K le i ne o nd e r n e me r s, ho g e l a s te n
Regeldruk voor een broodjeszaak en een schildersbedrijf in 1998 en 2007
Mirjam Tom, Frits Suyver, John Boog
Zoetermeer, oktober 2007
Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Actal
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM bv. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van EIM bv. EIM bv aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
The responsibility for the contents of this report lies with EIM bv. Quoting numbers or text in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of EIM bv. EIM bv does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.
Inhoudsopgave
Samenvatting
5
1
Inleiding
8
1.1
Vooraf
8
1.2
Probleemstelling van het onderzoek
9
1.3
Inventarisatie van de verplichtingen
1.4
Opbouw van de onderzoeksrapportage
10
2
Casusbeschrijvingen
11
2.1
De groeiende broodjeszaak
11
2.2
Het groeiende schildersbedrijf
12
3
Analyse en resultaten
13
3.1
Hoogte van de administratieve lasten 2007
13
3.2
Verschillen tussen de branches
14
3.3
Vergelijking administratieve lasten 2007 met 1998
15
3.4
Enkele speciale onderwerpen
16
3.5
Conclusies en aanbevelingen
18
4
Inhoudelijke verplichtingen
20
4.1
Inleiding
20
4.2
Overzicht van inhoudelijke verplichtingen in hoofdlijnen
20
4.3
Inhoudelijke verplichtingen 1998 en 2007
21
4.4
Conclusies en aanbevelingen
22
5
Startersfaciliteiten; vergelijking 1998-2007
23
5.1
Beoordeling startersfaciliteiten 2007 vergeleken met 1998
23
5.2
Aanbevelingen vanuit MKB-Nederland
25
5.3
Conclusies en aanbevelingen
26
9
Bijlagen I
Startersfaciliteiten uitgebreid
27
II
Kwalitatieve beschrijving van de verplichtingen
42
III
Begrippen en methodologische aandachtspunten
60
IV
Overzicht administratieve lasten broodjeszaak
63
V
Overzicht administratieve lasten schildersbedrijf
64
3
Samenvatting O n d e r zo e k v e rg e l i j kt d e a dm i n i s t r a t i e ve la s t e n v oo r t w e e k l e in e o n d e r ne m e r s p e r le v e n sf as e ; n u m e t t i e n ja a r gel e d e n In het onderzoek is nagegaan wat de administratieve lasten zijn van twee kleine ondernemers in de verschillende levensfasen van een bedrijf. Daarbij zijn de administratieve lasten op dit moment (2007) vergeleken met de lasten in 1998. Als voorbeeldbedrijven zijn bij de kleine ondernemers een broodjeszaak en een schildersbedrijf genomen. I n ti e n ja a r z ij n d e a d mi n i s t ra t i e v e la st e n b e per kt g ed a a ld Wanneer het totaal van de administratieve lasten voor de verschillende levensfasen bij elkaar wordt opgeteld dan blijken in de broodjeszaak de lasten in de periode 1998 – 2007 met 24% (eenmalige lasten) respectievelijk 9% (structurele lasten) gedaald te zijn; voor het schildersbedrijf liggen de percentages op een vrijwel gelijk niveau, namelijk 27% daling (eenmalig) en 8% (structureel). Vooral in de startfase en in de fase van het in dienst nemen van de eerste werknemer heeft een daling van de structurele administratieve lasten plaatsgevonden ten opzichte van 1998. Uit de dalingen blijkt dat het kabinetsbeleid van de afgelopen 10 jaar voor het midden- en kleinbedrijf wel positief heeft gewerkt, maar lang niet tot de beoogde doelstellingen van de diverse kabinetten heeft geleid. De c a se s b ro od je s z a a k e n e e n sch i ld e r sbe d ri jf v e r t o n e n w e in ig v e r s c h i l i n a dm in i st r a t i e v e la s t e n Er zijn slechts kleine verschillen in (structurele) administratieve lasten tussen de beide branches omdat het merendeel van de lasten afkomstig is van algemene, niet sectorspecifieke, verplichtingen die op beide branches op dezelfde wijze uitwerken. De verschillen hebben vooral te maken met de aard van het bedrijfsproces. Zo ziet men bij de broodjeszaak onder andere allerlei verplichtingen die te maken hebben met de Warenwet, het HACCP-plan en de voedselveiligheid, terwijl bij het schildersbedrijf het accent ligt op de milieu- en brandveiligheidsverplichtingen. V e rm in d e r in g v a n a d mi n i st r a t ie v e l a s t e n d oor v e r a n de r in g i n r eg e lg e v i n g b ev or d e re n h e t o n d e r n e mi n g s k l im a a t Verschillen in administratieve lasten per levensfase ten opzichte van 1998 zijn vooral terug te voeren op veranderde regelgeving. Voorbeelden zijn de gewijzigde gang van zaken bij de loonbelasting en werknemersverzekeringen (onder meer bij de indienstneming van werknemers) en ziekteverzuim, het vervallen van de Vestigingswet en de eisen van de Algemene Ondernemersvaardigheden (bij de start van het bedrijf) en de geringere accountantswerkzaamheden bij de aangifte van de vennootschapsbelasting (bij verandering van eenmanszaak naar BV). De lagere lasten bij de start werken positief, minder belemmerend, op de prikkel om zelfstandig te beginnen. Lagere lasten bij in dienstneming van de eerste werknemer zijn positief in verband met het rendement van beginnende bedrijven en de ontwikkeling van de werkgelegenheid. T o e z i c h t h ou d e r s e n a n de r e ov e r he de n d i e n e n m e e r ge br u i k te ma ke n v a n e l ka a r s k e nn i s e n be s t a n d e n o v er be dr i jv en In het rapport worden aanbevelingen gedaan om de verplichtingen voor de ondernemer minder belastend te maken. Zo zou door registrerende toezichthouders
5
meer gebruik gemaakt moeten worden van de gegevens van andere toezichthouders1. Dit geldt vooral bij de broodjeszaken, die zich moeten registreren bij de Kamer van Koophandel (KvK), het Bedrijfschap Horeca en Catering, bij de Voedsel- en Warenautoriteit (VWA)2 en soms ook nog bij het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD). D i e n s t v erl e n e n d e be na d e r in g v a n d e ov er h e id g e we n s t Initiatieven van gemeenten om starters actief te helpen verdienen meer navolging. Zo bleek uit het onderzoek dat een gemeente ingegaan is op het verzoek van een schildersbedrijf aan de gemeente om ter plaatse in het startende bedrijf de milieumelding te mogen doen en tevens milieumaatregelen en afvalpreventie met de gemeente door te nemen. Dit kostte de schilder weinig tijd en ook weinig reiskosten naar het gemeentehuis en bovendien was hij zeer tevreden met deze gang van zaken. Meer begeleiding zou voor meer gemeenten en ook andere overheidsinstanties aanbeveling verdienen, ook vanuit een punt van meer ’feeling’ met het bedrijfsleven. V e rs n e l l i n g v a n de u i t g i f t e v a n id e n t if i ca t ie n u m m e r s v oo r b e dri jv e n De afwikkeling van de aanvragen van KvK- en Belastingdienstnummers door ondernemers verloopt traag, waardoor toekenning van de nummers soms tamelijk lang op zich laat wachten. Het verdient aanbeveling om dit proces te versnellen. Het niet direct toekennen van een definitief KvK-nummer is onhandig bij diverse zaken die spelen bij de opening (bankcontacten, briefpapier). Vergelijkbare klachten zijn er ook t.a.v. de Belastingdienst. De nummers zijn noodzakelijk om BTW snel terug te kunnen krijgen (zeker als starter zit men er niet op te wachten om geldbedragen voor te financieren) en ook om een eventuele Eerstedagsmelding (EDM) elektronisch te doen bij het in dienst nemen van personeel.
I n te g r a t ie v a n s t a rt e r sfa c i l i t e i t e n ve r be t e rt de t r a n sp a r a nt i e vo or de s t a r t e r ; v er e e nv o u d ig da a r n a a st d e ve r pl i c h t i n ge n Naast verruiming van de kredietmogelijkheden kan ook gedacht worden aan het integreren van een groot aantal startersfaciliteiten met behoud van de kredietmogelijkheden en fiscale facilitering. Dit kan heel goed bijdragen aan een verbetering van de transparantie voor de ondernemer in het woud aan startersfaciliteiten. Het vergrote aantal subsidieregelingen en andere startersfaciliteiten doet de kosten sterk toenemen van het op de hoogte blijven van die faciliteiten en het uitzoeken van de juiste faciliteit voor de ondernemer. Voor startende ondernemers zijn de startersfaciliteiten ingewikkeld. Dat pleit voor een vereenvoudiging van de verschillende faciliteiten. Het moet weer mogelijk worden dat de ondernemer zelf de faciliteiten aanvraagt zonder een beroep te hoeven doen op een dure subsidieconsultant of een andere financiële intermediair.
E e n d u i d ig e i n t e r p r e ta t i e v a n r ege l s d oo r t o e z ic h t ho u d e r s Het verschillend interpreteren van regels door de verschillende toezichthouders leidt voor ondernemers tot onnodige nalevingslasten en/of kosten voor het meermalen aanpassen totdat de verschillende toezichthouders tevreden zijn. Het
1
Het grote voordeel hiervan voor de bedrijven is dat zij slechts eenmaal de gegevens behoeven te verstrekken.
2
6
De VWA en het Bedrijfschap Horeca en Catering zijn – voorlopig als proef - overeengekomen om de gegevens van de registratie bij het Bedrijfschap ook beschikbaar te stellen aan de VWA.
verdient aanbeveling in het programma Vernieuwend Toezicht eenduidige handleidingen en uitgangspunten voor toezichthouders te hanteren zodat onnodige kosten worden voorkomen. Als een toezichthouder contact heeft met een bedrijf dient hij op de hoogte te zijn van de eisen die andere toezichthouders aan de onderneming gesteld hebben. Indien het risico niet al te groot is geef de ondernemer dan ook de tijd om tot aanpassingen te komen. Bijvoorbeeld door rekening te houden met de nog resterende afschrijvingstermijn van apparatuur en dergelijke. O n g e l i j ke e i s e n doo r gem e e n t e n e n a n d e r e in st a n t ie s Besluiten over onder andere energiebesparende maatregelen en milieumaatregelen kunnen per gemeente nogal verschillen. Dit leidt er echter wel toe dat in de ene regio of gemeente veel hogere eisen aan ondernemers gesteld worden dan in een andere regio of gemeente. Gemeenten zouden zich met het stellen van eisen enigszins moeten beperken om uitwassen en grote ongelijkheden op dit terrein te voorkomen.
7
1
Inleiding
1.1
Vooraf
Ondernemers hebben te maken met allerlei verplichtingen van de overheid. In dit onderzoek richten we ons op de verplichtingen die voortkomen uit wetgeving. De kosten om aan deze wettelijke verplichtingen te voldoen noemt men inhoudelijke nalevingskosten, respectievelijk administratieve lasten. Dit betekent dat de inspanningen die starters moeten doen om er achter te komen hoe de regelgeving in elkaar zit, het maken van een ondernemingsplan en het regelen van de gehele financiering via onder meer de bank buiten het onderzoek vallen. De aard en omvang van de onderzochte kosten zijn afhankelijk van de levensfase waarin het bedrijf zich bevindt. Deze kosten zijn verschillend bij de start, op het moment dat voor het eerst personeel wordt aangenomen, wanneer het bedrijf verder doorgroeit en wanneer men over wil stappen naar een andere rechtsvorm. In opdracht van Actal (Adviescollege toetsing administratieve lasten) is nagegaan wat de administratieve lasten zijn van twee kleine ondernemers in de verschillende groei-levensfasen van het bedrijf. Daarbij worden de administratieve lasten op dit moment (2007) vergeleken met 1998. Op deze wijze kan worden vastgesteld of de regeldruk voor kleine ondernemers de afgelopen tien jaar is verminderd. Met andere woorden: is er sprake van een administratieve lastenverlichting bij startende en doorgroeiende kleine bedrijven in de verschillende levensfasen? Daarbij zijn twee typen kleine ondernemers onderzocht, namelijk de broodjeszaak en het schildersbedrijf 3. In overleg met Koninklijk Horeca Nederland en de Koninklijke Vereniging Federatie van Ondernemers in het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf (FOSAG) zijn de branchespecifieke verplichtingen vastgesteld. De onderzoeksresultaten zijn bij een drietal ondernemers uit elk van beide branches getoetst. De administratieve lasten voor startende ondernemingen zijn zowel bij een start vanuit een werknemerssituatie als bij een start vanuit een uitkeringssituatie onderzocht. Naast de administratieve lasten zijn ook de inhoudelijke nalevingskosten onderzocht. Tenslotte vergelijkt dit onderzoek de startersfaciliteiten voor de beginnende ondernemer in 1998 en 2007.
3
8
Voor een goede beeldvorming is in hoofdstuk 2 ‘Casusbeschrijvingen’ een omschrijving van de twee typen van bedrijven opgenomen (de omschrijving is in grote lijnen gelijk aan de omschrijving uit 1998).
1.2
Probleemstelling van het onderzoek
Het onderhavige onderzoek dient antwoord te geven op de volgende centrale vraag: Wat zijn de administratieve lasten van twee kleine ondernemers in de verschillende levensfasen van het bedrijf op dit moment en in 1998? De levensfasen zijn dan: •
Startend bedrijf
•
Indienstneming eerste werknemer
•
Indienstneming vier extra werknemers
•
Verandering van eenmanszaak naar een BV
Gevraagd is rekening te houden met de extra administratieve lasten als gevolg van de indienstneming van een persoon afkomstig uit een land dat niet behoort tot de EU en met de extra administratieve lasten als gevolg van het starten vanuit een uitkeringssituatie4. Naast de centrale vraag zijn er de volgende twee extra onderzoeksvragen: •
Welke faciliteiten zijn er voor startende kleine ondernemers vanuit de overheid (bedrijvenloket, subsidies e.d.) in 1998 en 2007. Hieruit moet inzicht ontstaan in de ontwikkeling van de faciliteiten die de overheid aan kleine ondernemers verschaft.
•
Wat was de inhoud van de inhoudelijke nalevingskosten voor de ondernemer in 1998 en 2007?
Onderscheid wordt in het onderzoek gemaakt tussen eenmalige - en structurele verplichtingen voor de onderneming. De lijst van verplichtingen bestaat enerzijds uit de verplichtingen vanuit generieke regelgeving die voor alle bedrijven gelden en anderzijds is er aandacht voor de sectorspecifieke regelgeving voor respectievelijk de broodjeszaak en het schildersbedrijf. De resultaten hiervan zijn getoetst bij een aantal geïnterviewde bedrijven.
1.3
Inventarisatie van de verplichtingen
Als werkwijze voor de inventarisatie van de verplichtingen voor de ondernemers is gekozen voor een uitgebreide Internetsearch (zoals Bedrijvenloket, KvK, EIM, Startwijzer, Startbedrijf.nl, www.horeca.org , www.fosag.nl). Hiermee zijn zo goed mogelijk de diverse verplichtingen in 2007 voor het starten van een bedrijf en de verschillende levensfasen achterhaald inclusief de verplichtingen voor het in dienst nemen van buitenlands personeel. De lijst van verplichtingen is daarna aangevuld aan de hand van opmerkingen vanuit Koninklijk Horeca Nederland en de FOSAG en naar aanleiding van de gehouden interviews bij schilders en broodjeszaken.
4
Voor de uitkeringssituatie is de start vanuit een werkloosheidssituatie gekozen, omdat deze vorm het meest voorkomt.
9
1.4
Opbouw van de onderzoeksrapportage
De opbouw van dit rapport is als volgt. − Na dit eerste inleidende hoofdstuk worden in hoofdstuk 2 de casusposities uitgewerkt, namelijk de broodjeszaak en het schildersbedrijf. − Hoofdstuk 3 geeft daarna de analyse en de resultaten van het onderzoek weer. Onderdelen van dit hoofdstuk zijn de hoogte van de administratieve lasten voor de vier levensfasen in 2007, de verschillen tussen de branches en de vergelijking met 1998. − In hoofdstuk 4 staat een overzicht van de inhoudelijke verplichtingen, waarmee broodjeszaken en schildersbedrijven te maken hebben. − In hoofdstuk 5 worden de startersfaciliteiten in 2007 als totaal vergeleken met de startersfaciliteiten in 1998. − De hoofdstukken 3, 4 en 5 worden afgesloten met conclusies en aanbevelingen. Het rapport bevat ook een aantal bijlagen: − De individuele startersfaciliteiten vindt u terug in bijlage I. − Een kwalitatieve beschrijving van de diverse verplichtingen is opgenomen in bijlage II. Daarbij komen zowel de verplichtingen aan de orde die tot administratieve lasten leiden als de verplichtingen die inhoudelijke nalevingskosten met zich meebrengen. − In bijlage III wordt een toelichting gegeven bij de begrippen ‘informatieverplichtingen’ en ‘inhoudelijke verplichtingen’ en komen tevens enkele methodologische aandachtspunten aan de orde. − De gedetailleerde gegevens uit het onderzoek over de administratieve lasten zijn terug te vinden in bijlage IV voor de broodjeszaak en bijlage V voor het schildersbedrijf.
10
2
Casusbeschrijvingen
2.1
De groeiende broodjeszaak
Mevrouw Bakker verzorgt de broodjes voor de directievergaderingen van een multinationale onderneming. Zij is in loondienst van de onderneming en heeft geen bijzondere andere inkomsten/lasten van belang voor de Belastingdienst. Dat betekent dat zij slechts een summiere belastingaangifte hoeft te doen aan het eind van het jaar. Op een gegeven moment besluit Mevrouw Bakker een eigen bedrijf te starten. Zij heeft besloten om een broodjeszaak in het centrum van de stad te beginnen. Zij koopt haar broodjes, vleeswaren, kaas e.d kant-enklaar in en verkoopt geen alcoholische dranken5. Zij is nu zelfstandig ondernemer en dat heeft tot gevolg dat zij met allerlei wet- en regelgeving wordt geconfronteerd. Zo krijgt ze onder meer met algemene verplichtingen6 te maken als inschrijving bij Kamer van Koophandel, boekhoud- en bewaarplicht, inkomstenbelastingformulier voor privé en zaak invullen (juist scheiden van deze twee werelden, nagaan of er nog startersaftrek te halen is en zelf voor oudedagsvoorziening zorgen), omzetbelasting, etc. Specifieke sectorale verplichtingen waar zij mee te maken krijgt zijn onder meer: verplichtingen in het kader van de Warenwet (hygiënische verplichtingen etc.), milieuwetgeving, registratie bij het Bedrijfschap Horeca7. De broodjeszaak van Mevrouw Bakker is een groot succes. Om de vraag aan te kunnen, besluit ze om haar eerste werknemer in dienst te nemen. Een goede extra kracht erbij is bijzonder welkom, maar de administratieve verplichtingen die erbij horen zijn dat veel minder. Mevrouw Bakker besluit dat broodjes maken en verkopen haar vak is en dat ze de bijbehorende administratieve verplichtingen beter zoveel mogelijk kan uitbesteden aan een boekhouder/accountant. Mevrouw Bakker of haar accountant krijgt in deze fase onder andere te maken met verplichtingen in het kader van de Loonheffing/premies volksverzekeringen, premieheffing werknemersverzekeringen, verzuim en Arbo. Mevrouw Bakker is een doorzetter en ze besluit zich door de papieren rompslomp en daarmee gepaard gaande administratieve lasten niet te laten ontmoedigen. Het bedrijf blijft groeien en de tweede, derde, vierde en vijfde werknemer worden in vaste dienst aangenomen. De winst neemt sterk toe. De accountant adviseert Mevrouw Bakker om van rechtsvorm te veranderen, te weten van eenmanszaak naar B.V. Zij krijgt door deze verandering van rechtsvorm onder meer te maken met administratieve verplichtingen als omzetting van
5
Indien zij wel alcoholische dranken zou verkopen, moet zij voldoen aan de Drank- en Horecawet. Dat zou aanzienlijke extra eenmalige en structurele administratieve lasten betekenen voor Mevrouw Bakker.
6
7
Het betreft verplichtingen die voor elk bedrijf gelden. Wanneer zij gestart is als detailhandelszaak is ook inschrijving bij het Hoofdbedrijfschap Detailhandel noodzakelijk.
11
een Inkomstenbelasting(IB)-plichtigbedrijf naar een Vennootschapsbelasting(Vpb)-plichtigbedrijf (eenvoudige verplichting), Wet op de Jaarrekening (lichte verplichting) en dergelijke.
