Ketenproject Asbesthoudende afvalstromen Twente Projectverslag
Arbeidsinspectie Regio Oost
maart 2001
Projectgegevens Projectleiding:
G.J. Bosch, Arbeidsinspectie Regio Oost en E. Dijk, provincie Overijssel
Secretaris:
F. van der Kamp, Arbeidsinspectie Regio Oost
Deelnemers:
Twentse gemeenten, Arbeidsinspectie Regio Oost, Inspectie Milieuhygiëne Oost, Inspectie Volkshuisvesting, provincie Overijssel, politie en justitie
Looptijd:
16 maart 2000 - 1 augustus 2000
Bestuurlijke verantwoordelijken:
J. Altena, gemeente Almelo en R.A. in ’t Veld, Arbeidsinspectie
Opdrachtgevers:
Bestuurlijk Provinciaal Handhavingsoverleg (BPHO) en Arbeidsinspectie
Colofon Uitgave: Herkomst:
Grafische verzorging: Oplage: Informatie:
2
Bestuurlijk Provinciaal Handhavingsoverleg en Arbeidsinspectie Regio Oost – Bestuursovereenkomst Samenwerking milieuhandhaving Overijssel, Samenwerkingsprogramma 2000, projectnr. 13 – Projectnummer A326 (Pilot Arbeidsinspectie) sectie Grafische Producties, provincie Overijssel 500 Arbeidsinspectie Regio Oost, tel. 026 355 71 11 Inspectie Milieuhygiëne Oost, tel. 026 352 84 00 Inspectie Volkshuisvesting, tel. 026 352 84 56 provincie Overijssel, eenheid EMT, tel. 038 425 24 05 Servicepunt milieuhandhaving Twente, tel. 074 245 91 48 Servicepunt milieuhandhaving IJsselland, tel. 038 428 14 45 Servicepunt milieuhandhaving Overijssel, tel. 038 425 12 46
Inhoud
Samenvatting 5 1.
De aanleiding van het project 6
2.
Het projectplan 7
3.
De doelstellingen van het project 8
4.
De uitvoering van het project 9
5.
Resultaten van het project 11
6.
Conclusies 19
7.
Aanbevelingen 22
Bijlagen 1.
Projectverslag Arbeidsinspectie 29 1 Doelstelling 30 2 Omvang van het project 30 3 Handhaving 30 4 Inspectieresultaten 32 5 Conclusies 34
3
2.
Projectverslag IMH/IVH 37 1 Organisatie en Bouw- en woningtoezicht 38 2 Werkwijze 38 3 Aanschrijvingen 39 4 Vergunningen/meldingen 39 5 Kwaliteit verleende vergunningen 40 6 Toezicht door gemeenten 42 7 Enige aandachtspunten uit dossieronderzoek 43 8 Conclusies 44 9 Aanbevelingen aan de gemeenten 45
3.
Projectverslag provincie/gemeenten 47 1 Inleiding 48 2 Doel 48 3 Uitvoering en resultaten 48 4 Conclusies 53
4.
Rapport BME Ingenieurs BV 55 – Inleiding 56 – Beschrijving van de onderzoekslocaties 56 – Veldwerk 58 – Asbestherkenning 58 – Toetsingskader 59 – Resultaten 59 – Conclusies 60
4
Samenvatting
In de periode van 16 maart tot 1 augustus 2000 is in Twente een ketenproject Asbesthoudende afvalstromen uitgevoerd. In dit projectverslag zijn de resultaten van het onderzoek weergegeven. Het aantreffen van asbest in puin en puingranulaten en de toezeggingen aan de Tweede Kamer door de minister van VROM en staatssecretaris van SZW vormen de aanleiding voor een dergelijk onderzoek. Omdat er een bestuursconvenant met de handhavingspartners binnen Overijssel is gesloten kon in dat kader worden samengewerkt. Op initiatief van de Arbeidsinspectie en de provincie Overijssel is een projectplan opgesteld. Deelnemers aan het project zijn: de Arbeidsinspectie, de Inspecties Volkshuisvesting en Milieuhygiëne, de Twentse gemeenten, regionale politie en het OM en de provincie Overijssel. De doelstellingen van het project zijn als volgt geformuleerd: a. inzicht te verkrijgen in de verwijderingsketen; b. het bundelen en afstemmen van de handhavingstaken binnen de verwijderingsketen; c. het intensiveren van de handhavingstaken van de afzonderlijke instanties. Het blijkt dat in de sloopfase onvoldoende selectief wordt gesloopt en dat het asbest niet in alle situaties vooraf wordt verwijderd. De controle door de gemeenten op de sloopactiviteiten is ontoereikend. Tijdens de uitvoering van het project zijn er geen transportcontroles uitgevoerd. Bij het opslaan en bewerken van het vrijkomend bouw- en sloopafval is asbest aangetroffen in 60% van de gecontroleerde gemeentelijke op- en overslagdepots en in 40% van de gecontroleerde be- en verwerkers. In enkele situaties zijn de activiteiten stilgelegd. Ook heeft het personeel niet altijd een cursus asbestherkenning gevolgd. Voor het toepassen van granulaat vertrouwt de opdrachtgever op de certificaten zonder zelf aanvullend onderzoek te doen. Er is met dit project meer inzicht in de verwijderingsketen van bouw- en sloopafval verkregen. Ook blijkt dat er gemeenten zijn waar goede invulling wordt gegeven aan de asbestregelgeving. Het effect van intensivering van de handhaving kan bij een vervolgonderzoek worden geconstateerd. Door meer aandacht te geven aan de uitvoering van de asbestregelgeving bij alle betrokkenen, t.w. burgers, gemeentelijke, provinciale en rijksoverheden, maar ook bij de branches werkzaam in de bouw- en sloopafvalsector en wegensector en een daadkrachtige handhaving kan het asbest de keten uit. Hiervoor worden initiatieven ondernomen door een workshop te houden met alle betrokken actoren uit de verwijderingsketen.
5
1
De aanleiding van het project
Vanaf 1993 bestaat er een verbod op de productie van asbest en het bewerken, verwerken en in voorraad hebben van asbest en asbesthoudende producten. Toch blijkt uit onderzoek van TNO1, in opdracht van het Ministerie van VROM, nog veel asbest in puin en puingranulaat voor te komen. Naar aanleiding van toezeggingen van de minister van VROM en de staatssecretaris van SZW aan de Tweede Kamer heeft de Arbeidsinspectie initiatieven genomen om een project te starten ter versterking van de handhaving van de asbestregelgeving. In de provincie Overijssel is een bestuursovereenkomst gesloten over de samenwerking milieuhandhaving Overijssel. In het samenwerkingsprogramma 2000 zijn gezamenlijke projecten opgenomen. Eén van de projecten is ‘Asbesthoudende afvalstromen in puingranulaat uit bouw- en sloopafval’ met als doel inzicht te krijgen in de naleving van de asbestregelgeving. Ook bij de Inspecties Volkshuisvesting en Milieuhygiëne waren er initiatieven om de uitvoering van de asbestregelgeving door gemeenten in beeld te brengen. De Arbeidsinspectie en de provincie Overijssel hebben het initiatief genomen om gezamenlijk één projectplan op te stellen. Het project heeft zich beperkt tot de verwijderingsstructuur van (mogelijk) asbesthoudend puin en puingranulaat in Twente. Het project kent twee opdrachtgevers namelijk de Arbeidsinspectie en het Bestuurlijk Provinciaal Handhavingsoverleg in Overijssel (BPHO). Voor de Arbeidsinspectie gaat het om een pilotproject dat na de uitvoering en de evaluatie naar een landelijk niveau wordt opgeschaald.
1 TNO/MEP-R98/281 Asbest in puin en puingranulaat.
6
2
Het projectplan
Er is in nauwe samenwerking tussen de provincie Overijssel, de Arbeidsinspectie, de gemeenten, regionale politie, het OM en de Inspecties Volkshuisvesting en Milieuhygiëne een projectplan1 opgesteld. In dit projectplan zijn de aanleiding, de uitgangspunten, de doelstellingen van het project, de organisatorische opzet en de taken per meewerkende instantie aangegeven. Verder is er per instantie een afzonderlijk werkdocument opgenomen. In elk werkdocument zijn de taken en de bevoegdheden van de controlerende instantie opgenomen. Er is gewerkt volgens de gezamenlijk overeengekomen handhavingsstrategie2 binnen de Overijsselse handhavingssamenwerking. De Arbeidsinspectie heeft haar landelijke handhavingsstrategie toegepast waarin met name de bestuurlijke boete een belangrijk instrument is. Voor een uniforme aanpak per controle bij dit project is gebruikgemaakt van checklisten.
1 Ketenproject Asbesthoudende afvalstromen Twente, maart 2000. 2 Handhavingsstrategie voor gecombineerde handhaving in de provincie Overijssel, maart 2000.
7
3
De doelstellingen van het project
Het uiteindelijke doel van het project is een striktere naleving van de asbestregelgeving binnen de verwijderingsketen en waarbij de norm van 10 mg/kg asbest (hechtgebonden) in puingranulaat wordt gehanteerd. Rekening houdend met de aanbevelingen uit het TNO-rapport ‘MEP-R98/281 Asbest in puin en puingranulaat’ zijn de doelstellingen als volgt geformuleerd: a. het inzicht verkrijgen in de verwijderingsketen; b. het bundelen en afstemmen van de handhavingstaken binnen de verwijderingsketen; c. het intensiveren van de handhavingstaken van de afzonderlijke instanties. De meerwaarde van het project is dat door de gebundelde aandacht van de toezichthoudende partners, feiten en knelpunten in de handhavingssfeerpraktijk duidelijk in beeld komen. Na afloop van het project dienen deze te worden opgepakt ter verbetering van de reguliere handhavingstaken. Binnen het project is gebruikgemaakt van de aanwezige menskracht, kennis en mogelijkheden van de verschillende partners. Met de betrokken handhavingspartners zijn duidelijke werkafspraken gemaakt. Het onderzoek werd uitgevoerd binnen de regio Twente. De gehele verwijderingsketen van asbest werd hierbij in beeld gebracht vanaf de sloop, transport, bewerken, opslaan en toepassing van granulaten. Belangrijke regelgeving was te vinden in het Arbeidsomstandighedenbesluit, de Bouwverordening en het Asbestverwijderingsbesluit. Andere belangrijke regels waren te vinden in de Wet Milieubeheer en Provinciale Milieuverordening (PMV).
