Kijk in je wijk
Handleiding
© Uitgave: Amsterdams NME Centrum
Kijk in je wijk docentenhandleiding
Ontwikkeld in opdracht van Stadsdeel Zeeburg als onderdeel van het project ‘NME in stadsdeel Zeeburg’
Redactie/layout: Marijntje van Gisbergen en Betty Wijnhoven Tekeningen: Bart Groeneveld (Barttekentt)
Het lesmateriaal mag vrij gekopieerd worden voor gebruik op school en is gratis te downloaden van onze website www.anmec.nl. Vermenigvuldiging voor overige doeleinden is uitsluitend toegestaan na toestemming van het Amsterdams NME Centrum.
Telefoon Fax E-mail Website
September 2009
020 - 622 54 04 020 - 427 99 29
[email protected] www.anmec.nl
a m s t e r d a m s
n m e
c e n t r u m
Inhoud
Inleiding
5
Organisatie
5
Aansluiting bij methoden en kerndoelen
7
Overzicht opdrachtkaarten
8
Verkleinde opdrachtkaarten 1 t/m 29
9
Bijlagen - Groepsschema
17
- Aandachtspunten voor begeleiders
18
- De Droombuurt (voor)leesverhaal
19
- Werkblad: Mijn wijk, jouw wijk
20
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
l e s p a k k e t
k i j k
i n
j e
w i j k
3
a m s t e r d a m s
4
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
l e s p a k k e t
n m e
k i j k
i n
c e n t r u m
j e
w i j k
a m s t e r d a m s
n m e
c e n t r u m
Inleiding
Organisatie
Met het lespakket ‘Kijk in je wijk’ verkent u met leerlingen uit groep 5 en 6 het gebied rondom de school. De opdrachten dagen de leerlingen uit om beter te kijken naar hun directe omgeving. Door gerichte vragen worden ze geprikkeld om goed te luisteren, ruiken, voelen en kijken. Ineens lijkt die vertrouwde schoolomgeving niet meer zo vanzelfsprekend als daarvoor! Voordat u aan de slag gaat met de leerlingen, kunt u hen met een introductieles voorbereiden op de buitenactiviteiten. De opdrachten kunnen in de klas afgesloten worden met enkele verwerkingsopdrachten. De opdrachten, lessuggesties voor introductie en verwerking vindt u in deze handleiding.
• • • •
Doel van het lespakket Leerlingen benoemen dieren en planten in de directe omgeving. Leerlingen waarderen dieren en planten in de directe omgeving. Leerlingen krijgen inzicht in de ruimtelijke inrichting van de directe omgeving. Leerlingen krijgen inzicht in de relatie van mensen, dieren en planten met hun omgeving.
Inhoud van het lespakket • Opdrachtkaarten In het lespakket vindt u 29 buitenopdrachten, waar u een keuze uit kunt maken. • Materialen Naast opdrachtkaarten vindt u in het pakket alle materialen om de opdrachten uit te kunnen voeren. Voor enkele materialen zoals papier en tekengerei moet u zelf verzorgen. De materialen waar u zelf voor moet zorgen staan beschreven in het overzichtschema op blz. 8.
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
l e s p a k k e t
k i j k
i n
j e
w i j k
De les bestaat uit drie onderdelen: • een introductie • een buitenles met opdrachten • de verwerking van de ervaringen Hieronder staan per onderdeel een aantal aandachtspunten beschreven. Neem deze door om er een geslaagde les van te maken.
Introductie Bepaal hoe u het onderwerp ‘schoolomgeving’ of ‘leefomgeving’ wilt introduceren in de klas. Enkele lessuggesties: • Het verhaal De Droombuurt lezen of voorlezen (zie bladzijde 19). Bespreek hoe de droombuurt van de leerlingen eruit ziet. • Een kringgesprek houden over de wijk rond de school. Wie wonen en werken er? Is er veel verkeer in de wijk? Kun je er leuk spelen? Is er veel natuur in de wijk? Wat vinden de leerlingen leuk en minder leuk aan de wijk? Schrijf de antwoorden van leerlingen in een woordweb op. • De leerlingen een tekening laten maken van een plek die ze van huis naar school tegenkomen. • Een les maken uit de methode natuuronderwijs; zie bladzijde 7 voor suggesties.
De buitenles met opdrachten Algemeen Na de introductie legt u de leerlingen uit dat ze een stukje van hun wijk of schoolplein verder gaan onderzoeken door buitenopdrachten te doen. U selecteert vooraf de opdrachten die geschikt zijn voor de omgeving en het seizoen waarin ze uitgevoerd worden. U kunt zoveel opdrachten aanbieden als u zelf wilt. Het is haalbaar om tijdens de buitenles van 1 uur, 10 tot 12 opdrachten aan te bieden. Als u de klas in groepjes laat werken, zorg dan dat er minimaal 1 tot 2 opdrachten meer zijn dan het aantal groepjes. Op die manier is er altijd een opdracht vrij om te doen als een groepje klaar is met zijn opdracht. Een overzicht van de opdrachten vindt u op bladzijde 8. De opdrachtkaarten zelf vindt u vanaf bladzijde 9.
