KNWU Beleidsplan 2013 – 2016
MTB specifiek
KNWU beleidsplan MTB 2013 – 2016 v0.6
Pagina 1
Woord vooraf De MTB-sport zit in de lift! De afgelopen jaren zijn op EK en WK’s weer medailles gehaald zowel individueel als in de teamrelay. In 2011 en 2012 is Anneke Beerten wereld kampioen fourcross geworden en in 2012 won Michiel van der Heijden het eindklassement van de WorldCup XCO bij de beloften. Talenten als Michiel, maar ook Henk Jaap Moorlag en Anne Terpstra staan aan het begin van hun internationale carrière met in hun voetsporen meer aanstormend talent. Nu ook Marianne Vos weer MTB wedstrijden rijdt is de media aandacht voor de MTB-sport ook toegenomen en die zal naar verwachting verder toenemen. Er is in Nederland sinds een aantal jaren een trend met teruglopende aantallen deelnemers in verschillende wedstrijdcategorieën en steeds minder wedstrijden bij de volwassenen. De KNWU (commissie, teams, organisatoren en verenigingen) hebben de behoefte om de MTB sport naar een hoger niveau te tillen en de sport en de renners goed te faciliteren. Bij de jeugd zijn de geluiden wel zeer positief, want sinds enkele jaren is een ontwikkeling te constateren met meer wedstrijden en meer deelnemers in alle categorieën. Met name het aantal meisjes groeit sterk Het mountainbike is in beweging en biedt volop kansen deze sport verder te professionaliseren Het is de algemene wens van de KNWU, de sporters en de teams om de sport in de diepte én de breedte te ontwikkelen. Dit beleidsplan (MTB specifiek) moet een start maken om de MTB-sport, zowel wedstrijd- als breedtesport, te stimuleren en te ontwikkelen voor verenigingen, teams met als doel de huidige en toekomstige generatie mountainbikers te faciliteren in hun behoefte. Dus talenten te laten doorgroeien naar de top, verenigingen en teams te faciliteren, de deelnemers aantallen weer te laten groeien en het wedstrijd aanbod te vergroten, verbreden en te te verwijderen kwalitatief te verbeteren. De kapstok, waar de richting in is geborgd, is het algemene 4 jaren beleidsplan (2012-2016) dat het congres van de KNWU heeft vastgesteld in 2011. “Door aan te sluiten op de Olympic Cycle 2012 - 2016 kan een goede koppeling worden gelegd tussen de talentontwikkeling, waar wij als KNWU een zwaar accent blijven leggen, en het realiseren van resultaten op topniveau: de Europese Kampioenschappen, de Wereldkampioenschappen en de Olympische spelen van Rio de Janeiro. Voor de komende vier jaar heeft de KNWU een viertal doelen benoemd: 1. Organisatie: professioneel en steunend 2. Topsport: succesvol sturen op resultaat • Talentontwikkeling; opleiden en opvangen 3. Wedstrijdsport: een volwaardig aanbod in alle disciplines 4. Breedtesport: thuisbasis voor de sportieve fietser.” Bron: uit het beleidsplan 2012-2016 Dit MTB specifieke beleidsplan is tot stand gekomen in overleg met een aantal “doorpakkers”, allen met passie voor de MTB sport, allen met verschillende invalshoeken en met verschillende bijdragen. Het is een dynamisch document dat onderhevig zal zijn aan bijsturing als dat wenselijk of noodzakelijk is. Thorwald Veneberg Technisch Directeur KNWU
Naam
Datum
Versie
Omschrijving
H. ten Hove
15-02-2012
V0.1
First Draft
H. ten Hove
24-02-2012
V0.2
Eerste feedback verwerkt
H. ten Hove
28-02-2012
V0.3
Feedback T. Veneberg
H. ten Hove
01-03-2012
V0.4
Feedback T. Veneberg
H. ten Hove
08-03-2012
V0.5
Feedback H. van Beusekom
G. van Wijk
25-03-2013
Vo.6
n.a.v. beleidssessie (18-03)
G. van Wijk
14-05-2013
Vo.7
n.a.v. op- en aanmerkingen
KNWU beleidsplan MTB 2013 – 2016 v0.6
Pagina 2
Doelen 2012 - 2016 Organisatie van de KNWU: professioneel en steunend De KNWU vertegenwoordigt zeven takken van de wielersport in Nederland: wegsport, baansport, fietscross, mountainbike (cross country, trial, downhill, fourcross), veldrijden, kunstwielrijden en aangepast wielrennen. Met maar liefst vier Olympische disciplines is de KNWU één van de grootste bonden in Nederland. De KNWU bestaat naast het Uniebureau uit verenigingen, stichtingen, afdelingen en districten. Om de ondersteuning naar individuele leden, verenigingen, afdelingen en districten verder te verbeteren zal voor de komende periode meer en directer gecommuniceerd worden en concrete ondersteuning worden geboden. Verenigingen De KNWU wil verenigingen de komende vier jaar nadrukkelijk een steuntje in de rug geven. Daar waar mogelijk doen wij dit in samenwerking met districten en afdelingen. Voor de komende periode doen wij dat in direct contact met de verenigingen. Er is al een directe lijn vanuit het Uniebureau in Nieuwegein met de vereniging via de verenigingsondersteuner, maar om het beleid verder uit te dragen zal er meer gericht gecommuniceerd gaan worden. Wij zullen de communicatiekanalen van de KNWU (internet, nieuwsbrieven, het blad wielersport en social media) inzetten om de individuele leden en verenigingsleden van de KNWU zo goed mogelijk te informeren en te