jaargang 13 / nr 44 / juni 2004
In dit nummer o.a: // De Spaanse gemeenschap manifesteert zich / pag. 4 // Zit crimineel gedrag in de genen? / pag. 6
Richtlijn 77/486 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 juli 1977 over het onderwijs aan de kinderen van migrerende werknemers stelt dat het ‘…van belang is dat de ontvangende lidstaten, in samenwerking met de lidstaten van oorsprong, passende maatregelen nemen om het onderwijs in de moedertaal en in de cultuur van het land van oorsprong van deze kinderen te bevorderen, …’.
Kinderen van EU-burgers hebben recht op onderwijs in eigen taal en cultuur… Lize sprak met de ambassadeurs in Nederland van Spanje, Portugal en Griekenland Overeenkomstig deze richtlijn was het tot en met het schooljaar 2003-2004 bijvoorbeeld voor Spaanse kinderen in Nederland mogelijk om, zolang zij basisonderwijs volgden, Spaanse les te krijgen binnen het door Nederland gefinancierde Onderwijs in Allochtone Levende Talen (OALT). Vervolgens konden zij, zolang zij middelbaar onderwijs volgden, hun kennis van de Spaanse taal en cultuur verdiepen binnen het door de Spaanse overheid gefinancierde ‘Clases de Lengua y Cultura Españolas’. Ook voor Griekse, Portugese en Italiaanse kinderen in Nederland bestaan vergelijkbare structuren. Mooi geregeld dus. Zeker omdat de jarenlange praktijk heeft aangetoond dat deze lessen er toe leiden dat de
De Portugese ambassadeur, de heer João Salgueiro (midden), Lize-bestuurslid mevrouw Teresa Heimans-Ferreira en de heer José Xavier, vertegenwoordiger van de Portugese gemeenschap in Nederland.
1
Lizebulletin / nr 44 / juni 2004
(Vervolg van blz. 1)
... maar wie betaalt de rekening? kinderen inderdaad de taal van het land van oorsprong (beter) leren spreken, lezen en schrijven en dat deelname aan deze lessen hun integratie in de Nederlandse samenleving en hun beheersing van de Nederlandse taal niet in de weg staat. De praktijk laat ook zien dat de beheersing van meerdere talen bijdraagt aan het vinden van een baan in economisch belangrijke sectoren zoals handel of toerisme.
Aparte positie EU-burgers Met het afschaffen van OALT heeft de Nederlandse regering de botte bijl ter hand genomen en geen rekening gehouden met de bijzondere positie en de hieruit voortvloeiende rechten van EU-burgers en hun kinderen. Minister Van der Hoeven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is de afgelopen maanden door onder andere de Griekse, Italiaanse, Portugese en Spaanse ambassadeur diverse keren geattendeerd op de bijzondere positie die het lidmaatschap van de Europese Unie met zich meebrengt. De ambassadeurs worden enerzijds onder druk gezet door boze, bezorgde ouders en hun vertegenwoordigers, anderzijds hebben zij te maken met hun eigen overheid die vindt dat Nederland zo niet de hele rekening dan toch minstens een deel ervan zou moeten betalen. Nederlandse kinderen in Portugal krijgen immers ook Nederlandse les op kosten van de Portugese overheid? Minister Van der Hoeven lijkt zich vooralsnog weinig aan te willen trekken van hun argumenten, noch
De Griekse ambassadeur, de heer Georgios Kaklikis (rechts) en de heer Dimitris Grammatikas, beleidsmedewerker van Lize.
Lizebulletin / nr 44 / juni 2004
2
van het belang dat Europa hecht aan meertaligheid. Zij brengt als belangrijkste argument naar voren dat Nederland geen onderscheid kan maken tussen kinderen van EU-burgers en andere kinderen. Dit is een vreemd argument, want het gemeenschapsrecht schrijft op allerlei terreinen juist voor om onderscheid te maken. Zo mogen EU-burgers bijvoorbeeld werk zoeken in Nederland en hier verblijven zonder dat zij in bezit hoeven te zijn van een verblijfsvergunning, terwijl andere vreemdelingen dat niet mogen. Anderzijds zijn op grond van het EU-recht diezelfde gemeenschapsburgers niet verplicht om in te burgeren, terwijl anderen dat wel zijn.
daar aankloppen? Sommige van deze landen hebben reeds te kennen gegeven dat zij in principe best bereid zijn om ook deze kinderen tot de lessen toe te laten, zoals de Spaanse ambassadeur, de heer Carlos de Benavides, en zijn Griekse collega de heer Georgios Kaklikis, Lize hebben verzekerd. Maar in het kader van de Europese Unie vinden ook zij dat deze lessen niet enkel en alleen de verantwoordelijkheid zijn van hun overheid. Hoe redelijk is het dat zij niet alleen de leerkrachten en leermiddelen betalen maar ook de kosten van de klaslokalen waarin de lessen worden gegeven? Met andere woorden, Nederland moet naar hun mening op z’n minst een deel van de rekening betalen.
