Richtlijnantwoorden van het examen van de FFP d.d. 14 juni 2013 Uitdrukkelijk zij vermeld dat het hier gaat om richtlijnantwoorden ten behoeve van de correctoren. Deze richtlijnantwoorden geven slechts een niet limitatieve opsomming van elementen zoals deze genoemd kunnen worden door de kandidaat. 1. Geef cijfermatig inzicht in het Consumptief Besteedbaar Inkomen (CBI) van Joop en Anneke over 2013. Geef een aanvullende toelichting op de posten van het CBI. Bepalen netto besteedbaar inkomen in 2013 (in €): Fiscaal BOX 1: Winst uit onderneming Joop MKB-winstvrijstelling Pensioen Joop Lijfrente uitkering Joop Winst uit onderneming Anneke Ondernemersaftrek MKB-winstvrijstelling Eigenwoningforfait Rente E.W.S. Aflossing E.W.S. Bijdrage ZVW (5,65% over € 32.000) Bijdrage ZVW (5,65% over € 17.713) Kinderalimentatie Subtotaal box 1 Inkomstenbelasting Subtotaal BOX 2 Ontvangsten dividend Inkomstenbelasting
nr 1 1 6 2 2 2 3 3 3 4
Man Besteedbaar
10.000
10.000
(0) 16.000 6.000
16.000 6.000 30.000
4.200 (7.000)
(7.000) (10.000) (1.808)
4 13 5
30.000
(9.403) (2.884)
(1.001) (2.840) 26.360
(14.400) 17.713 (10.089) 5.703
7
BOX 3: Dividendinkomsten Lijfrente uitkering 1 Huurinkomsten bedrijfspand -/- kosten Rente + aflossing lening bedrijfspand (of 48.125 bij maandelijkse aflossing) Rente schuld bv Subtotaal
Vrouw Fiscaal Besteedbaar
(6.553) 5.446
15.000
8 6 9
0 12.000 40.000
9
(48.750)
8.953
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 14 juni 2013 (deel II)
12.750 (1.500)
(5.000) 11.696
1
Transport Vermogensrendementsheffing Algemene heffingskorting Arbeidskorting Netto besteedbaar Consumptieve Bestedingen
8.953 (23.442)
11.696 0
2.001 0 (12.488)
2.001 1.723 15.420
(50.000) 1 1
Saldo gezamenlijk vrij besteedbaar inkomen
1
(47.068) 2
Berekening vermogensrendementsheffing box 3 voor 2013 (in €): Waarde bedrijfspand Lijfrentekapitaal Beleggingen Huisje Friesland Overschot/tekort vrij besteedbaar inkomen Totaal bezittingen: Lening ABC-bank bedrijfspand Lening Deventer B.V. Schuldendrempel Totaal schulden:
1.500.000 165.000 800.000 100.000 p.m. 2.565.000 475.000 100.000 (5.800) 569.200
Vermogen per 1 januari 2013: Af: vrijstelling heffingsvrij vermogen (21.139 x 2 =) Grondslag:
€ 1.995.800 € 42.278 -/-----------€ 1.953.522
Heffing = grondslag x 4% x 30% , dus € 1.953.522 x 1,2% = € 23.442
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 14 juni 2013 (deel II)
2
1.1 Aanvullende toelichting op posten CBI 1. Winst uit onderneming Joop Joop heeft een geldlening verstrekt aan Frits in het kader van zijn eenmanszaak. Deze lening heeft feitelijk de kenmerken van eigen vermogen doordat de rente afhankelijk is van de winst. Hierdoor wordt het gezamenlijke voordeel (rente, waardeverandering lening) mede gerekend tot de belastbare winst uit onderneming. Joop is geen ondernemer, hij voldoet zowel subjectief als objectief niet aan de vereisten die gesteld worden aan het begrip ondernemer in de Wet IB 2001. Omdat Joop de winst uit onderneming niet als ondernemer geniet, komt hij niet in aanmerking voor de ondernemersaftrek en de MKB-winstvrijstelling. Onbekend is in welke mate de winst een rol speelt bij de berekening van de rente, mogelijk wordt hierin nog rekening gehouden met een arbeidsbeloning voor Frits. Dit kan invloed hebben op de ontwikkeling van de economische waarde van de lening. Gezien de economische ontwikkeling is het de vraag of Frits in staat kan worden geacht om in 2016 de lening geheel af te lossen. Mochten de resultaten zich negatief ontwikkelen, dan kan de lening fiscaal mogelijk al afgewaardeerd worden. De jaarlijks genoten winst (rente, waarde) wordt volgens de regels van goed koopmansgebruik bepaald. De vraag is welke ontwikkelingen er in de schoonmaak/glazenwasbranche spelen en welke ontwikkelingen (locatie, type activiteiten, concurrentie) verder een rol spelen bij de verwachte resultaten in de toekomst. Joop is hiervan mede afhankelijk, zowel voor de rente als de mogelijkheid om het leningbedrag terugbetaald te krijgen. Aangezien de lening het karakter heeft van eigen vermogen, is deze mogelijk ook achtergesteld op eventuele schulden van Frits bij de bank of bij anderen. 2. Winst uit onderneming Anneke Anneke voldoet zowel subjectief als objectief aan de criteria die voor de Wet IB 2001 worden gesteld aan het zijn van ondernemer. De onderneming wordt voor haar rekening en risico gedreven met het oog op het behalen van winst, waarvoor ze wordt verbonden voor verbintenissen van de onderneming.
