3179
KGK-bestuurslid Hugo Thoen wordt overstelpt met internationale onderscheidingen! In januari 2004 werd zijn biografie opgenomen in Who's Who in the World (editie 21, 2004) uitgegeven door de bekende Amerikaanse uitgeverij The Marquis Who's Who Publications . (New Providence, New Jersey USA). De publicatie betekent de bekroning van een loopbaan, met nadruk op de meerwaarde voor de huidige samenleving. Of zoals uitgedrukt in de Achievement Award: :" inclusion in which is limited to those individuals who have demonstrated outstanding achievement in their own fields of endeavor and who have, thereby, contributed significantly to the betterment of contemporary society". In maart 2004 werd hem een diploma uitgereikt van Outstanding Intellectual of the 21st Century door het IBC International Biographical Centre (Cambridge UK) . Het diploma vermeldt specifiek ".. for an outstanding contribution in the field of Archaeology". De speciale publicatie is beperkt tot 2000 biografieën. Eind maart 2004 werd hem door het IBA International Biographical Association (Cambridge UK), dit is een associatie van het Engelse IBC en het Amerikaanse ABI (American Biographical Institute, Raleigh, North Carolina USA) meedegedeeld dat hij in aanmerking kwam voor een fellowship van het IBA. De toekenning van een fellowship door deze organisatie is een soort ere-lidmaatschap dat aan buitenstaanders wordt verleend, en in wezen een grote eer met internationale allures. Op 11 mei 2004 werd hem een ‘proclamation’ diploma van Great Mind of the 21st Century uitgereikt door het ABI en gepubliceerd in het gelijknamige werk. Het Diploma vermeldt specifiek "due to significant accomplishments within, and mastery of Archaeology." Verder ook is de toekenning "Reserved for Men and Women whose Accomplishments and Influence are the Result of Superior Conditioning of the Intellect." Op 28 juni 2004 kreeg hij nog een lokaal tussendoortje: de grote bronzen medaille uitgereikt door de Universiteit Gent als blijk van erkentelijkheid. Met vermelding van datum van ere-hoogleraar 1-10-2002. Op 16 april 2004 kreeg hij een schrijven van Mrs Evans (President ABI) dat hij genomineerd was door ABI voor de toekenning van de "Year 2004 Universal Award of Accomplishment". Uit de nominatie die Mrs Evans hem toestuurde op 16 april 2004 : "I am deeply pleased to let you know that you have been nominated for the American Biographical Institute's Year 2004 Universal Award of Accomplishment. ...Invitations are being extended only to prominent figures who have a history of excellent achievements Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3180 and whose special knowledge has had a positive impact on this society” . De onderscheiding werd hem toegekend in Dublin (Ierland) op 7 juli jl., ter gelegenheid van het "30th Anniversary International Congress on Science, Culture and Arts in the 21st Century “ , georganiseerd door het IBC (International Biographical Centre, Cambridge, UK) en het ABI (American Biographical Institute, Raleigh, North Carolina, USA). De trofee werd hem overhandigd door Mrs Janet M. Evans, President of the American Biographical Institute and Congress Director, in aanwezigheid van 145 deelnemers uit 42 verschillende landen. Hierbij kreeg hij een soort ‘oscar’, een prachtig goudgeel metalen beeldje in art deco stijl op mahoniehouten voet met naamplaatje.
Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3181
Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3182
Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3183
KGK wenst de gelauwerde van harte proficiat !!! Het is ook een gelegenheid die we niet willen laten voorbijgaan om de bescheiden man die Hugo Thoen is, eens extra in de bloemetjes te zetten. Deze zoon van ‘het zoete Land Van Waas’ is in Deinze (Astene) terechtgekomen via de Gentse Universiteit waar hij na een loopbaan van 38 jaar archeologie op 1 oktober 2002 emeritus werd. Hij heeft honderden studenten opgeleid in zijn vakgebied: de Romeinse en Provinciaal-Romeinse archeologie. Sommigen van die oud-studenten bekleden thans een prominente plaats in het academisch en wetenschappelijk kader van de Gentse Universiteit, maar ook in andere wetenschappelijke instellingen zoals het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed, de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen van het Vlaamse Gewest, de Provincie OostVlaanderen, de Stedelijke Archeologische Dienst te Brugge, de Archeologische Dienst Waasland, het Provinciaal Archeologisch Museum te Velzeke. Zelf zetelde hij in de periode 1995-2004 in de Vlaamse Archeologische Raad. Als opgravingsleider op tientallen archeologische sites in binnen- en buitenland (o.m. Italië: Alba Fucens en talrijke campagnes met collega J. Devreker in Turkije: Pessinus) heeft hij tal van veldarcheologen gevormd, die thans actief zijn in België, Nederland en Frankrijk. Zijn bibliografie omvat zo’n driehonderdnegentig (390) publicaties in het Nederlands, Frans, Engels en Duits, en dit over de meest diverse aspecten van zijn vakgebied. Het einde van zijn actieve loopbaan als hoogleraar op 1 oktober 2002 betekende geen definitief afscheid aan de universiteit en zeker niet aan de wetenschap. Nog steeds wordt hij als commissaris gevraagd voor scripties en doctoraatsverhandelingen, en menig student verzoekt hem nog steeds om advies. Als emeritus vindt hij opnieuw de tijd om zich toe te leggen op fundamenteel wetenschappelijk onderzoek, waarbij de internationale contacten primeren. En die internationale erkenning blijkt ten overvloede uit de hoger aangehaalde internationale onderscheidingen. Uit goed ingelichte bron weten we dat zowel het Engelse International Biografical Centre, Cambridge, UK als de Amerikaanse tegenhanger American Biographical Institute, Raleigh, North Carolina, USA, druk uitoefenen om hem een taak in het internationaal bestuur te laten opnemen.
Nogmaals proficiat Hugo, en als je verder koers zet op de internationale wateren, dan wensen we je alvast een behouden vaart! Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3184 W.J.
Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3185 1939. Drie windmolens op Deinze-buiten (Kouter) In 1788. In het Quoteboek van Deinze-Buiten, in oktober 1788 opgemaakt door F.J.D. van Huffel1, staan achteraan de drie windmolens aldaar opgesomd, met hun belastbare opbrengstwaarde. We lezen er: 1788: Joannes vande Genachte2, over den Koorn-Windmolen, genaemd Vrauwkensmolen, die staet op n° 431; gecontribueerd 2 B(under). 1788: Joannes D’Haene tot Wakken, over den Olie-Windmolen, 3 gezeyd den Klepmolen , staende op n° 257: 1 B(under) 200 Roe(den). 1788: Benedictus van Rechem4, over Den Nieuwen Wind-molen5, zijnde graen- en oliemeulen, gesteld sedert het formeren vanden nieuwen Landboek op de partije land inden Klepkouter n° 259, beginnen werken ten jaere 1788, den welken door Pointers ende zetters getauxeerd is op 2 B(under) 100 Roe(den). De meulens contribueren tsaemen 6 B(under) 100 Roe(den). Men zal gemerkt hebben dat naast de Klepmolen (op perceel 257) sedert 1788 een nieuwe molen stond (op perceel 259), d.w.z. in elkaars dichtste nabijheid… Dit was uiteraard niet naar de zin van de molenaar van de Klepmolen die niet graag zo dichtbij een concurrent-molenaar kreeg. Het kwam dan ook tot een betwisting6, waarover we later nog wel eens berichten. Intussen nog dit, over de opbrengstwaarde van de drie molens, in onderlinge vergelijking. Het waren allemaal windmolens, maar de ene soort was lucratiever dan de andere.De korenmolen had een opbrengstwaarde (hier uitgedrukt in de tegenwaarde van een grondoppervlakte) van 2 bunder en de oliemolen een waarde van slechts 1 bunder 200 roeden; de nieuwe molen echter, die zowel koren- als graanmolen tegelijk was, kwam uit op 2 bunder 300 roeden. De nieuwkomer was dus inderdaad een zware concurrent. De som van 2b. + 1b.200r + 2b.300r. = 5b.500r. of 6b.100r. Er gingen m.a.w. 400 (grote) roeden in 1 bunder. De drie molens hadden dus een onderlinge vergelijkingswaarde van resp. 8 (Vraukensmolen), 6 (Klepmolen) en 11 ( Nieuwe molen). (1) Rijksarchief Gent, Oud archief Deinze, nr. 232, f° 271-272. Het Quoteboek is, op de laatste folio, gedateerd 18 oktober 1788. (2) Over molenaar Joannes vande Genachte: zie onze nota 38 in het KOKKontaktblad van november 1981( , 5), blz. 43. (3) In 1796 werd de “ Klepmolen ” bemalen door Laurent Vandermoere: zie eveneens KOK-Kontaktblad ( , 5), blz. 43. Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3186 (4) Over molenaar Bededictus van Rechem zie de Deinse Volkstelling van 1796 (Uitg. VVF-Deinze, 1992, onder nr. 1531). (5) Zie daarover onze nota nr. 61 in het KOK-Kontaktblad van januari 1982 ( , 1), blz. 58. Op 25.01.1787 had Louis D’hont octrooi bekomen om op de Klepkouter te Deinze een graan- en oliewindmolen op te richten (RAG, Wetachtige Kamer, oud nr. 307). (6) Zie RAG, Oud archief Deinze, nr. 126 (Onderzoek op Deinze-buiten naar de afstand tussen twee molens a° 1787, met grondplan).
Paul HUYS nr. 400 1940. Over een Cesar De Cock-schilderij in het museum van Deinze (“ D e Poel ” alias “ De oude wilg aan de Epte in Gasny ” ) . Van Cesar De Cock (1823-1904), die precies honderd jaar geleden is gestorven, bezit het Museum van Deinze en de Leiestreek sedert 1949 een groot schilderij, getiteld “ De poel ” (99x139cm, sign. en dat. rechtsonder, 1893; in. nr. 172/COC. c-3) In plaats van een “ p oel ” zien we echter in feite een riviertje dat over de hele breedte van het schilderij van links naar rechts het landschap doorstroomt. Op de oever, langs de kant van de toeschouwer, staat links van het midden een grote knotwilg met brede kruin en daarnaast nog een kleiner exemplaar, ook een wilg, als een knots met twee schrale sprietelingen; helemaal links, op de beekoever, staat een man in een blauwe boerenkiel. (zie afb. 1).
Een typisch Vlaams landschap zo te zien!? Maar is dat zo? Cesar De Cock, die tussen 1855 en einde 1881 bijna uitsluitend in Frankrijk (nabij Parijs en in Normandië) had gewoond en gewerkt1, was – na zijn scheiding (1879) en zijn tweede huwelijk (1880) – sinds einde 1881 voorgoed naar Gent teruggekeerd. Het lijkt dus voor de hand liggend dat zijn schilderij van 1893, toen hij al ruim twaalf jaar in Gent woonde, een Vlaams landschap zou weergeven. Dit is evenwel niet het geval, zoals uit het volgende moge blijken.
Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3187 Dit schilderij, eigenlijk ten onrechte “ D e poel ” genaamd, is in feite de herneming van een schildersmotief uit Frankrijk (Normandië), en wel uit het dorpje Gasny-(sur-Epte), waar Cesar jarenlang heeft gewoond. Het oeverplekje met de typische grote wilgeboom (gesecondeerd door een kleiner exemplaar ernaast) heeft hij herhaaldelijk geschilderd, al dan niet met een visser erbij (op de oever gezeten of in een bootje), in talloze variaties. Een van de laatste schilderijen die hij nog in 1881 in Gasny gemaakt heeft, is “ L e vieux saule ” (47x68cm; sign. rechts onderaan.), dat hij in 1881 instuurde naar het Salon van Parijs (catal. nr. 495); het bevindt zich nu in een Belgische privécollectie (zie afb. 2). Het is van dat schilderij uit 1881 dat Cesar De Cock, twaalf jaar later, op zijn Gents atelier een veel grotere versie heeft geschilderd. Van een klein hoogteformaat ( 47x68) maakte hij een groots breedteformaat ( 99x139 ). Van het originele voorbeeld uit 1881 werd in 1893 de bovenrand iets verlaagd, terwijl integendeel de voorgrond iets meer naar de toeschouwer is opgeschoven; links werd een kleine strook toegevoegd, om plaats te geven aan een boer-in-kiel, en ook rechts werd eens stuk landschap toegevoegd. De omvorming van een verticaal naar een horizontaal formaat vereiste immers een dergelijke “ i ngreep ” omwille van het evenwicht in de compositie. “ D e poel ” ( 1893 ) in de Deinse museumcollectie is dus eigenlijk geen poel, maar wel het rivierlandschap langs de Epte in Gasny, uitgewerkt naar een vroeger voorbeeld uit 1881.
Interessant, want vrij ongewoon, is voorts ook de geschiedenis van het kleinere werkje dat op het Parijse Salon van 1881 te zien was. Het kwam eerst in het bezit van de Gentse “ Kunst- en Letterkring ” (onder de Gentse bourgeoisie beter gekend als de “ C ercle Artistique en Littéraire ” ), die het – na de dood van Cesar De Cock in 1904 – in bruikleen gaf aan het Museum van Schone Kunsten van Gent (daar opgenomen in de inventaris onder nr. 1904/CC). Maar toen enkele decennia later (na WO II ) de “ Kunst – en Letterkring ” werd opgedoekt, verdween het bruikleen-schilderij uit het Gentse Museum, dat zelf in een aankoop ervan niet Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3188 geïnteresseerd bleek. Men kan zich overigens afvragen waarom niet, want het schilderij is toch van een mooie artistieke kwaliteit. Het werd geveild en kwam uiteindelijk in privéhanden terecht. (1) In 1863 is hij voor een korte periode naar Vlaanderen teruggekeerd (hij verbleef toen in Ledeberg, maar schilderde veel in Deurle waar zijn broer Xavier woonde, alsook in Latem en in Sint-Denijs). Ook tijdens de FransDuitse oorlog van 1870-1871 moest Cesar noodgedwongen naar Vlaanderen terugkeren en woonde een tijdlang in bij Xavier in Deurle.
