MONITOR/DEFIBRILLATOR
KNOPPE N, AANSLU ITI NG E N E N I N D I C AT O R E N
KNOPPE N, AANSLU ITI NG E N E N I N D I C AT O R E N Externe voeding indicator Sync
Markeerknop Sy
nc
Gebruiksgereed indicator
Manu al D efi
b
Afleidingen kiezen
70
100 120
Adult Dose
150
170 200
50
Select Energy
30
20
1
Charge
15
2
1-10
Pacer On Off On AED Monitor
Shock
3
Alarmpauze
Voorvalresumé Toetsen Navigatie knoppen
CO2 ingang 1 CO 2
™
2
Temp ECG (sync) uitgang
Therapie connector
Printer Soft Keys
Gas uitgang
Therapieknop Laden Datakaart Schok
ECG
ECG
Menu keuze
Invasieve Druk 1 Invasieve Druk 2 NBP ECG SpO2
Printerklep vergrendeling Printen Speaker
Batterij/Net compartiment B
Bedrailhaak bevestiging Batterij compartiment A
LAN connector
Batterij
RS 232 seriële poort Netvoedingsmodule DC voeding input
453564042501 Editie 2 Februari 2008
M O N I T O R / D E F I B R I L L AT O R
MONITOR/DEFIBRILLATOR
12-AFLEIDINGEN-ECG
12-Afl. ECG Elektrodenplaatsing voor 12-Afl. ECG
12-Afl. ECG opnemen 1. Draai de therapieknop in de stand Monitor. 2. Druk op de toets 12-Afl. 3. Controleer of u een goed signaal hebt. 4. Druk op de toets Start opname. Indien gevraagd, voert u leeftijd en geslacht van de patiënt in. 5. Houd de patiënt stil gedurende de 10-seconden opname periode. Opgeslagen 12-Afl. ECG rapporten bekijken 1. Druk op de menukeuze knop. 2. Kies met de navigatieknoppen voor Rapporten. Rapporten van de huidige patiënt staan in chronologische volgorde. 3. Met de navigatie knoppen kiest u een rapport en drukt u op de menukeuzeknop. 4. Kies Print of Wissen uit het menu en druk op de menukeuzeknop. 5. Herhaal de stappen 1 tot 4 voor een ander rapport. 453564042501 Editie 2 Februari 2008
M O N I T O R / D E F I B R I L L AT O R
MONITOR/DEFIBRILLATOR
ALARMEN
WERKEN MET ALARMEN Reageren op Alarm 1. Controleer de patiënt. 2. Kijk wat voor alarm(en) het betreft. 3. Zet het volume van het alarm uit door op de menukeuzetoets te drukken of op een van de Navigatietoetsen. 4. Behandel de alarmtoestand door een van de volgende opties te kiezen: Alarm Uit - Schakel het parameter alarm van de bewaking uit, naast de parameterwaarde . Akkoord - Erken dat de alarmtoestand aanwezig is, maar onderneem verder geen actie. Akkoord is de standaardoptie indien een alarm optreedt. Nieuwe Grenzen - Pas de parameter alarmgrenzen aan. Opmerking: Bij alleen Hartslag/Aritmie alarm zijn uw opties Akkoord of Akkoord en Nieuwe Grenzen, afhankelijk van het alarm. De alarmgrenzen controleren/instellen Alarmgrenzen staan standaard ingesteld volgens de configuratie ervan en het soort patiënt. Als alarmen aanstaan zijn de ingestelde grenzen zichtbaar naast de gemeten waarde. Een alarmgrens instelling aanpassen: 1. Druk op de menukeuze knop. 2. Kies Metingen/Alarmen en druk op de menukeuzeknop. 3. Kies de gewenste meting uit het menu en druk op de menukeuzeknop. 4. Kies (parameter) grenzen uit het menu en druk op de menukeuzeknop. 5. Pas de grens aan en druk op de menukeuzeknop.
