Kerkgeschiedenis van Didam. Het is van groot belang dat mênsen zicht hebben op het verleden, immers daarin liggen onze wortels en daaruit zljn wij ook voortgekomen. Een mens die zijn geschiedenis kent, zal niet gauw in fouten van het verleden vervallen. Parochiebestuur en pastores zijn dan ook zeer lngenomen met
de zorg en aandacht die verschillende vrijwilligers geven aan onze archieven en verder bronnenondeaoek rondom de rijke geschiedenis van de kerk ter plaatse. Het betreft hier gebeurtenissen, beslissingen en initiatieven die verstrekkende gevolgen hebben gehad voor onze geloofsgemeenschappen in Didam, Ook tastbare en zichtbare zaken onderstrepen vaak hoe mensen leefden, dachten en geloofden. We hoeven slechts te kijken naar het grootste monument van Didann, de Mariakerk, Ook de
aÍbraak van de oude Martinuskerk roept bij velen tot op de dag van vandaag nog vele vragen op, om maar niet te spreken over de "uifuêrkoop" die daar gehouden is en waar velen nog met veel pijn aan terugdenken. Veel is er echter ook bewaard gebleven oÍ door mensen aan de kerk teruggeschonken. Een bezoek aan het Liernersmuseum is alleszins de moeite waard om de kunstschatten van de Martinuskerk te bekijken. Van harte beveel ik dit nummer van "Samen Ondenrveg" b'tj U aan en een vervolg op dit alles zal zeker niet achterwege blijven. Pastor B.Reerink.
r
Inleiding:
We willen een kleine historische inleiding geven op de al eeuwenoude kerkgeschiedenis van Didanr en omstreken, die al begon in de 7e eeuw. ln het, toen al, 300 jaar oude bisdom Keulên, krijgt bisschop Kunibert van koning Dagobert ( 628-63S) het kasteel Utrecht geschonken. Deze bisschop sticht daar in 635 de St.Maartenskapel als basis voor het missiewerk onder de Friezen, die toen een groot deel van ons land bewoonden. Dit werk komt pas goed op gang als de Angelsaksische missionarissen in 690 de Noordzee oversteken. Een van deze missionarissen, n,l. Willibrord, wordt in 695 door paus Serglus I tot bisschopvan Utrecht gewijd.
Schriftelijke bewijzen hebben wij niet, maar de overlevering meldt dat Willibrord 5 jaar na zijn bisschopswijding, dus in het Jaar 700, de Sint Maartenkerk te Emrnerich sticht, De parochiekerk werd gebouwd op de plaats waar nu de Sint Aldegundiskerk staat. Daar wordt ook al snel een kloostervan kanunniken aan verbonden. De kerk van St. Maarten is voor onze streek van groot betang. Van Emmerich uit werden vele kapellen en parochies gesticht o.a. omstreeks 800 te Oud Zevenaar $t. Martinus,rond 1000 te Netterden St. Walburgus en ongeveer 1050 te Elten St. Martinus. En de St Oswaldus te Zeddam om en nab'r.i 1 140. Het grondgebied van de tegenwoordige gemeente Didam ls reeds zeer lang bewoond ; waarschijnlijk al vanaf de jonge steentijd ( ong. 2500 Jaar voor Christus,) Omstreeks 200 jaar voor Ghristus bestonden er zeker reeds meerdere buuttschappen o.a. Tesma, Didam en Loil, bodemvondstentonenditaan. tater werd in de meest centraal gelegen buurtschap in Didam een
Kerkgeschiedenis Didam
Sint Maartenskerk
te Emmerich
christelijke Kerk gesticht. Wie de kerk liet bouwen is niet bekend. Wel weten we dat Geroward in 828 aan de Utrechtse St.Martinuskerk goederen schonk gelegen in Didam. ln Didam uras in 1200 sprake van een zelfstandige parochie. Over het kerkelijk leven van de eerste eeuwen is niets bewaard gebleven. De eerste pastoor van Didam van wie melding wordt gemaakt is een zekere Willem, zoon van ridder Willem, Heer van Wischel rond 1320. Hijwas pastoorvan de Mariakerk die gebouwd werd in de 13e eeuw. Tot aan de hervorming kende de katholieke godsdienst en in het bijzonder het kerkelijk leven in Didam niet veel moeilijkheden. Dat veranderde echter in de tijd van de heruorming. Aan het einde van de 16e eeuw werden alle vieringen van de katholieke godsdienst verboden. De Mariakerk werd door het provinciaal bestuur toebedeeld aan de heruormde kerk. Dit kreeg in 1596 zijn beslag. Van 1672 tot 1674 hadden de katholieken de kerk weer in bezit. Zij konden dit door de steun van het Franse leger onder leiding van Lodewijk XlV. ln de tijd van de hervorming werd Didam van kerk en Herder gescheiden.Zij konden slechts in Wehl, Zevenaar en Elten kerken. Toch trouwden bijna alle Didammers in de Hervormde Kerk, Ook lieten zij daar hun kinderen dopen ( was wettelijk verplicht ). ln 1698 probeerden de Didammers zelf een nieuwe kerk te bouwen, d.w.z. men bouwde een schuur die als kerk gebruikt zou worden in het buurtschap de Heegh. In 1699 werd de kerk van hogerhand gesloopt. De Didamse katholieken bleven voorlopig zonder kerkgebouW doch zij hadden vanaf 1672 wd een pastoor. ln 1716 kocht Jonkheer B.A. v.Erp, wonende op havezate " De Heegh ", eên boerderij die stond op de plaats van de tegenwoordige Martinuskerk. De deel en de stallen werden ingericht als kerkruimte, het woongedeelte werd pastorie. ln feite was dit de start van de huidige Martinusparochie. Het kerkje van 1716 voldeed tot 1 837. Toen gaf pastoor G.ïroost de timmerman PVerwayen uit Arnhem opdracht een tekening en bestek te maken voor een nieuwe kerk die naast het kerkje van 1716 werd gebouwd. Het ministerie van Waterstaat
Kerkgeschiedenis Didam
-
schonk voor de trouw fl. 10.000, subsidie. Daar de Waterstaatskerk op den duur veel te klein werd, maakte pastoor Otten in 1901 het plan om een nieuwe reusachïige kerk te bouwen.Aaftsbisschop Mgr.van de Wetering schonk eclrter geen goedkeuring aan de plannen van pastoer
Architect J. Stuyt ontwierp deze pontificale kerk i.o.v het kerkbestuur en pastoor Otten.
Lengte
60 m.,breedte
36m.,
hoogte van de toren 45m.
Otten, hij verdeelde Didam in drie parochies. De Waterstaatskerk bleêf en daarnaaslverrezen kerken in Loil ( 1910) en Nieuw-Dijk (1911). Dit gebeurde onderhet pastoraatvan Deken G.H.Reuvenkamp ( 1908-1946).Loyaalvoerde deken Reuvenkarnp de opdracht van de bisschop uit,om in Didam twee nieuwe kerken te sticlrten. Elke nieuwe kerk kreeg van de hypothêek Martinusparochie f. 30.000, en mocht maximaalf. 10.000,
-
Nieuw-Diik
rlb--
Loil hr--
Moederkerk H. Martinus
Kerkgeschiedenis Didam
-
opneÍnen. De Madinusparochie bleeÍ zo snel groeien dat deken Reuvenkamp têgen het einde van zijn leven nog begon te denken aan aÍbraak en vernieuwing van de lv/iartinuskerk. Zijn opvolger pastoor A.EA.Janssen peinsde in dezelfde richting en begon te kollekteren. Maar opnieuw stak het bisdom een spaak in hetwiel. De Didamse Ned.Heruormde Gemeente had haar godsdienstbijeenkomsten en diensten 350 jaar lang in de voor
haar veel
le grote Lieve Vrouwekerk
gehouden.
ln
1950 deelde de
N.H.Synode aan Kardinaal de Jong mee dat de katholieke kerk de kans hadden orn de kerk aan te kopen. Dit kreeg zijn beslag in januari 1954. De Hervormde Gemeente CIntving Í. ?25.000, - en bouwde een mooi praktisch kerkje en een jeugdgebouw. Voor pastoor Janssen brak een zware tijd aan. Behalve de zorg voor zijn 6250 zielen tellende parochie kreeg hij ook nog de last van de kerkrestauratie en de stichting van een nieuwe parochie, Cp 11 juni 1961 vond de Consecratie plaats van de gerestaureerde Lieve Vrouwekerk en op deze datum was er dus een nieuwe parochle ontstaan. lrr 1977 werd de oude Waterstaatskerk St.Martinus afgebroken en werd de huidige moderne kerk gebouwd. >> Jan Beursken.