faciliteren. Doelstelling is – zowel vraag als aanbodgericht - verenigingen zo goed mogelijk te ondersteunen bij hun sportieve functie. De verwachting is dat de komende vier jaar de tendens tot professionalisering van sportverenigingen zich zal voortzetten. Denk hierbij aan het aanstellen van een betaalde verenigingsmanager, betaalde trainers, multidisciplinaire verenigingen en multifunctionele accommodaties. De KNWU zal deze initiatieven bij voorrang steunen met: Kaderstimulering Voldoende en goed kader is een voorwaarde voor de doorontwikkeling van de wielersport. Dit betreft zowel het sporttechnische als het bestuurlijk kader. De afgelopen jaren heeft de KNWU al extra geïnvesteerd in het kader door o.a. het aanstellen van een verenigingsondersteuner en het doorontwikkelen van de opleidingen. In 2012 heeft een verenigingssegmentatie plaatsgevonden waardoor de situatie rondom en behoefte van verenigingen inzichtelijk is gemaakt. De komende jaren wil de KNWU hier gericht op voortbouwen en de deskundigheid van het kader verder bevorderen. Dit gebeurt onder andere door de inzet van de verenigingsondersteuner, het organiseren van het congres ‘De Dag van de Wielersport’, het organiseren van themabijeenkomsten en het doorontwikkelen/moderniseren van het opleidingsmateriaal. Daarnaast zet de KNWU de komende beleidsperiode verder in op segmentatie van verenigingen. Hierbij wordt ook een analyse gemaakt van de regionale spreiding van verenigingen en waar de MTB sport is vertegenwoordigd. Deze analyse zal gebruikt worden om de doelstellingen effectief te kunnen ondersteunen. Invoering ‘fietsleaseplan’ Materiaal is vaak het grootste probleem in de wielersport wanneer het gaat om kennismaking-/wervingsprojecten. Verenigingen die aan werving willen doen beschikken meestal niet over materiaal en de doelgroep heeft over het algemeen geen geschikte fiets. Door het beschikbaar stellen van materiaal bijvoorbeeld via dependances op het RTC wordt hier een impuls aan gegeven en verenigingen ondersteund in de wielerpromotie. Door het inzetten van materiaal wordt bijgedragen aan het aantrekken van extra jeugd naar verenigingen. Ontwikkeling wervingsconcept bestaande en uitbreiding doelgroepen Vanuit de traditionele wielersport en verenigingen is er veel focus op wedstrijdsport. In het huidige sportlandschap zijn grote groepen (potentiële) sporters die met andere motieven sport bedrijven. Hierbij kan gedacht worden aan gezondheid, sociaal, status en aanzien. Daarbij is ook de vorm waarin sport wordt bedreven onderhevig aan verandering. De vanzelfsprekendheid van het sporten via de vereniging verandert in zelf georganiseerde groepen, het alleen sporten of via commerciële aanbieders. Als vereniging zijnde is het van belang hier op in te spelen, te zoeken naar andere lidmaatschapsvormen en hiermee het marktaandeel te behouden. De KNWU kan hierin ondersteunen door het ontwikkelen van een (landelijk) wervingsconcept gericht op het uitbreiden van doelgroepen bij de vereniging. Een succesvol en bekend concept is de “Start 2 Run” en “Run 2 the start” van de Atletiekunie gericht op startende of herintredende lopers. In de uitbreiding van doelgroepen wordt breder gekeken dan alleen starter of herintreders.
KNWU beleidsplan MTB 2013 – 2016 v0.6
Pagina 3
Teams De komende vier jaar wil de KNWU de positie van de teams verankeren in het totale opleidingsmodel van het mountainbiken. In hoofdlijn zal het gaan om de KNWU landelijke disciplineteams te ondersteunen bij talentontwikkeling en wedstrijden in de BeNeLux. Met betrekking tot de UCI teams zal het gaan om de sporters een wedstrijdervaring op te laten doen op het grote internationale podium in Europa en eventueel daarbuiten. Dit alles in samenwerking met de bondscoach en parallel aan het KNWU opleidingsteam. Districten en afdelingen De districten en afdelingen hebben de afgelopen jaren weinig kunnen betekenen voor de MTB-sport. Deels uit onwetendheid en onbekendheid met deze tak van wielersport. De rol van het district voor de MTB-sport is sportstimulering d.m.v. de STDC. Het district kan de MTB-sport het beste ondersteunen door te helpen met het opzetten/ bijdragen aan een RTC. Daarnaast is er een rol voor de verenigingen om actiever deel te gaan nemen in het district, teneinde de mountainbike sport breder in de KNWU organisatie vertegenwoordigd te krijgen. Aantal concrete Doelen •
De MTB verenigingen (of verenigingen met een actieve MTB tak) zijn per regio voor 31-12-2013 benaderd en het MTB specifieke beleidsplan is gepresenteerd.
•
In 2014 is er in ieder district een portefeuillehouder voor het mountainbiken.
•
Het aantal WT 2 en WT 3 trainers is uitgebreid met 1-2 per RTC
•
In 2013 zijn er per district 20 specifieke trainingen voor nieuwelingen en junioren (V/M) gerealiseerd in afstemming met de bondscoach. Deze trainingen zijn tevens bedoeld om verenigingskader te scholen. Dit in samenwerking met de RTC’s.
