Kleurboel Tentoonstelling kinderboekillustraties 27 september tot 5 november 2014
Lespakket
Opgesteld door Dana Reculé Redactie: Joke Smets
www.clavisbooks.com Wij maken kinderdromen waar
INHOUD Tentoonstelling Kleurboel ....................................................................................................................................... 3 Wat is Kleurboel? ................................................................................................................................................ 3 Kleurboelprijs ...................................................................................................................................................... 3 Gericht kijken ...................................................................................................................................................... 3 Het bezoek aan de tentoonstelling Kleurboel ......................................................................................................... 4 Waar let je op voor je vertrek? ........................................................................................................................... 4 Waar let je op eens je binnen bent? ................................................................................................................... 4 Terug op school .................................................................................................................................................. 4 Lessuggesties ter voorbereiding van het museumbezoek ...................................................................................... 6 Kleuters bewust leren kijken naar illustraties ..................................................................................................... 6 Kijkwijzer ............................................................................................................................................................. 7 Activiteit 1: Een illustratie worden ..................................................................................................................... 9 Activiteit 2: Tekendictee ................................................................................................................................... 11 Activiteit 3: Rara wie ben ik? ............................................................................................................................ 13 Activiteit 4: Twee aan twee .............................................................................................................................. 15 Activiteit 5: Verstoppen .................................................................................................................................... 17 Activiteit 6: Een nieuwe naam .......................................................................................................................... 18 Verwerkingsactiviteiten na een bezoek aan de tentoonstelling Kleurboel........................................................... 20 Verwerkingsactiviteit 1: De museumcampagne ............................................................................................... 20 Verwerkingsactiviteit 2: Het debat ................................................................................................................... 22 Achtergrondinformatie over Het Stadsmus en Kleurboel ..................................................................................... 24 Het Stadsmus .................................................................................................................................................... 24 Scholen in Het Stadsmus .................................................................................................................................. 24 Kinderen in Het Stadsmus................................................................................................................................. 25
Kleurboel – Lespakket
2
TENTOONSTELLING KLEURBOEL U staat op het punt om de tentoonstelling Kleurboel te bezoeken. Veel jonge kinderen zijn nog niet naar een museum geweest of hebben nog geen ervaring met het gericht kijken naar prenten. Daarom heeft Dana Reculé, Xios Hogeschool in samenwerking met Het Stadsmus en Clavis Uitgeverij een lespakket bij de tentoonstelling uitgewerkt. In deze bundel vind je enkele lessuggesties die je kan gebruiken ter voorbereiding en naverwerking van de tentoonstelling in de klas. Je kan hieruit één of enkele kiezen om les over te geven of ze natuurlijk allemaal gebruiken in de klas.
WAT IS KLEURBOEL? Kleurboel is een interactieve tentoonstelling op kindermaat die de werken van kinderillustratoren laat zien. Deze worden geselecteerd uit de deelnemers van de illustratorenwedstrijd ‘Key colours’. Kinderen kunnen er genieten van de illustraties, maar ook ontdekken hoe een kinderboek gemaakt wordt, naar verhalen luisteren of zelf illustraties maken. Levensgrote figuren, leesstoelen, prenten op kinderhoogte en een kleurrijke aankleding maken dit een kindvriendelijke tentoonstelling. Klasjes die de tentoonstelling bezoeken krijgen een prentenboek of een set posters van Clavis Uitgeverij cadeau voor de klasbibliotheek!
KLEURBOELPRIJS Het kan natuurlijk niet dat alleen volwassenen deze kinderboekillustraties mogen beoordelen. Kinderen krijgen ook de kans om individueel of in groepsverband hun stem uit te brengen. Samen met Sus de mus kiezen de kinderen op een ludieke manier hun favoriete prentenboek. Het winnende boek krijgt de Kleurboelprijs. Misschien wordt dit boek ook wel echt uitgegeven bij Clavis Uitgeverij… Kinderen die stemmen maken kans op leuke posters en prentenboeken van Clavis Uitgeverij. De winnaar van de Kleurboelprijs wordt feestelijk bekendgemaakt op woensdag 5 november.
GERICHT KIJKEN Vaak wordt er in de kleuterklas of het eerste leerjaar veel gewerkt rond illustraties, zoals pictogrammen, boeken, tekeningen, … Een kind kijkt hier uiteraard anders naar dan een volwassene dit doet. Jonge kinderen vertellen bij het zien van een illustratie, vaak enorm veel over een detail, maar verliezen het geheel uit het oog. Soms gebeurt dit ook andersom. Ze kijken elke dag om zich heen, maar niet alles wat er te zien is, dringt tot hen door. Met deze bundel wil Het Stadsmus aantonen dat je in de kleuterklas of de eerste graad lager onderwijs leuke leermomenten kan organiseren over dit onderwerp.
Kleurboel – Lespakket
3
HET BEZOEK AAN DE TENTOONSTELLING KLEURBOEL Als leerkracht is het goed dat je ter voorbereiding van je bezoek een aantal aandachtspunten op een rijtje zet. Want hoe mooi of kindvriendelijk het museum waar je naartoe gaat ook is, er zijn toch steeds een aantal dingen waar je als leerkracht rekening mee moet houden.
WAAR LET JE OP VOOR JE VERTREK?