Even voorstellen
Henk van Beek
:
Kennismaking met H.M. ( Henk ) van Beek. Hijwerd geboren in Loil op 10 mei 1 91 3. Op leugdige leeftijd besloot hij priester te worden en vertrok naar Boxtel alwaar hij op het semenarie kasteel " Stapelen " zijn eerste opleiding genoot. Noviciaat en filosofie volgde hij te Tournais Namur ( België). Hijwerd leraar klein seminarie te Boxtel in 1935 en studeerde theologie te Leuven ( 1936-1940). Tijdens de ooriog verbleef hij te Duinkerken en maaktedaarde zware Duitse bombardementen mee. Zijn priesterwijding was op 21 juni 1941. Hij vervolgde zijn studie aan de universiteit te Nijmegen en Leuven tot 1947. Gedurende 1947-1951 vras hij aalmoezenier in Indonesie. Daarrra werd hij emigratie-aalmoezenier, dit eindigde in 1953. Ook was hijtot 1961 aalmoezenier onderofficiersschool, Verder fungeerde hij als assistent-psycholoog van prof. de Calon 1964-1963. Naast zijn normale werk had hij nog speciale activiteiten zo was hij verbonden aan o.a. de $.O.S. en stichting Correlatie. Hij was meewerkend aalmoezenier bi.[ de evacuatie psychiatrisch ziekenhuis van Bandoeng naar Nederland ; en aalmoezenier bij hettransport van Ambonezen naar Holland. Journalistiek was hij verbonden aan Radio Palembang en was hij spreker tijdens de nationale herdenking voor de K.R.O. radio. Zoals U ziet is hij een veelbereisd man die ook graag de pen hanteert. Hij heeft geschreven over : 1. Paul Gaugain 'n heilige zondaar 2. Een geloof van beton breekbaar als porcelein 3. Als een grashalm
boven het maaiveld. Ook schreef hij artikelen in diverse kranten en weekbladen. Door zijn studie en reizen kwarn hij in contact met o.a. Stijn Steuvels en Antoon van Duinkerken en sprak hij in augustus 1939 met Mariette Beco de zieneres van Maria van Banneux. Veel indruk maakle op hem o.a.het bezoek aan de Boroboedoer op Java ( Boeddhistische katechismus in steen )en reizen naar Aloiers Panama en Tahhi. >, Jan Beursken.
Kerkgeschiedenis Didam
Een && Specia[ Magazineo' over de kerkgeschiedenis ïían Didam.
N.H. Kerk in on9.1915;toren was tot 1842 voorzien van spits
Als inleiding op dit bijzondere nummer van Samen Onderweg heeft 't waarschijnlijk zin, ons even aÍ te vragen, wat geschiedenis schrijven eigenlijk betekent. De meest s!mpele definitie van geschiedenis schrijven is : beschrijven wat geschied is ! Kerkgeschiedenis is dan bestudering van de activiteiten van de kerkelijke herder en de gelovige mensen en de invloed daarvan op kerk, parochie en samenleving. De geschiedenis van 't Didams kerkgebouw, loopï nlet parallel met die van de parochie, door de broedertwist in de reformatietijd ontstond er een historische pijnlijke breuk, die wij in deze tijd van oecumene wat beter verwerken, dan de gelovigen van toen. Al ervaren wij de gevolgen ervan, toch niet als " helemaal voorbij" I Op zoek naar de bronnen : Voor de geschiedschrijving zijn er getuigenissen nodig die gelijKijdig of zo dichtstmogelijk bij de gebeurtenissen hebben gestaan. Over de beginperiode van de Didamse Kerk, is tot op heden weinig bekend. Daarover hebben wij geen archiefbronnen, oorkonden of andere literaire bronnen. Blijft voor ons van die eerste eeuwen alleen : : de oude kerk zelf en de toren die pas later is gebouwd !, De stem vanuit de galmgaten die eeuwenlang heeft verteld overfeest enverdriet, geluk en rampspoed isvoorons niet meer te hcjren, mogelijk spreken de "Oude stenen" nog êen eigen taall! Aan cJe Maliesingel 38 te Utrecht, worderr archivalia bewaard vanaf 1853, 't jaar van 't herstel van de bisschoppelijke hiërarchie, sommige eerdere gegevens berusten in 't RijksarchieÍ te Utrecht, Alex.Nurmankade 201. Toch zijn er wat fragmentarische studies van de auteurs" A.G. van Dalen o.a. in GeÍderse historie in de Liemers, 1971 uitgave van Nijgh en Ditmar'sGravenhage, ook in de brochures van o.a. uitgeverij Liemers Lantaern, Zevenaar 1966. Nol Tinneveld ; in "Historische aantekeningen." Thoben offset, Nijmegen, 1984, Pastor L.van de,r Heyden, vroeger kapelaan in de Martinus te Didam : ín geschiedenis dér Parochie Didam,te Utrecht, 2e uitgave, ook de heer Th. Goossen uit Zevenaar en de heer Tomas, van de Historische vereniging Didam, hebben meerdere artikelen gepubliceerd in " de Liemêrs". Een wetenschappelijk verantwoorde uitgave over de kerk in Didam is nog niet verschenen I Pastor B.Reerink komt de eer toe als eerste, hiervoor een stimulerende uitnodiging te hebben doen uitgaan. Ook al heb ik zetf enige kennis van archeologie en historische kriÍiek (Universiteit Leuven ) ik heb niet de pretentie mij 'n deskundige te noemen, zelfs geen amateur-historicus. Gevonden deelstudie geven echter voldoende stof voor een verantwoord verhaal. lk maak geen gebruik van 't wetenschappelijk jargon, maar spreek de taal van de veftelleq die probeert de "sfeer" en de " interesse" op te wekken, voor wat meer aandacht voor de Middeleeuwse Mariakerk te Didarn, waar reeds menige toerist bewonderend om heen liep I Teruglopend door de historische werkelijkheid, zullen we vrome legendes en komische anecKerkgeschiedenis Didam
dotes niet vergêten ! Mogelijk vindt U ook nog even te tijd als geinteresseerde de Kerk even van binnen te bekijken,
Kerkgeschiedenis tot aan de ReÍormatie:
Didam behoort tot de oudste plaatsen van de Liemers : ln een oorkonde, vermeld in het boek van D,R. Post " Eigenkerken", blijkt dat op 7 Íebr. 828 Gerward van Sandward een erÍenis had gekregen, bestaande uit "goederen" gelegen in'tdorp Theodem ( Didam). Hijschonkdezeerfenis aan de H.Maartenskerk in Utrecht. 't Christendorn werd hier geprediK
door Willibrord vanuit de Martinuskerk in Emmerich. Deze kerk werd beschouwd als de Moederkerk voor de parochies in dit gebied, tot in de 18e en zelfs de 19e eeuw, kwamen de kerkelijke benoemingen van uit het Aaftdiaconaat Emmerich, dat hiertoe gerechtigd was door de bisschop van Utrecht. Het eigendomsrecht van een kerk was oorspronkeliik vaak in handen van de kerk zelf, een klooster, een bisdom of een heerser van een gebied. De bezitter van de kerk, was eigenaar van de inkomsten, hij droeg de pastoor en de koster voor têr kerkelijke bevestiging. Hij schonk de inkomsten aan eên geschikte kandidaat die dan benoemd werd b.v. door de Aartsdiaken van Emmerich. De patronaatsrechten van de kerk bleven tot ver in de middeleeuwen toegekend aan landelijke heersers. De
kerk van Sint Maarten in Utrecht, gold wel als een grootgrondbezitter, deze beleende 't patronaatsrecht o.a. aan de Heren van Bergh, voor wat betrof Didam. In de z.g. " Heerlijkheid" Didam bestond er in 1340 reeds een bekend Kasteel, volgens de aanwezige plattegrond even groot als kasteel Bergh nu. Het had een grote uitstraling in dit gebied. Aanvankelijk behoorde het toe aan de Graven van Meurs, later aan de van Walravens.