8
4
De uitvoering van het project
Op 25 februari 2000 is er over het project in het gemeentehuis van Almelo een voorlichtingsbijeenkomst gehouden. Vrijwel alle gemeenten waren vertegenwoordigd door een medewerker van bouwzaken en/of van milieuzaken. Voordat met de feitelijke uitvoering werd begonnen, is het projectplan besproken met de brancheverenigingen BABEX (het Verbond van Aannemers van Sloopwerken), BRBS (Branchevereniging Recycling Breken en Sorteren) en de BMR (Branchevereniging Mobiele Recycling). Ook via de media is aandacht geschonken aan de start van het project. Tijdens het portefeuilleoverleg van de milieuwethouders in Twente is een toelichting gegeven over het project. De taken, overeenkomstig de werkdocumenten, van de verschillende deelnemers waren de volgende: Arbeidsinspectie 1. projectbegeleiding en coördinatie; 2. actief optreden bij overtredingen van het Arbeidsomstandighedenbesluit; 3. afstemming politie en OM bij overtredingen; 4. coördinatie optreden bij overtredingen. Provincie 1. projectbegeleiding en coördinatie; 2. toezicht op milieuvoorschriften bij opslag, sorteer- en/of breekinrichtingen; 3. coördinatie en bundeling van de informatie uit checklisten van de gemeenten. Gemeente 1. verankering van de asbestinventarisatieverplichting in de Bouwverordening/Woningwet; 2. controle bij het slopen van bouwwerken en toezicht op de juiste wijze invulling geven aan het Asbestverwijderingsbesluit (Sloopvergunning); 3. uitvoeren ingangscontroles bij gemeentelijke depots; 4. bevorderen asbestdeskundigheid bij Bouw- en Woningtoezicht en Milieu.
9
Regionale politie De politie hield zich specifiek bezig met de opsporing van strafbare feiten. De afstemming vond plaats op gemeentelijk niveau in het Lokaal Handhavings Overleg en in zaken waarbij de provincie betrokken was in het nog op te richten Provinciaal Handhavings Overleg. Ook de Arbeidsinspectie zou indien noodzakelijk tijdens dit project deelnemen aan voornoemde handhavingsoverleggen. De taken waren: 1. specifieke aandacht voor overtredingen asbestregelgeving; 2. afstemming met Arbeidsinspectie bij overtredingen. Inspectie Milieuhygiëne/Inspectie Volkshuisvesting Steekproefsgewijze inspectie bij tien gemeenten op de implementatie van het Asbestverwijderingsbesluit in de bouwverordening. Daanaast is gekeken naar de kwaliteit van de verleende sloopvergunningen en het feitelijke toezicht op de uitvoering van de sloopactiviteiten door de gemeenten.
10
5
Resultaten van het project
De resultaten zijn onderstaand zoveel mogelijk gebundeld per schakel in de totale verwijderingsketen van bouw- en sloopafval. De keten begint bij de activiteiten rond het slopen, transport, bewerken en opslaan en ten slotte de bestemming c.q. het toepassen van de granulaten. Per schakel van de keten wordt aangegeven welke taken door de verschillende bedrijven of instanties zijn uitgevoerd. In de bijlagen van dit rapport zijn de onderzoeksresultaten van de afzonderlijke handhavingspartners opgenomen.
Slopen In onderstaand schema zijn de taken van de betrokken handhavingspartners nader aangegeven. ——————————————————————————————————————————————— instantie/handhaving
taken
——————————————————————————————————————————————— Gemeenten; Bouwtoezicht en Milieu
Controle Asbestverwijderingsbesluit en verlenen sloopvergunningen en meldingen
Inspectie Milieuhygiëne
Handhaving asbestverwijderingsbesluit objecten
Inspectie Volkshuisvesting
Tweedelijnstoezicht op gemeenten bouwregelgeving
Arbeidsinspectie
Handhaving Arbeidsomstandighedenwet
Uitvoering Opdrachtgever tot sloop
Inventariseren op asbest
Gecertificeerd inventarisatiebureau
Uitvoeren inventarisatie en rapporteren
Gecertificeerd asbestverwijderaar
Selectief verwijderen asbest
Gecertificeerd sloper
Daarna pas slopen/bij asbestrestanten sloop stoppen
———————————————————————————————————————————————
11
Gemeenten De gemeenten zijn belast met eerstelijnshandhaving van de sloopvergunning op grond van de bouwverordening. Op basis van deze bevoegdheid is conform werkdocumenten afgesproken dat elke gemeente per sloopobject een checklist zou invullen. De belangrijkste resultaten zijn: – tijdens de uitvoering van het project hebben slechts vijf van de tweeëntwintig gemeenten de ingevulde checklisten aan de provincie gezonden; – in 30 sloopobjecten is asbest aangetroffen; – de tijdens de sloop aangetroffen asbestgolfplaten, -dakbeschot, -schoorstenen of een kachel waarin asbest is verwerkt zijn selectief verwijderd door gespecialiseerde bedrijven; – in enkele situaties zijn de sloopactiviteiten stilgelegd; – er zijn aanvragen voor sloopvergunningen aangehouden door het ontbreken van een asbestinventarisatie. In oktober 2000 is aan de gemeenten telefonisch gevraagd om alsnog inzage te geven in de sloopprojecten gedurende de periode van 16 maart tot 1 augustus 2000: – 16 gemeenten hebben opgegeven dat er ca. 200 sloopvergunningen verleend zijn waarbij er in 80 situaties asbest is aangetroffen; – er zijn werkafspraken gemaakt over het verlenen van sloopvergunningen tussen de afdelingen Bouwzaken en Milieu binnen de gemeenten; – een groot aantal gemeenten heeft geen checklisten ingevuld omdat ze geen prioriteit aan dit project heeft gegeven; – een paar gemeenten hebben afspraken met de politie gemaakt over informatie-uitwisseling over sloopvergunningen; – 7 gemeenten hebben geen gegevens verstrekt over de sloopactiviteiten.
Inspectie Milieuhygiëne/Volkshuisvesting De Inspectie Milieuhygiëne/Volkshuisvesting heeft op basis van haar taken als tweedelijnstoezichthouder bij 10 gemeenten in Twente onderzoek gedaan naar de werkwijze bij het verlenen van sloopvergunningen en meldingen. In gesprekken is de organisatie en de werkwijze bij het verlenen van sloopvergunningen en honoreren van meldingen nader bekeken en het betrof daarnaast ook een dossieronderzoek. Tevens is nagegaan hoe en in welke mate er door betrokken gemeenten toezicht wordt gehouden; het onderzoek richtte zich alleen op asbestaspecten. Er hebben 10 gesprekken plaatsgevonden en er zijn in totaal 50 (5 per gemeente) vergunningen en 9 meldingen (van 2 gemeenten) onderzocht.
12
Het onderzoek heeft de volgende resultaten opgeleverd: Organisatorisch – De behandeling van aanvragen sloopvergunningen en/of meldingen is bij alle onderzochte gemeenten ondergebracht bij de afdeling Bouw- en Woningtoezicht (BWT). – Taken en bevoegdheden van vergunningverlening zijn in een delegatiepatroon vermeld en vastgesteld door de gemeenteraad. – Bij alle 10 gemeenten is de bouwverordening betreffende asbestverwijdering geactualiseerd. – Bij 6 gemeenten zijn de werkzaamheden van de afdeling in een administratieve organisatie (AO) beschreven. – Bij 6 gemeenten is het toezichtbeleid door de gemeenteraad vastgesteld. Toezicht – Het merendeel van de gemeenten voert het daadwerkelijke toezicht niet structureel en programmatisch uit; veelal een personele capaciteits- en/of financieel probleem. – Geen van de onderzochte gemeenten legt de resultaten systematisch en structureel vast in een (apart) toezichtrapport. – Het aanschrijvingsbeleid is vastgesteld door de gemeenteraad. Er wordt slecht invulling aan gegeven. – Gezien het vele zwerfvuil in de vorm van asbesthoudend puin, bestaat het vermoeden dat zowel de gemeenten als de burger onvoldoende bekend zijn met de regelgeving inzake meldingen. – Door het gebruik van oude aanvraagformulieren (VNG-model) hanteren 4 van de onderzochte gemeenten niet de indieningsvoorschriften uit de bouwverordening; daardoor is een adequate behandeling van de vergunningaanvragen/meldingen niet goed mogelijk. Oftewel, de aanvraag of melding is niet ontvankelijk.
Arbeidsinspectie De Arbeidsinspectie heeft tijdens dit project, behoudens steekproefsgewijze benadering en calamiteiten, geen extra aandacht besteed aan de meldingen over sloopactiviteiten binnen Twente maar deze in de reguliere werkzaamheden in het landelijk project Slopen en verwijderen van Asbest meegenomen. Uitvoering slopen Er is bij de gekwalificeerde asbestverwijderaars of slopers niet geïnventariseerd waar en bij welke projecten asbest verwijderd is in deze periode.
13
Transport In onderstaand schema zijn de taken van de betrokken handhavingspartners nader aangegeven. ——————————————————————————————————————————————— instantie
taken
——————————————————————————————————————————————— Korps controleurs
Controle vervoer gevaarlijke stoffen
Provincie
Controle PMV
Politie
Controle PMV/vervoer gevaarlijke stoffen
Uitvoering Transporteur
Documenten en vracht
——————————————————————————————————————————————— In de periode van 16 maart tot 1 augustus 2000 zijn er geen transportcontroles uitgevoerd waar specifiek gelet is op de juistheid van de PMV-documenten. De provincie en politie hebben geen prioriteit gegeven aan deze controles.
Opslag en bewerken In onderstaand schema zijn de taken van de betrokken handhavingspartners nader aangegeven. ——————————————————————————————————————————————— instantie
taken
——————————————————————————————————————————————— Provincie
Vergunningen en toezicht Wet Milieubeheer
Arbeidsinspectie
Handhaving Arbeidsomstandighedenwet
Politie
Incidenteel afvalprojecten
Regionale milieu-inspectie
Ketenonderzoek
Uitvoering Stationaire brekers
Puinbreken
Mobiele brekers
Puinbreken
Sorteerders
Sorteren
Op- en overslagdepots
Deelsorteren en opbulken
———————————————————————————————————————————————
14
Gemeentelijke op- en overslagdepots Er zijn door de provincie en Arbeidsinspectie gezamenlijk 17 verschillende gemeentelijke depots bezocht. Aanvullend heeft de Arbeidsinpectie 9 gemeentelijke inzamelstations bezocht waarvoor de provincie niet het bevoegd gezag is ten aanzien van de vergunningverlening. De belangrijkste resultaten zijn: Wet Milieubeheer (controle door provincie): – bij enkele depots werden stukken asbestcement op het terrein aangetroffen en het innameterrein was soms sterk verontreinigd; – er werd bij de inzameling nogal nonchalant omgesprongen met de veiligheidsregels; – asbesthoudende delen werden in een bouw- en sloopafvalcontainer aangetroffen; – er was onvoldoende controle op het geaccepteerde materiaal door de depothouders; – de opslag voor asbesthoudend materiaal voldeed niet aan de eisen uit de vergunning; – de acceptatieregels van asbest in de vergunningen zijn niet altijd op de praktijk afgestemd. Het niet mogen accepteren van met asbest verontreinigd BSA kan tot gevolg hebben dat e.e.a. in de sloot verdwijnt; – op basis van de voorschriften in de milieuvergunning is opslag van asbest niet toegestaan, maar wanneer er volgens de Arbeidsomstandighedenwet gewerkt wordt heeft de Arbeidsinspectie geen bezwaar. Deze tegenstelling levert onduidelijkheden op in de handhaving. Negen waarschuwingsbrieven zijn door de provincie verstuurd n.a.v. overtredingen van vergunningvoorschriften. In alle situaties is bij een vervolgbezoek geen overtreding meer waargenomen zodat het opleggen van een dwangsom niet nodig was. Arbeidsomstandighedenwet (controle door Arbeidsinspectie): – bij 10 depots is het personeel onvoldoende geschoold en geïnstrueerd voor het werken met asbest; – in 19 gevallen heeft de beoordeling van de mogelijke blootstelling aan asbeststof zoals genoemd in de RI&E niet plaatsgevonden; – in 1 geval zijn er geen maatregelen genomen om de concentraties asbeststof zo laag mogelijk te houden; – in 4 gevallen zijn de gebouwen, installaties en uitrusting niet voldoende (asbest)stofvrij gehouden; – in 2 gevallen werd het asbesthoudend afval niet direct verzameld en afgevoerd; – in 5 depots was er geen RI&E en bijbehorend plan van aanpak aanwezig, inclusief de risico’s voor bijzondere categorieën.