•
Eind 2013 zijn er 6 RTC’s MTB verdeeld over NL en is er gestart om regionaal inzicht te krijgen in de talenten. (middels 6 talentherkenningsdagen)
•
Eind 2013 is een (uniform) RTC jaarprogramma opgesteld dat gereed is voor uitvoering
KNWU beleidsplan MTB 2013 – 2016 v0.6
Pagina 4
Doelen 2012 - 2016 Topsport: succesvol sturen op resultaat Talentontwikkeling: succesvol ontwikkelen vaardigheden TALENTONTWIKKELING: Het is de ambitie van de KNWU op het gebied van talentontwikkeling een van de beste opleidende wielerbonden ter wereld te worden, waarin een uitstekende opleidingsstructuur geboden wordt aan de jonge sporters. Deze doelstelling wordt in de eerste plaats gerealiseerd door het bieden van een complete basisopleiding bij de verenigingen. De regionale trainingcentra (RTC’s) spelen een rol bij het opsporen en ontwikkelen van talenten die kunnen doorstromen naar de talentenselecties. Talenten krijgen vervolgens de mogelijkheid om 24/7 opgeleid te worden van jonge sporter tot topsporter middels de reeds ingezette structuur (lees verder in dit stuk) waarbij de bondscoaches eindverantwoordelijk zijn voor de samenstelling, scouting en de uiteindelijke selectie. Bondscoaches worden hierin ondersteund door de aanwezige talentcoaches. De lange weg van jonge sporter naar topsporter die topprestaties gaat leveren wordt niet per toeval afgelegd, talenten komen niet zomaar bovendrijven. Het gaat om een lang en complex proces dat veel tijd, energie en kwaliteit vraagt. De voorbereidingen om deel te kunnen nemen aan een Olympische spelen beginnen in de tienerjaren, en vaak nog eerder. Wat is een talent? Er zijn heel wat definities van het begrip talent bekend. Een overeenkomst van deze definities is heel vaak natuurlijke aanleg & hard werken. Een mooie definitie van het begrip talent die Marije Gemser- Elferink hanteert is: Een getalenteerde sporter presteert beter dan zijn of haar leeftijdsgenoten EN heeft de potentie om in de toekomst de top te halen. Er dient rekening gehouden te worden met het huidige maar vooral ook met het toekomstige prestatieniveau van jeugdsporters. Met name dit laatste blijkt erg moeilijk te voorspellen. Onderwerpen en termen als: het “geboortemaand effect”, vroege specialisatie versus een allround ontwikkeling, welke vaardigheden oefenen op jonge leeftijd om de kans te vergroten om de top te halen, het vormen van speciale lesprogramma’s voor jonge kinderen met bewegingstalent binnen (basis)school situaties, Pygmalion Effect: kinderen worden (ten onrechte) niet als talentvol beschouwd en Gold Mine Effect tonen aan hoe moeilijk en tegelijkertijd hoe interessant dit gebied is. Om bovenstaande ambitie te kunnen waarmaken wordt gebruik gemaakt van het theoretisch kader uit de Lectorale Rede van Marije Gemser- Elferink: Olympia bestaat, grenzen verleggen voor sporttalent. Zie hiervoor de bijlage. Ook in het mountainbiken zal in de toekomst de rol van de wetenschap sterk toenemen. Ploegen en bonden met de meeste kennis van fysiek, mentaal, voeding, training, materiaal en opleiding zullen het meest succesvol zijn. Talent blijft het belangrijkste uitgangspunt en daarna is de manier waarop het talent ontwikkeld hetgene dat meer en meer het verschil zal gaan maken. Visie KNWU Talentontwikkeling: VEEL, GEVARIEERD EN VROEG BEGINNEN! Sporters worden in verschillende leeftijdsklassen opgeleid tot volwaardige topsporters. Het uitgangspunt is volgordelijk; leren fietsen, leren trainen, leren presteren en daarna oogsten. Het toegepaste beleid van de KNWU is opleiden van talent en inzetten van ex-topsporters met gebruik van hun kennis met als uiteindelijke resultaat medailles. Doelstellingen Talentontwikkeling •
Complete opleiding vanaf talent spotten tot talent verzilveren
•
Complete basisopleiding bij de verenigingen met ondersteuning van de RTC’s.
•
Via de RTC door naar talentselecties van de bondscoaches. M.b.v. nationale talentcoaches verder opgeleid tot topsporter in topsportselecties van de bond.
•
Naast de opleiding binnen de bond moet er ook een parallel groeipad zijn vanuit verenigingen richting teams die ook door de KNWU gesteund word(en)t.