Een Didammer, bisschop van Utrecht ?
ZelÍstandige parochie
:
!
Een oom van de Walravens was proost te Emmerik. D.w.z, hooÍd van het Kerkelijk Kapittel. Dirck Walraven was in 1419 aartsbisschop van Keulen
. In 1438 blijk 'n graaf Walraven, bezitter van 't kasteel Didam op onwettige wijze tot bisschop van Utrecht gekozen te zijn door het omkopen van kanunniken, hij werd afgezet. In 1448 werd het kasteel verkocht aan de Heer van Bergh. Zo kwam 't kasteel en de heerlijkheid Didam in één hand I Het kasteel lag in de kromming van de weg naar Babberich, ongeveer op de plaats van Huize Dijk van dhr. v. Lieshout ! Het kasteel brandde af in 1502 en werd niet herbouwd, alleen het oudste gedeelte de mogelijk vroegêre romeinse toren ( Bergvrede) bleef nog bestaan tot de sloop in 1606. In de kelders vond men nog 'n ingemetseld lijk, bij aanraking verviel het in stof. Men heeft wel eens gedacht, dat het 't lijk van Drusus kon zijn geweest. Vroeger schijnt men hier overleden Romeinse officieren in de kasteelkelders te hebben bijgezet. Rond 1200 is er in Didam al sprake van een zelfstandige parochie : In de lijst van goederen toebehorend aan het klooster Bethlehem te Doetinchem staan ook bosgronden vermeld (o.a. te Loil) behorend tot Didam. De kerk en de pastoor was het toegestaan om varkens daar te laten zoeken naar eikels e.d. Over het parochieleven van de eerste êeuwen weten we niets. De eerste pastoor, Willem van Wischel, die we ontmoeten doet in 1322 juist aÍstand van zijn Fastoraat. De Heer van Bergh vergaf het pastoraat van Didam met inkomsten aan Hendrik van Wischel, deze was echter niet tot priester gewijd en zorgde ook niet voor een gewijde plaatsvervanger. Door bemiddelingvan Rome, in 1330, werd Arnt Gruters Kerkgeschiedenis Didam
pastoor te Doetinchem, tevens benoemd in de parochie van Didam op voorwaarde dat in geestelijke bediening werd voorzien. De namen van de pastoors bij de brand in 1367 en de herbouw in 1370 zlJn niet bekend. Meerdan 100 jaar later, in 1475, wordtweer een naam genoemd : Pastor Gerlachus Nolwick. ln 1492 was WolÍerd van Medembllck pastoor in Didam. ln 1493 schijnt er een moord oÍ een andere misdaad in deze kerk te hebben plaatsgevonden, want de kerk moest door de vicaris-generaal van Utrecht opnieuw worden ingewijd : gereconcilieerd. Van 1498 tot 1527 was in Didam het pastoraat en de pastorie toevertrouwd aan een priester van het bisdom Keuten nl. Hendrik van der Well. ln 1527 werd door de Heer van Bergh voorgedragen als pastoor: Magister Frans van Groenen (1527-1572). Op 23 december 1527, 's morgens om 9.00 uur werd hij geihstalleerd door de Aartsdiaken van Emmerich. De nieuwe pastoor ontving de sleutels van de kerk, missaal etc. en moest 5x aan het klokketouw trekken. (aldus Heer Tinneveld uit het archief van het Bisdom).Onder zijn pastoraat vond er een manslag plaats op het kerkhoÍ en in de kerk en moest de kerk weer gereconcilieerd worden. Tot aan de vlucht van de Heer van Bergh in de tiJd van de zgn. "nederlandse beroerten" worden nog verschillende pastoors en priesters genoemd, verbonden aan de kapellen In de verschillende adellijke huizen met een Íundatiealtaar, waaraan inkomsten warên verbonden en het verplicht lezen van 2 of 3 missen per week van de overleden persoon.
Godsdienstig leven van de Hervorming.
Er was ook hier in de nog Íeodale kerk een overschot aan priesters : één op de 180 inwoners , d.w.z. een op de 30 gezinnen. De godsdienstige beleving was een andere dan nu. De kennis van de godsdienst was gering. Het priesterkool groot uitgevoerd, was een soort theater waar veel hoogmissen en Requiemmissen werden opgedragen , vaak met pompeuze processies en vele feesten van Heiligen ; meer Íeestdagen dan zondagen in het faar. Dit alles is na te lezen bij Huizinga in Herfsttij der Middeleeuwen. Pastoor Fr. van Groenen is voor Didam een zegen geweest, hij heefi door zijn verantwoorde preken de wortels van het geloof verdiept in de parochie. Zijn opvolger, Pastoor C. Buddinck was de laatste pastoor voor de Hervorming. De heruorming in Gelderland kwam later dan elders.
De Priesterliike stand.
Het bezetten van kerkelijke ambten was in de middeleeuwen een zaak van de feodale rnaatschappij geworden. Hoge ambten werden verleend aan vorstelijke en hoog adellijke peÍsonen. De lagere clerus kwam uit de
ridderschap, rijke boerenÍamilies en gegoede burgerij. Het clericale bestaan werd een toevlucht voor zonen voor wie op het vaderlijke bezit geen emplooiwas. Bij de overheid waren weinig baantjes, de kerk was bijna de enige instelling waar nog baantjes waren te vinden, ook met een bescheiden bêstaan, men zocht er dan iets bij. Voor een teveel aan geestelijken was er te weinig werk. Daardoor liepen sommige priesters de taveernen af voor een biertje. Sommige priesters ging het meer om een gemakkelijk baantje met een inkomen. Na de morgendienst ging de een studeren, de ander zocht elders vertier. Het intellectuele peil van de geestelijke stand was vrij hoog, sommigen zelfs met een academische graad. Velen hadden de ontwikkeling van een middelbare school, bv. de tátijnse schoolte Emmerich. Het intellectuele peilwas goed, het morele peil minder of anders. Meerdere geestelijken waren gehuwd, bv. Pastor Kerkgeschiedenis Didam
van Groessen J. Vallick, die zijn vader opvolgde. (zie graÍstenen aldaar). Tot aan het concilie van Trente werd het kerkelijk gebod van het celibaat niet streng gehandhaafd. Twintig procent van de geestelijken was getrouwd. Het kerkvolk heeft er zich ook niet bijzonder aan geërgerd in die tiJd. De hervormingsgezinden namen in 1590 te Didam de kerk van de katholieken in bezit. De katholieken protesteerden en probeerden de eerste predikant te verjagen, die in 1596 was benoemd. Hii vertrok teleurgesteld in 1597 !
