Kerken onderweg maar waarheen, en hoe?
Rapport Behoeftenonderzoek Praktijkcentrum
Zwolle, voorjaar 2014 Mevr. Drs. A.M. de Jonge, theoloog, onderzoeker PC, docent GH Dhr. Dr. J. H. F. Schaeffer, theoloog, onderzoeker PC en postdoc onderzoeker TU Kampen Mevr. M. Mol, BSW, gemeenteopbouwwerker, adviseur PC Dhr. H. Wijma, MLD, gemeenteopbouwwerker, adviseur PC, docent GH M.m.v. Mevr. Dr. A. Kuijsten, postdoc onderzoeker Wageningen University
Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
1
Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
2
Inhoud
Hoofdstuk 1 Context en opdracht ........................................................................................................... 6 Hoofdstuk 2 Onderzoeksopzet ................................................................................................................ 7 2.1 Conceptueel ontwerp ................................................................................................................... 7 2.1.1 Vraag & doel .......................................................................................................................... 7 2.1.2 Resultaat ................................................................................................................................ 7 2.1.3. Conceptueel kader................................................................................................................ 7 2.1.4. Doelgroep ............................................................................................................................. 7 2.2 Technisch Ontwerp ....................................................................................................................... 8 2.2.1. Onderzoeksstrategie............................................................................................................. 8 2.2.2. Onderzoeksmateriaal ......................................................................................................... 10 Hoofdstuk 3 Uitvoering onderzoek ....................................................................................................... 11 Hoofdstuk 4 Resultaten onderzoek ....................................................................................................... 14 4.1 Survey 1: Resultaten regionaal georganiseerde groepsinterviews ............................................ 14 4.1.1 pilot en het vervolg.............................................................................................................. 14 4.1.2 Respondenten ..................................................................................................................... 14 4.1.3 Aangegeven probleemgebieden ......................................................................................... 16 4.1.4 Gewenste toerusting ........................................................................................................... 16 4.1.5 Ondersteuning in de afgelopen 5 jaar ................................................................................. 17 4.2 Survey 2: Expert meeting ........................................................................................................... 18 4. 3. Resultaten survey 3: webbased enquête ................................................................................. 19 4.3.1. (Algemene) Kenmerken respondenten .............................................................................. 19 4.3.2. Stijlen van gemeentezijn .................................................................................................... 23 4.3.3. De gemeente, bekeken vanuit vier perspectieven. ............................................................ 28 4.3.4. Kwaliteiten van de kerkenraad ........................................................................................... 32 Hoofdstuk 5 Conclusies ......................................................................................................................... 36 5.1 Conclusies respondenten ........................................................................................................... 36 5.2 Algemene conclusies heden en toekomst .................................................................................. 36 5.2.1 Kerkenraden (en gemeenteleden) vragen om ondersteuning bij het ontwikkelen van visie op/voor de toekomst. ................................................................................................................... 36 5.2.2 Kerkenraden weten goed wat er speelt in de gemeente maar weten niet wat ze eraan moeten doen ................................................................................................................................. 36 5.2.3 Gemeenteleden zien en wensen verschuivingen ................................................................ 36 5.2.4 Oog voor de wereld buiten.................................................................................................. 36 5.3 Conclusies Context ..................................................................................................................... 36 5.4 Conclusies Cultuur & Identiteit................................................................................................... 37 5.5 Conclusies Structuur en middelen .............................................................................................. 37 5.6 Conclusies Leiding....................................................................................................................... 37 5.7 Afsluitende opmerkingen ........................................................................................................... 37 Bijlage Generatieverschillen .................................................................................................................. 38
Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
3
Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
4
Vooraf
Onderzoek doen is interessant en spannend. Het beweegt zich tussen vermoedens over wat er aan de hand zou kunnen zijn, welke vermoedens vervolgens bij het ontwerp en de uitvoering van het onderzoek ter zijde gesteld moeten worden, en toegenomen inzicht in samenhangen na de uitvoering van de data-analyse, dat het vermoeden corrigeert en soms zelfs het inzicht in de werkelijkheid verdiept. Zo verging het mij na lezing van de ruwe uitkomsten van dit onderzoek naar de vraagstukken die leven binnen de kerken. Dat er vraagstukken spelen was en is voor ieder meelevend gemeentelid helder. Hoe die vraagstukken samenhang vertonen is mij door dit onderzoek meer helder geworden. Een samenhang overigens die zelf ook nieuwe vragen oproept. Er zijn veranderingen aan de gang binnen gemeenten en het kerkverband, die veranderingen worden ook als wenselijk beschouwd, maar in welke richting we als kerken precies verder moeten en hoe daaraan leiding gegeven moet worden blijkt de vraag te zijn. Zoals bij veel praktijkgericht onderzoek aan de orde is, speelt ook in het verloop van dit onderzoek de weerbarstigheid van de werkelijkheid een rol. Na een fraai ontwerp van het onderzoek moesten op onderdelen bijstellingen gedaan worden. De onderzoekers verantwoorden die bijstellingen, wat de controleerbaarheid van hun keuzen mogelijk maakt. Daarmee tonen zij zich bewust van hun verantwoordelijkheid om te voldoen aan de eis van transparantie. Tegelijk zijn de onderzoekers voorzichtig in de verwoording van de uitkomsten van dit onderzoek. De eindopmerkingen in paragraaf 5.7 blijven dicht bij de deeluitkomsten en de onderzoekers laten de verantwoordelijkheid voor verdere beleidsvorming liggen bij degenen die daarvoor aangesteld zijn. Het werk is door de onderzoekers gedaan op basis van een diepe betrokkenheid bij het leven van gelovige mensen en het functioneren van de gemeenten van de Heer Jezus Christus. De bede is dat dit werk door de Heer gebruikt mag worden voor de verdere opbouw van het geloofsleven in de gemeenten en tot eer van Zijn heilige naam mag zijn.
Zwolle, 8 maart 2014
Dr. Henk Geertsema Directeur Praktijkcentrum
Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
5
Hoofdstuk 1 Context en opdracht
In het voorjaar 2011 heeft de Generale Synode goedkeuring verleend aan de instelling van het Praktijkcentrum in oprichting (In het vervolg verkort tot PC (i.o.). Naast vijf al door PC (i.o.) voorgestelde projecten, is opgedragen een onderzoek te verrichten naar vragen onder kerken, op basis waarvan conclusies getrokken zouden kunnen worden over de soort (doel, inhoud, vorm) ondersteuning vanuit het PC (i.o.). Het raamwerk voor het ontwerpen van praktijkgericht onderzoek volgens Verschuren1 vormde de leidraad voor dit onderzoek. Verschuren onderscheidt twee invalshoeken: een conceptueel ontwerp en een technisch ontwerp. Op basis daarvan werd een onderzoeksontwerp en –planning gemaakt. Het geheel werd goedgekeurd door de Stuurgroep die functioneerde als leiding van het PC (i.o.). Bij de uitvoering kregen de onderzoekers te maken met verschillende storingen, zoals werkdruk, personele wisselingen en ziekte van onderzoekers. Dit betekende dat de planning en uitvoering tijdens het traject moesten worden bijgesteld. Eind 2013 waren de resultaten in ruwe vorm beschikbaar zodat deze meegenomen konden worden in het onderzoeks- en activiteitenplan van het Praktijkcentrum, ‘Een koninkrijk van priesters’. In deze rapportage wordt de uitwerking van de opdracht beschreven. In hoofdstuk 2 wordt de onderzoeksopzet beschreven, waarna in hoofdstuk 3 de uitvoering aan de orde komt. Hoofdstuk 4 beschrijft de resultaten van de verschillende stappen, waarna in hoofdstuk 5 de conclusies geformuleerd worden.
1
Verschuren, P. (e.a.) (2007). Het ontwerpen van een onderzoek. Den Haag; Uitgeverij Lemma
Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
6
Hoofdstuk 2 Onderzoeksopzet
2.1 Conceptueel ontwerp 2.1.1 Vraag & doel De opdracht van de Generale Synode is als volgt vertaald: Vraag: Wat zijn vragen van lokale kerken, en welke ondersteuning kan helpen adequaat deze vragen te hanteren. Doel: Op basis van verkenning onder kerken, conclusies trekken over doel, vorm en aanbod van een PC (i.o.). Gezien de context en de opdrachtgevers van dit onderzoek, verstaan we onder ‘lokale kerken’ die kerken die deel uitmaken van het GKv-kerkverband. 2.1.2 Resultaat Met de uitvoering van dit onderzoek beogen we concrete conclusies & aanbevelingen, die betrekking hebben op de inhoudelijke focus van het PC (i.o.). Dit concreet eindresultaat bereiken we door: Een conceptueel kader te ontwikkelen dat we gebruiken als referentiekader om empirisch te verkrijgen gegevens van betekenis te voorzien. Een technisch ontwerp te maken dat ruimte biedt aan het ophalen van gegevens vanuit meerdere perspectieven op de vragen binnen de kerken. 2.1.3 Conceptueel kader Onze vooronderstelling is dat een deel van de vragen van kerken hun oorzaak vindt in: de sterk veranderde en veranderende context waarbinnen deze kerken bestaan ontwikkelingen binnen die kerken. Deze externe en interne ontwikkelingen willen we niet alleen begrijpen vanuit empirisch te verkrijgen gegevens. Wij zijn niet de eerste en niet de enige die hierover nadenken en kennis willen genereren. Om die reden ontwerpen we voor de uitvoering van dit onderzoek een conceptueel kader. Bij de inrichting hiervan gebruiken we concepten uit de Praktische Theologie, zodat de op te halen data vergeleken kunnen worden met beschrijvingen van kerken uit andere segmenten van de (wereldwijde) kerk. 2.1.4 Doelgroep Als we kijken naar de manier waarop het werk in de kerk georganiseerd is vallen een aantal dingen op. Er zijn een aantal mensen die door hun werk en/of ruime ervaring in het werken in verschillende kerken een zekere mate van overzicht hebben over wat er in kerken binnen de GKv gebeurt. Zij zouden in de beantwoording van de hoofdvraag hun ervaringen in/met verschillende lokale kerken mee kunnen nemen. Het is dus zeker waardevol een aantal van deze experts te vragen naar hun antwoord(en) op de hoofdvraag van dit onderzoek. Daarnaast bezit elke lokale kerk een kader. Dit kader wordt in ieder geval gevormd door de kerkenraad met diakenen. In sommige gevallen zijn er ook stuurgroepen, taakgroepen of commissies die deel uit maken van het leidinggevend kader binnen een lokale gemeente. Er mag van uitgegaan worden dat het kader van een lokale kerk behoorlijk zicht heeft op vragen en knelpunten die worden ervaren binnen de lokale gemeente. Het is dus zeker de moeite waard om ook kerkenraden en andere leidinggevenden binnen lokale kerken te vragen naar hun antwoord op de hoofdvraag.
Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
7
Omdat leidinggevenden en experts niet altijd dezelfde mening zijn toegedaan als de mensen aan wie zij leidinggeven, is het goed om ook kerkleden zelf aan het woord te laten. Ervaren zij dezelfde knelpunten als leidinggevenden en experts of zien zij heel andere dingen? Het onderzoek bestaat daarmee uit drie delen. Elk deel van het onderzoek heeft een andere doelgroep. Elk deel van het onderzoek probeert op haar manier bij te dragen aan het geven van een antwoord op de hoofdvraag: ‘Wat zijn vragen van lokale kerken, waarbij ondersteuning hen kan helpen adequaat deze vragen te hanteren?’ Deelvragen per doelgroep Deelvragen aan de leidinggevenden zijn: Wat zijn naar de mening van het kader vragen en knelpunten waar men in de lokale gemeente tegenaan loopt? Welke vormen van steun zijn er in de afgelopen periode van 5 jaar afgenomen van aanbieders? Wat zijn onderwerpen waarop leidinggevenden in de kerk ondersteuning gewenst vinden? Deelvragen aan de experts zijn: Wat zijn tendensen die experts vanuit hun eigen expertise zien als het gaat om vragen en knelpunten van kerken? Wat zijn de onderwerpen waarop volgens experts ondersteuning aan lokale kerken gewenst is? Deelvragen aan gemeenteleden: Hoe typeren gemeenteleden hun kerkelijke gemeente? Als het gaat om de aspecten context, identiteit & cultuur, structuur & middelen en leiding?2 Welke kwalificaties vinden gemeenteleden belangrijk voor hun leidinggevenden? Hoe beoordelen gemeenteleden hun kerk in het heden en hoe zouden zij willen dat de kerk verandert? Begripsbepaling De begrippen kerkenraad en gemeenteleden zijn gedefinieerd conform wat gangbaar is in de kerken. Als experts zijn gedefinieerd personen die uit hoofde van hun kerkelijke positie, ervaring en opleiding geacht worden in staat te zijn grotere bewegingen en samenhangende vraagstukken te beschrijven.