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 14 juni 2013 (deel II)
3
Gegeven is dat Anneke voldoet aan het urencriterium van tenminste 1225 uur per jaar. Aangezien dit het enige inkomen van Anneke is, zal Anneke voldoen aan het criterium dat de tijd die door haar besteed wordt aan de onderneming en het verrichten van werkzaamheden grotendeels besteed worden aan deze onderneming. Anneke is sinds 1 januari 2011 eigenaar van de hondenkapsalon en gegeven is dat ze 1500 uren per jaar werkt voor de onderneming, waardoor ze in 2011 en 2012 in aanmerking is gekomen voor zelfstandigenaftrek. In 2013 komt ze daarom in aanmerking voor de verhoogde zelfstandigenaftrek voor starters van in totaal € 9.403. Dit is het bedrag van de ondernemersaftrek in 2013. Vanaf 2014 zal de netto cashflow uit de onderneming afnemen, aangezien de verhoogde aftrek voor starters dan vervalt. Gegeven is dat de winst uit onderneming € 30.000 is in 2013. De MKB-winstvrijstelling is 14% over het bedrag van deze winst verminderd met de ondernemersaftrek. De belastbare winst uit onderneming wordt gevormd door de winst uit onderneming verminderd met de ondernemersaftrek en de MKB-winstvrijstelling. Onbekend is welke plannen Anneke heeft met de kapsalon, het resultaat van een dergelijke onderneming is met name afhankelijk van het aantal uren dat gewerkt wordt als trimmer. Niet gegeven is vanuit welke locatie Anneke de onderneming wordt gedreven. Als dit vanuit haar eigen woning gebeurt, zou er mogelijk nog sprake kunnen zijn van een zelfstandig deel van de woning dat fiscaal als keuzevermogen kwalificeert. Onbekend is of tot het ondernemingsvermogen een auto behoort, die door Anneke ook in privé wordt gebruikt. De auto behoort tot het keuzevermogen. Voor de kapsalon is in het algemeen weinig bedrijfskapitaal nodig ook gezien de contante betalingen. De winst zal derhalve grotendeels ter beschikking zijn als cashflow voor privéuitgaven.
3. Eigen woning De eigen woning staat op naam van Anneke. De schuld staat op naam van Anneke, Anneke is dus hoofdelijk aansprakelijk voor de gehele schuld. Aangezien zij gehuwd zijn, zijn Joop en Anneke fiscaal partner van elkaar. Aldus kunnen gemeenschappelijke inkomensbestanddelen fiscaal aan elkaar worden toegerekend. Gezien het inkomen van Joop in 2013 hoger is dan het inkomen in box 1 van Anneke, kan er fiscaal voordeel behaald worden met toebedeling van de inkomsten uit eigen woning aan Joop.
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 14 juni 2013 (deel II)
4
Op basis van het inkomen van € 30.000 per jaar valt de totale financiering buiten de huidige norm van circa 4,5 bruto jaarinkomen conform de norm gedragscode hypothecaire financieringen. Mogelijk dat ook rekening is gehouden met haar dividendinkomen uit de B.V., er zal dan wel sprake moeten zijn van een stabiele kasstroom uit de B.V. die door de B.V. te financieren is uit haar winst. De vraag is waarom Anneke voor twee verschillende hypotheekverstrekkers heeft gekozen. Mogelijk was ABC Bank niet bereid op haar inkomen een aanvullende financiering te verstrekken. Er is sprake van een eigenwoningreserve van circa € 550.000 als de woning nu verkocht zou worden voor de waarde economisch verkeer. De rente op de op 31 december 2000 bestaande eigen woningschuld is maximaal 30 jaar fiscaal aftrekbaar. Aangezien gegeven is dat Joop en Anneke vanaf 1 januari 2000 gehuwd zijn, zal voor de lening van € 50.000 de termijn voor aftrekbaarheid van de rente gestart zijn op 1 januari 2001. Met ingang van 2031 is de rente over deze lening niet langer aftrekbaar. Voor de lening die voor de verbouwing is opgenomen geldt dat deze lening kwalificeert als eigenwoningschuld gebruikt is voor de verbouwing van de eigen woning. De rente is in beginsel aftrekbaar tot 2042, feitelijk eindigt de aftrek na aflossing van de schuld in 2022. De nieuwe eigenwoningregeling per 1 januari 2013 is niet van toepassing, aangezien de geldleningen reeds op 31 december 2012 bestonden. Om renteaftrek te kunnen behouden, hoeft er derhalve niet te worden afgelost. Anneke heeft geen liquiditeiten of beleggingen die voor haar vrij beschikbaar zijn om de lening af te lossen, zodat ze gebruik kan maken van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld. Anneke is gehouden om de lening af te lossen. De rentekosten vormen doorgaans kosten van de gemeenschappelijke huishouding, de aflossing betreft vermogensvorming die gezien de verhoudingen tussen de echtgenoten naar verwachting geheel voor rekening van Anneke komt. Ze heeft hiervoor eigen inkomen. Als onderpand is hypotheek gevestigd op de woning. De eerste hypotheek is ingeschreven voor ABC-bank en de tweede voor DEF-bank. Dit betekent dat ingeval van betalingsonmacht ABCbank het recht van parate executie heeft. Omdat het pand extra wordt bezwaard, is toestemming nodig geweest van ABC-bank om de tweede hypotheek te kunnen vestigen.