15
De Arbeidsinspectie heeft 17 waarschuwingen moeten geven op Arbo-regelgeving. Er zijn 9 preventieve stilleggingen geweest en in 7 situaties is de activiteit stilgelegd en vervolgens is een boeterapport opgemaakt.
Brekers en sorteerders De handhavers van de provincie hebben de controlebezoeken samen met de Arbeidsinspectie uitgevoerd. Er is gelet op de wijze van acceptatie van afvalstoffen en de voorzieningen voor opslag van asbesthoudend materiaal. Er zijn 11 bedrijven gezamenlijk gecontroleerd. Verder heeft de Arbeidsinspectie 4 bedrijven bezocht die beschikken over een mobiele puinbreker. De controlebezoeken hebben de volgende resultaten opgeleverd: Wet Milieubeheer (controle door provincie): – in strijd met de vergunningvoorschriften wordt er asbest opgeslagen; – bij een bedrijf dat geen asbesthoudend materiaal mag accepteren werd asbest in het (on)gebroken puin aangetroffen; – in de opslag van bouw- en sloopafval werd asbest onverpakt aangetroffen. Er zijn vier waarschuwingsbrieven verstuurd voor het overtreden van Wet Milieubeheer-vergunning. Ook hier blijkt dat bij een hercontrole aan de overtreding een einde is gemaakt. De tweede stap uit de handhavingsstrategie, namelijk het opleggen van een bestuurlijke sanctie, is niet toegepast. Arbeidsomstandighedenwet (controle door Arbeidsinspectie): – bij 3 bedrijven treft men geen maatregelen om de concentraties asbeststof zo laag mogelijk te houden; – bij 3 bedrijven werd het asbesthoudend afval niet direct verzameld en afgevoerd; – bij 5 bedrijven is het personeel onvoldoende geschoold en geïnstrueerd voor het werken met asbest; – bij 4 bedrijven is er geen RI&E en bijbehorend plan van aanpak aanwezig, inclusief de risico’s voor bijzondere categorieën. Er zijn 9 waarschuwingsbrieven verstuurd voor het overtreden van regelgeving op de Arbeidsomstandigheden. Na hercontrole is alles in orde bevonden.
16
Onderzoek aanwezigheid asbest in puin en -granulaat in opdracht provincie Het puin en -granulaat uit bouw- en sloopafval is gecontroleerd op de aanwezigheid van asbest. Het doel van deze controles was: 1. vaststellen of er asbest aanwezig is in het BSA; 2. een inschatting maken van het asbestgehalte. De gehanteerde methode geeft slechts een indicatie, waardoor de meetcijfers niet in absolute zin betrouwbaar zijn. Bij gemeentelijke op- en overslagdepots blijkt dat bij 10 gecontroleerde containers/bunkers in 6 van de gevallen (60%) daadwerkelijk asbest werd aangetroffen. Hiervan wordt in 2 gevallen (20%) ook nog eens de restconcentratienorm van 10 mg/kg overschreden. Bij de be- en verwerkers van bouw- en sloopafval werd van de 15 gecontroleerde partijen/containers bij 6 inkomende vrachten puin (40%) asbest aangetroffen. Hierbij was in 4 gevallen (27%) sprake van een overschrijding van de restconcentratienorm. Bij de bedrijven werd in 2 partijen (30%) gereed product (7 partijen geanalyseerd) asbest aangetroffen. Van dit materiaal overschreed geen enkele partij de restconcentratienorm.
Toepassen granulaat In onderstaand schema zijn de taken van de betrokken handhavingspartners nader aangegeven. ——————————————————————————————————————————————— instantie
taken
——————————————————————————————————————————————— Rijkswaterstaat
Kwaliteitseisen
Provincie
Kwaliteitseisen
Gemeente
Kwaliteitseisen
Waterschap
Kwaliteitseisen
Uitvoering GWW-bedrijven
Kwaliteitseisen
Overige bedrijven
Kwaliteitseisen
———————————————————————————————————————————————
17
Zowel Rijkswaterstaat als de provincie vereist bij de levering van puingranulaat een certificaat bij het toe te passen materiaal. Een aanvullende controle tijdens het werk vond niet plaats. Uit het overzicht zoals hiervoor is weergegeven blijkt dat in 30% van de bemonsterde partijen asbest is aangetroffen.
18
6
Conclusies
Eerst wordt er een aantal conclusies getrokken ten aanzien van de doelstellingen van het project (A, B en C) en vervolgens een aantal conclusies over specifieke aspecten (D, E en F).
A
Inzicht in de verwijderingsketen Ondanks de regelgeving komt asbest nog voor in alle schakels van de verwijderingsketen van bouw- en sloopafval. Dit blijkt uit dit ketenonderzoek. In de sloopfase wordt onvoldoende selectief gesloopt en het asbest wordt niet in alle situaties vooraf verwijderd. De controle door de gemeenten op de sloopactiviteiten is ontoereikend. Verder wordt er onvoldoende geregistreerd en wordt de meldingsplicht onvoldoende nageleefd. Inzicht ontbreekt echter in de manier waarop asbestinventarisatiebedrijven, asbestverwijderingsbedrijven en de sloopbedrijven hun werkzaamheden uitvoeren. Tijdens de uitvoering van het project zijn er geen transportcontroles uitgevoerd. Bij het opslaan en bewerken van het vrijkomend bouw- en sloopafval is asbest aangetroffen in 60% van de gecontroleerde gemeentelijke op- en overslagdepots en in 40% van de gecontroleerde be- en verwerkers. In enkele situaties zijn de activiteiten stilgelegd. Er is sprake van onduidelijkheid in de voorschriften t.a.v. de acceptatie van asbesthoudend BSA: – op basis van voorschriften mag men vaak geen asbesthoudend BSA accepteren, dit betekent dat een deel van de aangeleverde vracht geweigerd zou moeten worden; – er komt asbesthoudend bouw- en sloopafval bij de bedrijven binnen. Wanneer een bedrijf zich houdt aan de regels uit de Arbeidsomstandighedenwet dan kan de Arbeidsinspectie instemmen met deze werkwijze. Dit kan tot gevolg hebben dat er in de handhaving tegenstrijdige situaties ontstaan.
19
Niet alle bedrijven beschikken over de verplichte documenten zoals een RI&E en een bijbehorend plan van aanpak. Het kennisniveau van personeel t.a.v. omgaan met asbest is onvoldoende doordat ze niet altijd een cursus asbestherkenning hebben gevolgd. Voor het toepassen van granulaat vertrouwt de opdrachtgever op de certificaten zonder zelf aanvullend onderzoek te doen. Uit onderzoek van granulaat blijkt dat 30% van de bemonsterde partijen asbest bevat, echter onder de norm voor hergebruik.
B
Afstemming handhavingstaken Door samen te werken hebben de handhavingspartners meer inzicht gekregen in elkaars specifieke handhavingstaken. De handhavingsstrategie zoals deze binnen het handhavingsconvenant is afgesproken, verdient nog aandacht. Bij handhavingsacties waar sprake is van aanwezigheid van asbest dienen meestal direct maatregelen (bijvoorbeeld asbestverwijdering door een deskundig bedrijf) te worden genomen. De handhavingsstrategie voorziet alleen in direct optreden in geval van acuut milieugevaar. Bij asbestverontreiniging is hiervan meestal geen sprake. De handhavingsstrategie van de Arbeidsinspectie, waar gewerkt wordt met bestuurlijke boetes en stillegging van de activiteiten, is zeer effectief gebleken.
C
Intensiveren van handhavingstaken Door gezamenlijk volgens het vooraf opgesteld projectplan te werken is in de periode van maart tot augustus 2000 extra aandacht besteed aan de handhaving van de asbestregelgeving. Uit het onderzoek van de IMH/IVH blijkt dat er onvoldoende toezicht door de gemeenten wordt uitgeoefend op de sloopwerkzaamheden. Door meer aandacht voor de administratieve organisatie en de vastlegging van de resultaten van toezicht in rapportages kan de aanpak worden verbeterd. Het effect van de handhavingsintensivering is echter pas meetbaar in een vervolgonderzoek.
D
Organisatorische opzet Het project kent twee opdrachtgevers; de Arbeidsinspectie en het Bestuurlijk Handhavingsoverleg in Overijssel (BPHO). Er hebben zich geen knelpunten tijdens de uitvoering voorgedaan waarvoor terugkoppeling met de opdrachtgevers nodig was.
20
Ook het werken met twee projectleiders heeft goed gefunctioneerd. De korte lijnen tussen de projectleiders, de goede verstandhouding en duidelijke afspraken vooraf, hebben bijgedragen aan het slagen van de organisatie van het project. De handhavers van de provincie en de Arbeidsinspectie hebben alle bezoeken gezamenlijk afgelegd. Door de bedrijven is een gelijktijdig bezoek door de twee instanties als positief ervaren.
E
Het gebruik van checklisten (gemeenten) Tijdens de uitvoering van het project hebben slechts vijf gemeenten de ingevulde checklisten aan de provincie gezonden. Achteraf bleek dat de gemeenten het onduidelijk vonden of van elk sloopobject een checklist ingevuld moest worden of alleen van die projecten waarbij sprake is van aanwezigheid van asbest.
F
Invloed vuurwerkramp Enschede Tijdens de uitvoering van het project gebeurde in Enschede de vuurwerkramp. Hierdoor moest de Arbeidsinspectie maar ook de politie de menskracht volledig inzetten in Enschede. Om deze reden is de uitvoering van het project verlengd tot 1 augustus 2000. De Arbeidsinspectie heeft binnen deze termijn alle bezoeken kunnen afronden.
21
7
Aanbevelingen
De partijen die betrokken zijn bij de asbestverwijderingsketen moeten zich beter bewust zijn van de risico’s van het werken met asbest. Er is aandacht nodig voor verschillende onderwerpen bij elk van de schakels in de keten.
Slopen – – – –
Gemeenten dienen te beschikken over een goed beschreven administratieve organisatie rond de sloop. Gemeenten dienen daadwerkelijk (structureel) toezicht op sloopwerkzaamheden uit te voeren en de resultaten daarvan vast te leggen. Voorlichting geven aan burgers over de asbestregelgeving. Gemeenten dienen de hand te houden aan de indieningsvoorschriften uit de bouwverordening en daarvoor de actuele formulieren (VNG-model) te gebruiken.