Beperk de duur van het museumbezoek. Voor veel jonge kinderen is één uur meer dan genoeg. Probeer tijdens het museumbezoek enkele pauzes in te lassen. Maak duidelijke afspraken voor het vertrek, bijvoorbeeld ‘We blijven bij elkaar’. Maak duidelijk wat ze wel en niet mogen aanraken, enz. Zorg dat de kinderen iets te doen hebben als ze het museum binnen gaan. Kinderen hebben vaak een emotionele band met de klaspop. Deze kan je best betrekken in het museumbezoek. Je kan hem/haar op voorhand aan de kinderen laten vertellen dat hij/zij graag naar een museum zou willen gaan, maar niet alleen wil gaan. Vervolgens zouden de kinderen kunnen voorstellen om mee te gaan. De pop kan, eens aangekomen in het museum, allerlei vragen aan de kleuters stellen. Op die manier blijven de kinderen betrokken. Hou zelf steeds een aantal korte aandachtspelletjes achter de hand. …
WAAR LET JE OP EENS JE BINNEN BENT? Wanneer je met jonge kinderen de tentoonstellingszaal binnen gaat is er vaak iets dat hen onmiddellijk opvalt. Dit brengt dit vaak veel reactie teweeg. Hun ogen worden er haast naartoe getrokken. Het is aan de kinderen om de tentoongestelde werken te leren ontdekken. Bij het in contact brengen van kinderen met de illustraties is de rol van de leerkracht cruciaal. De leerkracht creëert immers de situatie waarin de kinderen tot leren komen en zal de dialoog tussen het werk en de kinderen begeleiden. Het doel van de begeleiding is de kinderen betekenisvol te laten kijken. Onthoud daarbij dat het museumobject niet voor zichzelf spreekt: het geeft zijn geheim pas prijs als er een actie van de kijker tegenover staat. De kijker moet in dialoog treden met het werk. Via vraagstelling kan je proberen te achterhalen wat de oorzaak is. Als je hen het kunstwerk probeert te laten beschrijven vraag je best eerst wat ze zien. Dan probeer je ze te laten vertellen hoe het is opgebouwd. Voor de vragen die je gaat stellen, kan je gebruik maken van de kijkwijzer op pagina 6 en 7. Opgelet! Je moet er wel zeker van zijn dat de kinderen de woorden, die je in de vraagstelling gebruikt, begrijpen.
TERUG OP SCHOOL Napraten over het museumbezoek is altijd de moeite waard. Ook zul je dan merken dat iedereen heel verschillende dingen heeft onthouden. De kinderen kunnen vertellen welk van de illustraties hun het meeste is bijgebleven. Welke vonden ze het mooiste? Het kan zijn dat er een verschil is tussen het schilderij dat je je herinnert en het schilderij dat je het mooiste vond. Die bevindingen kan je ook noteren in een schriftje. Hetzelfde kan je doen met het kunstwerk dat je je het beste herinnert. Misschien lukt het de kleuters om het kunstwerk te beschrijven in een aantal woorden. Kleurboel – Lespakket
4
Hieronder vind je een handig lijstje:
Wat was er te zien? Was het geschilderd of getekend? Welke materialen zouden ervoor gebruikt zijn? Welke kleuren zag je? Was het licht of juist donker? Wat voor gevoel kreeg je erbij? Deed het je misschien aan iets anders denken?
Kleurboel – Lespakket
5
LESSUGGESTIES TER VOORBEREIDING VAN HET MUSEUMBEZOEK KLEUTERS BEWUST LEREN KIJKEN NAAR ILLUSTRATIES Het is de taak van de leerkracht om de kinderen bewust te maken van wat ze zien. Als je vaak naar de dingen om je heen kijkt zul je merken dat je er meer en meer plezier aan beleeft. Je zult ook steeds meer dingen herkennen en steeds duidelijker weten wat je mooi vindt.
WIE BEN IK ALS IK KIJK? Als je kijkt word je automatisch een toeschouwer. Het leuke is dat je, om toeschouwer te worden, niet veel nodig hebt. Het is helemaal niet noodzakelijk om naar en museum te gaan. Misschien wandel je elke dag voorbij een reclamebord waar je nog nooit eerder naar keek of staat er in je kast een mooi fotoalbum.
HET KIND ALS TOESCHOUWER Het fantastische voorstellingsvermogen en de onbevangen kijk van kinderen helpt hen om indrukken van de omgeving te verstaan. Het terrein van de verbeelding behoort als geen ander die van de kinderen toe. Als volwassene zijn we die onvoorwaardelijke kijk en verbeelding vaak kwijtgespeeld. Tijdens de begeleiding is het dan ook erg belangrijk om hier rekening mee te houden. Het kijken naar en interpreteren van de dingen om ons heen, gebeurt vaak via het spreken. Praten over kijken is ook het luisteren naar elkaar en via dialoog kom je tot een beter begrip van het tentoongestelde beeld. Het is dan ook belangrijk dat je als leerkracht op zoek gaat naar een taal die aansluit bij de leefwereld van het kind.
HET NUT VAN KIJKEN Kijken stimuleert je verbeeldingskracht. Je verbeeldt je dat je de warmte van de zon voelt die geschilderd is. Je zintuigen bedriegen je, want de zon schijnt niet echt. Toch is het soms heerlijk om je te laten bedotten en dingen te ervaren die er niet zijn of misschien zelfs niet bestaan. Het kijken naar kunst en illustraties bijvoorbeeld kan zo een sterke ervaring zijn, dat je die de rest van je leven niet meer vergeet. Kijken leert ons gevoelens bij onszelf en bij anderen te herkennen. Praten over kijken leert ons zeggen hoe we ons voelen. Kijken leert ons nauwkeurig waarnemen. Aandacht voor kijken in de klas helpt de kinderen in belangrijke mate te werken aan hun zelfontplooiing en hun expressiviteit.