2.2
Het groeiende schildersbedrijf
De heer Pieterse werkt bij een groot bouwbedrijf in loondienst. De loonheffing is voor hem direct de eindheffing en hij heeft tot nu toe nog weinig met belastingaangiftes te maken gehad. Hij ziet goede vooruitzichten in het schilderswerk en besluit om een eigen bedrijf te starten. Nu hij ondernemer is geworden heeft hij bij de groei van zijn bedrijf met diverse administratieve verplichtingen te maken. Hij krijgt al direct te maken met de verplichting om zijn zaak in te schrijven bij de Kamer van Koophandel. En ook verplichtingen als het invullen van het Inkomstenbelastingformulier voor privé en zaak, de boekhoud- en bewaarplicht, de BTW etc. komen al snel naar voren. Gegeven de aard van de werkzaamheden krijgt hij natuurlijk uitgebreid met milieuwetgeving te maken. Teneinde daarvan een deel “buiten het bedrijf” te houden, heeft de heer Pieterse besloten om een gespecialiseerd bedrijf het vervoer van gevaarlijke stoffen voor hem te laten uitvoeren. Na een jaar besluit de heer Pieterse om uit te breiden en een werknemer in loondienst aan te nemen. In de bouwsector zijn er echter veel bijzondere regelingen en vergoedingen in de sfeer van de Loonheffing en werknemersverzekeringen mogelijk en de heer Pieterse besluit onmiddellijk om de loon- en salarisadministratie uit te besteden aan een boekhouder/accountant. Hij begrijpt weinig van de verschillende manieren van verantwoorden in de administratie van onbelaste en belaste reiskostenvergoedingen, vakantiebonnen, gereedschapsgeld, werkkleding etc. Bovendien is het risico dat hij achteraf problemen krijgt vanwege fouten te groot. Het scheiden van de kas voor privé en zakelijk gebruik is al ingewikkeld genoeg. De heer Pieterse besluit, wanneer de zaken goed blijven gaan, om een tweede, derde, vierde en vijfde werknemer in dienst te nemen. Dit wordt steeds ondersteund door de boekhouder/accountant. Na enkele jaren is het bedrijf zo gegroeid en de winst zo toegenomen dat de boekhouder/accountant aan de heer Pieterse adviseert om van rechtsvorm te veranderen, van eenmanszaak naar BV. Dan krijgt hij onder andere te maken met de verplichtingen in het kader van de omzetting (hij wordt dan vennootschapsbelastingplichtig) en hij zal ook zijn jaarrekening bij de Kamer van Koophandel moeten deponeren.
12
3
Analyse en resultaten
Achtereenvolgens wordt ingegaan op de hoogte van de administratieve lasten voor een broodjeszaak en een schildersbedrijf in 2007 (paragraaf 3.1), de verschillen tussen de branches (paragraaf 3.2) en de vergelijking van de administratieve lasten van 2007 met 1998 (paragraaf 3.3).
3.1
Hoogte van de administratieve lasten 2007
Bij de start van een broodjeszaak bedragen de eenmalige administratieve lasten 241 euro en de structurele administratieve lasten 1.898 euro. Wordt daarna een eerste werknemer in dienst genomen dan geeft dat voor de broodjeszaak (annex lunchroom) eenmalig 830 euro en structureel 486 euro aan extra administratieve lasten. De volgende werknemers kosten eenmalig 480 euro en structureel 140 euro aan administratieve lasten. Een verandering van rechtsvorm, tenslotte, van een eenmanszaak naar een BV kost 788 euro aan eenmalige administratieve lasten en 4.514 euro aan structurele administratieve lasten. Voor het schildersbedrijf geldt een soortgelijke ontwikkeling. Tabel 1 De broodjeszaak en het schildersbedrijf: de administratieve lasten 2007 Levensfase
Eenmalige
Structurele
Eenmalige
Structurele
kosten 2007
kosten 2007
kosten 2007
kosten 2007
broodjeszaak
schildersbedrijf in euro’s
Starten bedrijf
241
1.898
146
1.553
Eerste werknemer in dienst
830
486
742
486
Vier extra werknemers in dienst
480
140
480
140
Wijziging van eenmanszaak in BV
788
4.514
781
4.514
2.339
7.038
2.149
6.693
216
0
216
0
Totaal levensfasen Extra bij de start vanuit uitkering
Bron: EIM, 2007
In het geval de broodjeszaak of het schildersbedrijf in één jaar de hele hiervoor geschetste ontwikkeling zou doormaken van startende eenmanszaak naar kleine BV met 5 werknemers in dienst, dan betekent dit dat de broodjeszaak aan eenmalige administratieve lasten 2.339 euro kwijt is (optelsom van alle onderdelen) en aan structurele administratieve lasten 7.038 euro; voor het schildersbedrijf is dat 2.149 euro en 6.693 euro. De hoge administratieve lasten bij de start vragen aandacht omdat dit nadelig is voor de prikkel om zelfstandig te beginnen. Ook de administratieve lasten bij indienstneming van de eerste werknemer moeten zo laag mogelijk zijn in verband met de ontwikkeling van de werkgelegenheid.
13
3.2
Verschillen tussen de branches
Het merendeel van de administratieve lasten betreft algemene verplichtingen die op beide branches op dezelfde wijze uitwerken. Voorbeeld zijn de verplichtingen bij de verandering van eenmanszaak naar BV. De structurele administratieve lasten van het opstellen van de jaarrekening en het deponeren van de jaarrekening bij de Kamer van Koophandel zijn voor de broodjeszaak niet anders dan voor het schildersbedrijf. Er zijn natuurlijk ook een aantal verschillen tussen het schildersbedrijf en de broodjeszaak. Onder meer zijn deze terug te voeren op verschillen in inschrijvings- en registratiekosten. Voor de broodjeszaak zijn inschrijvingen nodig bij de Kamer van Koophandel, het Bedrijfschap Horeca en Catering, de Voedsel- en Warenautoriteit8 en – indien de broodjeszaak als detailhandelszaak gestart is – ook bij het HBD. Voor het schildersbedrijf is er – sinds de opheffing van het Bedrijfschap Schilders – alleen de inschrijving bij de Kamer van Koophandel over. Ook de aanvraag van een licentie BUMA / Stemra en SENA zie je bij het schildersbedrijf niet terug terwijl daar in de broodjeszaak (annex lunchroom) regelmatig sprake van zal zijn9. Hetzelfde geldt ook voor de aanvraag bij de gemeente van een terrasvergunning. Kortom, de startende ondernemer krijgt veel op zich af. Het is daarom belangrijk dat de overheid dit zo efficiënt mogelijk voor de ondernemers organiseert. Dat betekent ondermeer dat toezichthouders zoveel mogelijk gegevens met elkaar moeten uitwisselen in plaats van dezelfde gegevens herhaaldelijk op te vragen bij de ondernemer. Inschrijven in het Handelsregister kan pas twee maanden voor de start van de zaak. En dan krijg je alleen maar een voorlopig KvK-nummer. Bij opening van de zaak wordt dit omgezet naar een definitief nummer. Zo’n laat definitief nummer is onhandig bij diverse zaken die spelen bij de opening (bankcontacten, briefpapier). Vergelijkbare klachten zijn er ook over de Belastingdienst waar je een loonbelastingnummer en een Omzetbelastingnummer nodig hebt. Het eraan gekoppelde gebruikersnummer is nodig om je BTW terug te krijgen (zeker als starter zit je er niet op te wachten om geldbedragen voor te financieren) en ook om een eventuele Eerstedagsmelding elektronisch te doen bij het in dienst nemen van personeel. Het verkrijgen van de KvK- en belastingnummers duurt in de praktijk soms lang. Andere verschillen in administratieve lasten zijn afkomstig vanuit de aard van het bedrijfsproces. Zo ziet men bij de broodjeszaak allerlei verplichtingen die te maken hebben met de Warenwet (zoals de hygiënecode – met de erbijbehorende ongediertebestrijding etc.), het bijhouden van het CFK-logboek, de VWAinspectie op de aanwezigheid van een HACCP-plan en de voedselveiligheid van de producten, terwijl bij het schildersbedrijf meer het accent ligt op de milieu- en brandveiligheidsverplichtingen zoals de registratie van gevaarlijke stoffen, de registratie van aankoop en opslag van brandgevaarlijke stoffen en de administratie van het transport van afvalstoffen.
14
8
De VWA en het Bedrijfschap Horeca en Catering zijn als proef overeengekomen om de gegevens van de registratie bij het Bedrijfschap ook beschikbaar te stellen aan de VWA.
9
Overigens wordt met de aanvraag vaak passief omgegaan; de aanvraag vindt veelal pas plaats als men daar door de BUMA / Stemra en SENA op gewezen wordt.
Een van de schildersbedrijven in het onderzoek had de gemeente uitgenodigd om zijn milieumelding te doen en tevens alle milieumaatregelen door te nemen inclusief de afvalpreventie. Dit kostte de schilder twee uur en daarna was alles direct in orde; bovendien hoefde hij niet naar het gemeentehuis toe. Hiermee was de schilder zeer tevreden. Een dergelijke handelswijze zou voor meer gemeenten en andere overheidsinstanties aanbeveling verdienen. Ook voor de gemeenten is dit vanuit een punt van meer ’feeling’ met het bedrijfsleven positief.
3.3
Vergelijking administratieve lasten 2007 met 1998
Wanneer, als totaal van de casus, de administratieve lasten voor de verschillende levensfasen bij elkaar worden opgeteld dan blijken in de broodjeszaak die lasten in de periode 1998 – 2007 met 24% (eenmalige lasten) respectievelijk 9% (structurele lasten) gedaald te zijn; voor het schildersbedrijf liggen de percentages op een vrijwel gelijke daling, namelijk 27% (eenmalig) en 8% (structureel). Hieruit blijkt dat het kabinetsbeleid van de afgelopen 10 jaar voor het middenen kleinbedrijf wel positief heeft gewerkt, maar lang niet tot de beoogde doelstelling van de diverse kabinetten heeft geleid. Tabel 2 Broodjeszaak en Schildersbedrijf: wijziging administratieve lasten 2007 t.o.v. 1998 Levensfase
Eenmalige
Structurele
Eenmalige
Structurele
lasten 2007
lasten 2007
lasten 2007
lasten 2007
broodjeszaak
schildersbedrijf % wijziging t.o.v. 1998
Starten bedrijf
+ 7 %
- 21 %
+ 7 %
- 19 %
- 49 %
- 19 %
- 52 %
- 19 %
Vier extra werknemers in dienst
+ 1 %
0 %
+ 1 %
0 %
Wijziging van eenmanszaak in BV
+ 0 %
- 2 %
- 1 %
- 2 %
- 24 %
- 9 %
- 27 %
- 8 %
Eerste werknemer in dienst
Totaal levensfasen
Bron: EIM, 2007
Waar zitten de veranderingen? Voor beide branchetypen geldt: − de structurele afname van de administratieve lasten bij het starten van het bedrijf is circa 20%. De daling van de lasten wordt onder andere veroorzaakt door het afnemen van de duur van de bewaarplicht, de mindere controlelasten van de VWA t.o.v. de Inspectie Gezondheidsbescherming in 1998, het niet meer noodzakelijk zijn van de verklaring schoon drinkwater (broodjeszaken) en het verdwijnen van de noodzaak om zich bij het Bedrijfschap Schilders in te schrijven (schildersbedrijf); met het vervallen van de Vestigingswet behoeft tevens niet meer voldaan te worden aan de eisen van de ‘Algemene Ondernemersvaardigheden’. − ook de structurele afname van de administratieve lasten bij de eerste werknemer is bijna 20%. Deze wordt vooral veroorzaakt door de veranderde regelgeving rondom de loonbelasting en de werknemersverzekeringen / ziekteverzuim. Belangrijkste reden is dat de berichtgeving van ondernemers naar Belastingdienst en UWV niet meer apart behoeft te geschieden. − de (kleine) structurele afname bij de verandering van eenmanszaak naar BV wordt veroorzaakt door geringere accountantswerkzaamheden bij de aangifte van de vennootschapsbelasting.
15
Zie voor een uitgebreid overzicht de gedetailleerde resultaten in bijlage IV (broodjeszaak) en bijlage V (schildersbedrijf). Voor de startende onderneming worden daar aangegeven: − de informatie- en inhoudelijke verplichtingen voor het bedrijf per levensfase 10; − de grootte van eenmalige / structurele administratieve lasten per levensfase; − de loketten waar men voor de verplichtingen terecht kan. P r o me m or i e Het geschetste beeld van de administratieve lasten staat los van de uitgaven
•
die de bedrijven moeten doen om de belastingen, leges, vergunningen, boetes etc. te betalen. Van deze financiële uitgaven werd door ondernemers aangegeven dat ze de afgelopen jaren op gemeentelijk niveau duidelijk zijn gestegen. In een aantal gemeenten is een exploitatievergunning nodig bij de start van
•
een horeca-onderneming en bij het wijzigen van de rechtsvorm. Mogelijk vraagt de gemeente dan naar een BIBOB procedure. Gemeenten vragen soms ook om onderzoek en informatie zoals geuronderzoek, informatie over preventie-maatregelen tot afvalvermindering, informatie aan gemeente over maatregelen om energieverbruik te verminderen etc. Deze bijzondere administratieve lasten, die afhankelijk zijn van de specifieke gemeente waarin de zaak gevestigd is, zijn bij de in dit hoofdstuk vermelde uitkomsten van het onderzoek buiten beschouwing gelaten.
3.4
Enkele speciale onderwerpen
In deze paragraaf wordt nog specifiek ingegaan op het starten van een eigen bedrijf vanuit een uitkering en de extra administratieve lasten die daar aan verbonden zijn. Daarna wordt ook nog kort stilgestaan bij de administratieve lasten van het in dienstnemen van buitenlandse werknemers. S t a r t e n v a n u it e e n u i t ke r i n g ss it u a t ie Vanuit de volgende uitkeringssituaties wordt door de overheid bijgedragen aan de mogelijkheid om een onderneming te starten: − de werkloosheidssituatie, nl. de uitkering Werkloosheidswet (WW). − de bijstandssituatie, nl. de uitkering Wet Werk en Bijstand (WWB). − de arbeidsongeschiktheidssituatie, nl. de uitkeringen Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA), Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Zelfstandigen (WAZ) en Ziektewet (ZW). Het onderzoek is afgebakend tot het starten van een bedrijf vanuit een werkloosheidssituatie. Reden is dat deze vorm veruit het meeste voorkomt (circa 70% van de starters van een bedrijf vanuit een uitkering). De andere vormen komen minder vaak voor (circa 28% vanuit een bijstandssituatie en enkele procenten vanuit een WAO/WIA-situatie). De WW-uitkering gaat uit van de rijksoverheid en het starten van een bedrijf vanuit een bijstandsuitkering wordt in grote lijnen decentraal gefaciliteerd door gemeenten.
10
Onderscheiden levensfasen zijn: starten eenmanszaak, eerste werknemer in dienst nemen, tweede tot en met vijfde werknemer in dienst nemen, verandering van rechtsvorm: van eenmanszaak naar kleine BV.
16
Extra administratieve lasten waar de starter vanuit een WW-uitkeringssituatie mee te maken krijgt zijn afkomstig van de volgende verplichtingen: − opstellen van een ondernemingsplan; − toestemming vragen aan UWV (reïntegratiecoach) om zes maanden aan de start van een bedrijf te werken met behoud van uitkering; − maken van een afspraak en het voeren van een gesprek met de reïntegratiecoach; − eventueel extra gesprek met extern bedrijf (ingeschakeld door reïntegratiecoach) om ondernemingsplan te bespreken; − resultaat op de aanvraag ontvangen van UWV; − zenden van inkomstengegevens naar UWV in verband met verrekening van WW na twee jaar. De totale extra eenmalige administratieve lasten voor de starter vanuit een uitkeringssituatie blijven beperkt tot 216 euro. Zij zijn op dezelfde hoogte gebleven als in 1998. De grootste last is de opstelling van een ondernemingsplan.
I n di e n st n e m i n g v a n b ui t e n l a n d se w e r kn e me r s Het in dienst nemen van buitenlanders kan in sommige gevallen extra informatieverplichtingen met zich meebrengen. Dit is niet het geval bij werknemers uit de EU-landen. De behandeling hiervan is identiek aan de Nederlandse werknemers. Sinds 1 mei 2007 geldt dat ook voor werknemers uit de Midden- en OostEuropese landen geen tewerkstellingsvergunning meer behoeft te worden aangevraagd 11. Als verplichtingen bij het in dienst nemen van werknemers uit niet-EU landen geldt: − notificatieplicht12; − tewerkstellingsvergunning voor niet-EU werknemers opvragen en invullen. De handelingen brengen het beperkte bedrag van 26,25 euro aan eenmalige administratieve lasten met zich mee. Dit zijn de kosten voor het invullen van het aanvraagformulier Tewerkstellingsvergunning door de werkgever samen met de buitenlandse werknemer13. De eenmalige administratieve lasten voor indienstneming van buitenlandse werknemers zijn, afgezien van veranderingen in het uurtarief, in 2007 op dezelfde hoogte gebleven als in 1998.
11
Alleen voor werknemers van Roemenië en Bulgarije die per 1 januari 2007 zijn toegetreden tot
de EU gelden voorlopig nog de oude regels. Voor werknemers uit deze landen moet nog een tewerkstellingsvergunning worden aangevraagd, waarbij het CWI de arbeidsmarkttoets hanteert. Dit houdt in dat er eerst wordt gekeken op de Nederlandse en Europese arbeidsmarkt of er kandidaten zijn voor de functie die moet worden vervuld. De aanvraag van een tewerkstellingsvergunning wordt beschreven in artikel 2 van de Wet Arbeid Vreemdelingen. 12
Voor grensoverschrijdende dienstverlening is geen tewerkstellingsvergunning nodig; een notifi-
catiemelding is voldoende, wat inhoudt dat de buitenlandse dienstverlener die in Nederland diensten wil verrichten, voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden in Nederland een melding moet doen bij het CWI. 13
De kosten van het verzamelen van de gegevens voor het aanvraagformulier zijn hierbij buiten beschouwing gebleven. Een tewerkstellingsvergunning kan voor een periode van één, twee of drie jaar aangevraagd worden. Vanwege het feit dat geopteerd kan worden voor een verschil in duur zijn voor een eventuele verlenging geen structurele lasten in de administratieve lastenberekening meegenomen. Ook omdat men wellicht ondertussen een verblijfsvergunning heeft verkregen.
17
3.5
Conclusies en aanbevelingen
In het onderzoek is nagegaan wat de administratieve lasten zijn van twee kleine ondernemers in de verschillende levensfasen van een bedrijf. Daarbij zijn de administratieve lasten op dit moment (2007) vergeleken met de lasten in 1998. Als voorbeeldbedrijven zijn bij de kleine ondernemers een broodjeszaak en een schildersbedrijf genomen. M in d e r a d mi n i st r a t ie v e l a s t e n Wanneer het totaal van de administratieve lasten voor de verschillende levensfasen bij elkaar wordt opgeteld dan blijken in de broodjeszaak de lasten in de periode 1998 – 2007 met 24% (eenmalige lasten) respectievelijk 9% (structurele lasten) gedaald te zijn; voor het schildersbedrijf liggen de percentages op een vrijwel gelijk niveau, namelijk 27% daling (eenmalig) en 8% (structureel). Vooral in de startfase en in de fase van het in dienst nemen van de eerste werknemer heeft een daling van de structurele administratieve lasten plaatsgevonden ten opzichte van 1998. Uit de dalingen blijkt dat het kabinetsbeleid van de afgelopen 10 jaar voor het midden- en kleinbedrijf wel positief heeft gewerkt, maar lang niet tot de beoogde doelstellingen van de diverse kabinetten heeft geleid. K le in e v er sc h i l l e n t u s se n d e b r a nc h e s Het merendeel van de structurele administratieve lasten is afkomstig van algemene, niet sectorspecifieke, verplichtingen die op beide branches op dezelfde wijze uitwerken. Daarnaast zijn er ook verschillen in administratieve lasten tussen de branches die afkomstig zijn van de aard van het bedrijfsproces. Zo ziet men bij de broodjeszaak onder andere allerlei verplichtingen die te maken hebben met de Warenwet, de VWA-inspectie op aanwezigheid van een HACCP-plan en de voedselveiligheid van de producten, terwijl bij het schildersbedrijf meer het accent ligt op milieu- en brandveiligheidsverplichtingen zoals de registratie van transport en opslag van gevaarlijke – en brandbare stoffen. De aanvraag van de licentie BUMA / Stemra en SENA en van een terrasvergunning ziet men bij het schildersbedrijf niet, terwijl daar in de broodjeszaak annex lunchroom regelmatig sprake van is. V e rs ch i l le n in ve r p l i ch t in g e n p er le ve n sf a s e t . o. v . 1998 De administratieve lasten bij de start van het bedrijf zijn structureel met 20% afgenomen. De lagere lasten bij de start werken positief (minder belemmerend) op de prikkel om zelfstandig te beginnen. De afname van de administratieve lasten is vooral veroorzaakt door het vervallen van de Vestigingswet – hierdoor behoeft niet meer voldaan te worden aan de eisen van de ‘Algemene Ondernemersvaardigheden’ – en door het afnemen van de duur van de bewaarplicht, de mindere controlelasten van de VWA ten opzichte van de voormalige Inspectie Gezondheidsbescherming, het verdwijnen van de noodzaak om zich bij het Bedrijfschap Schilders in te schrijven etcetera. Ook bij indienstneming van de eerste werknemer ziet men ten opzichte van 1998 een afname van bijna 20% in de administratieve lasten. Zowel in verband met het rendement van een beginnend bedrijf als in verband met de ontwikkeling van de werkgelegenheid moet deze daling van de administratieve lasten positief beoordeeld worden. Veranderingen ten opzichte van 1998 zijn vooral veroorzaakt door de veranderde regelgeving rondom de loonbelasting en de werknemersverzekeringen / ziekteverzuim. Belangrijkste reden is dat de berichtgeving van ondernemers naar Belastingdienst en UWV niet meer apart behoeft te geschieden.
