, maar beslist geen schapen lopen. Zo begint het koppel schapen van Hennie Nooteboom na het aflammeren altijd op een stuk weiland waar zeker een half jaar geen schapen hebben gegraasd. Haar ene hectare verdeelt ze vervolgens in een aantal stroken en wel zodanig dat het hele koppel schapen om de veertien dagen een nieuw stuk krijgt. Na zes weken kunnen ze dan weer terug naar het stuk waar ze begonnen zijn. Lammeren ‘’Het beste is om dat stuk even goed te maaien, voordat de schapen er weer op komen’’, zegt Hennie. De lammeren, ze heeft er dit jaar tien, blijven bij de moeder totdat ze eraan toe zijn om te worden afgespeend. Dan gaan ze tijdelijk naar een schone wei. Na zes weken mogen ze weer bij de moeder, die op deze manier geen infectie via haar lammeren kan oplopen. ’’Het principe is heel simpel. Ik gebruik een paar kleine prikstokken waar ik de stroomdraad langs leid. De grootte van de vakken is afhankelijk van het aantal schapen dat je hebt en de snelheid waarmee het gras groeit. Twee weken zijn twee weken. Daar houd ik me strikt aan. Ook al is het gras in de ene strook nog niet op, dan verplaats ik ze toch naar de volgende strook. Je moet het gewoon proberen. Merk je toch dat een schaap wormen heeft, dan kun je alsnog een middel gebruiken om daarna weer opnieuw te beginnen.’’ Volgens Nooteboom is het een voordeel als je weinig schapen hebt. Een kleine koppel is doorgaans wat makker en laat zich zonder veel moeite verplaatsen van het ene stuk naar het andere. Volwassen dieren dragen altijd wel wat wormen bij zich, maar hebben zelf weerstand opgebouwd. Hoe hoger die weerstand, hoe beter de schapen in staat zijn infecties te onderdrukken.’’ Huiverig Maarten Eysker, specialist op het gebied van wormen en verbonden aan de faculteit diergeneeskunde. Niet-ontwormen is bij schapen eigenlijk alleen verantwoord als men geen lammeren houdt, waarschuwt hij. Volwassen dieren hebben als regel zoveel weerstand tegen worminfecties dat ze zonder wormmiddelen gehouden kunnen worden. Maar in z’n algemeenheid kan niet ontwormen bij hobbymatig gehouden schapen en lammeren uitermate slecht zijn voor het welzijn van de dieren. Dat geldt misschien nog sterker voor geiten’’, benadrukt Eysker.Om meer te weten te komen over de cyclus van infectie en
her-infectie via de wei, is onderzoek gedaan. Daaruit is naar voren gekomen dat een onveilige wei na drie maanden weer veilig is. Ook is aangetoond dat bij besmette schapen op een schone wei in het voorjaar (tot 1 juli) en in het najaar (vanaf september) na drie weken en in de zomer na twee weken gevaarlijke her-infecties kunnen optreden. Kanttekening Eysker plaatst bij al deze berekeningen een ‘’zeer belangrijke kanttekening’’. Soms kan er al binnen genoemde perioden een gevaarlijke wei ontstaan. Dit gebeurt vooral als het warmer is dan normaal, met bovendien voldoende neerslag. Zeker de zeer gevaarlijk bloedzuigende worm Haemonchus contortus kan dan snel opbouwen tot gevaarlijke populaties die vanaf circa drie weken na een dergelijke massale infectie in de zomer tot ernstige bloedarmoede (en zelfs sterfte) kan leiden. Ook in de periode van november tot maart, als er (vrijwel) geen wormontwikkeling is en de eieren niet overleven, zouden bij omstandigheden als in de afgelopen winter de Teladorsagia en misschien ook de Trichostrongylus vitrinus wel degelijk een overlevingskans hebben. In de twee jaar dat hij de bedrijven van Bomhof en Stegeman volgde, heeft hij beiden één keer het advies gegeven de lammeren te ontwormen. De eitellingen gaven een matige tot hoge Haemonchus infectie aan. ‘’Er zou misschien geen sterfte zijn opgetreden, maar nietontwormen zou zeker wel tot verminderde groei (en welzijn) hebben geleid’’, merkt Eysker op. ’’De Nieuwe Wormbestrijding’’ Eyskers naam komen we ook tegen op de brochure ‘’De Nieuwe Wormbestrijding’’. Het is een pleidooi voor een gecombineerde aanpak: beweidingsmaatregelen, mestonderzoek