HELPING TO MAKE FUNDAMENTAL RIGHTS A REALITY FOR EVERYONE IN THE EUROPEAN UNION
GELIJKHEID
Kindvriendelijke justitie – vooruitzichten en ervaringen van beroepsbeoefenaars Samenvatting In het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden rechten genoemd die bij uitstek relevant zijn waar het gaat om de rechten van kinderen in gerechtelijke procedures. De belangrijkste zijn: de menselijke waardigheid (artikel 1), het verbod van folteringen en van onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen (artikel 4), het recht op vrijheid en veiligheid (artikel 6), de eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven (artikel 7), de bescherming van persoonsgegevens (artikel 8), non-discriminatie (artikel 21), de rechten van het kind (artikel 24) en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte (artikel 47). Alle lidstaten van de Europese Unie (EU) dienen erop toe te zien dat de belangen van het kind de voornaamste overweging vormen bij alle handelingen in verband met kinderen. Dit geldt in het bijzonder wanneer kinderen bij civiele en strafprocedures betrokken zijn. Zulke procedures kunnen voor iedereen veel stress meebrengen. En al helemaal voor kinderen, die getraumatiseerd kunnen raken als de procedures niet kindvriendelijk zijn, de omgeving ongeschikt is en de betrokken beroepsbeoefenaars onvoldoende opgeleid zijn. Het gaat om duizenden kinderen. Uit gegevens over 2010 blijkt dat zo’n 74 000 kinderen slachtoffer werden van een misdrijf en dat circa 495 000 kinderen te maken kregen met een scheiding van hun ouders, waarbij de cijfers dan ook nog eens betrekking hebben op slechts elf lidstaten. De behandeling van kinderen in gerechtelijke procedures is een belangrijk punt van zorg vanuit het oogpunt van de grondrechten, waar door de Verenigde
Naties (VN) op wordt ingegaan in het Verdrag inzake de rechten van het kind, dat door alle EU-lidstaten is geratificeerd. Voorts geeft de EU blijk van haar engagement in deze kwestie door het bevorderen van de door de Raad van Europa in 2010 uitgebrachte Richtsnoeren voor kindvriendelijke justitie en door het ondersteunen van haar lidstaten bij de verbetering van de bescherming van de rechten van kinderen in hun rechtsstelsels. Deze richtsnoeren van de Raad van Europa versterken de positie van kinderen met name op het gebied van de volgende rechten: het recht om te worden gehoord, het recht om te worden geïnformeerd, het recht op bescherming en het recht op non-discriminatie. Om te bepalen in welke mate deze rechten worden geëerbiedigd en er concreet invulling aan wordt gegeven, verzamelde en analyseerde het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA) in samenwerking met de Europese Commissie de in deze samenvatting gepresenteerde gegevens. De algehele conclusie luidt dat er nog een lange weg te gaan is om justitie in de hele EU kindvriendelijker te maken. De praktijken inzake participatie van kinderen in civiele en strafprocedures lopen sterk uiteen tussen, maar ook binnen de lidstaten, hetgeen wijst op de noodzaak van heldere en consistente normen en richtsnoeren en van het stelselmatig monitoren van de toepassing daarvan. Kinderen krijgen onvoldoende ondersteuning wanneer ze deelnemen aan civiele of strafprocedures; de gerechtelijke omgeving, die intimiderend kan zijn voor kinderen, is niet altijd afgestemd op hun behoeften. Concrete maatregelen, zoals voorkomen dat een kind rechtstreeks wordt geconfronteerd met gedaagden of getuigen in de rechtbank, of ervoor zorgen dat een kind niet alleen wordt geïnformeerd over de procedure maar
1
Kindvriendelijke justitie – vooruitzichten en ervaringen van beroepsbeoefenaars
die ook begrijpt, zijn nog geen gemeengoed. Uit het onderzoek zijn echter ook een aantal veelbelovende praktijken naar voren gekomen, waarvan sommige in deze samenvatting zullen worden besproken. Justitie kindvriendelijker maken draagt bij aan een betere bescherming van kinderen, geeft meer inhoud en betekenis aan hun participatie en verbetert tegelijkertijd de werking van justitie. De bevindingen in deze samenvatting kunnen de lidstaten
nuttige instrumenten aanreiken om belemmeringen, lacunes of zwakke punten in hun gerechtelijke procedures vast te stellen, met name waar het gaat om het omzetten en uitvoeren van de desbetreffende EU-richtlijnen. Een dergelijke kindvriendelijke aanpak die aansluit bij de richtsnoeren van de Raad van Europa, zal ertoe bijdragen dat kinderen in de EU hun participatie in gerechtelijke procedures als veiliger ervaren.
Verzameling van gegevens en dekking In haar agenda voor de rechten van het kind merkte de EU op dat het gebrek aan betrouwbare en vergelijkbare gegevens een belemmering vormt voor de ontwikkeling en uitvoering van een echt goed onderbouwd beleid. Om dit te verhelpen hebben de Europese Commissie en het FRA het bestaande werk op dit terrein in kaart gebracht. Bij het gecoördineerd en systematisch verzamelen van gegevens werden ook de kinderrechtenindicatoren toegepast die het FRA in 2010 heeft ontwikkeld en in 2012 nader heeft uitgewerkt met betrekking tot familierecht. De indicatoren volgen het op rechten gebaseerde model dat is ontwikkeld door de Hoge Commissaris voor de mensenrechten van de Verenigde Naties (OHCHR)*, dat is opgezet voor het meten van:
• verbintenissen van dragers van plichten (structurele indicatoren); • inspanningen (procesindicatoren) om aan deze normen te voldoen; • de resultaten (uitkomstindicatoren). Om zich een uitvoerig beeld van de situatie te vormen heeft het FRA in tien EU-lidstaten een op gesprekken gebaseerd veldwerkonderzoek verricht, namelijk in Bulgarije, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Kroatië, Polen, Roemenië, Spanje en het Verenigd Koninkrijk**. Deze lidstaten zijn uitgekozen omdat ze een goede afspiegeling vormen van de verschillende rechtsstelsels en uiteenlopende praktijken met betrekking tot de rol van kinderen in justitie. Het FRA heeft informatie verzameld over de ervaringen, beleving en meningen van beroepsbeoefenaars bij civiele en strafprocedures, alsmede over de ervaringen van kinderen die bij dergelijke procedures betrokken waren als slachtoffer, getuige of partij.
2
In het eerste deel van het in deze samenvatting gepresenteerde FRA-werk inzake kinderen en justitie wordt de situatie bezien vanuit de optiek van beroepsbeoefenaars. Het FRA heeft zich gebogen over de antwoorden van 570 rechters, officieren van justitie, advocaten, rechtbankmedewerkers, psychologen, sociaal werkers en politiefunctionarissen die dagelijks contact hebben met kinderen die gerechtelijke procedures doorlopen. Dit werk heeft een eerste reeks kwalitatieve gegevens opgeleverd voor de proces- en uitkomstindicatoren van de tien EU-lidstaten. Bewijsmateriaal uit het tweede deel van FRA’s veldwerkonderzoek, gebaseerd op gesprekken met de kinderen zelf, zal deze proces- en uitkomstindicatoren verder aanvullen. Op basis van een gecombineerde analyse van de gesprekken met de beroepsbeoefenaars en de kinderen zal het FRA adviezen voor kindvriendelijke justitie verstrekken. Van haar kant heeft de Europese Commissie statistische gegevens verzameld van alle EU-lidstaten, voor zover beschikbaar, over de betrokkenheid van kinderen bij gerechtelijke procedures. De gegevens hebben betrekking op de wet- en regelgeving en het beleid per 1 juni 2012 die van invloed zijn op de behandeling van kinderen in gerechtelijke procedures. Sterke punten en mogelijke tekortkomingen werden daarbij in kaart gebracht. Deze inspanningen hebben informatie opgeleverd voor de structurele indicatoren. OHCHR (2012), Human Rights Indicators (mensenrechtenindicatoren), A guide to Measurement and Implementation. *
In Frankrijk werd het veldwerk uitgevoerd in Île-de-France, Provence-Alpes-Côte d’Azur, Franche-Comté, Rhône-Alpes, Poitou-Charentes, Nord-Pas de Calais, Bretagne en La Réunion; in Duitsland in Berlijn-Brandenburg, Hessen, Beieren, Rijnland-Palts, Noordrijn-Westfalen, Nedersaksen, Hamburg, Saarland, Brandenburg, Thüringen en MecklenburgVoorpommeren; in Spanje in Andalusië, Catalonië en Madrid; en in het Verenigd Koninkrijk in Engeland, Wales en Schotland. **
Samenvatting
Belangrijkste bevindingen en op empirisch bewijs gebaseerd advies Het recht om te worden gehoord Het recht om te worden gehoord en om meningen te uiten is essentieel voor een doeltreffende participatie in gerechtelijke procedures. Dit recht wordt voor kinderen gewaarborgd door de EU, de Raad van Europa en de VN. Het volstaat echter niet om simpelweg de meningen van kinderen boven tafel te krijgen. Voor een zinvolle participatie is het nodig dat de betrokken autoriteiten een veilige en vriendelijke omgeving scheppen en passende verhoormethoden hanteren om de specifieke behoeften van een kind vast te stellen en in acht te nemen.
“Ik heb in mijn loopbaan heel wat veranderingen gezien: […] vroeger werd het horen van een kind slechts als formaliteit beschouwd, maar dat is wel veranderd.” (Spanje, griffier) Sommige respondenten vinden het niet altijd zinvol en noodzakelijk om kinderen te horen en stellen voor het aantal ondervragingen zo mogelijk te beperken. Anderen komen krachtig op voor het recht van kinderen om te worden gehoord en om meningen te uiten, waarbij ze adviseren altijd rekening te houden met hun mate van ontwikkeling, taalvaardigheid en gezondheidstoestand.