Gedeelde verantwoordelijkheid Het baart de ouders grote zorgen dat de gevoerde besprekingen nog niet tot enig resultaat hebben geleid. In september is er geen OALT meer. Kunnen hun kinderen straks nog Griekse, Italiaanse, Portugese of Spaanse les krijgen als Nederland niet wil betalen? Griekenland, Italië, Portugal en Spanje hebben al een eigen structuur in Nederland voor lessen in de eigen taal; kunnen de ‘OALT’-kinderen niet gewoon
Artikel 3, Richtlijn 77/486/EEG: De lidstaten nemen, overeenkomstig hun nationale recht en praktijk, in samenwerking met de staten van oorsprong, passende maatregelen om te bevorderen dat, in coördinatie met het normale onderwijs, aan de in artikel 1 bedoelde kinderen onderwijs in de moedertaal en de cultuur van het land van oorsprong wordt verstrekt.
De tijd dringt en gezien het belang van de kinderen waar het om gaat, pleit Lize voor een snelle en praktische oplossing. Een oplossing waarin de verantwoordelijkheid van de verschillende partijen tot uitdrukking komt: de landen van herkomst betalen de leerkrachten en de leermiddelen, Nederland stelt lokalen ter beschikking of betaalt de huur ervan. Andere Europese landen kennen al langer dergelijke constructies die naar tevredenheid van alle partijen werken. Het gaat hier immers om een investering waar alle betrokkenen baat bij hebben. Dit is ook de strekking van de brief die Lize aan minister Van der Hoeven heeft geschreven.
// Lucía Lameiro
De Spaanse ambassadeur, de heer Carlos de Benavides (rechts), voorzitter van Lize de heer Emiliano Ruiz en directeur van Lize, mevrouw Lucía Lameiro García.
Interview met Giovanni Massaro van Mira Media Hoe is je familie hier terechtgekomen? ‘In 1930 kwamen mijn grootouders vanuit Friuli in Noordoost Italië naar Nederland. Vlak voor de hongerwinter zijn ze teruggekeerd naar Italië omdat de familie daar nog een boerderij (en dus eten) had. Mijn in Nederland geboren vader is in Italië opgegroeid. Toen de familie in 1955 weer terugging naar Nederland moest hij de Nederlandse taal opnieuw leren. Na twee jaar kreeg hij, tot groot verdriet van mijn oma, kennis aan een Nederlands meisje. Mijn oma heeft alles gedaan om mijn vader met een keurig Italiaans meisje te laten trouwen, echter, zonder succes. Mijn vader en moeder trouwden en bleven tot hun dood getrouwd. Oma heeft zich daarmee verzoend.’ Je bent in Amsterdam geboren. Wat herinner je je nog van die tijd? ‘Ik ben in 1957 in Amsterdam geboren. Mijn ouders hadden inmiddels een Italiaanse ijssalon in Amsterdam Oost gekocht. Ook op andere manieren zat er een Italiaans kantje aan mijn opgroeien: op zaterdag naar Italiaanse les in het Italiaans centrum, op zondag naar de Italiaanse mis op de Mauritskade en in de zomer met de grootouders naar Maniago in Italië. Ik vond dat NIET leuk. De lessen waren saai, de kerk nog saaier en de vele familiebezoekjes in Maniago een bezoeking. Tot mijn zestiende was Italië voor mij eerder een last dan een lust.’ Wanneer kwam de kentering? ‘Ik ben Italië pas echt gaan waarderen toen ik Italiaans en literatuurwetenschap ben gaan studeren. Afgestudeerd in een economische recessie was ik enkele jaren werkeloos, tot het arbeidsbureau me een opleiding tot videoprogrammamaker aanbood. Ik heb twee jaar lang bij Migrantentelevisie in Amsterdam Italiaanse programma’s gemaakt, tot ik een baan kon krijgen als leider van een project om bibliotheken te interculturaliseren. Via die baan ben ik bij het Nederlands Centrum Buitenlanders gaan werken als voorlichter. Toen na 15 jaar het NCB opging in FORUM werd ik coördinator van projecten op het gebied van inburgering, onderwijs en ouderen. Dat was een paar jaar leuk, maar ik kwam steeds verder af te staan van mijn echte interesse: communicatie met, voor en over migranten.’