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 14 juni 2013 (deel II)
5
Een geldlening waarvoor een tweede hypotheek gevestigd wordt kent vaak strengere voorwaarden, afhankelijk van de belasting van het onderpand. In deze situatie is de rente wel gelijk aan de andere lening, mogelijk dat de bepaling om af te lossen verband houdt met de rangorde van de hypotheekinschrijvingen. De rente van beide leningen staat vast, de vraag is hoe lang de rente van de eerste lening nog vaststaat. Een vaste rente ligt doorgaans hoger dan de variabele rente, maar biedt wel meer zekerheid tegen schommelingen in woonlasten. Gezien de rentestand van dit moment kan extra aflossen boven de boetevrije ruimte naar verwachting niet zonder boeterente. Wat opvalt is dat de werkelijke waarde hetzelfde is als de WOZwaarde, doorgaans lag de werkelijke waarde hoger dan de WOZwaarde, maar het laatste jaar komt het veelvuldig voor dat huizen lager dan de WOZ-waarde worden verkocht. 4. Bijdrage ziektekostenverzekering In 2013 is door Joop een inkomensafhankelijke bijdrage verschuldigd over het als winst uit onderneming genoten voordeel in verband met de aan Frits verstrekte lening, het pensioen en de lijfrente in box 1. De bijdrage is 5,65% over dit bedrag, aangezien dit lager is dan het maximum van € 50.853. Anneke is een inkomensafhankelijke bijdrage verschuldigd over haar belastbare winst uit onderneming. De bijdrage is 5,65% over deze winst, de winst blijft onder het maximum. 5. Inkomstenbelasting Joop valt met zijn inkomen in box 1 in 42% tarief. Vanaf zijn AOW-leeftijd valt Joop met zijn inkomen in tariefschijf 24,1% (AOW, pensioen, lijfrente). Het inkomen van Anneke in box 1 wordt geheel belast in de eerste tariefschijf van de inkomstenbelasting met een tarief van 37%. Vanaf haar AOW-gerechtigde leeftijd zal haar pensioen belast worden tegen 19,1%. 6. Lijfrenteuitkeringen Joop De lijfrenteverzekering is direct ingaand en loopt naar verwachting nog 25 jaar. De waarde van de verzekering zal ongeveer € 165.000 zijn. Afhankelijk van rente, uitkeringsduur en overgang kan de range liggen tussen € 165.000 en € 200.000. De uitkering is levenslang met een overgang naar Anneke voor 70%, wat gebruikelijk is gezien de lagere uitgaven voor een persoon. De lijfrente valt in box 3 en hoeft derhalve niet te voldoen aan de fiscale spelregels zoals opgenomen in de Wet IB 2001. Echter, de verzekeraar zal niet mee willen werken aan wijziging van de voorwaarden aangezien de uitkering al is ingegaan.
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 14 juni 2013 (deel II)
6
De vraag is waarom Joop in 2011 heeft gekozen voor een verzekerde lijfrente. Mogelijk dat hij de verzorgingsgedachte naar Anneke doorslag heeft laten geven. De bankspaarlijfrente valt in box 1 en dient derhalve te voldoen aan de spelregels zoals opgenomen in de Wet IB 2001. Als gehandeld wordt in strijd met de voorwaarden, dan zal de aanspraak als negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking worden genomen en daarbij wordt maximaal 20% revisierente in rekening gebracht. De bankspaarrekening voldoet aan het vereiste dat ingeval van uitkering van de eerste termijn voor 65 jaar, de periode tussen de eerste en laatste termijn tenminste 20 jaar bedraagt, vermeerderd met het aantal jaren dat Joop jonger is dan 65 jaar ten tijde van het uitkeren van de eerste termijn. Het recht op de nog niet uitgekeerde termijnen van de bankspaarrekening gaat na overlijden van Joop over op zijn erfgenamen. Het saldo van de bankspaarrekening per 1 januari 2013 zal ongeveer € 113.000 zijn bij een contantewaardeberekening tegen een rente van 2% en oorspronkelijke uitkeringsduur van 25 jaar. Hierop rust een latente belastingclaim (IB box 1).