2.2 Technisch Ontwerp Het Conceptueel Ontwerp heeft betrekking op het ‘WAT’ van het onderzoek. (Project)kader, context, doel, centrale vraag en deelvragen, begrippen en afbakening daarvan. Het ‘onderzoekstechnisch ontwerp’ focust op het ‘HOE’: breed of smal, kwantitatief en kwalitatief, empirisch of deskresearch – of combinaties daarvan. Daarnaast geeft het “Onderzoekstechnisch ontwerp’ aan welke bronnen geraadpleegd worden, in welke aantallen en hoe deze ontsloten worden. Zo maken we in dit onderdeel concreet: Onderzoeksstrategie Onderzoeksmateriaal 2.2.1 Onderzoeksstrategie Het onderzoek bestaat uit verschillende surveys: onder ambtsdragers en andere leidinggevenden (penningmeesters, commissie van beheer/bestuursraden, taakgroepen en commissies); onder experts; onder gemeenteleden.
2
Deze indeling en de reden voor het gebruik ervan wordt beschreven in hoofdstuk 3.
Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
8
Survey 1: leidinggevenden Dit deel van het onderzoek wordt uitgevoerd in een hybride aanpak, namelijk: Een kwalitatieve verzameling door middel van groepsinterviews, met aansluitend analyse; Een kwantitatieve inhoudsanalyse; Interpretatie van beide analyses. Concreet stellen we voor om in negen regio’s (samenhangend met de negen PS-en binnen de GKv) leidinggevenden uit te nodigen voor een groot-groepsgesprek. Deze gesprekken zijn regionaal georganiseerd en vinden plaats op locaties die voor betreffende PS centraal gelegen zijn. Uitgangspunt voor deze gesprekken is de hoofdvraag. Vanuit de hoofdvraag geformuleerd, leggen we deelnemers de volgende vragen voor: Wat zijn naar uw mening de vragen en knelpunten waar men in uw lokale gemeente tegenaan loopt? In hoeverre heeft uw gemeente in de afgelopen 5 jaar ondersteuning of toerusting ontvangen en op welk niveau? Wat zijn onderwerpen waarop in uw lokale kerk ondersteuning of toerusting gewenst is? Deelnemers noteren met steekwoorden hun reacties op flipover vellen Zij voorzien deze van een aanduiding, waardoor wij achteraf de uitspraken kunnen verbinden aan het soort gemeente. Deze reacties worden geclusterd en er wordt over doorgesproken. Daarna worden al deze flipover vellen bewaard, overgetypt en verwerkt (geteld, geanalyseerd en voorzien van eerste interpretaties). Als we deze gespreksronde negen keer in het land uitvoeren, ontvangen we op die manier een hoeveelheid gegevens, die verwerkt worden tot (voorlopige) conclusies. Survey 2: panel, expertmeeting De verwerkte resultaten uit survey 1, inclusief voorlopige conclusies, leggen we voor aan een panel van deskundigen. Deze bestaat in elke geval uit deskundigen op het gebied theologie, maar ook cultuurwetenschappers en mogelijk nog anderen. Van deze experts verwachten we dat ze vanuit hun expertise reflecteren op onderzoeksresultaten. Op 7 juni 2013 heeft een bijeenkomst plaatsgevonden op de TU in Kampen waar verschillende personen die al langdurend actief zijn in of verbonden zijn met de kerken met elkaar in gesprek gingen over tendensen die zij zagen met betrekking tot de hoofdvraag. Het doel van de bijeenkomst was het formuleren van een aantal probleemstellingen op conceptueel niveau naar aanleiding van survey 1. Het programma voor de bijeenkomst zag er als volgt uit.
Openen met toelichting programma Conceptuele kaders: van waaruit kijkt een ieder naar kerk/gemeente Presentie onderzoek tot nu toe Herformuleren probleemstellingen vanuit conceptueel kader: ieder krijgt 10 minuten de tijd om op gekleurde blaadjes op te schrijven wat vanuit hun specialisme gezien nu de problemen zijn die ze de kerkleiders hebben horen delibereren. Graag zoveel mogelijk op conceptueel niveau. Ieder formuleert minimaal 3 en max. 5 van dergelijke probleemstellingen en hangt ze op in de ruimte Gespreksronde: toelichting geven op de probleemstellingen en het bevragen van elkaar met als doel het nog verder comprimeren van de probleemstellingen naar uiteindelijk 5 probleemstellingen waarmee het PC aan de slag kan gaan.
De bijeenkomst op 7 juni kon helaas niet door genoeg experts bezocht worden. Omdat er geen mogelijkheid was nog een expertmeeting te organiseren hebben we daarom gekozen de uitkomsten van de zes door dr. Henk Geertsema gevoerde gesprekken met experts ook mee te nemen in ons onderzoek. Het uitgebreide verslag van deze interviews vindt u in ‘Koninkrijk van priesters’. Voor hier is het genoeg te vermelden dat de gesprekken cirkelden rond de volgende vragen:
Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
9
Wat zijn de centrale veranderingen in de GKv in de afgelopen jaren? Hoe verhouden die veranderingen zich tot de geschiedenis van de GKv? Hoe waardeert u die veranderingen? Welke vraagstukken lijken in de komende jaren in het centrum van de aandacht te komen? Welke bijdrage zou het PC kunnen leveren aan het beantwoorden van de vraagstukken?
Survey 3: Gemeenteleden Een voorlopige verwerking van: Empirisch verkregen resultaten door middel van grootgroeps-gesprekken; Een eerste reflectie op deze resultaten door verschillende experts; Een vervolg reflectie op resultaten & expertmeeting, vanuit het conceptueel kader, door onderzoekers biedt de input voor survey 3. Survey 1en 2 bieden de input voor het ontwerp van een vragenlijst, die webbased uitgezet wordt onder gemeenteleden. Het doel van deze survey is een check van de opvattingen van leiders van gemeenten: ‘Staat de gemeente er ook voor zoals zij denken en zeggen dat het er voor staat?’ (Of is het anders dan zij denken …’) Kerkenraden e/o leiders die ook deelgenomen hebben aan survey 1, zijn gevraagd om deelname aan deze 3e survey actief aan te bevelen binnen hun gemeenten. Zo is vergelijking van de resultaten van deze twee surveys het meest valide en betrouwbaar. 2.2.2 Onderzoeksmateriaal Voor de concretisering zijn al bronnen genoemd en de daaraan gerelateerde ontsluitingsmechanismen geïmpliceerd: Personen worden geïnterviewd (leidinggevenden in groepen en experts in panel) gemeenteleden worden geënquêteerd voor het conceptueel kader wordt literatuur verwerkt
Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
10
Hoofdstuk 3 Uitvoering onderzoek
De vraag die we in dit onderzoek beatwoord willen zien is de vraag: “Wat zijn vragen van lokale kerken, waarbij ondersteuning hen kan helpen adequaat deze vragen te hanteren?” Op basis van deze verkenning onder kerken willen we conclusies trekken over doel, vorm en aanbod van het PC. Gezien de context en de opdrachtgevers van dit onderzoek, beperken we ‘lokale kerken’ tot lokale kerken die deel uitmaken van het GKv-kerkverband. We hebben de onderzoeksvraag hanteerbaar gemaakt door het onderzoek uiteen te leggen in drie opeenvolgende delen. 1. 2. 3.
Een onderzoek onder kerkenraden door middel van groot-groepsinterviews Een reflectie daarop door experts door middel van 5 interviews Een onderzoek onder kerkleden door middel van een landelijke enquête.
We willen in dit onderzoek ophalen wat er leeft aan vragen in lokale gemeenten. Omdat we willen voorkomen dat wij mogelijke vragen en problemen al van te voren invullen zijn we deelonderzoek 1 heel open begonnen met een pilot-groot-groepsinterview waarin we vroegen naar wat de raden bezighoudt. De uitkomsten van deze pilot zijn gelabeld en zo zijn we in de volgende groepsinterviews aan de slag gegaan met een lijst van 10 probleemgebieden. Kerkenraden konden daarbij zelf hun mogelijke vragen verwoorden. Ook was er een categorie ‘anders’ om problemen die niet binnen deze 10 probleemgebieden vielen kwijt te kunnen. Vervolgens vonden de gesprekken met experts plaats. Het doel van de gesprekken met experts was de resultaten van deelonderzoek 1 in een wat breder kader te plaatsen. Omdat uit de antwoorden van de kerkenraden bleek dat zij zich vooral zorgen maakten over de toekomst van het kerk-zijn en de manier waarop zij de gemeente daarheen konden leiden, zijn wij met de experts in gesprek gegaan over verleden en toekomst van de kerk en welke veranderingen zich daarbij voordoen. Hiervoor werd al beschreven dat de uitkomsten van deze ronde aangevuld zijn met de uitkomsten van interviews met een zestal sleutelinformanten, uitgevoerd door Henk Geertsema. Op basis van de resultaten uit deelonderzoek 1 en 2 hebben we voor deelonderzoek 3 vervolgens een enquête opgesteld. Gekozen is voor een opzet waarin zoveel mogelijk recht zou worden gedaan aan de opvattingen van individuele kerkleden. Om die reden is het format voor de kerkenraden (uit deelonderzoek 1) niet ook toegepast op kerkleden. We wilden bewust een breder kader. Omdat lokale kerken een bepaalde dynamiek kennen, is reflectie nodig op de veranderingen die de gemeenschappen ondergaan. Om deze reflectie te structureren is gekozen voor een viertal perspectieven van waaruit we de complexiteit van de gemeenschap kunnen beschrijven en evalueren: context, identiteit & cultuur, structuur & middelen en leiding. 3 De hier gevolgde indeling is ontwikkeld binnen het wetenschappelijke veld van de zgn. congregational studies. Dit is een onderdeel van de Praktische Theologie dat vooral in de Verenigde Staten en in het Verenigd Koninkrijk plaatsvindt.4 Invloedrijke handboeken op dit vakgebied bieden veel materiaal om gemeenten te bestuderen, niet alleen voor een academisch forum, maar ook voor wie op de kerkelijke werkvelden actief is. 5 Het nadenken over strategie en doel van het kerk-zijn wordt steeds relevanter voor de leiding van de kerk en daarom moeten de praktijkwerkers worden ondersteund om op basis van en gericht op de concrete
3
Hiermee volgen we Rein Brouwer (e.a.) (redd.), Levend lichaam. Dynamiek van christelijke geloofsgemeenschappen in Nederland, Kok: Kampen 2007, 49. 4 John W. Stewart, ‘The Emergence of Congregational Studies in Oldline American Protestantism’. In: International Journal of Practical Theology 6 (2002), 253-287; en Mathew Guest, Karin Tusting, Linda Woodhead (edd.), Congregational Studies in the UK. Christianity in a Post-christian Context (London: Ashgate, 2004). 5 H. Cameron, Ph. Richter, D. Davies, F. Ward (edd.), Studying Local Churches. A Handbook, (London: SCM Press, 2005). N.T. Ammerman (et al.) (edd.), Studying Congregations. A New Handbook, (Nashville: Abingdon Press, 1998). J. Swinton, H. Mowat, Practical Theology and Qualitative Research, (London: SMC Press, 2006). Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
11
geloofsgemeenschap hun beleid te ontwikkelen.6 In het Nederlandse taalgebied biedt het boek Levend lichaam (Brouwer, 2007) een belangrijk kader om een concrete gemeente in beeld te krijgen. Naast de vier dimensies zoals die in congregational studies gebruikt worden (context, identiteit en cultuur, structuur en middelen, leiding) is het nieuwe aan dit boek dat het aandacht geeft aan de levensfase waarin een gemeente als organisatie verkeert: opstartfase, groei, continuïteit, revitalisering, en kerksluiting. Zo is dit boek belangrijk voor het zorgvuldig opbouwend en missionair opereren van leiders in de gemeente. 7 Deze indeling biedt een transparant en breed wetenschappelijk geaccepteerd model voor het bestuderen van christelijke geloofsgemeenschappen. Omdat we vooral geïnteresseerd zijn in de veranderingen naar de toekomst toe, zullen we de resultaten van deelonderzoek 3 uiteenleggen naar verschillende generaties. Om gemeenteleden te vragen hoe zij aankijken tegen veranderingen in de toekomst, is een blok van vragen over de huidige en toekomstige situatie van de kerk ingebouwd. De vier perspectieven zijn als volgt vormgegeven: Perspectief 1: Context Dit is een gelaagd concept bestaand uit micro, meso en macro niveau. 1. 2.
3.