Opslaan/bewerken – – – –
De provincie dient de vergunningvoorschriften aan te passen zodat duidelijk is hoe de depothouders en brekers om moeten gaan met asbest dat zij in bouw- en sloopafval aantreffen. De provincie en de Arbeidsinspectie dienen afspraken te maken over efficiënt optreden tegen overtredingen. De depothouders en brekers dienen betere controle uit te oefenen op de aanwezigheid van asbest in het afval dat hen wordt aangeboden. De werknemers van de depothouders en brekers dienen beter geïnformeerd te worden over de gevaarsaspecten van asbest.
22
Toepassen –
De opdrachtgever dient steekproefsgewijs de kwaliteit van het granulaat op de aanwezigheid van asbest te controleren.
Overige aanbevelingen –
–
–
Landelijke opschaling door Arbeidsinspectie: de Arbeidsinspectie dient de resultaten uit dit project te gebruiken om een landelijk ketenproject te starten met betrekking tot de handhaving van de asbestregelgeving bij de afvalstromen in bouw- en sloopafval. Betrekken van de actoren uit de keten: in werkbijeenkomsten met alle actoren uit de verwijderingsketen dienen effectieve verbeteringen bedacht en uitgewerkt te worden om asbest zoveel mogelijk uit de keten te halen. Planmatig toezicht: de handhavende instanties dienen een vervolgonderzoek uit te voeren om te toetsen of intensievere aandacht tot betere verwijdering van asbest uit de keten leidt. Dit vervolgproject dient te worden opgenomen in het Samenwerkingsprogramma milieuhandhaving Overijssel.
23
24
25
26
Bijlagen
27
28
Arbeidsinspectie Regio Oost
Projectverslag Arbeidsinspectie regio Oost
Ketenproject Asbesthoudende afvalstromen Fase 1 Asbest in puingranulaat uit Bouw- en Sloopafval Projectnummer A326
Projectleider: G.J. Bosch Projectsecretaris: F.W. van de Kamp
29
1
Doelstelling Voor de Arbeidsinspectie was dit project in hoofdzaak gericht op handhaving van de Arbeidsomstandighedenregelgeving op het gebied van asbest bij de sorteerbedrijven, brekers en (gemeentelijke) inzamelstations. Deze handhaving heeft plaatsgevonden volgens het handhavingsbeleid van de Arbeidsinspectie. De inspectiebezoeken zijn zoveel mogelijk samen met de handhavers van de provincie uitgevoerd om aanvullend te zijn bij de inspecties.
2
Omvang van het project Bij diverse instanties, brancheorganisaties en via het vestigingsregister is de selectie van de te inspecteren mobiele en stationaire sorteer- en/of breekinstallatie en gemeentelijke inzamelstations verkregen. Dit is gedaan omdat bij het selecteren op BIK-code te veel vervuiling optreedt. Bij de mobiele brekers zijn de inspectiebezoeken niet op werklocatie gedaan maar op het vestigingsadres. Voor het overzicht van de bezochte inrichtingen wordt verwezen naar tabel 1 onder punt 4.
3
Handhaving
3.1
Uitvoeringsbeleid De handhaving is uitgevoerd volgens de op 9 december 1999 vastgestelde ‘Nota Handhavingsbeleid Arbowet 1998’, zoals in het kort hierna aangegeven. – Strafbare feiten, stillegging en proces-verbaal in dit geval alleen bij overtreding van artikel 4.39 en/of 4.41 van het Arbeidsomstandighedenbesluit (asbest- en crocidolietverbod); – Ernstig beboetbare feiten, stillegging en boeterapport; – Direct beboetbare feiten, boeterapport; – Beboetbare feiten, waarschuwing en wanneer bij controle de overtreding niet is opgeheven een boeterapport. Bij de inspectiepunten hierna staat het handhavingsinstrument per punt vermeld.
30
3.2
Inspectiepunten Geen schriftelijke risico-inventarisatie en evaluatie aanwezig (art. 5, lid 1 Arbowet) (direct beboetbaar feit) De aanwezigheid van een RI&E dient in het bedrijfsleven en bij de overheid bekend te zijn. Desondanks zijn via de branche de sorteerders en/of brekers op de hoogte gesteld dat een door de Arbo-dienst getoetste RI&E aanwezig moet zijn; Indien aangetoond kon worden dat de Arbo-dienst de RI&E aan het toetsen is dan is een waarschuwing gegeven. Wel dient dan te zijn aangetoond dat er een RI&E is maar dat de toetsing nog niet gereed is. Plan van aanpak op risico-inventarisatie en evaluatie aanwezig (art. 5, lid 2 Arbowet) (beboetbaar feit) Ondanks dat de RI&E eventueel niet is getoetst dient er toch een plan van aanpak aanwezig te zijn. Bij mogelijke blootstelling aan asbeststof in de RI&E aard, mate en duur blootsteling beoordelen (art. 4.43, lid 1 Arbobesluit) (beboetbaar feit) Daar aangenomen mag worden dat, gezien de onderzoeken die gedaan zijn, er altijd een hoeveelheid asbest in het aangeboden puin aanwezig is dient er altijd een beoordeling aan de blootstelling aan asbeststof aanwezig te zijn. De concentraties asbeststof zo laag mogelijk houden (art. 4.45 Arbobesluit) Bij het werken met asbest dienen altijd bronmaatregelen te worden genomen. De volgende bronmaatregelen waren in het project van toepassing: – voorkomen vrijkomen van asbeststof, of asbeststof zo dicht mogelijk bij de emissiebron verwijderen (beboetbaar feit); – zoveel mogelijk (asbest)stofvrij houden van gebouwen, installaties en uitrustingen (beboetbaar feit); – zo spoedig mogelijk verzamelen en afvoeren van asbesthoudende afvalstoffen in geschikte, gesloten en gekenmerkte verpakking (ernstig beboetbaar feit). Adequate opslag, verzameling en afvoer vrijkomende crocidoliethoudende materialen (art 4.56, lid 3 Arbobesluit) (ernstig beboetbaar feit) Zie laatste punt voorgaande tekortkoming.
31
Doeltreffende voorlichting conform schriftelijk plan bij gevaar van blootstelling aan tijdens de arbeid met asbest- en/of crocidolietstof (art. 4.57, lid 1 Arbobesluit) (beboetbaar feit) Gezien dat er mogelijk altijd wel asbest in het aangeleverde puin zit dient er een adequate voorlichting aan het personeel te worden gegeven. Verbod in voorraad houden van crocidoliet(houdende producten) (art. 4.39, lid 3 Arbobesluit) en het verbod in voorraad houden asbest(houdende producten) (art. 4.41, lid 3 Arbobesluit) (strafbaar feit) – Visueel inspecteren van het gerede product (puingranulaat). – Bij het aantreffen van stukjes asbesthoudend materiaal hierin een monster nemen en laten analyseren. – Het bedrijf door middel van een waarschuwing (mondeling en schriftelijk) hiervan op de hoogte stellen; in deze waarschuwing wordt het bedrijf in de gelegenheid gesteld aan te tonen dat het puigranulaat 10 mg/kg of minder hechtgebonden asbest bevat (gedoogbeleid). – De monstername en de analyse dient te geschieden volgens de conceptnorm NEN 5897. – Tot dat is aangetoond dat het puingranulaat voldoet aan de restconcentratie van 10 mg/kg of minder, via een preventieve stillegging bewerkstelligen dat het puingranulaat niet wordt afgevoerd. – Indien de stillegging wordt overtreden of niet voldaan wordt aan de waarschuwing, overgaan tot het opmaken van een proces-verbaal.
4
Inspectieresultaten
4.1
Arbo-tabellen Tabel 1. Aantal zaken en bezoeken ———————————————————————————————————————————————————— inrichtingen
aantal
aantal interventies
interventietijd
———————————————————————————————————————————————————— Mobiele brekers
4
6
8,5 uur
Stationaire brekers/sorteerders
11
22
25,5 uur
Inzamelstations
26
110
101,0 uur
———————————————————————————————————————————————————— Totaal
41
138
135
uur
————————————————————————————————————————————————————
32
Tabel 2. Inspectie (1e bezoek aan de locatie) Er kunnen meerdere handhavingsinstrumenten per locatie zijn gebruikt. ———————————————————————————————————————————————————— handhavingsinstrumenten
mobiele brekers
stationaire
inzamelstations
totaal
brekers/sorteerders ———————————————————————————————————————————————————— In orde
1
5
1
7
Waarschuwing
3
6
17
26
Stillegging + boeterapport
7
7
Stillegging (preventief)
9
9
————————————————————————————————————————————————————
Tabel 3. Controle (2e bezoek aan de locatie) ———————————————————————————————————————————————————— handhavingsinstrumenten
mobiele brekers
stationaire
inzamelstations
totaal
brekers/sorteerders ———————————————————————————————————————————————————— In orde
3
6
Boeterapport
17
26
2
2
————————————————————————————————————————————————————
Bij controle is in twee gevallen een boeterapport opgemaakt bij de inzamelstations, dit omdat de waarschuwing niet werd opgevolgd. Na het opmaken van het boeterapport waren bij controle alle zaken in orde. Tabel 4. Tekortkomingen bij stilleggingen ———————————————————————————————————————————————————— tekortkoming
mobiele
stationaire
brekers
brekers/sorteerders
inzamelstations
———————————————————————————————————————————————————— –
In voorraad houden asbesthoudende producten
–
Z.s.m. verzamelen/afvoeren van asbesthoudend afval
7 9 (tevens Boeterapport)
————————————————————————————————————————————————————
33
Tabel 5. Tekortkomingen bij waarschuwingen Er kunnen meerdere tekortkomingen per waarschuwing op dezelfde locatie zijn. ———————————————————————————————————————————————————— tekortkoming
mobiele
stationaire
brekers
brekers/
inzamelstations
sorteerders ———————————————————————————————————————————————————— –
Verbod verwerken asbesthoudende producten
–
Bij mogelijke blootstelling aan asbeststof in RI&E-aard, mate en duur beoordelen
–
1 3
4
19
1
2
1
Concentraties asbeststof zo laag mogelijk houden
–
Stofvrij houden van gebouwen, installaties,
–
Z.s.m. verzamelen/afvoeren van asbest-
uitrusting houdend afval –
–
2
1
1
1
4
Voorlichting conform schriftelijk plan bij gevaar van blootstelling aan asbest
–
1
Adequate opslag, verzameling en afvoer vrijgekomen asbest (crocidoliet)
–
4
10
Schriftelijke RI&E aanwezig, incl. risico’s bijz. categorieën
3
1
5
Plan van aanpak aanwezig
3
3
5
————————————————————————————————————————————————————
5
Conclusies De volgende conclusies kunnen uit het project worden getrokken: – er zijn nagenoeg geen verschillen wat betreft de tekortkomingen bij mobiele brekers en stationaire brekers; – de meest voorkomende tekortkomingen zijn bij alle inrichtingen gelijk namelijk: – de beoordeling in de RI&E bij mogelijke blootstelling aan asbeststof; – voorlichting en onderricht over asbest aan de werknemers conform schriftelijk plan;
34
– –
de (gemeentelijke) inzamelstations voldoen daarbij nog in veel gevallen niet aan de tekortkoming voor wat betreft verzamelen, verpakken en afvoeren van asbesthoudende afvalstoffen; samenwerking met andere overheidsinstanties, in dit geval vooral met de provincie, werd als zeer positief beschouwd door de deelnemers.