5
a m s t e r d a m s
• •
•
• •
•
•
•
Voorbereidingen Maak een selectie uit de opdrachten op basis van uw schoolomgeving en het seizoen. Kopieer het groepsschema uit de bijlage. Vul de groepjes en de geselecteerde opdrachten in op het schema. Met dit schema kunt u bijhouden welke opdrachten elk groepje gedaan heeft. Verzamel van de geselecteerde opdrachten de bijbehorende materialen. Materialen die nodig zijn voor het uitvoeren van de opdrachten vindt u in het lespakket. Maak groepjes van 2 tot 4 leerlingen of laat de klas zelf groepjes maken. Maak eventueel een plattegrond met de opdrachtnummers of een lijstje met welke opdracht waar uitgevoerd kan worden. Verspreid de opdrachten zoveel mogelijk, zodat groepjes geen last van elkaar hebben. Vlak voor de buitenles hangt u de opdrachtnummers uit de rugzak op de plaatsen waar de opdrachten uitgevoerd gaan worden. Extra begeleiding tijdens de buitenopdrachten kan prettig zijn. Neem met de begeleiders door wat er wel en niet van hen verwacht wordt. In de bijlage vindt u een lijst met aandachtspunten voor begeleiders. U kunt deze kopiëren en uitdelen of mondeling doornemen. Neem ook de algemene regels, die in de klas en buiten gelden, door. Bereid de klas voor op de buitenactiviteit. Leg in de klas uit wat er buiten van hen verwacht wordt. Aandachtspunten zijn: - Hoe gebruik je een opdrachtkaart? - Hoe weet je waar je de opdracht moet uitvoeren? - Hoe ga je met de materialen om? - Wat doe je als je klaar bent met een opdracht? - Wat is het signaal om te verzamelen? Geef de leerlingen handreikingen over hoe zij goed kunnen samenwerken. - Werk stap voor stap. Steeds een stukje lezen, dan iets doen, en dan weer verder lezen. - Bedenk een taakverdeling, bijvoorbeeld iemand die voorleest, iemand die schrijft, iemand die de materialen verzamelt. De taakverdeling kan eventueel bij het wisselen van de opdrachten rouleren. - Zorg dat iedereen aan bod komt met proefjes doen. - Stel vragen aan elkaar en in tweede instantie aan de leerkracht.
Naar buiten! • Neem de gekozen opdrachten en benodigde materialen mee naar één centrale plek in het opdrachtengebied. • Geef elk groepje een opdracht en materialen en vul op het schema in welk groepje welke opdracht mee heeft. Soms gebeurt het dat het erg druk is bij de centrale plek. Bijvoorbeeld aan het begin of wanneer meerdere groepjes tegelijk klaar zijn met hun opdracht. In zo’n geval is het handig om een 6
n m e
c e n t r u m
‘wachtkamer’ te hebben: stoelen of banken op een afstandje van de centrale plek, waar groepjes even kunnen wachten tot u tijd voor hen heeft. • Blijf bij de centrale plek. Wanneer een groepje klaar is kan het meteen verder met de volgende opdracht. Dit gaat door tot de meeste groepjes alle opdrachten gedaan hebben (of tot de tijd om is of tot de spanningsboog op is). Geef dan het signaal om te verzamelen.
• • • •
Na afloop Verzamel alle opdrachten en materialen. Maak alles schoon en droog. Controleer met de inhoudslijst van de rugzak of alles compleet is. Pak de rugzak in volgens het schema.
Verwerking Door de opdrachten hebben de leerlingen heel bewust gekeken naar hun omgeving. Na de buitenles hebben zij allerlei ervaringen over wat er in de wijk te vinden is. Met een afsluitende activiteit zorgt u ervoor dat de leerlingen hun ervaringen en leermomenten een plek kunnen geven. Hieronder staan een aantal suggesties: • Houd een kringgesprek waarbij de leerlingen vertellen over hun ontdekkingen en ervaringen. Hebben de leerlingen nieuwe dingen geleerd over hun schoolomgeving? Wat kunnen zij vertellen over de verschillende thema’s in de omgeving zoals dieren, planten, bomen en mensen. • Bij sommige opdrachten hebben leerlingen dingen verzameld en mee de klas in genomen. Maak in een hoek van het lokaal een tentoonstelling van alle verzamelde voorwerpen. • Laat de leerlingen een maquette of kijkdoos maken van hun schoolomgeving met o.a. materialen die tijdens de opdrachten meegenomen zijn. • Laat de leerlingen een verslag/werkstuk maken over een klein beestje dat ze gevonden hebben of een boom die ze onderzocht hebben. Maak gebruik van de boeken in de rugzak. • Laat de leerlingen nogmaals een tekening maken van dezelfde plek (op weg van school naar huis). Kijkt de leerling nu anders tegen deze plek aan? Wat zijn de verschillen tussen de twee tekeningen? • Laat de leerlingen foto’s van mooie en lelijke plekken in de wijk verwerken in posters. Laat hen de foto’s op een rode en een groene poster plakken en er teksten bij schrijven. • Laat de leerlingen een tekening maken van de ideale wijk of een verhaal erover schrijven.
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
l e s p a k k e t
k i j k
i n
j e
w i j k
a m s t e r d a m s
n m e
c e n t r u m
Aansluiting methodes en kerndoelen
Methodes voor natuuronderwijs Methode
Hoofdstuk/les
Titel
Deel 5
Groep/boek
Hoofdstuk 14
Kijk op de wijk
Deel 6
Hoofdstuk 16
Wijk te kijk
Natuurlijk (oude uitgave)
Deel 5
Hoofdstuk 13
Een eigen plek
Leefwereld
Deel 5
Les 30
Kijk in je wijk
Natuurlijk (nieuwe uitgave)
Deel 6
Les 2
Wonen in een wijk
Wijzer door de natuur
Deel 6
Hoofdstuk 1.1
Een plein met planten
Natuur Buiten-gewoon
Deel 5, kopieerbladen
Bladzijde 56
Kun je stilte horen?