“Wat jonge mensen willen, is dat de persoon die het besluit neemt, wist wat hun meningen waren toen die het besluit nam. Veel jongeren willen het besluit niet zelf nemen; ze begrijpen dat het niet aan hen is om te beslissen, dat soort druk willen ze niet. Maar ze willen wel weten dat de persoon die het besluit neemt hun stem heeft gehoord.” (Verenigd Koninkrijk, sociaal werker) Uit de bevindingen van het door het FRA uitgevoerde veldwerk blijkt dat kinderen vaker worden gehoord bij strafzaken dan in civiele procedures, dit vanwege de behoefte aan bewijsmateriaal in strafzaken. Kinderen hoeven niet altijd deel te nemen aan civiele procedures, zoals familierechtelijke zaken waarin bijvoorbeeld echtscheiding en voogdij worden behandeld. Er bestaan meer procedurele waarborgen bij strafzaken dan bij civiele procedures, met name wanneer het kind geen getuige is maar slachtoffer. Daarnaast verlenen autoriteiten in civiele procedures bepaalde procedurele rechten vaker aan aanklagers
die met kinderen te maken hebben dan aan getuigen of partijen. Video-opnamen en kindvriendelijke verhoorruimten zijn vaker beschikbaar en in gebruik bij strafzaken dan bij civiele procedures. Alle geïnterviewden onderstreepten hoe belangrijk het is dat alle betrokken specialisten hun beroepswerkzaamheden coördineren om negatieve effecten die kinderen kunnen ervaren te beperken en te verlichten. In het algemeen is het zo dat als beroepsbeoefenaars kinderen ondervragen en er richtsnoeren over het horen van kinderen bestaan, de beroepsbeoefenaars worden getoetst op hun vermogen zich in het kind te verplaatsen. Kinderen voelen zich veiliger als er minder ondervragingen zijn, minder mensen aanwezig zijn en slechts één opgeleide beroepsbeoefenaar de vragen stelt. Ze kunnen ook hun rechten beter uitoefenen en meer deugdelijke, minder beïnvloede verklaringen afleggen.
“[…] het kind komt met zijn ouders bij de politie en zegt: ‘Ik heb het tegen de politie gezegd’, met de gedachte dat de politie een overheidsinstantie is waar je niet mag liegen. Hij/zij komt naar het onderzoek en zegt: ‘Ik heb het in de rechtbank gezegd’, een arrondissementsrechtbank tijdens het onderzoek, en nu laten we hem/haar voor de derde keer opdraven en zeggen we tegen hem/haar: ‘Herhaal nu nog maar een keer wat je hebt gezegd.’ Vreselijk.” (Kroatië, psycholoog) Het bewijsmateriaal dat het FRA in de tien EU-lidstaten heeft verzameld, laat zien dat zij soms verzuimen het recht van een kind om te worden gehoord in gerechtelijke procedures, te eerbiedigen. Ondervragingen, zowel in civiele als in strafprocedures, worden beschouwd als traumatiserend voor kinderen. In beide soorten procedures worden echter vorderingen gemaakt bij het kindvriendelijker maken van justitie, door ervoor te zorgen dat socialezorg verleners meer worden betrokken bij de gehele gerechtelijke procedure, met name bij civielrechtelijke hoorprocedures. Ook de invoering van bijzondere maatregelen om kinderen tegen revictimisatie te beschermen heeft geholpen. De volgende overwegingen voor het nemen van maatregelen kunnen ervoor helpen zorgen dat aan het recht van kinderen om te worden gehoord op een zo kindvriendelijk mogelijke manier recht wordt gedaan, door een omgeving te scheppen waarin kinderen zich veilig en op hun gemak voelen en in staat zijn hun meningen effectief en vrij tot uitdrukking te brengen.
3
Kindvriendelijke justitie – vooruitzichten en ervaringen van beroepsbeoefenaars
Oprichten van gespecialiseerde rechtbanken voor kinderen • Niet alle lidstaten hebben gespecialiseerde civiele en strafrechtbanken. Nochtans beschikken dergelijke colleges eerder over kindvriendelijke ruimten, waarborginstrumenten en opgeleide kinderspecialisten. EU-lidstaten waar dit soort rechtbanken ontbreken, moeten de hiertoe benodigde gespecialiseerde structuren opzetten alsook een systeem van beroepsbeoefenaars op wettelijk/juridisch gebied met bevoegdheden inzake de rechten van kinderen en kindvriendelijke justitie.
Bepalen van de rijpheid van het kind • De rijpheid van het kind is van cruciaal belang om vast te stellen hoe hij of zij aan een gerechtelijke procedure moet deelnemen. De EU-lidstaten dienen een duidelijke wettelijke definitie van rijpheid te geven. • Bij ontstentenis van duidelijke criteria kunnen rechters de rijpheid van een kind naar eigen goeddunken beoordelen. De EU-lidstaten dienen met een objectievere methode te komen voor het bepalen van de rijpheid van kinderen, rekening houdend met hun leeftijd en bevattingsvermogen.
Vaststellen van procedurele waarborgen die ervoor zorgen dat kinderen kunnen deelnemen • Procedurele waarborgen in strafprocedures, zoals het kindvriendelijk maken van de verhooromgeving, verminderen volgens beroepsbeoefenaars de stress bij kinderen alsmede het risico van secundaire victimisatie. Voor civiele en strafprocedures zouden de EU-lidstaten video-opnamen moeten kunnen maken van ondervragingen, met inbegrip van ondervragingen voorafgaand aan de rechtszaak, om onnodige herhaling te voorkomen en te waarborgen dat ze wettelijk toelaatbaar zijn. Voor strafprocedures dienen de EU-lidstaten maatregelen in te voeren die erop gericht zijn contact tussen het kind en de gedaagde en eventuele andere partijen die het kind als bedreigend zou kunnen ervaren, te vermijden. Voor civiele procedures zouden de EU-lidstaten moeten overwegen vaker bemiddeling toe te passen als alternatief voor een gang naar de rechter. • In acht van de tien onderzochte lidstaten bevat het strafrecht bepalingen inzake het
4
recht van het kind om als slachtoffer te worden gehoord, terwijl zes lidstaten bepalingen hebben opgesteld inzake het recht van het kind om als getuige te worden gehoord. In het civiele recht kan, afhankelijk van de zaak, het horen van het kind verplicht, facultatief of niet aan regels gebonden zijn. De lidstaten en, in voorkomend geval, de EU zouden een meer inclusieve aanpak moeten hanteren door ervoor te zorgen dat procedurele waarborgen alle zaken beslaan waarbij kinderen betrokken zijn, waarbij ook de rijpheid van het kind wordt getoetst. • De EU-lidstaten moeten ervoor zorgen dat enkel opgeleide beroepsbeoefenaars worden belast met de ondervraging van kinderen en dat er bij ondervragingen meer gespecialiseerde, ter zake deskundige beroepsbeoefenaars aanwezig zijn. Om dit te bereiken moeten beroepsbeoefenaars bijgeschoold worden in het toepassen van kindvriendelijke verhoortechnieken. Daarnaast moeten autoriteiten ervoor zorgen dat een vertrouwenspersoon onafhankelijk van de ouders van het kind in alle stadia van de gerechtelijke procedure het kind ondersteuning biedt, met name om het kind uit te leggen wat de ondervraging inhoudt en het daarop voor te bereiden. Voorts dient de planning van het EU-beleid zich te richten op de opleiding van beroepsbeoefenaars en de harmonisering van opleidingsprogramma’s.
Verlenen van kosteloze rechtsbijstand, waaronder vrije en eenvoudige toegang van kinderen tot wettelijke vertegenwoordiging • In strafzaken verlenen sommige EU-lidstaten alleen gratis rechtsbijstand aan personen die daar financieel voor in aanmerking komen. Respondenten uit alle landen melden een tekort aan wettelijke vertegenwoordiging voor kinderen in civiele zaken. De EU-lidstaten dienen onvoorwaardelijke rechtsbijstand te verlenen aan alle kinderen. Die zou vrije toegang tot wettelijke vertegenwoordiging tijdens de gehele procedure moeten omvatten, waarbij bureaucratische belemmeringen, zoals voortslepende procedures of toetsing op financiële draagkracht, worden weggenomen. • De EU-lidstaten zouden ervoor moeten zorgen dat alle kinderen en hun ouders/voogden heldere uitleg krijgen over de toegang tot rechtsbijstand, en dat in kinderen gespecialiseerde juristen beschikbaar zijn om kinderen in zowel civiele als strafprocedures te vertegenwoordigen.
Samenvatting
Veelbelovende praktijk
Invoering van dubbele vertegenwoordiging In het Verenigd Koninkrijk (Engeland en Wales), krijgt elk kind dat partij is in een civielrechtelijke zaak een voogd toegewezen door de Child and Family Court Advisory and Support Service. Deze voogd neemt namens het kind deel aan de procesgang. Voogden vertegenwoordigen kinderen in de rechtbank en behoren de wensen en gevoelens van de kinderen over te brengen. Ook is het hun taak om kinderen uitleg te geven over de juridische procedures en hen op de hoogte te houden van de voortgang en uitkomst van de zaak. Voogden stellen advocaten aan die de kinderen wettelijk moeten vertegenwoordigen in wat bekendstaat als het ‘tandemmodel’ van vertegenwoordiging. Wanneer het standpunt van de voogd over het belang van het kind botst met de mening van het kind, kan een tweede advocaat het kind afzonderlijk vertegenwoordigen. In Finland wordt een voogd benoemd die de belangen van het kind in rechte vertegenwoordigt als een belangenconflict verhindert dat de ouders van een kind in een gerechtelijke procedure als zijn/haar voogd optreden. In sommige gemeenten van Finland (bijvoorbeeld in de regio Kouvola-Kotka) kan zowel een sociaal werker als een juridisch adviseur als ad-litemvoogd worden aangewezen, een systeem van samenwerking dat eveneens bekendstaat als het ‘tandemmodel’.