Gezien de toch nog grote hoeveelheid tekortkomingen is het zinvol het project in de komende jaren landelijk voort te zetten in een mogelijk aangepaste vorm. Waarbij vooral de samenwerking met de andere overheidsinstanties geïntensiveerd dient te worden.
35
36
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Directoraat-Generaal Milieubeheer Inspectie Milieuhygiëne Oost DGM/IMH Oost
Projectverslag Inspectie Volkshuisvesting Overijssel en Inspectie Milieuhygiëne Oost Ketenproject Asbesthoudende afvalstromen
Auteur: Jan de Koster Namens: IVH-Overijssel en IMH Oost Looptijd project: 16 maart tot 1 augustus 2000
37
Rapportage resultaten onderzoek 10 Twentse gemeenten Onderstaand zijn de bevindingen vermeld van onderzoek bij 10 gemeenten in Twente, onderdeel van het samenwerkingsproject Ketenonderzoek asbesthoudend puin van het provinciale programma Overijssel. In gesprekken is de organisatie en de werkwijze bij het verlenen van sloopvergunningen en honoreren van meldingen nader bekeken en het betrof daarnaast ook een dossieronderzoek. Tevens is nagegaan hoe en in welke mate er door betrokken gemeenten toezicht wordt gehouden; het onderzoek richtte zich alleen op asbestaspecten. Er hebben 10 gesprekken plaatsgevonden en er zijn in totaal 50 (5 per gemeente) vergunningen en 9 meldingen (van 2 gemeenten) onderzocht.
1
Organisatie en Bouw- en Woningtoezicht De behandeling van aanvragen sloopvergunningen en/of meldingen is bij alle onderzochte gemeenten ondergebracht bij de afdeling BWT. De taken en bevoegdheden zijn in een delegatiepatroon vermeld en vastgesteld door de gemeenteraad. Bij alle 10 de gemeenten is de bouwverordening betreffende asbestverwijdering geactualiseerd.
2
Werkwijze Bij circa de helft van de gemeenten (6 van de 10) zijn de werkzaamheden van de afdeling in een administratieve organisatie (AO) beschreven; 1 gemeente, de grootste, heeft daarbij een processchema ontwikkeld met daarin opgenomen verschillende beslismomenten; bij 4 gemeenten zijn de werkzaamheden, althans voor sloopvergunningen, niet beschreven, wel zijn (pragmatische) afspraken op papier gezet. Voor het in tijd behandelen van vergunningaanvragen en meldingen hebben alle gemeenten een vorm van systematische voortgangs- en termijnbewaking. Hiervan hebben 8 gemeenten een geautomatiseerd bestand. In geval van 2 gemeenten betreft het een handmatige controle voor fatale data. In de 3 gemeenten waar meldingen voor sloopactiviteiten binnenkomen worden de termijnen in verband met procedures eveneens systematisch bewaakt. Er komen bij geen van de onderzochte gemeenten overschrijdingen voor van de termijn waarbinnen door B&W een sloopvergunning moet worden verleend, hetgeen blijkt bij het onderzoek van 50 vergunningen.
38
Ook de termijn waarbinnen moet worden aangegeven dat geen vergunning vereist is, wordt niet overschreden. Bij alle gemeenten is sprake van samenwerking tussen afdeling Bouw- en Woningtoezicht en andere afdelingen zoals Milieu en Ruimtelijke Ordening. Soms zijn de afdelingen onderdeel van dezelfde cluster of sector. In geval van de kleine(re) gemeenten (7 van de 10) is er sprake van (zeer) korte lijnen, zodat er regelmatig overleg en afstemming plaatsvindt, men loopt gemakkelijk bij elkaar ‘binnen’. Bij de grote(re) gemeenten is afstemming en informatie-uitwisseling binnen het overleg van afdelingshoofden of coördinatoren geregeld. Bij 6 van de 10 onderzochte gemeenten is toezichtbeleid door de gemeenteraad vastgesteld, echter deel uitmakend van algemeen vastgesteld handhavingsbeleid. De overige 4 gemeenten geven aan geen vastgesteld toezichtbeleid voor sloopactiviteiten te hebben; er is min of meer sprake van een ongeschreven beleid, in de praktijk wordt er daarentegen wel (enig) toezicht gehouden [zie ook 6].
3
Aanschrijvingen Twee gemeenten hebben een door de gemeenteraad vastgesteld aanschrijvingsbeleid, daarentegen voeren 6 van de 10 gemeenten volgens zeggen in de praktijk een actief aanschrijvingsbeleid. Het opleggen van een dwangsom, het toepassen van bestuursdwang en als finale beslissing het stilleggen van het werk is het niveau van de voorschriften wat daarbij wordt gehanteerd.
4
Vergunningen/meldingen In 1999 werden er door de onderzochte gemeenten 288 vergunningen verleend en 29 meldingen gehonoreerd. Bij 7 gemeenten daarvan zijn geen sloopmeldingen in 1999 geregistreerd. In deze gemeenten komen, volgens zeggen, geen meldingen binnen. Argumenten daarbij zijn dat de burgers niet of nauwelijks op de hoogte zijn van de betreffende regelgeving en onbekend zijn met het feit dat meldingen bestaan en dus ook niet weten wanneer en onder welke voorwaarden een melding gedaan moet worden voor het mogen uitvoeren van sloopwerkzaamheden. Door middel van gerichte voorlichting over meldingen kunnen burgers geïnformeerd worden [zie verder voorlichting].
39
Bovendien bestaat het vermoeden dat ook de gemeenten onvoldoende bekend is met de regelgeving van meldingen. Hoe de gemeenten de limitatieve omschrijving van sloopmeldingen uit de bouwverordening hanteert is niet duidelijk. Opmerking: gezien het geringe aantal gemeenten dat meldingen registreert kan verondersteld worden dat zowel bij gemeenten als bij burgers het gebruik van meldingen niet voldoende bekend is. Als knelpunt wordt door de gemeenten ervaren dat het onderscheid tussen vergunning en melding moeilijk uit te leggen is aan de burger. Daarnaast zijn nog veel gehoorde knelpunten bij de gemeenten, onder meer: – hoeveelheid regels en complexiteit van de regelgeving m.b.t. bouwbesluit en ministeriële regelingen; – verplicht stellen van sloopvergunning bij een verbouwing/renovatie is overbodig c.q. overdone; – twijfels over de werkbaarheid en uitvoerbaarheid van sloopmeldingen; – particulier mag tot 35 m2 zelf slopen, een agrariër niet want dat is bedrijfsmatig; – bij gemeentewerf wordt door agrariër gefaseerd ingeleverd, vanwege hoge kosten.
5
Kwaliteit verleende vergunningen a. Ontvankelijkheid Alle 10 gemeenten toetsen op de afdeling of het aanvraagformulier voor de sloopvergunningen volledig en juist is ingevuld. Daarnaast worden bijgevoegde bescheiden zoals onderzoeksrapportage en tekeningen gecontroleerd. In een enkel geval voert de gemeente een inspectie uit om na te gaan of de aanvraag in overeenstemming is met de werkelijkheid. [Uit het dossieronderzoek blijkt echter dat formulieren zo nu en dan onvolledig zijn ingevuld en dat een rapport betreffende de eventuele aanwezigheid van asbest niet is bijgevoegd.] Bij alle gemeenten worden, volgens zeggen (interview), voor het indienen van een vergunningaanvraag of melding de indieningsvoorschriften uit de bouwverordening gehanteerd. Tevens wordt gebruikgemaakt van standaardformulieren waarop de noodzakelijke gegevens worden gevraagd. Echter uit het dossieronderzoek blijkt dat slechts 6 gemeenten het juiste formulier gebruiken en derhalve handelen de overige niet conform de indieningsvoorschriften uit de bouwverordening.
40
Toelichting bij gebruikte VNG-formulieren, naar aanleiding van dossieronderzoek: Alle gemeenten hanteren standaardformulieren (VNG) voor het indienen van sloopaanvragen waarop de noodzakelijke gegevens worden gevraagd; 1 gemeente gebruikt een eigen ontwikkeld formulier weliswaar op basis van het VNG-standaard. Er zijn 3 standaardformulieren, met daarin een asbesttoets, in gebruik: – het oudste formulier, dit betreft VNG-formulier nr. 30239 ?; hierin is niet de vraag opgenomen om te motiveren dat er geen asbest aanwezig is in het te slopen gebouw, geen feitelijke asbesttoets; ook wordt niet om een onderzoeksrapport gevraagd; – het VNG-formulier nr. 30239 7/94; hierin is weliswaar de vraag (vraag 14) opgenomen om te motiveren dat er geen asbest aanwezig is maar niet op basis van ingevulde (geprogrammeerde) antwoordmogelijkheden (motivaties); – het VNG-formulier nr. 30239 7/97; dit betreft het meest recente formulier met vragen over aanwezigheid van asbest, onderzoeksrapport en indien geen asbest aanwezig is, de motivatie op grond waarvan het bouwwerk geen asbest bevat (vraag 13 a t/m f).
b. Toetsing asbest Zes gemeenten hanteren (inmiddels) het VNG-formulier 7/97; de overige 4 gemeenten gebruiken het VNGformulier 7/94 en/of het nog oudere, waarbij dus geen adequate asbesttoets kan plaatsvinden. Acht van de 10 gemeenten geven aan dat bij vermoedelijke aanwezigheid van asbest de wettelijk verplichte gegevens worden overlegd; echter uit dossieronderzoek blijkt dat 4 hiervoor oude formulieren gebruiken en dus niet kunnen voldoen aan de indieningsvoorschriften uit de bouwverordening; op basis van oude formulieren kunnen de verplichte gegevens niet worden aangereikt (vraag 13 a t/m f van nieuwe formulier; onderzoeksrapport aanwezigheid asbest wordt in het oudste formulier niet verlangd). Bij 3 gemeenten wordt het niet aanwezig zijn van asbest dan ook niet gemotiveerd en bij 1 gemeente onvoldoende. Indien een onderzoeksrapport wordt verlangd, wordt dit opgesteld door een deskundig (gecertificeerd) bedrijf (uit het dossieronderzoek blijkt dit ook). Echter, niet in alle gevallen wordt een onderzoeksrapportage over aanwezigheid van asbest verlangd. Bij verbouw/renovatie, waarbij gedeeltelijke sloop plaatsvindt, wordt bij 4 gemeenten, naast de bouwvergunning, geen sloopvergunning aangevraagd.
41
c. Sloopmeldingen Vrijwel alle gemeenten (8 van de 10) hebben standaardformulieren voor indiening van meldingen waarop de noodzakelijke gegevens vermeld kunnen worden.