KNWU beleidsplan MTB 2013 – 2016 v0.6
Pagina 5
Traject Talent De opleiding van jonge sporter naar topsporter is momenteel (januari 2013) onvoldoende. Op het niveau van topsport, moet nog te veel aandacht gegeven worden aan aspecten die in de fase talentontwikkeling thuishoren. Het is de uitdaging om deze “gaten” te dichten. In grote lijnen ziet deze “leerlijn” er als volgt uit: LTAD-fase FUNdamentals & Leren Trainen < 14 jaar
Leren Trainen & Leren Presteren 14- 18 jaar
Vereniging/Teams
RTC
NTC /UCI teams
allround ontwikkeling: grondmotorische eigenschappen. balans, coördinatie, gevarieerd
Ondersteunen van verenigingen door clinics en gasttrainingen en bijscholingsmomenten
Faciliteren van RTC’s
specifiekere trainingen van vaardigheden/ “skills”, vergroten belastbaarheid, krachttraining, opstellen persoonlijk ontwikkelingsprofiel, procesdoelen
Ondersteunen van verenigingen,
Voltijds talentenprogramma/ talentengroep
Open regio trainingen door aangestelde bondstrainers voor nieuwelingen en junioren
Faciliteren van RTC’s
Landelijke trainingen
Landelijke trainingen
Regionale werkgroep opzetten die de doorlopende leerlijn initieert en stimuleert Leren Presteren & Oogsten 18- 24 jaar
Ontwikkelen vaardigheden, vergroten belastbaarheid, Persoonlijk ontwikkelingsprofiel, proces- en resultaatdoelen
Ondersteunen van verenigingen,
Voltijds talentenprogramma/ talentengroep
Regionale werkgroep opzetten die de doorlopende leerlijn initieert en stimuleert
Voltijds topsportprogramma/ topsporgroep Faciliteren van RTC’s Landelijke trainingen
Oogsten
Specifiek programma
24 +
Topsportgroep MTB “maatwerk”
Sporters worden in verschillende leeftijdsklassen opgeleid tot volwaardige topsporters. Het uitgangspunt is leren fietsen, leren trainen, leren presteren en oogsten. Het toegepaste beleid van de KNWU is opleiden van talent en opvangen van extopsporters met gebruik van hun kennis met als uiteindelijke resultaat medailles. De KNWU biedt een complete opleiding vanaf talent spotten tot talent verzilveren. Een complete basisopleiding bij de verenigingen met ondersteuning van de regionale trainingcentra’s. Er zijn 6 regionale trainingscentra’s verdeeld over Nederland om samen te werken met verenigingen en alle talenten. . Via de RTC’s gaan de talenten door naar talentselecties van de bondscoaches. M.b.v. nationale talentcoaches worden ze verder opgeleid tot topsporter in topsportselecties van de bond
KNWU beleidsplan MTB 2013 – 2016 v0.6
Pagina 6
Vereniging In de leeftijd 8 tot 14 jaar zou het MOP (Meerjaren Opleidings Plan, gebaseerd op het LTAD) binnen de MTB verenigingen beter gebruikt moeten worden. Gebruikmakend van de “Windows of opportunity’s” moeten de verenigingen hun jeugdleden de grondmotorische vaardigheden goed en zorgvuldig aanleren. In het bijzonder bij de jeugd is het aanleren van een hoge mate van techniek en balans van groot belang om op latere leeftijd een grotere controle te hebben in steile beklimmingen en afdalingen. De vereniging is naast opleider ook leverancier van talent. De vereniging kijkt op regelmatige basis met de Talentkijkwijzer, Power Profiles en een aantal andere feitelijkheden naar het niveau van de individuele renners. Regionaal Trainings Centrum (RTC) Op 15-16 jarige leeftijd (nieuwelingen) stromen talentvolle sporters geselecteerd op basis van bekende selectiecriteria van de verenigingen in op de aandachtsgroepen van de RTC’s (fase learn to train en train to train). Op 17-18 jarige leeftijd (junioren) behoren ze tot de werkgroepen van de RTC’s en daarmee tevens tot de aandachtsgroep van de nationale KNWUtalentenselectie (fase van train to train en train to compete), maar trainen ook nog bij de vereniging. Nationaal Trainingscentrum (NTC) Op 18 jarige leeftijd stromen sporters geselecteerd op basis van bekende selectiecriteria eventueel door naar de nationale talentwerkgroep op het NTC (train to compete en train to win). Daar worden ze tot 22 jaar opgeleid tot de fase topsport (train to compete). In de talentenwerkgroep ligt de nadruk op dagelijkse training om de belastbaarheid te vergroten, periodieke trainingskampen voor techniek (skills) en klimvermogen in de bergen en topsport lifestyle coaching. Nieuwe instroom van talenten komt uit bestaande licentiehouders via de vereniging en de RTC’s. Nieuwe talentvolle niet licentiehouders worden opgespoord via het RABO-KNWU Talent ID, het talentherkenningsprogramma van de KNWU. De bond voorziet deze sporters zoveel mogelijk van materiaal en een voltijds training- en wedstrijdprogramma. Uiteindelijk stromen deze opgeleide sporters door naar de topsportgroep op het NTC (van train to compete naar train to win). In de fase topsport staat het resultaat van de sporter centraal. In de fase talentontwikkeling staat het programma centraal. Binnen de verenigingen loopt een soortgelijk traject om renners die niet of nog niet aan het talentprofiel voldoen op dezelfde