en niet alle ooien en lammeren ontwormen. De faculteit diergeneeskunde van de Universiteit van Utrecht heeft deze ‘’combinatietherapie’’ samen met Wageningen Universiteit en Research en de Gezondheidsdienst voor Dieren verder ontwikkeld. Bij deze aanpak krijgen twee tot vijf procent van de ooien geen ontwormingsmiddel. Hebt u minder dan twintig ooien, behandel dan één ooi niet direct, maar wel een week na het naar buiten gaan, luidt het advies. ‘’Behandel ook niet alle lammeren. Ontworm 95 tot 98% van de dieren bij het spenen met hetzelfde middel als de ooien. Behandel de 2 tot 5% van de beste lammeren niet. Ook bij een volgende ontwormronde behandelt u 95 tot 98% van de lammeren’’.Door deze werkwijze te volgen, komen de wormen bij de niet-behandelde dieren niet in aanraking met het ontwormingsmiddel. Op de wei bestaat de volgende generatie dus hoofdzakelijk uit wormeieren en larven die niet resistent zijn. Als het wormmiddel nog goed werkt, zullen daarnaast maar zeer weinig eieren op de wei komen van wormen die de behandeling hebben overleefd (dus mogelijk resistent zijn). Wat betreft de beweidingsmaatregelen: doe de ooien met lammeren bij voorkeur naar buiten op veilig land. Dit is (behalve voor de Nematodirus) een weiland waar minstens drie maanden geen schapen of geiten hebben gelopen. Voor Nematodirus is elke wei waar vorig jaar lammeren hebben gelopen verdacht. Verweid de ooien met lammeren tot 1 juli steeds binnen drie weken naar een nieuwe, veilige wei. Doe dit met de lammeren in de zomer elke twee weken. De dieren zijn dan weg van het perceel voordat het gevaarlijk wordt. Goede momenten voor mestonderzoek zijn: na het spenen van de lammeren, vier weken na het verweiden van de lammeren in de zomer, en twee weken na het ontwormen. De eigen dierenarts kan het mestonderzoek uitvoeren.<< Soorten wormen Dit zijn de belangrijkste wormsoorten bij het schaap: Nematodirus-soortenWanneer problemen? Lammeren in het voorjaar en soms in het najaar.Wat ziet u? Waterdunne diarree, enorme dorst, sterfte, groeivertraging.Welke weilanden zijn gevaarlijk? Waar vorig jaar lammeren hebben gelopen. Haemonchus contortusWanneer problemen? Lammeren in de zomer. Wat ziet u? Bloedarmoede,sterfte, verminderde groei. Geen diarree. Welke weilanden zijn gevaarlijk?Waar minder dan 3 maanden geleden ooien en/of lammeren hebben gelopen.
Trichostrongylus-soortenWanneer problemen? Lammeren in de zomer en het najaar. Wat ziet u?Diarree, verminderde groei. Welke weilanden zijn gevaarlijk? Waar minderdan 3 maanden geleden ooien en/of lammeren hebben gelopen. Teladorsagia circumcinctaWanneer problemen? Lammeren in de zomer en het najaar. Wat ziet u?Soms diarree, verminderde groei. Welke weilanden zijn gevaarlijk? Waarminder dan 3 maanden geleden ooien en/of lammeren hebben. Ontwormingsiddelen Groep 1 BenzimidazolenWelke middelen? Valbazen, Veteol, Bovex, Systamex, Rintal.Resistentie? Op bijna alle bedrijven resistentie tegen deze groep.Middelen uit deze groep zijn wel eerste keuze tegen Nematodirus enlintwormen. Groep 2 ImidothiazolenWelke middelen? Endex, Levacide, Levacol, Levamisolwormbolus,Levamisol-Ripercol.Resistentie? Nog geen resistentie in Nederland. Groep 3 Avermectinen/MilbemycinenWelke middelen? Euromec, Ivomec, Oramec (alle ivermectine),Dectomax, Prontax (beide doramectine), Cydextin (moxidectine).Resistentie? Nog geen resistentie in Nederland
Worminfecties bij schapen