Je overstap naar Mira Media was dus een bewuste keuze? ‘Ja, sinds vorig jaar ben ik hoofd informatie en communicatie van Mira Media. Deze organisatie (vroeger de Stichting Allochtonen Omroep geheten) heeft als doel er voor te zorgen dat de media meer aandacht besteden aan migranten door meer en betere multiculturele en doelgroepprogramma’s te maken, door meer migranten in dienst te nemen, maar ook door migranten vaker en uitgebreider aan het woord te laten in het nieuws, talkshows en actualiteitenprogramma’s. Om dat laatste te stimuleren, organiseren we debatten tussen minderhedenorganisaties en journalisten alsook mediatrainingen voor woordvoerders van migrantenorganisaties en allochtone deskundigen. In de training leren ze hoe ze in contact kunnen komen met de media en hoe ze hun boodschap goed voor het voetlicht kunnen krijgen. De training bestaat uit drie dagdelen, waarvan één in een televisiestudio.’ Speelt Italië weer een rol in je werk? ‘In mijn huidige baan speelt Italië zeker weer een rol. We hebben een aantal samenwerkingsprojecten met partners in Italië (maar ook in Griekenland en in Catalonië). Want ook daar proberen migranten en hun organisaties steeds meer toegang tot de media te krijgen. Dat lukt vooral goed met lokale radio. Maar de landelijke media en de geschreven pers hebben nog steeds weinig aandacht voor migranten, tenzij het gaat om criminaliteit en illegaliteit. In april hebben we in Florence ervaringen uitgewisseld met projecten die er op gericht zijn om vooral jongeren meer bewust te maken van de effecten van media op de beeldvorming over minderheden. Interessant was een project voor interculturele media-educatie op een basisschool in Bellaria. In Nederland richten wij ons vooral op middelbare scholen. Misschien zijn we daarmee wel erg laat. In mei gaf Massimo Ghirelli een lezing bij Mira Media over het migrantenarchief dat momenteel wordt opgezet en dat wordt ingezet om de beeldvorming over migranten te verbeteren. Zijn voorbeelden sloegen erg aan bij mensen die betrokken zijn bij de cultureel erfgoedprojecten in Nederland, waarin ook Lize een rol speelt. En in de zomer zal een Mira Mediamedewerker een groep journalisten in Italië vertellen hoe
Wat moet ik met Italië? Mira Media, Mariaplaats 3, 3511 LH Utrecht, t. (030) 230 22 40
Voor meer informatie over de mediatraining: www.miramedia.nl (rubriek media en minderhedenorganisaties; onderwerp ‘perslink’) wij in Nederland proberen de media multicultureler te maken.’ Wat heb je nu op het persoonlijk vlak met Italië? ‘Italië speelt nu op drie manieren een rol in mijn leven: het is een bitterzoet onderdeel van mijn jeugd, een interessant onderdeel van mijn werk, maar vooral een van de beste plekken waar ik mijn hobby’s kan uitoefenen: fietsen en vogels kijken. Het natuurpark van de Dolomiti Friulani met steenarenden, zwarte spechten en zelfs een enkele bruine beer ligt vlak achter Maniago. En de slingerende bergwegen zijn een echte uitdaging voor een fietsfanaat.’ // Boudewijn Sittrop
3
Lizebulletin / nr 44 / juni 2004
De Spaanse gemeenschap in Nederland manifesteert zich Madrid, 11 maart. Een terroristische aanslag op een treinstation in Madrid. Een schok ging door héél Spanje en door de hele wereld. In Nederland kwam de aanslag hard aan bij de vele Spanjaarden die hier wonen en werken. Amsterdam, 14 maart. Massaal hebben de Spanjaarden in Nederland gehoor gegeven aan de oproep van de Landelijke Federatie van Spaanse Verenigingen in Nederland (FAEEH) en de Raad van Spaanse Emigranten (CRE) om te demonstreren tegen deze aanslag en alle vormen van geweld. Het was geen toeval dat op dezelfde dag de verkiezingen in Spanje plaatsvonden. De aanwezigen wilden op die wijze tevens hun steun aan de democratie betuigen. Bij het Spaanse consulaat in Amsterdam werden toespraken gehouden door o.a. Emilia Hernández Pedrero, voorzitter van de FAEEH en pater Theo Beusink van Migrante. Na twee minuten stilte - het was doodstil op het plein voor het consulaat - vertrok de stoet naar het Nationaal Monument op de Dam. Vele Spanjaarden droegen witte handschoenen als teken van afkeer van geweld. In de Nicolaaskerk vond ter afsluiting een Spaanstalige mis plaats ter nagedachtenis aan de slachtoffers. De vele blijken van solidariteit zoals die van minister Verdonk van Vreemdelingenzaken en Integratie namens de Nederlandse regering, en van vele (minderheden)organi-
saties en individuen hebben de Spaanse gemeenschap in Nederland enorm gesterkt.
Spanjaarden voor het Nationaal Monument in Amsterdam.
Que este terrible acto no sirva para acentuar las divisiones, sino para unirnos en un NO unánime a todo tipo de violencia. Laat deze verschrikkelijke daad ons niet verder verdelen, maar een krachtig NEE zijn tegen alle vormen van geweld.