wijze op te leiden. Op deze wijze worden laatbloeiers ook begeleid en zoveel mogelijk opgeleid. Kennisoverdracht tussen NTC, RTC en de verenigingen is hierin een kritische succesfactor! Samenwerking met de UCI- en KNWU landelijke disciplineteams is belangrijk, ook als het gaat om elkaar te stimuleren naar nog betere prestaties door bijvoorbeeld kennisdeling. Ideaal zou zijn als het opleidingsplan van de teams parallel loopt aan activiteiten van de talentenselectie en een en ander op elkaar aansluit. Het eventueel leveren van “topsport-maatwerk” en ondersteunen van potentiële medaille- kandidaten op het moment dat ze deel uitmaken van eenteam, kan het verschil betekenen tussen goud en zilver. Visie KNWU Topsport Tijdens de Olympische spelen van Londen is Nederland tijdens het mountainbiken vertegenwoordigd door 1 Nederlandse sporter. Op basis van de UCI- landenranking heeft Nederland voor de Olympische spelen van Londen een quotum verdiend van in totaal 3 deelnemers; 2 heren en 1 dame. Ambitie en doelstellingen: Ambitie: Voor de Olympische spelen van Rio in 2016 en de Olympische spelen in 2020 bestaan de volgende ambities: 2016: deelname aan de Olympische spelen van Rio met 2 heren en 1 dame en strijden om een medaille. 2020: deelname aan de Olympische spelen in 2020 met 3 heren en 2 dames en strijden om goud. Naast bovenstaande ambities is het de ambitie om leidend kenniscentrum in de wereld te worden op het gebied van zowel talentontwikkeling als topsport (talent hotbed) zodat het Nederlandse mountainbiken door andere landen beschouwd gaat worden als “benchmark voor succes”. Doelen: Om bovenstaande ambities te kunnen verwezenlijken is het behalen van de volgende doelstellingen van belang: Landenranking: Heren: tot de beste 12 landen behoren bij de heren op de landenranking in de periode van mei 2014 tot en met mei 2016. tot de beste 5 landen behoren op de landenranking bij de heren in de periode van mei 2018 tot en met mei 2020. Dames: tot de beste 18 landen behoren bij de dames op de landenranking in de periode van mei 2014 tot en met mei 2016. Tot de beste 11 landen behoren bij de dames op de landenranking in de periode van mei 2018 tot en met mei 2020.
KNWU beleidsplan MTB 2013 – 2016 v0.6
Pagina 7
Medailles OS: 2016 Rio de Janeiro: strijden om een medaille! 2020: zowel bij de heren als bij de dames strijden om goud! Enstrada par Rio en verder… ervan uitgaande dat: - Er ongeveer 10 jaar ontwikkeling nodig is om uiteindelijk het grote piekmoment te bereiken, - De medailleleeftijd bij de senioren mannen op gemiddeld 25- jarige leeftijd begint en bij de senioren vrouwen op gemiddeld 28- jarige leeftijd, stromen de “beste talenten” rond hun 17e- 18e jaar eventueel door naar het NTC waar gewerkt wordt binnen een voltijds team, Team TROI. Deze talentenselectie werkt op het NTC met een talentcoach offroad, binnen een voltijds training- en wedstrijdprogramma (alle wereldbekers, de nationale topcompetitie, Swiss Cups) en de renners worden voorzien van materiaal. De talentenwerkgroep combineert het mountainbiken met veldrijden (november en december) en een wegprogramma en worden opgenomen in het KNWU team TROI. Talenten uit de talentenwerkgroep stromen pas door naar de commerciële topsport (professionals) nadat ze de fase talentontwikkeling op het NTC hebben volbracht. De topsporters zitten dan in de fase oogsten (train to win).. Samenwerking met de UCI- en KNWU landelijke disciplineteams is belangrijk, ook als het gaat om elkaar te stimuleren naar nog betere prestaties door bijvoorbeeld kennisdeling. Ideaal zou zijn als het opleidingsplan van de teams parallel loopt aan activiteiten van de talentenselectie en een en ander op elkaar aansluit. Het eventueel leveren van “topsport-maatwerk” en ondersteunen van potentiële medaille- kandidaten op het moment dat ze deel uitmaken van een team, kan het verschil betekenen tussen goud en zilver. Om in aanmerking te komen voor de topsportgroep MTB dient een renner of renster in 2013 aan de prestatienorm (top 12 wereldbeker) te voldoen of de potentie hebben om voorafgaande aan de Olympische spelen van 2016 in de buurt van deze prestatienorm te komen. Aantal concrete Doelen: •
De talentenwerkgroep is in place in 2013,
•
In 2013 heeft x % MTB verenigingen een meerjaren opleidingsplan dat aansluit bij de leerlijnen van de KNWU in 2014 is dat x % in 2016 is dat 50% van de verenigingen
•
Door regelmatig overleg/ afstemming tussen bondscoach, teams en commissie Offroad ondersteunen de KNWU en de UCI teams dit beleid en dragen dit uit. Draagvlakontwikkeling en kwaliteitsbewaking,
•
De topsportwerkgroep wordt vormgegeven in 2013 voor de periode voor 2013-2016, en heeft als taak/opdracht het monitoren van de realisatie van het beleidsplan 2013 - 2016
•
Powerprofiles afnemen gebeurd op alle RTC’s,
•
Verenigingen beschikken over de talentkijkwijzer en hebben hun talenten in beeld.