ACTIVITEITEN Met volgende opdrachten worden de kinderen ‘verplicht’ het werk, in dit geval de illustraties, te bevragen. Ze moeten de tijd nemen om ernaar te kijken en leren ze te interpreteren. Tijdens de meeste activiteiten wordt gebruik gemaakt van een boek met grote illustraties. Als leerkracht kies je uiteraard zelf met welk boek je in je klas werkt. Doe je meerdere activiteiten, dan kan je best bij alle activiteiten hetzelfde boek gebruiken. Zo kunnen de kinderen de illustraties helemaal doorgronden. Hieronder vind je enkele suggesties voor boeken die tijdens de voorbije edities in de tentoonstelling Kleurboel getoond werden:
Konsek, D., Kleine olifant in de wolken, Clavis uitgeverij Koolen, M. & Koopman, A., Vliegen met Felix, Clavis Uitgeverij Leysen, A., Tanneke, de heksenprinses, Clavis Uitgeverij Van Genechten, G., Rikki, Clavis Uitgeverij Verroken, S., Boos, Clavis Uitgeverij Wielockx, R., Wiebe is verliefd, Clavis Uitgeverij Winters, P. & Ortelli, B., Dankjewelalsjeblieft, Clavis Uitgeverij
Kleurboel – Lespakket
6
KIJKWIJZER Tijdens het opstellen van de vragen die je tijdens de activiteiten en in het museum gaat stellen, is het handig om een kijkwijzer bij de hand te hebben. Hieruit kan je enkele vragen selecteren. De vragen zelf moet je natuurlijk wel aanpassen aan je klasgroep. Hieronder vind je een voorbeeld van een kijkwijzer. Deze kijkwijzer ligt ook aan het onthaal van Het Stadsmus om mee te nemen in de tentoonstelling.
VOORBEELD VAN EEN KIJKWIJZER Wat zie ik?
Hier kan je de kinderen laten opsommen wat ze zien. Zo krijg je een inventaris van het beeld.
Hoe is het gemaakt?
2-dimensionaal of plat. Bijvoorbeeld: tekening, schilderij, … 3-dimensionaal of ruimtelijk. Bijvoorbeeld: klei, hout, … Aan de hand van andere hedendaagse technieken: video, fotografie, …
Hoe ziet het eruit?
Kleuren o Welke kleuren zie je? o Is het kleurrijk of kleurloos? Waarom? o Zie je veel verschillende kleuren? Welke? o Zijn ze licht of donker? o Hoe is het gemaakt? (= materiaal of techniek) o Is het geschilderd, getekend of gefotografeerd? Hoe zie je dit? o Hoe is het geschilderd? (vb. Zie je verfklodders of is het juist heel zacht geschilderd?) Opbouw o Hoe is de opbouw/vorm? o Wat zie je? Waar staat het? o Wat staat er precies in het midden? o Wat staat er niet in het midden? Waar staat het? o Staat er iets op de voorgrond? Of juist meer op de achtergrond? Wat? o Staat iets voor of achter iets anders? De afmeting o Is het groot? o Hoe staat het t.o.v. zijn omgeving? De compositie o Hoe heeft de kunstenaar vorm, kleur, vlak en lijn samengebracht en geordend? o Is de compositie symmetrisch of niet? Standpunt/perspectief o Hoe wil de kunstenaar dat we iets zien? Licht o Van waar komt het licht?
Kleurboel – Lespakket
7
Wat is de betekenis?
Hoe is de relatie tussen titel en werk? Hoe is de relatie tussen vorm en inhoud? Welk verhaal wil de kunstenaar vertellen? Waar doet het werk je aan denken? Krijg je er een bepaald gevoel bij? Word je er blij of triest van? Krijg je er zelf energie van? Of krijg je zelf zin om te tekenen? Lijkt het ergens op, op iets wat je eerder getekend hebt? Wie zou het gemaakt hebben? Hoe zou de illustrator/tekenaar/schilder/… zich gevoeld hebben toen die dit tekende? Waarom?
Conclusie: wat vind je ervan?
Dit kan dus van alles zijn: mooi, lelijk, spannend, saai, vrolijk, … Waarom is het gemaakt, denk je? (Betekenis)
Kleurboel – Lespakket
8
ACTIVITEIT 1: EEN ILLUSTRATIE WORDEN Aan de hand van deze activiteit kan je kleuters op een originele manier gericht laten kijken naar enkele illustraties.
LEERGEBIEDEN EN DOMEINEN Muzische vorming: beeld Muzische vorming: drama
CONCRETE DOELSTELLING 1. 2. 3. 4.
De kinderen hebben aandacht voor de lijnen, vormen, … in de illustraties die ophangen. De kinderen brengen nieuwsgierigheid en belangstelling op voor de illustraties uit een prentenboek. De kinderen geven op een positieve manier hun mening over het spel van andere kleuters door te vertellen welk element uit de illustratie er goed uitgebeeld werd. De kinderen verwoorden welke illustratie er uitgebeeld wordt en waarom ze dit denken.