Paul HUYS nr. 403
1941. Over het verleggen van het kerkhof in 1860. Bij het verleggen van het kerkhof in 1860 heeft het stadsbestuur de gronden van het oude kerkhof gekocht van de kerkfabriek met de bedoeling dat terrein tot openbaar nut te gebruiken, in casu te laten aansluiten bij de markt. In juli 1866 moet tot ondertekening van de akte van verkoop overgegaan worden. Maar daar komt de kerkfabriek plots nog met 2 voorwaarden te voorschijn waarvan tot nu toe geen sprake was: 1e er mag niet gebouwd worden binnen 15m. van de zijgevels van de kerk. Merkwaardig is hierbij de terminologie die het stadsbestuur gebruikt: binnen die zone bouwen zou “ une acte de barbares ” zijn. Die voorwaarde is juist wat het stadsbestuur bedoelt en is dus “ superfleu (sic) d’ailleurs pour des hommes civilisés ” . e de kerkfabriek wil zekerheid dat in de zone buiten die 2 15m. afstand geen gebouwen opgetrokken worden waarin beroepen of ambachten uitgeoefend worden die lawaai maken en de godsdienstoefeningen en –plechtigheden zouden storen. Het stadsbestuur wenst te laten bouwen om de lijn recht te trekken en plaats te hebben voor een boterwaag ( =maison de pesage du beurre ) en een vismijn en andere marktaangelegenheden. Er komen daar geen “ établissements incommodes du genre de ceux signalés ” ( corresp. 3051 17 juli 1867 ). Daarom zou de stad die voorwaarde niet in de koopakte willen.
Op 8 januari 1965 schrijft Deinze een brief aan Meneer Valcke –Hage te Yperen De stad wil een kruis met een Christusbeeld voor het nieuw kerkhof en vraagt prijzen voor een gegoten ijzeren kruis met Chr. beeld +/- 2m. hoogte te plaatsen op “ pedestal ” in metswerk met arduin bekleed zonder andere figuren ” noch ijzeren onderwerk ” (brief 2405). Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3189
Prijsvraag Ook bij Delanier St Jacobsnieuwstraat 30 te Gent die krijt opdracht ( 2418 ) Bij Dubois steenhouwer Bagattestraat 4, Gent ( 2532 ) Schepen Coppez is er geweest 19-4-1865 Piedestal in Ecaussines-steen 450fr= 160 fr m3 plaatsing inbegrepen stad moet wel een metser ter beschikking stellen gaten voor het kruis moeten door Dubois gemaakt zijn daarom afspreken met Delanier die het kruis maakt Hanus heeft uitvoeringsontwerp gemaakt L. Van Acker sloten –en kachelmaker Gewad 32 zal de omheining en balustrade maken ( 2535 ) van de brug aan de Gentpoort. In augustus 1865 ingewijd door de pastoor deken Het voorjaar 1867 was stormachtig en op het nieuwe kerkhof was het dak van het doodshuisje weggewaaid ( de “ m orgue ” ) “ m aisonette servant de morgue ” . Het stadsbestuur meent dat de kerkfabriek die herstelling moet uitvoeren en steunt zich op een decreet van 30-12-1809 redenerend: het dodenhuisje was een stuk kerkhof – de stad heeft de grond gekocht maar het onderhoud blijft ten laste van de kerkfabriek. Maar kerkfabriek aanvaardt dat niet: stad heeft de taak overgenomen, koopt de grond, bouwt de muur, verkoopt de grondafstand en bepaalt de prijs, ontwerpt de wegen etc. Daar staat nu het dodenhuisje “ dénudé de son toit ” De omheiningsmuur van 1860 stond in 2000 al lang over te hellen naar het voetpad van de P.Benoitlaan. In december 2000 heeft men die muur verstevigd en rechtgezet. Wellicht nog juist op tijd om niet om te vallen. In de nabijheid van een kerkhof mocht niet gebouwd worden. Jozef II besliste dat al in 1780 toen hij beval: niet meer in de kerk begraven, en het kerkhof moest buiten de stadsmuren verlegd worden “ e xtra muros ” . In het Décret Imperial van 7 maart 1808 werd beslist “ 1 ° que nul ne pourra, sans autorisation, elever une habitation, ni creuser aucun puits à moins de cent metres des nouveaux cimétières transferées hors des communes, 2° que les bâtiments existants ne pourront egalement être restaurés ni augmentés sans autorisation ». Herman MAES nr 79. Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3190
1942. Korte verhalen uit WO I Twee houten kruisen van Duitse gesneuvelden uit kwamen te Deinze te voorschijn van onder het puin.
1914-1918
Jurgen De Vreese, Bachtekerkstraat 1 Bachte-Maria-Leerne, heeft bij de opruiming van de woning Lagrange, ijzerwaren, op de Markt te Deinze, woning die in 2001 door een gasontploffing totaal vernield werd, twee houten kruisen uit het puin gehaald. Zij zijn gemaakt van eikenhout, hebben de vorm van het Duits Kruis en komen van een onbekend Duits kerkhof van WO I. De naam, de geboortedatum, de sterfdatum, de eenheid van de overledene en enkele andere niet ontcijferde gegevens zijn er op vermeld. Van één kruis is de rechtse horizontale arm verdwenen. Hierdoor is alleen de voornaam en de eerste letter van de familienaam te lezen. Wij vergeleken de gegevens van de kruisen met de informatie die ons bereidwillig verstrekt werd door de Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürsorge-Bundesgeschäftsstelle- 34112 Kassel D. en konden aldus de beide militairen volledig identificeren. I - Tekst op de voorzijde van het kruis: Officiële gegevens van de Volksbund: Hier Ruht in Gott Kr.Freiw. Joh. HARRIG Johann HARRIG Kriegsfreiwilliger Res. Inf. Regt. Nr 237- 7 Komp. 7./ R.I.R. 237 (Reserve Infanterie Regiment) Gest. am 30 X 1914 † 30.10.1914 Mitten der 50er Jahre durch den Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürsorge auf den deutschen Soldatenfriedhof 1914/18 Vladslo Belgien Block 5-Grab 87 Op de achterzijde van het kruis: H.B.K. geen vermeldingen Si Vzt 7 II - Op de voorzijde van het kruis: Officiële gegevens van de Volksbund: Kasimir S…….. Kasimir SCHERER Reservist 1 Garde Rgt. 11./1. G.R. z. F. Geb. 07 IV 1899 † 19.01.1915 †19.01.1915 Mitte der 50er Jahre durch den Volksbund Deutsche Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3191
HBK N B 404
Kriegsgräberfürsorge auf den deutschen Soldatenfriedhof 1914/18 Vladslo/ Belgien Block 5-Grab 98 Op de achterzijde van het kruis geen vermeldingen of N D
Midden de jaren 50 werden talrijke Duitse gesneuvelden uit 1914-1918 die op de vele kleine kerkhoven begraven lagen, ontgraven en verzameld op enkele grote kerkhoven zoals dat van Vladslo, Menen, Hooglede enz.. Daar werden op de graven nieuwe uniforme kruisen of naamplaten geplaatst. Het Duits kerkhof 1914-18 van Deinze, met zijn 689 graven, werd in 1922 aangelegd. Het was een verzamelkerkhof van de gesneuvelden uit verschillende gemeenten in de wijde omgeving van Deinze en van de 120 Duitsers die te Petegem vielen in 1918. In 1956 werd dat kerkhof ontruimd. De stoffelijke resten werden deels overgebracht naar Vladslo, deels naar Hooglede naargelang hun identiteit bekend of onbekend was. Het is dus mogelijk dat de twee militairen ooit op het verzamelkerkhof van Deinze begraven geweest zijn. De kruisen van ‘Lagrange’ kunnen dus afkomstig van een Duits kerkhofje of van een gemeentekerkhof uit de omgeving van Deinze waar de twee soldaten overleden. De kruisen zijn niet afkomstig van het verzamelkerkhof van Deinze dat in 1922 aangelegd werd want daar hadden die een andere vorm. In 1914 en 1915, jaar van hun overlijden, sneuvelden te Deinze geen Duitsers. Het kan evenwel zijn dat zij in die periode in een Deins Lazarett opgenomen waren of in de omgeving van Deinze verbleven en door ziekte of ongeval overleden. Op welke manier en wanneer Lagrange die in zijn bezit kreeg blijft een raadsel. Misschien was hij een verzamelaar van oorlogssouvenirs. Beide soldaten hebben, zoals aangegeven, hun laatste rustplaats op het Ehrenfriedfof van Vladslo (bij Diksmuide) gekregen waar ruim 25 000 gesneuvelden verzameld werden. Op dat kerkhof staan de granieten beelden ‘Trauendes Elternpaar’ van Käthe Kolwitz. (Treurende ouders). Zij heeft ze gebeeldhouwd ter nagedachtenis van hun zoon Peter. Hij sneuvelde in oktober 1914 en ligt aan de voet van zijn moeders kunstwerk begraven. Het werk is wereldberoemd. Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3192
Romain DE BOUVER
1943. Vlamingen en Walen 1 als stichters van Amerikaanse kolonies en de rol daarbij van Willem Beekman, kleinzoon van Deinzenaar Wilhelmus Baudartius De stichting van de eerste Nederlandse kolonie aan de Oostkust van Amerika gebeurde in 1624. Heel wat van de kolonisten waren protestantse Vlamingen en Walen die waren gevlucht voor de oprukkende Spaanse troepen. Nederland was immers overbevolkt door de komst van al die ‘asielzoekers’. Velen emigreerden opnieuw, vaak naar Zweden of Duitsland, maar ook naar de nieuwe gebieden in Amerika. Eén van deze emigranten was Willem Beekman, de kleinzoon van Deinzenaar Wilhelmus Baudartius. Willem Baudaert uit Deinze was één van de eerste Vlamingen die de Zuidelijke Nederlanden verliet om godsdienstige redenen. Hij vertrok al in 1562 naar het Engelse Sandwich. Maar hij kwam terug naar Deinze in 1564. Baudart was echter niet meer welkom in zijn geboortestad, want in 1567 werd hij definitief verbannen en overleed in Sandwich. Zijn vrouw besloot met zoon Wilhelmus (de later bekende Baudartius) en de vijf dochters terug te keren naar Vlaanderen, meer bepaald naar Gent, waar het na de pacificatie in 1576 veilig was voor protestanten. Na de val van Antwerpen in 1585 trok Wilhelmus naar Leiden om er zijn studies verder te zetten. Baudartius (1566-1640), die reeds heel wat had gestudeerd in Canterbury en Gent, ontwikkelde zich verder aan de universiteiten van Leiden en Heidelberg tot een befaamd predikant en historicus. In Nederland is hij vooral gekend gebleven als medevertaler van de statenbijbel. Willem Baudartius huwde in Kampen met Barbara Martens en in 1617 met Josina Mum. Eén van de vele kinderen was zijn dochter Marie (of Maria), geboren in Zutphen in 1600. Na de val van Gent en Antwerpen in 1585 werd Nederland dus een toevluchtsoord voor vele duizenden Vlaamse (en Waalse) families. Een aantal van hen waren zeer welstellende handelaars, reders en zeevaarders met ambitie. Het is bij deze groep dat de idee ontstond om elders nieuwe handelsbedrijvigheden op te starten. Zij lagen mee aan de basis van de Oost-Indische en de West-Indische Compagnie. Europa was op dat ogenblik verscheurd door godsdienstoorlogen die zouden duren tot 1648. Vlamingen en de West Indische Compagnie (WIC) Het is de Antwerpenaar Willem Usselinx, zoon van een familie actief in de specerijenhandel, die aan de basis lag van de bekende West-Indische Compagnie die werd opgericht in 1621.2 Deze private maatschappij werd speciaal gesticht voor handel Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3193 met Amerika. Deze handel was toen vooral een monopolie van de Spanjaarden. Hij kreeg hierbij steun van Petrus Plancius 3 die een hoge status had als aardrijks-, zeevaarten sterrekundige. Usselinx vond gehoor bij de vele Waalse en Vlaamse families die op zoek waren naar een beter leven. Hij slaagde erin een schip te charteren in opdracht van de West-Indische Compagnie, m.n. de ‘Nieu Nederlandt’. Het schip arriveerde in mei 1624 aan de Hudsonbaai. Aan boord waren een dertigtal families, meestal Walen maar ook een aantal Vlamingen. Deze datum geldt als het begin van de kolonisering en het ontstaan van de staat New York en bij uitbreiding van de Verenigde Staten van Amerika. De families zullen onmiddellijk een aantal kleine forten en vestingen bouwen. Er kwam een fort in Manhattan (nu Battery Park), Fort Nassau (dichtbij huidig Gloucester in New Jersey), een kleine vesting in Connecticut (nu Hartford). Belangrijk is de groep die ontscheepte aan de Hudsonrivier en een fort bouwde waar zich nu Albany bevindt, de hoofdstad van de staat New York. De grondgebieden gelegen tussen Virginia en Nieuw-Engeland zullen de naam van Nieuw-België (Novum Belgium, Novo Belgio, Nova Belgica, Novi Belgii) of NieuwNederland dragen. Na enkele jaren zullen een groot aantal kolonisten echter terugkeren. Het is geen toeval dat de Vlamingen en Walen hun zinnen hebben gezet op dit gebied dat in het verleden al was verkend door de Spanjaarden. De baai aan de Hudsonrivier werd in kaart gebracht door de Engelsman Henry Hudson in 1609. Zijn expeditie was gefinancierd door de Vlamingen Emmanuel Van Meteren, Judocus Hondius en de reeds vermelde Petrus Plancius die actief waren in de Oost-Indische Compagnie. Een andere ondernemende figuur was de Waal Jessé De Forest die eveneens via een expeditie, maar dan met de West-Indische Compagnie, in 1623 Nederlands Guyana zou stichten, het latere Suriname. Na 1624 werden de vier bestaande kernen rond Manhattan versterkt met nieuwe contingenten Waalse, Vlaamse en Nederlandse kolonisten, die vee, zaaigoed en landbouwwerktuigen meebrachten. In 1625 besloot de WestIndische Compagnie op Manhattan Fort Amsterdam te bouwen; dit werd vanaf 1626 het hart van een kleine nederzetting. Maar de bekendste van de emigranten was Pierre Minuit, geboren in het Waals-Brabantse Ohain en een tijd woonachtig in Antwerpen. Hij werd in 1626 gouverneur van Nieuw-België en vooral beroemd door het aankopen van het Manhattaneiland aan de Manhatten Indianen, in ruil voor snuisterijen en andere kleinigheden, namelijk het equivalent van 60 gulden (24 dollars). Het welwillende en beschermende gedrag van Pierre Minuit ten opzichte van de kolonisten, samen met de begeerte van een bewindhebber van de WIC die zijn neef als gouverneur wou opleggen, zullen leiden tot zijn terugroeping in 1632. De sporen van al deze Walen en Vlamingen in New York zijn veelvuldig en vaak weinig bekend: de Gowanus baai bijvoorbeeld, ten westen van Brooklyn komt van Owanus, de Latijnse vertaling van Ohain, het geboortedorp van Pierre Minuit. De Wallabout baai, ten noorden van Brooklyn is een vervorming van Waalbocht. De naam Hoboken, een welbekende wijk Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3194 in New York, komt uit Antwerpen. Communipaw, te Jersey City, is de samentrekking van Community of Pauw. Michel De Pauw, uit Gent, had ook Staten Island in 1630 aan de Indianen gekocht.4 Willem (of William) Beekman(28.04.1623-1707) Wat Peter Stuyvesant betreft, aan wie sommige mensen het vaderschap van New York City absoluut willen toekennen, die is pas in 1647 aangekomen, d.w.z. drieëntwintig jaar na de landing van de eerste kolonisten. Stuyvesant arriveerde er met zijn vriend Willem Beekman, de kleinzoon van Wilhelmus Baudartius. 