Utrecht, 25 april. De FAEEH houdt haar jaarvergadering in Utrecht. Naast de gebruikelijke bespreking van het jaarverslag, het werkplan en de deelname van de FAEEH aan verschillende Spaanse, Nederlandse en Europese overleggen, was er tijd om elkaar te informeren over de stand van zaken van o.a. de Remigratiewet, de lessen in de eigen taal en cultuur en de gevolgen van de nieuwe bijstandswet. ’s Middags presenteerde Montse Escudé, studente aan de universiteit van Barcelona, de resultaten van haar onderzoek ‘Intergenerationele dialoog’. Onder begeleiding van Fernando Miguel Fernández, bestuurslid van de FAEEH, heeft zij onderzoek gedaan onder twintig Spaanse ouders (eerste generatie) en twintig jongeren (tweede generatie) in Nederland naar hun mening en visie met betrekking tot onderwerpen als identiteit, integratie en discriminatie. Een leerzaam en boeiend onderzoek met opmerkelijke resultaten. Een dergelijk onderzoek verdient het om vertaald te worden en de methode kan ook gebruikt worden voor soortgelijke onderzoeken bij andere (Zuideuropese) gemeenschappen. // Boudewijn Sittrop
Olympische activiteiten in Nederland De Olympische Spelen keren na meer dan 100 jaar terug naar hun geboorteland. Voor de Griekse gemeenschap in Nederland is dat een goede aanleiding om plaatselijk én landelijk activiteiten te organiseren die de Olympische Spelen dichterbij brengen. Niet alleen voor Grieken maar ook voor Nederlanders! De Griekse vereniging Anagennisi Utrecht organiseerde op 15 mei in haar eigen ontmoetingscentrum een open dag met
Lizebulletin / nr 44 / juni 2004
4
een Olympisch tintje. Het ochtenddeel was bedoeld voor de kinderen van de Griekse school, het middagdeel was voor jong en oud. In twee lezingen kwamen allerlei interessante wetenswaardigheden aan bod over de Olympische fakkeltocht en over de geschiedenis van de Olympische Spelen. De lezingen waren in het Grieks en er was een Nederlandse vertaling op papier beschikbaar, zodat alles ook goed te volgen was voor niet-Griekstaligen.
Op 12 juni organiseert de Federatie van Griekse Gemeenschappen in Nederland naar aanleiding van de Spelen een groot cultureel evenement. Van 11.00 uur ’s morgens tot 04.00 uur ’s nachts is er een zeer gevarieerd programma. Culturele activiteiten, exposities van Griekse kunstenaars, lezingen en een beurs van Griekse of met Griekenland gerelateerde bedrijven: het is maar een greep uit het programma. ’s Avonds is er een diner gevolgd door een Grieks feest met bekende muzikanten.
EU-burgers, bijstand en verblijfsrecht ‘Een meer dan aanvullend beroep op de publieke middelen kan gevolgen hebben voor het verblijfsrecht.’ In de Wet Werk en Bijstand is het als volgt geformuleerd: ‘Iedere Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, heeft recht op bijstand van overheidswege.’ (Artikel 11, lid 1, WWB). Ook vreemdelingen die rechtmatig verblijf houden in Nederland en op basis van de Vreemdelingenwet 2000 aan een Nederlander gelijkgesteld worden, kunnen een beroep doen op bijstand. Daaronder vallen dus ook EU/EER onderdanen die over een verblijfsvergunning type EU/EER beschikken. Sinds de invoering van de Koppelingswet werken gemeenten en vreemdelingendiensten nauw samen om te bepalen of iemand rechtmatig in Nederland verblijft en daarmee recht heeft op een uitkering. In de Gemeentelijke Basis Administratie wordt gebruik gemaakt van een lijst codes waarin de verschillende verblijfsrechtelijke situaties zijn genoemd, met daarbij vermeld of er wel of geen recht op bijstand bestaat. In de dagelijkse praktijk gaat er helaas nog wel eens wat mis met de code-
ringen en de conclusies die daaraan verbonden worden, zodat soms ten onrechte een bijstandsuitkering geweigerd wordt.
Als de gemeente een bijstandsuitkering verleent aan iemand met een EU/EER document, dan meldt de gemeente dit aan de vreemdelingendienst. Het is de taak van de vreemdelingendienst om te beoordelen of een beroep op de openbare kas gevolgen heeft voor het verblijfsrecht. Minister Verdonk van Vreemdelingenzaken en Integratie heeft richtlijnen gegeven aan de uitvoerende instanties die de redelijkheid van aanspraak op de publieke middelen moeten toetsen. Hierin staat dat er bij economisch niet actieve EU-burgers moet worden beoordeeld of zij al dan niet een onredelijke last vormen voor de Nederlandse publieke middelen. Simpel gezegd: hoe langer een EU-burger in Nederland is, hoe langer hij aanspraak kan maken op bijstand, zonder dat het gevolgen heeft voor zijn verblijfsrecht. // Dimitris Grammatikas
Gevolgen voor het verblijfsrecht Zoals gezegd verblijft een EU-burger met een verblijfsvergunning type EU/EER rechtmatig in Nederland en kan dus zonodig een beroep doen op de bijstand. Dit beroep op de bijstand kan voor houders van een EU/EER document echter wél gevolgen hebben voor het verblijfsrecht.