•
In 2013 is er een start gemaakt met het opzetten van een trainingshandboek voor mountainbiken. En is eind 2013 gereed. Dit is de basis voor het MOP van verenigingen, anders kun je de andere doelstellingen ook niet realiseren,
•
De RTC trainers hebben 3 x per jaar een intervisie bijeenkomst olv de bondcoach,
KNWU beleidsplan MTB 2013 – 2016 v0.6
Pagina 8
Doelen 2012 - 2016 Wedstrijdsport: een volwaardig aanbod De MTB wedstrijdsport is veel in beweging en ontwikkeld zich vooral op het internationale vlak. De parkoersen zijn korter, explosiever en veel technischer geworden. De conclusie die hieruit getrokken mag worden is dat de Nederlandse renners al op jonge leeftijd technisch moeten worden opgeleid, beginnend binnen de verenigingen. De nationale races zullen ook in deze ontwikkeling mee moeten gaan om de internationale aansluiting te kunnen realiseren Er is reeds een start gemaakt met de aanleg van technisch uitdagendere parkoersen met drops, switchbacks, rootsections, trappen en Rock Gardens. Bij voorkeur aangelegd zoals bij ook de wereldbekers. Te zien is dat er momenteel een grotere keuze aan wedstrijden en verschillende typen wedstrijden is die door velen worden bezocht. Zoals de strandraces, de Holland MTB-cup, 24 uurs races, regionale zomeravond competities, interclub wintercompetities, de marathoncup en de mini downhillcup en streetraces. Door de grote diversiteit aan wedstrijden en wedstrijdsoorten is het belangrijk om 1 centrale competitie te houden en deze te upgraden naar een hoger niveau en een goede spreiding over het gehele jaar heen. Bij de jeugd is er echter een tegengestelde beweging herkenbaar. Er komen meer en meer races en meer en meer deelnemers. De groei is positief voor de toekomst, de uitdaging is er nu iets mee te doen . Het jaarprogramma zou zo moeten worden ingedeeld dat er aandacht is voor spreiding van wedstrijden, inlassen van specifieke techniektrainingsdagen en het bieden van voldoende uitdaging in de wedstrijdparkoersen. Het wedstrijdaanbod bevat nu alleen XC gerichte wedstrijden met over het algemeen te weinig technische uitdaging. De XC races moeten technischer, maar het aanbod voor de jeugd moet ook breder. Een voorbeeld is de kids cup, de mini downhill, 4X races, XCE, streetraces eventueel binnen een technical competition. Zodat niet alleen kracht en inhoud van belang zijn, maar de technische skills worden gevraagd. Een Technische Commissie (Technical Delegate) ter ondersteuning en support van verenigingen en wedstrijdorganisatoren. Het beleid is er op gericht om de ontwikkeling in 2014 in te voeren. Aantal concrete Doelen Volwassenen: -
Vanaf 2014 is er 1 landelijke XC competitie (TC 6 tot 8 races), niveau UCI1/HC met wedstrijden die zich op technisch niveau onderscheiden en duidelijke hoogte verschillen per ronde,
-
Het regelmatigheidklassement uitbreiden met wedstrijden van diverse typen, zoals op tijdsindicatie, XCE races, Streetraces, Teamrelays,Short races en strandraces.
-
Stimuleren van regionale wedstrijden en interclub clubwedstrijden door deze te publiceren in de kalender en de automatisering (chipmeting en uitslagverwerking) geschikt te maken voor dergelijke wedstrijden.
-
KNWU zal ondersteunen bij het binnenhalen en organiseren van een WorldCup bij voorkeur op een te creëren parkoers (Landgraaf), In de toekomst toewerken naar organiseren van EK’s en WK’s.
-
Er wordt een Technische Commissie opgericht die advies en richtlijnen kan geven aan verenigingen en organisatoren ter verbetering van de parkoersen,
-
De organisatie van een nationale marathonkalender is al jaren een wens van de sportieve en breed georiënteerde MTB-ers die op de XC races uitgekeken zijn.
-
Via die technische commissie wordt een standaard wedstrijdindeling voor een tweedaagse voorgesteld adhv het voorbeeld uit Duitsland (Thorsten) - voor een aantrekkelijker deelnemersveld van de XC races wordt een samenwerkingsverband worden aangegaan met de Belgische en West-Duitse mtb collega’s
KNWU beleidsplan MTB 2013 – 2016 v0.6
Pagina 9
Aantal concrete Doelen Jeugd: -
Vanaf 2014 is er 1 landelijke XC competitie ( 8 tot 10 races) met wedstrijden die zich serieus onderscheiden op basis technisch niveau en duidelijke hoogte verschillen per ronde,bij voorkeur in combinatie met de JMW wedstrijden (10 hoogwaardige MTB weekenden)
-
In 2014 zijn er 3 tal wedstrijden die gezamenlijk de Technical Competition vormgeven. Een stimulerende maatregel om wedstrijden waarin de technische componenten sterker aanwezig zijn of gecombineerd worden zoals XCO combined(variant van KidsCup), de mini downhill, 4X races, XCE-races, streetraces, trial en Teamrelays.
-
Stimuleren van regionale wedstrijden en interclub clubwedstrijden (zonder klassement koppeling) door deze te publiceren in de kalender.
-
Er wordt een Technische Commissie opgericht die advies en richtlijnen kan geven aan verenigingen en organisatoren ter verbetering van de parkoersen. Voorstel is dit te combineren met de technische commissie van de volwassenen t.b.v. de integrale afstemming en doorlopende lijn.