5 6 Wie was deze Willem Beekman? Zijn vader was Hendrik Beekman (14.09.1585-2.12.1642) die in Zutphen in 1621 was gehuwd met Mary (1600-17.09.1630), de dochter van Wilhelmus Baudartius. Hendrik was afkomstig van Keulen. Hij werd secretaris van de stad Hasselt in Overijssel en nadien superintendant van het gebied Hasselt en Wesel. Zoon Willem werd geboren op 1623. Willem zou op jonge leeftijd (24 jaar oud) in 1647 naar de nieuwe kolonie trekken. De dertigjarige oorlog was op dat ogenblik volop bezig en heel wat protestanten vreesden represailles als de katholieke vorsten de protestantse gebieden zouden veroveren of heroveren. De nieuwe wereld was een uitweg. Er bestond in de jonge kolonies veel verdraagzaamheid ten aanzien van godsdiensten, vandaar dat de eerste kolonisten allemaal protestanten waren: Nederlanders, Vlamingen en Walen via Nederland, Duitsers, Zweden en uiteraard ook Engelsen, Schotten en Welshmen… Vooral in de negentiende eeuw kwamen o.a. de katholieke Ieren, Polen en Vlamingen. Willem Beekman was op jonge leeftijd al een vooraanstaand figuur binnen de Hervormde Kerk in Nederland en had een uitstekende opleiding genoten. Dit stelde hem in staat om onmiddellijk na zijn aankomst in Nieuw-Amsterdam een belangrijke positie in te nemen. Hij arriveerde met het schip ‘Prinses’, samen met zijn vriend Peter Stuyvesant die door de Nederlandse overheid was benoemd tot directeur-generaal van de kolonie. In tegenstelling tot Beekman die over middelen beschikte, bevonden zich aan boord een groot aantal verarmde mensen van gegoede families. Peter Stuyvesant werd gouverneur van de kolonie. Op 2 februari 1653 kreeg het plaatsje Nieuw-Amsterdam, dat toen ongeveer 800 inwoners telde, officieel zelfbestuur maar kreeg weldra af te rekenen met de Engelse belangen. Willem Beekman fungeerde in zijn schaduw als schatbewaarder van de West-Indische Compagnie. Zijn eerste functie in de kolonie was schepen (een magistraat). Hij was lid van de raad van negen die de kolonie bestuurde in opdracht van de WIC. Willem zou na enkele jaren, m.n. op 5 september 1649, huwen met Catalina de Boogh, een dochter van de welstellende Nederlander Hendricks de Boogh uit Albany. Zij vestigden zich in de hoeve Corlaer's Hook Plantation kregen een groot aantal kinderen.7 Drie kinderen zijn voor ons interessant. Maria Beekman huwde met Nicholas William Stuyvesant, zoon van Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3195 gouverneur Peter Stuyvesant. Verder is er Hendrick Beekman. Er werd een stadje naar hem genoemd en hij was een voorvader van de presidenten Bush. Gerardus Beekman tenslotte, was in 1710 gouverneur van de staat New-York, en een voorvader van president Franklin Delano Roosevelt. Ondertussen hadden de Zweden zich in 1638 aan de oevers van de Delaware en de Schuykill gevestigd, en er de kolonie NieuwZweden gesticht. Zij bouwden er meerdere forten, waaronder het naar hun koningin genoemde Fort Christina, het huidige Wilmington. In 1655 onderwierp een Nederlandse expeditie onder Peter Stuyvesant de kleine Zweedse kolonie, die een onderddeel van Nieuw-Nederland werd. William Beekman werd er benoemd als gouverneur. In 1664 maakten de Engelsen zich meester van de gewezen Zweedse kolonie aan de Delaware én van Nieuw8 Amsterdam, dat zij omdoopten tot New York. Dit was het einde van de Nederlandse heerschappij. Voor Willem Beekman was de machtswissel blijkbaar geen probleem. Hij noemde zich nu William Beckman als het hem beter uitkwam en bouwde in het vroegere Nieuw Amsterdam (nu New York City) in 1670 een grote woning op de hoek van de huidige Pearl en Beekman Street (de zgn. Beekman Homestaed). William was beroepshalve sheriff of schout (luitenant van de militie) van Kingston. Hij verhuisde hiervoor naar het gebied van de Esopusindianen. Tussen 1681 en 1683 was hij bovendien vice-mayor (adjunct-burgemeester) van New York. In 1686 kocht hij samen met vier andere Nederlanders 2200 acres grond van zes indianen van de Esopus- en Sepascostam. Hij bouwde er het stenen huis Ryn Beck. Ryn Beck werd later Rhinebeck, dat nog steeds bestaat als een bekend toeristisch stadje in de buurt van de Hudsonrivier. Vooral zijn zoon judge Hendrick Beekman deed rond 1700 heel wat inspanningen om het dorp uit te bouwen. Het gebied wordt nog steeds Dutchess County genoemd omdat er zich heel wat Nederlandse kolonisten vestigden. Heel wat landgoeden verwijzen naar bekende (Nederlandse) immigranten: Roosevelt, Vanderbilt,…. De grote trekpleister van Rhinebeck is het 18de eeuwse huis Beckmann Arms Inn, 9dat claimt het oudste hotel in de VS te zijn. Het pand verwijst naar de familie Beekman. Heel wat toeristische websites en gidsen vemelden het complex. Het ligt op twee uur van Manhattan en langs een belangrijke historische route. Zo lazen we dat “ d e Victoriaanse kamers van het hotel uitstekend en smaakvol zijn ingericht, en de keuken van het bij het hotel horende restaurant (de 1776 Tavern) was de beste 10 die we langs de Hudson aantroffen ” . William Beekman overleed op 21 september 1707 op 85-jarige leeftijd. Zijn laatste wens was dat zijn kinderen geen ruzie zouden maken bij de verdeling van het landgoed. Hij was zo bekend in de kolonie dat na zijn dood in 1707 twee straten naar hem werden genoemd, m.n. William Beekman Street 11 allebei in New York City. Beekmanstreet en Beekman Street kruist Wallstreet. Wallstreet verwijst naar de Nederlandse term wal. In 1653 wenste men inderdaad een wal rond NieuwAmsterdam te leggen. Het was William Beekman die als bijzonder commissaris met de opdracht werd belast. Zowel Beekmanstreet Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3196 en Wallstreet symboliseren dus het belang van de figuur William Beekman in de ontstaansgeschiedenis van de kolonie en de stad. Stefaan DE GROOTE
1. Waal wordt hier gebruikt om de streek te situeren. De term Wallonië dateert pas van het einde van de 19e eeuw. 2. De WIC speelde een belangrijke rol in de slavenhandel. Ook hierbij lieten uitgeweken Vlamingen zich niet onbetuigd. De eerste jaren werd ook veel geld verdiend met beverbont. 3. Echte naam Pieter Platevoet, geboren in 1552 in Dranouter. 4. Het is opvallend hoe weinig aandacht wordt besteed in de geschiedenisboeken in ons land dat New York werd gesticht door Walen en Vlamingen. Volgens sommigen heeft dat te maken met het feit dat deze kolonisten protestanten en geuzen waren. Van katholieke zijde wenste men geen of toch niet veel ruchtbaarheid te geven aan deze figuren. 5. http://freepages.genealogy.rootsweb.com/~beekman/page5.html 6. Sommige familiekundigen in de Verenigde Staten menen dat de Beekmans oorspronkelijk afkomstig zijn van de Zuidelijke Nederlanden en behoorden tot de landadel. 7. Het juiste aantal is niet duidelijk. Vermoedelijk overleden een aantal kinderen op jonge leeftijd. 8. Nieuw Nederland werd zonder slag of stoot overgegeven aan de Engelsen, meer bepaald aan admiraal York. In ruil mochten de Nederlanders Suriname behouden. Vele kolonisten waren de leiding van de WIC beu. Zo mochten ze geen grond kopen zonder toestemming van de WIC en hadden geen inspraak in het bestuur, wat bij de Engelsen beter was geregeld. Het Nederlands als taal kwam onder druk door het Engels, maar werd er nog tot begin 19e eeuw gesproken. 9. www.beekmanarms.com 10.Frans Verhaegen, reisverhaal te vinden op de website: www.amerika.nl/canada/html/reisverhalen/oostcanada.htm 11.Er is ook een Beekman Place en een Beekman Swamp.
Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3197
Open Monumentendag Deinze zondag 12 september 2004 Bewegwijzerde fietstocht met gegidste dorpswandelingen in Gottem, Wontergem en Grammene. Vrije start tussen 10 en 17 uur zaal Vlasschuur te Gottem (tevens infopunt).
DRIE VLASDORPEN IN EEN LEIELANDSCHAP GOTTEM Randactiviteiten Zaal Vlasschuur (Ardense Jagersstraat) 1. 2. 3.
‘Hoe ziet een kunstenaar de natuur’, tentoonstelling met werken van Juul Claeys en Camiel De Waegenaere (doorlopend) Minitentoonstelling met foto’s en tekst over de vroegere scheepswerf van Cyriel De Smet aan de Leie (doorlopend) Videovoorstelling over vlas en vlasnijverheid in de Leiestreek plus tentoonstelling en demonstraties van oude vlaswerktuigen (doorlopend)
DORPSWANDELING 1. De Vlasser In de Ardense Jagersstraat, staat naast Zaal Vlasschuur het beeld ‘De Vlasser’ naar een ontwerp van de lokale kunstenaar Juul Claeys (°1930-†2002). Het kunstwerk, dat op 30 juni 2002 onthuld werd, is samengesteld uit blauwe hardsteen en metaal en stelt een arbeider voor die vlasschoven bundelt. Het staat symbool voor de vlasnijverheid die eeuwenlang het Leielandschap beheerste. Tevens een eerbetoon aan alle vlasarbeiders.
2. Huis ere-burgemeester Charles Lootens Imposante dubbele villa, gelegen in een omhaagde tuin met een ijzeren hek, die het dorpsbeeld van Gottem bepaalt. De woning werd opgetrokken omstreeks 1880 door Adolf Van Hoobrouck de ten Hulle, toenmalig burgemeester van Gottem. Naar analogie met de gelijknamige hoeve en oude heerlijkheid noemde hij zijn woning ‘Kasteel ter Walle’. De huidige bewoners hebben het wapenschild van de familie Lootens aangebracht op de voorkant van het gebouw. Opmerkelijk is ook de grote vlasschuur in de tuin.
3. Voormalig klooster Alhoewel het voormalige ‘nonnenklooster en bewaarschool’ weinig bijzondere architecturale elementen bezit, zorgt het in samenhang met de andere gebouwen voor het typische uitzicht van een Leiedorp. Zoals in zoveel andere dorpen werd de school en het klooster opgericht tussen 1894 en 1907 in een neogotisch aandoende stijl, maar zonder veel bijzondere vormkenmerken. In een nis in de voorgevel bevindt zich een beeld van de H. Familie uit 1894.
4. Pastorie en -tuin De ligging naast de kerk en het eerder bescheiden uitzicht van deze pastorie typeren mee het dorpscentrum van Gottem. Het dubbelhuis, van vijf traveeën en twee bouwlagen onder een zadeldak, werd in 1860 gebouwd naast het kerkhof en hersteld in 1941. In 1898 werd aan de achterkant een ‘abri-serre’ met glazen pannen aangebouwd. Via een poortje in de omheiningsmuur werd de toegang tot het kerkhof bekomen.
5. Kerkhof Het kerkhof bevindt zich nog op de oorspronkelijke plaats rondom de kerk. Enkele plaatselijke kunstenaars liggen hier begraven, zoals Juul Claeys (°1930-†2002), schilder, tekenaar, militair piloot en Camiel De Waegenaere (°1855-†1946) die naast schilder, tekenaar, dichter en schrijver… ook nog volksfilosoof was. Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3198 Verder ziet u nog de grafkelder van de familie Kerckhove D’Ousselgem en de oude waterpomp als overblijfsel van de vroegere pastorie. Tevens een goed uitzicht over de Leievallei.
6. Sint-Martinus- & Eutropiuskerk Oorspronkelijk Romaanse kerk waarvan nog sporen in de onderbouw van de toren in Doornikse breuksteen. Het vroeggotisch koor en transept van de eenbeukige kerk zijn nog bewaard. In 1860 werd een driebeukig neogotisch schip gebouwd. In 1918 maar vooral in 1940 werd de kerk ernstig beschadigd wat leidde tot de herbouw, in 1951-53, van het huidig eenbeukig schip in baksteen naar een ontwerp van architect G.J. Callens.