Naut
Groep 5
Thema 1
De wereld om je heen
Kerndoelen Oriëntatie op jezelf en de wereld Kerndoel 40 De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving. Kerndoel 47 De leerlingen leren de ruimtelijke inrichting van de eigen omgeving te vergelijken met die in omgevingen elders vanuit de perspectieven landschap, wonen, werken, bestuur, verkeer, recreatie, welvaart, cultuur en levensbeschouwing.
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
l e s p a k k e t
k i j k
i n
j e
w i j k
7
a m s t e r d a m s
n m e
c e n t r u m
Opdrachtkaarten Kijk in je wijk
Thema
Bomen
Titel opdrachtkaart
1 Groene stammen
Seizoen
Elk seizoen
Nodig uit de omgeving
Kernwoorden opdracht
Extra materialen (zelf voor zorgen)
Producten mee in de klas
Bomen met
Algen, stam
Blanco papier per
Afdruk van algen
groepje
op papier
algen 2 Bomen: meten en weten Planten
Dieren
Elk seizoen
Bomen
Stam
Weegbree
Weegbree
3 Weegbree
Lente, zomer
4 Zaden met haakjes
Lente
5 Zaden met vleugels
Lente
Iepen
Zaden
6 Planten eten
Lente, zomer
Planten waar-
Planten-, vlees- en
aan gegeten is
alleseter
Zaden, klis
7 Onkruid
Lente, zomer
Onkruid
Onkruid
8 Vogels kijken
Elk seizoen
Vogels
Vogelnamen
9 Luisteren naar vogels
Elk seizoen
Vogels
Vogelnamen
10 Sporen van slakken
Zomer, herfst
Slakken
Slak, vraatspoor
11 Kleine beestjes
Lente, zomer,
Kleine beestjes
Insectennamen
Vlinderplanten
Vlindernamen,
herfst 12 Vlinders
Zomer
nectar
Mensen
13 Wie helpt Minoes?
Elk seizoen
14 Huisdieren: hondenpoep
Elk seizoen
Honden
Poes Hondenpoep
15 Afval
Elk seizoen
Afvalbak
Afvalbak, afval
Stiften Gevonden afval
Eventueel handschoenen voor de leerlingen en plastic tas per groepje om afval in te stoppen
16 Mijn wijk, jouw wijk
Elk seizoen
Bewoners uit
Wijk, wonen
de wijk
Ingevuld werkblad
Papier en potlood per groepje, kopie werkblad Mijn wijk, jouw wijk
Weer
17 Het weer
Elk seizoen
Grond
18 Grond: de schudproef
Elk seizoen
Wolken, wind Grond om in te
Zand, klei, aarde
graven Omgeving
19 Bomen vol stof
Elk seizoen
algemeen
Fles met kraanwater per groepje
Bomen aan een
(Fijn)stof
drukke straat 20 Huisdieren: hond en baasje
Elk seizoen
Hondenbezitters
Hond
21 Geluiden: vogels en mensen
Elk seizoen
Vogels
Vogelgeluiden
22 Dichten natuurlijk!
Elk seizoen
23 Putdeksel 24 De mooiste plek
Elk seizoen
Dichten, gedicht Putdeksel
Elk seizoen
Potlood en papier per
Gedichten over
leerling
de omgeving
Putdeksel, water,
Per groepje vel A3
Afdruk van een
gas, riool
papier
putdeksel
Mooi, lelijk
Per leerling papier en
Tekening van
tekengerei
mooie plek
Fototoestel
Foto’s van mooie
25 Lawaai
Elk seizoen
Drukte
Geluid, stilte, lawaai
26 Stilte
Elk seizoen
Stilte
Geluid, stilte, lawaai
27 Kijk om je heen zonder ogen
Elk seizoen
Voelen, ruiken
28 Mooie en lelijke plekken
Elk seizoen
Fototoestel, mooi, lelijk
29 Vies water
Lente, zomer
Vijver of gracht
Schoon en vies
en lelijke plekken Fles met kraanwater
water
8
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
l e s p a k k e t
k i j k
i n
j e
w i j k
a m s t e r d a m s
n m e
c e n t r u m
Ik heb nodig
Ik heb nodig
• stukje papier* • stukje plakband • loep
•
•
Op de stam van een boom zitten vaak groene vlekken. Algen zijn kleine planten.
•
Algen houden van vocht en schaduw.
•
Wrijf met een vinger over de algen.
Leg je handen op de stam. Hoeveel handen passen om de stam heen?
Welke kleur krijgt je vinger?
•
Ruik aan de algen.
Kijk waar de takken uit
Wat ruik je?
de stam komen. Kun je de takken aanraken?
Kijk met een loep naar de algen. Wat zie je?
•
Sla je armen om de stam. Passen je armen om de stam heen?
Kies een boom met algen op de stam.
•
Kijk naar een blad van de boom. Zoek dit blad op de zoekkaart. Hoe heet je boom?
Deze groene plekken zijn algen!
•
zoekkaart Bomen aan bladeren herkennen
Ga bij een boom staan.
Kijk naar de stammen van bomen.
•
2
Bomen: meten en weten
1
Groene stammen
•
Kijk naar andere bomen
Plak het plakband op de algen.
in de buurt.
Wrijf er over.
Tel je stappen om bij de volgende boom te komen.
Plak nu het plakband op papier. Neem het papier mee naar de klas.
•
Denk je dat een boom ziek wordt van algen?
amsterdams
nme
centrum
opdrachtkaart
kijk
in
je
wijk
amsterdams
nme
centrum
opdrachtkaart
kijk
in
je
wijk
Tip Algen groeien op boomstammen. Ze houden van vocht en schaduw. Een alg is niet schadelijk voor een boom.
3
Weegbree Ik heb nodig
Ik heb nodig
• plaatje van weegbree
•
• één kliszaadje per groepje
Kijk naar het zaadje. Aan de stekels zitten haakjes.