6
Toezicht door gemeenten a. Toezicht op de sloop(vergunningen) De uitvoering van sloopvergunningen/meldingen wordt door vrijwel alle gemeenten gecontroleerd. Van de 10 gemeenten houden er 8 enige vorm van toezicht, tijdens en na, de uitvoering van sloopwerkzaamheden. De wijze waarop is nogal verschillend; 3 gemeenten voeren structureel toezicht uit, 4 door middel van ‘piepsysteem’ en 1 steekproefsgewijs en gezamenlijk met de politie, dus eigenlijk nogal passief. Vijf gemeenten geven aan naar aanleiding van signalen wel actief op te treden, echter veelal niet op eigen initiatief, het optreden is dan toch meestal naar aanleiding van klachten en tips van burgers. Twee gemeenten houden nauwelijks of geen toezicht bij sloopwerkzaamheden. Een derde van de gemeenten voert overleg met de Arbeidsinspectie (AI), echter op ad hoc-basis. Structureel overleg wordt niet nodig geacht, in specifieke complexe gevallen zal de AI worden geraadpleegd. Geen van de onderzochte gemeenten legt de resultaten systematisch en structureel vast in een (apart) toezichtrapport op basis van een checklist, zodat er hierdoor onvoldoende informatie is over de daadwerkelijke toets. Wel worden daarbij aantekeningen en aandachtspunten van toezichtacties verwerkt in adviezen aan B&W en worden in een projectmap opgenomen of in de map (omslag) van het vergunningendossier opgenomen. De meeste gemeenten zegden toe, naar aanleiding van het onderzoek, de resultaten van het toezicht de nodige aandacht te geven en tot enige vorm van rapportage over te gaan. Slechts 1 gemeente geeft beleidsmatig vervolg aan het toezicht; uit het overzicht van de vergunningen/meldingen kan worden opgemaakt en vastgesteld of er gehandhaafd is met daarnaast eventuele wederwaardigheden en waaruit zo nodig beleidsmatige conclusies kunnen worden getrokken. Afvoer van asbesthoudend puin wordt door 5 gemeenten qua formele afhandeling overgelaten aan een erkend sloopbedrijf. Twee gemeenten houden min of meer zelf enig toezicht op de wijze van afvoer.
42
Enkele gemeenten zijn, gezien praktijkervaring, wel op de hoogte van het afvoer en dat het transport geregeld is met werkbonnen danwel stortbonnen (bij 7 gemeenten bekend). Twee gemeenten hebben geen zicht op de afvoer en bijbehorende procedures. Plaats van bestemming van het afgevoerde asbesthoudend puin voor alle 10 de gemeenten is de stortplaats Boeldershoek.
b. Toezicht op particulieren Bij 8 gemeenten bestaat de indruk dat er binnen de gemeentegrenzen illegaal asbest door particulieren wordt verwijderd. Indien bekend, via klachten of eigen constatering danwel door de politie, wordt dit onderzocht en zo nodig, handhavend door de gemeente of politie, tegen opgetreden. Op de gemeentewerf van de onderzochte gemeenten wordt vrijwel geen relatie gelegd bij de afgifte van asbest met een sloopvergunning/melding of wordt daarop gehandhaafd. De gemeenten geven op allerlei wijze voorlichting over sloopactiviteiten met betrekking tot aanwezigheid van asbest, bijvoorbeeld: – op het gemeentehuis aan de balie; – telefonisch naar aanleiding van vragen; – in folders en krantjes; – voorlichtingspagina’s van de gemeente in de krant. Zes van de 10 gemeenten geven structureel voorlichting; 2 alleen aan de balie, 1 naar aanleiding van gevraagde informatie over slopen en 1 gemeente heeft geen aandacht voor voorlichting.
7
Enige aandachtspunten uit dossieronderzoek De dossiers voor sloopvergunningen verschillen per gemeente nogal qua opbouw. Bij 2 gemeenten bestaat het dossier uit de aanvraag en sloopvergunning met voorschriften, nogal summiere dossiers. In enkele gemeenten (5) bestaat het dossier uit vergunningaanvraag, advies aan B&W, vergunning met voorwaarden en uitvoerige tekeningen, vrij uitgebreide dossiers. In drie gemeenten zijn de dossiers nog ruimer opgezet met daarbij allerlei documentatiemateriaal.
43
In 1 gemeente is in de procedure melding aanvang sloopwerkzaamheden en melding voltooiing sloopwerkzaamheden opgenomen (van belang om gericht en tijdig toezicht te kunnen uitvoeren!). In vrijwel alle onderzochte vergunningen zijn voorschriften voor asbestverwijdering opgenomen. Echter plaats van bestemming voor het sloopafval (puin en asbest) is niet met voorschrifen in de vergunningen vastgelegd!, dit is wel het geval bij de meldingsvoorschriften. Uit het onderzoek van de vergunningaanvragen is gebleken dat de ontvankelijkheidstoets niet altijd even zorgvuldig gebeurd; het formulier is dan niet volledig ingevuld. In een paar gevallen is, daar waar het wel noodzaak is, geen asbestonderzoekrapport opgenomen. Ook de motivatie waarom geen asbest aanwezig is ontbreekt in enkele gevallen, waarbij wel om de motivatie wordt gevraagd (in de nieuwe VNG-aanvraagformulieren). In de oudere VNG-formulieren wordt immers de motivatie (nog) niet gevraagd. Er zijn slechts 9 meldingen (2 gemeenten) bekeken; de bedoeling was 5 per gemeente.
8
Conclusies – – – – – – – – – –
De behandeling van aanvragen sloopvergunningen en/of meldingen is bij alle onderzochte gemeenten ondergebracht bij de afdeling BWT. Taken en bevoegdheden zijn in een delegatiepatroon vermeld en vastgesteld door de gemeenteraad. Bij alle 10 gemeenten is de bouwverordening betreffende asbestverwijdering geactualiseerd. Bij circa de helft van de gemeenten zijn de werkzaamheden van de afdeling in een administratieve organisatie (AO) beschreven. Bij circa de helft van de gemeenten is het toezichtbeleid door de gemeenteraad vastgesteld. Het merendeel van de gemeenten voert het daadwerkelijke toezicht niet structureel en programmatisch uit; veelal een personele capaciteit- en/of financieel probleem. Geen van de onderzochte gemeenten legt de resultaten systematisch en structureel vast in een (apart) toezichtrapport. Het aanschrijvingsbeleid vastgesteld door de gemeenteraad wordt slecht invulling aan gegeven. Het vermoeden dat zowel de gemeenten als de burger onvoldoende bekend zijn met de regelgeving inzake meldingen, gezien het vele zwerfvuil in de vorm van asbesthoudend puin. Door het gebruik van oude aanvraagformulieren hanteert ca. de helft van de onderzochte gemeenten niet de indieningsvoorschriften uit de bouwverordening; daardoor is een adequate behandeling van de vergunningaanvragen/meldingen niet goed mogelijk of te wel de aanvraag of melding is niet ontvankelijk.
44
9
Aanbevelingen aan de gemeenten – – – – –
Aandacht voor de administratieve organisatie (AO) bij die gemeenten waar de AO niet beschreven is. Specifieke aandacht voor daadwerkelijk (structureel) toezicht op de sloopwerkzaamheden. Resultaten van toezicht vastleggen in rapportages. Bijzondere aandacht voor de regelgeving t.a.v. meldingen en voorlichting hieromtrent aan de burger. Meer oplettendheid voor de indieningsvoorschriften uit de bouwverordening; gebruik van up to date formulieren (VNG-model).
45
46
P R O V
IN
Projectverslag Provincie Overijssel en gemeenten Twente Ketenproject Asbesthoudende afvalstromen
Auteur: Egbert Dijk Telefoon: 038 425 14 57 Looptijd project: 16 maart tot 1 augustus 2000
47
C I E
1
Inleiding Het ketenproject Asbesthoudende afvalstromen is uitgevoerd in het kader van de Bestuursovereenkomst Samenwerking Milieuhandhaving Overijssel. Het doel en de werkwijze zijn omschreven in het projectplan Asbesthoudende afvalstromen, fase 1, asbest in puingranulaat uit bouw- en sloopafval. Het projectverslag gaat in op de resultaten van de door de provincie Overijssel uitgevoerde taken.
2
Doel Het doel van dit project is primair om beter inzicht te verkrijgen in de verwijderingsketen van asbest. Daarom is samenwerking met alle betrokkenen van groot belang. Verder zullen de handhavingstaken van verschillende instanties gebundeld en op elkaar afgestemd worden. Tijdens de uitvoering van dit project zijn de handhavingstaken geïntensiveerd.
3
Uitvoering en resultaten De provincie houdt toezicht op bedrijven waarvoor zij bevoegd gezag is. Het gaat om bedrijven met opslag, be- en verwerking van bouw- en sloopafval. Ook is er geïnspecteerd op de aanwezigheid van asbest in puin en -granulaat. Verder is alle informatie over sloopobjecten bij gemeenten gebundeld.
Opslag en bewerken Het opslaan en bewerken van bouw- en sloopafval (BSA) kan verdeeld worden in twee categorieën van bedrijven n.l. de gemeentelijke opslagdepots voor BSA en de brekers/sorteerders van BSA. Alle bedrijven zijn bezocht door een medewerker van de Arbeidsinspectie te samen met een handhaver van de provincie. Vervolgens heeft een extern adviesbureau controles uitgevoerd op de aanwezigheid van asbest.
Gemeentelijke depots Er zijn 17 verschillende gemeentelijke depots bezocht. Naar aanleiding van 9 overtredingen van vergunningvoorschriften zijn waarschuwingsbrieven door de pro-
48
vincie verstuurd. De waarschuwingsbrieven zijn soms verzonden nadat een tweede bezoek al had plaatsgevonden. In alle situaties is bij een vervolgbezoek geen overtreding meer waargenomen. Omdat het om overtredingen gaat waarbij meestal direct maatregelen worden getroffen is een efficiënt aanschrijvingsbeleid noodzakelijk. Een dwangsom is niet toegepast. Belangrijkste resultaten: – het opruimen c.q. handling wordt niet door gekwalificeerd personeel gedaan; – er wordt bij de inzameling nogal nonchalant omgesprongen met de veiligheidsregels; – er worden stukken asbestcement op het terrein aangetroffen en het innameterrein is soms sterk verontreinigd; – asbesthoudende delen worden in een container voor bouw- en sloopafval gegooid; – er worden asbestdelen in de BSA-containers aangetroffen; – er is onvoldoende controle bij de acceptatie van het binnenkomend afval; – de opslag voor asbesthoudend materiaal voldoet niet aan de eisen; – het personeel heeft niet altijd een cursus asbestherkenning gevolgd; – asbestacceptatieregels in de vergunningen zijn niet altijd even duidelijk; het niet mogen accepteren van met asbest verontreinigd BSA kan tot gevolg hebben dat e.e.a. in de sloot verdwijnt.
Brekers en sorteerders De handhavers van de provincie hebben de controlebezoeken samen met de Arbeidsinspectie uitgevoerd. Er is gelet op de wijze van acceptatie van afvalstoffen en de voorzieningen voor opslag van asbesthoudend materiaal. Er zijn 11 bedrijven gecontroleerd. Bij vier bedrijven zijn door de provincie waarschuwingsbrieven uitgegaan omdat niet gewerkt werd volgens de vergunningvoorschriften. De volgende overtredingen zijn geconstateerd: – een container waarin deels onverpakt asbest ligt opgeslagen; – volgens de vergunningvoorschriften mag er geen asbest worden opgeslagen; – bij een bedrijf dat geen asbesthoudend materiaal mag accepteren wordt asbest in het (on)gebroken puin aangetroffen; – in de opslag van bouw- en sloopafval wordt asbest aangetroffen. Ook hier blijkt dat bij een hercontrole een einde gemaakt is aan de overtreding. De tweede stap uit de handhavingsstrategie n.l. het opleggen van een bestuurlijke sanctie hoefde niet te worden toegepast.