Katholieken terug in €igen kerl< !
De Franse bezetting van een gedeelte van ons land leidde tot gunstige
oplossingen voor de Didamse katholieken. De oude dorpskerk werd teruggegeven aan de katholieken (1672-1674). De pastoor van Wehl, pastoor Nelissen, wijdde in opdrachtvan de Franse kardinaal de Bouillon, de Mariakerk weer in voor de eredienst : de katholieken gingen weer vrij ter kerke en trokken op sacramentsdag triomfantelijk in processie door het dorp, er werd weer gedoopt, en getÍouwd in de eigen kerk ! ! Sommige katholieken gedroegen zich soms rancuneus t.o.v. de protestanten. ln Zeddam bv. verkochten de roomsen de avondmaalsbekers etc. van de hervormden. Protestanten werden verplicht hun huizen te versieren voor de sacramentsprocessie ! ! ! Na het vertrek van de Fransen, wilde de overheid de oude toestand herstellen van voor de bezetting. Op een zondag kwam een commando soldaten onder de preek de Mariakerk binnen, maar de pasloor bleef preken en preken..... een echte preek zonder eind, hij herinnerde zich ineens dat die zondag de verjaardag was van de kerkwijding en begon een processie en het kerkvolkdrong de soldaten de kerk uit ; de militairen verstopten zich in de.pastorie en schoten vanuit de ramen ; niettegenstaande enige gewonden, ging de processie en de mis toch gewoon door. De pastoor, en ook enige protestanten die tegen de gang van zaken hadden geprotesteerd, vrerden later gevangen genomen. Detijd was nog niet rijp voor wezenl'rjke verandering. Overal werden de katholieke kerken weer bezet door de protestanten . Soms raakten de gemoederen van de katholieken zo verhit, dat ze ook tot harde acties overgingen.
Afbraak Roomse noodkerk.
Hoewel de gereformeerde gemeente in Didam steeds klein is gebleven -in 1637 vermeldt het register slechts 88 leden, in 181 7 100 leden - werden
en bleven de protestanten met behutp van de provinciale overheid, eigenaar van de kerk, de pastorie en alle goederen. De katholieken, nog steeds inde rneerderheid, mochten gêen nieuwe kerk bouwen , ook geen noodkerk. De katholieken hielden in het geheim diensten in hulskamers,
soms in een schuur. Zweruende paters uit Emmerich of Kleve en Elten verzorgden allerleidiensten, ook doopsel en anderen sacramenten. Vaak droegen zij een inklapbaar altaartje nnet zich mee. Soms waren er ook diensten in de openlucht, in de Heegh schijnt een berkenboom te hebben gestaan, die men de "kerckenberck" noemde. Soms werd daar een altaar gemaakt van graszoden en een preekstoel van plaggen. Na de dienst werd alles weer opgeruimd. Nu en dan was er een predikant die een Roomse dienst verstoorde. In 1698 begonnen de katholieken weer een kerkschuur te bouwen aan de Weemstraat, op een terrein van de Heer van Erp van de Heegh. Geertje Baers vertelde aan haar vriendin, de dienstmaagd van de stadhouder Dirck Roelandt "heb je de schuur al gezien, die onze kerk zal worden ?", Kerkgeschiedenis Didam
ook de meid van de predikant hoorde ervan. Op bevel van het Hof, werd
de bouw gestaakt en de afbraak werd verkocht ten behoeve van de armen. Toch was dit het begin van meer vrijheid.
Katholiek gelooÍ behouden en in 1837 njggwg kerk gebouwd.
In de loop van de 19e eeuw werd de politiek verdraagzamer. Koning Willem I wilde verzoenend optreden tussen protestanten en katholieken. l-lij vond wat hen verbond :de moraal, belangrijkerdan wat hen scheidde : de geloofsleer. Ook hoopte de koning , dat in gevalvan een conÍlict de katholieken meer naar hem zouden luisteren dan naar de Paus : nog altijd een buitenlands staatshooÍd. In 1716 kocht Jonkheer B.A. van Erp, wonend op de havezate "de Heegh", een boerderij, die stond op de plaats van de latere Marlinuskerk. De deel en de stallen werden ingericht als kerkruimte, het woongedeelte werd pastorie. Het kerkbestuur, waarin ook de heer Nicolaas van Wayop, bewoner van huize "Loil" werd opgenomen, ondervond weinig last meer. lntussen werd de kerkruimte in deboerderijvan Jonkheervan Erpte klein, en ook zo bouwvallig dat een andere oplossing nodig werd. Dan gaÍ pastoor G. Troost de timmernran P Verwayen uit Arnhem opdracht een tekening en bestek te maken voor eên echïe nieuwe kerk. Er werd volop geÍantaseerd over de nieuwe kerk; er moest plaats zijn voor 1400 personen, twee personen per m2, er moest een altaar zijn, een preekstoel
etc. , maar vooral ook een hoge toren, zoals die van de "vroegere" Mariakerk, met een goede klok, om de katholieken ter kerke te roepen, want een "uunarerk" bezaten die mensen nog niet. Daarbij , velen woonden meer dan een uur lopen van de kerk vandaan.... ! De hooÍingenieurvan waterstaat keurde het plan voorde kerk goed, maar waar moest het geld vandaan komen ? Na vele bezuinigingen op de aanbestedingsprijs, zou de bouw nog f 18.000,- moeten kosten..,. dan schonk koning Willen | Í 10.000.- aan de Didamse katholieken. Dit bedrag kon pas ontvangên worden als de katholieke bevolking eerst zelf het ontbrekende bedrag had verzameld ! Er werd gecollecteerd, nog mêer bezuinigcl ; de toren werd een torentje, de kerk begon toch weer op een schuurte lijken In andere dorpen werden deze waterstaatskerken met dezelÍcle bezuinigingsmaatfegelen geconfronteerd ; zo stelde men in Etten voor de pastorie en de
kerk onder een dak te bouwen. Drie jaar lang werd er in Di-
dam geld
ingezameld...,
medio decemberl 837 werd de "Waterstaatskerk plechtig ingewijd. In de archieven heetzo'n kerkgebouw ; "Neoclassicistisch". In 1977 is de
moederkerk afgebroken, en een kerk in moderne archi-
tectuur gebouwd, en leven wij in de oeculnene !
Kerkgeschiedenis Didam
Flattcgrond Didamse Lieve Vroufuekerk,
Toren en kerk als moRument.
>> a
= €ersre kerkie elfde eeuw. Toen deze eerste sfenen kerk te klein werd verving men haar door een íangere (a+b) d: Priesterkoar gebouwd rond 140A f= Toren gebouwd rond 145A Didam moet een parochie geweest zijn, die er financieel niet slecht voorstond, De pseudo-basilieke kerk met rnaclrtige goiische toren zou in een slad niet misstaan hebben. ln Didam woonden nogal wat adelijke famiiies op de talrijke havezathen die de parochie de nodige glans wilde geven. Aan het einde van de 15e eêuvr, tijdens de 80 jarige oorlog schijnï de kerk opnieuw door brand geteisterd te zíjn. Vermoedelijk zijn bij de brand de gewelven van het prlesterkoor het middenschip en de zuidbeuk (h) verloren gegaan. Het priesterkoor kreeg in 1619 een nieuw stenen gewelf, het midclenschip een houten zolder. Al weten we weinig over de begintijd van de Didamse Mariakerk, toch is het boeiend deze ontdekkingtocht in de geschiedenis te maken. Volgens N. Tinneveld zijn het priesterkoor en de toren te dateren rond 1450. ïoch wordt het dorp en wat kerkelijke bezittingen a[ eeuwen eerder vermeld. Maar eerst willen we zien wat het tegenwoordige gebouw als monumenï ons te veÍïellen heeft.