Kijk naar dit plaatje.
•
Dit is een weegbree.
Zie je de haakjes? Voel er aan.
Zoek een weegbree.
•
4
Zaden met haakjes
•
Pluk één blad van de weegbree.
Elk zaadje is anders. Er is: - zaad met haakjes (klis)
Voel aan het blad.
- zaad in vruchten (pit van een appel)
Is het slap of stevig?
- zaad met pluis (paardenbloem) - zaad met vleugels (iep)
•
Probeer uit waar jouw zaadje aan blijft hangen.
• Weegbree kan er goed tegen als je erop stapt. Hoe komt dat denk jij?
•
Ken jij een andere plant
•
die er goed tegen kan
• amsterdams
nme
centrum
opdrachtkaart
kijk
in
De haakjes blijven hangen aan de vacht van dieren en jouw kleren. Waarom zitten er haakjes aan het zaad?
als je erop stapt?
je
wijk
Doe de zaden weer in de bak.
amsterdams
nme
centrum
opdrachtkaart
kijk
in
je
wijk
Tip Weegbree is een tredplant en kan er goed tegen als er op de plant wordt gestapt. Heeft een kind zich bezeerd aan een brandnetel laat het dan met een blad van de weegbree de prikkels van de brandnetel wegwrijven!
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
l e s p a k k e t
k i j k
i n
j e
w i j k
9
a m s t e r d a m s
5
Zaden met vleugels Ik heb nodig
n m e
c e n t r u m
6
Planten eten
• één gevleugeld zaadje • één zaadje zonder vleugels
•
Zoek een plant waaraan gegeten is.
Pak een zaadje met een vleugel.
Bijvoorbeeld blad met gaatjes of kapotte rand.
Gooi het omhoog.
Wie heeft dat gedaan? Kijk of je ook de eter ziet.
Hoe valt het zaadje?
•
•
Pak een zaadje zonder vleugel.
Aan welk deel van de plant at het? - blad
Gooi het omhoog.
- vrucht
Hoe valt het zaadje?
- stam - tak - bloem Denk je dat de plant nu dood gaat?
•
Noem een dier dat alleen planten eet. Het is een planten-eter.
•
• Zie je in de buurt bomen met ‘vleugelzaad’?
•
Noem een dier dat alleen vlees eet. Het is een vlees-eter.
Waarvoor zijn de vleugels aan het zaadje?
•
Noem een dier dat planten én vlees eet. Het is een alles-eter.
Doe de zaden weer in de bak.
En wat ben jij? amsterdams
nme
centrum
opdrachtkaart
kijk
in
je
wijk
7
Onkruid
amsterdams
nme
centrum
opdrachtkaart
kijk
in
je
wijk
8
Vogels kijken Ik heb nodig
• zoekkaart Vogels van dorpen en steden • verrekijker
• Kijk of je vogels ziet. Ga stil zitten.
Onkruid zijn planten die zomaar ergens groeien. Mensen planten het niet. Mensen zorgen er niet voor. In een tuin halen mensen het vaak weg.
• Beweeg niet en wacht even. Komen de vogels dichtbij?
•
•
Zoek een plek met onkruid.
Kijk goed naar één vogel. Wat doet de vogel? fluiten veren schudden vleugels uitslaan jongen voeren poepen drinken veren poetsen vliegen zwemmen huppen eten naar een andere vogel pikken
•
• – noem één reden om onkruid te laten staan.
•
– noem één reden om onkruid weg te halen.
•
Zoek de vogel op de zoekkaart. Hoe heet de vogel?
Wat vind jij van onkruid? Denk je dat de vogel een nest heeft?
ja
/
nee
Wat vind jij een goede plek voor een nest?
Denk je dat dieren in de stad blij zijn met onkruid?
amsterdams
nme
centrum
opdrachtkaart
kijk
in
je
wijk
amsterdams
nme
centrum
opdrachtkaart
kijk
in
je
wijk
Tip
Tip
Onder begeleiding kunt u leerlingen vragen een onkruid te plukken om
Naar aanleiding van deze vraag kunt u met leerlingen praten over schut-
tentoon te stellen in de klas. Met de leerlingen kunt u filosoferen over het
plekken en schutkleuren van vogels.
woord onkruid; wanneer vinden zij iets onkruid?
10
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
l e s p a k k e t
k i j k
i n
j e
w i j k
a m s t e r d a m s
n m e
c e n t r u m
9
Luisteren naar vogels Ik heb nodig
Ik heb nodig
• zoekkaart Vogels van dorpen en steden
•
• loep
Mensen gaan naar een winkel voor eten.
Ga stil zitten. Luister goed.
Een slak gaat naar een tuin of park!
Hoor je vogels? Doe je ogen dicht en luister.
•
Een slak eet kleine stukjes blad. Elke vogel maakt een ander geluid.
Hij maakt gaatjes in een blad.
Hoeveel vogels hoor je?
•
Of hapt de rand van een stuk blad. De gaatjes op een blad noem je een vraatspoor.
Kijk waar een geluid vandaan komt. Zie je de vogel?
•
Zie je de bek van de vogel bewegen?
•
Zoek een blad met gaatjes of kapotte rand. Denk jij dat een slak van het blad at?
Doe het geluid van de vogel na.
•
Geeft de vogel antwoord?
•
10
Sporen van slakken
Zoek de slak. Een slak verstopt
Zoek de vogel op de zoekkaart.
zich dichtbij de grond.
Hoe heet de vogel?
Duw de bladeren rustig opzij.
•
amsterdams
nme
centrum
opdrachtkaart
kijk
in
je
wijk
amsterdams
11
Kleine beestjes Ik heb nodig
Kijk naar de slak met een loep.
nme
centrum
opdrachtkaart
Ik heb nodig
Een vlinder zit vaak op een bloem.