49
Transport In de periode van 16 maart tot 1 augustus 2000 zijn er geen transportcontroles uitgevoerd waar specifiek gelet is op de juistheid van de documenten nodig op grond van de Provinciale Milieuverordening (PMV).
Toepassing granulaat Zowel Rijkswaterstaat als de provincie vereist bij de levering van puingranulaat een certificaat bij het toe te passen materiaal. Een aanvullende controle tijdens het werk vond niet plaats. Uit het overzicht zoals hierna wordt weergegeven blijkt dat in 30% van het bemonsterde granulaat bij brekers asbest is aangetroffen.
Onderzoek asbest in puin en -granulaat In opdracht van de provincie Overijssel heeft adviesbureau BME samen met de provincie controle uitgevoerd bij 21 bedrijven. Het BSA-puin is gecontroleerd maar ook het BSA-granulaat. Het doel van deze controles is enerzijds om vast te stellen of er asbest aanwezig is in het BSA en anderzijds is een inschatting gemaakt van het asbestgehalte. De gehanteerde methode geeft slechts een indicatie en niet meetcijfers met een grote betrouwbaarheid. In onderstaande tabel zijn de resultaten van de inspecties weergegeven —————————————————————————————————————————————— omschrijving
aantal
geen
0-10 mg/kg
> 10 mg/kg
percentage
asbest
asbest
asbest
voorkomen
percentage overschrijding
asbest (%)
norm (%)
—————————————————————————————————————————————— – Gemeentelijke inzameldepots –
10
4
4
2
60
20
15
9
2
3 (+1)
40
27
Bedrijven, granulaat 7
5
2
0
30
0
Bedrijven, inkomend BSA
–
——————————————————————————————————————————————
50
Uit deze resultaten mag geconcludeerd worden dat in 40 tot 60% van het inkomende materiaal nog asbest wordt aangetroffen. Deze resultaten geven vermoedelijk nog een optimistisch beeld omdat in de regio Twente bekend was dat er een dergelijk onderzoek zou worden uitgevoerd. In een bijlage is het rapport van BME opgenomen.
Informatie sloopprojecten gemeenten In het projectplan is aangegeven dat in alle gemeenten checklisten zouden worden ingevuld om een inzicht te krijgen in de sloopobjecten. Tijdens de uitvoering van het project hebben slechts vijf gemeenten de ingevulde formulieren aan de provincie gezonden. Uit de checklisten blijkt dat in de meeste slooplocaties asbest golfplaten, dakbeschot, schoorstenen of een kachel selectief zijn verwijderd. Het asbest is in vrijwel alle situaties door gespecialiseerde bedrijven verwijderd. Een aantal situaties had betrekking op particuliere sloop waar enkele asbest golfplaten door de eigenaar zijn verwijderd en afgevoerd. In genoemde vijf gemeenten zijn in deze periode ca. 30 sloopprojecten uitgevoerd waarbij asbest is aangetroffen. In enkele situaties zijn de sloopactiviteiten stilgelegd wegens het niet volgens de regels verwijderen van asbest. Uit reacties van gemeenten blijkt dat er naar aanleiding van dit project afspraken gemaakt zijn tussen de afdelingen Bouwzaken en Milieuzaken over de verbetering van de interne afstemming. Ook zijn er aanvragen van sloopvergunningen aangehouden door het ontbreken van een asbestinventarisatie. In september 2000 is aan de gemeenten telefonisch gevraagd om alsnog inzage te geven in de sloopobjecten gedurende de periode van 16 maart tot 1 augustus 2000. Hieruit blijkt dat veel gemeenten veronderstelden dat het vrijblijvend was om aan dit project deel te nemen. Dit berust op een groot misverstand. Tijdens de presentatie van het projectplan in februari 2000 heeft geen enkele gemeente kenbaar gemaakt dat ze niet aan het project wilde meedoen. Ook in het portefeuilleoverleg van de milieuwethouders in Twente is het project aan de orde geweest. Slechts 1 gemeente heeft schriftelijk kenbaar gemaakt niet te zullen deelnemen. Enkele gemeenten vonden het niet duidelijk of van elk sloopobject een checklist ingevuld moest worden of alleen van die projecten waarbij sprake is van aanwezigheid van asbest. Uit de opgaven blijkt dat: – 7 gemeenten geen gegevens hebben verstrekt over de sloopactiviteiten; – 16 meewerkende gemeenten hebben opgegeven dat er circa 200 sloopvergunningen verleend zijn waarbij er in 80 situaties asbest is aangetroffen.
51
Uit de opgaven blijkt niet altijd hoeveel sloopobjecten er totaal zijn beoordeeld of hoe vaak er asbest is aangetroffen. In onderstaande tabel is weergegeven per gemeente van hoeveel sloopobjecten er gegevens zijn doorgegeven en in hoeveel situaties er asbest aanwezig was. ————————————————————————————— gemeente
totaal objecten
asbestobjecten
————————————————————————————— 1
0
0
2
18
1
3
7
2
4
21
11
5
7
2
6
12
12
7
0
0
8
0
0
9
27
6
10
0
0
11
2
2
12
7
1
13
0
0
14
15
4
15
14
9
16
3
3
17
12
3
18
12
12
19
3
1
20
28
0
21
0
0
22
0
0
23
11
11
————————————————————————————— Totaal
199
80
—————————————————————————————
52
Overige resultaten van het project Tussen de politie en een aantal gemeenten zijn in het lokaal handhavingsoverleg (LHO) afspraken gemaakt over informatie-uitwisseling met betrekking tot sloopvergunningen. Door de inzet van de politie bij de ramp in Enschede heeft de politie in deze periode geen handhavingsbezoeken kunnen afgeleggen. De provincie heeft per inrichting een vergunning verleend. De voorschriften uit de vergunningen wijken soms van elkaar af omdat de vergunningen soms verouderd zijn of omdat een bedrijf geen vergunning voor opslag van asbest heeft. Dit heeft tot gevolg dat de status van de vergunningen soms onduidelijk is. De Arbeidsinspectie heeft te maken met landelijke regels. Dit kan tot gevolg hebben dat er in de handhaving tegenstrijdige situaties ontstaan. Als voorbeeld kan worden genoemd de situatie waarbij de provincie de activiteiten moet weigeren door het ontbreken van voorschriften in de milieuvergunning en de Arbeidsinspectie de activiteiten toestaat omdat ze worden uitgevoerd conform de algemene regels.
4
Conclusies 1. Bij slechts een beperkt aantal gemeenten blijkt dat goede invulling wordt gegeven aan de controle op de uitvoering van de asbestregelgeving. 2. In 40 tot 60% van het geïnspecteerde bouw- en sloopafval is asbest aangetroffen. 3. De noodzaak voor het selectief verwijderen van asbest uit de keten wordt onvoldoende onderkend. 4. De samenwerking met alle handhavingspartners, maar vooral met de Arbeidsinspectie, is als positief ervaren.
53
54
Rapport BME Ingenieurs BV Onderzoek asbest in BSA en BSA-granulaat In het kader van het ketenproject Asbesthoudende afvalstromen Twente
27 februari 2001 Projectnummer:
50.304.020
Opdrachtgever:
provincie Overijssel ing. E. Dijk Postbus 10078 8000 GB Zwolle
Opdrachtnemer:
BME Ingenieurs BV Postbus 565 3200 AM Spijkenisse
Contactpersoon:
dhr. ir. A.J. Kraayeveld
55
1
Inleiding In opdracht van provincie Overijssel hebben in juni 2000 door BME Ingenieurs BV gezamenlijk met afdeling Toezicht Wet Milieubeheer controlebezoeken plaatsgevonden in het kader van het ketenproject Asbesthoudende afvalstromen Twente. De doelstelling van de controlebezoeken is het vaststellen van de kwaliteit van bouw- en sloopafval (BSA) en de daaruit komende producten (BSA-granulaat). De onderzoeksmethode is gebaseerd op de NEN 5897, waarbij voor een minder intensieve methode is gekozen en waarbij geen laboratoriumanalyses hebben plaatsgevonden. De taakstelling van BME Ingenieurs BV was vierledig: – het uitvoeren van controlebezoeken aan bedrijven en instellingen; – het controleren van aanwezige vrachten en gereed product; – het uitvoeren van een subjectieve toetsing van het gehalte asbest in de gecontroleerde vracht; – het geven van inzicht in het onderzoeksprotocol aan de aanwezige medewerker handhaving. BME Ingenieurs heeft een tweetal rapporten opgesteld en gedistribueerd: – 3 vertrouwelijke exemplaren voor de deelnemende partijen van het ketenproject, waarin alle informatie is opgenomen; – 10 anonieme exemplaren, waarin geen (bedrijfs)namen en foto’s zijn opgenomen.
2
Beschrijving van de onderzoeklocaties In totaal zijn een 21-tal bedrijven en instellingen bezocht. In onderstaand overzicht is weergegeven welke locaties het betreft, het type bedrijf en het aantal gecontroleerde vrachten/partijen: ——————————————————————————————————————————————— bedrijf/instelling
handhaver
datum
type bedrijf
type vrachten
———————————————————————————————————————————————
<1>
22-6
Gemeentelijk depot
Container particuliere inzameling
<1>
22-6
Gemeentelijk depot
Geen container beschikbaar
<1>
22-6
Gemeentelijk depot
Container eigen puin
<2>
23-6
Gemeentelijk depot
Partij particuliere inzameling
<E>
<2>
23-6
Gemeentelijk depot
Bunker particuliere inzameling
56
——————————————————————————————————————————————— bedrijf/instelling
handhaver
datum
type bedrijf
type vrachten
———————————————————————————————————————————————
<2>
23-6
Gemeentelijk depot
Bunker particuliere inzameling
<3>
27-6
BSA-inrichting
Partij granulaat
<3>
27-6
BSA-inrichting
Partij granulaat
<3>
28-6
BSA-inrichting
<J>
<3>
28-6
BSA-inrichting
Container inkomend puin Bunker puin Partij inkomend puin Bunker puin Bunker puin Container inkomend puin Partij granulaat
<3>
29-6
BSA-inrichting
Container inkomend puin Container inkomend puin Partij granulaat
<3>
29-6
BSA-inrichting
Container inkomend puin
<M>
<1>
29-6
Gemeentelijk depot
Container particuliere inzameling
<4>
30-6
BSA-inrichting
Partij granulaat
<4>
30-6
BSA-inrichting
Container inkomend puin Container inkomend puin Container inkomend puin Partij granulaat
<4>
3-7
BSA-inrichting
Container inkomend puin Partij grond
<4>
3-7
BSA-inrichting
<4>
3-7
BSA-inrichting
Container particuliere inzameling Container inkomend puin Bunker BSA
<S>
<1>
4-7
Gemeentelijk depot
<1>
4-7
Gemeentelijk depot
Geen partijen aanwezig Bunker met eigen afval Container particuliere inzameling
<1>
4-7
Gemeentelijk depot
Container met eigen betonafval
———————————————————————————————————————————————
57
3
Veldwerk Het veldwerk is uitgevoerd gezamenlijk met een medewerker handhaving Wet Milieubeheer. Het veldwerk is verricht door onze medewerker <5>, in het bezit van een DTA-certificaat. Vanuit het team EMT-H van de provincie Overijssel zijn de heren <1>, <2>, <3> en <4> betrokken geweest. In hoofdstuk 2 is aangegeven bij welke locaties zij betrokken zijn geweest. Tijdens het veldwerk is gebruikgemaakt een tweetal inspectieprotocollen: – BSA-puin; – BSA-granulaat. Beide protocollen zijn gebaseerd op de NEN 5897 en zijn in bijlage 1 opgenomen. Er is gekozen voor een afgeleid protocol om op een eenvoudige en snelle wijze een subjectieve uitspraak te doen over het al dan niet overschrijden van de restconcentratienorm. Bij het protocol is uitgegaan van onderstaande uitgangspunten: – geen intensief monsterplan; – geen analyses uitvoeren; – eenvoudige interpretatie uit te voeren; – subjectieve uitspraak kunnen doen op basis van monstername en inspectie. Tijdens de inspecties is gebruikgemaakt van een veiligheidsprotocol, dat eveneens is opgenomen in bijlage 1. Daarnaast zijn van de vrachten digitale foto’s gemaakt, welke in deze rapportage niet zijn opgenomen.