7. Keramist Toin Delva In de Polderweg nr. 11 leeft en werkt Toin Delva als keramieker op de vernieuwde hoeve “Hof te Faemaes”, vroeger het achterleen van de heerlijkheid “Te Walle”. Geboeid door de elementen water, aarde, vuur en lucht zoekt hij in zijn werk vooral contact met natuurlijke elementen. As en andere gesteenten vormen de grondstoffen voor zijn donkere en warme glazuren. Ook zijn vormgeving gaat meestal uit van bestaande vormen uit de natuur en ook de actualiteit is dikwijls een rijke bron van inspiratie. Zijn werken waren reeds te bewonderen op vele binnen- en buitenlandse tentoonstellingen. Randactiviteit 4.
Open atelier (doorlopend) en Raku bakken (van 14u tot 18u) + kennismaking met het plaatselijk gebrouwen biertje (Sint-Canarus)
8. Het landschap van Leie, Mandel en Vondelbeek De traagstromende kronkelende Leie is slechts een stukje van een groter geheel en een momentopname in een lange geologische geschiedenis. De Leie meandert - net als de Mandelbeek in Gottem en Grammene, de Vondelbeek in Wontergem, de Zeverenbeek in Zeveren, de Kaandelbeek en de Rekkelingebeek in Deinze en de Oude Kale in Meigem - in de kilometersbrede Vlaamse Vallei op een hoogte van ongeveer 10 m boven de zeespiegel. Deze vallei werd tijdens de Saale-IJstijd, zo een 150.000 jaren geleden, tot 75 m diep uitgeschuurd in de Klei van Vlaanderen, die zo een 50 miljoen jaren geleden in een zee afgezet werd. De flanken van deze diepe vallei duiken op aan 't Hoge van Aarsele, op de steenweg naar Tielt, en opnieuw aan de Hoogmolen van Kruishoutem, op de steenweg naar Oudenaarde. Tijdens het Eem-Interglaciaal en de daaropvolgende WeichselIJstijd werd de diepe vallei terug opgevuld met vooral zandige sedimenten. Dit sedimentenpakket is tot 25 m dik en vormt een enorme spons waaruit het drinkwater van de streek gehaald wordt. Aan de top van het sedimentenpakket heeft zich een typisch landschap van langgerekte kouterruggen en ondiepe dalen ontwikkeld. In de tweede helft van de Weichsel-IJstijd, zo een 20.000 jaren geleden, was het erg koud en droog in onze streken. De vegetatie bestond uit een steppeachtige toendra, een milieu dat kan vergeleken worden met wat nu in het noorden van Siberië gevonden wordt. Er graasden kudden van rendieren, edelherten, steppebizons, wilde paarden, mammoeten en wolharige neushoorns. Af en toe waagden jagers uit het zuiden zich in dit bar gebied. In de korte warme zomer kwam er veel smeltwater vrij. Een trage meanderende rivier, zoals de huidige Leie, kon al dit water niet verwerken. Er ontstond een breed netwerk van verwilderde, ondiepe waterlopen op een hoogte van ongeveer 15 m . Tussen de rivierdalen lagen langgerekte ruggen die nu de kouters vormen. Een dergelijke kouter loopt parallel met de Leie van Deinze naar Grammene en, onderbroken door de Mandel, van Gottem naar Oeselgem. Ook naast de Vondelbeek en de Mandel werden kouterruggen gevormd. Naar het einde van de Weichsel-IJstijd toe, zo een 12.000 jaren geleden, begonnen de kleine rivieren zich in te snijden en mekaars loop af te snijden. Eén ervan won het van al de andere en werd de belangrijkste: de Leie. De andere, zoals de Mandel, de Vondelbeek met zijn vervolg in de Zeverenbeek en de Kaandel, de Rekkelinge, de Oude Kale, werden zijtakken van de Leie en moesten het met kleinere dalen stellen. Ongeveer 10.000 jaren geleden begon een wereldwijde klimaatsverandering die men het Holoceen noemt. In onze streken werd het veel warmer en vochtiger. De toendra moest wijken voor een dicht bos. De rivieren voerden nu het ganse jaar door water aan en begonnen traag te meanderen in een moerassige dalbodem. De Mandel, die aanvankelijk in zijn vallei richting Oude Kale stroomde en uitmondde via de Durme in de Schelde, kreeg door de veenontwikkeling in de vallei een stroominversie en mondde daardoor bij Grammene rechtstreeks in de Leie uit. De kouters staken hoog en droog tot 10 m boven de dalbodem van de Vondelbeekvallei en de Leie uit en trokken al vroeg de mens aan. Er werden stenen werktuigen gevonden die dateren uit het EpiPaleolithicum/Mesolithicum, 8.000 jaren geleden. Hier vestigden zich ook de eerste landbouwers uit onze streken, ongeveer 5.000 jaren geleden. Er werden ook grafheuvels uit de Bronstijd gevonden o.a. op de Molenkouter te Gottem die dateren uit 2.000 – 1.200 vóór Christus. De ontbossing van de kouters begon reeds vroeg maar kende vooral door een intensieve ontginning vanaf de 11de eeuw een grote uitbreiding. De aanvankelijk losstaande akkertjes groeiden naar elkaar toe tot een groot, open kouterlandschap. Door bodemerosie kwam zeer veel sediment van de hellingen in de dalbodems terecht. De brede dalbodem van de Leie werd stilaan opgevuld door een metersdik zandig pakket. Vroeger - vóór de
Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3199 aanleg van het afleidingskanaal van de Leie (Kanaal van Schipdonk) in 1848 dat vanuit Deinze vertrekt, de loop van de Oude Kale volgt en in Heist in de Noordzee uitmondt - overstroomde de Leie iedere winter. In de brede winterbedding bleef het water enkele maanden staan en kon de klei zich rustig uit het water afzetten. Op deze zware gronden vindt men nu de vette Leiemeersen. Deze waren in de Middeleeuwen zeer gegeerd omwille van de rijke graslanden voor het hooi, die door de natuurlijke aanrijking van de overstromingen een grote opbrengst opleverden. De waterlopen waren ook mede bepalend voor het ontstaan van de dorpen. Grammene is een typisch Leiedorp gelegen aan een buitenbocht van de Leie, ook al is het nu enkel een afgesneden arm. Gottem lag ook op de rand van de kouter weliswaar verder van de rivier, maar op een kruising van wegen. Enerzijds nabij de overgang van de Noord-Zuid-weg over de Mandel en anderzijds aan een oversteekplaats via een pont over de Leie. Wontergem lag dan weer aan een kleine zijbeek die van de hoogten van Tielt komt gestroomd om vlakbij in de vallei van de Vondelbeek uit te monden. Al deze dorpen werden geflankeerd door de noord-zuid verlopende kouters die de ideale voedingsbodem voor het vlas vormden. Gecombineerd met de vochtige valleien van de Leie en de Mandel – Vondelbeek was dat ideaal voor de verwerking van deze teelt. Tussen de kouterruggen bevonden zich de iets lager gelegen, vochtiger gebieden die pas vanaf de 13de eeuw werden ontgonnen en die door bomen- en struikenrijen werden afgesloten. Dat zijn de zogenaamde bulken, afgeleid van het woord beluik wat zoveel als omsloten wil zeggen. In het huidige landschap laten de natuurlijke vormen en het oude gebruik zich nog uitstekend lezen, ook al heeft men de Leie afgesneden en verbergt de lintbebouwing plaatselijk het vroegere landschap. Een fietstocht is ideaal om de hoogteverschillen in de benen te voelen en met een open blik het landschap te ervaren.
Randactiviteit 5. 6.
Grondboring door Prof. Morgan De Dapper als illustratie bij de wording van het landschap in de Terdonckstraat (doorlopend) Presentatie van een kaart met het vroegere militaire slagveld in de Terdonckstraat (doorlopend)
WONTERGEM 1. Knoteik In de Vondellos kan men een oude knotboom bewonderen. Bekijk hem eens goed... Neen het is geen knotwilg, en ook geen knotpopulier, zoals er zoveel staan in ons Vlaams weidelandschap. Neen, het is een echte eik, die ooit geknot is geworden! Op zichzelf is een oude eik al een monumentale boom, die in ons open landschap meestal gebruikt wordt als “grensboom”, maar een geknotte eik is nog monumentaler. Ook deze Wontergemse knoteik staat op een grens van twee percelen. Hoe oud zou hij zijn? Moeilijk om zeggen, want doordat hij eigenlijk niet op een voor hem geschikte bodem staat kan men zijn dikte moeilijk vergelijken met zijn collega’s die in het bos staan. Eén ding is zeker: het is een “monument” van een knoteik. Randactiviteiten Zaal Ter Donck (Terdonckstraat) 7.
Presentatie door de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) van het landschap tussen Leie en Mandel n.a.v. de ruilverkaveling Wontergem (doorlopend) 8. ‘Zaden en vruchten in de archeologie’: minitentoonstelling georganiseerd door de Kale-Leie Archeologische Dienst (KLAD) (doorlopend) 9. Demonstratie van bewerking van vuursteen door ‘de kloppers’ (doorlopend) 10. ‘De natuur als, op en in het monument’, powerpointvoorstelling door Natuurpunt, i.s.m. de Jeugdbond voor Natuurstudie en Milieubescherming (doorlopend) 11. ‘Archeologie en landschap’: luchtfoto’s van bronstijdheuvels en vondsten van vrijetijdsarcheoloog Dirk Vanaelst (doorlopend) 12. ‘Oude wegen in het landschap’: minitentoonstelling met kaartmateriaal over de inplanting van oude wegen in het landschap (doorlopend)
DORPSWANDELING 2. Monument Lucien Buysse Beeld in graniet en brons, ingehuldigd op 27 september 2003, van de hand van J. Mestdagh en W. De Dauw, herinnert aan de oud-tourwinnaar (1926), Lucien Buysse (°1892 †1980).
3. Sint-Agneskerk Driebeukige hallenkerk met verhoogd schip, gebouwd in 1857 in neoromaanse stijl naar een ontwerp van priester-architect J.-A. Clarysse. Interieur uit de 19de eeuw en een (beschermd) orgel van P. Van Peteghem. Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3200 4. Pastorie en -tuin Bakstenen dubbelhuis naar een ontwerp van architect Hoste, gedateerd 1895. De tuin vertoont een diep ingegraven vijver en een kunstmatige heuvel. Merkwaardig is de celgevangenis met twee bakstenen cellen die zich aan de straatkant bevindt (Tabakstraat). In deze ‘amigo’ zoals hij ter plaatse wordt genoemd, werden tot 1910 de dronkemannen opgesloten om hun roes uit te slapen.
5. Restaurant Den Artiest Dit gebouw met zijn lange gevel naar de Dentergemstraat gericht en met een schilddak dateert uit de eerste helft van de 19de eeuw. Het wordt gekenmerkt door rondboogdeuren en vensters. Binnenin bevindt zich een merkwaardige schouw en muurschilderingen met o.m. een voorstelling van de vroegere kerk, een windmolen en jachttaferelen. Vroeger bevond zich achteraan een vlasfabriekje. In de tuin staat het gerecupereerde grafmonument van A. Van Damme, van de hand van beeldhouwer A. Van Parys (°1884-†1968).
6. Voormalig woonhuis Lucien Buysse Herenwoning, opgetrokken in 1926, op last van Lucien Buysse. Opmerkelijk is de aanpassing van het smeedijzeren balkon in 2003 door architect M. Dujardin en smid M. Tack. Twee verkleinde fietswielen in de steunen van het balkon en de naam van Buysse, het jaartal 1926 en het logo van de Tour zijn aangebracht als herinnering aan de voormalige bouwheer.
7. Begraafplaats Moderne begraafplaats gelegen in de Houtbulckstraat en aangelegd vanuit een totaalconcept als landschapspark met eenvormige kruisen als grafmonumenten. Deze begraafplaats werd ontworpen door architect Oscar Quackelbeen en werd anno 1970 in gebruik genomen.
8. Axelwalle Nog gedeeltelijk omwalde hoeve met gebouwen die grotendeels teruggaan tot ca. 1850. Een voorbeeld van oorspronkelijk laatmiddeleeuwse hoeves met walgracht zoals er vroeger veel in de streek voorkwamen. In het dak van twee stallen is in donkere pannen het jaartal 1772 en Axelwalle aangegeven.
GRAMMENE Randactiviteiten Zaal Leiezicht (Sint-Jansstraat) 13. Minitentoonstelling over de strijd voor het behoud van de spoorwegbrug en de acties van Roger Raveel rond het behoud van de Oude Leiearm (doorlopend) 14. Videovoorstelling over de natuur en het landschap van Grammene (doorlopend)
DORPSWANDELING 1. Spoorwegbrug Deze brug is één van de weinige overblijvende Vierendeelbruggen, genoemd naar ingenieur A. Vierendeel (°1852-†1940). Ze bestaat uit een vakwerk van ijzeren balken, zonder diagonale dwarsverbindingen, die met meer dan 80.000 klinknagels aan mekaar bevestigd zijn. Ze werd tussen 1942 en 1943 gebouwd door de Compagnie Centrale de Constructions van Haine St.-Pierre, onder toezicht van de Duitsers. Vanbovenop de brug een schitterend uitzicht op het Leielandschap en de ligging van Grammenedorp.
2. Sint-Jan de Doperkerk De neogotische kerk die tal van verbouwingen kende, heeft een beschermde achthoekige toren. Van oudsher is er een bedevaart naar Sint-Jan, met rondgang rond de kerk tussen de dubbele lindenrij die naar de kerk leidt.