Je ziet ze niet zomaar. Kleine beestjes verstoppen zich.
Zoek een vlinder.
•
Kun jij een beestje vinden?
Kijk naar de vlinder. Wat doet de vlinder?
Kijk op deze plekken:
•
- onder hout
Zoek de vlinder op de zoekkaart. Hoe heet jouw vlinder?
- onder blaadjes - op een stam van een boom
•
- in de grond
Vlinders houden van zoet. Ze eten nectar. Nectar is sap
Vang een beestje met een loeppotje.
uit een bloem.
Bekijk het beestje.
Vlinders eten ook suiker,
Zoek het beestje
siroop en fruit.
op de zoekkaart. Hoe heet het beestje?
•
wijk
Welke kleuren heeft de vlinder?
- onder een tegel
•
je
• zoekkaart Vlinders
Overal om ons heen leven kleine beestjes.
•
in
12
Vlinders
• zoekkaart Bodemdieren • loeppotje
•
kijk
•
Hoe krijg je veel vlinders in de buurt van jouw school?
Ben je klaar? Laat het beestje vrij op de plek waar je het vond.
amsterdams
nme
centrum
opdrachtkaart
kijk
in
je
wijk
amsterdams
nme
centrum
opdrachtkaart
kijk
in
je
Tip
Tip
Bespreek vooraf op welke manier de leerlingen de beestjes mogen
Leg uit dat de leerlingen vlinders niet mogen vastpakken,
vangen. Kinderen kunnen kleine beestjes soms erg eng vinden. Besteed
vlinders kunnen hier niet tegen.
wijk
hier aandacht aan. Door van een afstandje een poosje rustig naar het beestje te kijken wordt het al snel minder eng. Misschien kunt u het kind over de angst heen helpen door te laten zien dat het diertje niets kwaad doet en misschien wel erg mooi is of zacht aanvoelt. Dwing het kind niet dingen te doen die het echt niet durft. Laat het niet te veel merken als u een beestje zelf eng vindt. d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
l e s p a k k e t
k i j k
i n
j e
w i j k
11
a m s t e r d a m s
13
Wie helpt Minoes?
n m e
c e n t r u m
14
Huisdieren: hondenpoep Ik heb nodig
• kleine vlag • viltstift*
•
Minoes is een poes. Ze is nieuw in de wijk. Ze wil weten welke leuke dingen er voor haar zijn.
•
Help Minoes!
•
Wat vind jij van poep op straat? Schrijf dat op het vlaggetje. Steek het vlaggetje in een drol.
Stel je voor dat je een poes bent. Waar kom jij graag?
•
Wat doe jij graag?
•
Kijk goed om je heen. Zie je poep van honden op straat?
Wat kun je doen tegen poep op straat?
Zoek 3 goede plekken voor Minoes. - Waar kan Minoes in de zon liggen? - Waar kan Minoes zich verstoppen? - Waar kan Minoes goed spelen?
amsterdams
nme
centrum
opdrachtkaart
kijk
in
je
wijk
amsterdams
nme
centrum
opdrachtkaart
kijk
in
je
wijk
Tip Praat met de leerlingen over mogelijkheden voor honden wc’s en hondenhaltes waar de poep van honden opgeruimd kan worden.
15
Afval
16
Mijn wijk, jouw wijk Ik heb nodig
• schrijfplankje • werkblad Mijn wijk, jouw wijk • papier* • potlood*
•
Wij maken afval en gooien het weg. Zoek naar afval op straat.
•
Hoe is het om hier te wonen?
•
Waarvoor werd het gebruikt? Wie gooide het weg?
•
Kijk goed om je heen. De school staat in deze wijk.
Pak 5 dingen van straat.
Je gaat vragen stellen aan iemand uit de wijk. Gebruik de vragen van het werkblad. Spreek af wie vragen stelt en wie schrijft.
Ligt hier veel of weinig afval op straat?
•
Zie je een afvalbak in de buurt? Wat zou jij met dit afval doen?
Spreek iemand op straat aan. Zie je niemand op straat? Vraag de leerkracht waar je mag aanbellen. Schrijf de antwoorden op het werkblad.
amsterdams
nme
centrum
opdrachtkaart
kijk
in
je
wijk
amsterdams
nme
centrum
opdrachtkaart
kijk
in
je
wijk
Tip
Tip
Maak afspraken met de leerlingen wat zij wel en niet mogen oprapen.
Bespreek met de leerlingen hoe zij vreemde mensen kunnen aan-
Denk bijvoorbeeld aan glas en injectiespuiten. Besluit of u de leerlingen
spreken. Bijvoorbeeld door eerst jezelf voor te stellen, uit te leggen
handschoenen meegeeft voor het verzamelen van het afval.
wat je graag wilt weten en bedanken voor de tijd.
12
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
l e s p a k k e t
k i j k
i n
j e
w i j k
a m s t e r d a m s
n m e
c e n t r u m
17
Het weer
18
Grond: de schudproef Ik heb nodig
• pot met deksel • lepel • (fles) water*
Er zit veel in de grond.
•
In grond zit zand, klei, steentjes en stukjes plant.
Ga op je rug liggen. Kijk naar de wolken.
•
- Zie je aan de wolken
Dingen in de grond kun je goed zien in een pot met water. - Schep met de lepel grond in de pot, tot de helft.
dat het waait? - Waar zie je dat aan?
- Doe water in de pot, tot onder de rand.
- Is er vandaag veel of
- Doe de deksel op de pot. - Schud de pot om de beurt.
weinig wind?
- Zet de pot neer.
