KIELLEGGING 4E PATROUILLESCHIP HOLLAND-KLASSE DAMEN SCHELDE NAVAL SHIPBUILDINg 9 April 2010
Nederlandse marineschepen met de naam “groningen”
Inleiding Naamgeving van schepen kan door verschillende motieven zijn ingegeven. Op een lijst van Nederlandse oorlogsschepen uit het eind van de zestiende eeuw, is het gros van de vaartuigen voorzien van dierennamen. Vermoedelijk waren dit niet de officiële namen, maar afgeleiden van afbeeldingen in het stadswapen, die meer dan eens op het vaartuig werden aangebracht. De namen in de Nederlandse oorlogsvloot in de tweede helft van de zeventiende eeuw geven een geheel ander beeld. Het aantal dierennamen is sterk afgenomen, terwijl er meer schepen zijn met namen van steden, kastelen en provincies. In de achttiende eeuw werd het ook gebruikelijk schepen naar vlootvoogden te vernoemen, zoals admiraal Maerten Harpertsz. Tromp. De provincie Groningen sloot zich in 1536 aan bij het rijk van Karel V, waar de andere Nederlanden ook toe behoorden. Het gebied met zijn gelijknamige hoofdstad “Groeningen” werd ook wel “Stad en Lande” genoemd, en ook de “Ommelanden” of “Omlandia”. Marineschepen met deze naamsvarianten worden daarom gerekend tot de naamsvoorgangers van de Groningen, evenals schepen met namen als Het Wapen van Groningen of De Zwarte Arend,
naar de dubbele zwarte adelaar in het wapen van de stad. Het huidige marine-embleem voor deze scheepsnaam bevat tweemaal het Groninger stadswapen en tweemaal het wapen van de Groninger Ommelanden. Het patrouilleschip Hr.Ms. Groningen wordt het veertiende Nederlandse marineschip in deze traditie. De allereerste, de Omlandia, was een oorlogsschip van 28 tot 30 stukken geschut van de admiraliteit van Friesland en nam deel aan de zeeslagen bij Ter Heijde en Nieuwpoort (1653), en in de Slag bij Lowestoft (1665), waar ook twee andere naamgenoten optraden. Andere “Groningens” onderscheidden zich tijdens roemruchte expedities en zeeslagen als de Slag in de Sont (1658), de Vierdaagse Zeeslag (1666), de tocht naar Chatham (1667), de Slag bij Solebay (1672), de zeeslagen bij Schooneveld en bij Kijkduin (1673) en de Slag bij Beachy Head of Bevesier (1690). Onder de commandanten die ooit het bevel voerden over een Groningen bevinden zich in hun tijd beroemde marineofficieren, zoals Enno Doedes Star en Christoffel Middagten.
Historische informatie kiellegging 4e patrouilleschip “groningen”
1) Groningen, admiraliteit van Friesland, bewapening: 28-30 stukken,
1628-1655
2) Groningen, admiraliteit van Amsterdam, bewapening: eerst 40, later 48 stukken, 1641-1667 3) Groningen, admiraliteit van Friesland, bewapening: 40-44 stukken,
1652-1655
4) Groningen, admiraliteit van Amsterdam, directieschip (particulier
bewakingsvaartuig, in oorlogstijd gemilitariseerd)
1652, hierna niet meer genoemd
5) Groningen, admiraliteit van Amsterdam, bewapening: 30 stukken,
1652-1653
6) Groningen, admiraliteit van Friesland, linieschip, bewapening: 50-54 stukken,
1653-1677
7) Groningen, admiraliteit van Amsterdam, bewapening: 56-62 stukken,
1653-1671
8) Groningen, admiraliteit van Friesland, fregat, bewapening: 44-52 stukken,
1654-1688
9) Groningen, admiraliteit van Friesland, fregat,
bewapening: eerst 36, later 48 stukken,
1658-1665
10) Groningen, admiraliteit van de Friesland, linieschip, bewapening: 70 stukken,
1666-1688
11) Groningen, admiraliteit van Amsterdam, linieschip, bewapening: 50 stukken,
1683-1694
12) Groningen, schroefstoomschip der tweede klasse, bewapening: 14 stukken,
1857-1863
13) Groningen, onderzeebootjager,
1954-1981
14) Groningen, patrouilleschip,
kiellegging april 2010
Zr.Ms. Groningen, schroefstoomschip der tweede klasse (1857-1863)
Hr.Ms. Groningen, onderzeebootjager (1954-1981)
Bron: NIMH