MATERIAAL EN BENODIGDHEDEN
Prentenboek 5 uitvergrote illustraties uit het boekje ketting met daaraan een groot oog
VERLOOP VAN DE ACTIVITEIT Inleiding De juf heeft één ketting vast. Aan deze ketting hangt een afbeelding van een oog. Ze legt uit dat het kind dat de ketting met het oog krijgt één van de 5 aangeduide illustraties mag uitbeelden. De andere kinderen moeten daarna raden om welke illustratie het gaat en vertellen waarom ze dit denken. (5 verschillende illustraties hangen tegen een muur op zichtbare hoogte zodat alle kinderen ernaar kunnen kijken.) Kern De juf duidt een kind aan dat mag beginnen. Hij/zij krijgt even de tijd om de illustratie te bestuderen. De juf vraagt ondertussen aan de andere kinderen of ze klaar zijn om te raden. Ze warmt zich samen met de kinderen even op voor ze aan het spel beginnen. (Maak je ogen heel groot, maak je ogen heel klein, …) Dan kan het spel beginnen. Tijdens het spel stelt de juf vragen aan de kinderen: Welke illustratie is hij/zij volgens jou aan het uitbeelden? Waarom denken jullie dat hij/zij die illustratie aan het uitbeelden is? Waaraan denk je als je hem ziet uitbeelden? Hoe voelt hij/zij zich bij het uitbeelden, denk je? … Als de kinderen het eens zijn over de illustratie die uitgebeeld wordt en op een correcte manier verantwoord hebben waarom ze dit denken, mag een ander kind uitbeelden. Slot Tot slot kan de juf enkele vragen stellen aan de kinderen: Kleurboel – Lespakket
9
Bij welke illustratie vond je het raden het moeilijkst? Waarom? Was het moeilijker om een illustratie uit te beelden of om te raden welke illustratie uitgebeeld werd? Waarom koos je voor deze illustratie? Waarom hebben de andere kinderen het zo snel/niet snel kunnen raden? Hoe hadden we het nog kunnen uitbeelden?
Kleurboel – Lespakket
10
ACTIVITEIT 2: TEKENDICTEE Deze activiteit leert de kinderen bewust naar illustraties kijken.
LEERGEBIEDEN EN DOMEINEN Taal: luisteren, lezen Muzische vorming: beeld
CONCRETE DOELSTELLINGEN 1. 2. 3. 4. 5.
De kinderen tonen dat ze begrijpen wat de andere kinderen zeggen door het op hun blad te tekenen. De kinderen tonen dat ze de opdracht begrijpen door zich aan de regels te houden en deze correct uit te voeren. De kinderen vertellen aan de andere kinderen wat er op de illustratie te zien is. De kinderen brengen nieuwsgierigheid en belangstelling op voor de illustraties. De kinderen beleven genoegen aan de illustraties.
MATERIAAL EN BENODIGDHEDEN
2 kaartjes met een oog erop Prentenboek Papier Krijtjes, kleurpotloden, … Blad voor de leerkracht
VERLOOP VAN DE ACTIVITEIT Inleiding De kinderen moeten in groepjes van 5 werken. Per groepje zijn 2 kinderen de kijkers: zij krijgen een ketting met de afbeelding van een oog. Ze krijgen de opdracht op om één van de illustraties uit het prentenboek op zo een manier te beschrijven dat de andere kinderen dit kunnen tekenen. De andere 3 kinderen krijgen een blad en kleurpotloden, ze mogen de illustratie niet zien.
Ze moeten met hun rug naar het kunstwerk gaan zitten. De kijkers beschrijven het kunstwerk. De andere kinderen tekenen het kunstwerk op basis van de beschrijvingen. De juf geeft een voorbeeld en voert dit ook kort uit.
Kern 3 kinderen krijgen een blad papier en potloden of krijtjes. 2 kinderen gaan aan de andere kant van de kring zitten en beschrijven het kunstwerk. De juf let erop dat: beide kinderen de illustratie beschrijven de kinderen gericht kijken (juf stelt vragen en geeft tips) de kinderen elkaar begrijpen (eventueel iets anders verwoorden of laten verwoorden) Daarna worden de tekeningen van de kinderen met elkaar vergeleken en wordt er gereflecteerd. Slot Nadien toont de juf de uitgekozen illustratie. Ze stelt daarbij de volgende vragen:
Wat is er hetzelfde?
Kleurboel – Lespakket
11
Wat is er anders? Wat vind je mooi aan de tekening? Hoe voel je je bij het kijken naar jouw tekening? Hoe voel je je bij het kijken naar de illustratie? Voelt dat hetzelfde? … Daarna wordt er gewisseld. De kinderen die eerst moesten tekenen mogen nu vertellen wat ze zien en omgekeerd. (Ook de andere groepjes mogen dit proberen.)
Kleurboel – Lespakket
12
ACTIVITEIT 3: RARA WIE BEN IK ? Deze activiteit is een vernieuwende manier om de kinderen gericht te laten kijken. Ze gaan bewust naar de illustraties kijken en beschrijven op een originele manier wat ze zien.
LEERGEBIEDEN EN DOMEINEN Muzische vorming: beeld Muzische vorming: drama Taal: spreken Taal: taalbeschouwing
CONCRETE DOELSTELLINGEN 1. 2. 3. 4. 5.
De kinderen benoemen de typische eigenschappen van de illustratie zodat de andere kinderen kunnen raden over welke het gaat. De kinderen benoemen de vormen die op hun illustraties terug te vinden zijn. De kinderen doen alsof ze de illustratie zijn en vertellen over zichzelf. De kinderen bespreken de verschillende kenmerken van de illustratie die ze kiezen. De kinderen bespreken de illustratie op zo een manier dat de andere kinderen kunnen raden over welke illustraties het gaat.