•
- Raak de pot niet meer aan.
Ga staan. Doe je ogen dicht.
•
- Voel je wat voor weer het is?
- Wat zit er onderin de pot?
- Wat voor weer voel jij dat het vandaag is?
- Drijft er iets op het water?
•
amsterdams
nme
Tel samen tot 100 en kijk wat er gebeurt. - Zie je lagen?
- Waar voel je dat aan?
centrum
opdrachtkaart
kijk
in
je
wijk
Schud even en giet de pot leeg.
amsterdams
nme
centrum
opdrachtkaart
kijk
in
je
wijk
Tip Laat de leerlingen deze opdracht uitvoeren in de buurt van een bankje of muurtje zodat de leerlingen hier de pot kunnen neerzetten en makkelijk kunnen bekijken.
19
Bomen vol stof Benodigdheden
20
Huisdieren: hond en baasje
• drie vochtige zakdoeken
In rook uit auto’s en schoorstenen zit stof.
Zoek iemand met een hond.
Het stof valt uit de rook omlaag.
Zie je niemand? Vraag wie uit je groepje een hond heeft!
Het valt op straat, auto’s, planten en bomen.
•
Stel deze vragen aan het baasje:
• • • • •
Pak drie vochtige zakdoeken. - Neem de 1e zakdoek. Wrijf over een raam. Wat zie je? - Neem de 2e zakdoek. Wrijf over een stang van een fiets. Wat zie je?
Hoe heet de hond? Hoe vaak laat je de hond uit? Waar laat je de hond poepen? Ruim je de poep op? Wat wil je voor je hond anders in de buurt?
- Neem de 3e zakdoek. Wrijf over het blad aan een boom. Wat zie je?
•
Zie je verschil tussen de zakdoeken? Vangt de boom veel stof?
•
Bomen krijgen lucht door hun bladeren. Met stof op het blad krijgt een boom minder lucht. Denk je dat deze boom last heeft van het stof?
amsterdams
nme
centrum
opdrachtkaart
kijk
in
je
amsterdams
wijk
nme
centrum
opdrachtkaart
kijk
in
je
wijk
Tip Spreek met de leerlingen af dat zij niet zomaar een hond mogen aaien. Laat hen eerst het baasje om toestemming vragen.
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
l e s p a k k e t
k i j k
i n
j e
w i j k
13
a m s t e r d a m s
21
Geluiden: vogels en mensen
n m e
c e n t r u m
22
Dichten natuurlijk! Ik heb nodig
• schrijfplankje • papier* • potlood*
•
Soms vinden mensen iets in de buurt heel mooi.
Wees heel stil. Hoor je geluid van vogels?
M oo V li eg
Kun je de vogels zien?
V an
Schrijf een gedicht over iets in jouw buurt.
Hoeveel vogels hoor je?
•
V li nd
Soms schrijven ze er een gedicht over!
• Kies 1 ding uit de buurt dat jij heel mooi vindt. • Denk aan een beestje, boom, plek, auto of gebouw. • Maak 1 zin over jouw ding. • Maak 1 zin die hier op rijmt.
Luister nog een keer. Hoor je geluid van mensen? Wat hoor je? - Gillen
ie
en
er
kl eu
en
bl oe
re n
fl ad
de re
ar M na
V li nd
n
bl oe
M
er
Maak twee of meer zinnen.
- Zingen
Maak het gedicht zo lang als je wilt.
- Roepen
Je mag ook een elfje maken!
- Praten - Auto - Brommer - Vliegtuig - Fietsbel - Boot - Tram - …
•
Wat vind je harder: geluid van een vogel of mens? Wat vind je mooier: geluid van een vogel of mens?
amsterdams
nme
centrum
opdrachtkaart
kijk
in
je
wijk
amsterdams
nme
centrum
opdrachtkaart
kijk
in
je
wijk
Tip U kunt de leerlingen ook een elfje laten maken. Een elfje bestaat uit 11 woorden: regel 1: één woord, regel 2: twee woorden, regel 3: drie woorden, regel 4: vier woorden, regel 5: één woord.
23
Putdeksel Ik heb nodig
Benodigdheden
• A3-papier* • wasco
• schrijfplankje • diaraampje • papier* • tekenspullen*
Een putdeksel is een zware deksel.
In de wijk zijn mooie en lelijke plekken.
Je vindt ze in de weg of de stoep.
Je gaat een tekening maken van een mooie plek.
•
Zoek een putdeksel in de stoep.
•
Wat staat erop?
Wat zie je?
- water
- Struiken
- gas
- Bomen
- riool
•
- Water
Maak een afdruk van de deksel
- Gebouwen
- Pak papier en wasco.
- Banken
- Leg het papier op de deksel.
- Auto’s
- Wrijf met de wasco over het
- Mensen
papier.
•
- Bloemen - Fietsen
Wat vind jij van putdeksels
- …
in de straat? Vergelijk ze met jouw afdruk.
•
Zijn ze hetzelfde?
nme
Houd een diaraam voor je gezicht. Kijk om je heen door het diaraam tot je een mooie plek ziet.
Waarvoor is de put onder de deksel?
amsterdams
24
De mooiste plek
centrum
opdrachtkaart
kijk
in
je
wijk
Teken wat je ziet!
amsterdams
nme
centrum
opdrachtkaart
kijk
in
je
wijk
Tip Let op de veiligheid van de leerlingen. Laat hen niet een putdeksel midden op de straat bekijken, maar kies putdeksels in het trottoir uit. Laat leerlingen een putdeksel niet optillen.
14
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
l e s p a k k e t
k i j k
i n
j e
w i j k
a m s t e r d a m s
n m e
c e n t r u m
25
Lawaai
26
Stilte
Ga naar een plek waar veel lawaai is.