3. Roterij Gebouw waar vroeger het roten van het vlas gebeurde. Verderop ziet men nog enkele rootputten. Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3201 1944. Het Schouteetdom der Stede ende Marquisaet van Deinze (17e eeuw). Het ambt van schout in Deinze was een leen1 dat afhing van het Leenhof van Nevele (onder het grafelijk kasselrijleenhof van de Oudburg te Gent). Het recht om de schout van Deinze aan te stellen ( door hem met het “ leen van het schouteetdom ” te belenen) kwam derhalve toe aan de heer van Nevele2 vanaf het einde der 16e eeuw was de heer van Nevele een lid der familie della Faille. (Maarten had in 1595 ook het kasteel van Ooidonk aangekocht). Bij overgang van een leen van één leenhouder op een andere 3 moest telkens een leendenombrement worden opgemaakt. In zo’n denombrement werd de “ i nhoud ” van het leen beschreven – in dit concreet geval dus de “ inhoud ” (de bevoegdheid of m.a.w. rechten en plichten ) van het schoutsambt. Een dergelijk denombrement bleef bewaard uit het jaar 16614 leenhouder van jonkheer Martijn della Faille was toen Loijs Roelants5. Uit die leenbeschrijving blijkt dat de Deinse schout, in casu dus Loijs Roelangs, ambtshalve recht had op: a) 1/12 (eigenlijk “ één vierde van één derde” ) van de boeten; de andere 3/12 kwamen toe aan de amman. b) de helft van de “ maenpenninghen ” ( “ manen” was het dagen of oproepen voor de rechtbank); de ander helft was voor de amman. c) de helft van de “ p rofijten van de ghedinghen ” ; ook hier had de amman recht op de andere helft. Bovendien behoorden ook de volgende ambtsdaden tot zijn normale (en exclusieve) bevoegdheid: d) “ a lle maeninghen van noode wesende opden kermisdagh van Deijnse” 6 . e) allerhande daden zoals insinuaties van verboden, arresten, klachten en saisissementen. f) allerhande “ somaties ( = aanmaningen, opvorderingen), exercitiën en exploicten ( = exploten) binnen en buyten Deijnse” . Dergelijke opsomming, zoals we die in het denombrement van 1661 lezen, is dus wel iets meer genuanceerd dan de omschrijving bij Van den Abeele, die vooropstelt dat “ d e schout of cipier was belast met de door de baljuw aangehoudene personen, of de hem toevertrouwde peerden, koeien enz. te bewaren in het schut of gevang” 7 . Een schout was inderdaad meer dan een gewone cipier! Aangezien de magistraat van Deinze weliswaar zef geen zeggenshap had over de aanstelling van de schout, maar wel op diens diensten kon rekenen, is het ook normaal dat de beslissingen die op zijn aanstelling (via “ belening ” ) betrekking hadden, geacteerd werden in de Deinse schepenregisters en/of in andere beleidsdocumenten aan te treffen waren. Een voorbeeld daarvan vinden we in de retroacta bij een procesbundel uit de jaren 1730 betreffende het Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3202 leendenombrement van het schouteetdom, overgebracht op 12.07.1666, in een copie dd° 10.03.17288; het gaat om een “ e xtract uytten leenbouck vande hove ende Casteele van Nevele (f° 93v°) ” dat luidt: “ M eester Louis Roelants houdt een leen, wesende het schoutteetdom van Deijnse, bij mynheer van Nevele op de 22en octobre 1660 uytghegheven volghens den contracte danof ghepasseert voor den notaris Augustijn Vanderbeke ende d’erffenisse daerop ghevolght den 14en decembre daernaer voor bailliu ende mannen van leene vanden hove ( = van Nevele) ” . De lectuur van het bovenstaande laat ons duidelijk zien dat het heel wat voeten in de aarde had vooraleer de indiensttreding in het schoutsambt wettelijk in orde was. De feodaliteit ( = het leenstelsel) was formeel en procedureel blijkbaar een behoorlijk ingewikkeld systeem… Dezelfde procesbundel uit de jaren 1730 bevat ook de tekst nog een ander leendenombrement van het schouteetdom, 25.01.1687, gehouden ditmaal door Guillaume Roelants Guillaume, na aankoop op 25.06.1672 vanwege Josijnken Rockeghem, wed. van Mr. Louis Roelants, voor de som van 50 gr.; met een naschrift dd° 1696 door Frans Roelants Guillaume9 “ mits den dood van zijnen broeder ” .
van dd° fs. van lb. fs.
Dit laatste stuk leert ons alweer dat het schouteetdom van Deinze in de loop van de tweede helft der XVIIe eeuw de facto “ e rfelijk ” was geworden (zij het met betaling van een bepaalde som aan de heer van Nevele!), want het bleef inderdaad tientallen jaren in de handen van eenzelfde familie. Over die familie Roelants houden we voor een volgend Contactblad een stukje stamboom gereed. (1) (2)
(3)
(4)
(5)
Zie Rik Opsommer, “ L enen in Deinze en Petegem ” in de (nieuwste) “ G eschiedenis van Deinze ” , dl. I (2003), blz. 27-30. Alb. Van den Abeele, “ Geschiedenis van Deinze” (1865), blz. 32-33. geeft hiervoor als verklaring dat Deinze ten tijde van Gwijde van Dampierre onder het gezag stond van diens kastelein; en dat kasteleinschap behoorde toen aan de heerlijkheid van Nevele. Van den Abeele verwijst hiervoor o.m. naar Ant. Sanderus ( “ Verheerlijkt Vlaandre ” , 1735, dl. II, boek I, blz. 29), waar we lezen: “ Het is bekent dat’er nog overgebleeven, en aan de Vrye Heerlykheid van Nevele gevoegt is, het Ampt van Schout, die het opzicht over de Gevangenis en de Gevangenen heeft, en die eens in het jaar, t.w. op Maria-Hemelvaarts-Dag, wanneer ’t hier Kermis is, ’t hoogste gezag in de Stad oeffent ” . Over “ leendenombrement ” ( = beschrijving van het leengoed) zie ook P. Huys, “ L eendenombrementen van de baronnie Nevele ” in KGK-Jaarboek LXIX (2002), blz. 65-67. Rijksarchief Gent, Fonds Leendenombrementen Nevele, nr. 360, dd° 19.11.1661 (leen gehouden door Loijs Roelants van jonkheer Martijn della Faille). In de Lijst der Schouts van Deinze vermeldt Alb. Van den Abeele (a.w., blz. 53) voor de tweede helft der 17e eeuw drie opeenvolgende leden van dezelfde familie Roelants: Lodewijk in 1653, Gillis in 1663 en Willem in 16.. (sic! = ca. 1682?); in 1685 werd Michiel Wyme schout (om vervolgens in 1699 burgemeester te worden).
Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3203 (6)
(7)
(8) (9)
Zie Alb. Vanden Abeele, a.w., blz. 32, met verwijzing naar A. Sanderus’” V erheerlijkt Vlaandre ” (zie onze noot 2) en naar de historicus Gramaye. Alb. Van den Abeele, a.w., blz. 32, preciseert dat de schout, “ a angesteld door de heer van Nevele, gehouden was aan den heer dezer stad (=Deinze) ter causen van zyn schouteetdom te delivreren vanghenesse ende te bewaren tsijnen coste ende risque de gevanghenen die den voorseyden hoochbailliu ende officieren aldaer uyt den name van den voornoemden marquis vanghen ” . Rijksarchief Gent, Oud archief Deinze, nr. 513/D. Ende Francoijs Roelands (sic) werd poorter van Deinze op 28.01.1687 (RAG, Oud archief Deinze, reg. 64, f° 38).
Paul HUYS, nr. 402 1945. De stadsbibliotheek : een lange aanloop van 120 jaar! Reeds in onze K.O.K.-bijdrage voor het Jaarboek 1962, over het Vlaams Gezelschap, schreven we over de pogingen van dat gezelschap om in Deinze een volksbibliotheek op te richten met hulp van het stadsbestuur. (K.O.K.-Jb. 1962 p. 84 e.v.) Een “ Boekbewaarder ” van de boeken voor het gezelschap en zijn leden was er reeds nodig in 1852 (p. 47 laatste alinea) en dat was toen Karel Lagrange, de man die de leden De Vlaamse Leeuw en Het Wilhelmus leerde zingen. Na hem was dat Adolf Tonneel. Men wou die boekverzameling uitbouwen tot een Volksbibliotheek. In 1858 was de boekbewaarder Karel Callebaut. Op 2 dec. 1862 stelde het gezelschap aan het stadsbestuur voor een openbare Volksbibliotheek op te richten, maar kreeg geen antwoord op die brief. Het stadsbestuur was toen bezig met de bouw van een stadsschool en vond dat een argument om het oprichten van een bibliotheek uit te stellen. In 1863 (23 jan.) schreef het stadsbestuur aan de arrondissementscommissaris dat ze zich had gebogen over en ontwerp maar dat “ Diverses considerations ont fait remettre à un moment plus opportun la solution de cette question dont l’important n’a pas été meconnu” . Het Vlaams Gezelschap deed het dan maar zelf met Karel Van Gelder als boekbewaarder, nadien Alfons Saverys (vader van René, Esther en Albert). Die volksbibliotheek begon in 1865. Een stadsbibliotheek kwam er dus niet in de jaren 1860, wel in de jaren 1980; en dat met de bibliotheek van het Vlaams Gezelschap (onder de naam Uilenspiegel) en met de intussen al gegroeide parochiale bibliotheek van de Volkskring, als start, a.h.w. op bevel van de eerste Vlaamse regering. (Cf. In 1780 geeft Jozef II bevel de kerkhoven buiten de muren te leggen. Deinze voert dat bevel uit in 1860. Deinze is een beetje traag.) Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3204 Herman MAES nr. 80
e e 1946. Over de ammanie van Deinze (16 -17 eeuw).
Eerder in dit nummer van het KGK-Contactblad hebben we reeds een korte bijdrage gepubliceerd over het ambt van de schout van Deinze. Hierna nu ook iets gelijkaardigs over het ambt van de amman (ook apman; etymologisch: ambt-man). Net zoals het schouteetdom was ook de ammanie van Deinze een leen, gehouden van de heer van Nevele (onder het grafelijk kasselrijleenhof van de Oudburg in Gent). Voor het aspect “ l een ” mogen we derhalve verwijzen naar wat we daarover schreven i.v.m. het schouteetdom. Precies op grond van det leenroerig (of feodaal) karakter van die beide Deinse ambten had de heer van Nevele (die onder Gwijde van Dampierre kastelein van Deinze was!) het recht om in Deinze de schout en de amman aan te stellen (d.w.z. te “ b elenen ” met resp. het leen van het schouteetdom en dat van de ammanie). Bij “ overgang ” van het leen moest telkens een denombrement worden opgesteld, d.i. een beschrijving van het leen. Aangezien het leen in dit geval geen stuk grond, maar een (in leen gegeven) ambt was, kwam het denombrement of de leenbeschrijving erop neer, de inhoud van het ambt te beschrijven (d.w.z. de ambtsbevoegdheid, de rechten en plichten van de amman). Voor de ammanie van Deinze kunnen we voor de late 16e en de vroege 17e eeuw beschikken over een tweetal denombrementen, 1 allebei bewaard in het Gentse Rijksarchief . Het leendenombrement van 1 november 15952 werd opgesteld door Jan Marcus Maeyaert fs. Willems (als nieuwe amman?). Zijn naam komt niet voor in de Lijst van Ammans in Alb. Van den Abeeles 3 “ G eschiedenis van Deinze ” , die trouwens bijzonder onvolledig is. Van de Abeelde vermeldt in deze periode alleen de ammans Willem Martins (1546), Joos vanden Broucke (1600) en Philips Parmentier (1613). Van Jan Marcus Maeyaert geen spoor dus, alhoewel Van den Abeele in een voetnoot vermeldt dat – althans volgens Sanderus – “ deze bediening erfelijk was en de familiën Mayart, van Gent, en della Faille haar eertijds bekleed 4 hebben ” . De tekst bij Sanderus luidt evenwel letterlijk: “ Ik weet ook wel, dat’er nog in wezen is de Erffelyke Bediening van Amptman (Dees heeft het opzicht over de Weeskinderen) welke onlangs door Maarten della Faille, Baanderheer van Nevele verkreegen is, en te vooren aan de geslachten van Mayart en Gendt, en van ouds insgelyks aan die van Nevele toebehoorde ” . Dit evenwel slechts terzijde. Het denombrement van 21 januari 16255 anderzijds heeft betrekking op Jan van Douveryn fs. Jans, die het leendenombrement indient bij zijn leenheer, jonkheer della Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3205 Faille. Jan (II) van Douveryn de jonge preciseert dat dit leen, zijnde het Ammanschip (sic) der stede ende Roede van Deijnse, hem (is) toegecommen bij donnatie inter vivos vanden voorn. Dhr. Jan (I) zijnen vadere ” . Vader en zoon Jan (I en II) van Douveryn zijn onze KOK/KGKlezers alllicht nog bekend uit een vroeger verhaal, in het KOK-Jaarboek van 1995 verschenen onder de titel “ De verboden boeken van Jan van Douveryn, 1624 ” 6 . Dit Jaarboekartikel komt overigens een paar keer ter sprake in de nieuwste “ G eschiedenis van Deinze ” , dl. J (2003), o.m. in het hoofdstuk over de Hervorming in Deinze door J. Decavele. Maar ook dit slechts terzijde. In de beide bewaard gebleven denombrementen (1595 en 1625) vinden we een – min of meer parallel lopende, zij het niet altijd even gedetailleerde – beschrijving van de” i nhoud” ( = bevoegdheden) van het ambt van amman. Met onderlinge vermenging van beide teksten komen we aldus tot de volgende “ m aximale” inhoudsomschrijving. De amman heeft recht op: a) zijn aandeel in de heerlijke rechten van boeten, compositiën, baten, profijten en “ demolumenten” , en meer bepaald: 1) het “ d uergaende derde vanden derden van alle boeten en compositiën danof zo heeft de schauteete in sammansdeel tvierde ” ; 2) de helft van “ a lle maenpenninghen ende dander helft den schauteete ” ; 3) De helft van de “ profijten vande gedinghen ende dander helft den schauteete ” ; b) De zorg over de wezerij: “ i tem noch zo behoort ten voors. mijnen leene al trecht ende vermoghen vande weesekinderen te doene in voochdijen ende quijtscheldinghe van weesen te doene ” ; c) de bevoegdheid inzake erfenissen: “ i tem trecht ende kennisse van erfachtigheden ” ; d) toezicht op maten en gewichten, meer bepaald: 1) “ al broot dat ghewijst wert te cleene ende in sticken te snijdene, zulck broot behoort den amman aleene ” ; 2) “ k ennisse van alle gewichten ende maten van drooghen ende natten, hoedanich zij zijn ghewijst bij justitie te cleene ofte ondeucdelicke, die behooren toe den ampman alleene met disser ancleeft” ; e) (dit laatste punt alleen vermeld in het denombrement van 1625): “ h et duergaende derde van zeker cleene penn(inc)rente gaende vut diversche hofsteden te Deijnse binnen ende buiten de poorten daer of dat de Cappelrie van Sinte Niclaeys inde kercke van Deijnse competeren de twee ander derden ” (deze rente bedraagt jaarlijkt 13 pond 4 schellingen parisis). Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3206
Wat nog het denombrement van 1625 betreft, lezen we dat Jan II van Douvereyn jr. het leen van de ammanie van zijn vader, Jan I, heeft gekregen als gift onder levenden. Betekende dit dat ook Jan I amman is geweest? In de ammanslijst van Van den e Abeele (a.w., blz. 52) vinden we in het eerste kwart der 17 eeuw als ammans vermeld: Philips Parmentier (1613), Jan Schoorman (1623), Jan Auweghem (1618) en Jan van Douveryn (1623); van enig onderscheid tussen Jan I sr. en Jan II jr. is hier evenwel geen sprake. Begin en/of einde van hun resp. ambtstermijn is ons niet bekend. De daarop volgende amman in Van den Abeeles lijst is Lieven Moerman (1637); hij volgde Jan II van Douveryn op, die stierf in 1635. (1) RAG, Fonds Leendenombrementen Nevele, nrs. 345 (a° 1595) en 356 (a° 1625). (2) Denombrement nr. 345 is niet op perkament geschreven (zoals bijna alle andere stukken in dit archieffonds, maar op papier: het is een folio 309 (uitgescheurd?) uit een register. (3) Alb. Van den Abeele, “ Geschiedenis van Deinze ” , blz. 52 (met voetnoot). (4) Ant . Sanderus, “ V erheerlykt Vlaandre” (1735), dl. II, boek I, blz. 29. (5) Denombrement nr. 356 is op perkament, met een (betrekkelijk gaaf gebleven) zegel in rode was. In fine van deze akte (die door Jan van Douveryn jr. is overgegeven in handen van dher Jooris de Hondt, baljuw van de baronnie van Nevele) staat te lezen dat hij ( = Jan II jr.) “ dit heeft gezegeld met het zegel van zijn vader ” . (6) KOK-Jaarboek LXII (1995), blz. 61-105. Volgens onze gegevens op blz. 63 aldaar was Jan I van Douveryn sr. herbergier in tCosijntje (op de Markt); zijn zoon Jan II jr. (+1635) was schepen geweest (1616) voor hij amman werd.