In het tijdsbestek 1830-1865 stapte de Koninklijke Marine over van zeil- naar stoomvoortstuwing. Met de invoering van de scheepsschroef in 1853 volgde de Nederlandse marine de Britse Royal Navy op de voet en behoorde tot de modernste zeemachten van Europa. Aanvankelijk ging het nog om zeilschepen “met hulpstoomvermogen”, maar al vrij snel ging het om volwaardige “schroefstoomschepen”, die naar gelang hun formaat in klassen werden ingedeeld. De schepen hadden nog wel een compleet zeiltuig voor de grote afstanden, omdat een wereldwijd netwerk van kolenstations ontbrak. Zr.Ms. schroefstoomschip Groningen, in 1855 bij Fop Smit op de Kinderdijk op stapel gezet, behoort tot de eerste generatie schroefstoomschepen. Zij was de eerste in haar klasse, waarin er nog vier zouden volgen, de laatste in 1867. Het houten schip had een waterverplaatsing van bijna 1500 ton, een
lengte van 58,82 meter en 14 stukken geschut aan dek. De maximum vaart bedroeg van 10 knopen. De bemanning telde 158 koppen. Op 1 juli 1857 werd het schip in dienst gesteld en een maand later maakte het een korte reis met kroonprins Willem Nicolaas Alexander aan boord. In april 1858 vertrok de Groningen naar Nederlands-Indië. Daar nam het nog diezelfde zomer deel aan de Djambi-expeditie, die leidde tot de verovering van dit gebied. De strafexpeditie tegen Boni, waar de Groningen in 1859 aan meedeed, werd een fiasco door een cholera-epidemie onder de troepen. Het jaar daarna werd de Groningen naar Nagasaki gezonden om de nieuwe Nederlandse consulgeneraal voor Japan over te brengen. In 1862 keerde het schip terug naar Nederland. Daar werd het bij aankomst zo slecht bevonden, dat het bij de Amsterdamse Rijkswerf werd gesloopt.
Bron: NIMH
Bij de wederopbouw van de Koninklijke Marine na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde de marineleiding plannen voor de aanschaf van grote schepen naar eigen ontwerp. In 1949 ging de ministerraad akkoord met de bouw van twaalf onderzeebootjagers op Nederlandse scheepswerven, waarmee de scheepsbouwsector belangrijk werd gesteund. De jagers vormden de zogeheten provinciënserie, die was onderverdeeld in twee klassen: de Holland-klasse of type 47 A (vier schepen) en de Friesland-klasse of type 47 B (acht schepen). De wat grotere B-jagers hadden een waterverplaatsing van 3070 ton, een lengte van 116 m en een bemanning van 283 koppen. De maximum snelheid bedroeg 36 knopen. De hoofdbewapening bestond uit vier kanons van 12 cm in dubbeltorens, twee raketdieptebomwerpers en twee dieptebomrekken.
De kiel van Hr.Ms. Groningen (D 813) werd op 21 februari 1952 gelegd bij de Nederlandsche Dok en Scheepsbouw Maatschappij in Amsterdam. Op 12 september 1956 kwam het schip bij de Koninklijke Marine in dienst. In mei 1957 vertrok de Groningen uit het Nieuwediep om deel te nemen aan de vlootrevue te Hampton Roads. Nog geen twee uur buitengaats ramde de jager met een vaart van 23 knopen de motorkotter Nellie uit Texel, die enige tijd later zonk. De vijfkoppige bemanning werd gered, maar de Groningen moest met een gapend gat in de boeg terug naar de werf. Een maand later was het schip hersteld en vertrok het opnieuw uit het Nieuwediep, ditmaal richting Nederlands NieuwGuinea, waar het veertien maanden verbleef. Nog tweemaal zou de Groningen in NieuwGuinea actief zijn: in 1960 als onderdeel van
>>
Kiellegging/muntplaatsing Viceadmiraal M.J.M. Borsboom zal een Groningse duit uit 1770 op de kiel plaatsen. Deze ceremoniële handeling verwijst naar het aloude gebruik muntstukken onder scheepsmasten aan te brengen. Deze traditie dateert uit de Romeinse Oudheid. Archeologische vondsten van scheepswrakken uit deze tijd duiden hierop. Dit fenomeen, dat zowel in de Middeleeuwen als in latere eeuwen werd voortgezet, is tot de dag van vandaag in zwang. Zo zijn de afgelopen jaren in binnen- en buitenland op replica’s van schepen uit vervlogen tijden zoals de Oost-Indiëvaarders Batavia te Lelystad of de Götheburg in Zweden, munten onder de masten gezet. Maar ook bij moderne vaartuigen als het Amerikaanse vliegkampschip USS Carl Vinson, of het Landing Platform Dock USS San Antonio zijn recentelijk munten aangebracht onder bijvoorbeeld hun Advanced Mast/Sensor System (AEM/S). Een traditie overigens, die bij de US Navy teruggaat tot het eind achttiende-eeuwse fregat USS Constitution. Voor de oorsprong van dit gebruik worden verschillende redenen aangedragen. De Britse marinehistoricus W.N.T. Beckett meent dat het wellicht een afgeleide is van het gebruik in de