453564042501 Editie 2 Februari 2008
M O N I T O R / D E F I B R I L L AT O R
MONITOR/DEFIBRILLATOR
CAPNOM ETR I E
C O2 B EWAK E N De nasale FilterLine gebruiken 1. Sluit de FilterLine slang aan op de inlaatpoort. 2. Controleer of beide neusgaten schoon zijn. 3. Plaats de nasale FilterLine op het gezicht door de FilterLine tips in de neusgaten te steken. 4. Leg de FilterLine slangen over de oorschelpen en schuif dan het hoesje naar de nek toe zodat het comfortabel onder de kin vastzit. 5. Bij gebruik van de gecombineerde FilterLine dient u de groene slang op de zuurstofvoorziening aan te sluiten. 6. Controleer regelmatig of de FilterLine nog goed op zijn plaats zit voor een goede bewaking. Gebruik van de FilterLine en de luchtwegadapter 1. Sluit de FilterLine slang aan op de inlaatpoort. 2. Sluit het brede einde van de luchtwegadapter aan op de endotracheale tube. 3. Sluit het smallere einde van de luchtwegadapter aan op de ventilatorslang of op de handballon. Meten van EtCO2 en AwRF De CO2 curve wordt automatisch weergegeven in de geconfigureerde curvesector als de FilterLine op de CO2 inlaatpoort wordt aangesloten. De meetwaarden voor End-Tidal CO2 (EtCO2) en luchtweg respiratie frequentie (AwRF) verschijnen in parameterblok 2 zoals onderstaand getoond. SpO2
100
%
100 90
EtCO2 mmHg AwRR
34
50 30
18
rpm
30 8 453564042501 Editie 2 Februari 2008
M O N I T O R / D E F I B R I L L AT O R
MONITOR/DEFIBRILLATOR
E C G B EWAK E N
E C G B EWAK E N Afleiding kiezen voor ECG bewaking Het is van belang dat er een geschikte afleiding wordt gekozen zodat een QRS complex betrouwbaar kan worden gedetecteerd. I
+
+
I
aV L
– – – – Richtlijnen: aVR – – - QRS groot en smal III III - R top moet boven of onder de basislijn liggen II II (maar mag niet bifasisch zijn). - De T top moet kleiner zijn dan 1/3 van de + + + + hoogte van de R top. - De P top moet kleiner zijn dan 1/5 van de 3-elektroden plaatsing 5-elektroden plaatsing hoogte van de R top. - Bij niet-transcutaan gepacete patiënten dient de pacepuls groot genoeg te zijn om gedetecteerd te worden met minimale repolarisatie, die niet breder is dan het normale QRS complex. Ga als volgt te werk om een afleiding voor de primaire curvesector te kiezen: 1. Druk op de Afleidingskeuze knop. 2. Doorloop de beschikbare keuzemogelijkheden. Een afleiding selecteren voor een extra curvesector: 1. Druk op de menukeuze knop. 2. Kies Curven en druk op de menukeuzetoets. 3. Kies de curvesector en druk op de menukeuzeknop. 4. Kies de gewenste afleiding en druk op de menukeuzetoets. 5. Gebruik, indien nodig, de navigatietoetsen om de ECG-grootte (amplitude) aan te passen en druk dan op de menukeuzetoets. Opmerking: Aritmie analyse vindt plaats bij x1 amplitude (ongeacht de amplitude op het scherm).
aVF
Wijzigen van pacemaker status Het is belangrijk dat tijdens het bewaken van patiënten met niet-transcutaneous pacemakers de gepacete status correct is ingesteld. (Zie MRx Gebruiksinstructies voor meer informatie. Wijzigen van pacemaker status 1. Druk op de menukeuze knop. 2. Kies Patiënt Info en druk op de menukeuzeknop. 453564042501 Editie 2 3. Kies Gepacet uit het menu en druk op de menukeuzeknop. Februari 2008 4. Kies Ja/Nee en druk op de menukeuzetoets.