7. Aandelenbelang Deventer B.V. Anneke heeft een belang van 4,9% in Deventer B.V. Op grond van de meetrekregeling kwalificeert haar belang gezien het bezit van haar vader van 5% of meer van de aandelen, bij Anneke als een aanmerkelijk belang. Anneke verricht geen werkzaamheden voor Deventer B.V. Ze hoeft dan ook niet te voldoen aan de fictief loonregeling. De jaarlijkse dividenduitkeringen worden als regulier voordeel in de inkomstenbelasting in box 2 betrokken. Er wordt bij de belastingheffing rekening gehouden met de door de bv terzake van het dividend ingehouden dividendbelasting (15%). Voor de geldlening die is opgenomen bij Deventer B.V. geldt dat deze tegen zakelijke condities overeengekomen moet zijn. Het gaat om rente, aflossing en zekerheden. Als dit niet het geval is, zou sprake kunnen zijn van een verkapte dividenduitkering. Gezien het kleine belang van Anneke, heeft ze een beperkte invloed op de gang van zaken in de B.V.. Ze kan de benoeming van de directie, goedkeuring van de jaarrekening of dividendbesluit kijkend naar de stemverhouding niet beïnvloeden. De vraag is hoe dit belang bij Anneke terecht is gekomen. Mogelijk is ze eerder werkzaam geweest in het bedrijf of heeft vader op een eerder moment een klein pakket geschonken. Onduidelijk is welke risico’s er genomen worden in de onderneming en welke invloed dit kan hebben op de dividendstroom en de waarde van het belang. © SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 14 juni 2013 (deel II)
7
De vraag is of er statutair of bij aandeelhoudersovereenkomst afspraken zijn gemaakt over de overdracht van bezit bij overlijden. Mogelijk dat het de wens van vader is dat de onderneming familiebezit blijft. Anneke kan geen pensioen opbouwen in de B.V., aangezien ze niet in dienstbetrekking staat tot de B.V. en bovendien niet zelf 10% van de aandelen bezit. De vraag is of de aandelen recent gewaardeerd zijn, als het bezit alleen bestaat uit een bedrijfspand dat wordt verhuurd aan derden dan zou de waarde bij verkoop gezien de vastgoedcrisis wel eens af kunnen wijken van de actuele huur maal een factor. Op de waarde van de aandelen rust een latente belastingclaim van 25%. De verkrijgingsprijs wordt hierbij in aanmerking genomen. Dit laatste is niet het geval bij reguliere voordelen, zoals dividenduitkeringen.
8. Effectenportefeuille Niet duidelijk is wat het doel van Joop was bij het inkleden van de beleggingsportefeuille. Zijn vermogen bestaat uit een risicovolle geldlening, een bedrijfspand (deels gefinancierd) en verhuurd aan één huurder en grondstof/aandelenbeleggingen. Risicomijdende beleggingscategorieën ontbreken als buffer. Gezien de omvang en inkleding van de portefeuille is het duidelijk dat is uitgegaan van een lange beleggingshorizon en dat Joop geen inkomensdoelstelling heeft aangegeven. De vraag is of hieraan een zorgvuldige inkomensanalyse ten grondslag ligt. Joop zou gezien de samenstelling van de portefeuille gekenmerkt kunnen worden als een offensieve belegger, die tegen de risico’s van beleggen in aandelen kan. Voor de effectenportefeuille geldt het deposito garantiestelsel niet; op dit moment € 100.000. Vraag is wat de beleggingshorizon van Joop is afgestemd op zijn situatie na verkoop van de onderneming en de naderende pensioendatum. Beperkte spreiding onder andere asset categorieën zoals liquiditeiten obligaties. De spreiding over verschillende assetcategorieën heeft een verbetering van de rendements/risicoverhouding tot gevolg. Er wordt door het beleggen in trackers tegen lage kosten belegd. Wel lijkt er het erop dat er geen dividend wordt uitgekeerd, terwijl de onderliggende beleggingen mogelijk wel dividend uitkeren. De vraag is of er sprake is van trackers met een hefboom door financiering, dan kan het werkelijke risico van de beleggingen hoger zijn dan alleen het karakter van het risico van de beleggingen. Gezien tekort in cbi is het de vraag of de portefeuille niet moet worden gestructureerd op het genereren van rente en dividend © SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 14 juni 2013 (deel II)
8