Bij de restauratie van 1956-1961 werden de fundamenten ontdekt van twee eetdere Hallekerken,(a-rb) de fundering lrestond uit zwarte ijzerslakken afkomstig van een prirnitieve ijzerwinning uit hier in de grond aanwezige rode oerbanken. in de vroegere Zinderdijkweg, lopend vanuit Didam via Wehi naar Wijnbergen zijn op vele plaatsen restanten van de oerverbranding gevonden. Thans ligt deze weg gecleeÍtelijk onder de autobaan. Beide hallekerkjes vr'aren even breed als het huidige middenschip, alleen de laatste kerk was wat verlengd. Het eerste kerkje (a) werd mogelijk gebouwd in 1 100 en evenals de vergrote kerk (a + b) gebouwd van tufsteen, wit-grijze natuursteen afkomstig uit het Eifelgebergte en kostbaar door heï vervoer over de weg oÍ het water.
Help !, onze kerk staat in brand.
Die kreet klonk op een bepaald momênt, in de nacht, gedurende de winter, door de dorpsstraat. ln het midden van die 14e eeuw was er nog geen brandpreventie in de dorpen, laat staan apparatuur om te blussen. De enkele honderden huisjes van hout en leem hadden rneeslal nog Kerkgeschiedenis Didam
10
strooÍen daken. De kerk was nog niet veruvarmd, de verlichting in de kerk bestond uit vetpotjes en fakkels. Ook waren er mogelijk al kerkgangers van verre gekomen, die ln een van de vele herbergen een aarden pot met gloeiende houtskool huurden voor in de stooÍ in de kerk , otwel een kruik heet water. De meestê mensen waren wel snel op straat met leren en houten emmers water, ergens uit een niet bevroren put of kolk, want de middeleeuwse dorpelingen gingen in de winter met de kleren aan naar bed. De monniken deden dat'ook, met de plj aan, in de zomer uit boetedoening. Veel te blussen is er niet geweest want de kerk brandde af. Ook elders zijn meerdere malen hele dorpen rnet houten huizen afgebrand. In het dorp Wehl brak ln de 17e eeuw eens een brand uit die alle huizen , op 3 na, in de as legde. De vlammen werden al door de storm naar de kerk gedreven. Toen viel pastoor P Nelissen (1671-1723) op z'n knleen en beloofde aan Maria van Kevelaer, midden op straat, dat hij met zijn parochianen barrevoets een bedevaart naarde genadekapel zou maken, als de kerk gespaard zou
blijven. Op datzelfde ogenblik N.H. Kerk, nu Mariakerk,
draaide de wind en de kerk bleef
ln het laar 1742.
gespaard. De blote-voeten plocessie is hij nagekomen. Aldus het verhaal 'van de Zevenaarse archivaris Theo Goossen. Dat de Didainse kerk midden 14e eeuw is afgebrand weten we uit een schrijvenvanuit Rome, 21 oktober 1367, waarin aan allen die de helpende hand wilden uitsteken een aflaat werd verleend van I jadr en 400 dagen Dit was nu juist iets waar Luther zich later zo kwaad over kon maken. Keren we nu terug naar de oude toren en de kerk van Didarn als gebouw. Door vele deskundigen wordt deze kerk, in het gebied van hier tot aan Keulen, beschouwd als de meest karakteristieke vedegenwoordiger van de nederrijnse late gotiek. De kerken in Xanten, in Kranênburg enz. zijn "familie" van onze kerk ; de forse toren van baksteen, bedekt door tufsteen, heeft sobere trekken met de typische versiering van naast elkaar geplaatste ondiepe nissen met maaswerk. Aan de vroegere gotische ballustrade van Baumbergersteen boven in de toren, is het benedengedeelte schijnbaar nog aanwezig: De gotische spits is helaas vanwege verrotting gesloopt en tot op heden niet herbouwd. Wie richt een comite op voor restauratie van de torenspits, thans staat er een dakbedekking als een soort pastoorskalotje op, tegen alle architectuur- en stijlgevoel in ! De nissen van de toren vertonen een patroon met cirkels en visblazen
gebruikelijk in de 15e eeuw. Opvallend bij deze toren zijn de twee overhoekse steunberen, aan de westz[de. Kerkgeschiedenis Didam
11
De ongeveer vijÍ eeuwen oude Didamse torên, behoort tot een van de markantste laat-gotische torens van het Nederrijnse type. De bouwers van detoren en het schip hebben zich waarschijnlijk laten inspireren door de bekende kerkenbouwer Gisbert Schairt uit Zaltbommel. Hij realiseerde o.a, de kerk van Kranenburg, hij werhe mee aan de Dom te Xanten, aan de Stevenskerk te Nijmegen. Gisbert was in details van zijn architectuur sterk "Keuls" georiënteerd, de manier van toepasslng kreeg steeds een meer locale kleur, en daaruit groeide in die jaren eên "nederriinse bouwtrant", waaryan Didam zo'n karakteristiek voorbeeld is, J. van Agt zegt in een artikel "De oude kerk van Didam", in het gedenkboek "Dr. J.H.v.Heek (uitgave gebr. leonards, Didam ). "Zo ls de kerk van Didam de mooiste dorpskerk van de Liemers , vsruant aan de monumentale scheppingen
van een van de grootste Gelderse bouwmeesters van de 15e eeuw; Gisbert Schairt.
Een oude graÍsteen
Er is nog een andere monurnentale bron in de kerk aanwezig ; een zwart hardstenen grafsteen, 300 cm bij 158 cm, met het jaartal 1 529. De wapens op deze steen z'rjn verbonden met de namen van Van Delen, Van Bemmel, Van Boetzelaer en de van Lennips. De van Lennips bewoonden tot het einde van de 1 6e eeuw de havezathe
"de Heegh, en behoorden tot de belangrijkste adel van het graafschap Bergh. Deze monumentale bron zwiigt verder als het graf. De kunstschilder Maximiliaan, Kitzinger woonde van 1855-1855 In een herberg, welke stond op de plaats van het tegenwoordige Albertusgesticht. Hij tekende deze grafsteen na, die tekening is bewaard in het gemeentemuseum te Arnhem. ln het begin van de 16e eeuw brak het rijksbestuur de hallenkerk af, toren en koor bleven bestaan; en zo ontstond het tegenwoordige driebeukige middenschip. Op het einde van de 16e eeuw schijnt de kerk opnieuw gedeeltelijk door brand geteisterd te zijn geweest. Zo bleven de Didammers aan het restaureren.
Het vroegere kerkhof strekte zich uit tot ver in de huldige straten, bij opgravingen van de nutsbedr'rjven, bv. in de Kardinaal de Jonglaan, werd nog een gietijzeren kruis met corpus gevonden. Een werkman nam een schedel mee naar huis en maakte er esn asbak van ! Napoleon heeft het begraven binnen de kerk, soms.tot 6 lagen, verboden om hygiënische redenen en vanwege de geur in de kerk. Bijde restauratie van de Mariakerk werd ook het fundament van een oud hooÍdaltaar teruggevonden, vlak voor het nu verhoogde priesterkoor, dat
op 1400 wordt gedateerd. Viittig jaar later werd de gotische toren opgêtrokken uit baksteen, bekleed met tuÍsteen van de vorige kerk.