MATERIAAL EN BENODIGDHEDEN
5 uitvergrote illustraties uit een prentenboek
VERLOOP VAN DE ACTIVITEIT Voorbereiding Deze activiteit draait rond het beschrijven van illustraties. Om de kinderen al gewend te maken aan het beschrijven van dingen, is het soms goed om hen eerst een aantal andere dingen te laten omschrijven. Dit kan bijvoorbeeld een vriendje uit de klas zijn waarvan ze de naam niet mogen zeggen. Op deze manier zijn ze al gewoon om dingen te beschrijven voor ze aan ‘het echte werk’ beginnen. Inleiding De juf hangt op voorhand 3 illustraties uit het prentenboek op in de klas. De juf vertelt dat ze eerder die dag omgetoverd werd: ‘Ik ben omgetoverd in één van de tekeningen die hier in de klas ophangen.’ ‘Jullie moeten raden welke tekening ik ben en pas dan verander ik terug in de juf.’ De juf beschrijft vervolgens de illustratie alsof zij deze illustratie is: bv. Op mij vliegt een vliegtuig en een beer die blij is. Ik ben gemaakt van verf. Ik besta uit felle kleuren. Ik besta uit verschillende lijnen: gebogen en rechte lijnen, … … De kinderen vertellen over welke illustratie ze denken dat het gaat en verantwoorden hun keuze. Als het juist is, wordt de betovering verbroken en is de juf terug juf. Kern De juf vertelt dat het eigenlijk wel heel spannend is om omgetoverd te worden in een illustratie. Ze stelt voor om een van de kinderen om te toveren in een van de illustraties. Welke illustratie dat is, mag hij/zij zelf Kleurboel – Lespakket
13
beslissen. Daarna moet hij zichzelf beschrijven alsof hij de illustratie is. De andere kinderen moeten raden over welke illustratie het gaat. Link: als een kind moeite heeft met het vertellen over ‘zichzelf’ stelt de juf vragen gebaseerd op de kijkwijzer (zie p. 6-7).
Besta je uit veel verschillende kleuren? Ben je licht of donker? Ben je groot of klein? Wat ziet iemand meteen als hij naar je kijkt? …
Als de andere kinderen vertellen in welke illustratie hij/zij veranderd is, wordt hij opnieuw mens. Daarna kan iemand anders omgetoverd worden. Slot Op het einde van de activiteit volgt een evaluerend gesprek:
Wat hebben we gedaan? Was het moeilijk of niet? Wat was er moeilijk/gemakkelijk? Wat was het leukste en waarom? Waren alle illustraties even gemakkelijk om over te vertellen? Waarom wel/waarom niet? Was het moeilijk om te raden over welke illustratie het ging? Wat viel je het meeste op bij het kijken naar de illustratie? Hoe voelde je je toen je ‘omgetoverd’ werd in een illustratie? Waarom voelde je je zo?
Kleurboel – Lespakket
14
ACTIVITEIT 4: TWEE AAN TWEE Tijdens deze activiteit is het de bedoeling de kinderen te laten nadenken over hoe ze zich voelen bij het kijken naar een illustratie. Ze leren inzien dan het gevoel dat ze bij één illustratie krijgen niet bij elke illustratie naar boven komt. Soms geeft het kijken naar twee verschillende illustraties je hetzelfde gevoel, soms ook niet.
LEERGEBIEDEN EN DOMEINEN Wiskunde: meten Taal: spreken Taal: taalbeschouwing
CONCRETE DOELSTELLINGEN 1. 2. 3.
4.
De kinderen vergelijken de verschillende illustraties en beschrijven welke illustraties bij hen hetzelfde gevoel oproepen en waarom. De kinderen bespreken de gelijkenissen en verschillen tussen de verschillende illustraties. De kinderen beschrijven de illustraties die ze zien en vertellen welk gevoel de illustratie bij hen oproept. Daarna zoeken ze een illustratie die hen hetzelfde gevoel geeft en vertellen ze waarom dit zo is. De kinderen vertellen hoe de illustratie hen doet voelen.
MATERIALEN EN BENODIGDHEDEN
illustraties uit een prentenboek
ORGANISATIE De inleiding gebeurt gezamenlijk. In de kern wordt er gewerkt in groepjes van 5 kinderen die telkens afwisselen.
VERLOOP VAN DE ACTIVITEIT De juf toont een illustratie uit het prentenboek. Ze vraagt de kinderen om deze goed te bekijken en te beschrijven wat ze zien. Hierna laat de juf een aantal kinderen aan het woord. Vervolgens stelt de juf een aantal vragen:
Waar doet de illustratie je aan denken? Krijg je er een bepaald gevoel bij? Word je er blij of triest van? Krijg je er zelf energie van? Lijkt het op iets wat je zelf al eens eerder getekend hebt? Hoe zou de illustrator zich gevoeld hebben toen die dit tekende? Waarom? De conclusie: wat vind je ervan? (Mooi, lelijk, spannend, saai, vrolijk, …) Waarom is het gemaakt, denk jij? (Betekenis)
Hierna toont de juf een 9-tal andere illustraties uit het boek. De kinderen moeten hieruit een tweede illustratie kiezen die dezelfde gevoelens oproept. Op deze manier worden twee illustraties als voorbeeld samengebracht. Nu kunnen al de kinderen zelf aan de slag. Kern Ieder kind krijgt twee kaartjes met hun kenteken op. Ze krijgen de opdracht om, in groepjes van 5, de illustraties goed te bekijken.
Kleurboel – Lespakket
15
De twee illustraties die bij hen hetzelfde gevoel oproepen moeten ze hetzelfde kaartje geven. Daarna moeten ze in de kring hun keuze verantwoorden.