18
De structurele afname van de administratieve lasten bij de verandering van eenmanszaak naar BV wordt voornamelijk veroorzaakt door de door geringere accountantswerkzaamheden bij de aangifte van de vennootschapsbelasting. D i e n s t v erl e n e n d e be na d e r in g v a n d e ov er h e id g e we n s t Initiatieven van gemeenten om starters actief te helpen verdienen meer navolging. Zo bleek uit het onderzoek dat een gemeente ingegaan is op het verzoek van een schildersbedrijf aan de gemeente om ter plaatse in het startende bedrijf de milieumelding te mogen doen en tevens milieumaatregelen en afvalpreventie met de gemeente door te nemen. Dit kostte de schilder weinig tijd en ook weinig reiskosten naar het gemeentehuis en bovendien was hij zeer tevreden met deze gang van zaken. Meer begeleiding zou voor meer gemeenten en ook andere overheidsinstanties aanbeveling verdienen, ook vanuit een punt van meer ’feeling’ met het bedrijfsleven. M e e r g e bru i k v a n ge gev e n s v a n a n de re t oe z i ch t h o u de r s Opmerkelijk zijn de verschillen tussen het schildersbedrijf en de broodjeszaak qua inschrijvings- en registratiekosten. Voor de broodjeszaak is - behalve de inschrijving bij de Kamer van Koophandel – ook registratie noodzakelijk bij het Bedrijfschap Horeca en Catering, de Voedsel- en Warenautoriteit en, indien de broodjeszaak als detailhandelszaak is gestart, ook bij het HBD. Voor het schildersbedrijf is er sinds de opheffing van het Bedrijfschap Schilders alleen de inschrijving bij de Kamer van Koophandel over. Rond de inschrijvingen / registraties zou in de broodjeszaken een efficiënte en voor de startende ondernemer minder belastende vorm gevonden moeten worden. Door de toezichthouders wordt op dit punt nog onvoldoende gebruik gemaakt van elkaars gegevens 14. A f w i k ke l i n g Kv K - e n Be l a s t in g d ie n s t n u m me r s t ra a g Aandacht wordt gevraagd voor de trage afwikkeling bij het verkrijgen van de KvK- en Belastingdienstnummers. Inschrijven in het Handelsregister kan pas betrekkelijk kort voor de start van de zaak. En dan krijg je alleen maar een voorlopig KvK-nummer. Bij opening van de zaak wordt dit omgezet naar een definitief nummer. Zo’n laat verkregen definitief nummer is onhandig bij diverse zaken die spelen bij de opening (bankcontacten, briefpapier). Vergelijkbare klachten zijn er ook over de Belastingdienst waar je een loonbelastingnummer en een omzetbelastingnummer nodig hebt. Het eraan gekoppelde gebruikersnummer is nodig om je BTW terug te krijgen (zeker als starter zit je er niet op te wachten om geldbedragen voor te financieren) en ook om een eventuele Eerstedagsmelding elektronisch te doen bij het in dienst nemen van personeel. Het verkrijgen van de KvKen belastingnummers duurt in de praktijk soms lang.
14
De VWA en het Bedrijfschap Horeca en Catering zijn – voorlopig als proef - overeengekomen om de gegevens van de registratie bij het Bedrijfschap ook beschikbaar te stellen aan de VWA.
19
4
Inhoudelijke verplichtingen
4.1
Inleiding
De kosten voor bedrijven vanuit de regelgeving bestaan niet alleen uit administratieve lasten maar ook uit overige nalevingskosten. Overige nalevingskosten zijn de kosten die verband houden met het naleven van de inhoudelijke verplichtingen. Vraag is ‘Met welke inhoudelijke verplichtingen hebben de bedrijven in de vier levensfasen te maken’?. Het gaat hier om een kwalitatieve opsomming; in het kader van dit onderzoek zijn de nalevingskosten niet berekend. Inhoudelijke verplichtingen worden door de overheid vastgesteld om bepaalde maatschappelijk relevant geachte doelen, zogenoemde publieke doelen, rechtstreeks te realiseren. Daarbij gaat het om wettelijke verplichtingen betreffende zaken als een schoon milieu, veilige werkplekken, gezond voedsel en dergelijke. Dat het daarbij om aanzienlijke kosten kan gaan is duidelijk. Om de naleving van de inhoudelijke verplichtingen door bedrijven te kunnen controleren, heeft de overheid bepaalde informatie van bedrijven nodig. Hiertoe wordt in de betreffende wetten ook vastgelegd dat bedrijven verplicht zijn om bepaalde gegevens aan de overheid te verstrekken. Dit zijn de informatieverplichtingen (administratieve lasten). Er is derhalve een grote samenhang tussen deze inhoudelijke verplichtingen en de informatieverplichtingen. In bijlage II is een uitgebreide beschrijving gegeven van de verplichtingen die hetzij inhoudelijke nalevingskosten met zich meebrengen, hetzij tot administratieve lasten leiden. De inhoudelijke verplichtingen zijn evenals de administratieve lasten ook in de overzichten van bijlage IV en V opgenomen. Hieronder volgt een overzicht van de inhoudelijke verplichtingen.
4.2
Overzicht van inhoudelijke verplichtingen in hoofdlijnen
Voor het onderzoek zijn de inhoudelijke verplichtingen voor een broodjeszaak en een schildersbedrijf in kaart gebracht. Een volledig overzicht hiervan staat in Bijlagen IV en V. Hierna komen deze verplichtingen in hoofdlijnen aan de orde. Grotendeels gaat het om niet-sectorspecifieke verplichtingen. Het overige deel betreft sectorspecifieke verplichtingen. Daar waar dat aan de orde is voor alleen een broodjeszaak of alleen een schildersbedrijf is dat tussen haakjes opgenomen. Zorgplicht i.v.m. Afval: − Afvalscheiding; bedrijfsafval scheiden in aparte containers. − Afvalverwijdering; contract afsluiten met erkende afvalinzamelaar of gemeente. − Reinigingsrecht of contractbedrag betalen. − Afvalwater door vangput of vetafscheider leiden bij oliën of vetten (vooral bij broodjeszaken). Zorgplichten op overig milieugebied: − Geluid; geluidsniveau beneden bepaalde grenzen houden. − Trillingen; trillingsniveau onder norm houden.
20
− Geuren; geen geurhinder (eventueel actief koolstoffilter; vooral bij broodjeszaken). − Lucht; verbrandingsproces optimaal instellen; onderhoud installaties. Brandveiligheid 15: − Mobiele brandblusapparaten aanwezig; brandmeld- / ontruimingsalarminstallatie. − Opstellen ontruimingsplan bij ondernemingen met minimaal 50 personen; bordjes ‘nooduitgang’ plaatsen. − Brandblusser in bedrijfsauto aanwezig. Overig (Warenwet, HACCP, VWA) (broodjeszaak): − Zorgplicht schoon water i.v.m. legionella. − Instructie medewerkers die volgens hygiënecode gaan werken. − Dateren van zelfgemaakte goederen, temperatuur registreren van de producten, schoonmaken bedrijf etc. Ziekteverzuim en Arbeidsomstandigheden (Arbo-dienst / Arbeidsinspectie): − Bedrijfsnoodplan maken. − Eén of meer hulpverleners aanstellen (ondernemer is zelf hulpverlener onder de 15 man personeel). − Bedrijfshulpverlener moet 1x in 2 jaar naar training voor 8 uur. − Preventiemedewerker moet op hoogte blijven van arbo en gebruik apparatuur. − Registratie welke maatregelen tegen een hoge werkdruk worden genomen. − Persoonlijke beschermingsmiddelen aanschaffen voor schoonmaakwerk. − Veiligheidsinformatieblad opvragen bij leverancier; op werkplek hangen (schoonmaakmiddelen en snijmachines).
4.3
Inhoudelijke verplichtingen 1998 en 2007
De bedoeling was om in dit onderzoek naast de inhoud van de inhoudelijke verplichtingen over 2007 ook de inhoudelijke verplichtingen over 1998 via internet te achterhalen om op die wijze een vergelijking tussen beide jaren te kunnen maken. In de uitvoering is gebleken dat de precieze inhoudelijke verplichtingen uit 1998 niet goed meer zijn te traceren. Enerzijds doordat de onderzoeken met betrekking tot de naleving van de inhoudelijke verplichtingen pas ver na het jaar 2000 opkwamen (in 1998 dus onbekend waren) en derhalve de websites en naslagwerken uit 1998 niet ingesteld waren op de inhoudelijke verplichtingen. Anderzijds omdat op websites regelmatig updates hebben plaatsgevonden die uitgaan van de actualiteit, waardoor het verband met de “oudere” jaren niet meer is te herleiden naar 1998. Het beeld dat uit de opsomming van de inhoudelijke verplichtingen in 2007 (paragraaf 4.2) naar voren komt is dat de ondernemer op vele terreinen van regelgeving - naast administratieve lasten - ook met inhoudelijke verplichtingen te maken heeft. Het wordt hem daarbij moeilijk gemaakt door de soms verschillende interpretatie van de regels door de diverse toezichthouders en door de onge-
15
Brandweerinspectie geschiedt volgens de bij het onderzoek betrokken broodjeszaken annex lunchroom pas bij 40 zitplaatsen. Het hebben van een ontruimingsplan (brandveiligheid) is ook alleen voor grotere bedrijven noodzaak.
21
lijke eisen die per gemeente aan hem worden gesteld. In de volgende paragraaf wordt hier nog nader op ingegaan.
4.4
Conclusies en aanbevelingen
E e n d u i d ig e i n t e r p r e ta t i e v a n r ege l s d oo r t o e z ic h t ho u d e r s Het verschillend interpreteren van regels door de verschillende toezichthouders leidt voor ondernemers tot onnodige nalevingslasten en/of kosten voor het meermalen aanpassen totdat de verschillende toezichthouders tevreden zijn. Het verdient aanbeveling in het programma Vernieuwend Toezicht eenduidige handleidingen en uitgangspunten voor toezichthouders te hanteren zodat onnodige kosten worden voorkomen. Als een toezichthouder contact heeft met een bedrijf dient hij op de hoogte te zijn van de eisen die andere toezichthouders aan de onderneming gesteld hebben. Indien het risico niet al te groot is geef de ondernemer dan ook de tijd om tot aanpassingen te komen. Bijvoorbeeld door rekening te houden met de nog resterende afschrijvingstermijn van apparatuur en dergelijke. O n g e l i j ke e i s e n doo r gem e e n t e n e n a n d e r e in st a n t ie s Besluiten over onder andere energiebesparende maatregelen en milieumaatregelen kunnen per gemeente nogal verschillen. Dit leidt er echter wel toe dat in de ene regio of gemeente veel hogere eisen aan ondernemers gesteld worden dan in een andere regio of gemeente. Gemeenten zouden zich met het stellen van eisen enigszins moeten beperken om uitwassen en grote ongelijkheden op dit terrein te voorkomen. M e t e n is We t e n ; h e t ke n n e n v a n d e in h o u d e l ij k e na l e v i n g s ko s t e n Het onderzoek heeft de inhoudelijke verplichtingen kwalitatief naar voren gebracht. Nader kwantitatief onderzoek naar de nalevingskosten ervan brengt de betekenis van de inhoudelijke verplichtingen voor de bedrijven nog beter in beeld. Voorstel is om de onlangs ontwikkelde meetmethode voor wet en regelgeving te gebruiken waarmee de inhoudelijke nalevingskosten kunnen worden gekwantificeerd. De meetmethodiek wordt gebruikt om op gedegen wijze aanbevelingen te kunnen geven over reducties van (voorgenomen en bestaande) inhoudelijke verplichtingen.
22
5
Startersfaciliteiten; vergelijking 1998-2007
5.1
Beoordeling startersfaciliteiten 2007 vergeleken met 1998
Het starten van een onderneming staat volop in de schijnwerpers. Toenemende individualisering, nieuwe technologische mogelijkheden en economische welvaart zijn ontwikkelingen die ondernemerschap stimuleren. Het belang van ondernemerschap is groot: het zorgt voor flexibiliteit en vernieuwing, het fungeert als banenmotor van de economie en is een middel voor individuele ontplooiing. In dat licht bezien is verdere verbetering van de startersfaciliteiten aan te bevelen. In tabel 3 zijn de startersfaciliteiten 2007 vergeleken met die van 1998. het aantal startersfaciliteiten is toegenomen van 14 naar 22. De conclusie, die uit de tabel getrokken kan worden, is dat de startersfaciliteiten - die ook al in 1998 bestonden - in het algemeen zijn verruimd ten opzichte van 1998. Tevens zijn er een aantal startersfaciliteiten in 2007 die in 1998 nog niet bestonden. Ondanks de stijging van de faciliteiten is het voor het midden – en kleinbedrijf nog steeds moeilijk om voldoende financiering te vinden bij de start van hun bedrijf. Een overzicht van alle startersfaciliteiten is opgenomen in bijlage I. De startersfaciliteiten zijn onderverdeeld in 5 rubrieken, nl.: 1
Fiscale faciliteit
2
Subsidies en krediet- / leenfaciliteiten voor reguliere starters
3
Subsidies en krediet- / leenfaciliteiten voor starters vanuit een uitkering
4
Faciliteiten Kamer van Koophandel voor starters
5
Regionale fondsen voor starters
23
Tabel 3 Overview startersfaciliteiten 2007 in vergelijking met 1998*)
VerbeteStartersfaciliteiten
1998
2007
ring?**)
Bezoek aan startende ondernemers
ja
ja
0
Aftrek kosten gemaakt in de aanloopfase
ja
ja
0
Startersaftrek
ja
ja
+
Investeringsaftrek / verliesverrekening
ja
ja
0
Kleine ondernemersregeling
ja
ja
0
WBSO*)
ja
ja
+
Fiscale faciliteit
Leningen aan startende ondernemers: durfkapitaal Spaarloon deblokkeren bij start onderneming Start als zelfstandige naast dienstbetrekking/uitkering
ja
ja
+
nee
ja
+
ja
ja
-
ja
ja
+
nee
ja
+
ja
ja
+
nee
ja
+
Subsidies en krediet- /leenfaciliteiten voor reguliere starters Borgstelling MKB-kredieten / Garantstelling MKB Informal investors (Business Angels) Fondsen voor technostarters*) Startersfonds voor sociale ondernemers*)
Subsidies en krediet-/leenfaciliteiten voor starters vanuit een uitkering Starterskredieten
ja
ja
0
Besluit Subsidieverstrekking WW
nee
ja
+
Borgstelling starters vanuit een uitkering
nee
ja
+
Starterskrediet personen met arbeidsbeperking
ja
ja
0
Besluit Bijstandverlening Zelfstandigen
ja
ja
+
Faciliteiten Kamer van Koophandel voor starters
ja
ja
+
LIOF Startersfonds
nee
ja
+
MKB-fonds Flevoland
nee
ja
+
Subsidie Kwaliteitsinvesteringen Toeristische Sector*)
nee
ja
+
Regionale fondsen voor starters
*) Met uitzondering van de WBSO, de Fondsen voor technostarters, het Startersfonds voor sociale ondernemers en de Subsidie kwaliteitsinvesteringen toeristische sector kunnen alle faciliteiten een rol spelen voor de startende broodjeszaken en schildersbedrijven. **) ‘+’ = Verbetering, ‘0’ = Geen verschil en ‘-‘ = Verslechtering; Bron: EIM, 2007
24
5.2
Aanbevelingen vanuit MKB-Nederland
Het moeizaam kunnen starten van een bedrijf heeft vooral te maken met het ontbreken van voldoende financiën. De uitgaven waarmee men bij het opzetten van een bedrijf in de beginjaren geconfronteerd wordt zijn vaak lastig op te brengen. Dat pleit voor verdere verruiming van startersfaciliteiten. De financiering vindt nu vaak plaats op basis van een rekeningcourantkrediet, een (hypothecaire) lening met onderpand of een lening vanuit het circuit van familie / bekende privé-investeerders. MKB-Nederland heeft in zijn nota "Financiering, Prijs en Toegang, vreemd vermogen in het mkb" de volgende aanbevelingen gedaan voor verruiming van de financieringsfaciliteiten voor starters16: Aanbevelingen om de financieringskosten te verlagen en de beschikbaarheid te vergroten zijn: − Banken moeten financieringscontracten met mkb-ondernemingen herverzekeren. Door het samenvoegen en herverzekeren van de hogere risico's die voortvloeien uit leningen, verstrekt aan mkb-ondernemingen, kunnen zij leningen tegen een lagere rente aanbieden. − Meer financieringskennis aanbrengen in adviseursopleidingen. Gedacht wordt aan accountants, belastingadviseurs, notarissen etc. Communicatie moet zo makkelijker verlopen met financiële instellingen. − Brancheorganisaties kunnen ten aanzien van de financiering in de sector meer specifieke kennis ontwikkelen en verspreiden. − Ondernemers moeten de eigen financiële structuur kritischer bekijken. Aanbevelingen om de toegang tot vreemd vermogen te vergroten voor starters en snelle doorgroeiers: − De overheid moet een krachtiger voorlichting starten over het Borgstellingskrediet, zodat ondernemers er zelf naar gaan vragen. Ook moet shoppen bij verschillende aanbieders worden gestimuleerd. − Prestaties van banken over de uitvoering van het Borgstellingskrediet moeten jaarlijks in kaart worden gebracht en vergeleken. Daarbij zou deze informatie toegankelijk moeten zijn voor ondernemers. − Als de bank geen aanvraag wenst te doen voor een borgstellingskrediet dan moeten zij deze weigering van redenen voorzien. − De borgstellingsregeling zou zich meer moeten richten op het stimuleren van lange termijnleningen. Dit maakt de rente die ondernemers betalen minder conjunctuurgevoelig c.q. duur. − De borgstellingregeling moet volledig worden benut. Als er te weinig gebruik van wordt gemaakt door banken moet overwogen worden de regeling door een andere instantie te laten uitvoeren. − Programma kleine kredieten introduceren: De regeling moet compensatie bieden voor de relatief hogere transactiekosten en gericht zijn op beperking van hogere risico's. Voor startende en snelgroeiende ondernemers moet een extra financieringsaftrek worden ingevoerd en een waarborgfonds voor de hogere risico's die het financieren van startende ondernemers met zich meebrengt. − Uitbreiding van de vrijstellingen van beleggingen in durfkapitaal. Hierdoor ontstaat een vergroting van het aanbod van garantievermogen.
16
Dit onderwerp staat ook centraal in het onlangs verschenen rapport ‘Vermogen om te ondernemen’; Ondertitel: “De Nederlandse Finance Gap” van de Expertgroep KMO financiering, april 2007.
25
Deels zijn deze aanbevelingen inmiddels opgepakt. Zo zijn de banken actief aan de slag gegaan om de financiering voor het MKB meer toegankelijk en transparant te maken en hebben zij vernieuwde kredietprocessen geïntroduceerd. De Nederlandse Vereniging van Banken heeft samen met MKB-Nederland een Gedragscode ontwikkeld, over hoe banken met kredietaanvragen moeten omgaan. Het Ministerie van Economische Zaken heeft het borgstellingskrediet aangepast, waarbij het deel waar de overheid borg voor staat wordt vergroot. Dit maakt het borgstellingskrediet toegankelijker voor starters. MKB-Nederland heeft daarnaast programma’s ontwikkeld gericht op kennisvergroting over financieringsmogelijkheden en de voorbereiding van het gesprek met de bank voor de ondernemer.
5.3
Conclusies en aanbevelingen
V e rr u i m in g v a n st a r t e rs f a c i l it e i t e n De startersfaciliteiten in 2007 zijn duidelijk verruimd vergeleken met die van 1998. Er zijn meer startersfaciliteiten in 2007 in vergelijking met 1998. Veel startersfaciliteiten die ook al in 1998 bestonden zijn ondernemersvriendelijker geworden (onder meer verruimde kredietmogelijkheden, betere fiscale facilitering). Omdat het belang van het ondernemerschap echter groot is (onder andere in verband met vernieuwingen en als banenmotor), is een verdere verbetering van de startersfaciliteiten een goede zaak. In het bijzonder ten aanzien van de financiering van startende bedrijven worden een aantal aanbevelingen gedaan. De aanbevelingen liggen vooral op het vlak van een betere toegang tot vreemd vermogen (zowel qua beschikbaarheid als qua kosten) voor starters en snelle doorgroeiers. Op d e h oo g t e b l i j v e n v a n d e f a c i l i t e i t e n Het vergrote aantal subsidieregelingen en andere startersfaciliteiten doet de kosten sterk toenemen van het op de hoogte blijven van die faciliteiten en het uitzoeken van de juiste faciliteit voor de ondernemer. De ondernemer moet deze kosten - samen met de kosten van het invullen van de diverse gegevens om gebruik van de faciliteiten te kunnen maken – vanzelfsprekend steeds afwegen tegen het bedrag dat deze faciliteiten kunnen opleveren.