KNWU beleidsplan MTB 2013 – 2016 v0.6
Pagina 10
Doelen 2012 - 2016 Breedtesport: thuisbasis voor de sportieve fietser De KNWU richt zich steeds nadrukkelijker op de belangrijke doelgroep: de sportieve fietser. In Nederland zijn enkele honderdduizenden sportieve fietsers actief, waarvan nog slechts een beperkt deel is aangesloten bij de KNWU of de NTFU. Uit een door de KNWU en Rabobank uitgevoerd onderzoek blijkt dat er een grote groep ‘sportieve fietsers’ is voor wie een lidmaatschap van de KNWU een belangrijke meerwaarde zou kunnen hebben. Voor deze groep was er tot voor kort geen passend aanbod. Te competitief om zichzelf als toerfietser te zien, te oud en te onervaren voor de wedstrijdsport, maar wel met een sterke behoefte aan sportieve uitdaging en op zoek naar kennis van de wielersport en het MTB in het bijzonder. De KNWU wil zijn kennis van top- en wedstrijdsport overdragen aan de sportieve Mountainbiker zodat deze nog meer resultaat en plezier heeft en houdt in de sport. Door evenementen aan te bieden die uniek, exclusief en onderscheidend zijn is het mountainbiken bij de KNWU een ware belevenis. Het is een kans om de Wedstrijdsport (bijv strandraces) te koppelen aan de breedtesport. Grote evenementen zoals de EPE en de opkomende 24 uurs races zijn hier mooie voorbeelden van waar het mountainbiken de KNWU zijn doelstelling kan verzilveren en meer leden te werven. De missie van de KNWU is elke ‘sportieve fietser’ lid te laten zijn van de KNWU en ook hun kinderen enthousiast te maken voor de MTB-sport. Om deze missie te bereiken zijn de volgende 7 speerpunten gedefinieerd: • • • • • • •
Het merk KNWU krijgt een eigentijdse, onderscheidende uitstraling, passend bij zowel de wedstrijd- als de sportieve Mountainbiker. Het basislidmaatschap wordt aangepast op de wensen van de sportieve Mountainbiker. Het lidmaatschap wordt daar aangeboden waar de sportieve Mountainbiker zich bevindt. Het lidmaatschap wordt d.m.v. gerichte campagnes aan de sportieve Mountainbiker aangeboden. Huidige sponsorcontracten worden uitgeput en geactiveerd om de sportieve Mountainbiker te bereiken. De KNWU investeert in nieuwe, niet-branche gerelateerde sponsors waarmee we gezamenlijk de sportieve Mountainbiker binden. Een extern communicatie- en actieplan wordt opgesteld, zodat het behalen van 50.000 leden eind 2016 een gezamenlijk en goed gefundeerd doel wordt.
Individuele leden Daarnaast richt de KNWU zich in de communicatie ook direct tot individuele leden door het gebruik van digitale nieuwsbrieven, gepersonaliseerde informatie op ‘mijn knwu’ en social media als Twitter en Facebook. Om ook de ‘sportieve fietser’ te bedienen (waarover meer onder punt 4) wordt een aparte website aangeboden waarin informatie wordt gegeven die voor deze doelgroep relevant is. De wedstrijdsporter wordt via de reguliere site van informatie voorzien.
Aantal concrete Doelen: - De KNWU gaat zich actief richten op de MTB-toerverenigingen om presentaties en workshops met een opleidend karakter aan te bieden met inhoudelijke kennis over trainingsleer. - Samenwerking NTFU (hier kijkt de commissie offroad nog naar) - Strandraces (hier kijkt de commissie offroad nog naar) - Funklasse (hier kijkt de commissie offroad nog naar)
KNWU beleidsplan MTB 2013 – 2016 v0.6
Pagina 11
Bijlage 1; THEORETISCH KADER:
Behoort bij het stuk ‘wat is talent’ op pagina 5.
Figuur 1. Model talentherkenning en talentontwikkeling in de sport (Elferink-Gemser en Visscher, 2012) Onze toekomstige toppers hebben een lange weg af te leggen voor ze het Wilhelmus voor zich horen spelen op een groot toernooi. Op weg naar de top, zullen ze hun sportprestaties moeten blijven verbeteren. Hoewel geen enkele ontwikkeling rechtlijnig is, is het van belang dat over de jaren heen het prestatieniveau toeneemt. In het model in figuur 1 is dit weergegeven door de grote ‘tijdpijl’. Het illustreert de fasen van ontwikkeling waar een kind doorheen gaat; niet alleen in fysiek en motorisch opzicht maar ook op cognitief, emotioneel en sociaal vlak. Een kleuter die naar de basisschool gaat, later puber wordt, adolescent en tenslotte volwassen. In die periode gebeurt er ontzettend veel en nemen ook de sportprestaties enorm toe. Deze toename is in grote mate toe te schrijven aan de persoonsgebonden prestatiebepalende kwaliteiten maar ook de invloed van toeval of kans moet niet onderschat worden. De prestatiebepalende kwaliteiten kunnen onderverdeeld worden in lichaamsbouw (zoals lengte, gewicht, vetpercentage), fysiologische kwaliteiten (zoals aeroob en anaeroob energiesysteem), techniek (sportspecifieke vaardigheden zoals dribbelen, passen en schieten bij voetbal), tactiek (cognitieve kwaliteiten zoals het nemen van de juiste beslissing op het juiste moment) en mentale kwaliteiten (zoals presteren onder druk). De prestatiebepalende kwaliteiten zijn afgeleid van de kenmerken van de sportprestatie. Bij iedere sport zullen deze kwaliteiten op een