Kleurpagina vraagkaartjes beginner Ruilen over de tijd Quiz. Deze pagina 2 keer printen daarna op de achterkant de vraagkaartjes Ruilen over de tijd quiz beginner printen en uitsnijden of knippen.
Bijlage Quiz Ruilen over de tijd kaartjes open vragen Quizvraag beginner Vraag: Geef de formule voor het berekenen van
Quizvraag beginner Vraag: Welke instantie berekent het
het reële inkomen.
inflatiepercentage in Nederland?
Antwoord:
Antwoord: Centraal Bureau voor de Statistiek
NIC RIC = × 100 PIC
(CBS).
Quizvraag beginner Vraag: Is inflatie gunstig of ongunstig voor een
Quizvraag beginner Vraag: Welke rentepercentage is hoger die van je
persoon met een schuld?
spaarrekening of die van een lening?
Antwoord: Gunstig, want zijn als zijn nominale
Antwoord: Van een lening (zo maken banken
schuld gelijk blijft (of minder hard groeit dan de inflatie), zal de inflatie ervoor zorgen dat de reële schuld afneemt.
winst).
Quizvraag beginner Vraag: Noem twee hypotheekvormen.
Quizvraag beginner Vraag: Geef een ander woord voor rente.
Antwoord: Lineaire hypotheek,
Antwoord: Interest.
annuïteitenhypotheek, aflossingsvrije hypotheek, spaarhypotheek beleggingshypotheek. Quizvraag beginner Vraag: Worden overheidsuitkeringen gefinancierd
Quizvraag beginner Vraag: Zijn overheidsuitkeringen welvaartsvast of
volgens het omslagstelsel of het kapitaaldekkingsstelsel?
waardevast? Antwoord: Waardevast (groeien mee met de
Antwoord: Omslagstelsel. De inkomsten van dat
jaar worden gebruikt voor de uitkeringen van dat jaar. Quizvraag beginner Vraag: Noem twee voorbeelden van
inflatie en niet met de loonstijgingen van de cao’s). Quizvraag beginner Vraag: Noem vier levensfases.
overdrachtsinkomens. Antwoord: Kind, scholier, student, jong volwassen, Antwoord: Kinderbijslag, subsidie,
oud volwassen, gepensioneerd.
studiefinanciering, AOW-uitkering, bijstand.
Quizvraag beginner Vraag: Is vermogen een stroomgrootheid of een
Quizvraag beginner Vraag: Hoe bereken je de toegevoegde waarde
voorraadgrootheid?
van de overheid?
Antwoord: Voorraadgrootheid, wordt gemeten op
Antwoord: Door alle salarissen van de ambtenaren
een bepaald moment.
op te tellen.
Quizvraag beginner Vraag: Hoe bereken je het begrotingstekort van
Quizvraag beginner Vraag: Hoeveel ministeries zijn er in Nederland?
de overheid? Antwoord: 11 ministeries. Antwoord: Door de inkomsten minus de uitgaven
te doen.
Quizvraag beginner Vraag: Welk ministerie heeft het grootste budget? Antwoord: Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kleurpagina vraagkaartjes gevorderde Ruilen over de tijd Quiz. Deze pagina 2 keer printen daarna op de achterkant de vraagkaartjes Ruilen over de tijd quiz gevorderde printen en uitsnijden of knippen.
Quizvraag gevorderde Vraag: Noem drie soorten inflatie.
Quizvraag gevorderde Vraag: Noem een land waar hyperinflatie is
geweest. Antwoord: Winstinflatie, bestedingsinflatie,
kosteninflatie, geïmporteerde inflatie.
Antwoord: Zimbabwe, Argentinië, Rusland,
Hongarije, Duitsland.
Quizvraag gevorderde Vraag: Leg uit wat de rentemarge is van een bank.
Quizvraag gevorderde Vraag: Leg uit wat een annuïteitenhypotheek is.
Antwoord: Dat is het verschil in rente die een bank
Antwoord: Hypotheekvorm waarbij de som van het
krijgt over gegeven leningen en die ze geeft over spaargelden.
aflossingsbedrag en de betaalde rente gelijk blijft gedurende de looptijd.
Quizvraag gevorderde Vraag: Leg uit wat een lineaire hypotheek is.
Quizvraag gevorderde Vraag: Leg uit wat het omslagstelsel is.
Antwoord: Hypotheekvorm waarbij het
Antwoord: Een financieringsstelsel waarbij
aflossingsbedrag gelijk blijft en de betaalde rente per periode afneemt.
ontvangen (sociale) premies in een jaar worden gebruikt om uitkeringen in dat jaar te betalen.
Quizvraag gevorderde Vraag: Leg uit wat het kapitaaldekkingsstelsel is.
Quizvraag gevorderde Vraag: In welke levensfases heb je profijt van de
overheid en ben je dus netto ontvanger? Antwoord: Een financieringsstelsel waarbij uit
individuele premiebetaling vermogen wordt gevormd voor de betaling van uitkeringen in de toekomst.
Antwoord: Kind, scholier, gepensioneerd.