I n te g r a t ie v a n s t a rt e r sfa c i l i t e i t e n ve r be t e rt de t r a n sp a r a nt i e vo or de starter Naast verruiming van de kredietmogelijkheden kan ook gedacht worden aan het integreren van een groot aantal startersfaciliteiten met behoud van de kredietmogelijkheden en fiscale facilitering. Dit kan heel goed bijdragen aan een verbetering van de transparantie voor de ondernemer in het woud aan startersfaciliteiten.
V e re e nv o u d ig d e ve r p l i c h t in g e n r o ndo m de st a r t e rs f ac i l it e i te n Voor startende ondernemers zijn de startersfaciliteiten ingewikkeld. Dat pleit voor een vereenvoudiging van de verschillende faciliteiten. Het moet weer mogelijk worden dat de ondernemer zelf de faciliteiten aanvraagt zonder een beroep te hoeven doen op een dure subsidieconsultant of een andere financiële intermediair.
26
BIJLAGE I
Startersfaciliteiten uitgebreid
Eerst komen de fiscale startersfaciliteiten aan bod. Daarna wordt ingegaan op een aantal subsidieregelingen voor starters en leen- en kredietfaciliteiten. Vervolgens komen de faciliteiten van de Kamer van Koophandel voor starters aan de orde. Besloten wordt met een aantal regionale fondsen voor starters. Per onderwerp wordt eerst de situatie in 2007 geschetst, waarna wordt aangegeven welke startersfaciliteiten er in vergelijking daarmee in 1998 waren.
1. Fiscale startersfaciliteiten 1 . 1 B e zoe k a a n s t a r t e n d e o nd e r n e me r s 2 0 07 Een medewerker van de Belastingdienst kan een startende ondernemer bezoeken zodra de onderneming draait. Bij het startersbezoek zal de medewerker van de Belastingdienst vooral bekijken of de onderneming wat de belastingen betreft correct handelt. Verder kan de starter advies krijgen over de inrichting van de administratie en over regelingen die speciaal voor starters zijn bedoeld. In 1998 bestond deze startersfaciliteit reeds. 1 . 2 Af t re k k o s t e n ge ma a k t in d e a a n lo op f a s e 2 0 07 Aftrekbaar zijn alle kosten die in het kader van een onderneming uit zakelijk oogpunt gemaakt worden. Daaronder vallen ook kosten die zijn gemaakt met de duidelijke bedoeling een onderneming tot stand te brengen: kosten die gemaakt zijn voordat de onderneming van start ging. Denk bijvoorbeeld aan een marktverkenning en ingewonnen adviezen. In 1998 bestond deze startersfaciliteit reeds. 1 . 3 S t a rt e r sa f t re k 2 0 07 Als startende ondernemer kan aanspraak gemaakt worden op een verhoging van de zelfstandigenaftrek. Over 2007 kan een extra bedrag van € 2.019 afgetrokken worden als aan de volgende voorwaarden is voldaan: − in 2007 recht op zelfstandigenaftrek; − in de jaren 2002 tot en met 2006 maximaal tweemaal gebruikgemaakt van de zelfstandigenaftrek; − in de jaren 2002 tot en met 2006 minimaal 1 jaar geen onderneming gehad. Indien men recht heeft op zelfstandigenaftrek (minimaal 1225 uren gewerkt voor de eigen onderneming en > 50% van de inkomsten uit de onderneming behaald) kan tevens gedurende de eerste 5 jaren van de onderneming 3 maal een extra aftrek geclaimd worden, zodat minder belasting betaald wordt. In de jaren dat men recht heeft op startersaftrek, kunnen de geïnvesteerde bedrijfsmiddelen ook fiscaal vervroegd afgeschreven worden. Hierdoor daalt in deze jaren de fiscale winst en betaald men minder belasting.
27
1 9 98 Als startende ondernemer kon aanspraak gemaakt worden op een hogere zelfstandigenaftrek. Over 1998 kon een extra bedrag van € 1678 in aftrek gebracht worden, mits voldaan werd aan de volgende voorwaarden: − Men heeft in 1998 recht op zelfstandigenaftrek. − Men heeft in de jaren 1993, 1994, 1995, 1996 en 1997 niet meer dan tweemaal de zelfstandigenaftrek toegepast. − Men heeft in de jaren 1993, 1994, 1995, 1996 en 1997 minimaal één jaar geen onderneming gehad. De extra startersaftrek, zoals bij 2007 beschreven, bestond in 1998 nog niet. 1 . 4 I n ve st e r in g sa f t r e k / v e rl ie s v e rr e ke n in g 2 0 07 Willekeurige afschrijving: Voor startende ondernemers in de Inkomstenbelasting (eenmanszaak, maatschap, CV of VOF rechthebbende op de startersaftrek) bestaat de mogelijkheid om willekeurig (versneld) af te schrijven. In de startjaren kan zodoende de fiscale winst verlaagd worden en zodoende minder belasting betaald worden. Het is met de willekeurige afschrijving in combinatie met de verliesverrekening zodoende mogelijk om belasting over eerder genoten inkomen (bijvoorbeeld uit loondienst) terug te ontvangen. Het gaat om de mogelijkheid aanschaffingskosten of voortbrengingskosten van bedrijfsmiddelen willekeurig af te schrijven, zodra verplichtingen zijn aangegaan. Belangrijk is dat de activiteiten van het bedrijf moeten plaatsvinden in Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba of Zuid-Amerika. Alleen bedrijfsmiddelen in de onderneming waarop als ondernemer winst behaald wordt, kunnen willekeurig afgeschreven worden. 1 9 98 In 1998 bestond er eveneens de mogelijkheid van willekeurige afschrijving in de vorm van een investeringsaftrek. Ook bestond er de mogelijkheid van verliesverrekening. Als de gestarte onderneming niet direct loopt, bestaat de kans dat men verlies lijdt. Dat verlies is te verrekenen met de positieve andere inkomsten in hetzelfde jaar. Bijvoorbeeld met eventueel salaris uit een dienstbetrekking in deeltijd, ontvangen alimentatie of genoten rente. Alleen over het saldo van de inkomsten hoeft belasting betaald te worden. In sommige gevallen kan dat een teruggaaf van belasting inhouden. Is het verlies zo hoog dat het belastbare inkomen (dus de optelsom van inkomsten en aftrekposten) van dat jaar negatief is, dan mag dat verrekend worden met belastbare inkomens van de drie voorafgaande jaren, te beginnen met het oudste. In dat geval krijgt men een teruggaaf van belasting over de vorige jaren. Is 'terugwentelen' van het verlies niet of maar voor een deel mogelijk, dan mag het verlies onder bepaalde voorwaarden verrekend worden met de inkomens van komende jaren. De regeling gold ook voor, nog onverrekende, ondernemingsverliezen die waren geleden in de jaren 1986 tot en met 1994 en voor aanloopverliezen (verliezen uit onderneming uit de eerste zes jaren na de start van de onderneming) van vóór 1986. Dit kan alleen als de Belastingdienst deze verliezen bij de aangifte 1995 bij beschikking heeft vastgesteld.
28
De onbeperkte voorwaartse verliesverrekening geldt alleen als het verlies laat vaststellen door de Belastingdienst. Dit deed men door op het aangiftebiljet het verlies in te vullen. Op het aanslagbiljet werd dan het verlies vermeld. 1 . 5 K le in e o n de r n e me r sr e g e l i n g: v er m i n de r i ng v a n B TW 2 0 07 De kleine ondernemersregeling is niet echt een regeling speciaal gericht op starters, maar de kans bestaat dat er door starters veel gebruik van gemaakt wordt. Ondernemers die minder dan € 1.883 aan omzetbelasting moeten afdragen, kunnen in aanmerking komen voor vermindering van de BTW. Bovendien kan in sommige gevallen een ontheffing van de administratieve verplichtingen verkregen worden. Als men net gestart is met het bedrijf, is het goed mogelijk dat men in aanmerking komt voor de kleine ondernemersregeling. In het startjaar wordt vaak veel geïnvesteerd. Doordat de BTW die aan derden wordt betaald mag worden verrekend met de BTW die men ontvangt van de klanten, kan het bedrag dat nog aan de Belastingdienst moet worden afgedragen onder de € 1.883,- liggen. Hoeveel belastingvermindering men precies kan krijgen, hangt af van het BTWbedrag dat aan de Belastingdienst zou moeten worden betaald als de regeling niet zou worden toegepast. Bij een saldo BTW van maximaal € 1.345,- hoeft helemaal geen BTW afgedragen te worden. Bij een saldo BTW tussen € 1.344,- en € 1.883,- moet het verschil tussen het saldo en € 1.883,- genomen worden. Dit verschil wordt vermenigvuldigd met 2,5. De uitkomst geeft aan welke vermindering van de BTW mag worden toegepast. 1 9 98 Exact dezelfde regeling bestond in 1998 ook al. Opvallend is dat de bedragen in de loop van de negen jaren onaangepast zijn gebleven. 1 . 6 WB S O 2 0 07 De WBSO verlaagt de loonkosten aanzienlijk. Bij toewijzing ontvangt men een tegemoetkoming. Niet contant, maar in de vorm van een vermindering op de loonheffing (loonbelasting en premie volksverzekeringen) en/of aftrek S&O (inkomstenbelasting). De bijdrage hangt af van de situatie: Starters De WBSO geeft extra ondersteuning aan starters. Bij toekenning van de startersfaciliteit speelt een rol: •
het aantal jaren dat men personeel in dienst heeft of ondernemer is;
•
het aantal jaren waarin een S&O-verklaring is verkregen;
•
of er sprake is van voorzetting van activiteiten;
•
bij wie het eigendom van de onderneming ligt.
•
Het aantal jaren dat personeel in dienst is of men ondernemer is.
Men kan alleen als starter worden aangemerkt als men in de afgelopen vijf kalenderjaren maximaal 4 jaar personeel in dienst had. Voor zelfstandigen geldt dat zij in de afgelopen vijf kalenderjaren maximaal 4 jaar ondernemer waren. In beide gevallen hoeft dit geen aaneengesloten periode te zijn. Het aantal jaren waarin men een S&O-verklaring heeft gekregen is bepalend. Men kan als onderneming maximaal drie jaar als starter worden aangemerkt. Dit hoeft ook geen
29
aaneengesloten periode te zijn. Elk kalenderjaar waarin een S&O-verklaring is ontvangen telt daarbij als jaar. Een zelfstandige mag 11.436 EUR (2006: 11.255 EUR) per kalenderjaar als aftrek S&O opvoeren. Een starter mag 17.155 euro (2006: 16.883 EUR) opvoeren. Als men als aanvrager activiteiten voortzet van een andere onderneming dan worden in bepaalde gevallen de S&O-verklaringen van de andere onderneming meegeteld bij het bepalen van de starterstatus. Maatgevend hiervoor zijn de eigendomsverhoudingen. Aanleiding is het voorkomen van oneigenlijk gebruik door het verschuiven van S&O-activiteiten tussen ondernemingen met het doel om opnieuw of langer in aanmerking te komen als starter. 1 9 98 In 1998 bestond de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk (S&O-aftrek). Daarbinnen waren er geen extra faciliteiten voor starters. 1 . 7 Le n in g e n a a n st a r t en d e o n de rn e m e rs : d u rfk a p it a a l 2 0 07 De regeling Durfkapitaal (voorheen Tante Agaathregeling) kan het gemakkelijker maken om aan startkapitaal voor een onderneming te komen. De geldgever kan namelijk rekenen op belangrijke fiscale voordelen. Niet alle geldgevers komen in aanmerking voor deze regeling. Uitgesloten zijn de partner en iemand met wie de onderneming samen wordt gedreven. De regeling maakt het voor particulieren fiscaal aantrekkelijk geld aan startende ondernemers te lenen. Als startende ondernemer heeft men er niet rechtstreeks voordeel van, maar de regeling kan het wel een stuk gemakkelijker maken om het beginkapitaal voor de onderneming bij elkaar te krijgen. De regeling biedt een particuliere geldgever fiscale voordelen. Als iemand minimaal € 2.269 leent om een onderneming te starten, kan de geldgever profiteren van de volgende fiscale voordelen: − Het bedrag dat de geldgever aan de onderneming heeft geleend, is de eerste acht jaar vrijgesteld voor de vermogensrendementsheffing in box 3 tot maximaal € 53.421. − Als de onderneming de lening uiteindelijk niet terug kunt betalen, kan de geldgever een deel of de hele hoofdsom van de lening kwijtschelden. Het verlies dat de geldgever daardoor lijdt, is voor hem/haar als een persoonsgebonden aftrekpost aftrekbaar voor de inkomstenbelasting tot maximaal € 46.984 per startende ondernemer. Er moet dan wel aan de volgende twee voorwaarden worden voldaan: − Het bedrag is binnen acht jaar na het verstrekken van de lening kwijtgescholden. − De Belastingdienst heeft een beschikking afgegeven dat de onderneming het kwijt te schelden bedrag niet meer kunt terugbetalen. − De geldgever krijgt een heffingskorting op de inkomstenbelasting. Deze heffingskorting is 1,3% van de gemiddelde vrijstelling die in box 3 voor hem geldt. De gemiddelde vrijstelling is maximaal € 53.421. De geldgever kan profiteren van de fiscale voordelen van deze regeling door: − 1. de Belastingdienst om een beschikking te vragen. De geldgever kan alleen van de fiscale voordelen profiteren als vaststaat dat het gaat om een lening aan een startende ondernemer. De Belastingdienst dient daarom om een beschikking gevraagd te worden over de onderneming waarin staat dat:
30
− men in aanmerking komt voor zelfstandigenaftrek in het jaar waarin de lening wordt verkregen, of in het volgende jaar; − men nog geen zeven jaar zelfstandigenaftrek heeft gehad. − 2 Samen met de geldgever dient de starter een leenovereenkomst op te stellen. In de leenovereenkomst moet vermeld staan: − dat het gaat om een lening aan een startende ondernemer: durfkapitaal; − dat het gaat om een achtergestelde lening: de eerste acht jaar hebben andere (gewone) schuldeisers voorrang bij het innen van hun schulden; − dat de lening wordt gebruikt voor de financiering van bestanddelen die vallen onder het verplichte ondernemingsvermogen; − dat de geldgever zelf geen geld heeft geleend om de lening te kunnen verstrekken; − om welk bedrag het gaat (minimaal € 2.269); − tegen welk rentepercentage de lening wordt gesloten (maximaal de wettelijke rente); − wat de looptijd van de lening is; − de naam en het sofinummer van de ondernemer en de geldgever. − 3 Beiden ondertekenen de overeenkomst. − 4 De lening moet geregistreerd worden. Wanneer de ondernemer en de geldgever een leenovereenkomst hebben gesloten, moeten beiden binnen vier weken deze leenovereenkomst laten registreren bij de Belastingdienst. 1 9 98 In 1998 bestond de Tante Agaathregeling. Als particulieren aan startende ondernemers risicodragend kapitaal in de vorm van een achtergesteld vermogen ter beschikking stellen, krijgen zij gedurende de periode van terbeschikkingstelling maximaal gedurende acht jaar een extra rentevrijstelling van ten hoogste € 2.269 voor ongehuwden en het dubbele bedrag voor gehuwden. Het zo ter beschikking gestelde bedrag was vrijgesteld van de toenmalige vermogensbelasting. Indien de ondernemer de lening niet of deels niet kon terugbetalen dan mocht de geldgever het verlies op de lening, met een maximum per lening van € 22.690 ten laste van het fiscale inkomen brengen. Een bank kon ook de rol van “tante” vervullen via het Tante Agaathfonds. 1 . 8 Sp a a rl o o n de b l o k ke r e n b i j st a r t o n d ern e m in g 2 0 07 Als de starter nog een spaarloontegoed heeft bij de (vorige) werkgever dan mag dit tegoed gedeblokkeerd worden tot zes maanden na de start van de onderneming. In de spaarloonregeling bij de (vorige) werkgever moet deze deblokkeringsmogelijkheid wel zijn opgenomen. Ook moet de starter een beschikking van de Belastingdienst hebben dat men een onderneming is gestart voor de inkomstenbelasting. Deze beschikking kan aangevraagd worden bij het belastingkantoor. De periode van zes maanden wordt verlengd met de periode die ligt tussen de aanvraag van de beschikking en de afgifte ervan. 1 9 98 Het deblokkeren van spaarloon voor het starten van een onderneming bestond in 1998 niet.
31
1 . 9 S ta r t a l s ze l f st a n d ig e n a a st d ie n s t be t r e k k i ng / u it ke r in g 2 0 07 Als men in loondienst is, pensioen geniet of een uitkering ontvangt, kan men ook als zelfstandige aan de slag gaan. Men start een eigen onderneming, maar blijft voorlopig ook nog een aantal dagen per week in loondienst. Voor de inkomsten als zelfstandige is dan nog geen inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet ingehouden. Dan ontvangt men een (voorlopige) aanslag, waarbij rekening is gehouden met de bijdrage die men betaalt over het loon, het pensioen of de uitkering. 1 9 98 In 1998 bestond het systeem van particuliere ziektekostenverzekering en ziekenfondsverzekering. Zodra men als werknemer in loondienst was, was men ook via het ziekenfonds tegen ziektekosten verzekerd.
2. Subsidies en krediet-/ leenfaciliteiten voor reguliere starters 2 . 1 Bo rg s te l l i n g M K B - kre d ie t e n / Ga r a n t s t e l l i n g M KB 2 0 07 Als men onvoldoende onderpand heeft voor een krediet van de bank, dan kan de bank het ministerie van Economische Zaken vragen garant te staan. Voor het MKB-krediet gelden de volgende criteria: -
er is een tekort aan zekerheden bij de ondernemer (waarde van be-
-
krediet is niet ter vervanging van huidige verplichtingen bij huidige
schikbare onderpand is minder dan gevraagde financiering) bank. Verplichtingen bij een andere instelling kunnen wel met borgstellingskrediet geherfinancierd worden. -
de rentabiliteits- en continuïteitsperspectieven van de onderneming zijn bevredigend.
-
er zijn maximaal 100 werknemers (100 fte) in dienst
-
Indien bedrijf niet zelfstandig is, dan geldt deze eis voor gehele groep (moeder + dochter(s)). Er is sprake van een groep wanneer de moedermaatschappij hetzij direct hetzij indirect een meerderheidsbelang heeft in het eigen vermogen van de andere tot de groep behorende maatschappijen.
-
Niet voor het doen van beleggingen. Het onderscheid tussen belegging en bedrijfsovername hangt af of er wel of geen meerderheidsbelang in een onderneming verworven wordt door de kredietnemer. Bij een bedrijfsovername kan de koopholding gefinancierd worden met borgstellingskrediet.
Uitsluitingen zijn er voor: -
Gezondheidszorg in de werkingssfeer van de Wet tarieven gezondheidszorg (WTG)
-
ondernemers voor wie toetreding van de markt wordt beheerst door overheid, zoals notarissen en gerechtsdeurwaarders. En dierenartsen, advocaten.
32
-
ondernemingen die meer dan 50% van jaaromzet verkrijgen uit
-
land- en tuinbouw, vee- of visteelt, visserij of teelt vee- en visvoer
-
exploitatie of ontwikkeling onroerend goed
-
uitoefening bank-, verzekerings- of beleggingsbedrijf
-
Statuten van de kredietnemer mogen het behalen van winst niet uitsluiten.
Men een starter wordt bij de regeling bedoeld: 1.
natuurlijk persoon die niet langer dan 5 jaar een onderneming in stand houdt en die in de afgelopen 6 jaren ten minste 1 jaar geen onderneming in stand heeft gehouden
2.
natuurlijk persoon die voornemens is zelf of via een BV (als onder 3) een onderneming in stand te houden en die in de afgelopen 6 jaren ten minste 1 jaar geen onderneming in stand heeft gehouden
3.
een BV waarvan de directeur de meerderheid van het kapitaal houdt en deze meerderheid niet langer dan 5 jaar houdt en die in de afgelopen 6 jaren ten minste 1 jaar zelf of via een BV geen onderneming in stand heeft gehouden
De omvang van het MKB-krediet is maximaal € 100.000 en nooit meer dan het geschatte dekkingstekort (MKB-krediet maximaal 80%, vanuit de bank minimaal 20%). Naast een starterskrediet kan ook een ‘normaal’ MKB krediet verkregen worden. Dan is tot € 100.000 volgens de startersregeling, daarboven volgens de regeling voor ‘gewone’ ondernemer. De looptijd is maximaal 6 jaar. Maximaal 12 jaar indien financiering bestemd is voor bouw, aankoop of verbouwing van onroerende zaken. Voorwaarde daarbij is dat onroerende zaak voor minimaal 50% voor eigen gebruik onderneming dient. Looptijd gaat in bij aanvang van de aflossing. Op een borgstellingskrediet moet lineair afgelost worden, per maand of kwartaal. De nettowaarde van de borgstelling van de Staat is 100% van het (resterende) MKB-krediet. De kosten, de garantieprovisie (door ondernemer aan Staat te betalen) bedraagt: -
2,0% van het MKB-krediet bij looptijd 2 jaar
-
2,4% bij looptijd 2-4 jaar
-
2,8% bij looptijd 4-6 jaar
-
3,2% bij looptijd 6-9 jaar
-
3,6% bij looptijd 9-12 jaar. 1 9 98
Een dergelijke regeling met faciliteiten voor starters bestond ook in 1998. Daarbij golden de volgende voorwaarden: -
de borgstelling is maximaal 100% van het verrekende krediet
-
voor starters die een krediet van minder dan € 45.378 aanvragen stond de overheid borg voor tweemaal het door de bank verleende basiskrediet
-
bij liquiditeitsproblemen kon de opschorting driemaal plaatsvinden.