Ga naar een plek waar het stil is.
Wie maakt al dat geluid?
Maak geen geluid.
•
Luister goed. Vind je dat leuk, of niet? Maak jij ook weleens lawaai?
•
Mag dat altijd en overal?
amsterdams
nme
Is het hier echt stil? Wat hoor je allemaal?
Wanneer wel of niet?
Denk je dat er in Amsterdam een plek is waar het helemaal stil is?
centrum
opdrachtkaart
kijk
in
je
wijk
amsterdams
27
Kijk om je heen zonder ogen Ik heb nodig
nme
centrum
Ik heb nodig
je
wijk
Vraag aan je leerkracht hoe het fototoestel werkt.
Geef hem of haar een hand.
•
Leid de ‘blinde’ rond. Laat hem of haar alles voelen en ruiken.
Kijk goed rond in de wijk. Zoek een plek die je mooi vindt. Maak er een foto van. Gebruik de tips!
Denk aan:
•
- loop over zand, grind en tegels
Kijk rond in de wijk. Zoek een plek die je
- ruik aan planten
lelijk vindt.
- voel aan een boomstam, blad, gras
Maak er een foto van. Gebruik de tips!
Stel vragen:
•
- Wat voel je? - Wat ruik je?
•
in
• fototoestel*
Doe één kind een blinddoek om.
•
kijk
28
Mooie plekken, lelijke plekken
• blinddoek
•
opdrachtkaart
Wat kun je doen om van de lelijke plek een mooie plek te maken?
Wissel na een minuut. Iedereen komt één keer aan de beurt. Tips voor het maken van foto’s
•
- Waar komt het licht vandaan? Hoe kan een blinde van de natuur genieten?
Ga met je rug naar de zon toe staan. - Komt alles goed op de foto? Ga niet te dichtbij staan, maar ook niet te ver weg. - Houd het toestel stil als je op het knopje drukt.
amsterdams
nme
centrum
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
opdrachtkaart
l e s p a k k e t
kijk
in
k i j k
je
wijk
i n
amsterdams
j e
w i j k
nme
centrum
opdrachtkaart
kijk
in
je
wijk
15
a m s t e r d a m s
n m e
c e n t r u m
29
Vies water Ik heb nodig
• twee doorzichtige flesjes:
fles 1 = gevuld met kraanwater fles 2 = leeg
Water uit de kraan is schoon. Je kunt het drinken. Vies water kun je niet drinken. Je wordt er ziek van. Mensen maken water vies. Ze gooien er afval in.
•
Is het water in jouw wijk schoon? - Zie je dieren in het water? - Zie je planten in het water? - Zie je iets dat niet in het water hoort? (denk aan hout, karton, plastic)
•
In fles 1 zit kraanwater. Vul fles 2 met water uit de wijk.
•
Houd fles 1 en 2 naast elkaar. - Is de kleur hetzelfde? - Kun je er even goed doorheen kijken? - Word jij ziek van het water uit fles 2? (niet proberen!) - Wat vind je van het water op deze plek?
amsterdams
16
nme
centrum
opdrachtkaart
kijk
in
je
wijk
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
l e s p a k k e t
k i j k
i n
j e
w i j k
n m e
Bijlage
c e n t r u m
Groepsnummer
Groepsschema
Namen
Geselecteerde opdrachten
a m s t e r d a m s
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
l e s p a k k e t
k i j k
i n
j e
w i j k
17
Bijlage
a m s t e r d a m s
n m e
c e n t r u m
Aandachtspunten voor begeleiders
U gaat groepjes kinderen begeleiden bij het uitvoeren van de buitenopdrachten. De kinderen gaan in groepjes opdrachten doen die betrekking hebben op hun leefomgeving. Houd bij het begeleiden van de groepjes de volgende tips in gedachten: • Op de opdrachtkaarten staan vragen die de gedachtegang van de kinderen kunnen sturen. De leerlingen hoeven de antwoorden op deze vragen niet op te schrijven, omdat het de (natuur)beleving in de weg kan staan. • Kinderen hebben soms moeite met het lezen en begrijpen van de opdrachten. Help hen waar nodig met lezen, of stel vragen om na te gaan of ze de opdracht goed begrepen hebben. • Het is niet de bedoeling dat u antwoorden voorzegt. Wanneer kinderen het antwoord op een vraag niet weten, kunt u ze naar het antwoord toe leiden door ze bijvoorbeeld te wijzen op bepaalde dingen die ze waarnemen en extra vragen te stellen. • Kinderen geven vanuit hun logica soms antwoorden waar wij, volwassenen, van geneigd zijn dat ‘fout’ te noemen. Tijdens deze ontdekkingstocht zijn er heel weinig dingen ‘fout’. Laat de leerlingen duidelijk maken wat ze ergens mee bedoelen, zonder er direct een oordeel aan te hangen. • Kinderen kunnen kleine beestjes soms erg eng vinden. Besteed hier aandacht aan. Door van een afstandje een poosje rustig naar het beestje te kijken wordt het al snel minder eng. Misschien kunt u het kind over de angst heen helpen door te laten zien dat het diertje niets kwaad doet en misschien wel erg mooi is, of zacht aanvoelt. Dwing het kind niet dingen te doen die het echt niet durft. Laat het niet te veel merken als u een beestje zelf eng vindt. • Let erop dat de kinderen voorzichtig en met respect met kleine beestjes, planten en bomen omgaan. • Bij veel opdrachten moet er goed gekeken, geroken, geluisterd of gevoeld worden. Stimuleer de kinderen hier de tijd voor te nemen en er serieus mee aan de slag te gaan. • Doe mee met de kinderen, wie weet ontdekt u nog iets leuks!