Oudheid om overledenen een muntstuk in de mond mee te geven. Volgens de Romeinse mythologie werd zo de veerman Charon betaald, die de zielen van gestorvenen de onderwereldrivier Styx overzette naar de Hades, het dodenrijk. Op soortgelijke wijze zouden onder masten geplaatste munten aan hen die zich aan boord van het betrokken schip bevonden wanneer het met man en muis verging, de zekerheid bieden naar de Hades te worden overgezet. Andere historici wijzen erop dat munten onder scheepsmasten werden aangebracht omdat zij zo het schip en de bemanning geluk zouden brengen. Recentelijk onder masten gevonden muntstukken in antieke scheepswrakken in GrootBrittannië spreken in dit geval voor zich: met de muntzijde naar boven staat de tekst “Op het grotere geluk voor de keizer”, terwijl de ander met de kopzijde de godin Fortuna toont die een scheepsroer vasthoudt. Wat de exacte oorsprong van het plaatsen van muntstukken in een schip ook zijn moge, het geeft aan dat scheepsbouwers en zeelieden, ook in moderne tijden, gevoelig zijn voor traditie, ritueel en symboliek.
Bron: NIMH
Smaldeel 5 met het vliegkampschip Hr.Ms. Karel Doorman, en in 1962 tijdens de roerige laatste maanden van de kolonie. Op de dag van de overdracht van het gebiedsdeel aan de Verenigde Naties, 1 oktober 1962, verliet Hr.Ms. Groningen als een der laatste marine-eenheden de wateren van Nieuw-Guinea. In 1971, 1974 en 1979 was de Groningen stationsschip in de Nederlandse Antillen. Eind jaren zeventig werden de onderzeebootjagers vervangen door de zogeheten standaardfregatten. De Groningen werd in januari 1981 definitief uit dienst gesteld en verkocht aan Peru, waar het een tweede marinecarrière begon. Tijdens haar dienstperiode kwam de band tussen het schip en de provincie tot uiting in een Groningse traditie, die in 1957 werd ingezet:
jaarlijks kwam een delegatie van de provincie aan boord om het oorlogsschip een kerstboom aan te bieden, die vervolgens in de mast gehesen werd. De bemanning op haar beurt schonk Groningen elk jaar een bedrag voor een liefdadig doel in de provincie of de stad.
Tekst: Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH), A.A. Lemmers Gebruikte bronnen: NIMH, Maritieme Documentatie en Schependocumentatie. Amstel, W.H.E. van, Scheepsnamen der Koninklijke Marine. Schepen in dienst vanaf 1945 (Amsterdam, 1997). Campbell, A.B., Customs & traditions of the Royal Navy (Aldershot, 1956). Carlson, D.N., ‘Mast-step coins among the Romans’, in: International Journal of Nautical Archaeology 36.2 (2007). Goffau, M. de, De valreep beklimmen. Dagboek van een seiner-zeemilicien wereldreis aan boord van Hr.Ms. Groningen (Yerseke, 2007). Lovette, L.P., Naval customs, traditions and usage (Naval Institute Publication, Annapolis, 1959). Richemont, R.J. de, Hr.Ms. Groningen 1954-1981 (gebonden typoscript, NIMH). Reimann, S.B., ‘Van ‘Hoop op Welvaart’ tot ‘Dankbaarheid’. Naamgeving van schepen’ in: H.Th. van Veen, W. Kerkmeijer, J.J. Clements (red.), ’s Lands schip Verhildersum. Drie tentoonstellingen rond een tekening van Willem van de Velde (Groningen/Leens 2001). Vermeulen, A.J., De schepen van de Koninklijke Marine en die der gouvernementsmarine 1814-1962 (’s-Gravenhage 1962). Vigor, J., An A-Z Compendium of Seamanship, Boat Maintenance, Navigation, and Nautical Wisdom (2004). Vreugdenhil, A., ‘Dutch ships’, in: Lists of men-of-war 1650-1700 (Cambridge, 1939).
D A M E N S C H E L D E N AVA L S H I P B U I L D I N G P.O. Box 555 4380 AN Vlissingen
phone +31 (0)118 48 50 00 fax +31 (0)118 48 50 50
[email protected] www.damennaval.com
ds100323
Glacisstraat 165 4381 SE Vlissingen
Member of the DAMEN Shipyards Group