Er komen bij Lize veel vragen van EU-burgers binnen over de vooren nadelen van de verschillende verblijfsdocumenten (EU/EER en regulier). Lize werkt samen met FORUM aan een publieksfolder over dit onderwerp.
eerste jaar
tweede jaar
derde jaar
vanaf vierde jaar
Aanvullend beroep op publieke middelen (max. 50% van de toepasselijke bijstandsnorm)
Onredelijke last, verblijfsbeëindiging
Ná 6 maanden onredelijke last, verblijfsbeëindiging
Ná 9 maanden onredelijke last, verblijfsbeëindiging
Ná 12 maanden onredelijke last, verblijfsbeëindiging
Meer dan aanvullend beroep op publieke middelen
Onredelijke last, verblijfsbeëindiging
Ná 3 maanden onredelijke last, verblijfsbeëindiging
Ná 6 maanden onredelijke last, verblijfsbeëindiging
Ná 9 maanden onredelijke last, verblijfsbeëindiging
bron: Tussentijds Bericht Vreemdelingencirculaire 2004/1
Het evenement ment wordt gehouden in i het Rhone Congresngres- en Partycentrum in Amsterdam am (Rhoneweg 12-14, naast station Sloterdijk). erd dijk). A Alle informatie is te vinden v op de speeciale ale le website: webs www.allflex.n ex.nl/ omospond ndia. a.htm // Gonnie Kaptein tein
Allochtone ouderen, inkomen en sociale zekerheid Oud worden in Nederland. Dat is de realiteit voor veel allochtonen. FORUM, Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling en de samenwerkingsverbanden van het Landelijk Overleg Minderheden hebben een factsheet uitgebracht met de titel ‘Allochtone ouderen, inkomen en sociale zekerheid’. De factsheet is te downloaden via de website van Lize en te bestellen via de website van Forum (www.forum.nl) of telefonisch bij Boom Distributiecentrum, 0522 - 23 75 55. De prijs is € 3,50 per stuk (inclusief verzend- en administratiekosten). Bij afname van 10 stuks of een veelvoud hiervan is de prijs € 20.- (per 10).
5
Lizebulletin / nr 44 / juni 2004
Wat bedoelen we eigenlijk als we het hebben over ‘Joegoslaven’? Hebben we het dan over alle personen afkomstig uit Tito’s Joegoslavië, of uit het overgebleven Servië- Montenegro? Of bedoelen we daarmee de Serven, omdat die praktisch nog als enigen bereid zijn zich met Joegoslavië en het Joegoslaaf-zijn te identificeren?
Zit crimineel gedrag in de genen? Beeldvorming en inconsistente registratiesystemen werken stigmatiserend, maar staan vooral beleidsoplossingen in de weg Criminele jongeren uit het voormalig Joegoslavië zijn de laatste jaren vaak onderwerp van gesprek geweest in de Nederlandse media. In 2000 verscheen een Risbo-onderzoek over criminaliteit onder migranten uit voormalig Joegoslavië en de Sovjet-Unie. Op grond van de statistische gegevens van de (vreemdelingen)politie uit 1995 en 1996 werd geconstateerd dat het percentage van voormalig Joegoslaven dat met de politie in aanraking kwam, relatief hoog lag. Het betrof vooral asielzoekers en illegalen. Ook het relatief hoge aandeel jongeren in de criminaliteit viel op. Voormalig Joegoslaven in Nederland werden aldus aangesproken op cijfers die betrekking hadden op omstandigheden die duidelijk anders waren dan op het moment van publicatie, vijf jaar later. De oorlogen op de Balkan waren in 2000 immers al voorbij en daarmee ook de grote vluchtelingen- en asielzoekersstromen. Twee jaar later verscheen een vervolgonderzoek van het Risbo. De onderzoekers spraken van een onevenredig hoog aandeel van voormalig Joegoslavische jongeren en jongvolwassenen in de criminaliteit. In de criminaliteitstoptien stonden ze zelfs op de tweede plaats, direct na de Antillianen en nog voor de Marokkanen. Ook nu ging het vooral om nieuwkomers (asielzoekers en illegalen) en duidelijk niet om de arbeidsmigranten en hun nakomelingen. In de beeldvorming had deze ‘toppositie’ echter wel zijn uitstraling op de tweede generatie voormalig Joegoslavische jongeren.