Verkorten van de procedureduur • Zeven van de tien onderzochte EU-lidstaten kennen wettelijke bepalingen die onnodige vertraging voorkomen in strafzaken waarbij kinderen betrokken zijn. Snelle procedures in civiele zaken worden door slechts drie lidstaten ingezet, en dan uitsluitend onder bepaalde voorwaarden. De EU-lidstaten zouden doeltreffende waarborgen moeten invoeren om onnodige vertraging te voorkomen. • De EU-lidstaten zouden heldere regelgeving moeten introduceren die het totale aantal toegestane keren dat kinderen in civiele en strafzaken worden ondervraagd en gehoord, moet terugdringen. Daarnaast zouden ze de samenwerking tussen de betrokken beroepsbeoefenaars uit verschillende disciplines moeten versterken om het aantal ondervragingen te verminderen.
Verstrekken aan beroepsbeoefenaars van regels en richtsnoeren inzake het horen van kinderen • Uit het veldwerkonderzoek van het FRA is gebleken dat ondervragingsmethoden van persoon tot persoon, van rechtbank tot rechtbank en van regio tot regio verschillen. Gestandaardiseerde, gedetailleerde regels en richtsnoeren zoals die in Finland en het Verenigd Koninkrijk worden toegepast, helpen het aantal ondervragingen te verminderen en de communicatie met het kind te verbeteren. De EU-lidstaten zouden ervoor moeten zorgen dat aan alle betrokken beroepsbeoefenaars bij alle gerechtelijke procedures duidelijke en kindvriendelijke
regels en voorschriften voor het horen van kinderen worden verstrekt. Dit zou gepaard moeten gaan met standaardisering van procedures en coördinatie onder verschillende actoren met het oog op een harmonisatie van ondervragingen. Veelbelovende praktijken kunnen daarbij als houvast dienen. Uitwisseling van richtsnoeren en veelbelovende praktijken binnen en tussen de EU-lidstaten zou bijdragen aan een verbetering van de procedures.
Gebruik van kindvriendelijke ruimten voor het horen van kinderen • Ook als er kindvriendelijke ruimten aanwezig zijn voor gebruik in strafprocedures, worden die maar zelden gebruikt in civiele zaken. De lidstaten moeten erop toezien dat kindvriendelijke ondervragingsruimten niet alleen voor alle strafzaken beschikbaar zijn, maar ook, bij ontbreken van andere kindvriendelijke ruimten, voor civiele zaken. Dergelijke ruimten moeten over het hele land verspreid aanwezig zijn, dus ook in landelijke gebieden. • Ook wat het gebruik van kindvriendelijke ruimten betreft, zijn er grote verschillen tussen de lidstaten, waarbij het gebruik afhangt van allerlei factoren, zoals de toegang tot locaties met opnameapparatuur. Technische en logistieke belemmeringen moeten worden weggenomen om het gebruik van kindvriendelijke ruimten tot een vaste praktijk te maken. • In kindvriendelijke ruimten zijn meestal wel speelgoed, videorecorders en bewijsgarings instrumenten aanwezig, maar volgens beroepsbeoefenaars is de beschikbare apparatuur vaak
5
Kindvriendelijke justitie – vooruitzichten en ervaringen van beroepsbeoefenaars
Veelbelovende praktijk
Uitwerking van richtsnoeren voor het horen van kinderen Het ministerie van Justitie in het Verenigd Koninkrijk (Engeland en Wales) heeft in 2011 een rapport uitgebracht met richtsnoeren voor het horen van kinderen die slachtoffer of getuige zijn. Deze richtsnoeren, Achieving Best Evidence in Criminal Proceedings: Guidance on interviewing victims and witnesses and guidance on using special measures (ABE)*, zijn bedoeld voor al degenen die bij onderzoeken op dit gebied betrokken zijn, zoals de politie, beroepsbeoefenaars in de sociale zorg voor volwassenen en kinderen, en juristen. Van de ondervraging van kinderen volgens deze richtsnoeren mogen video-opnamen worden gemaakt, die in plaats van de primaire getuigenverklaring van het kind op een later tijdstip worden vertoond. In 2011 heeft de Schotse regering eveneens een stel richtsnoeren uitgebracht voor beste praktijken bij ondervragingen: Guidance on Joint Investigative Interviewing of Child Witnesses in Scotland**. Deze bevatten voorschriften waaraan met videoapparatuur opgenomen verhoren, afgenomen door speciaal opgeleide politiefunctionarissen en sociaal werkers, moeten voldoen. De sociaal werkers, die zijn opgeleid in het afnemen van dergelijke gezamenlijke onderzoeksverhoren, en de politiefunctionarissen worden samengebracht op één locatie om snel te kunnen inspelen op een aanvraag voor een verhoor. Van deze verhoren worden video-opnamen gemaakt, maar het is vaste praktijk dat het kind bewijs rechtstreeks en mondeling presenteert. In Finland houden zowel politiefunctionarissen als psychologen zich aan richtsnoeren voor het horen van en de informatieverstrekking aan kinderen. Deze richtsnoeren zijn opgesteld door het Nationaal onderzoeks- en ontwikkelingscentrum voor welzijn en gezondheid (Sosiaali- ja terveysalan tutkimus- ja kehittämiskeskus, Stakes/Forsknings- och utvecklingscentralen för social- och hälsovården, Stakes)***. Daarnaast heeft Finland een speciaal stel richtsnoeren ontwikkeld over het horen van kinderen die slachtoffer zijn van seksueel misbruik en/of geweld en mishandeling. Achieving Best Evidence in Criminal Proceedings: Guidance on interviewing victims and witnesses and guidance on using special measures: www.justice.gov.uk/downloads/victims-and-witnesses/vulnerable-witnesses/achieving-best-evidence-criminalproceedings.pdf. *
Guidance on Joint Investigative Interviewing of Child Witnesses in Scotland: www.scotland.gov.uk/Publications/2011/12/ 16102728/0. **
Stakes 2003: De richtsnoeren inzake onderzoek naar seksueel misbruik en mishandeling van en geweld tegen kinderen, Opas lapsen seksuaalisen hyväksikäytön ja pahoinpitelyn selvittämisestä, zijn niet openbaar beschikbaar. ***
niet geschikt voor de leeftijdsgroep in kwestie. De EU-lidstaten moeten erop toezien dat de uitrusting van dergelijke kindvriendelijke wacht-, ondervragings- en verhoorkamers is afgestemd op de behoeften van verschillende leeftijdsgroepen.
Recht op informatie Het recht op informatie van kinderen die bij juridische procedures betrokken zijn, is cruciaal voor hun doeltreffende participatie en welzijn. Concrete informatie die in alle procedurefasen in kleine, behapbare delen wordt aangereikt, kan de angst verminderen van kinderen die waarschijnlijk voor het eerst in aanraking komen met een potentieel intimiderend rechtsstelsel. Goed geïnformeerde kinderen winnen aan vertrouwen in zichzelf en in het rechtsstelsel. Ze voelen zich veiliger en uiten zich vrijer, wat betekent dat meer rekening wordt gehouden met hun verklaringen en ze volwaardiger aan de procedures kunnen deelnemen.
6
“Volgens mij zijn ze behoorlijk angstig en vinden ze het eng om hier te komen. Ze weten eigenlijk niet wat hen te wachten staat en waarom ze hierheen worden gebracht. Ze zijn bang. Zo kijkt het kind ertegen aan. Zo vroeg een kind eens aan me: ‘Ga je me een prik geven?’” (Roemenië, rechter) Voor strafprocedures is het recht op informatie verankerd in de wetgeving van alle EU-lidstaten die bij de studie betrokken waren, met uitzondering van Schotland in het Verenigd Koninkrijk. Uit de interviews blijkt echter dat er grote verschillen bestaan in de manier waarop kinderen worden geïnformeerd; verschillen voor wat betreft welke informatie er wordt gegeven, wanneer en door wie. Het recht op informatie is met minder regels omgeven in civiele procedures, waar beroepsbeoefenaars op juridisch en sociaal-maatschappelijk vlak meer vrijheid hebben om zelf te bepalen welke informatie een kind moet krijgen.
Samenvatting
Veelbelovende praktijk
Gebruik van kindvriendelijke verhoormiddelen Verscheidene landen maken gebruik van speelgoedachtig materiaal om het voor kinderen makkelijker te maken zich tijdens verhoren te uiten. In Estland maakt men in kindvriendelijke verhoorruimten van politiebureaus gebruik van anatomische poppen die bij zaken op het gebied van seksueel misbruik kunnen worden aan- en uitgekleed. Ook in andere landen worden dergelijke poppen als middel gebruikt. In Finland maken maatschappelijk werkers vaak gebruik van “teddybeerkaarten” om kinderen te helpen hun emoties onder woorden te brengen. Van deze kaarten zijn ook exemplaren voor oudere kinderen ontworpen.
Finland, Kuovola. Materiaal dat tijdens het horen van kinderen wordt gebruikt, afhankelijk van hun leeftijd en ontwikkeling.
Tallinn, Estland. Poppen die bij het horen van kinderen worden gebruikt.