9. Bedrijfspand verhuurd aan Frits Het bedrijfspand wordt verhuurd tegen een lage huur (4%), kijkend naar de economische waarde. Mogelijk liggen aan de waarde andere aspecten ten grondslag dan die betrekking hebben het gebruik van het pand. Dit kan te maken hebben met de ligging of speculatie elementen, die niet tot uitdrukking komen in de huur. De jaarlijkse kosten zijn laag, wat mogelijk verband houdt met de goede staat van het pand. Het huurcontract loopt 10 jaar, de vraag is of de huur gedurende deze looptijd aangepast kan worden en/of er overige bepalingen zijn over koop van het pand door Frits en/of opzegging van de huur en gebruik van het pand. Dit bepaalt mede de waarde van het pand. Er is in de casus gegeven dat de verhuur plaats vindt van het bedrijfspand aan Frits als derde. Het pand en de schuld vormen derhalve onderdeel van de rendementsgrondslag voor het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen. De directe inkomsten uit verhuur rekening houdend met de laste en de rente worden hierdoor buiten beschouwing gelaten bij belastingheffing. Het pand is grotendeels gefinancierd met eigen vermogen, voor 1/3 met een banklening. Banken zijn terughoudend in het verstrekken van een financiering voor verhuurd vastgoed. De financiering kent een looptijd van 20 jaar, dat marktconform is. De aflossingsverplichting drukt echter sterk op de cashflow uit de verhuur. De rente staat voor 10 jaar vast. Mocht Joop het pand willen verkopen, dan kan er mogelijk sprake zijn van een boeterente. Het risico van renteschommelingen is in de komende jaren gering. Onduidelijk is of de huurtermijnen verpand zijn aan de bank, doorgaans is dit wel het geval. 10. Levenslooptegoed Anneke Anneke heeft nog een levenslooptegoed, dat in 2013 bij eenmalige uitkering uitgekeerd kan worden rekening houdend met loonheffing over 80% van het tegoed per 31 december 2011. Een andere keuze is dat Anneke het tegoed tot 31 december 2021 in delen opneemt. De opnames worden dan voor 100% in de loonheffing betrokken. De rente vormt geen cashflow voor Anneke, deze zal bijgeschreven worden op de rekening. De rente is doorgaans hoger dan op een vrij opneembare internetspaarrekening. 11. Consumptieve bestedingen Vraag is ook of het CBI van € 50.000 goed is ingeschat en/of er sprake is van een structureel tekort. Dit zou zo kunnen zijn gezien de schuld aan Deventer B.V.
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 14 juni 2013 (deel II)
9
12. Tekort Er is sprake van een substantieel jaarlijks tekort. Normaal gesproken draagt iedere partner naar evenredigheid van inkomen en vermogen bij aan de consumptieve bestedingen, het overschot zal met name bij Anneke ontstaan. De vraag is hoe het jaarlijks tekort gefinancierd wordt nu er geen saldi op betaal-/spaarrekeningen gegeven zijn. Gezien het feit dat de meeste vermogensbestanddelen niet zomaar liquide te maken zijn, zal de effectenportefeuille (deels) liquide gemaakt moeten worden. Vanaf 2016 zou bij aflossing van de reguliere contractuele aflossing van de geldlening door Frits, de liquiditeitspositie verbeteren. 13. Overig De moeder van de kinderen van Joop ontvangt de kinderbijslag voor de tweeling. De kinderalimtentatie is niet aftrekbaar als onderhoudsverplichting voor Joop. Wel kan Joop een persoonsgebondenaftrekpost van € 355,- per kwartaal per kind (in totaal dus € 2.840) opvoeren. Er is nu geen liquide vermogen beschikbaar voor het ondersteunen van Alex en Thea bij de financiering van hun woning. Nadat Frits de lening heeft afgelost, kan Frits afhankelijk van zijn eigen situatie en doelen hen helpen.
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 14 juni 2013 (deel II)
10
2. Geef cijfermatig aan hoe groot het netto vermogen is van Joop en Anneke, ieder afzonderlijk en gezamenlijk per 1 januari 2013 met daarbij de fiscale box waaronder het vermogensbestanddeel valt. Berekening vermogen Joop voor 2013 (in €): Bezittingen Vordering op Frits 500.000 Bedrijfspand verhuurd aan Frits 1.500.000 Lijfrentespaarrekening 113.000 Lijfrenteverzekering 165.000 Effecten 800.000 Pensioen p.m. Totaal 3.078.000
Box 1 Box 3 Box 1 Box 3 Box 3 Box 1
Schulden Eigen vermogen Lening bedrijfspand ABC-bank Belastinglatentie ib lijfrente Belastinglatentie ib pensioen Belastinglatentie ib vordering Totaal
2.556.000 (475.000) (47.000) p.m. p.m. 3.078.000
Berekening vermogen Anneke voor 2013 (in €): Bezittingen Eigen woning 700.000 Aandelen Deventer B.V. 250.000 Levenslooptegoed 10.000 Ondernemingsvermogen p.m. Huisje Friesland 100.000 Pensioen p.m. Totaal 1.060.000
Box 1 Box 1 Box 1 Box 1
Box 1 Box 2 Box 1 Box 1 Box 3 Box 1
Schulden Eigen vermogen Eigenwoningschuld ABC- en DEF-bank Lening Deventer B.V. Belastinglatentie ab Belastinglatentie pensioen Belastinglatentie levensloop Totaal
757.050 (140.000) (100.000) (58.750) p.m. (4.200) 1.060.000
Box 1 Box 3 Box 2 Box 1 Box 1
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 14 juni 2013 (deel II)
11
Berekening gezamenlijk vermogen Joop en Anneke voor 2013 (in €): Bezittingen Tekort Totaal/eigen vermogen
p.m. p.m.