Eigen onderzoek Na het verschijnen van het Risbo-rapport besloten Lize en de provinciale steun functie-instellingen PJ Partners en
Lizebulletin / nr 44 / juni 2004
6
Stimulans gezamenlijk een kortlopende inventarisatie te doen. Als de uitkomsten daar aanleiding toe zouden geven wilden ze een preventief project in de regio Rijnmond opzetten. Uit informatie van de Rotterdamse politie, reclassering en justitie bleek echter, dat het met die onevenredige hoge vertegenwoordiging, in Rotterdam in ieder geval, wel meeviel. Van de 22.300 aanhoudingen in 2002 betrof het in 194 gevallen personen die in voormalig Joegoslavië geboren waren. Op een Rotterdams totaal van 6.546 personen uit voormalig Joegoslavië (peildatum 1 januari 2003) is dat bijna 3%. Uit gegevens van het HerKenningsdienst Systeem van de Politie Rotterdam-Rijnmond blijkt verder dat over 2002 welgeteld 70 personen in de leeftijdscategorie 12-30 jaar (geboren in voormalig Joegoslavië en woonachtig in Rotterdam) een proces-verbaal hebben gekregen. Dat is op een totaal van 1.690 personen 4,14%. Een specificatie ziet er als volgt uit:
Leeftijdscategorie
HKSgegevens Rotterdam over 2002
12-17 jaar
4,0%
18-24 jaar
4,5%
25-30 jaar
3,9%
Hoe vallen de verschillen tussen de Rotterdamse cijfers en die van het Risbo-onderzoek te verklaren? Je zou kunnen zeggen dat de politiestatistieken achterlopen op de maatschappelijke werkelijkheid, om met de woorden van Mariska Kromhout van het WODC te spreken. Overigens liet ze in een onderzoek van vorig jaar zien dat de voormalig Joegoslavische jongeren in de landelijke criminaliteitsstatistieken van 1999 en 2000 al door de zogeheten ‘nieuwe etnische groepen’ voorbij zijn gestreefd. Het is trouwens typerend dat ‘etnische groepen’ ook in haar onderzoek gelijkgesteld worden met ‘landen’. Wat doen we dan met multi-etnische landen?
Beeldvorming
De voormalig Joegoslavische gemeenschap in Nederland kampt met een imagoprobleem. ‘Joegoslavische’ criminelen gelden over het algemeen immers als extreem gewelddadig, ze schieten makkelijk (en graag!) en deinzen er niet voor terug de politie te intimideren en te bedreigen. Dit beeld is terug te voeren op de uitkomsten van het onderzoek naar de georganiseerde misdaad in Nederland dat in 1994 en 1995 werd uitgevoerd voor de Commissie Van Traa. Later is deze karakterisering door onderzoekers wel genuanceerd, maar al met al is het overtrokken beeld toch blijven hangen. Ook de niet aflatende aandacht van de Risbomedia voor de afrekeningen binnen rapport, het Amsterdamse criminele circuit landelijk draagt bij aan deze beeldvorming. over 1999 Verder wordt de neiging tot gewelddadigheid van de voormalig Joego5,9% slaven kunstmatig teruggeleid tot 11,2% de bloedige oorlogen op de Balkan. ‘Het zit in hun genen’, was (en is) 7,6% een veel gehoorde simplificatie.
Dit beeld werd ook bevestigd door het Rotterdamse parket, dat bij monde van jeugdofficier Linda Dubbelman liet weten dat uit de cijfers waarover het OM beschikt ‘geen significante problemen met Joegoslavische jongeren naar voren komen waar voor een speciale aanpak vereist zou zijn’.
Kennis van zaken Juist als we praten over overlastgevende groepen binnen een multi-etnische samenleving, is het belangrijk precies aan te geven om wie het gaat. Kennis van de culturele en sociaal-economische verschillen tussen etnische groepen zijn voor een preventieve aanpak van het
criminaliteitsvraagstuk immers onontbeerlijk. Als we besluiten om de dader etnische eigenschappen toe te kennen, dan moeten we daar consistent in zijn en termen als ‘nationaliteit’, ‘etniciteit’ en ‘geboorteland’ niet door elkaar halen. Onzorgvuldig formuleren leidt tot stigmatisering en daarmee is niemand gediend. // Predrag Vitkovic (Adviseur diversiteitsbeleid bij Stichting Stimulans in Rotterdam) Dit artikel is een bewerking van een artikel dat eerder is verschenen in ‘Migranten Informatief’. De eindrapportage van het project ‘Voorkoming en bestrijding van het toenemend crimineel gedrag onder voormalig Joegoslavische jongeren’ verschijnt binnenkort.
Vanaf de start van het landelijk project ‘Cultureel erfgoed minderheden’ in 1999 is de uitvoering van allerlei projecten op het gebied van cultureel erfgoed van etnische minderheidsgroepen in Nederland in een stroomversnelling geraakt. Ook de ZuidEuropeanen hebben zich niet onbetuigd gelaten. In dit artikel een klein overzicht van enkele van de lopende initiatieven.