Quizvraag gevorderde Vraag: Leg uit wat het verschil is tussen
Quizvraag gevorderde Vraag: Leg uit hoe het financieringstekort
stroomgrootheden en voorraadgrootheden.
berekend wordt.
Antwoord: Stroomgrootheid wordt gemeten over
Antwoord: Door de inkomsten van de overheid
een bepaalde periode en voorraadgrootheid op een bepaald moment.
minus de uitgaven te doen (begrotingstekort) en daar ook de aflossingen vanaf te halen.
Quizvraag gevorderde Vraag: Wat is het verschil tussen directe en
Quizvraag gevorderde Vraag: Leg uit wat afschrijvingen zijn.
indirecte belastingen? Antwoord: De waardevermindering van vaste Antwoord: Directe belastingen worden direct aan
de belastingbetaler opgelegd en bij indirecte belastingen worden de belastingen door een derde partij geïnd.
kapitaalgoederen door slijtage en veroudering.
Quizvraag gevorderde Vraag: Leg het verschil uit tussen eigen en vreemd
Quizvraag gevorderde Vraag: Leg uit wat het verschil is tussen
vermogen.
debiteuren en crediteuren.
Antwoord: Eigen vermogen bestaat uit de waarde
Antwoord: Debiteuren zijn afnemers waar een
van de bezittingen minus de schulden van een persoon of bedrijf en vreemd vermogen zijn alleen de schulden van een bedrijf.
bedrijf nog geld van tegoed heeft en crediteuren zijn leveranciers waar een bedrijf nog geld aan moet betalen.
Quizvraag gevorderde Vraag: Leg het verschil uit tussen reëel en
nominaal inkomen. Antwoord: Nominaal inkomen is absoluut (in
getallen gegeven) inkomen en reëel is gecorrigeerd voor prijsveranderingen.
Kleurpagina vraagkaartjes expert Ruilen over de tijd Quiz. Deze pagina printen daarna op de achterkant de vraagkaartjes Ruilen over de tijd quiz expert printen en uitsnijden of knippen.
Quizvraag expert Vraag: Waarom is het CPI niet voor iedereen
Quizvraag expert Vraag: Leg uit waarom deflatie niet goed is voor
gelijk?
de economie.
Antwoord: Omdat de bestedingscategorieën en
Antwoord: Omdat consumenten hun bestedingen
wegingsfactoren per persoon verschillen.
zullen uitstellen, waardoor er niets meer verkocht wordt.
Quizvraag expert Vraag: Leg uit waarom inflatie de
Quizvraag expert Vraag: Koppel de termen sparen en lenen aan
concurrentiepositie van een land beïnvloedt.
ruilen over de tijd.
Antwoord: Inflatie in een land kan de lonen
Antwoord: Bij sparen ruil je over de tijd omdat je
opdrijven waardoor de loonkosten per product kunnen stijgen en de concurrentiepositie van een land kan verslechteren.
consumptie uitstelt naar de toekomst en bij lenen haal je je consumptie in de tijd naar voren.
Quizvraag expert Vraag: Leg het verschil uit tussen enkelvoudige en
Quizvraag expert Vraag: Waarom zorgt de vergrijzing er voor dat het
samengestelde interest.
omslagstelsel niet meer werkt?
Antwoord: Bij enkelvoudige interest krijg je elk jaar
Antwoord: Omdat het aantal uitkeringsontvangers
je interest over een vast bedrag, bij samengestelde interest krijg je rente op rente.
harder groeit dan het aantal premiebetalers.
Quizvraag expert Vraag: Waarom vergroten waardevaste
Quizvraag expert Vraag: Leg uit wat intergenerationele
uitkeringen de kloof tussen arm en rijk?
overdrachten zijn.
Antwoord: Omdat de cao-lonen welvaartsvast zijn
Antwoord: Overdrachten tussen generaties zoals
en de uitkeringen niet. Zo stijgt het inkomen van mensen die werken harder dan het bedrag dat mensen met een uitkering uitvangen.
kennis maar ook milieuproblemen en dergelijke.
Quizvraag expert Vraag: Leg uit wat een anticyclisch
Quizvraag expert Vraag: Leg uit waarom het begrotingstekort
begrotingsbeleid is.
vanzelf oploopt in tijden van recessie.
Antwoord: Stimuleringsbeleid waarbij de overheid
Antwoord: Omdat de bestedingen teruglopen zal
de economie gaat stimuleren door in laagconjunctuur haar bestedingen te verhogen en de belastingen te verlagen.
de werkloosheid toenemen en de overheid zal meer uitkeringen moeten betalen. De inkomsten van de belastingen dalen.
Quizvraag expert Vraag: Leg het verband uit tussen de staatsschuld
Quizvraag expert Vraag: Leg het verschil uit tussen de overheid en
en het investeringsklimaat van een land.
de collectieve sector.
Antwoord: Door hoge staatsschuld kan de rente in
Antwoord: De overheid is onderdeel van de
een land stijgen, waardoor investeren onaantrekkelijk wordt.
collectieve sector. Naast de overheid bestaat de collectieve sector ook uit instellingen voor sociale zekerheid (bijvoorbeeld UWV).