Box 3
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 14 juni 2013 (deel II)
12
3. Geef uw analyse en advies voor Joop en Anneke in het kader van hun financiële planning.
1.1 Belastingen Het is zinvol om goed te letten op de waardebepaling voor de WOZ, vooral als de waarde is gedaald in verband met de economische situatie. De WOZ-waarde wordt fiscaal immers steeds meer gebruikt (OZB, IB, SW…). Het is de moeite waard om in dat kader de verkoopprijzen van vergelijkbare woningen (referentiewoning is op te vragen bij de gemeente) in de omgeving in de gaten te houden. Daarbij is het van belang om op de peildatum te letten, die ligt 1 jaar eerder dan het belastingjaar. De voordelen van de verstrekte geldlening aan Frits wordt gezien het hybride karakter als winst onderneming meegenomen in de heffing van de inkomstenbelasting. Joop zal hiervoor een administratie moeten voeren. 1.2 Recht Joop en Anneke zijn gehuwd, maar hebben huwelijkse voorwaarden op basis van uitsluiting elke gemeenschap. Wel is er een finaal verrekenbeding, vraag is of deze wederkerig en verplicht is zodat er geen erfbelasting wordt geheven op grond van de verrekening. De eenmanszaak van Anneke zorgt ervoor dat ze hoofdelijk aansprakelijk is voor alle schulden van de onderneming. Hierdoor wordt ook haar bezit, bestaande uit de eigen woning en de aandelen in Deventer B.V., vatbaar voor verhaal door zakelijke schuldeisers. In de huwelijkse voorwaarden kan afgesproken worden welke inkomensbestanddelen in aanmerking nemen voor de bijdrage aan de huishoudelijke kosten. Als er onvoldoende inkomen is, zal doorgaans naar rato van het vermogen worden bijgedragen. Anneke heeft geen testament, zodat bij overlijden sprake is van het wettelijk erfrecht. Joop is haar enig erfgenaam. De vraag is of Anneke zou willen dat Joops kinderen haar (mede-)erfgenaam worden, dan is een testament nodig. Niet gegeven is of Anneke haar ouders dan wel Joop zijn ouders nog in leven zijn en in hoeverre bij hun overlijden er vermogen wordt nagelaten aan hen. Gezien de leeftijd van Joop, ligt het voor de hand dat hij nadenkt over de vererving van zijn vermogen. De kinderalimentatie stopt bij zijn overlijden. De vaderschap is vastgesteld door de rechter, wat automatisch leidt tot erkenning. Het gezag is hiermee niet voor Joop. Het gezag van Bob en Chantal ligt bij hun moeder, zij vertegenwoordigt hierdoor de kinderen.
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 14 juni 2013 (deel II)
13
Joop is wettelijk verplicht bij te dragen in de kosten van levensonderhoud en studie tot 21 jaar, derhalve nog 14 jaar. Dit naar draagkracht. Joop heeft Anneke en Alex als erfgenaam benoemd voor gelijke delen. Als de moeder van de tweeling namens hen de legitieme portie opeist, dan zal de legitieme opeisbaar kunnen zijn bij overlijden van Joop. Hij kan bepalen dat deze pas opeisbaar is bij overlijden van Anneke, voor zover dit betrekking heeft op de waarde die zij ontvangt. Voor de verzorging van de minderjarige kinderen kan de moeder een beroep doen op de som ineens voor levensonderhoud en studiekosten. Mocht Joop willen voorkomen dat het vermogen dat Alex verkrijgt bij zijn overlijden toekomt aan zijn Thea, dan kan hij hiervoor een tweetrapsmaking in een testament opnemen zodat het vermogen bij Anneke komt. Op grond van het finaal verrekenbeding vindt verrekening plaats bij overlijden, waarbij de waarde van alle vermogensbestanddelen wordt verrekend. Er is niet gegeven dat er een uitsluitingsclausule rust op het vermogen dat Joop uit erfenis heeft ontvangen en geïnvesteerd is in het bedrijfspand. Bij overlijden van Anneke zal er op grond van het finaal verrekenbeding een vordering ontstaan op Joop. Bij overlijden van Joop zal er een schuld zijn aan Anneke. Joop kan schenken aan zijn zoon Alex, waarbij hij gebruik kan maken van de eenmalig verhoogde vrijstelling voor de schenkbelasting en de eenmalige vrijstelling in verband met de eigen woning. Het is verstandig dat Joop in een testament een executeur benoemt, die de nalatenschap afwikkelt. Gezien de samenstelling van het gezin, zou een derde als executeur mogelijk een goede keuze zijn. Alex is geboren uit een eerdere relatie. Mogelijk moet Joop Alex nog erkennen.