“[Informatie] is zeer belangrijk, want als wij niet duidelijk maken wat de rechten van het kind zijn, kan het kind die informatie nergens anders vandaan halen. […] Ik denk dat het voor een kind een voordeel is als het weet dat het ergens op kan terugvallen; hierdoor zal het ook echt actief gebruik willen maken van die mogelijkheid.” (Roemenië, psycholoog) Ouders zijn doorgaans de eersten die informatie krijgen over een procedure, en spelen een belangrijke rol bij het doorgeven daarvan. Zij worden in veel gevallen geacht als eerste informatiekanaal te fungeren en het materiaal toe te lichten aan hun kinderen, ook als de informatie eveneens rechtstreeks aan die kinderen wordt toegezonden. Deze praktijk is allerminst onomstreden onder de ondervraagde beroepsbeoefenaars omdat de invloed van de ouders het kind nadrukkelijk in een bepaalde richting kan duwen, met name in civiele procedures.
“Het klopt dat er helemaal niks vastligt. We maken er niet echt werk van om erachter te komen welke informatie het kind krijgt.” (Frankrijk, openbaar aanklager) Wat betreft het soort informatie dat gegeven moet worden, waren beroepsbeoefenaars op strafrechtelijk én civielrechtelijk gebied het eens dat kinderen informatie moeten krijgen over hun rechten, de fasen van de procedures, wat ze van de zittingen kunnen verwachten en het bestaan van beschermende maatregelen. Een aantal beroepsbeoefenaars besprak hoe de juiste balans moet worden gevonden tussen goed informeren van kinderen aan de ene kant en ze niet overstelpen met informatie aan de andere kant. Concrete, begrijpelijke informatie kan angst en bezorgdheid wegnemen, terwijl een teveel aan informatie die juist kan doen toenemen.
“Het kind moet informatie krijgen, maar dan wel gedoseerd.” (Estland, advocaat) Of het kind de informatie over een procedure begrijpt, is afhankelijk van zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau. 7
Kindvriendelijke justitie – vooruitzichten en ervaringen van beroepsbeoefenaars
De informatie moet dus worden afgestemd op leeftijd, ontwikkelingsstadium, achtergrond en psychologische toestand van het kind. Beroepsbeoefenaars waren het erover eens dat kinderen passende informatie moeten krijgen en dat zelfs zeer jonge kinderen in staat zijn het belang van hun getuigenis te begrijpen. Zij waren echter ook de mening toegedaan dat jongere kinderen alleen het algemene proces en hun rol daarin hoeven te begrijpen, niet de subtielere juridische details. De informatiemiddelen zijn divers, bv. onlinemateriaal waarin beroepsbeoefenaars wegwijs worden gemaakt in hoe en waarover informatie te geven aan kinderen, dagvaardingen of informatieve brieven die bedoeld zijn voor volwassenen, mondelinge uitleg aan kinderen over hun rechten, of brochures die speciaal gemaakt zijn voor kinderen uit verschillende leeftijdsgroepen en met een verschillende taalachtergrond. Ook ouders en beroepsbeoefenaars die het kind ondersteunen (sociaal werkers, wettelijke vertegenwoordigers) moeten het voor de kinderen opgestelde informatiemateriaal ontvangen, zodat zij de informatie in eenvoudige en toegankelijke taal kunnen overbrengen.
“Iedere nieuwkomer benadert de kinderen weer anders en heeft een andere kijk op wat moet worden gedaan [...], waardoor een en ander niet efficiënt werkt. Als we bijvoorbeeld een jaar geleden een zaak voor iets hadden […] en sommige collega’s (of ik) toen met het kind werkten, en een nieuwe collega een tijdje later een nieuwe dagvaarding en nieuwe zaak heeft met hetzelfde kind, gaat die collega anders te werk en presenteert hij/zij de informatie op een andere manier. Dit kan verwarrend zijn voor het kind. Misschien ook niet, maar de kans is reëel aanwezig.” (Bulgarije, sociaal werker)
Om te zorgen dat kinderen zich zo goed mogelijk bewust zijn van hun recht om te worden gehoord over aangelegenheden die hen betreffen, is het recht op informatie niet alleen van toepassing wanneer kinderen al betrokken zijn bij gerechtelijke procedures, maar ook voordat die van start gaan. Frankrijk volgt hierbij een brede aanpak. De respondenten gaven aan dat de vervulling van het recht van het kind op informatie in civiele en strafprocedures over het geheel genomen voor verbetering vatbaar is. Indien het informatiemateriaal is afgestemd op de behoeften van kinderen, op basis van hun leeftijd en rijpheid, en er specifieke informatiediensten beschikbaar zijn, bijvoorbeeld in het kader van bezoeken vóór het proces, voelen kinderen zich zekerder en spreken ze meer vrijuit, wat meebrengt dat hun verklaringen beter in aanmerking worden genomen.
Verplichte procedures voor het informeren van kinderen: hoe, wanneer, wat en door wie • De nationale kaders worden door beroepsbeoefenaars doorgaans te algemeen geacht, zowel wat het strafrecht als het civiele recht betreft. Ze geven geen of onvoldoende details over waar, wanneer, waarover, hoe en door wie kinderen moeten worden geïnformeerd. De gegeven informatie varieert dus, zij het dat het maar al te vaak voorkomt dat de informatievoorziening aan kinderen tekortschiet. De lidstaten en, waar van toepassing, de EU moeten ervoor zorgen dat het recht op informatie via wettelijke bepalingen gewaarborgd is voor alle kinderen en alle gerechtelijke procedures.
Veelbelovende praktijk
Juridische informatie en juridisch advies toegankelijk maken voor kinderen In Frankrijk zijn in diverse steden contactpunten opgericht waar kinderen bij gespecialiseerde advocaten terechtkunnen voor informatie over hun rechten en voor advies en ondersteuning betreffende civielrechtelijke of strafrechtelijke aangelegenheden. De gesprekken zijn kosteloos en vertrouwelijk. Deze contactpunten bieden vaak ook een vorm van open spreekuur, naast speciale hulplijnen en voorlichtingssessies op scholen.
Dit is een reclame voor een kinderadvocaatprogramma (Avoc’enfants), waarbij kinderen en jongvolwassenen die bij een civiele of strafzaak betrokken zijn, contact kunnen leggen met een advocaat gespecialiseerd in kinderaangelegenheden voor advies en informatie over hun rechten.
8
Samenvatting
• De verstrekking van informatie over rechterlijke beslissingen lijkt het zwakste punt in alle lidstaten die bij de studie betrokken waren. In de informatie na het proces moet duidelijk worden verwezen naar de rechten van het kind en de beschikbare opties, waaronder het recht om beroep aan te tekenen en nazorg. Dergelijke informatie moet altijd worden overgebracht in kindvriendelijke taal, en in een vorm die aansluit bij hun leeftijd en rijpheid. • Op het gebied van civiel recht doet de verplichting om kinderen informatie te verstrekken zich nog minder voelen dan op het gebied van het strafrecht. Voordat ze de handelingsbekwame leeftijd bereiken, worden kinderen hoofdzakelijk geïnformeerd door hun ouders of wettelijke vertegenwoordigers. De lidstaten moeten overwegen om op dit vlak de rol van psychologen en relevante sociaal werkers te versterken en de informatie die aan kinderen wordt gegeven, te verbreden.
Veelbelovende praktijk
Kindslachtoffers informeren over de uitkomst van de procedure In Duitsland hebben de slachtofferbeschermingswet van 1986 en twee besluiten tot hervorming van de rechten van slachtoffers de rechten van slachtoffers en getuigen versterkt. Deze omvatten de verplichting slachtoffers te informeren over de definitieve uitspraak en ervoor te zorgen dat zij toegang hebben tot de gerechtelijke dossiers. Soortgelijke praktijken in Finland bewerkstelligen dat kindslachtoffers over de uitkomst van de procedure worden geïnformeerd. Wanneer het slachtoffer jonger is dan 15 jaar, wordt de uitspraak bezorgd aan de raadsman of voogd van het kind. De raadsman is vervolgens verantwoordelijk voor het informeren van het kind en het gezin. De voogd of raadsman informeert het kind ook over alle praktische zaken die uit de uitspraak voortvloeien, bijvoorbeeld de betaling van schadevergoeding. De uitspraak wordt persoonlijk bezorgd aan kinderen ouder dan 15 jaar.
bereiden op rechtszittingen, hen door de procedure heen te begeleiden, in het oog te houden of alles door het kind begrepen wordt en in te staan voor de algehele bescherming van het kind. Hun diensten kunnen onder meer bestaan uit bezoeken vóór het proces om kinderen vertrouwd te maken met de ruimten in de rechtbank, huisbezoeken en ondersteuning vóór, tijdens en na het proces. De EU-lidstaten en, waar van toepassing, de EU moeten ervoor zorgen dat er ondersteunende diensten worden opgezet die beschikbaar zijn voor alle kinderen die aan gerechtelijke procedures deelnemen. • Hoewel de meeste lidstaten dergelijke diensten bieden, leeft met name onder sociaal werkers de breed gedragen opvatting dat nog veel meer moet worden gedaan. Lidstaten die geen dwingende vereisten voor informatieprocedures hebben, lijken hun ondersteuningsprogramma’s te richten op ernstige gevallen en specifieke soorten misdrijven, zoals mensenhandel of seksueel misbruik, en eerder op slachtoffers dan op getuigen. Voorts krijgen kinderen en hun ouders vaak onvoldoende informatie over de hun ter beschikking staande ondersteunende diensten, zodat ze niet hun voordeel daarmee kunnen doen. Er moeten maatregelen worden genomen om te zorgen dat informatie over deze diensten en hoe daarvan gebruik te maken, kinderen en hun ouders of verzorgers/voogd bereikt. De lidstaten moeten ook de belangrijke rol van ouders bij het informeren en ondersteunen van kinderen onderkennen, door steun te verlenen aan inspanningen die ouders bewuster moeten maken en hun inbreng op dit vlak moeten versterken.