Per bank werd een limiet bepaald voor deze kredietverlening. 2 . 2 I n fo rm a l i nv e s t o rs ( B u s i n e ss A n g e ls ) 2 0 07 Er zijn vermogende particuliere investeerders die niet alleen geld inbrengen, maar ook kennis, contacten, managementervaring en coaching. Dit zijn de zogenaamde informal investors, ook wel bekend onder de naam business angels. Informal investors zijn belangrijke leveranciers van zaai- en startkapitaal. Steeds
33
meer (startende) ondernemers kiezen voor de persoonlijke betrokkenheid van deze investeerders. Ook de informal investor zelf raakt steeds meer geïnteresseerd in zijn rol als verstrekker van risicokapitaal. Het vinden van een passende investeerder is voor (startende) ondernemers van groot belang. De juiste investeerder kan de overlevingskansen van een startende onderneming sterk vergroten en een waardevolle aanvulling op het gebied van kennis en contacten betekenen. Informal investment moet zich nog verder gaan ontplooien in Nederland. De ontwikkelingen op dit gebied worden versneld. De aanwezige kennis en mogelijkheden kunnen dan beter worden benut. TechnoPartner wil daaraan een impuls geven door inzet van verschillende middelen uit het Business Angel Programma (BAP). Technopartner organiseert bijeenkomsten, geeft een gids Startkapitaal uit en heeft een modelovereenkomst ontwikkeld om startende ondernemers met de juiste personen in contact te brengen. Het doel van het BAP is het ondersteunen van bestaande en nieuwe businessangelsnetwerken die voorlichting geven aan (startende) investeerders (business angels) en ondernemers die kapitaal willen aantrekken via business angels. TechnoPartner richt zich met het BAP op: -
(startende) ondernemers die risicokapitaal zoeken
-
startende investeerders (business angels)
1 9 98 Deze regeling bestond in 1998 niet. 2 . 3 Fo n d se n vo or t e ch n o st a r t e rs 2 0 07 Startende ondernemers die vernieuwende technologie gebruiken (technostarters) kunnen voor financiering een beroep doen op speciale fondsen. Voor hen is het vaak moeilijker toegang krijgen tot de kapitaalmarkt dan ‘gewone’ starters. Ieder fonds heeft een specifieke doelgroep en hanteert eigen criteria wie voor financiering in aanmerking komen. Er zijn bijvoorbeeld fondsen voor biomedische technologie en ICT. De fondsen voor technostarters hebben een totale omvang van 41,2 miljoen euro. 1 9 98 Een dergelijk fonds bestond in 1998 reeds. Er waren drie technostartersfondsen. Het verschil tussen de fondsen is alleen dat ze door verschillende participatie- en ontwikkelingsmaatschappijen worden uitgevoerd. Het bedrag dat men beschikbaar stelde varieerde van € 45.379 tot € 226.891. 2 . 4 S t a rt e r sfo n d s v oo r s o c ia l e o nde r n e me r s 2 0 07 Er komt een startersfonds voor ondernemers met sociale doelstellingen. Het fonds van de Stichting Sociaal Ondernemerschap (SSO) moet een beginkapitaal krijgen van 10 miljoen euro. Het doel is om 1 januari 10 miljoen beschikbaar te hebben, maar het is nog de vraag of dat gehaald gaat worden. Het gaat om startende ondernemers, dus daar zit een risico aan. Voor sociale ondernemers is het
34
vaak lastig om financiering te vinden. De sociale ondernemers hebben geen winstoogmerk. De Stichting Sociaal Ondernemerschap is opgezet met hulp van een stichting met vermogende ondernemers op de achtergrond. Sociale ondernemers gebruiken vaak eigen kapitaal of lenen van familie via Tante Agaath-regelingen . Enkelen worden gesteund met de opbrengsten van loterijen. 1 9 98 Dit fonds bestond in 1998 niet.
3. Subsidies en krediet-/leenfaciliteiten voor starters vanuit een uitkering 3 . 1 S t a rt e r skr e d ie t e n 2 0 07 Als men arbeidsgehandicapt is en men start een onderneming, dan kan men in sommige gevallen in aanmerking komen voor een speciale lening van het UWV. Ook kan UWV garant staan bij een bank of een andere financiële instelling. De lening of zogenoemde borgstelling kan aangevraagd worden bij UWV. Heeft men bij de start van de onderneming een uitkering, dan dient aan de uitkerende instantie gemeld te worden dat men ondernemer wordt. Als men een WWB-uitkering of een werkloosheidsuitkering ontvangt, kan men als (startende) ondernemer onder bepaalde voorwaarden in aanmerking komen voor een starterskrediet of een zogenoemde Besluit-bijstandverlening-zelfstandigenuitkering (Bbz-uitkering) op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen. Een Bbz-uitkering vult het inkomen in de aanloopperiode aan. Op grond van deze regeling kan ook een starterskrediet aangevraagd worden. Is men gedeeltelijk arbeidsgehandicapt, dan kan men in sommige gevallen ook voor een speciale lening terecht bij UWV. Het starterskrediet en de Bbz-uitkering kunnen aangevraagd worden bij de gemeentelijke sociale dienst in de woonplaats. Bij een levensvatbare onderneming, die in tijdelijke financiële problemen verkeert, komt men mogelijk in aanmerking voor een uitkering voor levensonderhoud (in de vorm van een renteloze lening) en/of voor bedrijfskapitaal (in de vorm van een rentedragende lening) op grond van het Bbz. 1 9 98 Ook in 1998 kon men als startende ondernemer in aanmerking komen voor een starterskrediet of een zogenoemde Bbz-uitkering op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen. Een Bbz-uitkering vulde het inkomen aan in de aanloopperiode. Op grond van deze regeling kon men ook een starterskrediet van maximaal € 19 513) aanvragen. Het starterskrediet kon aangevraagd worden bij de toenmalige uitvoeringsinstelling en de Bbz-uitkering bij de gemeentelijke sociale dienst in de woonplaats. Het krediet of de uitkering moest tijdig aangevraagd worden, want de behandeling kon enige tijd duren.
35
3 . 2 B e slu i t Su b si d ie ve rs t r e k k i n g WW (B S W) v an U WV 2 0 07 De regeling biedt financiering aan tijdelijke projecten die gericht zijn op het terugdringen van het beroep dat gedaan wordt op uitkeringen op grond van de Werkloosheidswet (WW). Subsidie is mogelijk voor projecten die aannemelijk tot gevolg hebben dat de instroom in de WW wordt verminderd, dan wel de uitstroom uit de WW wordt bevorderd. Ook kan subsidie worden verkregen voor activiteiten die gericht zijn op de ontwikkeling van vernieuwende methoden om sectorspecifieke problemen te bestrijden die te maken hebben met het ontstaan van werkeloosheid. 1 9 98 Voor zover na kon worden gegaan bestond een dergelijke regeling in 1998 niet. 3 . 3 Bo rg s te l l i n g s t a rt e r s v a n u i t e e n u i t ke r i n g 2 0 07 Banken of kredietbanken die krediet geven aan starters vanuit een uitkering kunnen daarvoor borgstelling krijgen. Het ministerie van Sociale Zaken verschaft de bank de borgstelling bij kredieten aan uitkeringstrekkers die een bedrijf willen beginnen of als zelfstandige willen gaan werken. De borgstelling geldt ook voor kredieten aan de volgende doelgroepen: − Ondernemers die korter dan twee jaar geleden een uitkering genoten − Werknemers die een eigen bedrijf opzetten omdat hun dienstbetrekking dreigt te eindigen V o orw a a r de n De bank kan een beroep doen op de borgstellingsregeling als tenminste aan de onderstaande voorwaarden is voldaan: − De startende ondernemer bezit onvoldoende financiële middelen − De startende ondernemer genoot of geniet een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand of vanwege werkloosheid of arbeidsongeschiktheid − Het bedrijf moet redelijkerwijs levensvatbaar zijn − Er moeten afspraken worden gemaakt over de begeleiding van de ondernemer Ov e r ig e i n f o rm a t ie Voor 2007 is 6 miljoen euro beschikbaar voor borgstellingsovereenkomsten. Per ondernemer bedraagt het bedrag aan kredietverlening niet meer dan 31.500 euro. Er worden maximaal 300 borgstellingsovereenkomsten gesloten. De borgstelling vermindert in maximaal zes jaar tot nul. A a nv r a a g Banken die een startende ondernemer vanuit een uitkering krediet willen verlenen, kunnen een borgstelling aanvragen bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De borgstelling kan het hele jaar door worden aangevraagd. De regeling sluit op 1 juli 2008. U i t v oe re n de i n s t a n t i e Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Indiening is het gehele jaar mogelijk. 1 9 98 Deze regeling bestond in 1998 niet.
36
3 . 4 S t a rt e r skr e d ie t p e rso n e n me t a r b e id s b e pe r k i n g 2 0 07 Personen met een langdurige arbeidsbeperking kunnen starterskrediet krijgen om als zelfstandige te gaan werken. De Wet WIA spreekt hier van ´personen met structurele functionele beperkingen´. Dit houdt in dat men wegens ziekte of gebrek blijvend afhankelijk is van speciale voorzieningen om op het werk te komen of bij het verrichten van het werk. De voorzieningen kunnen bestaan uit: − Vervoersvoorzieningen waarmee men de werkplek kan bereiken − Intermediaire voorzieningen voor personen die slechthorend of slechtziend zijn of een motorische handicap hebben (bijvoorbeeld voorleeshulp, doventolk, hulp bij het opbergen van dossiers) − Starterskrediet in de vorm van een lening of een borgtocht om te voorzien in de behoefte aan bedrijfskapitaal. V o orw a a r de n Om als zelfstandige in aanmerking te komen voor een voorziening moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan: − Men is niet werkzaam in dienstverband. − Naar het oordeel van het UWV is het starten van een bedrijf een reële optie voor de uitkeringsgerechtigde, gelet op de arbeidsmarktpositie, de aard van de beperking en het opgestelde ondernemingsplan. A a nv r a a g De aanvraag kan ingediend worden bij het UWV. 1 9 98 In 1998 bestond ook een dergelijke regeling als in 2007. Indien arbeidsgehandicapt en men startte een onderneming, dan kon men in sommige gevallen in aanmerking komen voor een speciale lening van de toenmalige uitvoeringsinstelling. Wanneer men bijvoorbeeld gedeeltelijk arbeidsgehandicapt was, kon een starterskrediet aangevraagd worden van maximaal € 27.227. Ook kon de toenmalige uitvoeringsinstelling garant staan bij een bank of een andere financiële instelling. De lening of zogenoemde borgstelling kon aangevraagd worden bij de uitvoeringsinstelling. 3 . 5 B e slu i t Bi js t a n d v erl e n in g Z e lf st a n d ig e n 2 0 07 W i e ka n a a n sp r a a k ma ke n o p h e t Be s lu i t b i j st a n d v e rle n in g ze l f st a n d i gen? Het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz) is bestemd voor mensen met een bijstandsuitkering of werkloosheidsuitkering die een bedrijf willen beginnen en zelfstandige ondernemers met tijdelijke financiële problemen. Daarnaast wordt bijstand verleend aan oudere zelfstandigen met een niet-levensvatbaar bedrijf en zelfstandigen die hun bedrijf willen beëindigen. W a n n e e r is me n ze l f st a n d ig o n d e rn e m e r ? Als men voldoet aan deze voorwaarden: •
niet in loondienst maar men verdient het inkomen met een eigen bedrijf of een zelfstandig beroep;
•
tussen de 18 en 65 jaar oud;
37
•
men werkt minimaal 1225 uur per jaar in het eigen bedrijf of oefent een zelfstandig beroep uit. Als de partner meewerkt in het bedrijf, dan is de verdeling minimaal 525 uur door de partner en 875 uur door de ondernemer zelf;
•
men voldoet aan de wettelijke eisen voor het uitoefenen van het beroep of bedrijf. Men is in elk geval in het bezit van alle vergunningen en diploma's en voldoet aan de eisen van de milieuwetgeving en het bestemmingsplan.
W a n n e e r ko mt m e n i n aa n me r k i n g vo o r B bz ? Starters die een bijstandsuitkering ontvangen en zelfstandigen in tijdelijke financiële problemen kunnen in de volgende gevallen aanspraak maken op een Bbzuitkering: •
Het bedrijf is na de bijstandsverlening levensvatbaar. Dat wil zeggen dat het inkomen uit het bedrijf, eventueel aangevuld wordt met andere inkomsten, voldoende oplevert voor de instandhouding van het bedrijf;
•
Men voldoet aan eventuele vestigingseisen;
•
Men minimaal 1225 uur per jaar werkt in het bedrijf oftewel gemiddeld
•
Hulp via een bank of een borgstellingsfonds is niet (meer) mogelijk.
23,5 uur per week;
We l ke b i js ta n d i s er v oo r s t a rt e r s? Als blijkt dat het nieuwe bedrijf levensvatbaar is, zijn er drie mogelijkheden voor starters: bijstand in de vorm van een periodieke uitkering, een lening of een vergoeding van de begeleidingskosten. •
Periodieke uitkering
Als het inkomen beneden het bijstandsniveau ligt kan men gedurende maximaal 36 maanden aanspraak maken op aanvullende inkomensondersteuning. Na die periode kan men verlenging krijgen als men vanwege medische of sociale redenen niet volledig het bedrijf kan uitoefenen. Deze aanvullende uitkering ontvangt men in eerste instantie als een renteloze lening. Als het inkomen over het voorafgaande jaar bekend is, bepaalt de gemeente aan de hand daarvan of men een deel van de lening moet terugbetalen. •
Lening
Aan een startende ondernemer kan de sociale dienst een bedrijfskapitaal verstrekken van € 31.502 als rentedragende lening. Het genoemde bedrag geldt per 1 januari 2007. •
Vergoeding begeleidingskosten
Als het bedrijf eenmaal van de grond is, is deskundige begeleiding vaak gewenst. In het eerste jaar na de start kan de gemeente een bedrag voor deze begeleidingskosten beschikbaar stellen. Het bedrag verschilt per gemeente. We l ke b i js ta n d i s er v oo r gev e s t ig d e ze l f s t a n d ig e n ? De belangrijkste vormen van bijstandsverlening aan gevestigde zelfstandigen zijn de periodieke uitkering, de lening en de borgstelling: W a a r ka n me n e e n a a nv r a a g in d ie n e n ? Aanvraagformulieren voor bijstandsverlening op grond van het Bbz zijn verkrijgbaar bij de sociale dienst in de gemeente. 1 9 98 In 1998 bestond het Besluit Bijstandsverlening Zelfstandigen (BBZ) reeds. Daarbinnen was er ook toen een faciliteit voor starters. Wie met een bijstands-, WW-
38
of WAO-uitkering een bedrijf wilde starten kan op grond van het BBZ een geldlening en/of bijstand in het levensonderhoud krijgen. Starters konden een rentedragende lening of borgstelling van maximaal € 18.605 afsluiten voor het bedrijfskapitaal. Daarnaast konden startende ondernemers voor zes maanden bijstand ontvangen, als tegemoetkoming in de noodzakelijke kosten van bestaan. De periode kon tweemaal met zes maanden worden verlengd.
4. Faciliteiten Kamer van Koophandel voor starters 2 0 07 De Kamers van Koophandel organiseren cursussen voor startende ondernemers. Voorlichting en advies. Persoonlijke ondersteuning; gesprek met bedrijvenadviseur. Het stappenplan van de Kamer van Koophandel helpt van idee tot uitvoering. De eerste stap is het inwinnen van informatie en de verplichtingen in kaart brengen. De volgende stappen leggen de basis voor het ondernemingsplan en zorgen ervoor dat de voorbereiding zo compleet mogelijk is. Het gaat erom dat steeds gefundeerde besluiten genomen worden in het voorbereidingsproces. Bij elke stap krijgt men informatie over de zaken waar men rekening mee moet houden. De stappen zijn: -
Stap 1: Oriëntatie
-
Stap 2: Verplichtingen en vergunningen
-
Stap 3: Marketing
-
Stap 4: Huisvesting
-
Stap 5: Personeel
-
Stap 6: Rechtsvorm
-
Stap 7: Financiën
-
Stap 8: Belastingen en administratie
-
Stap 9: Zeker zaken doen
-
Stap 10: Aan de slag
Ter voorbereiding kunnen bij de Kamer van Koophandel onder meer de volgende seminars tegen betaling gevolgd worden: − Aan de slag met uw ondernemingsplan − Marketing voor starters − Financiën voor starters Met de Ondernemerstest van de Kamer van Koophandel kan men testen of men geschikt is als ondernemer. De Kennistest geeft een indicatie van de kennis over ondernemen. A f t re k m o ge l i j k he d e n 65+ (Startende) ondernemers kunnen gebruik maken van diverse aftrekmogelijkheden. Ondernemers die aan het begin van het kalenderjaar 65 jaar of ouder zijn, hebben recht op 50 procent van de zelfstandigenaftrek en startersaftrek. Ook
39
hebben 65-plussers recht op de algemene heffingskorting, arbeidskorting en ouderenkorting. A c co u n t a n t s sp r e e ku u r : Gr a t is a cco u n t a n t ssp r ee ku u r Kv K Veel startende ondernemers doen hun financiële administratie er in eerste instantie ‘gewoon bij’. De Belastingdienst stelt echter harde eisen. De gevolgen van een ondeugdelijke boekhouding zijn onplezierig. Accountants kunnen helpen bij het opzetten van een goede financiële administratie. Duidelijke afspraken over zelf regelen en uitbesteden moeten worden gemaakt. Contacten met bijvoorbeeld de Belastingdienst en UWV kunnen namelijk ook via de accountant lopen. Een onafhankelijke adviseur van de Nederlandse orde van Accountants-administratieconsulenten (NOvAA) laat zien welke mogelijkheden er zoal zijn bij het samenwerken met een accountantsbureau. Gr a t is be l a s t i n g s pr ee ku u r Kv K Een adviseur van de Belastingdienst beantwoordt vragen van startende ondernemers. Er kan een gratis afspraak gemaakt worden met een medewerker van de Belastingdienst via de Kamer van Koophandel. A s su r a n t ie sp r ee k u u r : Gr a t i s a ss ur a n t ie s pr ee ku u r Kv K Assurantieadviseurs van de NBVA en NVA geven startende ondernemers gratis onafhankelijk advies over nut en noodzaak van verzekeren. Door de bedrijfsvoering zorgvuldig te bekijken, kunnen zij attenderen op verzekeringsobjecten die anders wellicht over het hoofd worden gezien. De gratis afspraak met een NBVA of NVA-medewerker kan gemaakt worden via de Kamer van Koophandel. 1 9 98 De Kamer van Koophandel hielp ook in 1998 startende ondernemers. In 2007 is sprake van een veel meer gestructureerde aanpak met een stappenplan. De verschillende spreekuren zoals hiervoor genoemd bestonden in 1998 niet op deze wijze.
5. Regionale fondsen voor starters 5 . 1 LI OF S t a r t e rs f o nd s 2 0 07 Uit het Startersfonds kunnen financieringen worden gekregen voor industriële bedrijven, dienstverlenende bedrijven en groothandelsbedrijven, die zich in de pre-start-, start- of doorstartfase bevinden. De bedrijven moeten, om gebruik te kunnen maken van dit fonds, gevestigd zijn of zich gaan vestigen in Limburg. Via het Startersfonds neemt LIOF deel in het eigen vermogen van uw onderneming. Financieringen zijn mogelijk in de vorm van aandelenkapitaal, een achtergestelde lening of een combinatie van beide. In ruil hiervoor ontvangt LIOF een minderheidsbelang. De ondernemer blijft echter altijd de baas. Over de duur van de participatie kunnen vooraf afspraken worden gemaakt. Gemiddeld ligt deze periode tussen de vijf en tien jaar. Voordat LIOF in een bedrijf deelneemt, wordt er een aantal stappen doorlopen. Uw ondernemingsplan is het vertrekpunt. Bij voldoende vertrouwen wordt de fi-
40
nanciering van de onderneming bekeken. Vervolgens komt het tot afspraken die worden vastgelegd in een overeenkomst. De periode van kennismaking tot participatieovereenkomst duurt ongeveer zes tot acht weken. 1 9 98 Voor zover kon worden achterhaald bestonden er in 1998 geen regionale fondsen voor starters. 5 . 2 M K B- f o n d s F l e v ol a n d 2 0 07 Voor startende of doorstartende ondernemer in het MKB die zich willen vestigen in de provincie Flevoland is een speciaal fonds. Daar kan men bij het MKB Fonds Flevoland terecht voor (aanvullend) risicodragend kapitaal of leningen tegen gunstige voorwaarden. Deze mogelijkheid staat niet open voor de detailhandel en horeca. 1 9 98 Voor zover kon worden achterhaald bestonden er in 1998 geen regionale fondsen voor starters. 5 . 3 S ub s id ie K w a l it e it si n v e st e r in g e n T oe ri s t is ch e S e ct o r 2 0 07 Het is ook mogelijk een nieuw toeristisch bedrijf op te starten in het noorden van Nederland met subsidie. De overheid wil de toeristische sector in Groningen, Friesland en Drenthe een impuls geven. Wanneer men een nieuw toeristisch bedrijf begint in het noorden komt men in aanmerking voor subsidie. 1 9 98 Voor zover kon worden achterhaald bestonden er in 1998 geen regionale fondsen voor starters.