4
Asbestherkenning Het onderzoeksprotocol gaat uit van het mogelijk aantreffen van asbestcementproducten (plaat, buis, etc.). Andere producten kunnen sporadisch aangetroffen worden en worden seperaat op de inspectiestaat vermeld. Bij de berekening van het asbestgehalte wordt uitgegaan van een asbestgehalte in asbestcement van 12,5%, zoals ook gesteld in de NEN 5897. Tijdens het veldwerk zijn, NAAST asbestcement, eveneens andersoortige asbestverdachte producten aangetroffen: – Nobrandaplaat op 3 locaties; – Vlakke asbestplaat op 2 locaties.
58
Voor de berekening van het asbestgehalte is voor deze producten eveneens uitgegaan van een asbestgehalte in deze producten van 12,5%.
5
Toetsingskader Milieutechnisch gezien wordt een asbestgehalte van 10 mg/kg als ‘interventiewaarde’ gehanteerd, de zogenaamde restconcentratienorm (RCN). Hetgeen betekent dat puin maximaal 10 mg/kg asbest mag bevatten in het kader van de Wet Milieubeheer. Toetsing van de aangetroffen hoeveelheid asbest vindt dan ook plaats aan deze restconcentratienorm.
6
Resultaten In deze rapportage zijn geen inspectiestaten en foto’s bijgevoegd ter bescherming van de betreffende bedrijven c.q. instellingen. In onderstaand overzicht zijn de resultaten van de inspectie weergegeven. ——————————————————————————————————————————————— bedrijf/instelling
type bedrijf
type vrachten
asbestgehalte (mg/kg)
———————————————————————————————————————————————
Gemeentelijk depot
Container particuliere inzameling
8
Gemeentelijk depot
Geen container beschikbaar
–
Gemeentelijk depot
Container eigen puin
6
Gemeentelijk depot
Partij particuliere inzameling
3,5
<E>
Gemeentelijk depot
Bunker particuliere inzameling
0,2
Gemeentelijk depot
Bunker particuliere inzameling
BSA-inrichting
Partij granulaat Container inkomend puin
40 0 38
BSA-inrichting
Partij granulaat
0
Bunker puin
0
BSA-inrichting
Partij inkomend puin
1
Bunker puin
0,4
<J>
59
BSA-inrichting
Bunker puin
21
Container inkomend puin
0
Partij granulaat
1
——————————————————————————————————————————————— bedrijf/instelling
type bedrijf
type vrachten
asbestgehalte (mg/kg)
———————————————————————————————————————————————
BSA-inrichting
Container inkomend puin Container inkomend puin
0 Asbestcementbloembak
BSA-inrichting
Partij granulaat
0,3
Container inkomend puin
0
<M>
Gemeentelijk depot
Container particuliere inzameling
BSA-inrichting
Partij granulaat
BSA-inrichting
BSA-inrichting
99 0
Container inkomend puin
15
Container inkomend puin
0
Container inkomend puin
0
Partij granulaat
0
Container inkomende puin
0
Partij grond
0
BSA-inrichting
Container particuliere inzameling
0
BSA-inrichting
Container inkomend puin
0
Bunker BSA
0
<S>
Gemeentelijk depot
Geen partijen aanwezig
–
Gemeentelijk depot
Gemeentelijk depot
Bunker met eigen afval
0
Container particuliere inzameling
0
Container met eigen betonafval
0
———————————————————————————————————————————————
7
Conclusie Op basis van de controlebezoeken en de resultaten kunnen onderstaande conclusies worden getrokken: Gemeentelijke inzameldepots Van de totaal 10 containers/bunkers ingezameld puin werd in een aantal containers/bunkers asbest aangetroffen.
60
Onderstaande verdeling werd zichtbaar tijdens de controle: 4 stuks partijen zonder asbest 4 stuks partijen met een kleine hoeveelheid asbest 2 stuks partijen met een grote hoeveelheid asbest
0 mg/kg 0-10 mg/kg > 10 mg/kg
Deelconclusie inzameldepots Bij de inzameldepots blijkt dat in 60% van de gevallen daadwerkelijk asbest wordt aangetroffen, waarvan 1/3 zorgdraagt voor een overschrijding van de restconcentratienorm. Bedrijven Bij de bedrijven zijn in totaal 15 partijen/containers bouw- en sloopafval gecontroleerd. Bij de controle bleek in een aantal partijen asbest aanwezig te zijn. De verdeling is als volgt: 9 partijen zonder asbest 0 mg/kg 2 partijen met een kleine hoeveelheid asbest 0-10 mg/kg 3 partijen met een grote hoeveelheid asbest > 10 mg/kg 1 partij met één groot stuk asbest waarschijnlijk > 10 mg/kg Daarnaast zijn er bij de bedrijven 7 partijen BSA-granulaat (waarvan 1 partij grond) gecontroleerd. Bij de controle bleek in een aantal partijen asbest aanwezig te zijn. De verdeling is als volgt: 5 partijen zonder asbest 0 mg/kg 2 partijen met een kleine hoeveelheid asbest 0-10 mg/kg 0 partijen met een grote hoeveelheid asbest > 10 mg/kg Deelconclusie bedrijven Bij de bedrijven wordt in 40% van de inkomende vrachten puin asbest aangetroffen. Van dit aantal overschrijdt 2/3 de restconcentratienorm. Bij de bedrijven wordt in 30% van de partijen gereed product asbest aangetroffen. Van dit aantal overschrijdt geen enkele partij de restconcentratienorm. Deelconclusie methodiek De toegepaste methodiek geeft aan dat in een tijdsbestek van 8 dagen in totaal 32 partijen controleerbaar zijn, waarbij een goede uitspraak (in het veld) is te doen over het asbest-verdacht zijn van een partij (al dan niet de restconcentratienorm overschrijdend).
61
Bijlage 1 Inspectieprotocol Ketenproject Asbest Twente Bij het inspecteren van BSA-puin en BSA-granulaat wordt gebruikgemaakt van een afgeleide norm van de NEN 5897. Hierin worden twee partijdefinities opgenomen: – een vracht slooppuin (vrachtwagen of container); – een berg gebroken puin (granulaat). De inspectiewijze wordt hieronder omschreven. Hierbij worden enkel de technische zaken behandeld. Juridische zaken, zoals herkomst en eigenaar wordt hierin niet omschreven. Gebruik bij de inspectie het geleverde formulier. Vul elk hokje in, ook al valt er niets over te zeggen. Zeg in dat geval: n.v.t. of niet beoordeeld. Bij de inspectie is het toepassen van veiligheidsvoorzieningen noodzakelijk. Zie hiervoor het veiligheidsprotocol.
BSA-puin De vracht wordt uitgereden in een laag van maximaal 50 cm dik. Indien dit niet mogelijk is kan de vracht in de container geïnspecteerd worden. Maak hiervan aantekening bij de opmerkingen. Ga als volgt te werk: a. de partij wordt nauwkeurig vastgelegd: – inspectie-oppervlak; – dikte; – puingrootte; – inspectiediepte; – gewicht (vrachtbrieven); b. de partij wordt gefotografeerd; c. asbestverdacht materiaal wordt verzameld; d. het materiaal wordt omschreven; e. het verzameld materiaal wordt gewogen; f. interpretatie kan plaatsvinden. Gebruik hiervoor de formules, zoals aangegeven op het formulier.
62
Zoals je ziet is de inspectiediepte cruciaal voor de resultaten. Deze ligt in de orde grootte van de puingrootte. Indien grote stukken puin aanwezig zijn, is het beter deze ‘weg te denken’ en niet mee te nemen in de beoordeling van de puingrootte. Bij het aantreffen van 80 gram asbestcement per ton puin wordt de restconcentratienorm van 10 mg/kg overschreden. Dit komt globaal neer op 2.400 gram per volle vracht/container.
BSA-granulaat Bij het inspecteren van een berg BSA-granulaat is gekozen voor een aselecte steekproef van 10 tot 20 emmers. Ga als volgt te werk: a. neem een foto van de partij; b. weeg 1 afgestreken emmer granulaat en vermenigvuldig het gewicht met het aantal emmers; c. spreid de emmers uit in een dunne laag. De dikte van de laag dient globaal gelijk te zijn aan de korreldikte; d. inspecteer de laag zorgvuldig en verzamel asbestverdacht materiaal; e. omschrijf het materiaal; f. weeg het gewicht aan asbestverdacht materiaal; g. interpreteer de resultaten. Bij het aantreffen van 15 gram asbestcement per 10 emmers wordt de restconcentratienorm overschreden. Indien het gewicht aan asbestcement inderdaad rond de 15 gram per 10 emmers ligt, is het zinvol om het aantal emmers te verhogen. Hierdoor wordt het eindresultaat nauwkeuriger.
63
Veiligheidsprotocol De partij wordt systematisch visueel geïnspecteerd. Vermijd huidcontact met het materiaal. Loop rustig en niet onnodig over het puin. Draag veiligheidsschoenen of veiligheidslaarzen, in verband met verstuikingen. Asbestverdacht materiaal wordt verzameld. Verzameling vindt plaats met onderstaande veiligheidsvoorzieningen: – asbeststukje natmaken; – handschoenen of pincet gebruiken; – volgelaat met aanjager en P3-filter dragen; – overall. Bij gebruik van handschoenen, na monstername de handschoenen binnenste buiten uittrekken. Afval in een asbestafvalzak doen en dichtbinden of plakken. Indien ongebonden asbesthoudend materiaal wordt aangetroffen dient een tyvec gedragen te worden. Deze overall dient binnenstebuiten uitgetrokken en als asbestbesmet beschouwd te worden. Na inspectie laarzen/schoenen nat afnemen, handen en gelaat wassen. Alle materialen in de aanhanger opbergen en niet in personenauto’s. LEES HET INFORMATIEBLAD ASBEST Enkel werknemers in het bezit van een geldig opleidingscertificaat mogen asbestinspecties uitvoeren. Toegestane trainingen: – DTA; – veilig werken met asbest; – asbestinstructie.
64