Waarom krijg je bij het kijken naar deze twee illustraties hetzelfde gevoel? Zijn er veel overeenkomsten of niet? Welke? Beschrijf het gevoel dat je krijgt bij het kijken naar de illustraties. …
Slot Als alle groepjes de activiteit gedaan hebben, wordt er gezamenlijk vergeleken welke twee illustraties het meeste bij elkaar geplaatst zijn en waarom.
Kleurboel – Lespakket
16
ACTIVITEIT 5: VERSTOPPEN Het belang van deze activiteit is het ‘kijken naar’ nogmaals in de verf te zetten. De kinderen ervaren dat er bij het ‘kijken naar’ een heleboel over het hoofd gezien wordt.
LEERGEBIEDEN EN DOMEINEN Wiskunde: ruimte Taal: schrijven Muzische vorming: beeld
CONCRETE DOELSTELLINGEN 1. 2. 3. 4.
De kinderen gebruiken, bij het tekenen van illustraties, de juiste ruimtelijke begrippen. De kinderen tekenen de illustraties waar ze voordien naar keken. Na het bekijken van een illustratie proberen de kinderen die zo goed mogelijk na te tekenen. De kinderen kijken aandachtig en nieuwsgierig naar de illustraties voor ze ze tekenen.
MATERIALEN EN BENODIGDHEDEN
illustraties uit het prentenboek tekenpotloden tekenpapier kookwekkertje
VERLOOP VAN DE ACTIVITEIT Inleiding De juf toont een van de illustraties uit het prentenboek. De kinderen krijgen de opdracht hiernaar te kijken tot het belletje gaat (30 seconden). Hierna neemt de juf de illustratie weg en krijgen de kinderen de opdracht om de illustratie opnieuw te tekenen. Wie heeft goed gekeken? Een aantal tekeningen wordt met elkaar vergeleken:
Heeft iedereen hetzelfde onthouden? Waarom heb je dit getekend? Wat ben je vergeten? Waarom? …
Kern Hierna mogen de kinderen zelf aan de slag. Ze mogen zelf kiezen welke illustratie ze gaan ‘bestuderen’. Hierna zet de juf een kookwekkertje op. Als de bel gaat moeten de kinderen de illustratie omdraaien en die opnieuw proberen te tekenen. Hun tekening wordt vergeleken met de illustratie uit het boek en aan de hand van de kijkwijzer bevraagd. Slot De juf bundelt de tekeningen samen tot illustratieboeken. Als kaft van de boeken wordt de illustratie die zij zelf verkozen, gebruikt. De boeken komen terecht in de boekenhoek, waar de kinderen nadien nog in kunnen kijken.
Kleurboel – Lespakket
17
ACTIVITEIT 6: EEN NIEUWE NAAM Deze activiteit, waar nieuwsgierigheid, fantasie en verwondering centraal staan, zorgt voor een wederzijdse confrontatie tussen de kinderen en de illustraties. Door kinderen een naam te laten bedenken voor een illustratie, ‘herontdekken’ ze de illustratie.
LEERGEBIEDEN EN DOMEINEN Muzische vorming: beeld Taal: spreken Taal: lezen
CONCRETE DOELSTELLINGEN 1. 2. 3. 4.
De kinderen bekijken de verschillende beeldelementen van een tekening en vertellen hoe zij de illustratie zouden noemen. De kinderen beleven plezier aan de illustraties uit het prentenboek. De kinderen verwoorden verschillende ‘titels’ die volgens hen passen bij de illustraties die ze zien. De kinderen tonen dat ze de illustratie op de correcte manier interpreteren door te verwoorden wat ze zien en een titel voor het werk te verzinnen.
MATERIAAL EN BENODIGDHEDEN
illustraties uit een prentenboek
VERLOOP VAN DE ACTIVITEIT Inleiding De juf vraagt de kinderen hoe het komt dat ze een naam hebben. De kinderen reageren en de juf gaat in op hun reacties. Ze komen tot de algemene conclusie dat het hebben van een naam oa. belangrijk is om te weten over wie het gaat, … Hierna vertelt de juf dat het hebben van een naam ook belangrijk kan zijn voor een tekening. Het zegt er namelijk iets meer over. De juf vertelt dat de illustraties uit het prentenboek ook een naam hebben, maar dat ze de namen vergeten is. Ze vraagt de kinderen of ze samen geen nieuwe namen kunnen verzinnen.
Kern De juf toont een illustratie uit het prentenboek en vraagt de kinderen eerst om goed ernaar te kijken. Je kan pas een goede naam vinden als je weet wat er allemaal op de illustratie te zien is. Vervolgens mogen de kinderen vertellen welke titel ze voor de illustratie zouden kiezen en moeten ze verantwoorden waarom ze deze titel kiezen.
Heeft iedereen dezelfde titel? Waarom wel/niet? Wat zouden we zeker in de titel moeten vermelden? …
Dit wordt met een aantal illustraties uit het boek gedaan.
Kleurboel – Lespakket
18
Slot Als alle illustraties een titel gekregen hebben en de kinderen het allemaal met elkaar eens zijn over de keuze van de verschillende titels, worden de illustraties opgehangen met de titel ernaast. De titels worden getypt en eventueel ‘getekend’ zodat ze die zelf ook nog kunnen bekijken.
Kleurboel – Lespakket
19
VERWERKINGSACTIVITEITEN NA EEN BEZOEK AAN DE TENTOONSTELLING KLEURBOEL VERWERKINGSACTIVITEIT 1: DE MUSEUMCAMPAGNE LEERGEBIEDEN EN DOMEINEN Muzische vorming: beeld Wereldoriëntatie: mens Taal: spreken
CONCRETE DOELSTELLINGEN 1. 2. 3. 4.