Beschikbaarheid van ondersteunende diensten om kinderen en hun ouders naar behoren te informeren • Ondersteunende diensten, met name voor slachtoffers en getuigen, spelen een belangrijke rol in de informatievoorziening aan kinderen en hun ouders, door kinderen voor te
9
Kindvriendelijke justitie – vooruitzichten en ervaringen van beroepsbeoefenaars
Veelbelovende praktijken
Tussenpersoon bij verhoren en zittingen Tussenpersonen zijn een belangrijke aanvulling op de juridische-ondersteuningsregelingen waarop kinderen in het Verenigd Koninkrijk (Engeland en Wales) een beroep kunnen doen. Een tussenpersoon kan bijstand verlenen bij het plannen en uitvoeren van het politieverhoor, schriftelijk verslag uitbrengen aan de rechtbank over de communicatieve vaardigheden van het kind en advies geven tijdens het horen van het kind als de vraagstelling ongepast is. De kosten en beperkte beschikbaarheid van tussenpersonen verhinderen echter dat zij zich een plaats verwerven tussen de standaardondersteuningsmaatregelen. Hoewel het voor geregistreerde tussenpersonen steeds normaler wordt om ook ondersteuning te bieden aan zeer jonge kinderen of kinderen met een specifieke handicap die de communicatie bemoeilijkt, zijn zij in de regel niet beschikbaar voor jongeren bij wie verder geen specifieke kwetsbare aspecten spelen. Rechters melden echter dat de ervaringen met tussenpersonen voor hen een duidelijke stimulans zijn geweest om te stoppen met ongepaste verhoortechnieken, ook als de tussenpersoon er niet bij is. Zie voor meer informatie Youth Justice and Criminal Evidence Act 1999, www.legislation.gov.uk/ukpga/1999/23/contents
Eén persoon verantwoordelijk voor het voorbereiden, informeren en ondersteunen van een kind voor, tijdens en na gerechtelijke procedures • Zowel op het gebied van straf- als civiel recht zijn de nationale kaders doorgaans te algemeen en geven ze niet aan wie kinderen moet informeren. Mogelijk wordt dit dus aan ouders overgelaten die zelf misschien niet eens goed geïnformeerd zijn, of niet neutraal zijn. En in andere gevallen ontwikkelen beroepsbeoefenaars mogelijk hun eigen, vaak afwijkende methodiek. Om te komen tot een consistente, gestandaardiseerde kindvriendelijke aanpak moeten de lidstaten en, waar van toepassing, de EU ervoor zorgen dat beroepsbeoefenaars heldere regels en richtsnoeren krijgen aangereikt voor het informeren van kinderen. Dit vereist tevens een goede opleiding van alle beroepsbeoefenaars die betrokken zijn bij de informatievoorziening aan kinderen.
10
• Uit onderzoek blijkt dat kinderen onvoldoende informatie krijgen, tenzij er één beroepsbeoefenaar wordt aangewezen als contactpersoon om kinderen te informeren en hen waar nodig voor te bereiden door de hele procedure heen. De lidstaten moeten derhalve overwegen één verantwoordelijke persoon aan te wijzen. Deze persoon moet naar behoren opgeleid zijn en beschikbaar zijn in alle fasen van de procedure, en als tussenpersoon fungeren tussen het kind en ondersteunende en kinderbeschermings diensten, politie, rechters, officieren van justitie en advocaten en ouders. Sociaal werkers worden hiervoor geschikt geacht, daar zij een kind langer ondersteuning kunnen bieden dan rechters en andere juridische beroepsbeoefenaars. Indien er niet één contactpersoon beschikbaar is, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de verschillende actoren met taken en verantwoordelijkheden op informatievlak tot een efficiënte afstemming komen.
Beschikbaarheid van kindvriendelijke informatie • In een aantal landen is kindvriendelijk materiaal ontwikkeld waarin uitleg wordt gegeven over het juridische proces, kinderrechten, de rollen van betrokken partijen, dagvaardingen en juridische kennisgevingen voor kinderen en wat kinderen tijdens de rechtsgang zullen ervaren. In andere landen krijgen kinderen gewoon hetzelfde materiaal als volwassenen, en zelfs dat niet stelselmatig. De lidstaten moeten heldere, gestandaardiseerde regels vaststellen voor de verstrekking van kindvriendelijke informatie aan kinderen die betrokken zijn bij gerechtelijke procedures, om hun gelijke behandeling te waarborgen. Zij moeten zich bedienen van een breed scala van kanalen en formaten, zoals brochures en folders in elektronisch en papierformaat, en zowel schriftelijke als mondeling informatie verstrekken. Reeds ontwikkeld materiaal moet binnen en tussen EU-lidstaten worden gedeeld en gebruikt.
Samenvatting
Veelbelovende praktijk
Kindvriendelijke voorlichtingsbrochures De Scottish Children’s Reporter Administration heeft een aantal folders voor kinderen samengesteld over ‘Children’s Hearing’ (het horen van kinderen) en hun rol daarin. De folders zijn er voor verschillende leeftijdsgroepen: 5-8, 9-12 en 13 en ouder*. De Children’s Reporter stuurt deze folders samen met de ‘redenen voor verwijzing’ naar het kind (of naar de ouders als het kind nog geen 12 is). De sociaal werker baseert de gesprekken met het kind op deze materialen, waarbij hij/zij uitlegt wat er op de hoorzitting zal gebeuren en vragen beantwoordt. Afhankelijk van de leeftijd en capaciteiten van het kind kan de sociaal werker ook denken aan de mogelijkheid van speltherapie. De Scottish Children’s Reporters Administration heeft onderzoek met kinderen gedaan om na te gaan of de manier waarop zij kinderen momenteel bijstaat, werkt, waaruit bleek dat kinderen niet genoeg informatie krijgen. De dienst heeft een project opgezet ter herziening van haar materialen, met de inbreng van kinderen die ervaring hebben met dit systeem**. *
Schotse folders: www.scotland.gov.uk
Getting It Right For Every Child – Children and young people’s experiences of advocacy support and participation in the Children’s Hearings System: Big Words and Big Tables: http://www.gov.scot/Publications/2006/04/27142650/0 **
Recht op bescherming en privacy Internationale normen verlenen ondubbelzinnig prioriteit aan de bescherming van kinderen die betrokken zijn bij gerechtelijke procedures, terwijl tegelijkertijd hun participatie wordt aangemoedigd. Een beschermende en veilige omgeving is noodzakelijk voor kinderen om volledig en effectief te kunnen deelnemen en mogelijke verdere trauma’s te voorkomen. Maatregelen ter bescherming van kinderen bestaan op veel verschillende niveaus tijdens de procedure, en de uitvoering ervan moet worden gezien als een belangrijke manier om een kindvriendelijke justitie te bewerkstelligen. Ze zijn relevant ter waarborging van het recht van het kind om op niet-discriminerende wijze en met inachtneming van de belangen van het kind te worden gehoord en geïnformeerd; hieronder vallen ook maatregelen ter bescherming van zijn/haar privacy. In de regel maakt het bestaan van consistente en systematische kindvriendelijke
praktijken waarbij heldere regels en richtsnoeren worden gevolgd, de kans groter dat een kind zich beschermd en veilig weet. Toch voeren beroepsbeoefenaars aan dat op sommige terreinen flexibiliteit geboden is om de aanpak waar nodig te kunnen afstemmen op het individuele geval.
“Uiteraard kun je er niet 100 % zeker van zijn dat informatie altijd zekerheid schept, integendeel, informatie kan zelfs meer onrust veroorzaken. In zekere zin moeten we daar niet te veel als volwassenen over denken, dat kinderen beschermd moeten worden. Natuurlijk moet je ook daarover nadenken, dat de functie van bescherming van het kind belangrijker is dan de functie die het kind heeft als onderdeel van de zaak. [...] Maar dan nog, er schuilt niets verkeerds in als je het alleen hebt over de zaak en over hoe de dingen gaan lopen.” (Finland, voogd (overige deskundige)) Uit de praktijkbevindingen van het FRA en de gegevensverzameling van de Europese Commissie blijkt dat de overgrote meerderheid van de bij de studie betrokken lidstaten aanzienlijke inspanningen heeft geleverd om kinderen die deelnemen aan strafprocedures, voor schade te behoeden en hun privacy te beschermen. Zowel qua opzet als vanuit procedureel oogpunt lijkt de meeste vooruitgang te zijn geboekt met de rechten van kinderen op bescherming en privacy. Het recht van kinderen op privacy is ook in diverse vormen geregeld in het civiel recht. Er moeten preventieve maatregelen worden getroffen om kinderen te behoeden voor funeste zaken als vergeldingsmaatregelen, intimidatie en secundaire victimisatie. Deze maatregelen zijn met name van belang wanneer het kind slachtoffer is van huiselijk geweld of misbruik door naaste verzorgers. De privacy van een kind loopt ook ernstig gevaar als hij of zij in aanraking komt met justitie, vooral wanneer de zaak de aandacht van de media heeft. Tegen deze achtergrond worden in de richtsnoeren van de Raad van Europa een aantal waarborgen genoemd die ervoor moeten zorgen dat de privacy van kinderen volledige bescherming geniet. Zo mag persoonlijke informatie over kinderen en hun families, waaronder namen, afbeeldingen en adressen, niet worden bekendgemaakt door de media. Het gebruik van videocamera’s moet worden gestimuleerd als een kind wordt ondervraagd of een verklaring aflegt. In deze gevallen zouden er geen anderen aanwezig mogen zijn dan de directe betrokkenen, en alle door het kind verstrekte informatie moet vertrouwelijk blijven indien het risico bestaat dat het kind schade wordt berokkend. Voorts mogen de toegang tot en de overdracht van persoonsgegevens alleen plaatsvinden wanneer zulks absoluut noodzakelijk is, waarbij dat wat de belangen van het kind het best dient, als uitgangspunt geldt.