1.3 Pensioenen, sociale zekerheid en verzekeringen Joop heeft een lijfrente in box 1, waarvoor in het verleden aftrek is genoten in de inkomstenbelasting. De uitkeringen zijn nu belast. Het pensioen van Joop is afhankelijk van de resultaten van het pensioenfonds. De dekkingsgraad is leidend voor uitkering en indexatie van de uitkering. Anneke kan gebruik maken van de jaarruimte om een oudedagsvoorziening te regelen. De storting is dan aftrekbaar van de inkomstenbelasting.
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 14 juni 2013 (deel II)
14
Anneke heeft volgens de gegevens geen gebruik gemaakt van de oudedagsreserve. De dotatie vormt een aftrekpost, zonder dat er onttrekkingen plaatsvinden aan het vermogen. Dit betekent dat de liquiditeit voor Anneke beschikbaar blijft. De vraag is of deze vorm past bij het kapitaalsbeslag van de onderneming en de situatie van Anneke. Bij overlijden van Joop ontvangt Anneke geen nabestaandenpensioen. Hier kan ze zich niet tegen verzetten, aangezien Joop gebruik heeft gemaakt van het wettelijk recht tot uitruil van het partnerpensioen voor ouderdomspensioen. Anneke ontvangt als mede-erfgenaam van Joop de helft van de termijnen van de bankspaarrekening. Anneke heeft een pensioen opgebouwd. Dit pensioen zal afhankelijk van de resultaten van het pensioenfonds tot nu toe met de AOW haar enige pensioen zijn. Bij overlijden van Anneke zal Joop naar verwachting een nabestaandenpensioen ontvangen van circa € 7.000 per jaar. Anneke kan gezien haar inkomen en het feit dat ze geen pensioen opbouwt, gebruik maken van de jaarruimte in 2013 en mogelijk ook van de reserveringsruimte afhankelijk van haar inkomen vanaf 2006 tot en met 2012. Joop en Anneke hebben geen recht op een partnertoeslag in de AOW aangezien zij na 2015 65 worden. AOW-datum van Joop zal 65 jaar en 7 maanden zijn, gezien de wijziging van de AOW-datum vanaf 2013. Anneke is niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen. Anneke zal op een nog later door de regering te bepalen leeftijd AOW ontvangen, niet eerder dan op 67-jarige leeftijd. De AOW-leeftijd is voor Anneke afhankelijk van de ontwikkeling van de levensverwachting. 1.4 Sparen, beleggen en financieringen Aan laten sluiten van de beleggingsportefeuille op de cashflowbehoefte van Joop. Mogelijkheden onderzoeken om cashflowtekorten te financieren uit herfinanciering lening door Frits bij een bank en/of herfinanciering of verkoop bedrijfspand. Joop wil Alex en Thea helpen bij de financiering van hun woning. Hij kan hiervoor mededebiteur worden bij de bank, of borg gaan staan. De borgstelling kan gesecureerd worden met een hypotheek. Joop kan zelf een financiering verstrekken aan Alex en Thea, als hij bijvoorbeeld besluit om zijn beleggingen hiervoor te verkopen. De rente is aftrekbaar voor Alex en Thea, de inkomsten worden niet daadwerkelijk belast bij Joop. De lening vormt onderdeel van zijn box 3 vermogen.
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 14 juni 2013 (deel II)
15
Als Joop een lening verstrekt aan Alex en Thea, dient deze te worden vastgelegd in een overeenkomst. Verder moet Joop als niet-administratieplichtige hiervan mededeling doen aan de Belastingdienst ten einde renteaftrek mogelijk te laten zijn alsmede van het verloop van de schuld. Er geldt dat deze lening tenminste annuïtair moet worden afgelost in ten hoogste 360 maanden. Joop kan ook een bedrag ten laste van zijn beleggingen in contanten schenken gebruik makend van de eenmalig verhoogde vrijstelling voor de schenkbelasting van € 24.676 (2013) die verhoogd kan worden tot € 51.407 (2013) bij schenking in verband met de eigen woning. Dit kan tot 40jarige leeftijd. Deze schenking veroorzaakt wel een eigenwoningreserve en beperkt de hypotheekrenteaftrek, maar maakt financiering van een nieuwe woning makkelijker. Als Alex en Thea een financiering bij de bank aangaan, dan kan Joop de lasten voor hen verminderen door te schenken. Hiervoor kan de jaarlijkse vrijstelling worden gebruikt van € 5.141 (2013).