De kinderen experimenteren met de verschillende materialen die ze mogen gebruiken om de affiche te maken. De kinderen knutselen, na een bezoek aan Het Stadsmus in Hasselt, hier een affiche over. De kinderen kunnen inzien wanneer ze een opdracht al dan niet tot een goed einde brachten. De kinderen verwoorden wat ze in de tentoonstelling gezien, gedaan en beleefd hebben.
MATERIAAL EN BENODIGDHEDEN
Verf Stiften Kleurpotloden Foto’s van Het Stadsmus Glitters Stempels Groot blad om de affiche op te maken …
VERLOOP VAN DE ACTIVITEIT Inleiding De juf bespreekt het bezoek aan Het Stadsmus met de kinderen. Ze neemt een microfoon, pen en papier en neemt een interview af samen met de kinderen. Hierbij stelt ze een aantal vragen:
Wat was er te zien? Was het geschilderd of getekend? Welke materialen zouden ervoor gebruikt zijn? Welke kleuren zag je? Was het licht of juist donker? Wat voor gevoel kreeg je erbij? Deed het je misschien aan iets anders denken? …
Juf: ‘We weten nu wel hoe leuk en mooi het in Het Stadsmus was, maar weten de andere mensen dit ook al? Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat andere mensen dit ook te weten komen?’
Kleurboel – Lespakket
20
De kinderen komen samen met de juf tot de conclusie dat ze reclame kunnen maken. Samen gaan ze werken aan een grote affiche die ze daarna kunnen ophangen zodat iedereen ernaar kan kijken. Kern De kinderen krijgen de opdracht om samen aan de affiche te werken. Hierop moet te zien zijn:
wat er leuk was aan de tentoonstelling wat je er allemaal kon zien wat je er allemaal kon doen de affiche moet er ook mooi uitzien
De juf biedt de kinderen het materiaal aan en demonstreert de techniek. Daarna kunnen de kinderen zelf aan de slag. Alle kinderen van de klas werken aan de affiche. Werkfase:
Begeleiden, observeren en afronden Stellen van gerichte vragen Stimuleren van probleemoplossend denken Aanmoedigen Positief bekrachtigen …
Slot De affiche wordt besproken en de kinderen vertellen wat ze gemaakt hebben. De verschillende criteria waaraan de tekening moet voldoen worden herhaald en er wordt gekeken of de affiche ook aan deze criteria voldoet.
Kleurboel – Lespakket
21
VERWERKINGSACTIVITEIT 2: HET DEBAT LEERGEBIEDEN EN DOMEINEN Wereldoriëntatie: mens Taal: spreken Taal: taalbeschouwing
CONCRETE DOELSTELLINGEN 1. 2. 3. 4.
De kinderen vertellen hoe ze zich voelden bij het kijken naar de illustratie en waarom ze zich zo voelden. De kinderen laten elkaar uitpraten en aanvaarden dat iedereen een andere mening heeft. De kinderen beantwoorden de verschillende vragen over de tentoonstelling die ze zagen. De kinderen vertellen waarom ze met een stelling akkoord zijn en waarom niet.
MATERIAAL EN BENODIGDHEDEN
Groen en rood papier Blad met verschillende stellingen
VERLOOP VAN DE LES Inleiding De juf geeft alle kinderen een rood en een groen blad. Ze geeft de kinderen de opdracht om goed te luisteren naar wat ze zegt. Als ze akkoord zijn met wat de juf zegt moeten ze het groene papier in de lucht steken. Als ze niet akkoord zijn, steken ze hun rood blad in de lucht. De juf oefent het spel eerst aan de hand van een aantal simpele voorbeelden zoals:
Verven doe je met een potlood Schilderen is niet leuk …
Als de kinderen dit onder de knie hebben kan het spel beginnen. Kern De juf heeft een aantal uitspraken over het museum dat ze bezochten op een kaartje staan en leest ze voor. De kinderen moeten vertellen of ze akkoord zijn of niet en waarom.
Alle tekeningen zagen er hetzelfde uit. o Ja: kan je een voorbeeld geven? (Waarom die tekeningen?) o Nee: in welk opzicht waren ze verschillend? Alle tekeningen waren met verf gemaakt? o Ja: de juf toont een voorbeeld van een aantal illustraties die niet met verf gemaakt zijn. ‘Zijn deze ook met verf gemaakt?’ Waarom wel? Waarom niet? Alle tekeningen gaven mij een blij gevoel. o Ja: waarom gaven ze je een blij gevoel? o Nee: hoe voelde je je dan bij het kijken naar de tekeningen? Waarom voelde je je zo? De tekeningen met de donkere kleuren gaven me een blij gevoel. o Ja: waarom voelde je je zo? Welk gevoel gaven de andere tekeningen je? o Nee: waarom niet?
Kleurboel – Lespakket
22
Toen ik de tekeningen zag, kreeg ik zelf ook zin om te tekenen. o Ja: wat wou je tekenen en waarom? o Nee: waarom niet? …
Slot Was iedereen het met dezelfde dingen eens/oneens? Hoe zou dat komen? Is dat erg?