11
Kindvriendelijke justitie – vooruitzichten en ervaringen van beroepsbeoefenaars
Systemen voor de bescherming van kinderen • De lidstaten moeten ervoor zorgen dat kinderen die betrokken zijn bij gerechtelijke procedures, worden behandeld als personen die bijzondere bescherming behoeven op basis van hun leeftijd, rijpheid, bevattingsvermogen en eventuele communicatieve problemen waarmee zij kampen. Kinderbeschermingssystemen moeten gebaseerd zijn op een geïntegreerde en doelgerichte aanpak waarbij de aandacht niet alleen uitgaat naar de bijzondere behoeften van kinderen in het algemeen, maar ook naar andere aspecten die een bepaalde kwetsbaarheid inhouden, zoals slachtoffer of getuige zijn van seksueel misbruik of huiselijk geweld, of kinderen met een handicap of de status van migrant. Dit zou onder meer vertaald moeten worden in het versterken van een systeem van beroepsbeoefenaars die zich bezighouden met kindgerelateerde zaken, met deskundigheid op het vlak van kinderbescherming en kinderveiligheid en het vermogen om specifieke beschermingsbehoeften in kaart te brengen. De EU-beleidsplanning ter zake moet een leidraad aanreiken voor effectieve, gecoördineerde systemen voor de bescherming van kinderen.
Veelbelovende praktijk
Onlinebescherming van de identiteit van kinderen In Estland worden in openbare gerechtelijke stukken (waaronder die op de website van de rechtbank) geen gegevens gepubliceerd waaruit de identiteit van een kind kan worden afgeleid; slechts de initialen van het kind worden vermeld. De Franse persvrijheidswetgeving gebiedt eveneens bescherming tegen de bekendmaking van de namen van kindslachtoffers. Bron: Loi du 29 juillet 1881 sur la liberté de la presse (1881) (wet van 29 juli 1881 inzake de persvrijheid), artikel 39 bis
Procedurele waarborgen met het oog op de bescherming van het kind • De nationale wettelijke kaders voorzien in een verscheidenheid aan beschermingsmaatregelen voor rechtszittingen die als fundamenteel voor de verwezenlijking van kindvriendelijke justitie moeten worden beschouwd. In de praktijk blijven deze maatregelen echter vaak onderbenut en wordt het doorgaans aan de rechter overgelaten of ze überhaupt toepassing vinden. Sommige van deze maatregelen kunnen ook
12
beperkt worden door de leeftijd van het kind of diens rol in de procedure, doordat ze bijvoorbeeld wel gelden voor het kind als slachtoffer, maar niet voor het kind als getuige. De lidstaten moeten procedurele waarborgen vaststellen en toezien op de toepassing ervan om te zorgen dat alle kinderen die betrokken zijn bij gerechtelijke procedures beschermd worden tegen schade, mogelijke verdere trauma’s en identificatie voor, tijdens en na een procedure. • Dergelijke beschermende maatregelen omvatten video-opnamen, waarvan het gebruik standaardpraktijk zou moeten zijn in strafprocedures en facultatief in civiele procedures. De setting moet ook worden aangepast om het aantal ondervragingen te beperken, de aanwezigheid van beroepsbeoefenaars te reguleren en toegang te bieden tot ondersteunende diensten en personen die het kind reguliere ondersteuning bieden gedurende en na de procedure. • Politiebureaus, gerechtsgebouwen en andere locaties waar kinderen worden ondervraagd, moeten zijn uitgerust met werkende opnamefaciliteiten en beroepsbeoefenaars moeten worden getraind in het gebruik ervan. Personele en financiële middelen moeten naar behoren worden toegewezen. • Identiteitsbeschermende maatregelen moeten de privacy van kinderen die betrokken zijn bij gerechtelijke procedures beschermen, en wel zo dat opnamen veilig worden bewaard met inachtneming van de gegevensbeschermingswetgeving. • De lidstaten moeten niet alleen maatregelen vaststellen om contact met de gedaagde tijdens zittingen te voorkomen (zoals live videoverbindingen, schermen tussen het kind en de gedaagde, of de gedaagde uit de rechtszaal verwijderen tijdens een getuigenis van het kind), maar ook voor en na zittingen. De lidstaten en, waar van toepassing, de EU moeten zorgen voor een kindvriendelijke omgeving in alle fasen van de procedure en ervoor zorgen dat alle gerechtsgebouwen en politiebureaus beschikken over geschikte, kindvriendelijke wachtruimten en afzonderlijke ingangen. Die moeten stelselmatig worden gebruikt om te zorgen dat het kind de vermeende dader of een gezins- of familielid dat met hem/haar in conflict is, niet kan tegenkomen, en om het kind te behoeden voor een vijandige omgeving in afwachting van het verhoor.
Samenvatting
Veelbelovende praktijk
Contact tussen kind en gedaagde voorkomen Het Centrum voor slachtofferhulp van Tartu (Tartumaa Ohvriabikeskus) in Estland heeft aan de achterkant een aparte ingang voor kinderen met speciale trauma’s. Sommige rechtszalen in Finland hebben eveneens aparte ingangen; afzonderlijke ingangen en wachtruimten zijn hooggewaardeerde aspecten van de rechtbanken in het Verenigd Koninkrijk.
Estland. Aparte ingangen aan de achterkant van het Centrum voor slachtofferhulp van Tartu.
Recht op non-discriminatie In de richtsnoeren van de Raad van Europa worden non-discriminatie, de belangen van het kind, waardigheid en de rechtsstaat genoemd als fundamentele beginselen van kindvriendelijke justitie. De geïnterviewde beroepsbeoefenaars verklaarden dat non-discriminatie van bijzonder belang is voor kinderen met een handicap of met een andere nationale of etnische achtergrond. Ondanks de bestaande wettelijke bepalingen inzake gelijke behandeling wezen de respondenten op problemen met betrekking tot kinderen in kwetsbare situaties, waarvan de aard per land varieerde. In sommige landen richtten respondenten de schijnwerpers op de behandeling van Romakinderen, in andere op de slachtoffers van mensenhandel. In alle gevallen onderstreepten zij de noodzaak van afstemming op de specifieke behoeften van het kind en maakten zij hun zorgen kenbaar over het gebrek aan deskundigheid bij personen die in hun werk te maken hebben met kinderen en over de toegankelijkheid van de omgeving.
“[…] Er zit geen lijn in de manier waarop men zich binnen het systeem over deze kinderen [met een handicap] ontfermt, iedereen schuift het probleem naar anderen door. […] Zodra we worden geconfronteerd met een kind met problemen waarvoor een inbreng van meerdere partijen vanuit meerdere invalshoeken vereist is – sociaal, medisch, educatief en juridisch – zien we meteen de feilen van het systeem, dat qua opzet niet op deze kinderen is berekend.” (Frankrijk, openbaar aanklager) Kinderen moeten in gerechtelijke procedures gelijk worden behandeld ongeacht geslacht, ras, huidskleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of geloof, politieke of andere overtuiging, het behoren tot een nationale minderheid, welstand, geboorte, handicap, leeftijd, seksuele geaardheid, genderidentiteit of genderuiting. De lidstaten moeten bijzondere aandacht schenken aan kinderen in bijzonder kwetsbare situaties, zoals kinderen die in extreme armoede leven of van gezin/familie gescheiden kinderen die migrant zijn.
Zorgen dat alle bij gerechtelijke procedures betrokken kinderen gelijk worden behandeld • De lidstaten en, waar van toepassing, de EU moeten ervoor zorgen dat kinderen een gelijke behandeling ten deel valt in alle relevante procedurele waarborgen en alle diensten die aan kinderen worden verleend voor, tijdens en na hun betrokkenheid bij gerechtelijke procedures. Gegevens over de toegang van kinderen tot justitie moeten beschikbaar zijn voor alle kinderen, uitgesplitst naar groep (bijvoorbeeld kinderen in bijzonder kwetsbare situaties), om een doelgerichte aanpak te bewerkstelligen en toe te zien op de toegankelijkheid van justitie. • Respondenten toonden zich bezorgd over het gebrek aan deskundigheid op het vlak van diversiteit, wat belemmeringen kan opwerpen voor de toegankelijkheid van diensten. Alle beroepsbeoefenaars moeten bewust worden gemaakt van de verschillende kwetsbaarheden die kinderen kunnen hebben en ofwel zaken overdragen aan deskundigen, ofwel met hen samenwerken hierin. Als onderdeel van pakketten beschermings- en veiligheidsmaatregelen moeten er richtsnoeren en protocols komen die beroepsbeoefenaars door dergelijke procedures heen leiden. • Britse respondenten stonden positief tegenover het initiatief van het Verenigd Koninkrijk om het bestaande kindvriendelijke materiaal in meerdere talen te vertalen. Zij wezen ook op andere positieve praktijken, zoals het door vrouwelijke
13
Kindvriendelijke justitie – vooruitzichten en ervaringen van beroepsbeoefenaars
politiefunctionarissen ondervragen van meisjes die slachtoffer zijn geworden van seksueel misbruik, en de richtsnoeren in het Verenigd Koninkrijk voor openbaar aanklagers over hoe personen met een verstandelijke handicap te ondervragen. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat in specifieke richtsnoeren en bepalingen wordt geregeld en aangegeven hoe ondersteuning moet worden geboden aan kinderen die betrokken zijn bij gerechtelijke procedures, onder meer door de verstrekking van toereikende informatie in een taal en vorm die voor kinderen begrijpelijk is, waarbij voorzien wordt in vertolkings- en vertaalbehoeften en rekening wordt gehouden met belemmeringen vanwege lichamelijke of andere gebreken. • De lidstaten moeten bijzondere aandacht schenken aan het vergemakkelijken van de toegang tot justitie en het verzorgen van de noodzakelijke rechtsbijstand, wettelijke vertegenwoordiging en ondersteuning ten behoeve van kinderen in bijzonder kwetsbare situaties.