Landelijk project cultureel erfgoed minderheden (CEM) Eind december is de eerste vierjarige termijn van het project CEM verstreken. In de afgelopen jaren hebben vele initiatieven de weg gevonden naar de Mondriaanstichting die de subsidie van dit project beheert. Met veel spanning is uitgekeken naar het advies van de Raad van Cultuur en de reactie van staatssecretaris Medy van der Laan met het oog op mogelijke continuering van het
Een aantal culturele spoorzoekers met Annemarie Cottaar (CMG) en Jan Lucassen (IISG)
Cultureel erfgoed minderheden is hot project. De samenwerkingsverbanden van het Landelijk Overleg Minderheden en het bestuur van de Nederlandse Museumvereniging, die de coördinatie van het project uitvoert, hebben de staatssecretaris gevraagd om het project te continueren en de tijdelijke regeling voor financiële ondersteuning van de projecten om te zetten in een definitieve regeling. De Raad van Cultuur heeft in haar advies van 19 april 2004 positief geadviseerd om de coördinatie van het project CEM door de Nederlandse Museumvereniging te continueren. Over de omzetting van de tijdelijke regeling in een definitieve regeling en bijbehorende financiën doet de Raad van Cultuur geen uitspraak. Daarvoor moeten we nog tot september wachten, wanneer op Prinsjesdag staatssecretaris Medy van der Laan haar visie bekend maakt. Of krijgen we voor die tijd nog antwoord op onze brief van 23 januari 2004?
Training culturele spoorzoekers Op 8 april is de training culturele spoorzoekers van start gegaan met een introductiebijeenkomst in Utrecht. De training is een gezamenlijk initiatief van het Centrum voor Migratiegeschiedenis (dr. Annemarie Cottaar), het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (prof. dr. Jan Lucassen) en Lize. De training bestaat uit een theoretisch gedeelte met aandacht voor onder andere de geschiedenis van migranten in Nederland, het herkennen van sporen van migranten in Nederland en het geheugen als historische bron. Op 26 mei kregen de cursisten een rondleiding door het gebouw van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis en op 17 juni ontvangt Alice van Diepen hen op het Amsterdams Archief. Voor het praktisch gedeelte hebben alle cursisten de opdracht gekregen om een individueel projectvoorstel te schrijven. Het enthousiasme van de twintig Zuideuropese cursisten uit de tien Lize-gemeenschappen is groot en aanstekelijk.
Italianen in Delft De Italiaanse vereniging in Delft gaat samen met Tonino Boniotti van Media productiebedrijf Arcobaleno een documentaire maken over de geschiedenis van de Italianen in Delft. Voor de verhaallijn wordt gebruikt gemaakt van het boekje ‘Romeinen, bankiers en gastarbeiders in Delft’ van Raimond de Prez, voormalig medewerker van Lize. In deze documentaire, waarvoor de formule van het tvprogramma ‘Andere Tijden’ model staat, willen de Italianen laten zien dat de komst en het verblijf van verschillende migranten, en in het bijzonder die van de Italianen in Delft, de Nederlandse samenleving nog steeds verrijkt.
Migranten in Utrecht Het Centraal Museum Utrecht en het Utrechts Archief organiseren in de tweede helft van 2006 een tentoonstelling over migranten in Utrecht. Naast een algemeen migratiebeeld zal de tentoonstelling zich specifiek richten op de persoonlijke geschiedenissen van de voormalige gastarbeiders van de Utrechtse staalgieterij Demka (1914 tot 1983). Het Demkaarchief, dat in het bezit is van het Utrechts Archief, zal een belangrijke bron zijn bij het ontsluieren van deze persoonlijke levensverhalen. Lize is betrokken bij de uitvoering van het onderdeel interviews en filmportretten. Samen met Marlou Schrover van de Universiteit van Leiden en Joyce Pennings van het Utrechts Archief zal Lize zich inzetten voor de werving van culturele spoorzoekers uit de eigen gemeenschappen om samen met studenten van de Leidse universiteit de interviews af te nemen. // Boudewijn Sittrop
Oproep Mochten er onder de lezers voormalige werknemers van de Demkafabriek in Utrecht zijn, dan vragen wij u contact op te nemen met Lize.
7
Lizebulletin / nr 44 / juni 2004
Het Lize-bestuur verwelkomt twee nieuwe leden De heer Mito Gulamo is afgetreden als bestuurslid van Lize. Het bestuur van Lize wil hem hierbij danken voor zijn inzet in de afgelopen jaren. De zetel namens de Kaapverdiaanse gemeenschap is ingenomen door Nilza Pinto.