Micro-niveau: locatie, sociaal-geografische dimensie Meso-niveau: het ecosysteem waarvan de geloofsgemeenschap deel uit maakt. Bijv. de denominatie waarvan een gemeenschap deel uit maakt of het internationale netwerk; verder relaties die de gemeenschap onderhoudt met bestuurlijke en maatschappelijke organisaties. Kortom het organisationele netwerk Macro-niveau: maatschappelijke processen. Bijvoorbeeld: Rationalisering, differentiatie en pluralisering
Centrale vraag is: moet een geloofsgemeenschap zich aanpassen aan de context of zich er juist tegen verzetten? Perspectief 2: Identiteit en Cultuur Met identiteit bedoelt men: het onderscheidende van de geloofsgemeenschap, wat hen anders maakt dan anderen. Cultuur is de meest bepalende dimensie van identiteit. Hier gaat het om de ideële aspecten van de organisatie. Wat wij hier identificeren als identiteit en cultuur is niet meer en niet minder dan een (tijdelijk) patroon van zelf-interpretaties en van onderscheidend gedrag en handelen waarmee geloofsgemeenschappen hun verhouding tot de veranderende context vorm en inhoud geven.(Brouwer, 2007, 56) Noort (2011)8 beschrijft onder identiteit en cultuur apart het kopje theologische inspiratiebronnen. Centrale vraag: in hoeverre onderscheidt de geloofsgemeenschap zich van andere seculiere, religieuze of kerkelijke organisaties binnen de samenleving? Perspectief 3: Structuur en Middelen Structuur biedt zicht op de harde, formele regels en afspraken. Het gaat over vormgeving en ordening. Een middel is datgene wat een geloofsgemeenschap nodig heeft om haar doelen te bereiken. Bv. materieel: geld, grond, gebouwen, personeel. Of immaterieel: vrijwillige inzet en betrokkenheid van kerkleden, kwaliteit van de organisatie en spiritualiteit. Structuur maakt het mogelijk dat het gebruik van bestaande middelen geoptimaliseerd wordt.
6
Farnsley, Arthur; ‘The Rise of Congregational Studies in the USA’. In: Guest, Mathew; Tusting, Karin; Woodhead, Linda (edd.); Congregational Studies in the UK. Christianity in a Post-christian Context, Ashgate: London 2004, (25-38) 29-31. 7 “[Dit] boek reikt perspectieven en handvatten aan om goed te kunnen kijken, tot een evenwichtige inschatting te komen en aan de slag te kunnen gaan” (Brouwer, Rein e.a. (eds.); Levend lichaam. Dynamiek van christelijke geloofsgemeenschappen in Nederland, Kok: Kampen 2007, 12). Brouwer is in Nederland een van de weinigen die zich met congregational studies bezighouden (Brouwer, Rein; ‘De praxis van God in de lokale geloofsgemeenschap. Theologie in congregational studies’. In: Praktische Theologie. Nederlands tijdschrift voor pastorale wetenschappen 32/4 (2005), 484-501. En: Brouwer, R.; Geloven in gemeenschap. Het verhaal van een Protestantse geloofsgemeenschap, Kok: Kampen 2009). 8 Noort, Gerrit en Stefan Paas e.a. Als een kerk opnieuw begint: Handboek missionaire gemeenschapsvorming. Zoetermeer: uitgeverij Boekencentrum 2008 Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
12
Centrale vraag: worden structuur en middelen gebruikt om tot verandering te komen of juist om een bestaande situatie te handhaven? Perspectief 4: Leiding De geloofsgemeenschap is de draagster van veranderingen. De leiding in de geloofsgemeenschap is verantwoordelijk voor het initiëren van deze veranderingen, om zo doelgericht de gemeenschap te beïnvloeden = transformationeel leiderschap. Verschillende geloofsgemeenschappen in verschillende fasen van hun ontwikkeling vragen om verschillende stijlen van leiderschap = situationeel leiderschap. Leiderschap gaat over macht maar zeker ook over onmacht. Centrale vraag: wat voor leiding is nodig, waarop moet de leiding inzetten?
Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
13
Hoofdstuk 4 Resultaten onderzoek
4.1 Survey 1: Resultaten regionaal georganiseerde groepsinterviews 4.1.1 Pilot en het vervolg In april 2013 is een avond in de provincie Overijssel gepland die diende als pilot voor de andere groepsinterviews. Deze eerste avond startte met een kort welkomstwoord waarin het samenwerkingsverband PC werd uitgelegd en waarin duidelijk gemaakt werd met welk onderzoek we bezig waren. Daarna werd het onderzoek uitgelegd en werd men meegenomen langs een aantal ‘portretten van gemeenteleden”. Zo werd duidelijk gemaakt welke output gewenst was. Daarna volgde een half uur gesprek tussen de deelnemers waarin men alvast nadacht over de ontwikkelingen die men ziet in de eigen gemeente en waarin men met vertegenwoordigers van andere gemeenten in gesprek gaat. Na de pauze gingen vertegenwoordigers van de lokale gemeenten bij elkaar zitten en vulden 2 flip-over vellen in. Bovenaan deze vellen gaven de kaderleden een korte karakteristiek van hun gemeente. Daarbij vulden ze ook in waarop de focus in hun gemeente ligt: op God, elkaar of de wereld. Dit deden ze door 15 stickers te verdelen over deze drie vakken. Op het eerste vel beantwoordden ze met portret-kaartjes wat hun antwoord was op de vraag:
Wat ziet u aan ontwikkelingen binnen uw gemeente?
Op het tweede vel beantwoordden de kaderleden de vragen:
Welke steun heeft uw gemeente in het verleden ontvangen en op welk niveau (gemeente-breed, kerkenraad, predikant, commissie)? Welke steun zou u nu willen ontvangen gezien de problemen die u zojuist benoemd hebt?
Na deze pilot bleek dat het werken met portretkaartjes als lastig en onduidelijk werd ervaren. Ook de vraag over de gerichtheid van de gemeente kon op meerdere manieren geïnterpreteerd worden. Besloten werd daarom om naar aanleiding van de pilot een topiclijst op te stellen met thema’s die door veel kerken werden genoemd als antwoord op de vraag naar vragen en knelpunten van de gemeente. Deze topic-lijst vindt u in paragraaf 4.1.3 De vraag naar de gerichtheid van de gemeente werd helemaal weggelaten in het vervolg van het onderzoek. De rest van de opzet van de avonden bleef ongewijzigd. 4.1.2 Respondenten Door planningsproblemen konden niet alle regioavonden door gaan bij gebrek aan deelnemers. Daarom zijn aanvullend op de regioavonden telefonisch een aantal interviews met kaderleden afgenomen zodat toch zoveel mogelijk input gegenereerd kon worden in dit deel van het onderzoek. Van alle lokale kerken (276, Handboek GKv 2013) hebben 38 gemeenten gehoor gegeven aan deze uitnodiging om aanwezig te zijn op een regioavond. Daarnaast zijn telefonisch interviews afgenomen met elf vertegenwoordigers van kerkelijke gemeenten. Totaal hebben 49 kerkelijke gemeenten meegedaan met dit onderdeel van het onderzoek. De gemeentegrootte van de steekproef is in tabel 1 weergegeven. In tabel 2 is weergegeven hoe de provincies vertegenwoordigd waren in de steekproef.
Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
14
Tabel 1
Gemeentegrootte steekproef (N = 49) aantal gemeenteleden
n
%
t/m 300
15
27,7
301-600
20
42,6
601-900
8
17,0
901-1200
3
6,4
meer dan 1200
3
6,4
Tabel 2
Vertegenwoordiging provincies in steekproef (N = 49) provincie
n
%
Groningen
11
22,4
Friesland
6
12,2
Drenthe
1
2,0
Overijssel
9
18,4
Gelderland
5
10,2
Utrecht
2
4,1
Noord-Holland
1
2,0
Zuid-Holland
10
20,4
Zeeland
1
2,0
Noord-Brabant
1
2,0
Limburg
1
2,0
Flevoland
1
2,0
Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
15
4.1.3 Aangegeven probleemgebieden Na de Pilot in de PS Overijssel kwamen we tot een topiclijst die we in de volgende regionale bijeenkomsten voorlegden aan de aanwezigen. Op de lijst met 10 probleemgebieden konden gemeenten aangeven op welke gebieden zij de meeste moeiten ervoeren. Hierbij konden minimaal 2 en maximaal 5 gebieden worden aangevinkt. Sommige gemeenten konden de verleiding niet weerstaan meer dan 5 gebieden aan te geven. Daarnaast was gelegenheid kort te omschrijven wat dan het probleem was dat men ervoer op dit gebied. In tabel 3 zijn de resultaten van deze inventarisatie weergegeven, daarbij hadden kerkenraden ruimte om aan te geven wat precies het probleem was. Ook dat is meegenomen in tabel 3. Tabel 3
Vraagstukken lokale gemeenten (N=49) Probleemgebied Onderwerpen Ambten Vacatures, passend in deze tijd, geestelijk leidinggeven Betrokkenheid Kleine groep actief, financieel afnemend, binding instituut verminderd Kerkdiensten Tweede dienst, liturgie, doorwerking naar praktijk ontbreekt Kerkelijk onderwijs Geen belijdenis wel avondmaal willen, catechisatie methoden, oppervlakkige gesprekken Generaties Binden jongeren aan gemeente, weinig samenspraak tussen generaties, verschillende behoeften generaties Veranderingen Geestelijk leiderschap nodig, spanningen/diversiteit, omgaan met weerstanden Hedendaagse cultuur Afstand kerkcultuur – jongerencultuur, culturele bepaaldheid Bijbel, van autoriteit naar authenticiteit, drukte van het leven Regels/afspraken/ Van regelkerk naar vertrouwenkerk, relevantie regels en cultuur, regels gewoonten ambten niet handhaafbaar Omzien naar elkaar Groei-/huisgroepen, omzien bij ethische onderwerpen (samenwonen, echtscheiding, homoseksualiteit etc.), inzet geeft contact geen inzet geeft eenzaamheid Anders missionaire activiteiten, geloofstwijfel en geloofsverlies jongeren en ouderen, actieve mensen worden overvraagd Communicatie Kr – gemeente, sociale media, doorbreken groepsvorming/’roddelen’
n 35 33 32 22
% 71,4 67,3 65,3 44,9
21
42,9
19
38,8
18
36,8
16
32,7
14
28,6
11
22,4
10
20,4
De drie meest genoemde probleemgebieden zijn ambten, betrokkenheid en kerkdiensten (rond 70%), op afstand gevolgd door kerkelijk onderwijs en generaties (bijna 50%). Als het gaat om de ambten heeft men voornamelijk moeite om vacatures te vervullen en vraagt men zich af of en hoe men vanuit het ambt geestelijk leiding kan geven. Daarnaast signaleert men een gebrek aan betrokkenheid. Hierbij gaat het met name om een afname van het aantal leden dat zich financieel en materieel in wil zetten voor activiteiten van de kerk. De mate waarop gemeenteleden betrokken zijn op elkaar wordt ook als probleem aangegeven (door ons gelabeld als omzien naar elkaar) maar in mindere mate. Als laatste wordt door meer dan de helft van de ondervraagde kerkenraden gesteld dat er in de gemeente veel verschil van inzicht is rondom de erediensten. Het gaat hierbij om sterk teruglopend bezoek van de middagdienst, de invulling van de eredienst en de doorwerking van de eredienst in de praktijk. Samenvattend is te zeggen dat de meeste problemen die kerkenraden ervaren problemen zijn met de structuren en/of vormen van kerk-zijn. Men vindt deze structuren steeds minder passend en helpend en steeds meer beknellend en onmogelijk vol te houden. 4.1.4 Gewenste toerusting Kerkenraden gaven vervolgens aan welke ondersteuning zij, gezien de door hen genoemde probleemgebieden, graag zouden willen ontvangen (zie tabel 4).
Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
16
Tabel 4
Wensen voor toerusting of ondersteuning (N=49) Ondersteuning gewenst Kerk-zijn 21e eeuw Koers bepalen als gemeente Waar welke ondersteuning te vinden? (Centrum-G, PEP etc.) Betrokkenheid creëren gemeenteleden
n 21 13 9
% 42,8 26,5 18,4
Ondersteuning gewenst Cursus kringleiders etc. Onderzoek doen in gemeenten Kerkverlating
n 4 3 3
% 8,2 6,1 6,1
8
16,3
3
6,1
Geloven 21e eeuw Barmhartige kerk zijn
7 6
14,3 12,2
2 1
4,1 2,0
Ambtsdragers voorbereiden
6
12,2
1
2,0
Omgaan diversiteit
6
12,2
Omgaan problematiek predikanten Taakomschrijving diaconie Homoseksualiteit, samenwonen, etc. Kerk-zijn in gemeente zonder jeugd Fusietraject met andere gemeente
1
2,0
De onderwerpen waar de meeste leidinggevenden graag ondersteuning op zouden willen ontvangen gaan over het nadenken over wie zijn wij als kerk/leiding? en wat is belangrijk? Welke richting moeten we op? De ondersteuningsvragen zijn geen vragen naar meer kennis en/of vaardigheden, maar vragen die gaan over het hoe en waarom van koersbepalen, rekening houdend met de veranderende cultuur in en buiten de kerk. 4.1.5 Ondersteuning in de afgelopen 5 jaar Kerkenraden konden ook aangeven in welke mate er in de afgelopen 5 jaar ondersteuning had plaatsgevonden door instanties. Er werd niet alleen gevraagd naar ondersteuning vanuit het centrum-G maar expliciet ook naar andere vormen van ondersteuning door organisaties of ZZP’ers. Verschillende vormen van ondersteuning werden genoemd:
Driehoek: geloofsopvoeding, gemengde relaties Diverse predikanten: toerusting ambtsdragers, generaties in de gemeente, pastoraat bij echtscheiding BGO: jeugdleidersconferentie De Hoop: cursus jeugdpastoraat Gemeenteproject ‘liefde en seksualiteit’ (met hulp van SGH), gaven in de gemeente Centrum G: echtscheiding, missionaire gemeente, gemeente-opbouw, homoseksualiteit Diaconaal steunpunt: schuldhulpverlening PEP cursus Ondersteuning door classicale consulent: conflict kerkenraad-predikant DDR: kerk & werk
Deze ondersteuning vond op verschillende niveaus plaats. In sommige gevallen was het ondersteuning van de predikant, in andere gevallen van de kerkenraad en in weer andere van de gemeenteleden, de jeugd of een bepaalde commissie. In tabel 5 ziet u op welke niveaus de ondersteuning heeft plaatsgehad.
Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
17
Tabel 5
Niveaus waarop ondersteuning of toerusting is ontvangen (N = 47) niveau
n
%
jeugd
8
20,0
kerkenraad
32
80,0
gemeente
20
50,0
predikanten
10
25,0
commissies
4
10,0
Hulp wordt dus op allerlei verschillende niveaus en vanuit verschillende instanties gevraagd en gegeven. Het Praktijkcentrum heeft als voortzetting van het Centrum Dienstverlening zeker geen alleenrecht op het geven van hulp en ondersteuning. Wel geven kerkenraden aan (18,4%) dat zij graag meer duidelijkheid willen over waar welke hulp en ondersteuning te vinden is.
4.2 Survey 2: Expert meeting De expert meeting en de zes interviews met sleutelinformanten cirkelden rond de volgende vragen: 1. 2. 3. 4. 5.
Wat zijn de centrale veranderingen in de GKv in de afgelopen jaren? Hoe verhouden die veranderingen zich tot de geschiedenis van de GKv? Hoe waardeert u die veranderingen? Welke vraagstukken lijken in de komende jaren in het centrum van de aandacht te komen? Welke bijdrage zou het PC kunnen leveren aan het beantwoorden van de vraagstukken?
Samenvattend werden de volgende waarnemingen en interpretaties gedaan: 1.
De GKV zijn in de afgelopen jaren in een veranderingsproces terecht gekomen op alle niveaus: als individuele gelovigen, als lokale gemeenten en als landelijk kerkverband. Er vindt een omslag plaats van ‘eerst redeneren, dan handelen’ naar ‘uit het handelen ontstaat de redenering’. 2. Men ziet dit als een beweging naar ruimte, weg uit een situatie van geslotenheid, naar binnen gekeerdheid, naar een situatie van openheid, gericht op relaties met andere gelovigen, andere kerken en de samenleving. 3. Er lijkt een afname te zijn van de kennis van de Bijbel en het gereformeerd belijden. Terwijl dit juist een van de grote krachten was van de GKV-kerken en kerkleden. Er lijkt een afname te zijn van de diepgang van de persoonlijke doorleving van het leven met de Heer. De nadelige kanten van de eigen historie (geslotenheid, polemiseren, een neiging tot rationeel ‘geloven’), lijken het benutten van de krachtige, rijke kanten van de historie (trouw leven met de Heer, studeren in de Bijbel, organisatiekracht) te verhinderen. 4. Het kernvraagstuk voor nu en de komende jaren is daarmee de hermeneutiek. Hoe breed is gereformeerdzijn? De actuele vraagstukken zijn zaken als huwelijk en echtscheiding, samenwonen, omgaan met seksualiteit, homoseksualiteit, man-vrouw verhoudingen en de ambten, de vormgeving van de liturgie, hoe houden we de jeugd bij de kerk. De hermeneutische vraag, ‘hoe verbinden we leer en leven in onze situatie?’, is daarmee ook een methodische vraag, ‘hoe kunnen we dat dan in de praktijk van alledag vormgeven? Wat betekent één en ander vervolgens voor de activiteiten van het PC? 5. Het PC zou zich moeten richten op hulp bij het leggen van de verbinding tussen vroomheid en verstand, kennis van God met het hoofd en het hart. Concreet aandacht vragen voor wat het betekent ‘kerk’ te zijn, lid van een kerk te zijn, wat de waarde van een kerkverband is.
Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
18
Een belangrijke taak lijkt de feitelijkheden over wie we zijn als GKV op een rij te krijgen. Een grootschalig onderzoek naar de prediking in de GKV. Een vraagstuk is het zelfbeeld in relatie met persoonlijk gelovige en christen zijn. Op macroniveau is een onderzoek wenselijk naar de nieuwe scheidslijnen die lijken te gaan ontstaan over de verschillende kerken in het protestantse domein heen. Scheidslijnen die meer te maken lijken te hebben met evangelische invloeden, bevindelijkheid, relatie tot de cultuur.
4. 3 Resultaten survey 3: webbased enquête Op basis van de regionaal georganiseerde groepsinterviews met kerkenraden9 is een enquête10 opgesteld. Deze enquête is webbased uitgevoerd in de periode van 23 september 2013 tot en met 28 oktober 2013. In dit gedeelte van het onderzoeksrapport rapporteren we zowel over respondenten als over resultaten van de enquête. Daarbij verwijzen we geregeld naar verschillende onderdelen van de enquête. Om het leesgemak van deze paragraaf te vergroten, typeren we deze vijf onderdelen hier nog kort als volgt: 1. 2. 3. 4. 5.
Algemene kenmerken respondenten Stijlen van gemeente-zijn zoals die nu van toepassing zijn op uw gemeente De gemeente bekeken vanuit vier perspectieven: haar relatie met de context, structuren en middelen, identiteit en cultuur en leidinggeven Kwaliteiten van de kerkenraad die van belang zijn en kwaliteiten die aanwezig zijn Stijlen van gemeente-zijn zoals u zou willen dat die in 2025 van toepassing zijn op uw gemeente
4.3.1 (Algemene) kenmerken respondenten In totaal hebben 1087 respondenten de vragenlijst ingevuld. Omdat niet iedereen de hele vragenlijst heeft ingevuld is geanalyseerd welk deel van de respondenten de vragenlijst in z’n geheel heeft ingevuld. Dat blijken 973 respondenten te zijn. Als niet anders is aangegeven, zijn de analyses uitgevoerd op deze groep. Als de analyses uitgevoerd zouden worden op de volledige groep respondenten, zou dat een vertekend beeld opleveren, met name waar het resultaten van de onderdelen 2 en 5 betreft. 4.3.1.1 Leeftijdsopbouw respondentengroep Als eerste algemeen kenmerk van de respondent, is de leeftijd gevraagd. Deelnemers hebben hiervoor hun huidige leeftijd in gevuld. Naderhand zijn de respondenten geordend op generatiegroepen. Daarbij hebben onderzoekers een indeling gekozen, zoals deze gangbaar is in literatuur11 over generaties en ~ kenmerken12. Tabel 6
Generatiebenaming A. De Vooroorlogse generatie
Geboortejaren 1910-1930
B. De Stille generatie
1931-1940
C. De Protestgeneratie / Babyboomgeneratie
1941-1955
D. De Verloren generatie
1956-1970
E. De Pragmatische generatie
1972-1985
F. De Grenzeloze generatie
9
1986- >>
Zie paragraaf 4.1
10
De opzet van deze enquête is beschreven in hoofdstuk 2.3.en opgenomen in bijlage ???
11
Onderzoekers hebben zich o.a. gebaseerd op indeling in generaties, zoals beschreven in Spangenberg, F. en Lampert, M. (2009). De grenzeloze generatie en de eeuwige jeugd van hun opvoeders. Amsterdam: Uitgeverij Nieuw Amsterdam. 12 In de bijlage op p.38 is een beschrijving van deze zes generatiegroepen opgenomen. Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
19
Als de deelnemers aan deze enquête in generaties worden ingedeeld, ontstaat het volgende overzicht: Tabel 7
Respondenten ingedeeld naar generaties op basis van leeftijd (n=973)
F
Frequency 101
Percent 10,4
Valid Percent 10,4
Cumulative Percent 10,4
E
252
25,9
25,9
36,3
D
294
30,2
30,2
66,5
C
281
28,9
28,9
95,4
A+B
45
4,6
4,6
100,0
Total
973
100,0
100,0
Gezien het geringe aantal respondenten in de generatie categorieën A en B (X respectievelijk Y) hebben onderzoekers besloten deze 2 categorieën samen te voegen tot 1 categorie. Grafisch weergegeven: dit betekent dat het grootse aantal respondenten geboren is tussen 1956 en 1970, generatiegroep D, vrijwel onmiddellijk gevolgd door generatie C: de protest~ of de babyboomgeneratie. Dit deel van de respondenten is geboren tussen 1941 en 1955) . Ook de pragmatische generatie (geboren tussen 1972 en 1985) laat zich in dit onderzoek niet onbetuigd. Als de grenzeloze generatie geduid kan worden met ‘jongeren’ dan hebben zij voor 10% deel uitgemaakt van de groep respondenten. Ouderen (dat wil zeggen: geboren tussen 1910 en 1940) voor een kleine 5%. Onderzoekers veronderstellen dat de vorm waarin de enquête aangeboden is – namelijk via internet – dit lage aandeel kan verklaren. Voor verdere verwerking hebben onderzoekers deze 5 nog teruggebracht tot 4 generatiegroepen. Generatie A+B zijn toegevoegd aan generatiegroep C. Dat betekent dat we voor verder analyses gebruik maken van deze indeling: 1. 2. 3. 4.
F. 27 jaar en jonger E: 28 tot 42 jaar, de pragmatische generatie D: 43 tot en met 57 jaar: de verloren generatie C: 57 jaar en ouder: de babyboomgeneratie (29% van de respondenten) en de Stille en Vooroorlogse generatie (samen 4,6% van de respondenten).
C: Protest/Vooroorlogs/Stil
D: Verloren
E: Pragmatisch
F: Grenzeloos ,0
5,0 10,0 15,0 20,0 25,0 30,0 35,0 40,0
Figuur 1: Leeftijden respondenten geordend naar generatie indeling
Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
20
4.3.1.2 Vrouwen en mannen Van deze 973 respondenten, zijn is 46,2% vrouw en 53,8% man, zodat gesteld kan worden dat vrouwen en mannen evenredig vertegenwoordigd zijn. 4.3.1.3 Opleidingsniveau Aan deelnemers is gevraagd wat de door hun hoogst afgeronde opleiding is geweest. Beantwoording van deze vraag leidt tot dit overzicht
Andere, namelijk WO HBO VWO HAVO MBO of vergelijkbare opl. LBO, LEAO, MAVO, VMBO of… Basisonderwijs Geen 0
10
20
30
40
50
Figuur 2: Hoogste, afgeronde opleiding
Daar waar respondenten ‘Andere’ hebben gekozen, moet gedacht worden aan HBS of MMS. Verder is opmerkelijk dat 58% van de respondenten hoger onderwijs heeft afgerond (42% HBO respectievelijk 16% WO). Landelijk zijn er geen gegevens beschikbaar over opleidingsniveau van leden uit het GKv kerkverband. We kunnen dus geen uitspraak gedaan over de vraag in welke mate deze groep respondenten een (betrouwbare) afspiegeling is van leden van dit kerkverband. 4.3.1.4 Gezinssamenstelling Naast opleidingsniveau is aan deelnemers gevraagd een uitspraak te doen over de samenstelling van hun gezin. Resultaten op deze vraag geordend per antwoordoptie, leidt tot onderstaand overzicht (grafisch weergegeven).
Andere gezinssamenstelling Eén-ouder zonder (thuiswonende) kinderen Eén-ouder met één of meer thuiswonende kinderen Echtpaar zonder (thuiswonende) kinderen Echtpaar met één of meer thuiswonende kinderen 1-Persoons huishouden Thuiswonend bij ouders 0
10
20
30
40
50
Figuur 3: Gezinssamenstelling respondentengroep
Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
21
Opmerkelijk is de hoge score voor ‘Echtparen met 1 of meer thuiswonende kinderen’ (41%) en ‘Echtparen zonder (thuiswonende) kinderen’. Opmerkelijk, maar gezien de indeling in van respondenten in generatiegroepen niet verrassend. 4.3.1.5 Typering kerkelijke gemeente Bij de opzet van de enquête leek het onderzoekers een goed idee, om deelnemers te vragen hun kerkelijke gemeente te typeren. Deelnemers konden kiezen uit een overzicht van 7 typen kerkgemeenten.
anders, namelijk samenwerkingsgemeente (met NGK, CGK of Beiden) evangelisatiegemeente kerkplantingsgemeente plattelands gemeente stadsgemente met veel studenten Stadsgemeente ,0
5,0 10,0 15,0 20,0 25,0 30,0 35,0 40,0
Figuur 4: Typering kerkelijke gemeenten door respondenten
Iets meer dan de helft van de respondenten is dus lid is van een stadgemeente (51% als stadsgemeenten met en zonder studenten samengenomen worden) en een ruime kwart (27%) van plattelandsgemeente. Omdat sommige (stads~ of plattelandsgemeenten) ook in de categorie ‘ samenwerkingsgemeente’ geschoven kan worden, kan een zekere doublure optreden, die ons ervan weerhoudt al te snelle conclusies te trekken. 4.3.1.6 Functies respondenten Tenslotte is aan deelnemers gevraagd een uitspraak te doen over de hoedanigheid van waaruit ze de enquête hebben ingevuld. Deden ze dat als gemeentelid? Of heeft de deelnemer een functie bekleed tijdens het deelnemen aan deze enquête? Respondenten hebben gereageerd als volgt: Tabel 8
Functie respondent in kerkelijke gemeente (N=973)
Valid Percent
Cumulative Percent
Frequency
Percent
614
63,1
63,1
63,1
jeugdleider, commissielid, werkgroeplid (onbetaalde functies
226
23,2
23,2
86,3
ouderling, pastoraal werker, catecheet (onbetaalde functies)
99
10,2
10,2
96,5
diaken, diaconaal werker (onbetaalde functies)
27
2,8
2,8
99,3
7
,7
,7
100,0
973
100,0
100,0
gemeentelid
predikant, kerkelijk werker, catecheet (betaalde functies) Total
Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
22
Grafisch weergegeven kunnen deze uitslagen als volgt gepresenteerd worden:
predikant, kerkelijk werker, catecheet (betaald) diaken, diaconaal werker (onbetaald) ouderling, pastoraal werker, catecheet (onbetaald) jeugdleider, commissielid, werkgroeplid (onbetaald) gemeentelid 0
10
20
30
40
50
60
70
Figuur 5 Functie respondent in kerkelijke gemeente
Als we de uitkomsten nog eenvoudiger voorgestellen, is 63% van de respondenten gemeentelid en de overige 37% is ambtsdrager of doet iemand iets in het jeugd- dan wel commissie- of werkgroep werk. Ten opzichte van het geheel aan respondenten is de betaalde kracht sterk onder vertegenwoordigd. Het kan daarbij gaan om predikant, kerkelijke werker of (betaalde) catecheet. Dat is opmerkelijk, omdat deze enquête betrekking heeft op de toekomst van kerken, met andere worden: de toekomst van die instellingen, die deze werkers betalen. Een verklaring hiervoor is op basis van de verzamelde data niet te geven. 4.3.1.7 Samenvattend beeld van respondenten Samenvattend stellen we: de groep respondenten bestaat voor bijna gelijke delen uit vrouwen en mannen. Meer dan de helft hiervan is hoog opgeleid. Een derde van de respondentengroep is ouder van 57 jaar, een derde is 43 tot en met 57 jaar, een kwart van de groep is 28 tot 42 jaar oud en één tiende is 27 jaar of jonger. en 42 jaar oud. Eén tiende voert een eenpersoons-huidhouding. Op of rond de 40% bevinden zich ouders zonder (thuiswonende) kinderen en ouders met 1 of meer thuiswonende kinderen. Bijna één derde van de residenten kerkt in een plattelandsgemeente en bijna de helft in een stadsgemeente (met of zonder (veel)studenten). Zo’n twee-derde heeft de enquête ingevuld als gemeentelid en ruim een derde heeft dit gedaan in haar of zijn hoedanigheid als commissie of werkgroep lid, als catecheet of jeugdleider dan wel ambtsdrager. Minder dan 1% van de respondenten heeft te kennen gegeven als betaalde kracht aan het werk te zijn in de gemeente.
4.3.2 Stijlen van gemeentezijn Deze paragraaf gaat in op stijlen van gemeente-zijn. Daartoe kregen deelnemers aan de enquête op 6 paren van stellingen voorgelegd. 6 keer stond een ‘Stijl A’ tegenover ‘Stijl B’. Respondenten hebben aan kunnen geven of hun gemeente meer aan ‘ Stijl A’ of meer aan ‘ Stijl B’ voldoet in hun optiek. Onderdeel 2 van de enquête nodigde deelnemers dit te doen voor gemeente in de huidige situatie. Onderdeel 5 van de enquête, vroeg deelnemers hetzelfde, maar dan rond hun wensen voor de gemeente in 2025. Omdat het over 6 paren van 2 stellingen gaat, toegepast op nu en 2025, presenteren we in deze paragraaf de resultaten op deze stelling paren, zowel voor het nu als voor de wenssituatie in 2025. 4.3.2.1 Gerichtheid van onze gemeente Zijn we in onze gemeente vooral gericht op onze eigen gemeenteleden met hun levens vragen, geloof of welzijn (Stijl A)? Of zijn we meer gericht op mensen van buiten de gemeente met hun levensvragen, hun geloof
Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
23
en hun welzijn (Stijl B)? Hoe zien respondenten hun gemeente nu en wat wensen ze voor 2025?
Figuur 6a. Meningen over de plaatselijke gemeente nu en in 2025; vraag 8 en 23
Ruim drie kwart van de respondenten (83,4%) geeft aan dat het accent in hun gemeente nu vooral ligt op de eigen gemeenteleden met hun levensvragen, hun geloof en hun welzijn. De uitspraak van respondenten voor 2025 laat een verschuiving zien, dan verschuiven de bekeken scores. Alhoewel zo’n 47% van de respondenten nog steeds vindt dat het accent vooral op de eigen gemeenteleden moet liggen, is ruim 52% van mening dat het accent in 2025 meer op mensen buiten de gemeente moet liggen. Een toename van bijna 37%. 4.3.2.2 Het bindmiddel in onze gemeente Wat is nu hetgeen ons bindt, in onze gemeente? Ligt dat in onze onderlinge loyaliteit, onze betrokkenheid, in ons onderling vertrouwen (stijl A)? Of ligt ons bindmiddel in het doen van goede dingen (in woord en daad) voor mensen die Jezus Christus nog niet kennen (Stijl B)? Respondenten scoorden voor nu en 2025 als volgt:
Figuur 6b. Stijlen van gemeente-zijn nu en in 2025; ‘ Bindmiddel’ (vraag 9 en 24)
De somscore laat zien dat bijna 87% van de respondenten het bindmiddel in de huidige gemeente vooral ziet liggen in de onderlinge relaties, loyaliteit en vertrouwen. Voor 2025 wenst 50% dat dit nog steeds het bindmiddel is en de andere 50% (op basis van somscore) ziet het bindmiddel meer liggen in het doen van goede dingen (in woord en daad) voor mensen die Jezus Christus nog niet kennen. Opnieuw een verschuiving van bijna 37%. 4.3.2.3 Gerichtheid van de leiding in onze gemeente Waar is onze leiding op gericht, nu en in 2025? Dat was de kern van het volgende stellingen-paar. Is de leiding
Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
24
in onze gemeente vooral gericht op coördinatie en organisatie, zodat onze gemeente een soepel draaiend geheel is (Stijl A)? Of is in onze gemeente de focus vooral op het stimuleren van initiatieven, op vernieuwingsgezindheid. Vanuit de gedachte dat als iets werkt om mensen van buiten de gemeente te bereiken, het dan goed is (Stijl B)? Dit zijn de reacties van respondenten: 35 30 25 20 15 10 5 0 Stijl A
Stijl B
heden Figuur 6c. Stijlen van gemeente-zijn nu en in 2025; ‘ Leidinggeven’ (vraag 10 en 25)
73% van de respondenten vindt dat de focus van de leiding nu vooral ligt op coördinatie en organisatie. Voor 43% blijft dat in 2025 nog steeds belangrijk. Maar op basis van de somscores kan gesteld worden dat bijna 60% van de respondenten in 2025 de focus van de leiding vooral gelegd wil zien op het stimuleren van initiatieven en vernieuwingsgezindheid (56,7%) 4.3.2.4 In onze gemeente vinden we het belangrijk …. Welke stijl heeft onze voorkeur: ligt het accent vooral op afspraken, regels, reglementen en kerkorde – zodat alles in goede orde en rust gebeurt (Stijl A)? Of vinden we het in onze gemeente belangrijk(er) dat de boodschap overkomt, dan dat regels strikt gehandhaafd worden (Stijl B)? De opvatting van respondenten laat dit beeld zien:
30 25 20 15 10 5 0 Stijl A
Stijl B
heden
2025
Figuur 6d. Stijlen van gemeente-zijn nu en in 2025; ‘ focus in gemeente’ (vraag 11 en 26)
Somscores laten zien dat bijna 60% van de respondenten de focus in hun gemeente nu vooral ziet liggen op Stijl A: afspraken, regels, reglementen en kerkorden zijn belangrijk, zodat alles in goede orde en rust gebeurt. Daarnaast ziet ruim 40% de focus in de gemeente nu liggen op een groter belang voor het overkomen van de boodschap, dan dat regels strikt gehandhaafd worden. In 2025 loopt dit percentage verder op: 70% ziet dat deze Stijl B dan belangrijk is tegen bijna 30% Stijl A: de oriëntatie op afspraken, regels, reglementen en kerkorden. Een verschuiving van bijna 30%
Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
25
4.3.2.5 In onze gemeente is ruimte voor verschil van inzicht en discussie … Welke ruimte is er in onze gemeente voor verschillen van inzicht? Opnieuw een stellingpaar dat twee stijlen typeert. Stijl A is beschreven als: ‘Onze gemeente laat verschillen van inzicht toe. Wij zijn in Christus vernieuwede mensen en voor hen vormen verschillen van inzicht geen bedreiging meer. Temeer omdat Christus vanuit de hemel aan Zijn kerk bouwt en haar bewaart’. Daarnaast is Stijl B als volgt gepresenteerd: ‘ In onze kerk is weinig ruimte voor discussie en verschillen. We houden vast aan eensluidende opvattingen over leer, levensstijl en liturgie. Voor ons zijn heldere en uniforme opvattingen belangrijk. Als we die loslaten, begeven we ons op een hellend vlak en verliezen we de kenwerken van ‘ware’ kerk. Resultaten op dit spellingen-paar: 40 35 30 25 20 15 10 5 0 Stijl A
Stijl B
heden
2025
Figuur 6e. Stijlen van gemeente-zijn nu en in 2025; ‘verschil van inzicht’ (vraag 12 en 27)
Somscores hebben het voordeel, dat in één oogopslag relevante gegevens kunnen worden gepresenteerd. Zo is de somscore voor stijl A 63% in het nu en 82% voor 2025/ De oriëntatie op stijl B loopt terug van 37% naar bijna 18%, dus met een kleine 20%. Dat betekent dat respondenten Stijl A van toenemend belang zien. Een ontwikkeling naar meer ruimte voor verschillen van inzicht. We zijn door Christus verloste mensen en Hij bouwt en bewaart Zijn gemeente vanuit de hemel. Maar als we de somscores loslaten en kijken naar de score op de optie ‘+++’ dan is het verschil niet rond de 20% maar bijna 25%. 4.3.2.6 In onze gemeente leggen we vast… Hoe belangrijk vinden deelnemers aan de enquête het vastleggen van leer- en geloofsvraagstukken? En welke ruimte zien zijn voor christelijke vrijheid en persoonlijke verantwoordelijkheid. Het voorlaatste stellingpaar waar deelnemers op konden reageren. De twee stijlen waren hier zo geformuleerd: in onze gemeente: vinden we het belangrijk om over leer- en geloofsvraagstukken precies vast te leggen wat we geloven en hoe we geloofsstukken zien. Dat helpt ons om on elkaar daarop aan te spreken(Stijl A). Daarnaast deze stijl: in onze gemeente hebben we overeenstemming over belangrijke vraagstukken van ons geloof. Daarnaast vinden we christelijke vrijheid en persoonlijke verantwoordelijkheid erg belangrijk (Stijl B).
Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
26
Over ruimte voor verschillen van inzicht, nu en in 2025, hebben respondenten zich als volgt uitgesproken. 35 30 25 20 15 10 5 0 Stijl A
Stijl B
heden
2025
Figuur 6f. Stijlen van gemeente-zijn nu en in 2025; ‘Vastleggen leer en persoonlijke verantwoordelijkheid (vraag 13 en 28)
In het hier en nu zijn de somscores zo’n fifty/fifty: 48% voor stijl A en 52% voor stijl B. Op weg naar 2025 gaat dat veranderen: 26,5% voor nog stijl A en 73,5% voor Stijl B. Wat neer komt op een verschuiving van 21,4%.. 4.3.2.7 In onze gemeente wordt het accent gelegd op … Zo is al een en ander gezegd over ruimte voor verschillen. De vraag was tenslotte hoe we dan omgaan met die verschillen. Voert de relatie de boventoon: we gaan in gesprek, zorgen ervoor dat de onderlinge relaties goed blijven – ook al zijn we het inhoudelijk nog niet met elkaar eens (Stijl A)? of gaan we in gesprek, net zolang totdat we een inhoudelijk standpunt bereiken, ook al gaat dit ten kosten van de onderlinge relaties (Stijl B)?
45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 Stijl A
Stijl B
heden
2025
Reacties van respondenten vertonen dit beeld: Figuur 6g. Stijlen van gemeente-zijn nu en in 2025; ‘Accent op Relatie of Inhoud’ (vraag 14 en 29)
Ook hier eerst weer de relativerende opmerking over ‘somscores’ als in §4.3.2.5.: handig, maar ze kunnen vertekenen. Hetzelfde effect doet zich ook voor bij dit stellingpaar. Bekeken vanuit somscore: (stijl A) scoort in het hier en nu 72,4% en in 2025 89,1% Vindt nu nog 27,6% van de respondenten Stijl B herkenbaar, op termijn wenst nog bijna 11% deze stijl. Vanuit somscores bekeken, is een verschuiving van 16,8% te zien. Maar kijken we op nieuw naar de optie A+++ dan valt op die optie een toename van bijna 30% te zien, ten gunste van Stijl A.
Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
27
4.3.2.8 Generatie invloeden In de bijlage zijn de uitkomsten ten aanzien van Stijl A of Stijl B nogmaals weergegeven, maar nu onderscheiden naar de generaties zoals die hiervoor zijn gedefinieerd. Als we die tabellen nalopen zijn er geen opvallende verschillen waar te nemen in de verschuivingen waar het gaat om de mening van de verschillende generaties. Alle generaties zien een verschuiving en achten die ook wenselijk. Soms verschuift ‘generatie C’ ( de babyboomers) iets minder dan de andere generaties tussen de stijlen, maar de algemene tendens blijft gehandhaafd. 4.3.2.9 Gemeentelid of kerkelijk werk Ook is onderzocht of er verschillen in beantwoording zijn tussen ’gemeenteleden’ en ‘kerkelijk werkers’. De laatste categorie bestaat uit de verzameling: jeugdleiders, catecheten (betaald en onbetaald) ambtsdragers, commissie- en werkgroep leden. Over de situatie nu spreken beide groepen zich uit. In hun taxatie zijn bij sommige stellingparen verschillen waar te nemen. Percentueel gezien zijn ‘kerkenwerkers’ voor de eerste drie stellingen (gerichtheid, bindmiddel en leiding) rond de 3,5% meer overtuigd van stijl A dan gemeenteleden. Bij het stellingpaar over wat we belangrijk vinden (afspraken, regels, reglementen en kerkorde versus groot belang aan ‘boodschap over laten komen’ boven regels etc.) zijn gemeenteleden meer uitgesproken dat het om de eerste stijl gaat dan kerkenwerkers. Maar slechts voor 2,6%. In het nu zijn dus weinig verschillen te merken. Over de situatie in 2025 zijn kerkenwerkers vaak meer uitgesproken dan gemeenteleden:
Bij het stellingpaar over gerichtheid van de gemeente (§ 4.3.2.1.), zijn kerkenwerkers 8,5% meer uitgesproken voor een externe gerichtheid dan gemeenteleden. Bij het stellingpaar over bindmiddel van de gemeente (§ 4.3.2.2.), zijn kerkenwerkers 9,3% meer uitgesproken voor een bindmiddel dat ligt in het doen van goede dingen voor mensen buiten de gemeente, dan gemeenteleden. Bij het stellingpaar over accent op ‘ regels’ versus ‘ boodschap’ (§ 4.3.2.4.) denken kerkenwerkers bijna 7% meer uitgesproken dan gemeenteleden, zij vinden het belangrijker is dat de boodschap over komt, dan dat regels gehandhaafd worden. Op andere stellingparen sprekers kerkenwerkers zich met meer overtuiging uit dan gemeenteleden, maar dan liggen de verschillen tussen 4,5% en 1%.
Kortom, in de taxatie van de situatie nu, doen zich geen noemenswaardige verschillen voor. Dat is voor sommige stellingparen met het oog op 2025 anders. Kerkenwerkers denken meer extern gericht, met als bindmiddel ‘goede dingen doen voor mensen buiten’ en accent op boodschap dan op regels. Gemeten verschillen op deze invalshoeken liggen tussen de 7% en 9%. Op andere stellingparen zijn de verschillen minder groot, alhoewel kerkenwerkers in de regels zich explicieter uitspreken dan gemeenteleden. 4.3.2.10 Samenvattende conclusies Wanneer we bovenstaande resultaten samenvatten valt op dat over het geheel van de respondenten gezien er in alle gevallen een verschuiving plaatsvindt tussen hoe het nu is en hoe het in 2025 zal zijn. Men ziet voor 2025 een verschuiving van gerichtheid op de eigen gemeente, de interne relaties en de gemaakte afspraken, naar gerichtheid op buiten, relaties in de samenleving in een losser verband met wel een duidelijke kern. Daarbij valt op dat dit voor werkers in de kerk nog in sterkere mate geldt dan voor gewone gemeenteleden.
4.3.3 De gemeente, bekeken vanuit vier perspectieven. De resultaten van de kwalitatieve ronde laten zien dat er veel vragen leven bij de ambtsdragers, over leidinggeven, koers bepalen en ‘visie vormen op kerk in de 21e eeuw’. Daarom hebben we in de enquête vier blokken van stellingen opgenomen, die geformuleerd zijn met het conceptueel kader als basis (Hoofdstuk 3: ‘Conceptueel kader’). Dit conceptueel kader beschrijft de gemeente vanuit vier perspectieven:
Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
28
1. 2. 3. 4.
De Context van de gemeente; De Identiteit en Cultuur van de gemeente; De Structuur en de Middelen van de gemeente; De Leiding die wordt gegeven aan de gemeente.
Deze vier perspectieven zijn geoperationaliseerd naar tien stellingen per perspectief. In de volgende onderdelen leest u hoe respondenten hebben gereageerd op deze stellingen. Voor elke stelling worden de resultaten gepresenteerd in de vorm van de somscores , dat wil zeggen: de optelling van alle (on)eens-scores. Bij sommige stellingen zijn er verschillen tussen de generaties. Als dit zich voordoet, worden deze verschillen apart vermeld. 4.3.3.1 De Context van de gemeente Bij dit eerste perspectief is het de kernvraag of een geloofsgemeenschap zich moet aanpassen aan de context of zich er juist tegen moet verzetten. Deze kernvraag is geoperationaliseerd naar de volgende stellingen: 1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
De manier waarop leiding gegeven wordt in de kerk d.m.v. de ambten, past in deze tijd. Kijkend naar de somscores is bijna 56% het eens en zo’n 44% oneens met deze stelling, maar dat zijn gemiddelden. Bij deze stelling is er een verschil van ruim 11% tussen de generatie 28-42 ( E) en >57.(C). Generatie E is het meer oneens dan generatie C. In mijn leven door de week heb ik veel aan de kerkdienst. Op basis van de somscores is 65% het eens met deze stelling en zo’n 35% oneens. Hier zijn de verschillen het grootst tussen de generatie <27 (F) en >57 (C). Van de jongste generatie (F) is bijna 44% het oneens met deze stelling tegen zo’n 26% van de generatie >57 (C). Overigens bevinden de twee andere generaties zich qua ontevredenheid dichter bij generatie <27 dan bij generatie >57, namelijk: 39% en 37%.F Ik vind het belangrijk dat mensen uit de buurt van de kerk weten wie zij zijn en wat wij doen. Deze stelling wordt door ruim 91% van de respondenten onderschreven: ze vinden het dus belangrijk dat mensen uit de buurt van de kerk op de hoogte zijn, van wie ‘we’ zijn en wat ‘ we’ doen. De verschillende generaties ontlopen elkaar nauwelijks, wel valt op dat de oudste generatie (>57) de hoogste score heeft op deze stelling. Mijn kerk zou meer moeten inspelen op wat er in mijn plaats gebeurt. Respondenten bevestigen ook deze stelling in hoge mate positief: ruim 71% onderschrijft dit en het interessante is dat de jongste generatie (<27) de stelling het minst onderschrijft: 65% van deze generatie onderschrijft de stelling en van de verloren generatie (D) is driekwart het eens (vrijwel 77%). Individualisering en emancipatie zijn dingen die in de samenleving spelen. Ze spelen niet of in veel mindere mate in de kerk. Bijna 70% van de respondenten onderschrijft dit niet: in de gemeente is individualisering en emancipatie net zo aan de orde als in de samenleving. Vanuit het perspectief van generaties bekeken is de oudste generatie (>57) het nog het vaakst eens (‘ Deze verschijnselen doen zich niet voor in de gemeente’) van alle generaties: bijna 40% van deze generatie onderschrijft deze stelling. Ter vergelijking: van de verloren generaties (D) en de pragmatische generatie (E) is rond de 26% het eens. Iedereen is druk, ook mensen in de kerk. Maar als je iets belangrijk vindt, dan laat je je daardoor niet leiden. Bijna 73% onderschrijft deze stelling: men is het er mee eens en de verschillen tussen generaties zijn niet groot, hoogstens 3% aan de (on)eens kant. Ik vind het belangrijker om me in te zetten binnen de kerk dan om me in te zetten in de buurt. Op basis van de somscores, lijkt de verdeling in resultaten zo’n fifty-fifty: bijna 53% onderschrijft de stelling en zo’n 47% niet. Maar vanuit generaties bekeken lopen de opvattingen uitelkaar. De verschillen zijn het grootst tussen de generatie <27 (F) en >57 (C). Van generatie F vindt ‘slechts’ bijna 43% inzet in de kerk belangrijker dan inzet in de buurt. Voor de oudste generatie (C) ligt dat anders: daar vindt ruim 60% inzet in de kerk belangrijker dan inzet in de buurt.
Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
29
8.
In de kerk wordt kerktaal gebruikt, iemand die van buiten komt moet daar maar aan wennen. Kijkend naar de somscores is ruim 70% het oneens met deze stelling: van mensen van buiten mag dus niet zo maar verwacht worden dat ze aan kerktaal wennen. Maar: somscores zijn gemiddelden: er zijn verschillen tussen de generaties. Van de Pragmatische generatie ( E) weerspreekt bijna 80% deze stelling. Dat is een verschil vergeleken met de oudste generatie, (D) daar is ruim 62% het oneens met deze stelling. 9. Als kerkverband zouden we nieuwe kerken meer moeten steunen ongeacht of ze nu wel of niet precies zo doen als wij. Twee-derde van de respondenten is het eens: bijna 67% op basis van de somscores, maar er zijn verschillen tussen generaties. Ook hier liggen de jongste en de oudste generatie het verst uit elkaar. Van de <27 generatie is driekwart het eens met de stelling (75%). Van de oudste generatie (>57, D) is net geen 60% het eens met deze stelling. De twee tussen liggende generatie scoren rond de 70% (72% en 67% voor de Pragmatischer generatie respectievelijk de Verloren generatie). 10. Kerkplanting hoeft niet in Nederland want er zijn al genoeg kerken. Bijna 29% is het eens met deze stelling en iets meer 71% vindt kerkplanting wenselijk. Er zijn nauwelijks verschillen tussen de generaties. 11. Wij werken in onze kerk actief samen met maatschappelijke organisaties om het welzijn in onze burgerlijke gemeente te bevorderen. Bijna 51% van alle respondenten is het eens met deze stelling en zo’n 49% is het oneens. Er zijn wat verschillen tussen generaties, maar die zijn beperkt. Van de verloren generatie is zo’n 53% het oneens tegen 46% van de protest-vooroorlogse of stille generatie. 4.3.3.2 De structuur van de gemeente 1. Als wij in onze gemeente afspraken hebben is het belangrijk dat we ons daaraan houden. Met deze stelling is 79% van de respondenten het eens. Opvallend is dat er vooral onder de oudste generatie veel mensen zijn die het heel erg eens zijn met deze stelling. 27% van deze generatie scoort +++ op deze stelling 2. Onze kerkenraad heeft heldere doelen. Uit de somscores blijkt dat de meningen hier verdeeld zijn. 53% van de mensen is het niet eens met deze stelling tegen 47% die het er wel mee eens is. Degenen die het niet eens zijn met de stelling zijn wel uitgesprokener. Van degenen die het met de stelling eens zijn scoort 8% +++. Maar van degenen die het niet met de stelling eens zijn scoort 23% --- De verschillen tussen de generaties zijn niet erg groot. 3. Als wij in onze gemeente een bepaald thema belangrijk vinden maken we daar ook voldoende geld voor vrij om dit te financieren. 62% van de respondenten is het met deze stelling eens. Van de jongste generaties (<27 en 28-42) geeft bijna de helft van het aantal respondenten aan het met deze stelling eens te zijn (resp. 49% en 43% scoort een +) 4. Regels en afspraken binnen het kerkverband zie ik meer als hinderlijk dan als helpend voor ons gemeente zijn. Van alle respondenten is 66% het oneens met deze stelling. Wanneer naar het verschil in generaties wordt gekeken valt op dat opvallend veel mensen uit de oudste generatiegroep (>57) een --- scoren. 30% van hen is het absoluut niet eens met deze stelling. 5. Er ligt in onze manier van kerk-zijn teveel verantwoordelijkheid bij de ambtsdragers. 56% van de respondenten is het met deze stelling eens. De andere 44% is het er dus niet mee eens. Opvallend is voornamelijk de relatief grote groep van 29% van de jongste generatie (<27) die een – scoort op deze stelling. 6. De formulieren bij doop en avondmaal zijn hulpmiddelen. Het zou geen verplichting moeten zijn ze te gebruiken. 60% van de respondenten is het oneens met deze stelling. Opvallend is dat de meningen ver uit elkaar liggen, 30% van alle respondenten scoort --- maar van de eens stemmers stemt 39% juist +++ Als we kijken naar verschillen tussen de generaties dan valt vooral de grote groep van oudere respondenten (>57) op die het erg oneens is met de stelling (40% scoort ---). 7. Dat de kerkenraad een tweede dienst uitschrijft op zondag, is reden genoeg om daar ook heen te gaan, ook als ik geen zin heb. Van de respondenten geeft 61% aan inderdaad naar de kerk te gaan ook al hebben
Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
30
zij geen zin. De grootste groep (31% van alle respondenten) geeft daarbij aan het heel erg eens te zijn met deze stelling, zij scoren +++. In deze groep is vooral de oudste generatiegroep zwaar vertegenwoordigd. 49% van alle mensen uit deze leeftijdsgroep geeft aan dat zij het heel erg (+++) eens zijn met deze stelling. 8. Bij de jongste generatie daarentegen is 54% het niet eens met de stelling en bij de een na jongste (28-42) is ook bijna de helft het oneens met de stelling. Je ziet bij deze stelling dus wel duidelijke generatieverschillen. 9. De kerkenraad heeft de leiding en zou daarom vrijheid moeten hebben regels en afspraken van classis en synode naast zich neer te leggen. De meeste mensen (61%) vinden niet dat de kerkenraad afspraken van de synode naast zich neer kan leggen. Vooral de oudste generatie is die mening toegedaan. 41% van de deelnemers uit deze leeftijdscategorie geeft aan het grondig oneens te zijn met deze stelling (---) terwijl vanuit de midden-generaties (28-57) 44% het juist wel eens is met de stelling (+). 10. Als mijn kerkenraad niet kan aangeven waarom ik moet bijdragen in tijd en geld, dan doe ik dat niet. 84% van de respondenten is het niet eens met deze stelling. Daarbij valt op dat mensen extreem stemmen. Ze geven in grote getale het grondig oneens te zijn (---) 39% van alle respondenten heeft een --- gescoord. Ook hier is weer de groep uit de oudste generatie het grootst. 38% van alle respondenten die het grondig oneens is, komt uit de hoogste generatiegroep. 4.3.3.3 Cultuur en identiteit van de gemeente 1. Zonder regels/afspraken in de kerk wordt het een chaos. 86% van de respondenten is het eens met deze stelling. Daarbij valt op dat vooral de oudste generatie (> 57) erg extreem scoort. 48% van hen scoort +++ 2. Onze cultuur vraagt om een ander soort ambt dan de tijd waarin het ambt is ingesteld. Met deze stelling is 63% van de respondenten het eens. De mensen van boven de 57 scoren in verhouding veel op echt niet mee eens en grondig oneens (-- en ---) resp. 21% en 12%. 3. Naast de dienst op zondag heb ik andere bijeenkomsten nodig om ‘bij te tanken’. Bv. Op New Wine, de EOjongerendag, Opwekking, Flavor, de 4e Musketier ed. Dit wordt niet herkend. 65% is het hier niet mee eens. Vooral de mensen van 57 + zijn afwijzend. Meer dan 50% van hen scoort ---. 4. Belijdenis doen is slechts een vorm, het gaat om je geloof in Jezus. 65% van de respondenten is het oneens met deze stelling generatie >57 is zelf erg afwijzend 42% scoort ---. 5. Bij ons mag je ook lid zijn als je als je alleen af en toe naar de kerk komt. Bij deze stelling zijn net iets meer mensen het eens dan oneens. De verdeling ligt op 60% - 40%. Over generatieverschillen is niets te zeggen. 6. Gemeenteleden moeten zich maar aanpassen aan de heersende gewoonten. De meerderheid is het oneens met deze vraag 78%. Opvallend is dat bijna niemand een ++ of een +++ scoort. 7. Ik vind dat een gemeentelid dat zijn kind niet laat dopen omdat hij voor volwassendoop is lid kan zijn in volle rechten en ook ouderling kan worden. Veel mensen zijn het hier hardgrondig mee oneens 42%. Van de oudste generatie stemt zelfs 60% voor de ---. 8. Kerk moet een tegencultuur zijn in de wereld. De meerderheid is het hier mee eens, 63%. 9. Laagopgeleiden voelen zich beter thuis in een andere kerk dan die van mij. 68% niet eens. 10. In mijn gemeente vindt iemand die homoseksueel is een veilige plek om zichzelf te kunnen zijn en mag hij/zij aan het Heilig Avondmaal. De meningen zijn verdeeld 54% is het ermee oneens, en 46% is het ermee eens. 4.3.3.4 Leiding van de gemeente 1. De leiding in onze kerk is nauwelijks geestelijke leiding: regels, kerkorde en procedures voeren de boven toon. Een kleine meerderheid is het oneens met deze stelling (60%). Ook hier valt weer op dat de oudste generatie extremer scoort dan de jongere generaties 56% van alle mensen uit die generatie scoort – of --op deze stelling. 2. Onze ambtsdragers zijn geloofsvoorbeelden voor jong en oud. Iets meer dan de helft van de respondenten is het eens met deze stelling (54%) De spreiding is niet groot, 63% van de positieve antwoorden scoort een +. 3. Bij veranderingen geven onze ambtsdragers geen antwoord uit Gods Woord op onze vragen. Weer is een krappe meerderheid het eens met de stelling (58%) Tussen de generaties zijn geen duidelijke verschillen op te merken. Ook bij deze stelling is men niet geneigd tot extreme antwoorden, de meeste respondenten
Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
31
4. 5.
6.
7.
8.
9.
beantwoorden de stelling met een simpele + (37%) of – (23%). In gesprekken met onze ambtsdragers is geen ruimte om geloofstwijfel te bespreken. De respondenten zijn in grote meerderheid van mening dat er juist wel ruimte is om geloofstwijfel te bespreken (85%). De communicatie van onze ambtsdrager met ons als gemeenteleden is open en transparant. 62% van de respondenten is het eens tot zeer eens met deze stelling. Opvallend is de grote groep (69%) vanuit de generatie 28-42 die het eens is met de stelling. Onze kerkenraad onderzoekt actief hoe Bijbelse waarden in onze gemeente met onze vragen uitgewerkt kunnen worden. 59% van de respondenten is het hiermee eens. Men is niet erg geneigd tot extremen. De meerderheid (54%) scoort een + of een – Onze kerkenraad heeft een inspirerende visie op kerk-zijn in onze tijd en gaat ons hierin actief voor. De meningen zijn verdeeld, hoewel net iets meer mensen het oneens zijn met deze stelling (54%). De mensen die positief zijn over de visie die de kerkenraad heeft zijn duidelijk niet extreem positief. Maar 4% scoort een +++. In onze gemeente slagen ambtsdragers er goed in het gesprek tussen generaties op gang te brengen en te houden. 59% van de respondenten is het oneens met de stelling. Grote verschillen in antwoorden tussen de generaties zijn er niet en in alle generaties zijn er bijna geen mensen die erg positief zijn over deze kwaliteit van de kerkenraad (3%). Als wij verschillen in opvattingen hebben, helpen ambtsdragers ons om elkaar te blijven respecteren en accepteren. 54% is het hiermee eens. Opvallend is dat bijna de helft van de jongste generatie (<27) een + scoort. Het andere deel van de jongeren scoort vnl. een – (22%) of een --(14%).
4.3.4 Kwaliteiten van de kerkenraad De resultaten van de kwalitatieve ronde laten zien dat er veel vragen leven bij de ambtsdragers, over ambten in deze tijd, over leidinggeven en koers bepalen en ‘ visie vormen op kerk in de 21e eeuw’. Om die reden zijn naast het blok stellingen over leiding (zie § 4.3.4.4.) ook twee aanvullende vragen opgenomen in de enquête. Zo konden respondenten maximaal zes kwaliteiten noemen die zij het meest belangrijk vinden om goed leiding te kunnen geven. De respondenten konden hun keuze bepalen op basis van de volgende kwaliteiten:
Betrouwbaar zijn Invoelend zijn Visie kunnen ontwikkelen Besluiten durven te nemen Transparant zijn in communicatie naar gemeente Tegen kritiek kunnen Een dienende instelling hebben Visie kunnen vertalen naar de praktijk Verantwoordelijkheid nemen Goed kunnen omgaan met verschillen in de gemeente Toegankelijk zijn als je problemen hebt Onderling goed kunnen samenwerken Respect voor elkaar tonen voor elkaar en voor de gemeente
Verwerking van de resultaten, leidt tot het volgende overzicht:
Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
32
Tabel 9
Kwaliteiten huidige en ideale kerkenraad (N=973) #ja/973
#ja/973 huidige kerkenraad
Ideale kerkenraad %
n
%
n
betrouwbaar zijn
82
797
58
562
transparant zijn in communicatie naar gemeente
69
667
25
241
om kunnen gaan met verschillen
57
556
23
224
besluiten durven nemen
57
553
36
350
dienende instelling hebben
48
466
39
376
respect tonen voor elkaar en voor gemeenteleden
45
433
49
477
visie kunnen ontwikkelen
44
431
30
291
verantwoordelijkheid nemen
40
391
36
355
visie kunnen vertalen naar de praktijk
37
358
12
120
toegankelijk zijn als je problemen hebt
32
313
33
324
invoelend zijn
27
262
16
153
tegen kritiek kunnen
25
239
17
161
goed onderling kunnen samenwerken
17
161
32
311
5627
3945
Als deze gegevens in een grafiek worden uitgezet, leidt dat tot deze figuur:
Kwaliteiten kerkenraad alle leeftijden (n=973) goed onderling kunnen samenwerken tegen kritiek kunnen invoelend zijn toegankelijk zijn als je problemen hebt visie kunnen vertalen naar de praktijk verantwoordelijkheid nemen visie kunnen ontwikkelen respect tonen voor elkaar en voor gemeenteleden dienende instelling hebben besluiten durven nemen om kunnen gaan met verschillen transparant zijn in communicatie naar gemeente betrouwbaar zijn 0 huidige kerkenraad
10
20
30
40
50
60
70
80
90
ideale kerkenraad
Figuur 7 Kwaliteiten huidige kerkenraad en ideale kerkenraad
Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
33
Deze grafiek kan op twee manieren gelezen en geïnterpreteerd worden.
Allereerst natuurlijk bekeken vanuit de hoogte van de scores. Bekeken vanuit de ‘ ideale kerkenraad’ scoren ‘betrouwbaarheid’, ‘transparantie’ en ‘ om kunnen gaan met verschillen’ het hoogst. De andere manier om deze grafiek te lezen, is bekeken vanuit de grootste verschillen tussen huidig en ideaal. In dat geval scoort ‘transparant zijn’ het grootse verschil (44%) tussen huidig en ideaal, gevolgd door ‘om kunnen gaan met verschillen’ (34%). ‘Visie vertalen naar de praktijk’ en ‘betrouwbaar zijn’ verschillen beiden 24%, tenslotte laten de kwaliteit ‘besluiten durven nemen’ een verschil van 21% zien.
Afhankelijk van de manier van kijken, zijn betrouwbaarheid, transparantie, om kunnen gaan met verschillen en besluiten durven nemen belangrijke kwaliteiten voor de kerkenraad in zijn hoedanigheid van leidinggeven. Daarbij is aan respondenten ook de vraag voorgelegd, welke cijfer zij toekennen aan hun kerkenraad. Generatie F (de jongste, <27 jaar) scoort het gunstigst: gemiddeld een 6,6. Generatie D (de ‘ verloren’ generatie’) scoort het laagst een 6,2 gemiddeld. Alle respondenten gezamenlijk scoren een 6,4 gemiddeld. Een t-toets laat geen significante verschillen zien tussen de generaties. Uiteindelijk beoordeelt 80% van de respondenten de kerkenraad met een voldoende voor wat betreft het leidinggeven, 20% beoordeelt dit leidinggeven met een onvoldoende. Daarbij hebben diverse respondenten gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een toelichting te geven. Tabel 10
Commentaar respondenten bij het geven van een onvoldoende aan hun kerkenraad (N = 201) reactie
n
%
Besluiteloos geen slagkracht
21
10,4
21
10,4
Kerkenraad heeft geen visie
20
10,0
De communicatie is slecht
18
9,0
Het ontbreekt aan geestelijk leiderschap
18
9,0
Kerkenraad is niet gericht op toekomst/innovatie
17
8,5
Kerkenraad is vooral gericht op de boel bij elkaar houden
11
5,5
Kerkenraad doet toch wat ze zelf wil. Ze zijn dominant.
9
4,5
Ambtsdragers zijn: jong, onervaren, druk, met te weinig
9
4,5
Grote afstand tussen kerkenraad en leden. Leden weten niet wat kerkenraad doet en kerkenraad weet niet wat er in de gemeente leeft.
Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
34
Kerkenraad zit vast aan regels en kan niet omgaan met nieuwe manieren van organiseren Kerkenraad durft het gesprek net aan, en brengt het gesprek niet op gang
Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
8
4,0
7
3,5
35
Hoofdstuk 5 Conclusies
5.1 Conclusies respondenten Met dit onderzoek zijn voornamelijk echtparen bereikt (80%) van de generaties C (ouder dan 57) en D ( 4357jaar). De ouders van jonge kinderen (generatie E) en de jongeren (generatie F) zijn in de minderheid (samen 30%). Ook de respons van betaalde krachten in de gemeente blijft erg achter
5.2 Algemene conclusies heden en toekomst 5.2.1 Kerkenraden (en gemeenteleden) vragen om ondersteuning bij het ontwikkelen van visie op/voor de toekomst Kerkenraden hebben problemen met structuren en vragen om visie. Het lijkt erop dat kerkenraden zich op dit moment vooral bezighouden met regeldingen en afspraken en regelingen die niet helpend zijn in de praktijk. Daar gaat de meeste tijd aan op, terwijl kerkenraden wel weten dat hun eigenlijke taak is: geestelijk leidinggeven en dus dat ze een visie en een doel nodig hebben. Wanneer mensen kritiek hebben op hun kerkenraad dan is dit ook meestal kritiek op het gebrek aan visie en het ontbreken van geestelijke leiding. Veel meer dan kritiek op inadequaat regelen van zaken. 5.2.2 Kerkenraden weten goed wat er speelt in de gemeente maar weten niet wat ze eraan moeten doen Kerkenraden hebben een breed beeld van wat er speelt aan problemen in de gemeente. Ze geven zelfs nog meer dingen aan die problematisch zijn dan de gemeenteleden. Ze lijken echter vaak moeite te hebben niet zozeer bij het analyseren van de problemen, als wel bij het hoe nu te handelen. Uit de ronde met de kerkenraden komt naar voren dat kerkenraden zich bewust zijn van verschuivingen/verschillen/problemen. Maar dat hun grootste probleem bestaat uit het door alles heen een visie/koers/droom houden voor en met de gemeente. Hierbij vragen zij hulp. 5.2.3 Gemeenteleden zien en wensen verschuivingen Gemeenteleden geven over de grote lijn aan dat zij redelijk tevreden zijn met hun kerk, maar dat ze wel verschuivingen wensen naar de toekomst toe. Dit met name omdat de tijd verandert en de wereld buiten de kerk steeds meer in beeld (moet) komen. De ontwikkeling die respondenten zien en positief waarderen is er één van geslotenheid en duidelijke regels en het handhaven daarvan, naar steeds meer openheid, gerichtheid op relaties, christelijke vrijheid en ruimte voor vernieuwing. 5.2.4 Oog voor de wereld buiten Duidelijk is dat zowel kerkenraden als gemeenteleden oog hebben voor de wereld buiten de kerk en daar tot op zekere hoogte ook rekening mee willen houden in hun manier van kerk-zijn. Men verwacht en wil graag dat dit alleen maar meer wordt in de toekomst.
5.3 Conclusies Context Respondenten willen over het algemeen rekening houden met de context waarin hun gemeente staat en beseffen dat die context hen ook beïnvloedt. Ouderen zijn in iets grotere mate tevreden met hoe men in de gemeente nu al bezig is in en met de context. Jongeren zien iets meer problemen. Wel is men het in grote mate eens over de noodzaak om nieuwe kerken te planten die ook niet in alles hoeven lijken op de moederkerken.
Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
36
Opvallend is dat de openheid voor de context groter is wanneer gevraagd wordt naar overtuigingen, dan wanneer gevraagd wordt naar concrete inzet.
5.4 Conclusies Cultuur & Identiteit Vooral de kinderdoop wordt gezien als identiteitsmarker. Het ambt veel minder. De meerderheid van de respondenten vindt zelfs dat er een andere ambtsstructuur moet komen in deze tijd. De oudste generatie is het meest extreem in hun mening dat ambt en belijdenis doen horen bij de kerk en dat ‘bijtanken’ ergens anders niet nodig is. De kerk moet een tegencultuur zijn in de wereld, maar niet iedereen hoeft precies op dezelfde manier betrokken te zijn bij de kerk en er moet openheid zijn voor mensen van buiten. ouderen zijn radicaler dan jongeren Jongeren die bekend staan om hun radicale uitspraken scoren in dit hele onderzoek, dus niet alleen bij cultuur en identiteit, helemaal niet uitgesproken. Als er al verschillen tussen de generaties te zien zijn dan is dat op het gebied van de uitgesproken meningen. De generatie van 57 en ouder scoort opvallend vaak een extreme score. Dit zegt wellicht ook iets over de cultuur als geheel.
5.5 Conclusies Structuur en middelen Vooral de oudere generaties vinden afspraken en regels erg belangrijk in het kerkelijk samenleven. Het maakt daarbij niet uit wat die afspraken precies inhouden. Dat de afspraak er is zegt genoeg. Jongere generaties verschillen van inzicht per regel. Wanneer het gaat financiële bijdragen, willen ze graag loyaal zijn, wanneer het gaat om de 2e kerkgang zijn ze duidelijk minder loyaal.
5.6 Conclusies Leiding Zowel kerkenraden (survey 1) als gemeenteleden (survey 3) lijken te begrijpen dat een duidelijke richting en daadkracht nodig zijn voor leiders in een veranderende wereld. Kerkenraden vragen juist ook om hulp bij deze zaken. Ze ervaren best problemen bij het goed regelen van de dingen 13, maar kunnen dat wel zelf aan. Juist het stuur geven aan de gemeente en (een nieuwe) koers bepalen vinden zij moeilijk vorm te geven. Hierbij vragen ze dan ook ondersteuning.
5.7 Afsluitende opmerkingen Het is mogelijk in dit onderzoek een verschuiving te zien van de kerk als organisatie naar… dat is nog niet duidelijk, hoewel gemeenschap een woord is dat blijft opduiken. Wanneer echter gekeken wordt naar wat dat betekent dan lijkt ‘gemeenschap’ ook weer een tamelijk georganiseerd ding te zijn. Dat er een verschuiving gaande is, is te zien en ook dat gemeenteleden in een aantal gevallen die verschuiving zeker positief waarderen. Verschuiving is ook nodig volgens de respondenten. Het is mogelijk dat dit onderzoek een vertekend beeld geeft, omdat de mensen die meegedaan hebben de mensen zijn die zich betrokken weten bij de kerk en ook nog veelal uit de generaties komen die de kerk zo gemaakt hebben als ze nu is. Vooral het achterblijven van de jonge ouders en de jongeren in aantallen respondenten zegt mogelijk veel over de kerk als geheel. Duidelijk aanwijsbaar zijn de problemen rondom de leiding, het ambt. Gemeenteleden en ambtsdragers zien de beperkingen van de ambtsstructuur, maar meer nog ervaren moeite met/bij het leidinggeven en dan met name het koershouden. Er is reden om op grond van dit onderzoek zekere mate van stuurloosheid te voelen opkomen en een grote verlegenheid met de verschuivingen die in de wereld om ons heen plaatsvinden.
13
Het zoeken en vinden van de juiste beschikbare mensen bijvoorbeeld
Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
37
Bijlage Generatieverschillen
leeftijd ingedeeld naar 4 generaties 1.00
Mean 6,6
N
Std. Deviation 101 1,31949
2.00
6,5
252
1,41228
3.00
6,2
294
1,53103
4.00
6,4
326
1,44346
Total
6,4
973
1,45239
Stellingpaar § 4.3.2.1.: gerichtheid in onze gemeente
NU
2025
45,0 40,0 35,0 30,0 25,0 20,0 15,0 10,0 5,0 0,0
F E D C
Stijl A
45,0 40,0 35,0 30,0 25,0 20,0 15,0 10,0 5,0 0,0
Stijl B
F E D C
Stijl A
Stijl B
Stellingpaar § 4.3.2.2.: het bindmiddel: Onderling hecht (A) of goede dingen voor mensen buiten (B)
NU
2025
45,0 40,0 35,0 30,0 25,0 20,0 15,0 10,0 5,0 0,0
F E D C
Stijl A
Stijl B
Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
45,0 40,0 35,0 30,0 25,0 20,0 15,0 10,0 5,0 0,0
F E D C
Stijl A
Stijl B
38
Stellingpaar § 4.3.2.3.: Gerichtheid leiding: organisatie& coördinatie (A) versus initiatief & vernieuwing (B)
NU
2025
35,0
35,0
30,0
30,0
25,0
F
20,0
E
15,0
D
10,0
C
5,0
25,0
F
20,0
E
15,0
D
10,0
C
5,0
0,0
0,0 Stijl A
Stijl B
Stijl A
Stijl B
Stellingpaar § 4.3.2.4.: Accent in onze gemeente: regels (A) of boodschap (B)
NU
2025
35,0
35,0
30,0
30,0 25,0
25,0
F
20,0
E
15,0
D
10,0
C
E
15,0
D
10,0
5,0
5,0
0,0
0,0 Stijl A
F
20,0
C
Stijl A
Stijl B
Stijl B
Stellingpaar § 4.3.2.5: JS-score in onze gemeente: Verschil moet kunnen (A) of uniformiteit van belang (B)
NU
2025
50,0
50,0
40,0
40,0 F
30,0
E
20,0
D
10,0
C
0,0
F
30,0
E
20,0
D
10,0
C
0,0 Stijl A
Stijl B
Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
Stijl A
Stijl B
39
Stellingpaar § 4.3.2.6: Accent afgebakende inhoud (A) of Hoofdlijnen en christelijke vrijheid (B)
NU
2025
40,0 35,0 30,0 25,0 20,0 15,0 10,0 5,0 0,0
F E D C Stijl A
40,0 35,0 30,0 25,0 20,0 15,0 10,0 5,0 0,0
Stijl B
F E D C Stijl A
Stijl B
Stellingpaar § 4.3.2.7: Accent op relatie (A) of op inhoud (B)
NU
2025
60,0
60,0
50,0
50,0
40,0
F
40,0
F
30,0
E
30,0
E
20,0
D
20,0
D
C
10,0 0,0
C
10,0 0,0
Stijl A
Stijl B
Rapportage Behoeftenonderzoek Vragen & Knelpunten
Stijl A
Stijl B
40