Paul HUYS nr. 403
1947. Eigenaardige gebeurtenis “ i n de meerschen van Grammene ” Tijdens opzoekingen in de handschriftenzaal van de Koninklijke Bibliotheek te Brussel kon ik kennis nemen van een schrijfboek zoals er lang geleden in vele scholen in gebruik waren. Een van de erin voorkomende en met de hand geschreven teksten heeft betrekking op “ Iets van het historique voor de Stad Deijnze in Grammene “ . Dit “ Iets” heb ik letterlijk overgeschreven en vraagt, wat het taalgebruik betreft, weinig of geen uitleg. ***
De pijpelingen, van de Dood verlost door eenen papegaij Den vader van den vermaerden advocat Goemare was zeer gezwollen van het flerecijn en dit in zijne voeten; en als hij geweldige scheuten kreeg dan riep hij telkens sacre dat doet mij zeere, welnu hij bezat eenen zeer schoone groenen papegaij (ofte peroquet) den welken door dit gedurig te hooren, het Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3207 zelfde ook begon te roepen; nu mijnheer Goemare zat aengedaen en gezwollen van het flerecijn met zijne beenen uytgestrekt met de voeten op een oorkussen bij het venster dat openstond en zigt gaf op de meerschen van Deijnze en Grammene, en zynen geliefden paepegaij stond nevenst hem op het venster, maer mijnheer Goemaere overvallen van de pijn, riep zijnen paepegaij zust (sacre dat doet mij zeer) en hij buijten zich zelven van de pijn, sloeg den paepegaij met muyt en al van het venster waer door zij openvlog, en den paepegaij vliegde de meerschin in, en daer men hem niet terug vond; dit was op eenen zondag agternoen, maer den volgende maendag was er eenen vogel vanger den welken al vroeg met zyn nette was opgetrokken om pijpelingen te vangen en nu in de meerschen van Grammene gekomen zijnde, legde hij zyn nette en als alles in order was zette hy zig neder, by zyn trekkoorden, in afwagtinge dat er pijpelingen zauden afkomen. Maer den paepegaij was zoo verre gedompelt dat hij niet verre van de nette meer was; zonder dat den vogelvanger pieter Lagae hem gezien had, en alwaer hy zig in het gers neder gezet had, alwaer het moeijlijk was van hem te zien vermids het gers en den papegaeij alle beijde groen waeren; en nu eijndelijk kwaemen er eeningte pijpelijnkskens den welken den vogelvanger het geluk had van die te vangen, dezen liep nu naer de nette om de aerme vogelkens te dooden, maer toen hy te wege was om hun te dooden riep den verdoken paepegaij met eene eldere stem sacre dat doet zeere. Daer op liet pieter de nette los; en zag zeer verbaesd rond zig om te zien wien dat geroepen had; maer wat hy zag, was anders niet dan de meerschen en het veld, maer geenen mensch of kind was er te zien, en hy dacht dat hy stond te droomen, en hy begaf zig weder tot de nette, en maekte zig weder veerdig om de vogels te dooden, maer hij was nog aen den eersten vogel niet of den papegaij riep wederom sacre dat doet mij zeere, en nu was pieter lagae geheel verschrikt en ontstelt, nam met haest zyn mes sned de koorden van de nette los, liet de pijpelingen weg vliegen, sleurde de nette agter zig, en nam de vlugt door meerschen en velden en liep met de nette agter zyn hiellen tot op den kalsijden weg van Deynze die naer thielt loopt, en geheel buijten adem vlugte hij in eene herberge alwaer hij zijne nette geheel gescheurd en geleurd, bij een nam, en den baes der herberge, hem zoo ontsteld ziende, vroeg wat er schilde; omdat hy zoo zeer verschrikt en ontsteld, was; waerop hy eijndelyk vertelde alsdat het in de meerschen van grammene spookte want de pijpelingen, die hy in zyn nette gevangen had, waeren anders niet dan duijvels in de gedaente van pijpelingen vertelde hij, want als ik hun meende te dooden riepen zy sacre dat doet my zeere, daerop schot den Baes en zyne vrauw en een schitterlach, en zegden hem , pier gij hebt staen droomen, maer hij zeyde dat het waeragtig waer was, en het nieuws versprijde zig in geheel Deijnze, en kwam ter ooren van mijnheer goemaere den welk daedelijk twee knechten zond om den paepegaeij op te zoeken en te vangen, het gonne hun ten volle gelukte, tot groote blijdschap van mijnheer Goemaere; die zeer content was van zijnen geliefden paepegaij terug te hebben en aen iederen knecht vyf francs voor belooning gaf.
Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3208 Pijpeling of piepeling : allerlei kleine trekvolgels, die rond de maanden september en oktober doortrekken, en alsdan gevangen worden. Te Sint-Truiden noemt men ze sijpers of cijpers. (Algemeen Vlaams Idioticon, bewerkt door L.W. Schuermans, Leuven, 1865-1870) Flerecijn of fleurecijn : jicht Gedompelt : dompelen betekent sukkelen, in het veld dwalen . Geleurd : iets in stukken leuren, door ruwe behandeling breken en schenden (Westvlaamsch Idioticon, bewerkt door L.L. De Bo, Gent 1892) * * *
De schrijver van het “ h istorique ” is Jean Baptiste Lanciet, Généalogiste woonende in de achterstraat, 149 te St.Amandsberg bij Gent. In het tijdschrift van de Heemkundige Vereniging DE GONDE (jaargang 29, nr.2 van 2001, p. 15-19) wijdt Jan Olsen een artikel aan J.B.Lanciet “ o udschriftkundige, overleden te Melle in 1903 ” . Lanciet is geboren te Gent op 18 mei 1822. Zijn vader was afkomstig uit Izegem, maar zijn verdere ascendenten zijn geboren te Hem in Noord Frankrijk. Vermeldenswaard is het feit dat zijn grootvader, Joannes-Baptista Lanciet, bleker van beroep, geboren te Hem op 22 september 1755, op 9 mei 1786 te Vinkt een tweede huwelijk aanging met Catharina Auwenrogge, geboren te Grammene op 25 april 1757. Jean Baptiste Lanciet noemde zichzelf “ Généalogiste Paléographe ” . Hij bleef ongehuwd. Hij was tientallen jaren medewerker van de door genealogen goed gekende Felix-Victor Goethals. Jean Baptiste was 63 jaar oud toen hij Sint-Amandsberg verliet om zich te Melle te vestigen; in februari 1894 is hij te Lede (bij Aalst) gaan wonen om in 1900 terug te keren naar Melle, waar hij in het rusthuis, verbonden aan het H.Hartklooster, overleed op 29 januari 1903. * *
*
Het “ h istorique ” is geschreven in september 1882.Van een ernstig genealogist, wiens verhaal opgenomen is in een schrijfboek met als titel “ Verzamelinge van Geslachtsbomen alsmede andere aantekeningen, copien van grafzaerken en stukken (fragments généalogiques) : opgezogt door mij Jean Bte Lanciet, woonende in de achterstraat, 149 te St.Amandsberg bij Gent, den 27 7ber 1882 ” mag verwacht worden dat het een waar gebeurd verhaal betreft. De door hem vernoemde personen, wier naam in de streek nog voorkomt, lijkt in dezelfde richting te duiden. Vooralsnog konden die personen niet geïndentificeerd worden. Bij de Orde van Advocaten te Gent kon nog geen Goema(e)re gevonden worden in het tableau van de advocaten. Anderzijds is er het woord “ historique ” dat kan gelijk gesteld worden met een “ h istorietje ” , een fictief verhaal.
Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3209 Hoe dan ook hoort het verhaal thuis in de Deinse folklore. Si non è vero, è bene trovato ( als het niet waar is, is het toch goed gevonden). Willy DE SMET
1948. De “ Visitatie ” van bisschop Carolus Maes in Wontergem (1611). (Bron: Rijksarchief Gent, FondsBisdom, nr. B-3586, f° 26v°27r°) Over het visitatieverslag van bisschop Karel Maes (°1559;+1612) betreffende Deinze (Kerk en SintBlasiusklooster) dd° 2.5.1611 was al eerder sprake, tot tweemaal toe zelfs, resp. in het K.O.K.-Jaarboek1 en in het 2 K.O.K.-Kontaktblad . In dit nummer van het K.G.K.-Contactblad gaat het nu over het verslag betreffende het bezoek van dezelfde bisschop, vier dagen later, aan de parochie Wontergem. Aan de overige parochies van het huidige Groot-Deinze echter heeft bisschop Maes (die na een uiterst kort episcopaat van slechts twee jaren (van 1610 tot 1612) op 53-jarige leeftijd gestorven is) nooit een bezoek gebracht. Jammer voor onze kennis van de parochietoestanden aldaar tijdens de stilaan op gang komende Contrareformatie (in de iets rustiger tijden van het Twaalfjarig Bestand, 1609-1621, onder de Aartshertogen Albrecht en Isabella), na de verwoestingen tijdens de pas voorbije godsdienstoorlogen (sinds 1584). Het belang van die bisschoppelijke visitatieverslagen voor de lokale geschiedenis lijkt ons evident. Totnogtoe zijn die 3 verslagen alleen in het Latijn uitgegeven . Ten behoeve van de Latijnonkundige lezers (en die vormen uiteraard het overgrote deel van ons lezersbestand) zorgen we hier graag (en voor het eerst) voor een integrale en zo letterlijk mogelijke vertaling ervan in het Nederlands. Aanvullende toelichtingen zijn ofwel in de tekst zelf tussen haakjes ingevoegd, ofwel tot voetnoot verwerkt. * * * “ O p dezelfde plaats4 werd ook Jan Reyngoet, burgemeester in Wontergem, gehoord. Deservitor ( = dienstdoende hulppastoor) van Wontergem is een Minderbroeder5, gestuurd door de deken van Tielt, die hem voldoet. De rekening en de administratie van de kerkfabriek zijn onderbroken wegens moeilijkheden, omdat zij die het beheer voerden hun rekeningen voor wettelijk hielden; de nieuwe magistraat wil dat de rekeningen, vooraleer die te aanvaarden, door de deken zouden ondertekend zijn. Het vast inkomen, verbonden aan het pastoraat is allicht 14 pond waard. De pastorie is uitgebrand. De (oppervlakte van de) parochie bedraagt 340 bunders. De abt van Drongen heeft een deel van de tienden, ter waarde van reeds 9 pond. ( Er is ) geen kapelanij. Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3210 Uit de kerkfabriek en de armendis denkt hij (recht te hebben op) 18 pond. De magistraat van Tielt ontvangt de kerk –en disrekeningen ( = ter controle, c.q. goedkeuring). Inspectie van de kerk van Wontergem op 6 mei. Eerst aangetroffen, nabij het altaar, een houten kist met één kazuifel. Een enkele tinnen kelk, één albe, één Missaal, één niet gewijd altaar, geen wijwater en geen doopvont. Het Vormsel (is) toegediend aan zowat 30 (kinderen). Er is geen baljuw, die zou moeten aangesteld worden door de (hoog-) baljuw van Tielt. ” * * * Dit verslag is vrij kort ( b.v. in vergelijking met het daaraan voorafgaande over de parochie Dentergem,dat viermaal uitvoeriger is!). De toestand in deze parochie, die niet eens over een eigen pastoor kon beschikken, was blijkbaar bijzonder ruïneus; de details zijn in het verslag zelf te lezen en behoeven o.i. geen verdere commentaar… Interessant is wel, dat ook de opvolger van Mgr. Maes, m.n. bisschop Antonius Triest, ook een stipt en streng “ visitator ” van zijn parochies was. De visitatieverslagen van bisschop Triest (eveneens in het Latijn opgesteld) zijn bewaard gebleven én in druk uitgegeven6. Ook van die verslagen (behalve dat van Deinze) missen we een integrale vertaling in het Nederlands. We nemen ons voor, in een van de volgende Contactblad-nummers, onze aandacht te wijden aan de Wontergemse visitaties van bisschop Triest, die dus het vervolg vormen op die van mgr. Maes. Het zijn er, tussen 1624 en 1652, niet minder dan tien7. Deze visitaties hadden plaats resp. in sept. 1624, mei 1627, sept. 1630, juni 1633, sept 1637, sept. 1640, sept. 1642, mei 1645, aug. 1650 en sept. 1652. Ook deze verslagen zijn meestal vrij kort. (telkens een tiental tekstregels), maar we kunnen er a.h.w. met eigen ogen de geleidelijke (materiële en geestelijke) wederopbouw van de parochie Wontergem in volgen. (1)
Frans Michem, “ Een belangrijk document: Bisschoppelijk bezoek aan Deinze in 1611 ” , in: K.O.K.-Jaarboek 1982, blz. 129-136. (2) Paul Huys, “ Bisschop Carolus Maes bezoekt Deinze ” , in K.O.K.Kontaktblad VIII, 7 (sept. 1988), nota nr. 1031, blz. 1031-1035. (3) Richard Weemaes, “ V isitatieverslagen van Karel Maes, bisschop van Gent. Diarium mei-juni 1611” (Brussel, 1987); Wontergem aldaar op pp. 31-32. Met mijn oprechte dank aan Prof. em. Dr. Michel Cloet voor zijn waardevolle hulp bij de vertaling en interpretatie van dit verslag. (4) Nl. te Wontergem, waar ook het vorige onderhoud (met de pastoor van Dentergem), had plaatsgehad. (5) De pastoorslijst van Frans Michem (in K.O.K.-Jaarboek 1981, blz. 273) vermeldt voor de parochie Wontergem in die periode (1e kwart 17e eeuw) geen eigen pastoors, tenzij – gedurende slechts enkele maanden (jan. – juni 1609) – ene Philippe van Innis. Voor de periode 1609-1613 vermeldt Michem als “ deservitores ” de minderbroeders (O.F.M.) van Gent (!).
Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3211 (6)
(7) 508.
Michel Cloet, “ Itinerarium visitationum Antonii Triest, episcopi Gandavensis (1623-1654). De visitatieverslagen van bisschop Triest ” (Leuven, 1976). Michel Cloet, a.w., blz. 25, 70, 167, 222, 261, 193, 327, 360, 467,
Paul HUYS nr. 404
Maessprokkels. De Koning A. In 2001 verscheen een boek “ Koning en Onderkoning ” over “ d e invloed van het Hof en de macht van Jacques Van Ypersele de Strihou ” . De auteurs waren Gui Polspoel en Pol Vandendriessche, twee journalisten, waarvan één burgerlijk ingenieur is en de tweede een historicus van opleiding. Het werk bevat dus heel wat geschiedschrijving vanaf 1830 en heel wat journalistiek tot op de dag van vandaag – tot en met de Lumumbacommissie van 2000 – 2002. Maar ook over het kapitaal van Saksen Coburg, over Sabena en over de Generale, over de bemoeinissen van de vorsten in het regeringswerk. Over Leopold I en II en Congo… Het is een boeiend werk dat ter lezing mag aanbevolen worden. B. Het boek dat Leopold III schreef in 1945 en dat uitgegeven werd in 2000 bij Lannoo in Tielt: “ K roongetuige ” «over de grote gebeurtenissen tijdens mijn koningschap» levert niet de openbaringen die men misschien verwacht. C. Over de Koningskwestie leze men het standaardwerk «Leopold III» van Herman Van Goethem en Jan Velaers. Een kanjer van een boek. Maar rijk aan gegevens. Ik durf te schrijven: hier staat alles in! Maar je hebt wel je tijd nodig. En je leest er dingen in die men niet pleegt te schrijven. Een schitterend historie –boek. Geen aanval; geen hagiografie. De vele feiten en de mentaliteit van toen! Meer dan 1000 blz. Postzegel De postzegel van vandaag is een al oude uitvinding. Er bestaan vandaag moderne middelen: e-mail ( niet émail! ) en aanverwante technieken, want zelfs telefoneren is niet meer modern. De geschiedenis van de post en de hele dienst er rond is al een boeiend geheel – ook sociaal en economisch. Keizer Karel gaf een monopolie aan Turn und Taxis. De uitvinding van de postzegel om postbestelling te vergoeden begon bij ons in 1849. De eerste postzegel in België was een afbeelding van Leopold I in staatsie-uniform ( maar alleen een buste) “ m et epauletten ” ( zo wordt hij genoemd). Een postzegel van 20 of 10 centiem, Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3212 toen. Zo een postzegel kost vandaag ( postfris) 2.600 à 2.700 euro of minimum 104.833BFr. In 1849 kreeg een werknemer 1fr. voor een volle werkdag ( en dat was toen 10 à 12 uur per dag). Zouden er nog postfrisse exemplaren beschikbaar zijn? Tegen die prijs – opgegeven in de nieuwe catalogus anno 2002? Een postzegel van 10 centiem= 0,1fr. in 1849 = € 2600= +/105.000 Bfr. in januari 2002. Leopold I = 1e generatie Leopold II = 2de generatie = zoon Albert I = 3de generatie ( zoon van de broer van Leopold II ) Leopold III = 4de generatie = zoon van Albert I en Elisabeth de Boudewijn I en Albert II = 5 generatie = beiden zoons van Leopold III en Astrid Postzegel 2 Toen ik een kleine jongen was ( dus vóór WO II ) werd de post ook op zaterdag en zondag uitgedragen. De postbode was een vertrouwde verschijning thuis. En jarenlang bleef dat dezelfde man. Geen vrouwen aan de post toen. Toen ik afgestudeerd was ( 1949 ) en soldaat geweest was ( 49 – 50 ) werd ik leraar ( nov. 1950 ) in Deinze en Brugge. Om betaald te worden moest ik een postchequerekening nemen ( en die heb ik nog altijd, sedert november 1950 ). De betalingen via overschrijvingen waren zeer stipt: per kerende post. Vandaag gepost, en overmorgen kreeg ik bericht van betaling en de betaalde kreeg bericht van die betaling. Correct, betrouwbaar, steeds op tijd. Per kerende post. Jaren lang. Maar de techniek maakte vorderingen en ook die Dienst schakelde over “ op den kompjoeter ” . Sedertdien had men minder personeel nodig, konden geen menselijke fouten meer optreden ( is bij mijn verhandelingen nooit gebeurd ) en zou alles vlugger gaan. Die machines staakten niet, werden niet ziek en werkten ook ’s nachts door! Sedertdien ligt er tussen het posten van een overschrijving en het ontvangen van de afrekening een onbepaalde tijd die soms een week kan zijn. Dat snap ik niet! Ecologie Wanneer heb je dit woord, dat thans zo veel gebruikt wordt, voor het eerst gehoord of gelezen? Zeker niet op school ( voor de ouderen onder ons ). En toch bestaat het woord al lang. Dat is het woord als vele: uitgevonden door iemand om iets nieuws aan te duiden. En als dat een wetenschappelijke allure wou hebben baseerde de woorduitvinder zich op Latijnse of Griekse termen, want heel de 19de eeuw doceerde men wetenschappen in het Latijn. Zulke naamgeving is dus vaak te dateren: “ ecologie ” werd voor het eerst gebruikt in 1866 door de Duitse bioloog Ernst Heinrich Haeckel ( 1834 – 1919 ) ( de e na de a is een umlautsteken voor uitspraak “ h ekkel ” ) Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3213 Hij was bioloog – zoöloog aan de universiteit van Jena ( van 1865 tot 1908 ) na assistent van Virchow geweest te zijn. Hij was in de Duitse wetenschappelijke wereld de verdediger van Charles Darwin en diens evolutietheorie. Bij hem ontstond het woord “ Ökologie” (Oecologie), van het Grieks OIKOS (oikos) = huis, huisgezin, familie, wijk, leefgemeenschap + het Grieks logos = -logie= kennis ( 1e betekenis: het woord ). De opvattingen van Haeckel lees je wel in elke encyclopedie. Canteclaer Het verhaal van Canteclaer / Cantecleer en Reinaert de Vos komt – dat weet wel iedereen – uit het 13de eeuwse verhaal Van den Vos Reynaerde. Dat werk hebben we hier al ettelijke keren vernoemd; we noemden het een van de meesterwerken onzer Nederlandse literatuur. Het motief zelf is nog veel ouder. In 1834, schreef een van de geleerde broeders Grimm ( nml. Jakob ) dat, na de Divina Commedia van Dante ( +/- 1300 ), “ V an den Vos Reynaerde” de belangrijkste literaire tekst is uit de Europese middeleeuwse literatuur. En een Engelse literair-historicus schreef ook over onze Reinaert: Joseph Bosworth: If it (Van den Vos R.) were the only interesting and valuable work in old Dutch, it alone would fully repay the trouble of learning that language! De drie hanen in het verhaal heten Canteclaer, Craaiaert en Cantaert en zo hebben alle dieren een naam. We herinneren er even aan dat in de Canteclaerwijk in Deinze een fout is ingeslopen: de Kobbestraat moet Coppestraat zijn: Coppe, de dode hen van Canteclaer. Een kobbe is een spin ( een spinnekop in sommige dialecten ). Reinaert de Vos ( de Lampreel het konijn Fransen gaven Corbout de kraai hun woord Tiecelin de raaf “ G oupil” op Hersinde de wolvin om door Renard Hermelijn de vossin te Malpertuus het vossenhol vervangen) Musart de kameel Bruin de Beer Firapeel de luipaard ( niet Nobel de Koning, de leeuw “ h et ” ) Isengrim de Wolf Pinte de hen Courtois het hondeken Pancer de bever Tijbaert de kater Lamfroot de kapelaan Grimbeert de das Juloke zijn vrouw Cuwaert de haas Mertijn de aap Belijn de ram
Kamiel Huysmans noemde Willem ( verder onbekend ) de grootste dichter van onze literatuur en een van de allergrootste in de Europese literatuur. Jozef Janssens en Rik van Daele schreven een boek over “ R einaerts streken ” en vermelden elke activiteit over Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3208 Reinaert, ook de toneelvermeldingen en openluchtvertoningen tot in het jaar 2000. Ze vergaten onze Deinse Canteclaerstoet die sedert 1961 uitgaat, eerst jaarlijks, nu drie-jaarlijks. Ze vergaten ook dat Kamiel Huysmans ooit voorlas uit de Reinaert, in het Belgisch Parlement. Hij las de scène voor van Tijbaert de kater en de pape ( pastoor ), meer speciaal de beet die de kater de pape toebracht tot groot gejammer van Juloke, “ ’ s papen wuf ” . Huysmans deed dat omstreeks 1947 (denk ik) in een debat over pornografie. Vertalen Er is een tijd geweest dat men de toneelwerken van Shakespeare opvoerde in de vertaling van Burgersdijk. Die had heel Shakespeare ( 1546-1616 ) vertaald. Hij had ook Sofocles en Euripides, de grote klassieke toneelschrijvers uit de 5e – 4de eeuw voor Christus vertaald. En ook die vertalingen gingen enkele generaties toneelspelers en toneelbezoekers mee. Nadien werd Willy Courteaux, een Aalstenaar geboren in 1924 DE vertaler. Veertien jaar werkte hij aan de Shakespeare vertalingen – vanaf 1955. Nu is hij begonnen aan de vertalingen van Euripides’ toneel. Daarom moest hij opnieuw Grieks beginnen leren en laat hij zich adviseren en helen door classicus Bart Claes, iemand die andermaal een generatie jonger is. Vertalen en Johan Huizinga Het zijn liefst de grote werken die vertaald worden. Wat romans betreft vervloeit de nationale en zeker de internationale belangstelling meestal vrij vlug. Met werken over cultuurhistorie loopt dat trager. De traagste vertalers zijn de Fransen. Zij denken immers te zeer dat zij de beste auteurs hebben en dat de anderen in hun spoor maar moeten lopen. Ook omdat ze denken dat tout le monde Frans kent en omdat zij het leren van een vreemde taal altijd overbodig vonden (na WO II veranderde dat wel wat). Een van de schitterendste werken over cultuurgeschiedenis is het werk van Johan Huizinga : Herfsttij der Middeleeuwen. Het werk verscheen in 1919. In 1924 verscheen al een Engelse vertaling; in 1924 ook al een Duitse vertaling. In 1927 een Zweedse, in 1930 een Spaanse en … eindelijk in 1932 een Franse vertaling. 1919 = eerste druk 1935 = vierde 1940 = vijfde In 1945 stierf Huizinga. (°1872). Mijn uitgave is die van 1950 = zevende druk.
Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3209
Intussen had hij om zijn werken (o.a. ook over Erasmus) eredoctoraten gekregen van de universiteiten van Oxford en van Tübingen en werd hij internationaal geacht of het niveau van de Zwitserse cultuurhistoricus Jacob Burckardt. Ook over de de eeuw schreef hij een zeer Nederlandse Cultuur der 17 gewaardeerd werk. In 1997 verscheen de 21ste druk van zijn Herfsttij; wat bewijst dat het werk zelfs nu nog gewaardeerd wordt. Terecht. Van hem heb ik ook nog : - Herfsttij der Middeleeuwen 1919 - De Nederlandse beschaving in de 17de eeuw 1941 (6de druk in 1984) - De Mens en de Beschaving 1937 en Voorwaarden voor een Herstel der Beschaving 1940 - Geschonden Wereld 1943 geschreven, (pas na zijn dood) in 1945 gepubliceerd - Erasmus 1924 (10de uitgave 2001) reeds in 1924 in het Engels - Homo Ludens 1938 (Engels in 1946) 7de druk in 1974 : Proeve eener bepaling van het spelelement der cultuur. de druk was quasi zonder illustratie; de 21ste is een - De 7 fraai geïllustreerd luxe-boek, dus een mooi waardevol geschenkboek anno 2000. - [Engelse titel : The Waning of the Middle Ages (= to wane = verbleken, ten einde lopen, tanen)] - Over Johan Huizinga staat zelfs een bijdrage in de toch wel zeer Britsgerichte Encyclopaedia Britannica (1966 deel 11).