41
BIJLAGE II
Kwalitatieve beschrijving van de verplichtingen
Vooraf In deze bijlage is een kwalitatieve beschrijving gegeven van de verplichtingen waarmee broodjeszaken en schildersbedrijven te maken hebben. Bij de verplichting is aangegeven of ze leiden tot administratieve lasten (AL) of tot kosten omdat er sprake is van een inhoudelijke verplichting (INH). De bijlage is onderverdeeld naar de diverse levensfasen van de bedrijven. De onderdelen zijn derhalve het starten van een onderneming, de eerste werknemer in dienst, de wijziging van eenmanszaak naar besloten vennootschap en het starten vanuit een uitkering.
1 Starten van een onderneming 1 . 1 B ew a a rp l i ch t ( AL ) Wat moet men bewaren? Als ondernemer moet men alle gegevens uit de administratie die belangrijk zijn voor de belastingheffing bewaren. Volgens wettelijke bepalingen moeten boeken, bescheiden én gegevensdragers die van belang kunnen zijn voor de belastingheffing in principe zeven jaar worden bewaard. Dit geldt dus ook voor gegevens die vastgelegd zijn op diskettes, tapes, cd-rom’s, dvd’s en usb-sticks. Als men (een deel van) de administratie laat verzorgen door derden dan vallen de gegevens bij die derde ook onder de fiscale bewaarplicht. Voorbeelden van gegevens bij derden zijn: – de factuuradministratie bij een administratiekantoor; – de financiële administratie bij een administratiekantoor; – de loonadministratie bij een loonservicebureau; – de voorraadadministratie bij een expediteur. Hoewel men in principe alle gegevens binnen de eigen onderneming moet bewaren, is het mogelijk om afspraken te maken met de Belastingdienst over de invulling van de fiscale bewaarplicht. De Belastingdienst maakt daartoe een onderscheid tussen basisgegevens en overige gegevens. Basisgegevens zijn met name: – het grootboek; – de debiteuren- en crediteurenadministratie; – de in- en verkoopadministratie; – de voorraadadministratie; – de loonadministratie. Basisgegevens moet u in ieder geval zeven jaar bewaren. Over de overige gegevens kunt u afspraken maken met de Belastingdienst. H o e mo e t me n d e g eg ev e n s b ew a re n ? Bij een belastingcontrole moeten de gegevens binnen redelijke termijn toegankelijk en controleerbaar zijn. In principe moet men de gegevens in de originele vorm bewaren. Alleen onder bepaalde voorwaarden mogen gegevens geconverteerd worden.
42
1 . 2 I n ko ms t e n b e la s t in g A a n me l d e n b i j Be l a s t in g d i e n s t (A L) Als men een onderneming begint, moet men hierover informatie opgeven aan de Belastingdienst. De onderneming krijgt namelijk te maken met de heffing van een of meer belastingen. Om te kunnen beoordelen voor welke belastingen de onderneming belastingplichtig is, heeft de Belastingdienst een aantal gegevens nodig. Voor een eenmanszaak vult men het formulier “Opgaaf Startende onderneming Eenmanszaak, vof, cv of maatschap” in. Dit formulier is te downloaden van de internetsite van de belastingdienst of op te vragen bij de belastingdienst. Bijlagen die moeten worden meegezonden zijn: Verplicht: − Complete oprichtingsakte of samenwerkingscontract − Uittreksel van de Kamer van Koophandel Naar keuze: − Openingsbalans − Andere informatie van de onderneming (zoals een brochure) F i sca l e ja a r re k e n i n g e n a a n g i f t e (A L) De ondernemer van een eenmanszaak moet ieder jaar voor de aangifte inkomstenbelasting de winst aangeven. S pe c if i ca t ie s De balans, de winst- en verliesrekening en de fiscale winstberekening zijn volledig geïntegreerd in de elektronische aangifte inkomstenbelasting. Ze hebben een vaste vorm en zijn verplichte onderdelen van de aangifte. Soms moet men de gegevens die men hier invult verder specificeren. Voor aangifte van de inkomstenbelasting moet men buiten de winst ook het overige inkomen (inkomen uit werk en woning, inkomen uit aanmerkelijk belang en inkomen uit sparen en beleggen) aangeven. Als men de aangifte doet via de internetsite van de Belastingdienst, kan men dit alleen doen voor gegevens die verplicht gespecificeerd moeten worden. Maakt men gebruik van aangiftesoftware, dan kan men, afhankelijk van het softwarepakket, ook nog andere gegevens specificeren. Men kan geen bijlagen of toelichtingen toevoegen. 1 . 3 B TW e n a cc i jn ze n ( A L ) Over de belaste omzet die men maakt, moet men BTW betalen. De BTW wordt berekend over de vergoedingen die men in rekening brengt voor het leveren van goederen of het verrichten van diensten in Nederland. Men vermeldt de BTW op de factuur. Ondernemers kunnen de BTW berekenen vanuit ontvangsten (dit is het kasstelsel of vanuit uitgereikte facturen (dit is het factuurstelsel). Men is zelf verantwoordelijk voor het vaststellen van de BTW die men verschuldigd is over de belaste BTW-omzet. Deze BTW moet men aangeven op de aangifte Omzetbelasting. W a n n e e r p a st me n h e t k a s st e ls e l t o e ? Als men detaillist is en gewoonlijk levert aan anderen dan ondernemers, moet men de BTW voldoen naar de ontvangsten. Men behoort dan tot de volgende beperkte groep van ondernemers: winkeliers, marktkooplieden, schoenherstellers, kappers, glazenwassers, exploitanten van wasserijen, rijwielherstellers, exploitanten van schoonheidsverzorgingbedrijven, behangers, stoffeerders, exploitan-
43
ten van horecabedrijven, advocaten en procureurs die hun praktijk alleen uitoefenen en houders van autorijscholen. Als men het kasstelsel niet wil volgen, moet men de Belastingdienst daarvan schriftelijk in kennis stellen. W a n n e e r p a st me n h e t f a c t u u r st e l s e l t o e ? Als men verplicht is om een factuur uit te reiken of als men niet in aanmerking komt voor het toepassen van het kasstelsel, dan is men BTW verschuldigd volgens het factuurstelsel. 1 . 4 M i l ie u w e t g ev in g 1 . 4 . 1 M i l ie u v er p l ic h t i n g e n a l g e me e n E e r s t e me l d i n g w e t M i l i e u b e h e e r ( A L) Als men een bedrijf begint, het huidige bedrijf wijzigt, of men is van plan een bestaand bedrijf over te nemen, dan gelden daarvoor doorgaans de regels van de Wet Milieubeheer. Het doel van de Wet milieubeheer is het tegengaan van milieuschade en overlast. Denk daarbij aan: veiligheidsaspecten, het voorkomen van water-, lucht- en bodemverontreiniging en het tegengaan van geluids- of stankoverlast, maar ook aan het zuinig omgaan met energie, water en grondstoffen. In de Wet milieubeheer worden twee soorten bedrijven onderscheiden: Bedrijven waarvoor u een melding moet doen. Bedrijven waarvoor u een milieuvergunning dient aan te vragen. Milieu-inspecteurs van de gemeente controleren of bedrijven de milieuvoorschriften naleven. M e ld i ng s p l i c h t i g e be d ri jv e n Voor de meldingsplichtige bedrijven geldt dat men dit vier weken vantevoren meldt bij de gemeente. Met de melding laat men de gemeente weten wanneer men gaat beginnen en wat de plannen zijn. Om de melding te doen, gebruikt men de onderstaande meldingsformulieren die zijn te downloaden via de internetsites van de verschillende gemeenten of daar op te vragen en via de SenterNovem site InfoMil. (Milieubeheer, melding Horeca-, sport en recreatie inrichtingen, Milieubeheer, melding bouw- en houtbedrijven). Op b o u w me l d in g sf o r mu l i e r Op het voorblad van het formulier dienen de bedrijfsgegevens ingevuld te worden zoals de naam van de drijver van de inrichting, het adres van de inrichting, de datum van oprichting of wijziging van de inrichting. Als bijlage wordt een plattegrond gevraagd. Vervolgens kan aan de hand van een vragenlijst beoordeeld worden of de inrichting onder de werkingssfeer van de AMvB valt. Indien één van de vragen van de vragenlijst met ja beantwoord wordt is dit niet het geval en dient er een milieuvergunning aangevraagd te worden. C F K- lo g b oe k ( A L ) Als eigenaar en/of beheerder van een koelinstallatie of airconditioningapparatuur heeft men te maken met CFK-wetgeving. In deze wetgeving wordt bepaald op welke wijze omgegaan moet worden met stoffen die de ozonlaag aantasten. Tevens worden hierin de verbodsdata in verband met de toepassing van deze stoffen aangegeven. Bij alle installaties die 3 of meer kilo koudemiddel bevatten, hoort een logboek. Hierin staan gegevens over de installatie en worden feiten vermeld over onderhoud en service. Als beheerder bent u verantwoordelijk voor dat logboek.
44
Er is bepaald dat alle werkzaamheden aan de installaties moeten worden geregistreerd. De registratie van het gebruik van koudemiddel in de installatie moet in een bij de installatie behorend logboek plaatsvinden. Het logboek maakt vanaf 1 januari 1993 integraal deel uit van de installatie, zodat de verantwoordelijkheid hiervoor bij de eigenaar/gebruiker ligt. In het logboek wordt de hoeveelheid koudemiddel vermeld, die geacht wordt in de installatie aanwezig te zijn. Daarnaast wordt vermeld wanneer en welke werkzaamheden aan de installatie zijn verricht en hoeveel koudemiddel is afgetapt en/of toegevoegd. Ook wordt genoteerd welk bedrijf en welke monteur aan de installatie heeft gewerkt. Op deze wijze is de controle op het gebruik van CFK's gewaarborgd. 1 . 4 . 2 Zo rg p l i c h t e n i . v .m . a fv a l S c h e id e n b ed r i jf sa f v a l , co n t a c t af s lu it e n m e t a f v a lin z a me la a r e n me l d e n b i j g e m e e nt e ( I N H ) Volgens de Wet Milieubeheer is het inzamelen van bedrijfsafval geen gemeentelijke dienstverlening. Bedrijfsafval wordt daarom niet meegenomen met het huishoudelijk afval. Het uitgangspunt van de Wet Milieubeheer is dat bedrijven een eigen verantwoordelijkheid en zorgplicht hebben om bedrijfsafvalstoffen te scheiden. Daarom moeten ondernemers voor het ophalen van bedrijfsafval zelf een contract afsluiten met een erkende afvalinzamelaar, dit kan de gemeente zijn. Volgens een dergelijk contract moet elke afvalstroom gescheiden worden in een aparte container. In het af te sluiten contract staat naast aard, samenstelling en hoeveelheid, ook wanneer het bedrijfsafval wordt opgehaald. Wanneer een dergelijk contract is afgesloten meldt men dit bij de gemeente. B e t a l e n r e in ig in g s re c h t of c o n t ra c t be d r ag ( AL ) Voor het afvoeren van bedrijfsafval brengt de afvalinzamelaar kosten bij de ondernemer in rekening die deze dient te betalen. Wanneer de afvalinzamelaar de gemeente is noemt men deze kosten reinigingsrecht. De kosten die overige afvalinzamelaars declareren worden contractbedragen genoemd. Z o rgp l i ch t e n i. v . m . a f va lw a t e r ( IN H ) Om te kunnen voldoen aan de afvalwatervoorschriften dient het afvalwater uit de keuken van een onder andere een restaurant, eetcafé, bedrijfskantine, waar warme maaltijden of kleine kokswaren worden bereid, onder normale omstandigheden een slibvangput gevolgd door een vetafscheider te doorlopen. 1 . 4 . 3 Zo rg p l i c h t e n o p ov e ri g e mi l ie u g e b ie d e n ( I N H) Het doel van de Wet milieubeheer is kort samengevat het tegengaan van milieuschade en overlast. Denk daarbij bijvoorbeeld aan het voorkomen of beperken van bodemverontreiniging en van geluids- of stankoverlast, maar ook aan het zuinig omgaan met energie en water. Kenmerkend in dat verband is de aanwezigheid van een speciaal artikel in de Wet milieubeheer, waarin de zorgplicht voor het milieu voor een ieder is vastgelegd. Deze zorgplicht heeft derhalve zowel betrekking op bedrijven als burgers. Uitwerking van deze verplichtingen is beschreven in: − Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer − Besluit bouw- en houtbedrijven milieubeheer En betreft het beperken van het geluidsniveau tot bepaalde waarden, trillingen beperken tot een trillingssterkte van 0,1, geuroverlast beperken eventueel middels actief koolfilter en zorgen voor schone lucht middels onder andere het goed
45
laten afstellen van verwarmings- en stookinstallaties (zie Bijlage behorende bij de eerder genoemde Besluiten). 1 . 4 . 4 Br a n d ve i l ig h e id Ge l u i d , t r i l l in g e n , ge u r e n l uc h t ( I NH ) Wettelijke voorschriften over brandveiligheid zijn gebaseerd op de Woningwet en te vinden in het Bouwbesluit 2003 en in de bouwverordening van de gemeente. Voor nieuwbouw en bestaande bouw gelden verschillende regels. Men moet als ondernemer de mogelijkheid van het ontstaan van een brandgevaarlijke situatie voldoende beperken. Bij brand moet men de ontwikkeling en uitbreiding van brand en rook voldoende beperken. Dit doet men door gebruik te maken van onbrandbare of brandvertragende materialen die voldoen aan verschillende NENnormen. B ra n d m e l d - e n o n t r u i m i n g sa la r m i n s t a ll a t ie ( IN H) In het gebouw moet een brandmeld- en ontruimingsalarminstallatie aanwezig zijn die in een goede technische staat is. Men is verplicht een ontruimingsplan op te stellen. Een ontruimingsplan is nodig voor ondernemingen waar meer dan 50 personen in het gebouw aanwezig zijn. Het ontruimingsplan bestaat uit de volgende onderdelen: − Inleiding en toelichting, onder andere noodzaak ontruimingsplan − Situatietekening, onder andere ligging gebouw in omgeving − Gebouw, installatie- en organisatiegegevens, onder andere opgave technische installaties − Alarmeringsprocedure intern en extern, onder andere hoe wordt de omgeving gealarmeerd − Wijze van ontruiming en ontruimingsorganisatie, onder andere wie heeft welke bevoegdheid − Wat het personeel moet doen − Taken anderen B lu sm id d e le n ( I N H) In het gebouw moeten voldoende blusmiddelen aanwezig zijn. Deze moeten altijd zichtbaar en herkenbaar zijn. Men moet zorgen dat draagbare automatische brandblusinstallaties, blustoestellen, brandslanghaspels en de bijbehorende pompinstallaties in een goede technische staat zijn. Men moet brandkranen en andere bluswatervoorzieningen vrijhouden. Wanneer men brandbare stoffen vervoert moeten er ook in de bedrijfswagen mobiele blusmiddelen aanwezig zijn. Lo g b o e k B ra n dv e i l ig h e i d ( A L ) Ten behoeve van de brandveiligheid moet men een logboek bijhouden. Dit logboek moet in het pand aanwezig zijn. In het logboek staat informatie over werkzaamheden en onderhoud aan de brandveiligheidsvoorzieningen. Ook bewaart men hierin kwaliteitsbewijzen van de verschillende installaties. 1 . 4 . 5 Ov e r ig e ve r p l i ch t in g e n B e t a l e n R i o o lr e ch t ( A L) Met de opbrengst van het rioolrecht worden de kosten die in verband staan met het onderhoud van de gemeentelijke riolering betaalt. Gebruikers niet-woningen (bedrijven) betalen jaarlijks een vast bedrag aan rioolrecht. Grootverbruikers (meer dan 500m3) betalen daar bovenop een tarief per 100m3 of een gedeelte daarvan.
46
De aanslag rioolbelasting is gebaseerd op het waterverbruik dat wordt verstrekt door het duinwaterbedrijf en door de ondernemer als die een pomp heeft. Voor het rioolrecht wordt de periode 1 januari t/m 31 december gehanteerd. B e t a l e n Ve ro n t r e i n ig i ngs h e ff i n g ( A L ) Als ondernemer in het beheersgebied van een waterschap betaalt men belasting aan het waterschap. Eén van deze belastingen is de verontreinigingsheffing. Het waterschap gebruikt de opbrengsten van deze belasting voor de uitvoering van de zorg voor de waterkwaliteit. Hier valt onder andere het zuiveren van afvalwater onder. Voor het bepalen van de hoogte van de verontreinigingsheffing voor bedrijven wordt gekeken naar de hoeveelheid vervuilingseenheden. 1 . 5 Ge m e e n te l i jk e b e l a s t in g e n / v e rg u n n in g e n en v e rpl i c ht i n ge n 1 . 5 . 1 Te r ra s ve rg u n n in g a a n v r a ge n ( A L) Voor het ongebruikt nemen van een terras heeft men een terrasvergunning nodig. Deze vraagt men aan bij de gemeente. Bij sommige gemeenten is het aanvraagformulier te downloaden, bij andere kan men het opvragen/ophalen. Als bijlage bij het formulier moet een plattegrond met de afmetingen en situering van het terras en een afbeelding van het meubilair dat de ondernemer gaat plaatsen. De geldigheid van de vergunning verschilt per gemeente. 1 . 5 . 2 P a rk ee rve r g u n n i n g (A L) Elke gemeente met een parkeerregime heeft eigen criteria voor het aanvragen van een parkeervergunning voor bedrijven. Bij de gemeente haalt men een aanvraagformulier voor een vergunning op, of download dat via internet. Om in aanmerking te komen voor een vergunning, moet men aantonen dat men aan de vooraf gestelde criteria voldoet. Deze criteria vraagt men op bij de gemeente. Sommige gemeenten hebben het parkeren uitbesteed aan een particuliere of gemeentelijke organisatie. 1 . 5 . 3 R e c la m e v erg u n n in g ( A L ) Als men reclame wil maken op het bedrijfspand, bijvoorbeeld met een reclamebord of lichtbak, heeft men een reclamevergunning nodig. Sommige gemeenten hebben heel precies omschreven wat wel en wat niet mag. In veel gemeenten gelden er in de binnenstad strenge regels voor buitenreclame. Buiten de binnenstad zijn de regels vaak minder streng. Het aanvragen van deze vergunning gaat middels een aanvraagformulier te downloaden of aan te vragen bij de gemeente. Als bijlage een foto van de gevel en een tekening van het reclameobject. De geldigheidsduur van de vergunning verschilt per gemeente. 1 . 5 . 4 Be t a l e n ve rg u n n in g e n e n / of be l a s t i n g e n ( A L ) Voor eerder genoemde vergunningen moet men leges/belasting betalen. Deze leges betaalt men of direct aan de balie bij het afhalen van de vergunning of men krijgt een acceptgiro toegestuurd. Het betreft hier dus zuiver de betaling zelf.