Kleurboel – Lespakket
23
ACHTERGRONDINFORMATIE OVER HET STADSMUS EN KLEURBOEL HET STADSMUS Het Stadsmus is het Hasseltse stadsmuseum. Je ontdekt er Hasselt, zijn geschiedenis en inwoners in vogelperspectief. In Het Stadsmus dwaal je langs de straten van Hasselt en ontdek je hun beroemde inwoners. Wie is de mysterieuze Hasselaar die slechts éénmaal om de zeven jaar het daglicht ziet? Waarom liggen Hasselaren niet wakker van de Guldensporenslag of de onafhankelijkheidsviering van 1830? Je loopt mee in een processie met mystieke verhalen en de oudste gekende monstrans ter wereld. Een eeuwenoude familie toont je de rijkdom van de stad met kleurige keramiek als hoogtepunt.
PRAKTISCHE INFORMATIE Het Stadsmus Guido Gezellestraat 2 3500 Hasselt T 011 23 98 90 E
[email protected] Openingsuren Van 1 april tot 31 oktober: Dinsdag tot zondag, van 10 tot 17 uur Van 1 november tot 31 maart: Dinsdag tot vrijdag, van 10 tot 17 uur Zaterdag en zondag, van 13 tot 17 uur Gesloten op maandag, 24, 25 en 31 december, 1 januari en in de maand januari, behalve in de kerstvakantie Prijs Toegang gratis voor iedereen! Luistergids bij de vaste opstelling: 1 euro. Tijdelijke tentoonstellingen zijn soms betalend.
SCHOLEN IN HET STADSMUS Het Stadsmus heeft enkele educatieve programma’s voor scholen. Voor de oudste kleuters is er één programma:
OP ZOEK NAAR DE LANGEMAN De Langeman houdt zich in het museum verborgen. Maar wie is die Langeman? Hoe ziet hij eruit en waarom woont hij in het museum? Het antwoord op deze vragen vinden de kinderen in het museum samen met de spelbegeleider. Ze luisteren naar verhalen over deze vreemde man en speuren in de museumruimtes naar collectiestukken die iets met hem te maken hebben.
Kleurboel – Lespakket
24
Zo ontdekken zij telkens iets meer over de Langeman, over de geschiedenis van Hasselt en over het leven van de mensen vroeger. Als de spelers alle voorwerpen gevonden hebben, krijgen ze als beloning stukken van een grote, papieren Langeman. Hiermee kunnen ze zelf een heuse klas-Langeman in elkaar knutselen. Ontdekt jouw klas waar de Langeman zich in het museum verborgen houdt? Doel
De kinderen gaan in de museumruimtes 'Hasselt groeit', 'Hasselt gelooft' en 'Hasselt feest' op zoek naar de Langeman. Hierbij ontdekken zij op een eenvoudige manier een stukje van de geschiedenis van Hasselt en hoe mensen vroeger leefden. Doelgroep Kinderen van 5 tot 8 jaar (laatste kleuterklas en 1ste graad van het basisonderwijs). Aantal Minimum 6 - maximum 28 kinderen. Gids Het spel wordt begeleid door een gids, met hulp van de begeleidende leerkracht. Duur Het spel duurt 2 uur, speluitleg en nabespreking inbegrepen. Prijs 2,50 euro per leerling + 50 euro voor de gids. De gids is gratis voor Hasseltse scholen. Voor meer informatie en boekingen kan je terecht in Het Stadsmus, tel. 011 23 98 90 of mail naar
[email protected].
PICKNICK IN HET MUSEUM Picknick kan in het Tuincafé van Het Stadsmus of bij mooi weer zelfs in de tuin van het museum.
COMBIPAKKET Kom je met je klas een hele dag naar Hasselt? Dan kan je kiezen voor een dagvullend programma met het thema sprookjes! De kinderen gaan in Het Stadsmus op zoek naar een echte reus: de Langeman. Daarna worden ze in het Literair Museum ondergedompeld in een heerlijke sprookjeswereld waar ze kennis maken met andere sprookjesfiguren, zoals Klein Duimpje.
GRATIS MET DE LIJN NAAR HET MUSEUM Het Stadsmus is erkend als 'cultuurschakel'. Dat betekent dat klasgroepen (max. 30 lln.) van scholen uit de regio via DynamoOPWEG tijdens de daluren het museum gratis per bus of tram kunnen bezoeken. Ze kunnen immers kosteloos gebruik maken van het reguliere aanbod van De Lijn. Op www.dynamo3.be lees je alles over de instapvoorwaarden en mogelijkheden.
KINDEREN IN HET STADSMUS "Wat leuk!" "Zeer orginele opdrachten, we komen dit nog eens doen!" "Zo'n toffe rugzak zou ikzelf ook wel willen." Dit schreven kinderen in het gastenboek van Het Stadsmus over het Mussenkussen. Met het Mussenkussen gaan kinderen gaan - samen met hun (groot)ouders - op stap met de stadsmus. Hij woont al jaren in de stad en kent als geen ander het verhaal van Hasselt en zijn inwoners. Hij vertelt hen via de luistergids hoe ze een echte stadsmus kunnen worden en leert hen de verhalen van de stad kennen. Speelse straatnaamborden en wegmarkeringen op de vloer wijzen hen de weg.
Kleurboel – Lespakket
25
Het gezin vertrekt op pad met een ‘mussenkussen' op de rug. Dit kussen is geen gewoon kussen: het is niet alleen een kussen om op te zitten tijdens het oplossen van opdrachten of het luisteren naar verhalen, maar in het kussen zit allerlei leuk spelmateriaal dat de kinderen nodig hebben om de opdrachten te kunnen uitvoeren. Voor kinderen van 6 tot 12 jaar. Het mussenkussen (inclusief luistergids) kost 1 euro
Kleurboel – Lespakket
26