M O N I T O R / D E F I B R I L L AT O R
M O N I T O R / D E F I B R I L L AT O R
B EWAK I N G I N VA S I E V E D R U K K E N
B EWAK I N G I N VA S I E V E D R U K K E N Een Druk Wijzigen 1. Druk op de menukeuzetoets . 2. Met de navigatie knoppen kiest u Metingen/Alarmen uit het menu en drukt u op de menukeuzeknop. 3. Selecteer Druk 1 (of Druk 2) en druk op de menukeuzetoets. 4. Kies Label en druk op de menukeuzetoets. 5. Selecteer de geschikte label uit de lijst en druk op de menukeuzetoets. 6. Selecteer de schaalgrootte, het Alarmbron type en boven en onder alarmgrenzen. Druklabel Opties ABP – Arteriële Bloeddruk ART – Arteriële Bloeddruk Ao – Aorta Druk CVP – Centrale Aderlijke Druk ICP – Intracraniële Druk* LAP – Linker Hartvaten Druk PAP – Longslagader Druk RAP – Rechter Hartvaten Druk P1 – Niet-specifieke Druk P2 – Niet-specifieke Druk Label (Kanaal 1) Label (Kanaal 2) * Cerebrale Perfusie Druk (CPP) wordt automatisch met ICP getoond indien een druk reeds is ingesteld op ABP, ART of Ao en de andere druk is ingesteld op ICP. Op Nul Zetten 1. Plaats de transducer op het geschikte niveau voor de meting. 2. Sluit het kraantje van de transducer naar de patiënt, en ventileer de transducer naar atmosferische druk. Kies vervolgens een van de volgende methods: Menukeuzetoets Gebruiken Softtoets in Bewaking Modus Gebruiken 3. Druk op de menukeuzetoets. 3. Druk op de knop onder [Nul Druk] op 4. Selecteer Meting/Alarm met het scherm. de navigatietoetsen en druk 4. Gebruik de navigatieknop om de op de menukeuzetoets. druk(ken) naar nul uit het 5. Selecteer het druklabel op Nul menu te selecteren en druk nul zetten. op de Menukeuzetoets. 6-Markeer Nul en druk op de Menukeuzetoets. 453564042501 Editie 2 Februari 2008
M O N I T O R / D E F I B R I L L AT O R
MONITOR/DEFIBRILLATOR
N I E T- I N VA S I E F B LO E D D R U K B EWAK E N
N I B D bewaken Voorbereiding 1. Kies de juiste maat manchet voor de patiënt. 2. Bevestig de manchet aan de NIBD-slang. 3. Steek de NIBD-slang in de NIBD-aansluiting. 4. Wikkel de bloeddrukmanchet rond arm of been van de patiënt: a. zorg dat de manchet geheel leeg is. b. wikkel de manchet rond arm of been. c. controleer of de rand van de manchet binnen het bereik van de markeringen valt. 5. Zorg dat de manchet op gelijke hoogte is met het hart van de patiënt. Wijzigen van de NIBD-cyclus 1. Druk op de menukeuze knop. 2. Met de navigatie knoppen kiest u Metingen/Alarmen uit het menu en drukt u op de menukeuzeknop. 3. Kies NIBD en druk op de menukeuzeknop. 4. Kies NIBD-cyclus en druk op de menukeuzeknop. 5. Kies het gewenste interval of Manueel en druk op de menukeuzeknop. Intervalopties: 1, 2.5, 5, 10, 15, 30, 60 en 120 minuten. Er kan te allen tijde een manuele NIBD-meting gedaan worden door op de Start NIBD toets te drukken. NIBD meten Druk op de Start NIBD toets om bloeddruk te meten. De druk in de manchet wordt tijdens het oppompen en leeglopen weergegeven. Als de meting voltooid is worden de NIBD-waarden weergegeven. HF
82
120 60
NIBD mmHg Manueel
120/80 (100)
SYS 10:40 160 90 453564042501 Editie 2 Februari 2008
M O N I T O R / D E F I B R I L L AT O R
MONITOR/DEFIBRILLATOR
SPO2 B EWAK E N
SpO2 B EWAK E N De sensor aanbrengen Volg de instructies van de fabrikant op bij toepassing van de sensor en let op de waarschuwingen en voorzorgen. Voor de beste resultaten: Zorgt u dat de sensor droog is. Zet u de sensorkabel losjes vast bij de patiënt als deze beweegt. Zorgt u dat de sensor niet te strak zit. Houdt uw netsnoeren uit de buurt van de sensorkabel en aansluiting ervan. Vermijdt u het plaatsen van de sensor in een omgeving met heldere lampen. Indien nodig, bedekt u de sensor met ondoorzichtig materiaal. Vermijdt u het plaatsen van de sensor op een plek met slechte perfusie. SpO2 bewaking 1. Sluit de juiste sensorkabel aan op de HeartStart MRx. 2. Breng de sensor aan bij de patiënt. 3. Als de HeartStart MRx nog niet aanstaat, draait u de therapieknop in de stand Monitor. De plethcurve zal na enkele seconden verschijnen, gevolgd door de zuurstofsaturatie waarde. Als de zuurstofsaturatie van de patiënt verandert, wordt de waarde continu bijgewerkt. Raadpleeg de kaart over Alarmen instellen voor informatie over alarmen.