ACTIVITEIT VAN HET FRA
Bijzondere aandacht voor vijandigheid tegen kinderen met een handicap Gerichte vijandigheid tegen kinderen met een handicap vormt een terrein dat in alle EU-lidstaten enorme gegevenshiaten vertoont. Het FRA heeft een innovatief project ter hand genomen om de onderrapportage betreffende misbruik van, gebrek aan ondersteuning voor en laag bewustzijn van hun rechten onder kinderen met een handicap aan te pakken en praktijken om iets aan deze problematiek te doen, in kaart te brengen. In de gehele EU beschikbare brede en vergelijkende informatie over wetgeving, beleid en diensten zal de EU-instellingen, de EU-lidstaten en het maatschappelijk middenveld helpen die vijandigheid effectief te lijf te gaan. Het verslag zal in 2015 beschikbaar zijn. Zie voor meer informatie: http://fra.europa.eu/en/project/2012/ children-disabilities-targeted-violence-and-hostility
Het beginsel van de belangen van het kind In de richtsnoeren van de Raad van Europa worden de belangen van het kind genoemd als een van de vier fundamentele beginselen van kindvriendelijke justitie.
14
Hoewel het concept van de belangen van het kind is ingebed in het normatieve kader van de meeste EU-lidstaten die bij de studie betrokken waren, werd dit concept door de meeste respondenten als iets complex en vaags gezien dat voor meerdere uitleg vatbaar is, waarbij zij bovendien aangaven dat de instrumenten voor het identificeren en beoordelen van die belangen en het rapporteren over hoe die mogelijk zijn gerealiseerd, ontbreken. Zij hadden kritiek op het ontbreken van een concrete definitie, wat volgens hen kan leiden tot manipulatie, subjectiviteit en tot besluitvorming die in werkelijkheid geen bescherming biedt aan de rechten van kinderen.
“‘Belangen van het kind’: in welke zin? In het strafrecht staat de waarheid voorop, de objectieve waarheid. Voor het kind betekent dit dat als hij/zij slachtoffer is van een misdrijf, de dader moet worden gestraft.” (Bulgarije, rechter) Het Comité voor de rechten van het kind 1 wijst erop “that an adult’s judgment of a child’s best interests cannot override the obligation to respect all the child’s rights under the Convention. It recalls that there is no hierarchy of rights in the Convention; all the rights provided for therein are in the ‘child’s best interests’ and no right could be compromised by a negative interpretation of the child’s best interests.” (Het oordeel van een volwassene over de belangen van een kind kan er nooit toe leiden dat niet wordt voldaan aan de verplichting om alle uit het Verdrag voortvloeiende kinderrechten te eerbiedigen. Het comité brengt in herinnering dat het Verdrag geen hiërarchie van rechten kent; alle in het Verdrag vervatte rechten zijn erop gericht de belangen van het kind zo goed mogelijk te behartigen en aan geen van deze rechten kan afbreuk worden gedaan door een negatieve uitleg van het begrip ‘belangen van het kind’) Om het begrip en de toepassing van dit beginsel te vergemakkelijken noemt het Comité zeven elementen die in aanmerking moeten worden genomen bij de beoordeling van wat de belangen van het kind het best dient: het recht van kinderen om hun mening te geven bij elk besluit dat hen betreft; de identiteit van het kind; de instandhouding van de gezinsomgeving en relaties; zorg voor en bescherming en veiligheid van het kind; situatie van kwetsbaarheid; recht op gezondheid; recht op onderwijs.
1 Comité voor de rechten van het kind (2013), algemene opmerking nr. 14 over het recht van het kind om zijn of haar belangen te doen gelden als de eerste overweging (art. 3, lid 1), CRC/C/GC/14.
Samenvatting
Toepassing van het beginsel van de belangen van het kind
in leeftijd en persoonlijke omstandigheden in aanmerking worden genomen.
• De belangen van het kind zo goed mogelijk behartigen gaat over het verwezenlijken van rechten van kinderen. Zoals het Comité voor de rechten van het kind heeft uiteengezet, moeten de belangen van het kind en het optimaal behartigen daarvan worden gezien als een recht, een beginsel en een procedurele regel. Hiervoor zijn – tot dusver ontbrekende – heldere wettelijke criteria nodig om elke mogelijk negatieve interpretatie te voorkomen.
“Een heleboel dingen [...] waarbij ik het gevoel had dat ik die, voorheen, puur op intuïtie goed deed misschien, maar het is uiteraard goed om eens te horen hoe je die dingen vanuit psychologisch oogpunt goed doet, zodat je fouten daarna recht kunt zetten, en om erop te letten dat je ook een beetje met die richtsnoeren in de pas blijft lopen. Ik zou willen dat er veel meer trainingen waren, omdat er nu helemaal geen zijn op het vlak van gerechtelijke opleiding.” (Duitsland, familierechter)
• Beroepsbeoefenaars noemen ook het ontbreken van instrumenten voor het identificeren en beoordelen van de belangen van het kind en het rapporteren over hoe die mogelijk zijn gerealiseerd. Wettelijke bepalingen moeten er daarom ook in voorzien dat besluiten onder meer bestaan in een “explanation that shows how the right has been respected in the decision, that is, what has been considered to be in the child’s best interests; what criteria it is based on; and how the child’s interests have been weighed against other considerations” (toelichting waaruit blijkt hoe het recht in het besluit is geëerbiedigd, d.w.z. wat beschouwd is als zijnde in het belang van het kind, op welke criteria het is gebaseerd; en hoe de belangen van het kind zijn afgewogen tegen andere overwegingen) 2.
Opleiding van beroepsbeoefenaars In de richtsnoeren van de Raad van Europa uit 2010 3 wordt duidelijk gesteld dat, wil de participatie van kinderen effectief zijn, kinderen in contact moeten staan met gespecialiseerde en goed opgeleide beroepsbeoefenaars die hen moeten informeren, horen en beschermen. Dit is echter zeker niet per definitie het geval. Dat beroepsbeoefenaars die met kinderen werken opleiding moeten krijgen, wordt eens te meer duidelijk uit het feit dat de ondervraagde beroepsbeoefenaars nauwelijks op de hoogte zijn van de richtsnoeren van de Raad van Europa voor kindvriendelijke justitie. Beroepsbeoefenaars moeten dan ook goed worden opgeleid in de rechten en behoeften van kinderen, in communicatiemethoden en in kindvriendelijke procedures, waarbij verschillen
Van de ondervraagde beroepsbeoefenaars heeft circa twee derde deelgenomen aan opleidingsprogramma’s (sociaal werkers vaker dan juridische beroepsbeoefenaars). Hoewel wettelijke voorschriften in een aantal landen bepalen dat opleiding verplicht is, wordt die doorgaans op basis van vrijwilligheid aangeboden en gevolgd. Hoewel er een aantal succesvolle opleidingsprogramma’s bestaan, vertoont de beschikbaarheid daarvan ernstige leemten in sommige lidstaten. Tal van beroepsbeoefenaars deden suggesties voor verbetering, zoals meer opleiding in communicatie met kinderen voor rechters en meer opleiding in rechtsstelsels voor sociaal werkers. Voorts gaven beroepsbeoefenaars aan dat het welslagen van methoden op het gebied van kindgerichte justitie afhangt van een aantal factoren, waaronder persoonlijkheid, ouderschap en samenwerking.
“We mogen niet toestaan dat een zaak fout afloopt als gevolg van incompetentie en gebrek aan ervaring bij onderzoekers, aanklagers, bij opsporing/ onderzoek betrokken politiemensen en/of rechters of rechtshandhavingsinstellingen in het algemeen, als die zaak tot een goed einde gebracht had kunnen worden door een ervaren beroepsbeoefenaar. Op een bepaald punt raken mensen teleurgesteld in justitie. Waar ligt het probleem? Het probleem is het ontbreken van opleiding van deze functionarissen, van ons, van de staat. Dit ligt wel degelijk in ons vermogen, en valt onder onze bevoegdheid.” (Bulgarije, rechter) Velen constateren een gebrek aan specialisatie en toereikende opleiding als het gaat om het werken met kinderen, een gebrek dat speelt op alle beroepsmatige terreinen op het vlak van justitie met betrekking tot kinderen. Respondenten geloven dat juridische beroepsbeoefenaars baat hebben bij opleiding in interactie met kinderen, terwijl sociaal werkers op hun beurt baat zouden hebben bij opleiding in wetgeving met betrekking tot kinderen.
2 Ibid. 3 Raad van Europa (2010), Richtsnoeren van het Comité van ministers van de Raad van Europa voor kindvriendelijke justitie, hoofdstuk IV, A, 4, 5.
15
Kindvriendelijke justitie – vooruitzichten en ervaringen van beroepsbeoefenaars
Algemene en praktijkopleiding voor alle beroepsbeoefenaars die in hun werk te maken hebben met kinderen • De EU-lidstaten en nationale en Europese beroepsverenigingen moeten ervoor zorgen dat beroepsbeoefenaars die te maken hebben met kinderen, verplicht geschikte opleiding krijgen in kinderrechten, communicatie met kinderen en wetgeving met betrekking tot kinderen. Het gaat hierbij niet alleen om rechters en aanklagers, maar ook om personen in de eerste lijn, zoals politiefunctionarissen en gerechtelijke medewerkers. • Opleidingen moeten op nationaal niveau worden georganiseerd met geharmoniseerde curricula, om beroepsbeoefenaars qua onderricht gelijke kansen te bieden en te voorkomen dat kinderen ongelijk worden behandeld, namelijk afhankelijk van waar zij wonen. De uitwisseling van veelbelovende praktijken binnen en tussen lidstaten en de ontwikkeling van EU-opleidingsmodules moeten worden aangemoedigd. • Opleidingen moeten ook worden aangevuld via supervisie en multidisciplinaire uitwisseling van praktijken onder beroepsbeoefenaars.