Jonge dieren hebben nog geen specifieke weerstand en zonder preventieve maatregelen komen onder alle koppels jonge dieren schadelijke worminfecties voor. Dergelijke infecties worden zichtbaar door dunne mest, door slechte groei of door hoesten in geval van longwormen. Het is dus van belang om de noodzakelijke preventieve maatregelen te nemen. Worminfecties overwinteren door middel van eieren, die zich in het gras bevinden en die tot ontwikkeling komen bij het stijgen van de temperatuur. De wormeieren worden opgenomen door de jonge dieren, die geen weerstand hebben en ontwikkelen zich tot volgende generaties parasieten. Door snelle opvolging van generaties kan de infectie zich explosief ontwikkelen, waardoor sprake kan zijn van een zodanig ernstige besmetting dat dieren eraan dood kunnen gaan. In geval van bloedzuigende maagwormen bij lammeren kan de infectie zo massaal worden dat de lammeren aan bloedarmoede bezwijken, zelfs zonder dat zij al dunne mest vertonen. Het juiste moment van behandeling hangt ondermeer af van de intensiteit van beweiding. Heeft men weinig schapen of kalveren en een groot te beweiden oppervlak, dan is de behandelfrequentie lager dan bij een intensief gebruik, waarbij het voorkomt dat schapen voortdurend op hetzelfde terrein lopen. In deze situatie kan één maal in de zes weken ontwormen noodzakelijk zijn en moet gebruik gemaakt worden van een middel met een lange werkingsduur. Een worminfectie is altijd een aangelegenheid van de gehele koppel en het behandelen van individuele dieren heeft dus nauwelijks zin. Worminfecties bereiken hun hoogtepunt in de zomer en in de herfst, zodat het altijd noodzakelijk is om in het najaar een laatste behandeling uit te voeren. Bij schapen doen zich verschillende soorten wormen voor. Nematodirus-soorten Wanneer problemen? Lammeren in het voorjaar en soms in het najaar. Wat ziet u? Waterdunne diarree, enorme dorst, sterfte, groeivertraging. Welke weilanden zijn gevaarlijk? Waar vorig jaar lammeren hebben gelopen. Haemonchus contortus Wanneer problemen? Lammeren in de zomer. Wat ziet u? Bloedarmoede, sterfte, verminderde groei. Geen diarree. Welke weilanden zijn gevaarlijk?Waar minder dan 3 maanden geleden ooien en/of lammeren hebben gelopen. Trichostrongylus-soorten Wanneer problemen? Lammeren in de zomer en het najaar. Wat ziet u?Diarree, verminderde groei. Welke weilanden zijn gevaarlijk? Waar minder dan 3 maanden geleden ooien en/of lammeren hebben gelopen. Teladorsagia circumcincta Wanneer problemen? Lammeren in de zomer en het najaar. Wat ziet u?Soms diarree, verminderde groei. Welke weilanden zijn gevaarlijk? Waar minder dan 3 maanden geleden ooien en/of lammeren hebben.
Tegen al deze wormen bij schapen bestaan diverse ontwormingsmiddelen. Juiste dosering is noodzakelijk, mede om resistentie te voorkomen. Vanwege dreigende resistentie tegen ontwormingsmiddelen, gaan schapenhouders over op een strategie waarbij door het geregeld wisselen van weiland en mestonderzoek het toepassen van middelen zoveel mogelijk wordt voorkomen. Alleen in geval van een besmetting worden middelen toegediend. Niet-ontwormen is bij schapen eigenlijk alleen verantwoord als men geen lammeren houdt. Volwassen dieren hebben als regel zoveel weerstand tegen worminfecties dat ze zonder wormmiddelen gehouden kunnen worden. Om meer te weten te komen over de cyclus van infectie en her-infectie via de wei, is onderzoek gedaan. Daaruit is naar voren gekomen dat een onveilige wei na drie maanden weer veilig is. Ook is aangetoond dat bij besmette schapen op een schone wei in het voorjaar (tot 1 juli) en in het najaar (vanaf september) na drie weken en in de zomer na twee weken gevaarlijke her-infecties kunnen optreden. Op basis van deze gegevens kan een beweidingsschema worden opgesteld. Soms kan er echter al binnen genoemde perioden een gevaarlijke wei ontstaan. Dit gebeurt vooral als het warmer is dan normaal, met bovendien voldoende neerslag. Zeker de zeer gevaarlijk bloedzuigende worm Haemonchus contortus kan dan snel opbouwen tot gevaarlijke populaties die vanaf circa drie weken na een dergelijke massale infectie in de zomer tot ernstige bloedarmoede (en zelfs sterfte) kan leiden. Ook in de periode van november tot maart, als er (vrijwel) geen wormontwikkeling is en de eieren niet overleven, zouden bij een zachte winter de Teladorsagia en misschien ook de Trichostrongylus vitrinus een overlevingskans hebben.