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 14 juni 2013 (deel II)
16
4. Geef uw analyse en advies van de gevolgen van het overlijden van Joop op 1 jauari 2013.
De nalatenschap van Joop bestaat uit het bedrijfspand, de vordering op Frits, de beleggingen en de lijfrentebankspaarrekening, rekening houdend met een latente belastingclaim op het bankspaartegoed. Als schuld op grond van het finaal verrekenbeding komt in aftrek het bedrag dat overeenkomt met de helft van het verschil tussen de omvang van het vermogen van Joop en Anneke. Anneke zal met Alex als erfgenaam tot een afwikkeling moeten komen van haar vordering en het vermogen. De vordering kan worden berekend op € 817.000 bij een eigen vermogen van Joop van € 2.391.000 (eigen vermogen Joop exclusief lijfrenteverzekering) en van Anneke van € 757.050). Bij de afwikkeling van de nalatenschap zullen de goederen tegen de waardepeildatum van de verdeling worden verdeeld. Mogelijk dat hierdoor een overbedeling plaats vindt, waardoor er een schuld ontstaat aan de andere erfgenaam. Deze is niet gedefiscaliseerd voor de inkomstenbelasting. De waarde van de nalatenschap van Joop is ongeveer € 1.574.000. Het erfdeel van Alex en Anneke is dan 50% oftewel € 787.000 uitgaande van het eigen vermogen op de balans van Joop per 1 januari 2013, verminderd met de waarde van de lijfrenteverzekering en de schuld uit hoofde van het finaal verrekenbeding van € 817.000. Afhankelijk van de keuze van de moeder van Bo en Chantal, zal de eventuele aanspraak op een som ineens of legitieme portie als schuld ten laste van de nalatenschap komen. De nalatenschap kan door de erfgenamen zuiver of beneficiair aanvaard worden. Gezien de samenstelling van het vermogen, ligt zuivere aanvaarding voor de hand. De vordering op Frits is niet opeisbaar en de huurovereenkomst blijven in stand, de bezittingen vormen onderdeel van de onverdeelde gemeenschap. Alex heeft een vrijstelling van € 19.535. Joop heeft geen uitsluitingsclausule opgenomen in zijn testament, het door de erfgenamen verkregen vermogen vormt derhalve geen privé vermogen voor Alex en Anneke. Er vindt imputatie plaats bij Anneke voor door haar verkregen lijfrentetermijnen uit de lijfrentebankspaarrekening. De imputatie is € 23.877 uitgaande van artikel 6 uitvoeringsbesluit SW. Haar vrijstelling is dan € 593.003. Dit bij een uitkering van € 3.000 tot 1 februari 2037. © SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 14 juni 2013 (deel II)
17
Gezien de verschuldigde erfbelasting, zal deze gefinancierd moeten worden uit niet-liquide bezittingen. Hiervoor zal tijdig actie moeten worden ondernomen, aangezien de waarde voor de erfbelasting de waarde per overlijdensdatum is en waardedalingen nadien niet meegenomen worden hierin. De lijfrenteverzekering in box 3 is op grond van een fictieve verkrijging belast bij Anneke. Uitkeringen krachtens overeenkomst van levensverzekering vormen geen onderdeel van de nalatenschap, maar worden op grond van een fictie in artikel 13 SW belast. Bij een leeftijd van 49 jaar is de factor 13 maal € 8.400 = € 109.200. Anneke zal in box 3 jaarlijks inkomstenbelasting gaan betalen over de waarde van de polis per 1 januari. Alex en Anneke ontvangen elk de helft van de uitkering, nu op grond van het testament ieder als erfgenaam voor de helft gerechtigd is tot de nalatenschap. De erfbelasting komt voor Anneke op € 37.514 (€ 787.000 -/- (€ 113.000/2) + € 109.200 -/- 593.003 * tarieven 10/20%). Voor Alex is de heffing ongeveer € 129.796 (€ 787.000 -/- (€ 113.000/2) -/- € 19.535 * tarieven 10/20%). Anneke haar inkomen bestaat uit de uitkering uit de lijfrenteverzekering van € 8.400 per jaar netto, de lijfrentetermijnen van € 3.000 bruto, de helft van de netto rente op de vordering op Frits en de helft van de netto huur van het bedrijfspand. Bij een cbi van 70% van het gezamenlijke cbi (€ 35.000) zal er sprake zijn van een cashflowtekort van ongeveer € 24.000. Dit tekort kan ze financieren uit haar vermogen, de vordering uit hoofde van finaal verrekenbeding en/of het verkregen vermogen uit de nalatenschap. De liquiditeit hangt af van de verkoop van de bezittingen en afwikkeling van de verdeling van de nalatenschap. De bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet is niet van toepassing, aangezien de vordering op Frits niet kwalificeert als ondernemingsvermogen maar als beleggingsvermogen. Mogelijk dat in de financiering op het bedrijfspand een opeisbaarheidsclausule is opgenomen bij overlijden van Joop. In elk geval zal de lening tenaamgesteld moeten worden van degene die bij de verdeling de eigendom toebedeeld krijgt. Mogelijk kan op grond van het lage huurrendement op het bedrijfspand, er een aftrek van de waarde plaatsvinden bij de berekening van de erfbelasting. De waarde uitgaande van de DCF-methode komt dan lager uit dan op basis van de liquidatiewaarde.
© SC FFP Richtlijnantwoorden FFP-examen 14 juni 2013 (deel II)
18