Veelbelovende praktijk
Opleiding van politiefunctionarissen in verhoor van kinderen Finland biedt een interdisciplinair verhooropleidingsprogramma van één jaar voor politiemensen en werkers in de gezondheidszorg die verhoren bij kinderen afnemen. Het nationale politie-instituut en het centrum voor forensische psychiatrie organiseren de opleiding. De meeste politiemensen en psychologen die betrokken zijn bij strafprocedures hebben de cursus gevolgd en waren het er over eens dat die heeft bijgedragen tot kindvriendelijkheid in de fase van de eerste, voorbereidende verhoren. In Kroatië moeten politiemensen deelnemen aan een door het ministerie van binnenlandse zaken georganiseerd opleidingsprogramma van drie maanden. Na de afronding ervan ontvangen ze een getuigschrift en zijn ze bevoegd om politierapporten te ondertekenen in zaken waarbij kinderen betrokken zijn.
16
Multidisciplinaire samenwerking In internationale normen zoals de richtsnoeren van de Raad van Europa wordt opgeroepen tot intensievere samenwerking van beroepsbeoefenaars van meerdere disciplines om procedures en besluitvorming te vergemakkelijken.
“Je staat weliswaar tegenover elkaar, maar tegelijkertijd komt het ook aan op samenwerking en ik ken in mijn omgeving geen jurist die niet in dat soort kaders werkt. Het gaat om samenwerking.” (Verenigd Koninkrijk, sociaal werker) Multi- en interdisciplinaire samenwerking kan velerlei vormen aannemen. Dit begrip kan verwijzen naar algemene vormen van samenwerking die onderdeel zijn van een fundamentele benadering van procedures of betrekking hebben op specifieke gevallen. Deze samenwerking kan langs tal van lijnen bestaan: binnen een beroepsgroep of tussen verschillende beroepen (zoals teamwork tussen sociaal werkers en juridische beroepsbeoefenaars), binnen of tussen verschillende terreinen van justitie (bijvoorbeeld betere afstemming tussen civiele en strafprocedures) of een combinatie van beide (bijvoorbeeld rechters en sociaal werkers die goede praktijken uitwisselen of werken aan zaken met kinderen die zowel bij straf- als bij civiele procedures betrokken zijn). Diverse landen hebben formele regelingen of protocols ingesteld om de samenwerking tussen verschillende beroepsbeoefenaars te stimuleren. Multidisciplinaire samenwerking vindt echter grotendeels op informele basis plaats, gericht op persoonlijke netwerken en connecties. Respondenten noemden voorbeelden van successen en mislukkingen binnen formele én informele systemen van samenwerking, en het is onduidelijk of het ene systeem de voorkeur verdient boven het andere. Hoewel er dus ook voorbeelden van successen zijn, zijn dergelijke systemen grotendeels absent in en tussen de EU-lidstaten.
“We werken in onze eigen hokjes. Multidisciplinair werken is gecompliceerd en gaat zeker niet van nature. Hoe meer multidisciplinaire training we krijgen, hoe beter we in staat zullen zijn om ook zo te werken.” (Frankrijk, ngo) Volgens de respondenten is het cruciaal dat de diverse betrokken beroepsbeoefenaars met het oog op een kindvriendelijke justitie tot afstemming en samenwerking komen gedurende de hele procedure door het aantal verhoren/zittingen te verminderen, procedures te verkorten, consistente informatie aan kinderen te geven en waarborgen
Samenvatting
te bieden voor de wijze waarop kinderen worden verhoord. Daardoor zullen kinderen beter voorbereid, geïnformeerd en beschermd zijn en zullen ze beter worden ondersteund.
Samenwerking gericht op de beste praktijken en resultaten • D e EU-lidstaten en nationale en Europese beroepsverenigingen moeten institutionele samenwerking en een multidisciplinaire aanpak bevorderen, onder meer door de financiële
middelen te verschaffen voor de desbetreffende opleidingen. • V olgens de respondenten ontbreekt het aan de beroepsmatige-afstemmingsmechanismen die nodig zijn ter bevordering van een multidisciplinaire aanpak: praktijken zijn niet geharmoniseerd en procedures lopen vertraging op. De EU-lidstaten en, waar van toepassing, de EU moeten zorgen voor die mechanismen. Onder beroepsbeoefenaars moeten ook standaardwerkwijzen worden bevorderd met het oog op betere samenwerking.
Veelbelovende praktijken
Coördinatie van strafrechtelijk en civielrechtelijk onderzoek Het model van München (Münchner Modell) in Duitsland omvat richtsnoeren voor de coördinatie van strafrechtelijk en civielrechtelijk onderzoek om stapeling van verhoren van kinderen te voorkomen, met name in zaken van huiselijk geweld en seksueel misbruik. Binnen dit model worden video-opnamen van verhoren van kinderen gemaakt, welke opnamen vervolgens worden doorgegeven aan de diensten die met de kinderen werken en gedeeld met de onderzoekers. Door nauwe samenwerking en het onmiddellijk verstrekken van informatie aan alle partijen in de procedure (advocaten, kinderbeschermingsdiensten, deskundigen, juridisch adviseurs voor het kind) wil het ouders helpen bij het vinden van een oplossing voor voogdij- of omgangsregelingskwesties.
Oprichting van speciale multidisciplinaire units voor kindslachtoffers Frankrijk heeft in het hele land zo’n 50 speciale, multidisciplinaire medisch-juridische units (Unités d’Accueil Médico-Judiciaires) in ziekenhuizen opgericht om ondersteuning te verlenen in strafprocedures. Deze units brengen in veel gevallen gezinnen en kinderen in contact met slachtofferhulp-ngo’s ter plekke meteen na de onderzoeken. Ze brengen ook het materiaal van de verhoren van kinderen en van medische en psychologische onderzoeken samen. Deze gecentraliseerde programma’s zorgen ervoor dat verhoren en onderzoeken in een kindvriendelijke setting plaatsvinden. Bovendien stroomlijnen ze het proces, zodat onnodige vertraging en stapeling van onderzoeken worden voorkomen.
17
EQUALITY FRA Child-friendly justice – Perspectives and experiences of professionals
Child-friendly justice Perspectives and experiences of professionals on children’s participation in civil and criminal judicial proceedings in 10 EU Member States
Jaarlijks nemen duizenden kinderen deel aan civiele en strafprocedures als gevolg van echtscheiding of als slachtoffers of getuigen van criminaliteit. Zulke procedures kunnen voor iedereen veel stress met zich meebrengen. Het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA) heeft onderzocht of de rechten van kinderen in deze procedures worden geëerbiedigd. Uit de praktijkbevindingen van het FRA, gebaseerd op gesprekken met beroepsbeoefenaars en kinderen, blijkt dat er nog een lange weg te gaan is om justitie in de hele Europese Unie (EU) kindvriendelijker te maken. Hoewel alle EU-lidstaten zich ertoe verbonden hebben de belangen van kinderen voorop te stellen bij alle handelingen die hen betreffen, worden hun recht om te worden gehoord, hun recht om te worden geïnformeerd, hun recht op bescherming en hun recht op non-discriminatie in de praktijk niet altijd verwezenlijkt. Daarom bevordert de EU de Richtsnoeren van de Raad van Europa voor kindvriendelijke justitie uit 2010. Doel hiervan is de lidstaten te ondersteunen bij de verbetering van de bescherming van kinderen in hun rechtsstelsels en meer inhoud en betekenis te geven aan hun participatie, waardoor het functioneren van justitie zal verbeteren.
Meer informatie: In de volgende FRA-publicaties is meer informatie te vinden over de rechten van het kind. • Mapping child protection systems in the EU (2014), http://fra.europa.eu/en/publications-and-resources/data-and-maps/comparative-data/child-protection. • Guardianship for children deprived of parental care (2014), Handboek, http://fra.europa.eu/en/publication/2014/guardianship-children-deprived-parental-care-handbook-reinforce-guardianship. • Fundamental rights: challenges and achievements in 2013 (2014), Jaarverslag, http://fra.europa.eu/en/publication/2014/fundamental-rights-challenges-and-achievements-2013. • Fundamental Rights Conference 2010: ensuring justice and protection for all children (2011), Conferentiepaper, http://fra.europa.eu/en/publication/2011/fundamental-rights-conference-2010-ensuring-justice-and-protection-all-children. • Developing indicators for the protection, respect and promotion of the rights of the child in European Union (2010), http://fra.europa.eu/en/publication/2012/developing-indicators-protection-respect-and-promotion-rights-child-european-union. Zie voor een overzicht van de activiteiten van het FRA betreffende de rechten van het kind: http://fra.europa.eu/en/theme/ rights-child.
Schwarzenbergplatz 11 – 1040 Wenen – Oostenrijk Tel: +43 158030-0 – Fax: +43 158030-699 fra.europa.eu –
[email protected] facebook.com/fundamentalrights linkedin.com/company/eu‑fundamental‑rights‑agency twitter.com/EURightsAgency
Print: ISBN 978-92-9239-770-8, doi:10.2811/56126 PDF: ISBN 978-92-9239-800-2, doi:10.2811/19449
TK-06-14-133-NL-C (print); TK-06-14-133-NL-N (PDF)
FRA – BUREAU VAN DE EUROPESE UNIE VOOR DE GRONDRECHTEN
© Bureau van de Europese Unie voor de Grondrechten, 2015 Illustraties: © FRA