Bewaarde kunstschatten
Heiligenbeelden op zoek naar eigen identiteit. Opmerkelijk in het interieurzijn de kraagstenen, die invloeiende sculptuur overgaan in de kapitelen van de steunpilaren ;32 mooi gebeeldhouwde kopjes met een duidelijk middeleeuwse mimiek . Ze zijn van zandsteen, ongeveer 1500 (vaak stonden gewone dorpsbewoners hiervoor model). In het blinde venster in de zuidmuur van het priesterkoor, komen van onder de kalklagen twee baldaki.ins tevoorschijn, met 2 verscholen heiligenfiguren, die liever anoniem blijven. Dancine Stork ontdekte deze Kerkgeschiedenis Didam
12
Íraaie oude schilderingen reeds eerder en zorgde dat ze niet overgewit werden. Bij de eeuwengeleden overname van de Mariakerk door de Reformatie, werden de ongeveer zes fundaties (altaren) ên het hoofdaltaar verwijderd als paapse aÍgoderij-objecten, daaronder ook het altaar van Maria ter Sneeuw. De inventaris van de vroegere hervormde kerk bestond rond 1900 uit een zeskantige preekstoel met toogpanêlen (1700), De koperen lessenaar droeg het iaartal 1713. Op een offerblok stond 1664. Ook was er nog een koperen kaarsenkroon met twee rijen van elk zes armen, aanwezig in de huidige Mariakerk. Zes van de acht heiligenbeelden in de Mariakerk zijn aÍkomstig uit de vroêgere Martinuskerk en nu geplaatst in de Mariakerk, Het beeld van Petrus is geloogd en gebeitst en duideliik geidentificeerd door de "sleutels", begin 1900. Het Paulusbeeld is van gebeitst lindenhout met als statussymbool een zwaard. De Heilige Barbara met toren is van eikenhout, en neogotisch uit de 20e eeuw. Het Mariabeeld van de benedictijn Boelaers, uit het midden van de 20e eeuw is mogel'rjk geinspireerd op een 15e eeuws beeld van Adriaan van Wezel. De beeltenis van JozeÍ is beschilderd in imitatie-eiken, 19e
eeuw Ook is er nog een beeld van de Heilige lsidorus, uit 1 923. Over de identiteit van de beelden van twee bisschoppen, bestaat geen zekerheid. Ze stammen uit de 19e eeuw. Zijn het Willibrord en BoniÍatius, of de H.H.Ambrosius en Augustinus ? Het is voer voor kunstkenners. Hetzelfde geldt voor de vier waardevolle laat-middeleeuwse beelden, die vroeger in de oude Mariakerk hebben gestaan en thans zijn opgesteld in de nieuwe Martinuskerk. De eerste figuur met de giftbeker en het bevrijdende zegengebaar schljnt op Johannes te duiden. Prof. Timmers zegt hiervan :"De iconografie, de gestyleerde haardracht, en de gewaadsdraperie, verwijst naar de Gelderse kunst in het gebied vàn de Nederrijn uit de 15e eeuw. Een tweede beeld, dat Paulus zou kunnen voorstellen, mist het zwaard, waarop de rechterhand eens heeft.gesteund. Dit beeld herinnert door z'n allure eerder aan de cultuursfeer rond Kalkar, Het derde beeld, dat met gebogen hoofd, een boek lezend, stelt volgens sommigen de Apostel Thomas voor. Het vierde beeld dat wordt gezien als dat van Jacobus de Mindere, zal ook zijn ontstaan in de 15e eeuq in het Gelders kunstgebied. Bovengenoemde beelden z'rjn helaas eerder al ontdaan van hun po' lychromie (beschilderingen). In de middeleeuwen beschouwde men de beeldhouwer als een ambachtsman, maar de schilder als een kunstenaar, deze laatste werd ook veel beter betaald dan de beeldsnilder. De allerbeste schilders als Jan van Eijk in Brugge, verrichtte dat werk ; door verÍ en verguldsel begonnen voor de middeleeuwen de beelden pas te leven. Henkvan Beek.
>
Johannes
Kerkgeschiedenis Didam
13
Pastoors in Didam Willem van Wischel : tot 1322 Hendrik van Wischel z 1322 (niet gewijd) Arnt Gruters : 1325..... Gerlachus Nolwick z 1475 Wolíerd van Medemblick: 1492-1498 Hendrik van de \tVell : Í498-1527 Franciscus van Groenen 1527-1572 = Cornelius Buddinck :..... tot 1574 Meerdere vicarissen waren verbonden aan de verschillende kapellen in
de adellijke huizen, waarin een "Íundatiealtaar van een heilige" was opgericht met "inkomstên" en de verplichting van 2 oÍ 3 H-Missen per week voor overleden familie. Van deze pastoors was een enkeling niet of nog niet priester gewiJd en moest hij het pastoraat door anderen laten uitvoeren. Sommigen van hen leefden in zgn. concubinaat, zonder grote ergernissen van de parochianen. De katholieken waren zonder kerk en officiële herder, maar naburige pastoors van Zevenaar , Wehl en Etten verzorgden ook zo veel mogelijk de zielzorg in Didam, Uit trouw- en dorpsboeken uit die tijd blijkt dat Didam bijna helemaal katholiek is gebleven.
Pastoors in Didam onder de Fransen en daarna Pastoor Paulus Nelissen uit Wehl
:
Reconcilieerde de oude kerk en gaf Ín opdracht van Kardinaal Bouillon, met als patroon Petrus en Paulus, waarschijnlijk de h/vee figuren die vanachter de witkalk vandaan kwamen in de Mariakerk.
Pastoor GodeÍriedus Mathàei : 1672-17 02 Toen de Fransen vertrokken bleeÍ hij hier op een schuiladres en hield kerkdiensten in het bos bij Kasteel de Heegh met een altaar en preekstoel van zand en plaggen.
Cornelius Breugel : 17O2-77O3 Franciscus Gualterus Tuynslijper i 1709-1717 Johannes van Galen 21718-1722 Schijnbaar afgezet vanwege zijn zucht naar drank. Johannes Molanus :17 23-1732 Lambertus Lamers :1732-1752. Hijvoerde in dat elke stoel in de kerk :
jaarlijks 4 stuivers moest opbrengen. Christophorus OÍÍermans : 1751-1767. Hij schafte het biechthoren op z"n slaapkamertje af;voortaan in het kerkhuis biechten.
Wifhelm Fr. Scheers
:
1767-1799. Hij telde 2000 communicanten in
Didarn
Joh. Stam:1799-1801. Zijn kapelaan werd tot pastoor te Netterden benoemd, maar hijvond die parochiete min voor hem en gooide pastoor Stam eruit en deze werd rector te Huissen. Pastoor Hendriksen werd in
Kerkgeschiedenis Didam
14
1819 pastoor te Gendringen, dan afgezet en met geweld uit de pastorie verwijderd en overleed in 1851 te Handel Johannes Henricusten Beest :31 okt. 1801-1809. Hijvonddepastorie verwaarloosd , en niets dan "drek in de hoeken". Gerardus Troost : 5 okt. 1809-12 jan. 1858. Hij legdeeen eigen kerkhof aan en vroeg en kreeg van de koning 10.000 voor een nieuwe kerk, deze werd gewijd op 24 okÍ. 't 837. Laambertus Henricus hlaag : 6 dec. 1842-17 nov. 1850, Hij was oprichter van de kruisweg. Antonius HulshoÍ: 28 jan. 185Í-19 sept. 1875. Hij stelde een ari,nenbestuur in voor 700 armen en bedelaars in Didam en omgeving. Een geschilderd portret van deze pastor is te zien in een bijgebouw van de Heilige Maftinuskerk. Petrus Josephus Tasset : 7 okt. 1875 - 7 jun. 1896. Carolus J.D. Otten: 5 juli 18SS - Í2 nov. Í908. $tichter van het
/
Hulshof
Carolusgebouw, breidde het Albertusgesticht uit. Begon in 1901 een penningfonds voor een ....Kathedraal. G.H.Reuvenkamp : 12 nov. 1888 - 29 okt. 1946. Gerardus Henricus Heuvenkamp werd 16 maart 1864 geboren tê Mastenbroek, priester gewijd te Utrecht 15 aug. 1B8B en in het jaarvan de wijding benoemd tot assislent te Stads{er-Apelkanaal. ln 1894 volgde zijn benoeming tot kapelaan aan de St. Lebuïnuskerk te Deventer, hij werd op 13 okt. 1905 pastoor in de H. Stede van Hasselt. Vandaar kwam hij als pastclor te Didam, na de dood van pastoor Otten, op 12 nov. 1908. Deze priester drukte een duidelijk stempel op de Didamse gemeenschap.