453564042501 Editie 2 Februari 2008
M O N I T O R / D E F I B R I L L AT O R
M O N I T O R / D E F I B R I L L AT O R
T E M P E R AT U U R B EWAK E N
T E M P E R AT U U R B EWAK E N Een Temperatuur Bewaken 1. Sluit de temperatuurkabel aan op de HeartStart MRx. 2. Selecteer het juiste temperatuurlabel voor uw meting. 3. Controleer dat de huidige apparaatinstellingen (inclusief alarminstellingen) geschikt zijn voor de patiënt. 4. Breng de temperatuursensor aan bij de patiënt. Een Temperatuurlabel selecteren 1. Druk op de menukeuzetoets . 2. Met de navigatie knoppen kiest u Metingen/Alarmen uit het menu en drukt u op de menukeuzeknop. 3. Selecteer de temperatuurlabel optie die momenteel aan uw waarde is toegewezen (standaard is TemP) en druk op de menukeuzetoets. 4. Kies Label en druk op de menukeuzetoets. 5. Selecteer het geschikte label uit de lijst en druk op de menukeuzetoets. Temperatuurlabelopties Tesoph - esophageale temperatuur Trect - rectale temperatuur Tskin - huidtemperatuur Temp - algemeen temperatuurlabel Tcore - kerntemperatuur Tnaso - nasopharyngeale temperatuur Tvesic - urineblaas Tart - arteriële temperatuur Tven – aderlijke temperatuur
453564042501 Editie 2 Februari 2008
M O N I T O R / D E F I B R I L L AT O R
M O N I T O R / D E F I B R I L L AT O R
V I TA L E W A A R D E N TRENDING
V I TA L E W A A R D E N TRENDING Trending data bekijken 1. Schakel de Bewaking Modus van de HeartStart MRx in. 2. Druk op de menukeuzetoets . 3. Selecteer Trends met de navigatietoetsen en druk op de menukeuzetoets. Het Vitale Waarden Trending Rapport wordt in de onderste twee curvesectoren geopend. Bladeren LINKS/RECHTS: Gebruik << of >> softtoetsen om naar links of rechts (vooruit/achteruit) te bladeren in het rapportscherm. De softtoets zal inactief zijn indien er niet meer data te bekijken is in die richting. OMHOOG/OMLAAG: Indien er meer Vitale Waarden zijn dan op één scherm passen, gebruikt u de Navigatie knoppen naast de menukeuzetoets om omhoog en omlaag te bladeren met behulp van de verticale balk op het scherm. (Controleer dat er geen menu-onderdelen actief zijn op dat moment.) Trend Data Lezen - Indien Trend voor het eerst wordt getoond, zal de laatste (meest recente) trend data worden getoond in de uiterst rechtse kolom; oudere data stroomt naar links. - Het scherm zal automatisch worden bijgewerkt zodra nieuwe data beschikbaar komt, zolang de meest recente data op het scherm wordt getoond. - Een-?- geeft aan dat de parameter ongeldige informatie bevat. - Een ? net voor een numerieke waarde geeft twijfelachtige data weer. - Een spatie betekent onbeschikbare data. Het Vitale Waarden Trend Rapport Printen U kunt het Vitale Waarden Trend Rapport op twee manieren printen: 1. Druk op de softtoets onder het label Print Trends. Een rapport voor de getoonde periode en interval wordt geprint. 2. Druk op de knop Resumé en selecteer Trends en vervolgens Trends Interval. Er wordt een rapport voor de gehele voorvallenperiode geprint. 453564042501 Editie 2 Februari 2008
M O N I T O R / D E F I B R I L L AT O R
MONITOR/DEFIBRILLATOR
FU NCTION E LE CONTROLE
FU NCTION E LE CONTROLE De functionele controle uitvoeren 1. Plaats een geladen batterij in de HeartStart MRx. 2. Draai de therapieknop in de stand 150J. 3. Druk op de menukeuzetoets. 4. Selecteer Overig en druk op de menukeuzetoets. 5. Selecteer Functionele controle en druk op de menukeuzetoets. 6. Selecteer Functies controleren en druk op de menukeuzetoets. 7. Druk op de menukeuzetoets om akkoord te gaan met deze procedure De normale gebruikmodus verlaten. 8. Lees de aanwijzingen altijd goed en neem ze in acht. Na voltooiing van de functionele controle wordt een rapport afgedrukt dat de testresultaten aangeeft en dat u aanspoort het apparaat, de kabels en de accessoires te inspecteren en te controleren of er voldoende accessoires en verbruiksartikelen aanwezig zijn. Opmerking: Controleer voor apparaatversies groter dan of gelijk aan B.05 met Pacing de functies met een padskabel en test externe paddels met de wekelijkse schoktest.