47
1 . 6 Ha n d e l s r e gi st e r w e t, P B O /K v K -v e ro r d e ni n g e n 1 . 6 . 1 Ha n d e ls re g i st e r we t I n sc h r i jv e n b i j de Ka m er v a n K o op h a n d e l ( AL ) Om te starten met een eigen onderneming moet men zijn ingeschreven in het Handelsregister. Dit doet men bij de Kamer van Koophandel (KvK). Men kan zich inschrijven vanaf een week voor de start tot een week na de start van de onderneming. Om zich in te kunnen schrijven moet men zich persoonlijk melden bij de KvK. Dit in verband met de legitimatiecontrole, men heeft dus een geldig legitimatiebewijs en een bankafschrift of een uittreksel uit het bevolkingsregister nodig. Men schrijft zich in middels een inschrijfformulier. De KvK kan daarnaast om aanvullende documenten zoals, een huur- of franchiseovereenkomst vragen. B e t a l e n j a a r l i j k s e b i jd ra g e K v K ( AL ) Het bijhouden van het handelsregister brengt kosten met zich mee. Dit geldt ook voor het voorlichten van (startende) ondernemers en het stimuleren van de regionale economie. Deze kosten worden doorberekend in de jaarlijkse bijdrage die ondernemers moeten betalen aan de KvK. Dit kan via een machtiging maar ook met een acceptgiro. 1 . 6 . 2 Be d r i jf s ch a p H or ec a e n Ca t e r in g R e gi s t r a t ie b ij he t B e d ri jf s ch a p Ho r e ca e n C a t e r i n g ( A L ) Na de inschrijving bij de Kamer van Koophandel volgt de inschrijving bij het Bedrijfschap. Dit kan via een online registratie. Er hoeven geen bijlagen te worden ingeleverd. Elke ondernemer ontvangt daarvan een bevestiging, plus een verzoek om aanvullende bedrijfsgegevens. Door registratie van al deze gegevens en aanvullend onderzoek houdt het Bedrijfschap het beeld van de ontwikkelingen in de sector actueel. B e t a l e n j a a r l i j k s e h eff in g B e dri jf sc h a p H o re c a e n Ca t e r i n g ( A L ) Alle ingeschreven horeca- en cateringondernemingen betalen jaarlijks een basisheffing aan het Bedrijfschap. Als men personeel in dienst heeft, betaalt men hier bovenop een loonsomheffing. Het totale bedrag dat jaarlijks aan heffing binnenkomt, gebruikt het Bedrijfschap om de door het bestuur van het Bedrijfschap vastgestelde activiteiten te financieren. Men ontvangt hiervoor een nota met acceptgiro. 1 . 6 . 3 Vo ed s e l - e n w a r ena u t o r i t e i t I n sc h r i jv e n b i j de Vo eds e l e n Wa r e n A ut o r it e i t (V WA ) (A L ) Een belangrijk onderdeel van de hygiëneverordening is de registratieplicht. Iedere organisatie die levensmiddelen of diervoeders (inclusief grondstoffen en additieven) produceert, verwerkt, vervoert of verhandelt, moet zich registreren bij de VWA. Door zoveel mogelijk gebruik te maken van bestaande registers probeert de VWA de ondernemer zoveel mogelijk te ontzien. Dit houdt in dat als men als ondernemer ingeschreven is bij het Bedrijfschap Horeca en catering, men geen actie hoeft te ondernemen voor registratie bij de VWA. De registratie bij het Bedrijfschap is tevens de registratie bij de VWA. Het betreft hier echter een tijdelijke proef van uitwisseling van gegevens. Overige ondernemers kunnen zich digitaal registreren via de VWA website.
48
1 . 7 Ov e r h e id st o e z i ch t en co n t r o le 1 . 7 . 1 Be l a st in g d i e ns t ; p . m . 1 . 7 . 2 Wa r e nw e t , HA CC P H A C CP - h y gi ë n e co d e o pv r a ge n (A L) Ieder bedrijf in de horecabranche moet over een geldige hygiënecode beschikken. De code is simpel, op maat en digitaal beschikbaar voor alle bedrijven via de website van het Bedrijfschap Horeca en Catering. Door enkele eenvoudige vragen te beantwoorden kan men een hygiënecode samenstellen die aansluit bij de processen in het eigen bedrijf. M e d e we r ke rs i n s t r u e r e n vo lg e n s H AC CP - h y g ië n e co d e t e w e r ke n ( I N H ) Niet alleen de eigenaar maar ook de medewerkers binnen de horeca onderneming moeten werken volgens de hygiënecode. Het is dus nodig dat de ondernemer zijn/haar medewerkers op de hoogte brengt en inwerkt in het werken volgens de hygiënecode.
C on t r o le V o ed se l e n Wa r e n Au t o r it e it ( A L ) De ambtenaren van de VWA zijn belast met de handhaving van onder andere de bij of krachtens de volgende wetten gestelde voorschriften. − Warenwet − Hygiënewetgeving − Drank- en horecawet − Arbeidstijdenwet − Arbeidsomstandighedenwet 1998 Voor deze handhaving worden bedrijven bezocht en gecontroleerd. Bedrijven dienen dan onder andere de voor het bedrijf aangepaste hygiënecode beschikbaar te hebben. 1 . 7 . 3 Co n t r o le ge m e e n te ( A L) Jaarlijks controleert de gemeente bij bedrijven. Men kan dan denken aan controles op het gebied van brandveiligheid, milieu en vergunningen. Voor sommige controles is het nodig dat de eigenaar beschikbaar is en eventueel inzage in documenten geeft. 1 . 8 Ov e r ig e v er p l i c h t in g e n 1 . 8 . 1 Aa n v r a ge n l i ce n t ie B UM A / S t e mr a e n b e t al e n ( A L) Als men andermans muziekwerk openbaar maakt of verveelvoudigt, is men een vergoeding verschuldigd aan de muziekauteur. Wanneer de muziekauteur is aangesloten bij BUMA/Stemra betaalt men deze vergoeding via. BUMA/Stemra. Als nieuwe gebruiker meldt men zich aan via de website van BUMA/Stemra. Men geeft de gegevens, gebruiksnaam en wachtwoord op. Per e-mail ontvangt men een bevestiging. Met de gebruiksnaam en wachtwoord logt men in op de persoonlijke pagina. Daar berekent men de licentie en zet men de betaling in gang. Men ontvangt per e-mail een factuur en licentie en per post een acceptgiro. Overzicht over de licenties kan men vervolgens ook online inzien. 1 . 8 . 2 Aa n v r a ge n l i ce n t ie S e n a e n be t a le n ( A L) Op aanwijzing van het Ministerie van Justitie, en met uitsluiting van ieder ander, is SENA belast met de uitvoering van (een deel) van de Wet op de naburige rech-
49
ten. In de praktijk betekent dit formeel dat SENA namens haar rechthebbenden toestemming verleent aan "Gebruikers" van muziek voor "het openbaarmaken van voor commerciële doeleinden uitgebrachte fonogrammen". SENA verstrekt namens haar rechthebbenden (uitvoerende artiesten, zoals zangers en bands, die de muziek hebben vertolkt, platenmaatschappijen die de cd’s hebben geproduceerd) muzieklicenties voor elke vorm van muziekgebruik. Voor de horeca vraagt men een licentie aan via het formulier “Aanvraag Horeca’ op de internetsite van Sena. Na de ontvangst van de licentie krijgt men een factuur incl. acceptgiro. 1 . 8 . 3 Co n t r o le B UM A / S t e m ra e n Se n a (A L) Zowel BUMA/Stemra als Sena controleren of horecaondernemers beschikken over een licentie om muziekwerk openbaar te mogen maken. 1 . 8 . 4 Pe n s io e n e n ( A L ) Iedereen die werkzaam is in de schildersbranche is verplicht deelnemer in het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf, kortweg BPF Schilders genoemd. Na de start van de ondernemingsactiviteiten laat men dit zo spoedig weten aan het pensioenfonds. Men geeft hierbij onder andere de bedrijfsgegevens door. Wanneer men nog geen personeel in dienst heeft ontvangt men ieder kwartaal een nota voor de pensioenpremie. Wanneer men personeel in dienst heeft dan wordt de premie in rekening gebracht op de nota van het personeel.
2. Eerste werknemer in dienst 2 . 1 Lo o n be la s t i n g /p r e mi e s vo l k sv e r ze k er i n g e n 2 . 1 . 1 Aa n m e ld e n a ls w er k ge v er b i j d e b e la st i n gd i e n st ( A L ) Als men loonheffingen gaat inhouden, moet men zich (schriftelijk) aanmelden als werkgever bij de Belastingdienst. Na de aanmelding ontvangt men een informatiepakket met: − een loonheffingennummer. Men gebruikt dit nummer bij het doen van aangifte en bij alle andere contacten met de Belastingdienst; − formulieren die men nodig heeft om aan de administratieve verplichtingen voor de loonheffingen te kunnen voldoen; − Handboek Loonheffingen. 2 . 1 . 2 Loo n b e la st i n g v e rk l a r i n g w erk n e m e r (A L) De werkgever moet loonheffingen inhouden op het loon van de werknemer. Loonheffingen is de verzamelnaam voor loonbelasting/premie volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet. Voor de inhouding moet de werkgever de persoonlijke gegevens van de werknemer registreren. Met het formulier “ Model opgaaf gegevens voor de loonheffin-
gen” geeft de werknemer deze gegevens op. Het formulier is te verkrijgen bij de Belastingdienst.
50
E e r s t e d ag sm e ld in g ( AL ) Nieuwe werknemers moet men uiterlijk de dag voordat ze gaan werken elektronisch aanmelden bij de Belastingdienst met het formulier 'Opgaaf eerstedagsmelding'. Men vult de volgende gegevens in: − het loonheffingennummer; − BSN/sofinummer van de werknemer; − naam van de werknemer; − geboortedatum van de werknemer; − datum waarop de werkzaamheden beginnen. L oo n s ta t e n a a n l e gg e n (A L ) Men moet voor elke werknemer een loonstaat bijhouden volgens een voorgeschreven model. Een model van de loonstaat is te downloaden via de website van de Belastingdienst. Op de loonstaat vermeldt men onder meer de gegevens van het loon dat men uitbetaalt. De loonstaat bestaat uit 2 delen: − een deel met rubrieken waarin u de persoonlijke gegevens van uw werknemer en andere gegevens die van belang zijn voor uw loonadministratie, vermeldt; − een deel met kolommen waarin u de gegevens vermeldt van het loon dat u uitbetaalt. Als men een computerprogramma gebruikt, zijn er 2 mogelijkheden: − Het programma produceert de gegevens van de loonstaat. − Men houdt voor iedere werknemer een zogenoemde basiskaart bij. Hierop vermeldt men dezelfde gegevens van de werknemer als op de loonstaat. Bij de basiskaart bewaart men de loonstroken waarop de som van de bedragen vanaf het begin van het jaar of vanaf de indiensttreding staat vermeld. L oo n - e n p re m ie a f d r a cht ( A L ) Loonbelasting is de belasting die een werknemer over zijn loon is verschuldigd. De werknemer hoeft deze belasting niet zelf te betalen aan de Belastingdienst. De werkgever moet daarvoor zorgen. Daardoor wordt voorkomen dat werknemers een schuld aan de Belastingdienst opbouwen. Men moet de loonbelasting inhouden op het loon van de werknemer. Tegelijk met de loonbelasting houdt men premie volksverzekeringen in. Volksverzekeringen zijn de AOW (Algemene Ouderdomswet), de Anw (Algemene nabestaandenwet) en de AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten). De AOW en de Anw worden uitgevoerd door de Sociale Verzekeringsbank, de AWBZ door zorgverzekeraars. De ingehouden loonbelasting en premie volksverzekeringen draagt men in 1 bedrag af aan de Belastingdienst. 2 . 2 P e n si o e ne n ( A L) Als een werknemer in dienst treedt, meldt de werkgever dit binnen 5 werkdagen bij het pensioenfonds. Deze melding kan digitaal of men vraagt het formulier Aan- en Afmelding Dienstbetrekking (AAD) aan bij het pensioenfonds. 2 . 3 Z ie k t ev e r zu im e n arb e i d so ms t a nd i g he d e n 2 . 3 . 1 Zi e k t ev e r zu im Z ie kme l d i n g ( AL ) De werkgever geeft de ziekmelding binnen een week door aan de bedrijfsarts of Arbo-dienst.
51
A rb o - d ie n s t ( A L) Sinds 1 juli 2005 heeft de werkgever alternatieven voor het contract met de Arbodienst om de preventie- en verzuimaanpak te regelen. De werkgever blijft wel verplicht om zich bij te laten staan door een bedrijfsarts voor de begeleiding van ziekteverzuim en de overige handelingen op grond van de Wet verbetering poortwachter. Ook in het geval van maatwerk zal de werkgever aan een aantal ander wettelijke verplichtingen moeten voldoen, waardoor hij wellicht alsnog een contract met een Arbo-dienst dient af te sluiten voor bepaalde onderdelen. 2 . 3 . 2 R I & E, be dr i jf sh u lp v er le n i n g , a rb e id s o mst a n d ig h e d e n R I& E , p la n v a n a a n p a k ( A L ) Een RI&E is eigenlijk twee dingen: een LIJST met alle risico’s in het bedrijf, en een PLAN voor het oplossen ervan. He t u iv oe r e n v a n d e R I &E e n h e t o ps t e ll e n v a n h e t p la n v a n a a n p ak Allereerst moet er een lijst met risico's in het bedrijf komen. Men kan deze lijst zelf opstellen, maar men kan ook gebruikmaken van bestaande lijsten (beschikbaar bij brancheverenigingen e.d.) Ook is het mogelijk een RI&E door de Arbo-dienst/deskundige te laten uitvoeren. De RI&E moet antwoord geven op de volgende zes vragen: − Zijn er in het verleden ongevallen gebeurd in het bedrijf? − Wat kan er op dit moment fout gaan in het bedrijf, zodat ongevallen of verzuim optreden? − Hoe groot is de kans dat het gebeurt? − Hoe beperkt men de risico’s? Of de schade als het toch misgaat? − Welke maatregelen zijn nodig? En hoe voert men deze door? − Hoe zorgt men dat de maatregelen blijven werken? Vervolgens vergelijkt men alle risico’s van de lijst en brengt een prioritering aan. Nu is er een lijst met “Things to Do”. De derde stap is het maken van een plan van aanpak middels het prikken van termijnen voor het aanpakken van de risico’s in het bedrijf. Jaarlijks dient de werkgever een rapportage te maken over het plan van aanpak. Deze rapportage bevat onder andere een overzicht van gerealiseerde verbeteringen. Ook de werknemers/OR moeten op de hoogte gebracht worden van het plan van aanpak en de wijzigingen hierbinnen. B e dr i jf sn o o dp la n ( I N H ) Een bedrijfsnoodplan is een overzicht van maatregelen en voorzieningen als middel om effecten van rampsituaties en andere ongewenste gebeurtenissen te minimaliseren en te bestrijden. Het bedrijfsnoodplan gaat uit van de volgende algemene doelstellingen: − Beschermen en redden van personen binnen en buiten het bedrijfsterrein; − Beperking van schade aan milieu en van (bedrijfs)economie; − Beheersen, beperken en bestrijden van de gevolgen van het incident In het bedrijfsnoodplan is opgenomen: − De bedrijfsorganisatie; − Alarmtelefoonnummers; − Maatregelen bij brand en explosie; − Maatregelen bij externe calamiteiten; − Medische noodsituaties; − Maatregelen bij bommelding;
52
− Ontruimingsplan; − Persoonlijke instructies; − Specifieke gevaren zoals computerstoringen, gijzelingen, berovingen, wateroverlast e.d B e dr i jf sh u lp v e r le n e r ( IN H ) Een bedrijfshulpverlener verleent eerste hulp bij ongevallen. En bij calamiteiten moet hij hulpverleningsorganisaties alarmeren, aanwezigen evacueren, brand beperken of blussen, enzovoort. Dat leert men in een BHV-opleiding. Elke bedrijfshulpverlener moet elke twee jaar minimaal acht uur naar een herhalingstraining. P r e v e n ti e me d ew er ke r ( I N H) Een preventiemedewerker is een werknemer met een extra taak. Die taak is vooral toezien op de dagelijkse veiligheid en gezondheid binnen een bedrijf of instelling. De medewerker met deze taak moet dus kennis hebben van de arborisico’s. M a a t r e ge l e n t e g e n h oge we r kd r u k (I N H ) De werkgever heeft een zorgplicht. Hij moet ervoor zorgen dat het werk en het bedrijf niet schadelijk zijn voor de veiligheid of gezondheid van de werknemers. Maatregelen om de werkdruk te verminderen: − Het (werk)overleg verbeteren. − Zorgen voor taakvariatie, taakroulatie en taakverruiming. − Goede inrichting van de werkplek verzorgen. − Extra scholing. C on t r o le d oo r A rb e i d s in s pe c t ie ( A L ) De Arbeidsinspectie (AI) houdt zich bezig met het toezicht, de opsporing en de handhaving van de wetgeving op het terrein van arbeidsbescherming. De belangrijkste wetten zijn de Arbeidsomstandighedenwet (waaronder het Besluit Risico’s Zware Ongevallen), de Arbeidstijdenwet, de Wet arbeid vreemdelingen, de Warenwet en de Wet Minimumloon en minimum vakantiebijslag. In het kader van dit toezicht bezoekt de AI ondernemingen en controleert daar ter plaatse of er gewerkt wordt volgens bovenstaande wetten. P e r so o n l i j ke b e sch e r m i n g s m i d de l e n (I N H ) Door persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s) te gebruiken, kan men veilig en gezond werken. Onder PBM’s vallen onder meer gehoorbescherming, veiligheidshelmen en beschermende kleren. Dit soort persoonlijke bescherming gebruikt men als alle andere veiligheidsmaatregelen niet voldoende helpen. De werkgever moet deze aanschaffen om zijn werknemers veilig en volgens de Arbo regels te laten werken. V e i l i g h e id s i nf o r m a t i e b la d ( I N H ) Een veiligheidsinformatieblad is een gestructureerd document met informatie over de risico's van een gevaarlijke stof of preparaat, en aanbevelingen voor het veilig gebruik ervan op het werk. De werkgever is vanuit de Arbeidsomstandighedenwet verplicht deze bij de betreffende leverancier op te vragen en goed zichtbaar op te hangen. I n f orm e re n p e r so n ee l (I N H ) De Arbowet verplicht de werkgever tot het verstrekken van voorlichting en onderricht over arbeidsomstandigheden aan werknemers.