Van den Poel – Van Quickenborne Henricus Van den Poel, geboren in 1701 te Vorst, was geneesheer te Wakken en trouwde met Agatha Van Quickenborne die in 1720 geboren werd in Ruiselede en in 1807 sterf in Wakken. Ze was de dochter van Joannes Franciscus Van Quickenborne en van Maria Petronella Roelandts. Uit die familie Van den Poel kwamen nogal wat priesters, o.a. een Leo. Fidelis, geboren in Wakken 1790, die in 1833 naar Noord-Amerika vertrok als missionaris en 1836 in Detroit en college stichtte. Hij stierf er het jaar nadien (1837). Een andere Van den Poel werd in 1851 leraar aan de Normaalschool in Torhout en bleef dat 15 jaar, tot hij onderpastoor werd in Torhout. Hij stierf in Deinze 1887 (geboren te Deinze 1826 op 13 april, Hendrik Angelus). De Van den Poeles namen aan de Knok te Petegem/Deinze de Groten Hert over. Hoe de relatie Van den Poele van Deinze met Van den Poele van Wakken is, weten we niet; wel dat de Van den Poeles van Deinze uit Wakken kwamen.
Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3210 Of er verwantschap was met Agatha Van Quickenborne en naamgenoten te Deinze weten we ook niet. Wie zoekt het op?
de
(cf. De Roede van Tielt 32ste Jg. Nr. 4 dec. 2001 p. 195 e.v.)
1949. Over Jan Clays en Joos de Weert, of een doodslag te Sint-Martens-Leerne (1614) 13 september 1614: een genoeglijk avond-uur in de herberg van Lucas Neyt in Sint-Martens-Leerne. Er zijn enkele bezoekers, “ a ldaer onderlinghe int vriendelijcke drijnckende ” : Jan Clays fs. Jan (een inwoner van Sint-Jans-Leerne), Lieven van Caneghem, Jacques vanden Steene, Joos de Weert fs. Joos (een inwoner van Sint-Martens-Leerne) en nog anderen… Maar plots ontstaat een twistgesprek tussen Jacques vanden Steene en Jan Clays “ nopende zekeren wech die hij (Clays) zoude genomen hebben door den mersch van Vanden Steene ” , wat hem al eerder door de eerstgenoemde verboden was. Eigendomsrechten werden immers zeer ernstig genomen, en zonder toelating iemand anders land of meers of privéweg betreden werd niet geduld… Jan Clays voert aan dat hem door Pieter Rubbens, de schoonvader van Vanden Steene, was toegezegd “ dat de zaecke van tverbodt zoude onderblijven ” . Vanden Steene betwijfelt dat en over de bewering wordt een weddenschap afgesloten, maar Clays houdt zich blijkbaar niet aan de afspraak terzake. Clays verlaat daarop de herberg en krijgt daar op het erf dispuut met Joos de Weert, ook een van de herbergklanten. De woordenwisseling (waarover?) loopt echter uit de hand en Clays gaat De Weert te lijf met een pikhaak, waarop De Weert een stok neemt uit een mutsaard op Neyts hof en daarmee op zijn beurt Clays aanvalt. Deze vlucht weg door een gat in de haag, Neyts boomgaard in, maar De Weert, met de stok in de hand, achtervolgt hem. Daarop trekt Clays het mes uit de schede aan zijn riem en brengt De Weert twee messteken toe; deze sterft kort daarna aan zijn verwondingen. Men vindt hem “ ligghende versleghen achter den bogaert van Lucas Neyt upde voetwech vanden Muelecauter ” . ’s Anderendaags, 14 september 1614, heeft de lijkschouwing plaats en tegelijk ook de “ i nformation préparatoire ” of 1 We lezen er o.m. de ondervraging van de getuigen . verklaringen van: - Lucas Neyt, ongeveer 37 jaar, tavernier en “ stedehaudere vanden bailliu van Hansbeke in de prochie van Sinte Marrtens Leerne” ; - Lieven van Caeneghem, ongeveer 34 jaar, “ o fficier ofte sergeant van desen lande” (= het Land van Nevele); - Janneken vander Straeten fa. Jans, ongeveer 19 à 20 jaar, “ m aerte” van de voornoemde Jan Clays, dader van de manslag; - Een viertal schaapherders…
Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3211 Jan Clays, “ schamel landsman, belast met huysvrouwe ende kind ” , om aan de arm der justitie te ontkomen, heeft intussen “ w ijf ende menagie ” verlaten, is weggevlucht uit Vlaanderen en leeft jarenlang “ in groote armoede ende miserie ” . Pas zes jaar later, in 1620 dient hij een genadeverzoek in bij de koning. Diens Geheime Raad, belast met het onderzoek van de aanvraag, wint het advies in van de Baronie van Nevele (onder wier rechtsbevoegdheid het dorp Sint-Martens-Leerne ressorteert). Op 23 juni 1620 geven de baljuw en schepenen van het Land van Nevele gunstig advies voor genadeverlening. Op 4 juli 1620 krijgt Jan Clays de gevraagde “ remissie ” of vorstelijk pardon2. Zo ging dat, vier eeuwen geleden… (1) (2)
Rijksarch. Gent, Oudburg, 2200 (dossier doodslag Joos de Weert, 1614) Algemeen Rijksarch. Brussel, Archief Geheime Raad, nr. 942: remissies a° 1620, dossier Jan Clays. Zie ook onze bijdragen over remissies in Vlaamse Stam, jrg. XXV, 1989, afl. 9, blz. 464-468, en afl. 11-12, blz. 619-621)
Paul HUYS nr. 405
Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3212
De tentoonstelling van het werk van Deinzenaar
Raoul
De Keyser in Londen lokte 25.000 bezoekers Sinds het begin van de jaren negentig geniet de Deinse beeldende kunstenaar Raoul De Keyser steeds meer belangstelling in het buitenland. In een vorig nummer van het Contactblad hebben we al vermeld dat hij dit voorjaar tentoonstelde in Londen, meer bepaald in de White Chapel Gallery. Raoul De Keyser, die in de jaren zestig een opleiding volgde aan de Academie in Deinze, kende zijn doorbraak via een reeks prestigieuze internationale tentoonstellingen: o.a. Documenta IX (Kassel 1992), Der zerbrochene Spiegel. Positionen zur Malerei (Wenen en Hamburg 1993), Unbound. Possibilities in Painting (Hayward Gallery (Londen 1994). In ons land waren er belangrijke tentoonstellingen in het SMAK en het MUHKA. We vernamen nu dat er maar liefst 25.000 mensen een bezoek brachten aan de tentoonstelling in Londen die in het voorjaar van 2004 plaatsvond. De Britse pers uitte zich in superlatieven als: ‘A Flemish master’, en ‘…a true original by any definition’. Hij wordt daar beschouwd als de nestor van de hedendaagse kunst in ons land en toonaangevend voor een jongere generatie Vlaamse kunstenaars, zoals Luc Tuymans. Anthony Spira, conservator van Whitechapel Gallery, schrijft in de catalogus: ‘De schilderijen van De Keyser die zijn handelsmerk geworden zijn, zijn gelaagd in onuitgesproken tinten, transparant of ondoorzichtig, organisch of artificieel. Hij manipuleert zelfs bij voorbaat het craquelé, zodat de onderliggende kleur tevoorschijn komt en er een voortdurende trilling tussen oppervlak en diepte ontstaat. Elk geschilderd oppervlak vormt de ondergrond voor een volgende laag, net zoals bestaand werk vaak bewerkt wordt tot nieuwe schilderijen.’ De schilderijen zijn op bijna organische wijze aan elkaar gerelateerd en er bestaan diverse reeksen met eenzelfde thema of uitgangspunt. Verschillende onderwerpen zijn in meerdere varianten geschilderd. Het werken in reeksen biedt de kunstenaar de mogelijkheid om een onderwerp uit te diepen, te herhalen en te vervolgen. In zijn bijdrage aan de catalogus noemt Adrian Searle, criticus van The Guardian, herhaling en variatie twee belangrijke kenmerken van het werk van De Keyser. Anthony Spira noemt het schilderen van Raoul De Keyser een proces van ‘hardop denken’, ongecensureerd en onvoorspelbaar. De Keyser laat zich al jarenlang vertegenwoordigen en begeleiden door de galerie Zeno X in Antwerpen. Sinds enkele jaren werkt hij ook samen met de galerie van David Zwirner in New York, die met zijn werk enkele tentoonstellingen Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3213 organiseerde in de Verenigde Staten. David Zwirner heeft via de De Keyser nu ook zijn oog laten vallen op een paar andere Vlaamse kunstenaars zoals Luc Tuymans en Michaël Borremans. De eerstvolgende Keyser zijn:
tentoonstellingen
met
werk
van
Raoul
De
- 11 september 2004 tot 9 januari 2005: De Pont Foundation, Tilburg; - januari tot april 2005, Fundacao Serralves, Porto, Portugal; - mei tot augustus 2005: Kunstverein St. Gallen, Zwitserland. Stefaan DE GROOTE
Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3214
HOMMAGE AAN HUBERT MALFAIT
Van 25-09-2004 tot 28-11-2004 zullen in het Museum van Deinze en de Leiestreek niet minder dan 138 van zijn werken (116 schilderijen, 22 tekeningen) te bewonderen zijn. Hubert Malfait werd geboren op 25 december 1898 en stierf in zijn woning te Sint-Martens-Latem op 15 september 1971. Reeds op jonge leeftijd komt hij door de beroepsbezigheden van zijn vader in contact met Binus Van den Abeele en Valerius De Saedeleer. Emile Claus, die hij ontmoet in het café van zijn ouders, gaf hem zijn eerste oefeningen in het buiten schilderen en de lichtobservatie. In 1916 laat hij zich inschrijven aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Gent waar hij les krijgt van o.a. Jean Delvin en George Minne. Op hetzelfde ogenblik dat het impressionisme nog veel aanhangers heeft, ontstaat een kunst die zoekt naar een nieuwe, sterke expressie. Het is dit expressionisme dat Malfait zal aanspreken, de stijl van Constant Permeke en Gust De Smet. Maar hij zal hierin een persoonlijke, eigen stijl ontwikkelen, waardoor hij zich distantieert van zijn voorgangers. In deze eerste fase van zijn schildersloopbaan zijn er in zijn doeken duidelijk kubistische invloeden. Hij beklemtoont het komische en het karikaturale en streefde naar bevreemdende en ingewikkelde structuren in soms zeer ongewone kleuren. Dorpsfiguren zijn een geliefkoosd onderwerp. Begin van de jaren '30 was Malfait er zich van bewust dat verdergaan op deze wijze zou uitmonden in een gemaniëreerde stijl. Hij zegde de sterke vervormingen vaarwel en legde zich toe op de objectieve waarneming. In deze tweede periode spreekt uit zijn werk een zachtheid en ontroering dat hem deelgenoot maakt van het animisme. Deze intimistische verfijndheid kan hij vooral uiten in familietaferelen, portretten en scènes uit het boerenleven. Aan het einde van de jaren '40 vreest Malfait te vervallen in een overdreven fotografisch realisme zonder picturale kracht. En eerlijk met zichzelf, zal de kunstenaar een derde keer herbeginnen. Hij hernam zijn vroegere, krachtige uitdrukkingsvormen maar schilderde ze, onder invloed van het animisme, op een gevoeliger wijze. Deze laatste fase was een synthese tussen expressionisme en intimisme en resulteert in sterke werken met veel ritme en een explosief kleurenpalet. Er is nu genoeg recul in de tijd om de 50 jaren loopbaan van Hubert Malfait te beoordelen. Hij komt voor als een zuivere expressionist in wiens oeuvre de geest van de beroemde Latemse kunstenaars voortleeft.
Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3215 Openingsuren: weekdagen van 14 tot 17.30 u.; zat.-zon. en feestdagen van 10 tot 12 en van 14 tot 17 u.; maandag gesloten Toegangsprijzen: personen vanaf 16 jaar: 4 Euro; groepen vanaf 15 personen, C.J.P.-pas, +3pas, museumkaart: 2.50 Euro; kinderen tussen 6 en 16 jaar, scholen gevestigd buiten Deinze: 1.75 Euro; kinderen tot 6 jaar en scholen gevestigd in Deinze: gratis ICOM, VMV, journalisten, lerarenkaart: gratis Rondleidingen: op aanvraag, max. 25 personen per gids: 50 Euro Een rijk geïllustreerde catalogus van 144 pagina's.
Er is een rondleiding voorzien voor de KGK-leden op donderdag 18 november 2004, om 19.30u. Elk zegge het voort!!! KGK OP HET WEB !!! Je leest het goed. Kijk maar eens op www.kgkdeinze.be Zoals je kunt merken zijn we nog in volle opbouw. Heb je aan- of opmerkingen, wil je suggesties formuleren of positief meewerken aan de uitbouw van deze webstek, laat het ons weten!
Voordracht De impact van de oorlog op de burgerbevolking (2e helft 16e en 17e eeuw) door dr. Etienne Rooms lector aan de Koninklijke Militaire School (Brussel). De periode 1555-1701 is in alle opzichten een boeiende periode voor onze gewesten geweest althans bekeken vanuit de 21e eeuw: na het Bourgondisch regime gingen onze gewesten deel uitmaken van het Habsburgse wereldrijk, dat na de abdicatie van keizer Karel V geleid werd door een Oostenrijkse en een Spaanse tak van de familie. Onze gewesten, die tot de Spaanse erfenis behoorden, kregen als ‘natuurlijke prince’ Karels zoon Filips II. De opstand in de Nederlanden zou resulteren in een scheiding tussen Noord en Zuid: de Verenigde Provinciën en de Zuidelijke Nederlanden. Dit alles gebeurde niet zonder slag of stoot. Onze toenmalige voorouders kregen heel wat oorlogstroebelen over zich heen. De aanwezigheid van "eigen en vreemde" troepen zorgde voor een directe impact op de burgerbevolking. Het werd een lijdensweg met sociale en economische gevolgen. Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.
3216
Die weerslag wordt toegelicht door dr. Etienne Rooms. Etienne ROOMS (°1944) is doctor in de moderne geschiedenis en doceert aan de Koninklijke Militaire School te Brussel de vakken Krijgsgeschiedenis tot en met de Tweede Wereldoorlog, Historische kritiek en Geschiedenis van de internationale relaties van 1815 tot heden.
Deze voordracht, georganiseerd in samenwerking met VVF, gaat door op: dinsdag 21 september 2004 om 20u. in de kelderverdieping van de Stedelijke Openbare Bibliotheek (hoek Markt- Gentpoortstraat).
Fiets of wandel mee op Open Monumentendag, zondag 12 september 2004 Programma: zie middenbladzijden.