verschillende wijze bijdragen aan het prestatieniveau. Met andere woorden: het relatieve belang van een prestatiebepalende kwaliteit ten opzichte van de andere kwaliteiten zal per sport verschillen. Het meest ideale profiel van een talent is dus per tak van sport verschillend. Op dit moment (medio april 2013) wordt er hard gewerkt aan de eerste KNWU- talentprofielen specifiek voor mountainbike. Deze zullen per jaar en afhankelijk hoe de sport zich gaat ontwikkelen aangepast worden. Een kind ontwikkelt zich altijd in en met de omgeving. Vandaar dat er in het model een duidelijke relatie is tussen de persoon en zijn prestatiebepalende kwaliteiten aan de ene kant en de omgeving aan de andere kant. De omgeving speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van deze persoonsgebonden kwaliteiten, en dan vooral in het leren en trainen van de vereiste kwaliteiten (Bloom, 1985; Philips, 2010). Met het in kaart brengen van deze omgevingsgebonden kenmerken kan waardevol inzicht worden verkregen in hoe talenten het best herkend en vervolgens het best begeleid kunnen worden in hun ontwikkeling. De talentontwikkeling van een sporter is de resultante van de continue interactie tussen sporter en omgeving. Dit betekent dat ouders maar vooral ook de leerkrachten, trainers en coaches op de hoogte zouden moeten zijn van wat kinderen in elke fase kunnen en willen leren, en welk gedrag er hoort bij die fase in het leven. Uit voorgaand onderzoek weten we inmiddels dat kinderen van ouders die de nadruk meer leggen op het plezier dan op het winnen van een wedstrijd succesvoller zijn dan kinderen van ouders die dat niet doen (Visscher e.a., 2009). Ook is bekend dat trainers die de sportieve talenten die ze begeleiden uitdagen om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor hun ontwikkeling, meer sporters aan de top afleveren dan trainers die alle beslissingen voor hun sporters nemen (Van Ark e.a., 2009; 2010). Hoewel de weg naar de top lang is, is de tijd die talenten hebben om hun sportprestaties te verbeteren relatief kort. Degenen die een duidelijk doel voor ogen hebben, intrinsiek gemotiveerd zijn en zich succesvol voelen als ze zichzelf blijven
KNWU beleidsplan MTB 2013 – 2016 v0.6
Pagina 12
verbeteren, ongeacht of ze winnen of verliezen, lijken de grootste kans te hebben om het beste uit zichzelf te halen. Zij nemen verantwoordelijkheid voor hun eigen sportloopbaan en scoren hoog op zelfregulatie. Duidelijk is dat voor een succesvolle ontwikkeling van een sportloopbaan ook rijpen, leren en trainen belangrijke elementen zijn (Malina e.a., 2000; Starkes, 2000). Ieder kind heeft echter zijn eigen ontwikkelingscurve wat inhoudt dat er tijdens de tienerjaren onder meer in fysiek opzicht verschillen kunnen ontstaan tussen vroegrijpe en laatrijpe kinderen die aan het eind van de tienerjaren verdwenen zijn (Malina, 2011). Vanuit de wens een optimale talentherkenning en –ontwikkeling te realiseren, zouden de timing en het tempo van bijvoorbeeld de groeispurt geen rol mogen spelen in het herkennen of selecteren van talenten (Malina en Rogol, 2011). Tot op heden zijn er echter sterke aanwijzingen dat dit wel het geval is (Coelho e Silva e.a., 2010; Valente dos Santos e.a., 2012 a, b). Ook is er in veel sporten nog steeds sprake van het zogenaamde geboortemaandeffect waarbij kinderen die rond de peildatum geboren zijn meer vertegenwoordigd zijn in talentselecties (Helsen e.a., 2012; Musch & Grondin, 2001). Het risico is dat hiermee talent verloren gaat. Wat betreft leren en trainen, lijken talenten de benodigde persoonsgebonden kwaliteiten zoals techniek beter en sneller te leren dan het overgrote deel van hun leeftijdgenoten. Ook lijken ze meer te profiteren van training dan andere kinderen (Toering e.a., 2009). Een sleutelbegrip bij effectief leren en trainen dat samen lijkt te hangen met het succes van een sporter, is zelfregulatie (Jonker e.a., 2010). Zelfregulatie is de mate waarin een individu in staat is om zelfstandig, doelbewust en effectief te leren door het gebruik van verschillende metacognitieve en motivationele vaardigheden zoals planning, monitoring, evaluatie, reflectie, inzet en geloof in eigen kunnen (Ertmer en Newby, 1996; Zimmerman, 1986). Succes heeft daarmee ook te maken met het stellen van heldere en realistische doelen, waargenomen competentie, het goed kunnen monitoren van je eigen ontwikkeling, het weten welke inspanning je moet leveren om een doel te bereiken, het nemen van de juiste beslissing op het juiste moment maar ook met het creëren van een kansrijke leeromgeving waarin je zo effectief mogelijk jezelf kunt verbeteren (Zimmerman, 2002; 2006). Met name cognitieve aspecten lijken een cruciale rol te spelen in het ontwikkelen van een succesvolle sportloopbaan (Jonker e.a., 2012) en deze succesfactoren gelden niet alleen op het gebied van sport (Ericsson, 1996; Jonker e.a., 2009).
KNWU beleidsplan MTB 2013 – 2016 v0.6
Pagina 13