Kleuteronderwijs: Ontwikkelingsdoelen Nederlands 1 Nederlands - Luisteren 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
De kleuters kunnen een mondelinge boodschap, eventueel ondersteund door gebaar, mimiek met betrekking tot een concrete situatie begrijpen. voor hen bestemde vragen in concrete situaties begrijpen. een mondelinge, voor hen bestemde boodschap, ondersteund door beeld en/of geluid, begrijpen. door de kleuteronderwijzer gegeven opdrachten, met betrekking tot activiteiten in de klas of op school, begrijpen. een beluisterd verhaal, bestemd voor hun leeftijdsgroep, begrijpen. de bereidheid vertonen om naar elkaar te luisteren en om zich in te leven in een boodschap.
2 Nederlands - Spreken 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10 2.11 2.12 2.13
De kleuters kunnen een voor hen bestemde mededeling en/of een verhaal zo (her)formuleren, dat de inhoud ervan herkenbaar overkomt. kunnen spreken over ervaringen of gebeurtenissen uit de eigen omgeving of over wat ze van anderen vernamen. kunnen spreken over gevoelens als blijheid, angst, verdriet, verwondering. kunnen uitleggen hoe zij in een activiteit van plan zijn te werken of hoe zij werkten. kunnen iemand of iets beschrijven volgens kleur, vorm, grootte of een specifieke eigenschap. kunnen antwoorden op gerichte vragen in verband met betekenis, inhoud, bedoeling, mening in concrete situaties. kunnen in een gesprek met een eenvoudige maar relevante vraag of met commentaar reageren. kunnen zelf vragen stellen aan anderen die de door hen gewenste informatie leveren. kunnen de hulp of medewerking van anderen inroepen. kunnen zich inleven in duidelijk herkenbare rollen en situaties en vanuit eigen verbeelding/beleving hierop inspelen. hanteren bij het realiseren van de hierboven genoemde ontwikkelingsdoelen zoveel mogelijk standaard-Nederlands ondersteund door volwassenen. zijn bereid om eigen gevoelens en verlangens op een persoonlijke manier uit te drukken. beleven plezier in het gebruiken van taal en het spelen met taal in concrete situaties.
\\secr02\Users\Zonnebergen\Documents\Swp-Walem\Deel 3\Leergebieden\Hfst3 Taal\Nederlands\Kameleon.doc
3 Nederlands - Lezen 3.1 3.2 3.3 3.4
De kleuters kunnen aan de hand van visueel materiaal een boodschap herscheppen. kunnen door symbolen voorgestelde boodschappen in verband met concrete activiteiten begrijpen. kunnen op materialen, in boeken, op uithangborden lettertekens onderscheiden van andere tekens. zijn bereid spontaan en zelfstandig voor hen bestemde boeken en andere infobronnen in te kijken.
4 Nederlands - Schrijven 4.1 4.2 4.3
De kleuters kunnen een ervaring, een verhaal weergeven door middel van visueel materiaal. met hulp van volwassenen, eigen boodschappen door middel van symbolen vastleggen en kenbaar maken. onvolledige eenvoudige beelden aanvullen.
5 Nederlands - Taalbeschouwing 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
De kleuters kunnen duidelijke vormen van mondelinge communicatie herkennen. Zij beseffen dat boodschappen visueel kunnen worden bewaard en daardoor opnieuw kunnen worden opgeroepen. Zij beseffen dat mensen door middel van het schrift boodschappen kunnen vastleggen. Zij beseffen dat bepaalde symbolen (pictogrammen, lettertekens, ...) dienen om boodschappen over te dragen. Zij stellen zich vragen bij en reflecteren over taal en taalgebruik in concrete situaties: discrimineren van klanken, woorden ritmische aspecten van taal, rijmen intonatie en mimiek in relatie tot gevoelens, boodschap.
\\secr02\Users\Zonnebergen\Documents\Swp-Walem\Deel 3\Leergebieden\Hfst3 Taal\Nederlands\Kameleon.doc
Lager Onderwijs: Eindtermen Nederlands 1 Nederlands - Luisteren De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beschrijven) de informatie achterhalen in 1.1 een voor hen bestemde mededeling met betrekking tot het school- en klasgebeuren; 1.2 een voor hen bestemde informatieve radio-uitzending; 1.3 een uiteenzetting of instructie van een medeleerling, bestemd voor de leerkracht; 1.4 een telefoongesprek. De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren) de informatie op een persoonlijke en overzichtelijke wijze ordenen bij: 1.5 een uiteenzetting of instructie van de leerkracht; 1.6 een voor hen bestemde instructie voor een buitenschoolse situatie; 1.7 een voor hen bestemde informatieve tv.-uitzending. De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen) op basis van, hetzij de eigen mening, hetzij informatie uit andere bronnen, de informatie beoordelen die voorkomt in: 1.8 een discussie met bekende leeftijdgenoten; 1.9 een gesprek met bekende leeftijdgenoten; 1.10 een door leeftijdgenoten geformuleerde oproep.