453564042501 Editie 2 Februari 2008
M O N I T O R / D E F I B R I L L AT O R
MONITOR/DEFIBRILLATOR
N I E T- I N VA S I E V E PA C I N G T H E R A P I E ( T R A N S C U TA N E P A C I N G )
N I E T- I N VA S I E V E PA C I N G T H E R A P I E ( T R A N S C U TA N E P A C I N G )
Pacen in demand modus (ECG-elektroden en -pads vereist) 1. Draai de therapieknop in de stand Pacer. 2. Druk op de Afleidingskeuzeknop om de gewenste afleiding te kiezen. 3. Verifieer of er witte R-top markeringen verschijnen boven of in de ECG curve. 4. Druk op de Pacer frequentie toets, kies het aantal pacepulsen per minuut en druk op de menukeuzeknop . 5. Druk indien nodig op de Pacer output toets, gebruik de navigatieknoppen om de aanvankelijke pacer output aan te passen en druk op de menukeuzeknop. 6. Druk op de toets Start pacen. 7. Verifieer of er witte pacemaker markeringen vóór elke QRS verschijnen. 8. Als het hart niet volgt, druk dan op de Pacer output toets, verhoog de output totdat het hart wel volgt en verlaag de output vervolgens tot het laagste niveau waarbij het hart nog volgt en druk op de menukeuzeknop. 9. Verifieer de aanwezigheid van perifere pulsatie. II
Gepaced ritme
Volgen in demand modus
Pacen in vaste modus (is mogelijk alleen met pads) 1. Draai de therapieknop in de stand Pacer. 2. Stel de pacer modus in op Vast. - Kies Pacer modus in het hoofdmenu. - Kies Vast en druk op de menukeuzeknop . 3. Bij gebruik van elektroden/afleidingen: druk op de Afleidingskeuzeknop om de gewenste afleiding te kiezen. 4. Druk op de Pacer frequentie toets, kies het aantal pacepulsen per minuut en druk op de menukeuzeknop. 5. Druk indien nodig op de Pacer output toets, gebruik de navigatieknoppen om de aanvankelijke pacer output aan te passen en druk op de menukeuzeknop. 6. Druk op de toets Start pacen. 7. Verifieer of het hart volgt. Als het hart niet volgt, druk dan op de Pacer output toets, verhoog de output totdat het hart wel volgt en verlaag de output vervolgens tot het laagste niveau waarbij het hart nog volgt en druk op de menukeuzeknop. 8. Verifieer de aanwezigheid van perifere pulsatie. LET OP: Als op SpO2 wordt gecontroleerd tijdens het pacen, activeer dan de Pulsalarmen om de perifere perfusie te bepalen met behulp van de SpO2 transducer.
M O N I T O R / D E F I B R I L L AT O R
453564042501 Editie 2 Februari 2008
MONITOR/DEFIBRILLATOR
Q-CPR
T M
Q-CPR™
0-8 Voor het gebruik 1. Controleer of de pads-/CPR-kabel op de therapiepoort van de MRx is aangesloten. 2. Controleer of de compressiesensor op de pads-/CPR-kabel is aangesloten. 3. Controleer of er een nieuwe compressiesensor-kleefpad op de compressiesensor is aangebracht. Voorbereiden op Q-CPR 1. Sluit de multifunctionele elektrodepads aan op de pads-/CPR-kabel. 2. Breng de multifunctionele pads aan bij de patiënt in de anterior/anteriorpositie. 3. Plaats de compressiesensor bij de patiënt zoals aangegeven staat op de groene laag (d.w.z. op de onderste helft van het sternum). Q-CPR in de manuele defibmodus - Q-CPR start automatisch wanneer u de therapieknop op 150J draait of een borstcompressie uitvoert met de compressiesensor. - Druk op de toets Start CPR om Q-CPR handmatig in te schakelen. Q-CPR in de AED-modus - Q-CPR start automatisch wanneer u tijdens de CPR-pauzeperiode een borstcompressie uitvoert met de compressiesensor. Druk indien nodig op de toets Pauzeer voor CPR om de pauzeperiode in te schakelen. - De AED-modus biedt alleen corrigerende teksten en gesproken feedback.
453564042501 Editie 2 Februari 2008
Q-CPR™ is een handelsmerk van Laerdal Medical.
M O N I T O R / D E F I B R I L L AT O R
MONITOR/DEFIBRILLATOR
G E B R U I K S G E R E E D - I N D I C AT O R
G E B R U I KSG E R E E DI N D I C AT O R
De gebruiksgereed-indicator bevindt zich in de rechterbovenhoek van het apparaat. De indicator toont de status van de therapeutische functies van de monitor/defibrillator volgens de onderstaande definities: Een knipperende zandloper geeft aan dat de defibrillatie-, pacemaker- en ECG-functies van het apparaat gereed zijn. Er is voldoende batterijcapaciteit beschikbaar. Een knipperende rode "X" en periodiek een getjilp geeft aan dat de batterij bijna leeg is. Als een batterij geplaatst is en oplaadt, blijft het getjilp achterwege. Een permanente rode "X" en periodiek een getjilp geeft aan dat er een fout is gedetecteerd die het defibrilleren, pacen, of ECG-opnemen verhindert. Er zal een foutmelding verschijnen bij het inschakelen. Een permanente rode "X" zonder getjilp betekent dat er óf geen spanning aanwezig is, óf dat er een fout in het apparaat is opgetreden. Als de indicator, nadat er weer voedingsspanning aanwezig is, terugkeert als zwarte zandloper, is het apparaat weer gereed voor gebruik.
453564042501 Editie 2 Februari 2008
M O N I T O R / D E F I B R I L L AT O R
M O N I T O R / D E F I B R I L L AT O R
INTELLIVUE NETWORKING V E R B I N D I N G E N D E L E N VA N G E G E V E N S
INTELLIVUE NETWORKING V E R B I N D I N G E N D E L E N VA N G E G E V E N S
Verbinden met het netwerk De M3535A HeartStart MRx met IntelliVue-optie kan met de Philips IntelliVue Informatiepost (Systeem J of later) worden verbonden via een bekabelde of draadloze LAN-verbinding (Local Area Network). Voor elk type verbinding biedt de HeartStart MRx draadloze netwerkfunctionaliteit. Het apparaat verzendt vier curven (met uitzondering van Q-CPR) en maximaal zeven alarmen naar de Informatiepost. Verbinding via een kabel Als u verbinding wilt maken via een kabel, sluit u een actieve netwerkkabel aan op de LAN-poort op de achterkant van het apparaat. Het pictogram Bekabeld verschijnt bij alle klinische weergaven op het scherm en geeft aan dat er een actieve verbinding via een kabel is. Draadloze verbinding Als u draadloos verbinding wilt maken, controleert u of de radio/ netvoedingsmodule in compartiment B zit, de RS 232-connector op de RS 232-poort aan de achterkant van het apparaat is aangesloten en het apparaat zich binnen het bereik van een actief toegangspunt bevindt. Het pictogram Draadloos verschijnt bij alle klinische weergaven op het scherm en geeft aan dat er een actieve draadloze verbinding is. LET OP: Als er zowel draadloze als bekabelde verbindingen beschikbaar zijn, heeft de bekabelde verbinding prioriteit. Alleen het pictogram Bekabeld verschijnt op uw scherm.
Informatie delen - Alarmen klinken na twee minuten opnieuw op de HeartStart MRx en Informatiepost als de conditie niet is opgelost. - De rode INOP's Pacen Gestopt, Accu BijnaLeeg en Defib Shutdown en de gele INOP Pacer output laag kunnen niet worden stilgezet op de Informatiepost Deze moeten op de HeartStart MRx worden stilgezet. - Als een in een netwerk opgenomen HeartStart MRx wordt uitgeschakeld, kunnen curve- en alarmgegevens op de Informatiepost nog 10 seconden worden weergegeven. Na 10 seconden verschijnt de INOP-melding Geen informatie vanuit de bedmonitor op het scherm van de Informatiepost. De patiëntcasus wordt gesloten en de patiënt wordt niet van de Informatiepost ontslagen. 453564042501 Editie 2 Februari 2008
MONITOR
/
D E F I B R I L L AT O R
MONITOR
/
D E F I B R I L L AT O R
INTELLIVUE NETWORKING O P N E M E N, O NTS LA AN, OVE R D R AG E N
INTELLIVUE NETWORKING O P N E M E N, O NTS LA AN, OVE R D R AG E N
De HeartStart M Rx met IntelliVue Networking-optie kan patiënten opnemen, ontslaan en overdragen naar of van de Philips IntelliVue Informatiepost en patiëntgegevens bijwerken of wijzigen. Een patiënt op de HeartStart M Rx opnemen 1. Druk op de menukeuzeknop . 2. Selecteer met behulp van de navigatietoetsen de optie Patiënt info en druk op de menukeuzeknop. 3. Selecteer een naam, I D, geboortedatum, of geslacht en druk op de menukeuzeknop. 4. Voer de juiste informatie in en druk op de menukeuzeknop. 5. De patiënt wordt opgenomen en de melding Patiënt Toegelaten verschijnt op het apparaat. Ga als volgt te werk om een patiënt van de HeartStart M Rx en Informatiepost te ontslaan 1. Druk op de menukeuzeknop . 2. Selecteer met behulp van de navigatietoetsen Patiënt info en druk op de menukeuzeknop. 3. Selecteer Patiënt ontslaan en druk op de menukeuzeknop. 4. Er verschijnt een ontslagmelding op uw scherm met de vraag Patiënt Ontslaan? 5. Kies Ja om de patiënt te ontslaan of Nee om het ontslag te annuleren. LET OP: Als u voorvalgegevens wilt opslaan, gebruikt u de Informatiepost om de patiënt te ontslaan. Door de patiënt van de M Rx te ontslaan, worden alle gegevens van de Informatiepost verwijderd. Een patiënt overdragen 1. Bevestig dat de HeartStart M Rx op het netwerk zit, zich nog niet in de overdrachtmodus bevindt en de patiënt is opgenomen. 2. Druk op de menukeuzeknop . 2. Selecteer met behulp van de navigatietoetsen de optie Patiënt info en druk op de menukeuzeknop. 3. Selecteer Overplaatsen en druk op de menukeuzeknop. 4. Er verschijnt een overdrachtsmelding op het scherm met de vraag Patiënt Overplaatsen? 5. Kies Ja om de patiënt te ontslaan of Nee om het overdragen te annuleren. 453564042501 Editie 2 Februari 2008
MONITOR
/
D E F I B R I L L AT O R
M O N I T O R / D E F I B R I L L AT O R
WE KE LIJ KSE SCHOKTEST
WE KE LIJ KSE SCHOKTEST Uitvoering van de wekelijkse schoktest Test elk type therapiekabel dat wordt gebruikt (multifunctionele elektrodepads of paddles). Wanneer u paddles gebruikt: overtuig u ervan dat de paddles stevig in hun houders zitten en dat de LED's van de patiëntindicator (PCI) op de sternumpaddle niet branden. Als de LED's wel branden, moet u de paddles beter in hun houders plaatsen. Als de LED's blijven branden, reinig dan de oppervlakken van zowel de elektroden voor volwassenen als die voor kinderen. Als u multifunctionele elektrodepads gebruikt, moet u aan het uiteinde van de therapiekabel een testbelasting aanbrengen. 1. Draai de therapieknop in de stand 150J. 2. Druk op de knop Lad. OPMERKING: Als het noodzakelijk is de defibrillator te ontladen, drukt u op [Lading weg] 3. Bij gebruikmaking van: - Pads: druk op de schokknop van de HeartStart MRx om een schok in de testbelasting af te geven. - Externe paddles, druk de schokknoppen op de paddles gelijktijdig in om een schok naar de testlading te geven. 4. De strook wordt afgedrukt als het apparaat daartoe is geconfigureerd. Als de strook niet direct wordt afgedrukt, drukt u op de Print-knop. 5. Controleer op de afgedrukte strook of de bij de testbelasting afgegeven energie 150J + -23J (127J tot 173J) bedraagt. Als dat niet het geval is: stel het apparaat buiten gebruik en waarschuw een technicus.
453564042501 Editie 2 Februari 2008
*453564042501* *2*
M O N I T O R / D E F I B R I L L AT O R