18
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
l e s p a k k e t
k i j k
i n
j e
w i j k
a m s t e r d a m s
n m e
Bijlage
c e n t r u m
De Droombuurt
“Paul, wat wil je later worden?”, had de juffrouw van groep 6 aan hem gevraagd. “Ik wil architect worden”, antwoordde Paul. “Als ik later groot ben, ga ik allemaal mooie huizen tekenen. Daarna bouwen andere mensen de huizen die ik bedacht heb.” “Tjonge, de meeste jongens willen politieman of brandweerman worden”, lachte de juf. Paul vond dat maar raar. Hij wilde helemaal geen boeven vangen. Mooie huizen tekenen en die laten bouwen. Dat was pas leuk. Op een dag las zijn moeder iets in de krant. Er moest een nieuwe wijk gebouwd worden in de stad. Iedereen die dat wilde kon meedoen aan een wedstrijd. Je mocht je droombuurt maken in het klein. “Dat wil ik ook!”, riep Paul meteen toen zijn moeder hem het stukje in de krant liet lezen. “Mogen kinderen meedoen?” “Waarom niet”, zei zijn moeder. “Daar moet je je niets van aantrekken. Jij wilt later toch architect worden? Nou, laat die mensen maar eens zien wat je kan.”
die door een jongen van acht bedacht was. Toch was Paul een beetje zenuwachtig. Er kwam een nette meneer in een blauw pak waar iedereen voor klapte. Hij ging vertellen wie er gewonnen had. “Voordat ik zeg wie de hoofdprijs krijgt, wil ik een extra prijs aan iemand geven”, zei de meneer. “Hij heeft niet gewonnen, maar we hopen dat hij nog een heleboel mooie huizen zal bedenken. In plaats van een fles wijn hebben we een fles Jip-en-Janneke-champagne voor hem en een verrassing.’’ Jip-en- Janneke-champagne? Dat is veel lekkerder dan een fles wijn, dacht Paul. “En de prijs gaat naar Paul Mastenbroek. Hij is acht jaar oud. Kom maar naar voren, Paul.” Iedereen klapte heel hard voor hem, en zijn vader nam alles op met de videocamera. Voor een keertje vond Paul dat niet zo erg. “Ik vond je maquette echt heel bijzonder”, zei een mevrouw tegen hem. “Het is echt een droombuurt. Als je deze buurt in een grote bak met thee neerzet, dan smelt het helemaal weg. Heel leuk verzonnen, jongen.” Wat doet dat mens stom, dacht Paul verbaasd. Ik vind die suikerklontjes gewoon op stenen lijken. Meer niet. Ach, wat kon het hem ook schelen. Hij had iets lekkers gekregen en een mooi boek. Als hij later groot was, zouden er een heleboel huizen van hem gebouwd worden!
Paul wist wel wat hij voor die wedstrijd moest maken. Met een moeilijk woord heette dat een maquette (spreek uit: maakette). Hij zou de buurt die hij verzon in het klein gaan bouwen. Net als zijn vader altijd deed, want die was ook architect. Maar voor een wedstrijd moest je natuurlijk iets heel moois verzinnen. Hij dacht en dacht. Wat zou het worden? Een paar dagen later zag hij dat zijn moeder een klontje suiker in haar koffie deed. Die klontjes leken op bouwstenen. “Ik ga een heleboel huizen bouwen van suikerklontjes”, zei Paul trots. Zijn vader begon te lachen. “Die klontjes lijken inderdaad op steentjes. Volgens mij staat er nog een heel pak in het keukenkastje. Ga maar kijken.” Paul rende meteen naar de keuken. Hij zag al snel een groot pak suikerklontjes staan. Nu wist hij het. Hij ging huizen bouwen met weinig ramen en veel steentjes. Maar hij had wel iets nodig om de klontjes aan elkaar vast te maken. Anders viel het hele huis in elkaar als hij het optilde. Dat was zonde van al zijn moeite. De daken maakte hij van rood karton, want zo kon het regenwater beter weglopen. Tussen de huizen maakte hij een speeltuin en straten. Ook was er een park waar je hutten kon bouwen. Auto’s mochten bijna nergens komen. Dan kon je lekker voetballen op straat. Toen de droombuurt af was, ging hij hem samen met zijn vader wegbrengen. Een paar maanden later moest iedereen die een droombuurt in het klein gebouwd had naar een grote zaal komen. Alle kleine wijken stonden op tafels. Paul was het enige kind dat meedeed. Er waren ook mensen van de krant, en zelfs van de televisie. Als hij zou winnen, werd zijn buurt echt gebouwd. Maar ze bouwden vast geen buurt d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
l e s p a k k e t
k i j k
i n
j e
w i j k
19
Mijn wijk, jouw wijk Ik heb nodig • schrijfplankje • papier* • potlood*
Stel jezelf voor (wij zijn .......................... van de ..........................school). Vertel dat je bezig bent met een les ‘wonen in de wijk’. Vraag of je vragen mag stellen. • Hoe lang woont u in de wijk?
• Vindt u het leuk om hier te wonen?
• Wat vindt u een mooie plek in de wijk?
• Vindt u dat er genoeg natuur is in de wijk?
• Wat mist u in de wijk?
Dit waren de vragen. Wilt u nog iets zeggen? Dank u wel!
amsterdams
nme
centrum
werkBlad
kijk
in
je
wijk
a m s t e r d a m s
n m e
c e n t r u m
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
l e s p a k k e t
k i j k
i n
j e
w i j k
21
a m s t e r d a m s
22
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
l e s p a k k e t
n m e
k i j k
i n
c e n t r u m
j e
w i j k