2 Nederlands - Spreken De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beschrijven) het gepaste taalregister hanteren als ze: 2.1 aan leeftijdgenoten over zichzelf informatie verschaffen; 2.2 aan iemand om ontbrekende informatie vragen; 2.3 over een op school behandeld onderwerp aan de leerkracht verslag uitbrengen; 2.4 in een telefoongesprek informatie uitwisselen. De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren) het gepaste taalregister hanteren als ze: 2.5 vragen van de leerkracht in verband met een behandeld onderwerp beantwoorden; 2.6 van een behandeld onderwerp of een beleefd voorval een verbale/non-verbale interpretatie brengen, die begrepen wordt door leeftijdgenoten; 2.7 bij een behandeld onderwerp vragen stellen die begrepen en beantwoord kunnen worden door leeftijdgenoten; 2.8 een instructie geven zodat iemand die vertrouwd is met de situatie, ze kan uitvoeren. De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen) het gepaste taalregister hanteren als ze op basis van vergelijking, hetzij met hun eigen mening, hetzij met andere bronnen: 2.9* in een gesprek kritisch reageren op de vragen en opmerkingen van bekende volwassenen; 2.10* tijdens een discussie met bekende volwassenen over een behandeld onderwerp passende argumenten naar voren brengen. \\secr02\Users\Zonnebergen\Documents\Swp-Walem\Deel 3\Leergebieden\Hfst3 Taal\Nederlands\Kameleon.doc
3 Nederlands - Lezen De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beschrijven) de informatie achterhalen in 3.1 voor hen bestemde instructies voor handelingen van gevarieerde aard; 3.2 de gegevens in schema's en tabellen ten dienste van het publiek; 3.3 voor hen bestemde teksten in tijdschriften. De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren) de informatie ordenen die voorkomt in: 3.4 voor hen bestemde school- en studieteksten en instructies bij schoolopdrachten; 3.5 voor hen bestemde verhalen, kinderromans, dialogen, gedichten, kindertijdschriften en jeugdencyclopedieën. De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen) op basis van, hetzij de eigen mening, hetzij informatie uit andere bronnen, informatie beoordelen die voorkomt in: 3.6 verschillende voor hen bestemde brieven of uitnodigingen; 3.7 reclameteksten die rechtstreeks verband houden met hun leefwereld.
4 Nederlands - Schrijven De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = kopiëren) 4.1 overzichten, aantekeningen, mededelingen op- en overschrijven. De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beschrijven): 4.2 een oproep, een uitnodiging, een instructie richten aan leeftijdgenoten. De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren): 4.3 een brief schrijven aan een bekende om een persoonlijke boodschap of belevenis over te brengen; 4.4 voor een gekend persoon een verslag schrijven van een verhaal, een gebeurtenis, een informatieve tekst; 4.5 een formulier invullen met informatie over henzelf; 4.6 schriftelijk antwoorden op vragen over verwerkte inhouden. 4.7 De leerlingen kunnen voor het realiseren van bovenstaande eindtermen bovendien: hun teksten verzorgen rekening houdende met handschrift en lay-out spellingsafspraken en -regels toepassen in verband met het schrijven van o woorden met vast woordbeeld: klankzuivere woorden hoogfrequente niet-lankzuivere woorden o woorden met veranderlijk woordbeeld (regelwoorden): werkwoorden klinker in open/gesloten lettergreep verdubbeling medeklinker niet-klankzuivere eindletter o hoofdletters
\\secr02\Users\Zonnebergen\Documents\Swp-Walem\Deel 3\Leergebieden\Hfst3 Taal\Nederlands\Kameleon.doc
o
interpunctietekens . , ? ! :
4.8* De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen voor spreken, luisteren, lezen en schrijven de volgende attitudes: luister-, spreek-, lees- en schrijfbereidheid; plezier in luisteren, spreken, lezen en schrijven; bereidheid tot nadenken over het eigen luister-, spreek-, lees- en schrijfgedrag; bereidheid tot het naleven van luister-, spreek-, lees- en schrijfconventies; weerbaarheid.