53
2 . 4 Ov e r ig e w e t t e n 2 . 4 . 1 We rk n e me r s v a n b u i te n E u r o p a (w e t A r be id Vre e m de l i n g e n ) T e w e r ks t e l l in g sv e r g u n n i n g (A L) Om in Nederland te mogen werken hebben personen met een andere dan de Nederlandse nationaliteit of de nationaliteit van een van de landen van de Europese Unie (EU), c.q. de Europese Economische Ruimte (EER: Liechtenstein, Noorwegen, IJsland), een tewerkstellingsvergunning nodig. Die vergunning wordt aangevraagd door de werkgever bij het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI).Bij de beoordeling van het verzoek door het CWI, wordt aan de hand van de inhoud van de functie bekeken of er binnen de Europese Unie personen beschikbaar zijn die, die functie ook kunnen bekleden. De werkgever moet aantonen dat hij voldoende geworven heeft binnen de EU. Het is niet eenvoudig voor een werkgever om een tewerkstellingsvergunning te krijgen waarmee hij een specifieke vreemdeling legaal kan tewerkstellen. Arbeidsmigranten worden slechts restrictief toegelaten tot de arbeidsmarkt. De te bewandelen procedure kost enkele maanden, wat veel tijd kan zijn voor werkgevers die vacatures willen vervullen. Toch is het tewerkstellen van vreemdelingen in bepaalde gevallen de enige weg om bepaalde arbeid te laten verrichten, waardoor de werkgever de procedure wel moet doorlopen. D e pro c e du r e ; a a n me ld e n v a n d e v a ca t u r e Een werkgever dient een vacature aan te melden bij een Centrum voor Werk en Inkomen. Op deze verplichte vacaturemelding kunnen voor bepaalde groepen werknemers uitzondering gemaakt worden voor periodes van zes maanden, die steeds verlengd kunnen worden (art. 8-1 WAV). Tot deze vrijstelling kan de Centrale organisatie Werk en Inkomen besluiten als (reeds) bekend is dat er geen prioriteitgenietend aanbod is en ook niet op korte termijn voor handen zal zijn. Zo geldt de aanmeldingsplicht niet voor vacatures in de ICT-sector op minimaal HBO-niveau, voor hogere leidinggevende of specialistische functies met een bruto inkomen van minimaal € 3630.24 euro, alsmede niet voor geestelijken. Hierboven ging het om een algemene uitzondering op de aanmelding van bepaalde vacatures (voor een gehele branche). Een werkgever kan in individuele gevallen om een ontheffing van de aanmeldingsplicht vragen, als hij door overmacht met een vacature of vacatures wordt geconfronteerd die spoedige ingevuld moeten worden. Het ontstaan van de vacature of vacatures moet hij niet hebben kunnen voorzien en deze situatie was niet door de werkgever te beïnvloeden. De werkgever vraagt deze ontheffing aan bij de Centrale organisatie Werk en Inkomen, bij zijn verzoek om een tewerkstellingsvergunning. I n d ie n e n v e r zoe k o m ee n te w erk s t e l l i n gs v er gun n in g Vijf weken na de aanmelding van de vacature kan de werkgever om een werkvergunning vragen voor een specifieke vreemdeling (art. 5 en 8 WAV). De aanvraag wordt ingediend bij een regionaal kantoor van de Centrale organisatie Werk en Inkomen. De aanvraag geschiedt door middel van een formulier, waarop onder andere de volgende gegevens worden ingevuld: persoonsgegevens (eventueel aangevuld met diploma's en getuigschriften), aard van het werk, arbeidsomstandigheden, arbeidsvoorwaarden en arbeidsplaats. De werkgever dient aan te tonen dat de vreemdeling legaal in Nederland verblijft. Dit doet hij door een kopie van de verblijfsvergunning, machtiging tot voorlopig verblijf, visum of verklaring van bekendheid te overhandigen. De tewerkstellingsvergunning kan reeds aangevraagd voordat een verblijfsvergunning
54
is verkregen van de korpschef van de politie. Gaat het om ongeschoold werk, dan kan binnen twee weken na de aanvraag de persoonsgegevens verstrekt worden aan de Centrale organisatie Werk en Inkomen. B e h a n d e l in g do or d e Cen t r a le o rg a n isa t i e We rk e n I nko me n De Centrale organisatie Werk en Inkomen beoordeelt of er geen Nederlanders of medelanders gevonden kunnen worden die het werk kunnen en willen doen. Dit wordt prioriteitgenietend aanbod genoemd voor medewerkers die duurzaam tot Nederland worden toegelaten (art. 8 WAV). Daarbij wordt naast het regionale aanbod ook naar het landelijke of internationale aanbod gekeken. Internationaal wordt er gekeken naar de Europese Economische Ruimte, dat zijn de oude EUlanden (exclusief nieuwe EU-landen uit de Oostblok), met daarbij Noorwegen, Liechtenstein en IJsland. De vergunning wordt geweigerd indien de werkgever zich te weinig heeft ingespannen of gaat inspannen om prioriteitgenietende werknemers aan werk te helpen (art. 9 WAV). Bij moeilijk te vervullen vacatures dient een werkgever zich extra in te spannen, doorgaans voor minimaal 3 maanden, voordat hij een vergunning aanvraagt. Bij die wervingsinspanningen gaat het om bijvoorbeeld werven via internet, inschakelen wervingsbureaus. Het toetsen van prioriteitsgenietend aanbod geldt niet voor enkele sectoren. Dat zijn sectoren waar een tekort aan arbeidskrachten is, om daar medewerkers uit de nieuwe EU-landen sneller toegang te geven . In beginsel moet de Centrale organisatie Werk en Inkomen binnen 5 weken na de aanvraag beslissen (art. 5 en 6 WAV). V e r k ri jg e n t e w erk s t e l l i n g sv e r g u nn i n g Een tewerkstellingsvergunning wordt aan bepaalde voorwaarden gekoppeld. De vergunning omvat de duur van de tewerkstelling, de vestigingsplaats van de werkgever, de persoonsgegevens van de vreemdeling, alsmede een omschrijving van de aard en de plaats van de door de vreemdeling te verrichtte arbeid (art. 7 WAV). Dat betekent dat de tewerkstellingsvergunning dus zowel werkgever als vreemdeling gebonden is. Er kunnen nog nadere voorwaarden gesteld worden die mede dienen om te voorkomen dat de werkgever afhankelijk wordt van medewerkers die tewerkstellingsvergunningen nodig hebben (art. 10 en art. 11 WAV). Het gaat om voorwaarden die er voor zorgen dat de werkgever in de toekomst van prioriteitgenietend aanbod gebruik kan maken. De vergunning heeft een maximum duur van 3 jaar (art. 11 WAV). Voor tijdelijk werk ziet de vergunning op periode van niet langer dan 24 weken. Voor deze tijdelijke tewerkstellingsvergunning komen slechts vreemdelingen in aanmerking die nog geen verblijfsvergunning hebben (gehad) en deze slechts verkrijgen voor verblijf van korte duur in Nederland. Deze vergunning kan doorgaans niet verlengd worden. 2 . 4 . 2 Al le w er k n e me r s A rb e i d so ve r e e n ko ms t ( A L ) Een arbeidsovereenkomst of –contract is een overeenkomst tussen de werknemer en de werkgever. Bij een arbeidsovereenkomst hoeft het niet te gaan om een contract dat ondertekend wordt. Een arbeidsovereenkomst komt tot stand op het moment dat een aanbod van ene partij door de andere is aanvaard. Om verwarring te voorkomen, kan men de afspraken die men maakt met de werknemer het beste op papier zetten in een contract. Dit is niet verplicht. Mondelinge afspraken zijn ook geldig.
55
Wel is men verplicht om een aantal gegevens schriftelijk aan de werknemer te laten weten. Hier gaat het om: − naam en woonplaats van werkgever en werknemer − de plaats(en), waar de arbeid wordt verricht − functie van de werknemer of de aard van het werk − gebruikelijke arbeidsduur − de hoogte van het salaris en de uitbetalingstermijnen − tijdstip van indiensttreding − duur van het contract (als deze voor een bepaalde tijd is) − (eventueel) lengte van de proeftijd − vakantie-aanspraak − opzegtermijn − (eventueel) pensioen − (eventueel) concurrentiebeding − toepasbaarheid van de cao I d e n t i t e i t s c o nt r o le e n be w a r e n ko p ie ( A L ) Men moet de identiteit van de werknemer vaststellen en een kopie maken van een geldig identiteitsbewijs. Deze kopie moet 5 jaar worden bewaard. P e r so o n sr e g is tr a t ie ( A L) Ondernemers die persoonsgegevens verwerken hebben bepaalde plichten. Zo mogen persoonsgegevens, kort gezegd, verzameld en verder verwerkt worden, mits daarvoor welbepaalde en uitdrukkelijk omschreven doelen zijn en deze doelen gerechtvaardigd zijn door bijvoorbeeld toestemming van de betrokken werknemers. Ook moeten zij - uitzonderingsgevallen daargelaten - de werknemer laten weten wat zij met zijn gegevens (gaan) doen. De wet is van toepassing op alle vormen van het verwerken van persoonsgegevens, ongeacht of die verwerking nu op papier of in computerbestanden gebeurt. Verwerken is een heel ruim begrip: het omvat het gehele proces van verkrijgen, combineren, bewerken, opslaan, doorgeven tot vernietigen van gegevens. Het geheel of gedeeltelijk geautomatiseerd verwerken van persoonsgegevens moet in principe gemeld worden aan het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP). Het CBP neemt die meldingen op in een openbaar register. Deze opname is geen rechtmatigheidstoets, d.w.z. opname betekent niet dat het CBP vindt dat de verwerking plaatsvindt in overeenstemming met de Wbp. Op de naleving van de Wbp wordt toezicht gehouden door het College Bescherming Persoonsgegevens. M in i mu m l o on ( A L) Men overtreedt de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag wanneer men een werknemer minder dan het minimumloon betaalt. Men moet dus voor de werknemer bepalen wat gezien zijn leeftijd en het aantal gewerkte uren het minimumloon is. Op het loonstrookje moet aangegeven worden het wettelijk minimum(jeugd)loon en de minimumvakantiebijslag die voor de werknemer gelden. 2 . 5 Ov e r h e id st o e z i ch t en co n t r o le 2 . 5 . 1 Co n t r o le B e la s t i n g d ie n st ( A L ) De Belastingdienst kan ondernemingen bezoeken om de loonadministratie te controleren. Men is verplicht om controlerende ambtenaren inzage te geven in de loonadministratie. Een belastingcontrole van de geautomatiseerde administratie vindt doorgaans plaats op de plek waar het bedrijf wordt uitgeoefend.
56
Pro memorie: Bij vier extra mensen in dienst zijn de verplichtingen hetzelfde als bij het in dienst nemen van de eerste werknemer.
3. Bij wijziging van eenmanszaak naar besloten vennootschap (BV) 3 . 1 I n sc h r i jv i n ge n 3 . 1 . 1 Ha n d e ls re g i st e r we t (A L ) Als er wijzigingen ontstaan in de onderneming of rechtspersoon, is men verplicht om dit te melden bij de Kamer van Koophandel, die het dossier beheert. De wijzigingen moeten binnen een week worden doorgeven. Ook als deze tijd is verstreken, moet men toch de wijzigingen melden. De wijziging van eenmanszaak naar BV loopt via het formulier “Inschrijving BV of NV”. Dit formulier is te downloaden via de KvK site of op te vragen bij de KvK. Het moet worden ingeleverd bij de KvK inclusief de/het voor de bestuurder(s) ingevuld(en) formulier(en) :”Inschrijving functionaris voor een rechtspersoon “ en een door de notaris gewaarmerkt exemplaar van de statuten met daarbij de bank of accountantsverklaring. 3 . 1 . 2 Be d r i jf s ch a p H or ec a , P e ns io e n fo n d s ( AL ) On-line of op andere wijze doorgeven aan Bedrijfschap Horeca en Catering, en betreffend pensioenfonds dat het bedrijf verder gaat als BV. 3 . 2 Lo o n - e n i n k o ms te n b e l a st in g ( A L ) Als men een eenmanszaak, vof of maatschap wilt wijzigen of inbrengen in een nieuw op te richten BV, doet zich een bijzondere situatie voor. De nieuwe BV is pas juridisch ondernemer als de notariële akte is ondertekend. Tot dat moment is de onderneming een BV in oprichting (BV i.o.). Voor de BTW-heffing bestaat de BV pas op het moment dat de verklaring van geen bezwaar van het Ministerie van Justitie wordt ontvangen. De activiteiten tussen de start van de nieuwe onderneming en het ontstaan van de BV als rechtspersoon (de voorperiode) worden verricht op grond van een voorovereenkomst. Als men een eenmanszaak inbrengt in een nieuw op te richten BV, blijft de eenmanszaak bestaan tot de BV bestaat (dus tot de verklaring van geen bezwaar is ontvangen). De Belastingdienst moet tijdig worden geïnformeerd over de datum waarop men de voorovereenkomst heeft gesloten en over de ontvangstdatum van de verklaring van geen bezwaar van het Ministerie van Justitie. De Belastingdienst heeft deze gegevens nodig voor een juiste tenaamstelling van aangiften en eventuele aanslagen. Als de rechtsvorm of het samenwerkingsverband van een onderneming verandert, is het voor de Belastingdienst in het algemeen alsof de ondernemersactiviteiten zijn gestaakt en alsof de oude onderneming (dus de eenmanszaak) ophoudt te bestaan. Als een bedrijf wordt beëindigt, maakt men de balans op en rekent men af met de Belastingdienst. Men doet dit voor alle belastingsoorten waarmee men te maken heeft gehad. 3 . 3 No t a r is e n M i n is te r i e v a n Ju st i t ie ( A L ) Iedereen die in Nederland een besloten vennootschap wil oprichten moet een verklaring van geen bezwaar (VVGB) bij de minister van Justitie aanvragen. Dit
57
gebeurt via een notaris. De notaris vraagt de VVGB vervolgens aan bij de Dienst Bustiers. Deze voert de misbruiktoets uit, die leidt tot het al dan niet afgeven van de VGA. Naast de VVGB moet er ook een oprichtingsakte worden opgesteld. De oprichtingsakte van een BV, moet een notariële akte zijn en moet de volgende vermeldingen bevatten:
− − − − −
de rechtsvorm en de naam van de vennootschap; de zetel, het doel en de duur van de vennootschap; de identiteit van de oprichters en vennoten; het kapitaal en de aandelen; het bestuur en de algemene vergadering.
3 . 4 J a a rr ek e n in g e n r e ch t ( A L ) De jaarrekening is het financiële eindverslag van de onderneming. Het bevat de balans per 31 december, de resultatenrekening van het boekjaar en een toelichting op beide. De jaarrekening dient zo te zijn opgesteld dat deze de gebruiker van de jaarrekening voldoende inzicht geeft in het vermogen en resultaat van de onderneming. Het uiteindelijke doel hangt dus sterk af van het feit voor wie de jaarrekening wordt opgesteld. De meest voorkomende gebruikers van een jaarrekening zijn de eigenaar, de belastingdienst en eventuele aandeelhouders. Een laatste belangrijke categorie zijn de externe financiers van het bedrijf, zoals banken en kredietinstellingen Indien men een B.V. heeft, is men verplicht een (beperkte) jaarrekening te deponeren bij de Kamer van Koophandel. 3 . 5 Ve nn o o t s c h a p sb e la s t i n g (A L) Vennootschapsbelasting wordt geheven over de winst van bepaalde rechtspersonen, zoals de besloten vennootschap. De elektronische aangifte voor de vennootschapsbelasting is als volgt ingedeeld: − de gegevens van de onderneming; − de winst. Van de winst moeten de volgende gegevens worden ingevuld: − de winst-en-verliesrekening van de onderneming. Deze winst-enverliesrekening bevat zowel de commerciële als de fiscale gegevens. − de balans van de onderneming. − nee/ja-vragen; − een vermogensvergelijking waarmee het belastbare bedrag wordt berekend; − de berekening van het belastingbedrag; − specificaties voor: − investeringsaftrek en desinvesteringsbijtelling; − voorkoming dubbele belasting; − houdster-, ruling- en financieringsmaatschappijen;
4. Starten vanuit een WW-uitkering 4 . 1 Op st e l le n o n d ern em e r sp la n ( A L ) Wanneer men vanuit een WW-uitkering wil starten met een eigen onderneming moet men allereerst een ondernemingsplan opstellen. In het ondernemingsplan beschrijft men het bedrijfsidee en de financiële onderbouwing daarvan. Informatie en een macro voor het ondernemersplan is te verkrijgen via de website van de Kamer van koophandel.
58
4 . 2 To e st e m m i n g U WV v ra g e n ( AL ) Nadat het ondernemingsplan gereed is maakt men via de CWI-adviseur een afspraak met een re-integratiecoach. Tijdens het gesprek met de reintegratiecoach bespreekt men het ondernemingsplan en vraagt men toestemming om zes maanden aan de eigen onderneming te werken met behoud van de WW-uitkering. 4 . 3 Ev e n t u e e l ge sp r ek me t ex t e r n d e sk u n d ig e ( A L ) Om de slaagkans van de onderneming te beoordelen kan de re-integratiecoach een extern bedrijf inschakelen. De a.s. ondernemer wordt dan gevraagd het ondernemingsplan bij deze extern deskundige toe te lichten. 4 . 4 R e su lt a a t op a a n vra a g t o e s t e mm i n g UWV o n t v a n g e n ( A L) Wanneer de re-integratiecoach een duidelijk beeld van de a.s. onderneming heeft gekregen zal hij toestemming voor het starten met behoud van uitkering geven. De a.s. ondernemer ontvangt deze toestemming schriftelijk. De ondernemer heeft nu toestemming om maximaal 6 maanden met behoud van de uitkering aan de slag als ondernemer te gaan. Hierbij mag de ondernemer gedurende 6 maanden 70% van de inkomsten uit de eigen onderneming verrekenen met de WW-uitkering. 4 . 5 To n e n in k o ms t e ng eg e ve n s a a n U WV ( A L ) De definitieve verrekening van de inkomsten en de WW-uitkering vindt circa 2 jaar na de startperiode als zelfstandig ondernemer plaats. Hiervoor moet de ondernemer inkomstengegevens beschikbaar stellen aan het UWV.
59
BIJLAGE III
Begrippen en methodologische aandachtspunten
De begrippen informatie- en inhoudelijke verplichting Wet- en regelgeving brengen kosten voor het bedrijfsleven met zich mee. Niet alleen financiële kosten, maar ook nalevingskosten. De nalevingskosten zijn te verdelen in kosten voor het voldoen aan inhoudelijke verplichtingen en hieraan gerelateerde informatieverplichtingen. De kosten die bedrijven moeten maken om te voldoen aan de informatieverplichtingen worden administratieve lasten genoemd. De kabinetsdefinitie van administratieve lasten luidt als volgt: Administratieve lasten zijn de kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen voortvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid. Het gaat om het verzamelen, bewerken, registreren, bewaren en ter beschikking stellen van informatie. De overheid heeft er tevens voor gekozen om niet alleen de informatieverplichtingen aan de overheid, maar ook de informatieverplichtingen aan derden (consumenten, overige bedrijven) onder de definitie van administratieve lasten te laten vallen. Schema 1 Directe kosten voortvloeiend uit wet- en regelgeving
Directe kosten voortvloeiend uit wet- en regelgeving
Financiële kosten
Nalevingskosten
Retributies
Belastingen
Inhoudelijke verplichtingen
Informatieverplichtingen
Premies Administratieve lasten Leges
Boetes
Bron: EIM, 2007
In schema 1 worden de verschillende kostenaspecten waarmee het bedrijfsleven wordt geconfronteerd weergegeven. Het onderscheid tussen financiële kosten en
60
nalevingskosten behoeft geen nadere uitleg. De nalevingskosten voor bedrijven om te voldoen aan inhoudelijke verplichtingen bestaan uit aanpassen van fysieke toestand of gedrag van het bedrijf aan de gestelde eisen (bijvoorbeeld: kosten voor het aanpassen van de werkplaats aan nieuwe brandveiligheidseisen). De informatieverplichtingen (administratieve lasten) kunnen bestaan uit de kosten voor de vervaardiging van een jaarlijkse rapportage over het bedrijf aan de overheid. De administratieve lasten zijn te splitsen in eenmalige, tijdelijke kosten en structurele, regelmatig terugkomende kosten. Het doet niet ter zake waar het initiatief ligt voor het aangaan van een informatieverplichting (zoals in geval van een subsidieaanvraag) en ook niet of de informatie wel of niet nuttig is voor de betrokken bedrijven. Voor de administratieve lasten geldt de voorwaarde dat de kosten niet worden vergoed door de overheid of derden en dat de informatie niet door het bedrijf wordt gevraagd om reden van (voorgenomen) strafvervolging.
Methodologische aandachtspunten bij de kwantificering Op basis van de resultaten in de diverse nulmetingen, de ervaringsgegevens tijdens de bezoeken aan de geïnterviewde zaken en de kennis en expertise van EIM zijn de verplichtingen gekwantificeerd. Hierna volgen enkele uitgangspunten bij de kwantificering. In het voorgaande onderzoek over 199817 hadden nog vrijwel geen nulmetingen plaatsgevonden. Veel verplichtingen zijn bij het onderzoek in 1998 voor het eerst ingeschat op hun administratieve lasten en werden omstreeks 2002 bij de diverse nulmetingen opnieuw en soms geheel anders qua zwaarte ingeschat. Het kan daardoor zijn dat volkomen gelijke verplichtingen in 1998 en 2007 totaal verschillende lasten kennen. Onze gedragswijze is er bij dit onderzoek op gericht geweest om dezelfde verplichtingen ook dezelfde administratieve lasten te laten hebben zodat geen oneigenlijke elementen ons bij de vergelijking tussen 1998 en 2007 in de weg staan. Dit wil zeggen dat in zulk soort gevallen de administratieve lasten van 1998 zijn verhoogd naar het niveau van de nulmeting. Een zelfde gedragswijze is ook gevolgd in verband met de gewijzigde tarieven. Vanzelfsprekend zijn de tarieven 2007 hoger dan de tarieven 1998. Zoveel mogelijk zijn de tarieven 1998 dan aangepast om dit oneigenlijke element bij de vergelijking te laten wegvallen. Dit betekent dat bijvoorbeeld de accountantstarieven zijn aangepast aan de tarieven van de latere metingen. Een aantal verplichtingen in 1998 zijn toen om onduidelijke reden niet meegeteld. Aangezien deze verplichtingen toen wel degelijk bestonden hebben wij de vrijheid genomen deze verplichtingen alsnog voor 1998 op te voeren. Een voorbeeld zijn de administratieve lasten rondom de pensioenen. Een enkele maal is ook een verplichting ten onrechte als ‘eenmalige verplichting’ in 1998 neergezet; dit is met terugwerkende kracht eveneens gewijzigd. In het algemeen zijn de geschatte administratieve lasten in 1998 op een hoger aggregatieniveau gemeten en zijn deze in 2007 iets verder gedetailleerd. Hiervoor is niet gecorrigeerd. Zo zijn de gemeentelijke belastingen en vergunningen (2.5) in 1998 allen samen als administratieve last opgenomen en zijn deze ver-
17
Van werknemer naar succesvol ondernemer, EIM, 1998. Opdrachtgever was de Commissie Administratieve Lasten.
61
plichtingen in 2007 gedetailleerd naar onroerend zaakbelasting, terrasvergunning, parkeervergunning, reclamevergunning etc. Tenslotte voor de goede orde: de hoogte van de administratieve lasten is niet in 2007 opnieuw gemeten. Vertrekpunt was 2002, eventueel aangevuld met tussentijdse wijzigingen.
Contactpersonen J.A. Sleifer en F.J. Mreijen; ACTAL, den Haag A. van den Dool en P. Schoormans; Koninklijk Horeca Nederland, Woerden C. de Kruyf; Koninklijke Vereniging Federatie van Ondernemers in het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf (FOSAG), Waddinxveen Broodjeszaken Bagel Alley (P.J. van Rijn), Wassenaar Toaster (J.P. Englebert), Rotterdam Lunchroom de Koffiemolen (hr. van Dinther), Schijndel Schildersbedrijven Schildersbedrijf van der Ham (N. van der Ham), Rotterdam DVS Schilderwerken (hr. Vastenou), Gorinchem Hugo Zandvliet Schilderwerken BV (H.J.J. Zandvliet), Wassenaar
62
BIJLAGE IV
Overzicht administratieve lasten broodjeszaak
63
BIJLAGE V
64
Overzicht administratieve lasten schildersbedrijf