Nilza Pinto is geboren in Kaapverdië maar verhuisde al op jonge leeftijd naar Portugal. Na haar studie rechten kwam zij, haar Nederlandse geliefde volgend, naar Nederland. Sinds drie jaar is ze directeur van Avanço, een professionele organisatie voor ondersteuning en belangenbehartiging van de Kaapverdiaanse gemeenschap in de stad. Daar waar Rotterdam een proeftuin is geworden voor integratie en inburgering, blijft Nilza de nuances zoeken en probeert zij erkenning en ruimte te creëren voor wat eens ‘de stille migranten’ werden genoemd. Dat het leren van de Nederlandse taal noodzakelijk is, staat ook voor haar buiten kijf. Maar volgens Nilza werkt prikkelen beter dan het opleggen van sancties. Dat niet alles vrijblijvend hoeft te zijn, rechtvaardigt volgens haar niet de harde toonzetting die op dit moment gebruikelijk is. ‘We moeten niet uit het oog verliezen dat de meerderheid van de allochtonen het goed doet in Nederland. De indruk die nu dreigt te ontstaan, dat de allochtonen alles verkeerd doen, werkt averechts. Dit kan ertoe leiden dat allochtonen zich afkeren van de samenleving en dat terwijl we samen moeten werken aan de oplossing van de huidige problemen. Want allochtonen hebben evenveel, zo niet meer, last van criminaliteit en verloedering in hun buurten.’ Ze benadrukt dat het accent moet liggen op zaken als werk, opleiding en een prettige woonomgeving en in het bijzonder op het bestrijden van de nog bestaande discriminatie op de arbeidsmarkt. Enerzijds moeten kansen worden gecreëerd voor het verbeteren van de maatschappelijke positie van jongeren. Anderzijds zijn aandacht en voorzieningen nodig om te voorkomen dat de oudere migranten in een isolement raken. ‘Achteraf constateren dat zij onvoldoende Nederlands spreken moet geen verwijt zijn, gezien het gebrek aan faciliteiten toentertijd’, meent Nilza Pinto.
Olga Magno Bataglia, afkomstig uit Portugal, is met haar 33 jaar ook meteen het jongste bestuurslid Lize van Lize. Zij kwam op jonge leefPostbus 14065 tijd met haar ouders naar Neder3508 SC Utrecht land, maar heeft het voortgezet tel. 030 233 21 00 onderwijs in Portugal gevolgd fax 030 232 25 71 om vervolgens weer naar e-mail
[email protected] Nederland terug te keren. Haar grote betrokkenheid www.lize.nl bij de Portugese gemeenschap in Nederland blijkt uit het feit dat zij de plaatsvervangster is van de Kopij voor het Lize bulletin vertegenwoordiger van de Portugese gemeenkan gestuurd worden naar schap in Nederland in de Portugese Emigratiebovenstaand adres. raad. Via het bestuur van Lize wil zij zich graag inzetten voor alle Zuideuropese migranten, Eindredactie Gonnie Kaptein omdat zij vindt dat er meer aandacht nodig is Foto’s Lize, Ronald Han voor de kleine groepen. Zij vindt het niet te Vormgeving C&P Communicatie rechtvaardigen dat de subsidiekraan wordt gesloten voor de verenigingen van de oude ISSN 1571-6384 gastarbeiders. Deze mensen hebben veel betekend voor de economische wederopbouw van Nederland en zij dreigen als hun zelforganisaties niet worden ondersteund, steeds verder in een isolement te geraken. Olga Magno Bataglia ziet weinig heil in het kabinetsvoorstel dat gericht is op verplichte inburgering van oudkomers. Van de andere kant kan ze wel begrip opbrengen voor de verplichtingen die aan nieuwkomers opgelegd worden. Zij is een groot voorstander van onderwijs in de eigen taal en culLize behartigt bij de landelijke overheid de tuur. ‘Zuideuropese jongeren zijn belangen van personen afkomstig uit in de regel goed geïntegreerd in Bosnië-Herzegovina, Griekenland, Italië, de Nederlandse samenleving en Kaapverdië, Kroatië, Macedonië, Portugal, kennis van de eigen taal en culServië-Montenegro, Slovenië en Spanje, en tuur heeft, in een groter Europa, hun nakomelingen. Lize maakt deel uit van alleen maar meerwaarde.’ het Landelijk Overleg Minderheden dat de // Dimitris Grammatikas belangen behartigt van alle doelgroepen van het rijks-integratiebeleid. Lize vervult met haar kennis van en haar relatie met de Zuideuropese gemeenschappen een beleidsbeïnvloedende rol bij de overheid. Lize functioneert tevens als informatiemakelaar tussen overheid en achterban. In haar belangenbehartiging zoekt Lize de balans tussen het belang van de achterban en het politiek haalbare. Om haar kerntaak uit te voeren, voert Lize regelmatig overleg met de minister van integratiebeleid, bewindslieden, ambtenaren en leden van de Tweede Kamer. Daarnaast werkt Lize nauw samen met andere landelijke partners.
10 JUNI 2004
verkiezingen voor het Europees Parlement Lizebulletin / nr 44 / juni 2004
8
Voor vragen over dit blad of andere zaken: