KLASNIVEAU Alternatieve curatieve werkvormen • •
Creatieve therapie: dramatherapie met de klasgroep Wat leert Thomas ons nog?
•
Creatieve therapie: dramatherapie met de klasgroep
Wat is creatieve therapie? Creatieve therapie is een systematisch proces van interventie waar de creatief therapeut de cliënt helpt met het bereiken van meer gezondheid, waarbij de ervaringen tijdens het werken in het medium en de relaties die door deze ervaringen ontstaan, fungeren als de dynamische krachten van verandering (Bruscia, 1989). In Vlaanderen zijn er 4 media officieel erkend binnen de creatieve therapie: 1. 2. 3. 4.
drama dans en beweging muziek beeldende kunst
De sterktepunten volgens dewelke creatieve therapie wordt geformuleerd Berman (1998): • •
•
•
Fysiek: deze vorm van therapie spreekt de fysieke kant aan. Je praat niet alleen, maar je komt in actie en je lichaam is erbij betrokken. Handelen: handelen staat centraal in de tegemoetkoming aan de behoefte van een cliënt om te leren. Mensen zijn snel te motiveren iets te bedenken, uit te voeren, op te bouwen, te oefenen. Expressie: van emoties en dit via een andere taal dan het aangeleerde woord. Het medium biedt jou de mogelijkheid om contact te maken (met jezelf en met de ander) en daardoor vergroten ook de mogelijkheden om op een andere wijze in relatie te treden met de wereld rondom. Emoties: creatieve therapie kan weggestopte emoties grijpbaar en voelbaar maken.
Iets concreter geformuleerd, is creatieve therapie een experiëntiële therapievorm waarbij de therapeut een situatie arrangeert met de bedoeling de cliënt in de gelegenheid te stellen specifieke ervaringen op te doen. Binnen deze gearrangeerde situatie doet de therapeut interventies. De essentie van zo’n interventie is de ‘directe’ ervaring met het lichaam en de geest als getuigen. Er wordt ter plekke iets gedaan, uitgeprobeerd en geëxperimenteerd. De cliënt wordt
uitgenodigd actief te handelen en vervolgens betekenis te geven aan dat handelen en de ervaringen in relatie tot het probleem of de moeilijke situatie waar men niet doorgeraakt en dat ter indicatie diende voor het opstarten van de therapie. Creatieve therapie en de palliatieve werkwijze Binnen het creatief therapeutische aanbod onderscheidt men verschillende werkwijzen. Deze werkwijzen worden elk gekarakteriseerd door een andere vorm van handelen en komen tegemoet aan telkens een verschillende behandelvraag. Men onderscheid 5 werkwijzen: 1. de orthopedagogische werkwijze (ondersteunen van de ontwikkeling) 2. de supportieve werkwijze (ondersteuning bij het verwerken van en leren omgaan met problemen) 3. de palliatieve werkwijze (ondersteuning bij het verwerken van en leren omgaan met problemen van pijn, verlies, afscheid en rouw) 4. de reeducatieve werkwijze (doorwerken van problemen van op bewust niveau) 5. de reconstructieve werkwijze (doorwerken van problemen van op onbewust niveau)
De opeenvolging van werkwijzen wordt gekenmerkt door een toenemend belang van behandeling en begeleiding en van een ‘dieper’ doorwerken van de problematiek. Orthopedagogische werkwijzen leunen sterk aan bij sociaal-artistiek en agogisch werk, terwijl reconstructieve werkwijzen aanleunen bij psychodrama en psychoanalytische therapiestromingen. Met het oog op het onderwerp van ons Wiki-thema, lijkt de palliatieve werkwijze binnen de creatieve therapie interessant. We gaan hier even verder op in. Wat houdt die palliatieve werkwijze nu precies in? Deze werkwijze heeft als belangrijkste doelstelling het verzachten, het ondersteunen en het valideren van een psychische problematiek na ervaringen van pijn, verlies, afscheid en rouw. De doelstellingen van deze werkwijze zijn meer gericht op: • • •
Het verminderen van psychosomatische klachten Het verminderen van chronische psychische pijn Het verwerken van een verlies van een persoon
De werkvormen die bij deze werkwijze worden toegepast zijn receptief of actief. De actieve werkvormen zijn vaak weinig gestructureerd, d.w.z. dat het verloop en de concrete invulling van activiteiten in de therapie sterk worden bepaald door wat de cliënt of groep ten berde brengt. Deze werkwijze kan zowel groepsgericht worden toegepast (bvb. groepen immigranten en asielzoekers, een klasgroep, …), maar ook een individuele aanpak is evenwel niet uitgesloten. Als we dit doortrekken naar het aanpakken van het thema rouw binnen de
schoolcontext, zouden we kunnen stellen dat deze palliatieve werkwijze deuren opent om klasgroepen bijvoorbeeld te leren omgaan met het overlijden van een bevriende leerling, leerkracht, … Deze werkwijze binnen de creatieve therapie stelt leerlingen in staat om de emoties die rond de rouwreactie en dood ontstaan, bespreekbaar te maken. Hierbij fungeert de groep als belangrijk vehikel van emotie en wederzijdse ondersteuning. De creatief therapeut zal in zijn creatieve werk met de groep bijzonder veel aandacht schenken aan de groepsdynamiek, het delen van emoties met elkaar, zodat er een sociaal, wederzijds begrijpend vangnet onder de leerlingen ontstaat. Dit vangnet kan ervoor zorgen dat de leerlingen, na het vertrek van de creatief therapeut, bij elkaar nog steeds steun en openheid kunnen ervaren rond hun emoties. Het is ook essentieel om de leerkracht waar de klas het meest frequent contact mee heeft (bvb. de klastitularis) bij dit creatief therapeutische werk te betrekken. Ook de leerkracht dient immers deel uit te maken van het vangnet. Leerlingen dienen binnen deze sessies ook te leren ervaren dat hun leerkracht een punt kan zijn waarbij troost en begrip kan gevonden worden. Creatieve therapie bij rouwbegeleiding: het medium drama Zoals we hierboven reeds hebben kunnen lezen, worden er in Vlaanderen 4 media onderscheiden binnen de creatieve therapie. Deze media zijn drama, dans, muziek en beeldende kunst. Creatieve therapie voor rouwbegeleiding kan binnen deze vier media georganiseerd worden. De palliatieve werkwijze is crossmediaal. Om bovenstaande theorievorming wat concreter te maken, zullen we bij wijze van voorbeeld hieronder een overzicht geven van enkele mogelijke toepassingen binnen het medium drama. Belangrijk is om te weten dat er weinig tot geen literatuur bestaat rond de toepassing van creatieve therapie bij rouw in een nontherapeutische context zoals het onderwijs. Onderstaande voorbeelden kunnen echter wel inspireren tot onderzoek, toepassing en ervaringsbeschrijving. Binnen dramatherapie zijn er verschillende methoden en technieken mogelijk om met groepen aan de slag te gaan rond emoties zoals verdriet, boosheid en rouw na een verlies- en afscheidservaring. Wij bespreken 3 mogelijke methoden waarbij telkens de essentie zal worden weergegeven en het korte verloop van een dergelijke sessie: •
The Playback Theatre Het zogenaamde Playback Theatre is waar de naam zelf voor staat: theater dat je maakt en dat voor jou teruggespeeld wordt. Hierbij komt de cliënt (in dit geval kan dit een leerling of meerdere leerlingen van een klasgroep zijn) in de positie van ‘regisseur’ te staan. Het verhaal dat zal worden geregisseerd, heeft binnen de palliatieve werkwijze meestal direct betrekking op de verwerking en ervaring van gevoelens van verlies, rouw en afscheid. Concreet kunnen leerlingen bvb. de begrafenis spelen, een tof moment dat ze zich herinneren waarin de overleden persoon een rol had, … Deze situaties en verhalen die naar voren worden gebracht gaan terug op reële situaties uit de werkelijkheid. De verteller/regisseur mag a.d.h.v. de spelers (de andere leerlingen van de klasgroep) zijn verhaal vormgeven. Hij
zal hen zeggen wat er in de scène die ze gaan spelen, moet gebeuren. Dit heet een gestructureerde improvisatie waarbij de wie, wat, waar, wanneer en waarom worden aangegeven, maar de tekst en bewegingen van de spelers volledig zelf mogen worden ingevuld. De regisseur mag de scène stilleggen wanneer hij dit wenst en eventueel aanpassingen doen tot wanneer de scène perfect de situatie en het bijhorende gevoel weergeeft. Deze techniek wordt rijkelijk ondersteund door onderzoeksliteratuur. De persoon die het verhaal vertelt, neemt zogenaamde ‘distance’ ten aanzien van een emotioneel beladen thema voor hem. Deze ‘distance’-name kan men als equivalent zien als reflecteren en rationaliseren van de situatie waarbij de onbemiddelde, onbetekende emotie betekend wordt. Het ‘regisseren’ van de situatie schept bovendien een gevoel van controle, wat een winst betekent, vergeleken bij het oorspronkelijk weerloze gevoel die men kan hebben t.a.v. verlies- en rouwervaringen.
Jones beschrijft bij de kernprocessen in dramatherapie onder meer ‘embodiment’ en ‘being a witness’. Hiermee verwijst hij naar de winstervaring die de spelers hebben terwijl ze hun rol vormgeven (embodiment). Het lichamelijk vormgeven bemiddelt de directe ervaring van de emotie en vergroot de expressiemogelijkheden. Hoe meer expressie van de beladen emoties er heerst, hoe evenwichtiger het emotionele en sociale leven kunnen verlopen. ‘Getuige zijn’, kijken naar de scène van op afstand (van toepassing voor de regisseur, maar ook voor de toeschouwer) laat eveneens niet onberoerd, maar linkt meteen aan het zogenaamde emotionele geheugen. Mensen die huilen bij boeken, films, muziek, etc. appelleert hierop. Een schrikreactie bij het zien van een homevideo van een valpartij, ligt in dezelfde lijn.
•
Theatre of the Oppressed: Rainbow of Desire De Theatre of the Oppressed is een theatertechniek ontwikkeld door Augusto Boal in het begin van de 20e eeuw. Augusto Boal was een eenvoudige plattelandsjongen, die gedreven door een sociaal-politiek ideologisme geïnteresseerd geraakte naar wat leefde onder de gewone, ‘onderdrukte’ bevolking in de Colombiaanse samenleving waarin hij opgroeide. In het begin trok Boal dan ook rond met een groep acteurs van dorp tot dorp, waarbij de dorpsbewoners werd gevraagd naar hun meningen, ervaringen en verhalen die een weergave konden zijn van de wijze waarop ze zich onderdrukt voelden door maatschappelijk en politieke bewegingen. Vandaar de benaming: theater van de onderdrukten. Later ontwikkelde Boal buiten het sociaal-politieke strijdterrein echter een op the Theatre of the Oppressed geïnspireerde meer therapeutische techniek, m.n. de Rainbow of Desire. Deze techniek richt zich verder dan louter sociaal- politieke thema’s, maar maakte het individuele personen mogelijk om allerlei onderdrukkingen ter sprake te brengen zoals huisgeweld, maar ook psychische onderdrukking
door hun ‘innerlijke politieagenten’, eigen irrationele opvattingen en verlies- en rouwervaringen waardoor men er niet in slaagde de normale draad van het leven terug op te nemen. De concrete toepassing van de Rainbow of Desire- techniek is sterk gelijkend aan de Playback Theatre techniek. De Rainbow of Desire vertrekt echter veel meer vanuit algemene groepsdynamiekoefeningen waarbij de nadruk wordt gelegd op een ‘gezamenlijke beleving en delen’ van de emoties. Het beeldende aspect is veel meer aanwezig en dit vergemakkelijkt de opstap naar een open sfeer waar er kan gesproken worden over gevoelens zoals verlies en rouw. De groepsleden boetseren elkaar in standbeelden die hun emotie weergeven, plaatsen standbeelden ten opzichte van elkaar en gaan hier gezamenlijk op associëren. Vanuit deze standbeelden kunnen scènes ontstaan die dan op zich weer kunnen geregisseerd en betekend worden. De Rainbow of Desire gaat, in tegenstelling tot het Playback Theatre, echt niet terug op louter situaties die zich werkelijk hebben voorgedaan. Veeleer wordt gekozen voor een scène of fictieve situatie die sterk gelijkt op de oorspronkelijke situatie, maar die in al haar details er kan van verschillen. Algemeen gaat men ervan uit dat de beleefde emotie in de fictieve situatie echter wel echt is en gelijkt op de emotie waarmee men oorspronkelijk aan de slag wilde gaan (hier rouw en verlies bvb.). De regisseur wordt uitgedaagd om de scènes te herhalen met telkens andere manieren van reageren voor de rollen. Hierbij wordt hij/zij uitgedaagd om nieuwe gedragspatronen te exploreren en uit te proberen t.a.v. een situatie die gevoelens van rouw en verlies appelleren. Deze nadruk op het exploreren en experimenteren van gedrag is kenmerkend voor de Rainbow of Desire en doet haar grondig verschillen van de Playback Theatre die veeleer gericht is op louter inzicht en ervaring.
•
Developmental Transformations Developmental Transformations is een techniek ontworpen door David Read Johnson en de basisfilosofie predikt dat ons bestaan in se instabiel is. Stabiliteit in het leven is een illusie; alles is voortdurend in beweging, evolueert en verandert (daarom: developmental transformations). Instabiliteit is inherent aan ons bestaan. Therapie hoeft volgens Johnson daarom niet gericht te zijn op het bewerkstelligen en stimuleren van stabiliteit in een persoon’s bestaan. Developmental Transformations is daarom een therapievorm die de cliënt stimuleert en leert om ‘te spelen’ met die opdoemende realiteit. Hoe gaat men te werk? De therapie kan individueel ofwel in groep worden toegepast. De basisidee is dat er na een korte fysieke en dramatechnische opwarming (basis dramaoefeningen ontleend aan het theater), een overgang wordt gemaakt naar de spelwerkelijkheid. Een sessie kan tot 50 minuten duren en bestaat uit één grote vrije improvisatie waarin niets vooraf
afgesproken is: geen plaats, tijd, personages, situatie en waarom. Er is maar één regel: men doet elkaar fysiek en psychisch geen pijn. Anders dan andere vrije improvisatie in sommige andere dramatherapeutische technieken is dat er in deze spelwerkelijkheid elementen uit de realiteit worden binnengebracht. In het geval van een rouwervaring kan bvb. de overledene worden binnengebracht, begraven worden, weer tot leven gewekt worden, een spel met de groep spelen, een toespraak houden, … Alles kan. De kernbedoeling is dat men de spelers in deze spelwerkelijkheid uitnodigt om te gaan spelen met de negatieve, beladen emoties binnen een veilig kader van spel en drama. De therapeut dient als tussenpersoon die nieuwe spelimpulsen kan geven en zorgt voor begeleiding indien spelers hiertoe nood hebben. Zo’n klein uur spelen in een vrije improvisatie wordt telkens afgesloten met een duidelijk ritueel waarbij de overgang naar de echte realiteit wordt gemaakt. Meestal wordt aan het begin van zo’n sessie een denkbeeldig gordijn opgehangen door alle spelers die de spelwerkelijkheid begrensd. Aan het einde wordt dit gordijn opnieuw naar beneden gehaald zodat de overstap naar de realiteit denkbeeldig kan worden ondersteund. Achteraf is er ruimte voor een kringgesprek waarin de cliënten (hier de leerlingen bvb.) kunnen spreken over alles wat ze hebben meegemaakt en beleefd en gevoeld hebben in de speelruimte zopas.
Tot slot Binnen het medium drama in de creatieve therapie lijken er een aantal methodieken voorhanden te zijn waarmee volgens een palliatieve werkwijze in een non-therapeutische context zoals het onderwijs rond rouw en verlies kan worden gewerkt. Bij alle besproken methodieken staat een actief omgaan met, expressie van en exploreren en experimenteren met emoties van rouw en verlies centraal. Tot slot benadrukken we het belang van het groepsproces: het samen beleven van gevoelens rond een rouwgebeurtenis kan soms al therapeutisch op zich werken omwille van het ‘gemeenschapskarakter’. Het is, zoals hierboven eveneens werd vermeld, van groot belang om ook de leerkracht als onderdeel van de klasgemeenschap te rekenen. Concreet naar toepassing binnen de onderwijspraktijk kunnen externe creatief (drama)therapeuten worden uitgenodigd om in samenwerking met het Centrum voor Leerlingenbegeleiding in te staan voor de opvang en begeleiding van leerlingen, klasgroepen en leerkrachten na een verlieservaring. •
Wat leert Thomas ons nog?
Op de site http://www.kuleuven.be/thomas/pastoraal/rouwen_op_school/werkvormen.php#d oe zijn er heel wat creatieve curatieve werkvormen terug te vinden waarbij
leerkrachten op klasniveau aan de slag kunnen gaan met hun leerlingen nadat een overlijden heeft plaatsgevonden. Enkele van deze voorbeelden zijn: • • • • •
de rouwgroep de troostboom het associatiespel het spel 'dood-eerlijk' ...
Op deze site worden de werkvormen gerangschikt volgens de chronologische rouwtaak waar leerlingen voor komen te staan en biedt daarom tevens alternatieve perspectieven voor de nazorg.