5 Nederlands - Strategieën De leerlingen kunnen bij de eindtermen luisteren, lezen, spreken en schrijven de volgende strategieën inzetten: 5.1 zich oriënteren op aspecten van de luister-, lees-, spreek- en schrijftaak: doel, teksttype en eigen kennis, en voor spreken en schrijven ook op de luisteraar of lezer; 5.2 hun manier van luisteren, lezen, spreken en schrijven afstemmen op het luister- lees-, spreek- of schrijfdoel, en voor spreken en schrijven ook op de luisteraar of lezer; 5.3 tijdens het luisteren, lezen, spreken en schrijven hun aandacht behouden voor het bereiken van het doel; 5.4 het resultaat beoordelen in het licht van het luister-, lees-, spreek- of schrijfdoel.
6 Nederlands - Taalbeschouwing Overkoepelende attitudes 6.1* De leerlingen zijn bereid om op hun niveau:
bewust te reflecteren op taalgebruik en taalsysteem; van de verworven inzichten gebruik te maken in hun talig handelen.
6.2* Bij het reflecteren op taalgebruik en taalsysteem tonen de leerlingen interesse in en respect voor de persoon van de ander, en voor de eigen en andermans cultuur. Taalgebruik 6.3
6.4
Met het oog op doeltreffende communicatie kunnen de leerlingen in voor hen relevante en concrete taalgebruikssituaties en op hun niveau bij de eindtermen Nederlands reflecteren op de belangrijkste factoren van een communicatiesituatie: zender, ontvanger, boodschap, bedoeling, situatie. Met het oog op doeltreffende communicatie kunnen de leerlingen in voor hen relevante en concrete taalgebruikssituaties op hun niveau reflecteren op:
het gebruik van standaardtaal, regionale en sociale taalvariëteiten; het gebruik van in hun omgeving voorkomende talen; normen, houdingen, vooroordelen en rolgedrag via taal; taalgedragsconventies;
\\secr02\Users\Zonnebergen\Documents\Swp-Walem\Deel 3\Leergebieden\Hfst3 Taal\Nederlands\Kameleon.doc
de gevolgen van hun taalgedrag voor anderen en henzelf; talige aspecten van cultuuruitingen in hun omgeving.
Taalsysteem 6.5
Met het oog op doeltreffende communicatie kunnen de leerlingen in voor hen relevante en concrete taalgebruikssituaties en op hun niveau bij de eindtermen Nederlands reflecteren op een aantal aspecten van het taalsysteem met betrekking tot:
klanken, woorden, zinnen, teksten; spellingvormen; betekenissen.
\\secr02\Users\Zonnebergen\Documents\Swp-Walem\Deel 3\Leergebieden\Hfst3 Taal\Nederlands\Kameleon.doc
Methode Kameleon in de lagere school Leerjaar 2 tot en met 6 In onze school gebruiken we vanaf het 2de leerjaar de methode Kameleon van uitgeverij Die Keure. Deze methode wordt opgesplitst in Kameleon Spelling en Kameleon Taal
I. Enkele kenmerken van Kameleon Spelling
Kameleon is een totaalmethode voor moedertaal Kameleon biedt zekerheid en structuur Kameleon werkt thematisch en cursorisch
1. Spellingsaanpak in Kameleon 1.1.
Het gaat om oefenen en herhalen Kameleon werkt met een leerlijn opgebouwd uit de verschillende spellingitems. Die spellingmoeilijkheden worden telkens eerst geïsoleerd aangebracht en geoefend en pas dan geleidelijk geïntegreerd in reeds verworven spellinginhouden. Tegelijk herhaalt Kameleon systematisch wat reeds aan bod kwam. Zo wordt er stap voor stap verder gewerkt. De centrale oefenvorm in Kameleonspelling is het oefendictie (visueel/auditief). Naast invul- en rubriceeroefeningen wordt er in Kameleon vooral veel gedicteerd en moeten de kinderen veel schrijven (woorden en zinnen).
1.2.
Het woord- en klankbeeld en het accentueren van de woordopbouw In Kameleon oefenen kinderen veelvuldig in het (her-)kennen van het juiste klank- en woordbeeld en in de relatie ertussen. Concreet betekent dat ook onder meer dat we kinderen noch bij de instructie, noch bij de inoefening confronteren met een fout woordbeeld.
1.3.
Kinderen schrijven geen fouten Daarom krijgen zwakke spellers onder meer de kans om te compenseren door een afschrijfkaart te gebruiken. Concreet betekent dit dat ze bij twijfel in de oefenfase de kans krijgen om een woord correct over te schrijven, liever dan het zelf fout op te schrijven. Wat bereiken we met die aanpak: - ook je zwakke spellers oefenen het juiste en niet het foute woordbeeld;
\\secr02\Users\Zonnebergen\Documents\Swp-Walem\Deel 3\Leergebieden\Hfst3 Taal\Nederlands\Kameleon.doc
-
1.4.
ook je zwakke spellers blijven gemotiveerd voor spelling; zwakke spellers leren gaandeweg een zeer belangrijke strategie: “ik twijfel, ik zoek het op !”.
Verticale samenhang en afstemming Spelling is in Kameleon een cursorische leerlijn. We oefenen stap voor stap, spellingitem per item. Alle leerkrachten gebruiken dezelfde afspraken en strategieën.
2. Gebruikte leermiddelen 2.1.
2.2.
2.3.
2.4.
Het werkboek
In het werkboek staan de eerstelijnsoefeningen of de oefeningen die alle kinderen verwerken. In sommige oefeningen is er een indicatie tot tempodifferentiatie.
Het Alfabeestje en de bladwijzer
In het Alfabeestje vinden de kinderen alle spellingitems en afspraken eenvoudig op hun niveau uitgelegd.
Het groen en blauw scheurblok
Een scheurblok met aanvullende oefeningen op twee niveaus. In het groen blok zijn dat remediërende oefeningen voor de zwakke spellers. In het blauw blok vind je uitbreiding en verdieping voor de gemiddelde en betere spellers.
De afschrijfkaarten, de onthoudkaarten en de woordenlijsten
- Afschrijfkaarten:
tijdens de oefendictees mogen zwakke spellers bij twijfel hierop terugvallen - Onthoudkaartjes: oefenkaartjes voor zwakke spellers - Woordenlijsten: bijkomende woordjes als extra oefenstof
3. Kameleon hecht bijzonder veel belang aan differentiatie Kinderen spellen op zeer verschillende niveaus. Vooral zwakke spellers „aan boord houden‟ is een opdracht. Kameleon biedt verschillende mogelijkheden die inherent deel uitmaken van de methode. We zetten alles nog even op een rijtje: - gestructureerde instructie; - tempodifferentiatie; - afzonderlijk werken met de zwakke spellinggroep; - aanvullende oefeningen; - oefeningen op de computer.
4. Kameleon evalueert Kameleon voorziet vier toetsperiodes voor spelling.
\\secr02\Users\Zonnebergen\Documents\Swp-Walem\Deel 3\Leergebieden\Hfst3 Taal\Nederlands\Kameleon.doc
II. Enkele kenmerken van Kameleon Taal In Kameleon Taal komen volgende leerdomeinen aan bod:
1. Lezen Net als correct schrijven, beschouwt Kameleon lezen als een basisvaardigheid. Kameleon lezen omvat vier verschillende lessen, elk met hun specifieke doel en aanpak.
Technisch lezen Samen lezen Begrijpend lezen Toegepast lezen
Wie klaar is, vindt altijd „leesvoer‟ in de Kameleonbieb.
2. Taalbeschouwing Kameleon kiest ervoor om „taalsystematiek‟, net als spelling, vooral cursorisch op te bouwen. We werken daarbij in 4 velden: klanten en letters, woorden, zinnen en boodschappen.
3. Creatief schrijven Kameleon biedt per thema een drietal concrete schrijfopdrachten. Belangrijk daarbij is dat het gaat om zinvolle opdrachten die echte communicatie beogen. Daarom oefent Kameleon geen geïsoleerde schrijfitems, maar zijn het telkens opnieuw schrijfkansen die te maken hebben met het thema en waarbij de kinderen op het einde een echt toon- en leesbaar schrijfresultaat hebben.
4. Spreken en luisteren Spreken en luisteren zijn een hechte „taaltweeling‟. In Kameleon zitten ze samen in dezelfde lessen. Daarbij focussen we onder meer op spreekverzorging. Net als bij creatief schrijven, zit in de vier cursorische periodes ook bij spreken en luisteren een specifieke leerlijn.
5. Timing en planning Kameleon werkt met 12 thema‟s van 2 weken, en 4 cursorische periodes van 1 week.
\\secr02\Users\Zonnebergen\Documents\Swp-Walem\Deel 3\Leergebieden\Hfst3 Taal\Nederlands\Kameleon.doc
III. De leermiddelen
Kijk- en leesboek met alle teksten en beeldmateriaal.
Werkboek met de opdrachten voor de kinderen.
In het Alfabeestje en de twee scheurblokken zitten ook oefeningen en inhouden taalbeschouwing.
Een CD-rom met oefeningen taalbeschouwing.
Een CD met de leesteksten.
Een CD met luisteropdrachten.
De Kameleonbieb: de Kameleonbieb is een aanbod van leuke leesboekjes in verschillende AVI-niveaus.
\\secr02\Users\Zonnebergen\Documents\Swp-Walem\Deel 3\Leergebieden\Hfst3 Taal\Nederlands\Kameleon.doc