Tasset
Een pastoor in die dagen had ook bijzonder veel te vedellen. Met de burgemeester en de notai'is regelde hij een groot stuk van het Didamse leven. Enige jaren was deken Reuvenkamp bisschoppelijk inspecteurvan het Kath.onderw'rjs in het dekenaat Zevenaar. Naar het onderwijs ging zijn hart. Hij was bestuurlid van de R.K. Normaalschool ter opleiding van onderwijzers en onderwijzeressen te Têrborg. De R.K. Meisjesschool werd in 1912 belangrijk uitgebreid en een Nijverheidsschoolvoor meisjes gesticht. De openbare jongensschool zette de deken om in een Kath. Bijzondere ; het gebouw werd verbouv;d en tweemaalvergroot. ln 1912 mocht deken Reuvekamp de R.K. Land- en tuinbouwschool zien verrijzen en op 13 okt. 1936 de Streekschool voor moeilijklerende jongens en meisjes. Met een geheel nieuwe aanbouw aan het $t, Albertusgesticht werd een meer passende huisvesting voor ouden van dagen tot stand getrracht, Ook verrees aan het ziekenhuis een nieuwe, ruime kapel. Pastorie en kerk werden vergroot en gerestaureerd. Deken Beuvenkamp mocht met grote luister en geestdriftig medeleven van zijn parochianen zijn 25-, 40-, en S0-jarig priesterfeest, zijn 2S-jarig pastoraat, en 2S^jarig dekenschap herdenken, bijwelk laatste jubileum hij het officierskruis van Oranje Nassau mocht ontvangen. Het weekblad "De Liemers" heeft zijn ontstaan te danken aan deken Reuvenkamp. Hij bleef het blad steeds een goed hart toedragen.
Pastoor A.F.A.Janssen : 1946-1961 pastoor Maninusparochie; 1961Otten
1969 pastoor Mariaparochie. Pastoor Janssen werd in 1897 in Spijk geboren. In 1909 ging hij naar het klein-seminaire in Culemborg en vanaf 1926 bezocht hij het groot-semi-
naire in Rijzenburg. Op'15 augustus 1921 werd hij gewijd. Na zijn kapelaansjaren in Busloo en Arnhem werd hij in 1938 tot pastoor beKerkgeschiedenis Didam
15
noemd van Bedum in Groningen.
Reuvenkamp
ln t946 volgde zijn
benoeming in
Didam. Pastoor Janssen was een begrip voor Didam door zijn grote inzet en nrenselijkheid. Hij heeft veel goeds tot stand gebracht. Uitertijk rustig , maar met een heilig en onblusbaar enthousiasme stond hij bekend als de man die mede door zijn beCetcollectes het voor elkaar kreeg dat op 11 juni 1961 de oude Mariakerk plechtig kon worden geconsacreerd. Hierdoor ontstond de huidige parochie Maria Qnze Lieve Vrouwe van Altijddurende Bijstand. Het kon dan ook niet uitblijven dat hij de eerste pastoor werd van de nieuwe parochie. Tot 1969 zette hij zich in voor de gemeenschap. Om medische redenen volgde zijn emiritaat, L.G. Kolks : 1969-1977 Maria parochie ln de oorlog tot priester gewijd en daarna twee jaar kapelaan in Maarsen. Van 1957 tot'1965 was hij verbonden aan het philosophicum en werd daarna tot pastoor (plebaan) benoemd van de Kathedrale kerk (de Katrijnekerk). In de Utrechtse binnenstad onstond geleidelijk aan te veel
kerkruimte, dus werd besloten om twee parochies op te heffen. De geestelijkheid zou dan in teamverband het gebied bedienen. Pastoors werden overbodig. Pastoor Kolks heeft toen vrijwillig afstand gedaan van het plebaanschap, waarna de benoeming ïot pastor van de Didamse Onze Lieve Vrouweparochie volgde. J.F.F. Bácker : 1961-ï978 St. Martinus parochie. ln juni 1961 werd door kardinaal Alfrink tot nieuwe pastoor van de St. Martinusparochie benoemd prof. drs. J.F.F.Bàcker. Hijvolgde als zodanig pastoor Janssen op. Pastoor Bácker werd op 1 5 december 1 91 0 geboren in Arnhem en werd op 19 juli 1936 tot priester gewijd. Toen hij in Didam
Janssen
pastoor werd, had hij nog geen ervaring in het parochÍewerk omdat tot en met 1940 theologie studeerde en van 1942 tot het eind van de oorlog kerkgeschiedenis doceerde aan het philosophicum te Slagharen. Daarna volgde hij in oktclber 1945 Kardinaal Alfrink op als professor in de H. Schrift aan het grootseminarie in Rijsenburg, en die functie vervulde hij tot juni1961 , toen hij pastoor werd in Didam, Gqed èn wel in Didam, vierde hij in juli 1961 zijn zilveren priesterfeest 1977-1978 lnterimperiode emeritus pastoof, F.A. Gilsing reeds woonachrig in Didam.
J-WH.Leisink : 1978-1987 Mariaparochie, Pastoor Leisink werd geboren te Drempt op 1 december 1937. ln '!964 werd hi! tot priester van het Aartsbisdom Utrecht gewijd en was achtereenvolgens kapelaan te Weerselo, Loenen en Enschede. Vanaf 1974 was hij pastor-deservitor van de St. Michael-parochie in Enschede. Pastor Leisink was tevens pastor-deservitor van de Martinusparochie. Toen pastor Leisink onverwacht naar elders veftrok kwam de parochie zonder priester te zitten. 1987-1988: Interimperiode pastor l-1. Jacobs nam de pastorale zorg waar. Zijn standplaats v'ias echter Duiven. In deze periode waszijn trouwe as$istent Emeritus pastor F.A. Gilsing. H.A.M. lJzereeÍ: 1978-1981 o.m,i. A.A.J. Langkamp : 1978-1990 o.m.i. Beiden St. Martinus parochie. Tevens mede-pastores van de Mariaparochie. . Pastor H.A.M. ljzereef werd geboren in 1928 te Borne. ln 1956 werd hij tot priester gewijd, waarna hij verïok naar de missie in Suriname tot 1966. Daarna heeft hij van 1967-1972 als missionaris gewerkt in South-West Afrika,het tegenwoordige Namibië. Van 1973-1978 was hij medepastor l
Kolks
Kerkgeschiedenis Didam
16
Bácker
van Unit Haaksbergen ën pastor van de Onze Lieve Vrouwe van Lourdesparochie. in 1981 moesl hij noodgedwongen vanwege zijn gezondheid stoppen met de pastorale zorg in Didam. Pastor A.A.J^Langkamp werd geboren te Haarle (Hellendoorn) 5 maart 1929. Hij werd tot priester gewijd 7 juli 1957 in het grootseminarie van de Paters Oblaten te Gijzegem (Belgié). Tot 1959 was hij parochie-assistent in Vrecien (Dld.) waarna hij verbonden was aan het huis van de Paters Oblaten in $antpoort (Haarlem) tot 1978. Hier was hij 16 jaar godsdienstleraar en moderatcr (íu!ltime) aan de r.k, L.T.$. "St. Petrus" te Haarlem. Van 1960-1978 was hij tevens geestelijk verzorger van het St. Elisabethgasthuis te Haarlem en bovendien van 1960-1964 aalmoêzenier van het huis van bewaring eveneens in Haarlem. B.H.M. Reerink : 1989-heden Bernard Fleerink is in 1951 in Steenwijkerwold in de kop van Overijsel
geboren. In zijn woonplaats heeft hij alle stadia van zijn opleiding tot onderwijzer kunnen volgen van kleuterschool tot en met de pedagogische academie. Ëenmaal lesgevend heeft hiJ in de avonduren theologie gestudeerd aan de lerarenopleiding van de Katholieke Theologische Hogeschool ín Amsterdam. Na zijn lerarenopleiding te hebben afgerond is hij aan het Ariónsconvict (de priesteropleiding van het bisdom Utrecht) en de KTHU in Utrechtverder gaan studeren waarna in 1983 een stagejaar
volgde in Zwolle. In januari 1984 stucieerde hij af en bleeÍ tot september in het onderwijs werkzaam, ondertussen de mogetijkheden voor een plaats als pastoraal werker aftastend. In september 1984 volgde zijn benoeming als pastoraal werker in Deventer, waarna in maafi 1985 zijn dÍakenwijding en in september zijn priestenvijding volgde. Met het bisdom werd door het paroehiebestuur de afspraak gemaakt dat Bernard
Leisink
lJzereeÍ
Reerink vijf jaar in de parochie van Maria Koningin in Deventer zou blijven en ervaring zou opdoen onder de begeleiding van een oudere pastor. Het liep allernaal even anders, want al na tweeënhalf jaar stond hij door het
vefirek van zijn "mentor" er alleen voor. Toen in 19BB door het bisdom aan hem werd gevraagd de vacature in Didam te gaan opvullen moest eerst aan de afspraak voldaan worden dat zijn opvolging Ín Deventer geregeld zouworden. UÍteindetijk kon op 1 januari '1989 zijn officiéle benoeming ingaan. Pastor Reerink is hoofdverantwoordelijke voor de treide Didamse parochies en Loil (pastor deservitor). Vanwege het tekort aan priesters zijn na het afscheid van kapelaan J. Weldam (1981) pastorale werkers benoemd in de parochies om het pastorale werk te ondersteunen. Als eerste werd Ria Welters aangesteld, gevolgd door Jacques Vos. M.i.v, 1-3-1991 is Frater G. Griffioen als pastoraal werker voor de parochies ín Didam en Loilwerkzaam. Hij is de rechterhand van pastor Reerink. Pastor G. M. GrifÍioen is in Amsterdam ge oren, heeft zijn noviciaat in België gedaan en studeerde van 1974-1986 theologie in Ni.imegen. Hij was daarnaast ook werkzaam in het pastoraat, van 19.74 tot 1978 in Elst, van 1978 tot 19BZ in Hengelo, van 1982 tot 19BO Íull{ime in Borne en na zijn afstuderen in Deventer. Griffioen behoort tot de Congregatie van de Fraters Maristen.
Pastor E EÍÍing, emeritus-pastoor, ondersteunt de pastorale weekendzorg van drie didamse parochies.
Kerkgeschiedenis Didam
17
Liist vam predikanten van de Hervormde I Gereformeerde Kerkgemeente Didam.
Langkamp
Reerink
Pibo Ovitius : 1597 Lambertus Leopoldus :.... Joh. Jorlingius : 1607-1626 Arnold Piffenmaeker r1 631 -1 638 Theodorus Brasieanus 1 638-1 641 Corn. ab Angetis : 1648-1652 Herman Falck : 1652 Hendrik van Zelst : 1665-1697 Arnold Borstius : 1697-1701 Herman Thomas ten Poll : '1701-1719 Gerh. Christ. Hagedoorn : 1719-1744 J.H. Mencke : 1745-1768 Herman Will. van Uchlen 1768-1808 W van deVeur: 1810-1827 J. Pare:1828-1835 D.J. Gudden 1835 1876 H"G. Braam:1877-1896 N. Lotuers:1896-1899 F.H.Germs 1899-1906 G.J.B. $tork 1907-1942 J. Petri: 1942-1950 W. Wesseldijk : 1951 -1 958
J, Verburg : 1958-1967 D. van Loo : 1967tot heden. Enkele van deze predikanten waren ex-pastors oÍ ex-paters die tot de reformatie waren toegetreden, uit veelsoortige motieven. ln de tijd was de Didamse parochie een felbegeerde parochie met veel revenuen.Zo kon het gebeuren dat een niet-gewijde zich liet benoemen en het altaarwerk aan anderen voor betaling overliet. Aanvankelijk had de ReÍormatie hier geen succes, voor sommige zaken ats doopsel, huwelijk moest men
naar de predikant, vanwege de "statelijke registratie", Vele gelovigen gingen daarna naar Emmerich oÍ Kleve om het bij de katholieken nog êens te laten overdoen. Er gaat een verhaal, dat de protestantse overheid
eens besloot een ex-priester als predikant te presenteren. Hij gebruikte nog wat kath. rituelen, en meende lrekeerlingen te vinden in de vele drukbezochte herbergen in Didam. De dominee kwam 's avonds zingend terug in de pastorie, met alleen zijn eigen ziel onder zijn arm.... ', Jan Beursken. Griffioen
Kerkgeschiedenis Didanr
18
eegd e |iterat u ur.
))
Ge raad pI
> >
A.J. van der Aa; Aardriikskundig woordenboek der Nederianden. Gorinchem, 1841, blz. 3A3404 J. Ralf ; De Katholieke kerken in Nederland. A'dam 19A6 blz.99 L.J. van der Heijden; Geschiedenis der parochie Didam, Utrecht. 1437 J.J.F.W. van Agt ; De oude kerken in Didam. Gedenkboek B.J.H.R. van
Heek, Didam, Leonards 1953 blz. 122-130 E.H. ter Kuile ; De Nederlandse monumenten van geschiedenr's en kunst. Deel 4 Prov. Gelderland en het 2e stuk ; 't kwartier van Zutphen. 's Gravenhage 7958, p. 46-49
Jacob Diiffel ; Die Bettung des Emmericher Marlini-archiefs und der wertvolster teile der Gymnasial bibliatheek. Een ged enkboek D.J.H.R. van Heek.p. 11-17 A.G. van Dalen ;Ge/derse Historie in de Liemers. 1971 uitg. Nilgh en van Ditmar, Den Haag.
John Thoben en Jac. Mombarg ;De Liemersvan NolTinneveld, blz. 165-181.
,)
Henk van Beek Jan Beursken
Mariabeeld in H. Martinuskerk
Interieur Mariakerk 1 990
Kerkgeschiedenis Didam
19
lnterieur Martinuskerk'l 837-1 977
Heden en verleden Martinuskerk 1977
IN.HET VERLEDEN LIGT HET HEDEN IN HET NU WAT WORDEN ZAL. Kerkgeschiedenis Didam
2A