KERKDRIEL
Herziening 2015, reparatie Paterstraat 13-15 BESTEMMINGSPLAN
Kerkdriel herziening 2015, reparatie Paterstraat 13‐15 bestemmingsplan identificatie
identificatiecode:
datum:
status:
NL.IMRO.0263.BP1125‐ON01
02‐07‐2015 08-09‐2015
concept ontwerp vastgesteld
projectnummer:
026300.20150013 opdrachtleider:
mr. S. Lamkadmi
aangesloten bij:
planstatus
Delftseplein 27b postbus 150 3000 AD Rotterdam T: 010-20 18 555 E-mail:
[email protected]
© Rho Adviseurs bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van Rho Adviseurs bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.
2
Inhoudsopgave
Toelichting
5
Hoofdstuk 1
Inleiding
7
1.1
Aanleiding
7
1.2
Ligging plangebied
9
1.3
Vigerend bestemmingsplan
10
1.4
Leeswijzer
12
Hoofdstuk 2
Planbeschrijving
13
2.1
Huidige situatie
13
2.2
Toekomstige situatie
15
Hoofdstuk 3
Beleidskader
17
3.1
Rijksbeleid
17
3.2
Provinciaal en regionaal beleid
17
3.3
Gemeentelijk beleid
19
Hoofdstuk 4
Ruimtelijke en milieutechnische haalbaarheid
21
4.1
Archeologie
21
4.2
Bodem
21
4.3
Ecologie
22
4.4
Water
23
4.5
Bedrijven en milieuhinder
25
4.6
Externe veiligheid
26
4.7
Verkeer
27
4.8
Geluid
27
4.9
Luchtkwaliteit
27
4.10
Kabels en leidingen
28
Hoofdstuk 5
Juridische toelichting
31
5.1
Aard van het bestemmingsplan
31
5.2
Uitleg van de planregels
31
Hoofdstuk 6
Uitvoerbaarheid
33
6.1
Economische uitvoerbaarheid
33
6.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
33
Bijlagen
35
Bijlage 1
Verslag controlebezoek 5 maart 2015
37
Bijlage 2
Akoestisch onderzoek
49
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
3
81
Regels Hoofdstuk 1
Inleidende regels
83
Artikel 1
Begrippen
83
Artikel 2
Wijze van meten
87
Hoofdstuk 2
Bestemmingsregels
89
Artikel 3
Bedrijf
89
Artikel 4
Wonen
90
Artikel 5
Waarde - Archeologie 6
91
Hoofdstuk 3
Algemene regels
95
Artikel 6
Anti-dubbeltelregel
95
Artikel 7
Algemene aanduidingsregels
96
Artikel 8
Algemene gebruiksregels
98
Artikel 9
Algemene afwijkingsregels
99
Artikel 10
Algemene wijzigingsregels
100
Artikel 11
Algemene procedureregels
101
Artikel 12
Overige regels
102
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregels
103
Artikel 13
Overgangsrecht
103
Artikel 14
Slotregel
104
Bijlagen
105
Bijlage 1
Staat van inrichtingen
107
Bijlage 2
Gemeentelijke parkeernormen
121
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
4
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
Toelichting
7
Hoofdstuk 1
1.1
Inleiding
Aanleiding
Voor de woning met koetserij aan de Paterstraat 13-15 te Kerkdriel is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (24 december 2014, nr. 201402899/1/R2) het plandeel van het bestemmingsplan Kerkdriel en Hoenzadriel 2013 met de aanduiding 'achterterrein' vernietigd. De gemeente Maasdriel heeft de opdracht gekregen om een nieuw besluit te nemen. Voorgeschiedenis Ter plaatse van het perceel Paterstraat 13-15 geldt het bestemmingsplan 'Grote Ipperakkeren 1980' met de bestemming 'Bedrijven' (artikel 9) en de aanduiding 'T' (transportbedrijf). Het bestemmingsplan is op 19 september 1982 onherroepelijk geworden. De rechtbank Arnhem heeft bij (onherroepelijke) uitspraak van 24 november 2009 vastgesteld dat het gebruik als koetserij niet in overeenstemming is met deze bestemming. In het bestemmingsplan 'Kerkdriel en Hoenzadriel', vastgesteld op 4 september 2008, heeft het perceel Paterstraat 13-15 een bedrijfsbestemming gekregen en is de toegangsweg naar dat perceel voor woondoeleinden bestemd. Door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is op 14 juli 2010 alsnog de bedrijfsbestemming vernietigd. De bestemming van de toegangsweg is ongewijzigd gebleven. In artikel 37.2.1 van het bestemmingsplan is bepaald dat bestaand strijdig gebruik mag worden voortgezet, voor zover dit niet in strijd is met de regels van het voorgaande bestemmingsplan (artikel 37.2.4). In het bestemmingsplan 'Kerkdriel en Hoenzadriel 2013' is aan het perceel een woonbestemming toegekend. Dit betekent dat een gebruik als koetserij niet in overeenstemming is met de geldende bestemming. In artikel 23 van het bestemmingsplan 'Grote Ipperakkeren 1980' is evenwel bepaald dat een gebruik van onbebouwde grond en/of opstallen dat op het tijdstip van het van kracht worden van het plan bestond of geregeld placht te worden gemaakt, en dat afwijkt van de bestemming en/of de voorschriften, mag worden voortgezet of gewijzigd, mits het gewijzigde gebruik niet in verdere mate gaat afwijken van het plan. De rechtbank heeft bij de voornoemde uitspraak van 24 november 2009 tevens vastgesteld dat de in geding zijnde activiteiten in beginsel onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan 'Grote Ipperakkeren 1980' vallen, maar dat de vraag nog moet worden beantwoord of deze activiteiten sindsdien zijn geïntensiveerd. Omdat uit de gedingstukken destijds de omvang van de activiteiten ten tijde van de peildatum (19 september 1982) niet kon worden afgeleid, kon de rechtbank deze vraag niet beantwoorden. Het college is opgedragen om hier nader onderzoek naar uit te voeren. Handhavingsverzoek Bij besluit van 5 november 2013 heeft de gemeente Maasdriel het bezwaar van een belanghebbende bewoner van de Paterstraat tegen het afwijzen van het handhavingsverzoek, overeenkomstig het advies van de bezwaarschriftencommissie van de gemeente Maasdriel van 21 augustus 2013 nogmaals ongegrond verklaard. De belanghebbende bewoner van de Paterstraat is hiertegen in beroep gegaan waarna de rechtbank op 7 mei 2015 uitspraak heeft gedaan, na de tussenuitspraak op 12 juni 2014. De rechtbank heeft het volgende geoordeeld:
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
8
(a) Wat betreft het houden van dieren (paarden) Anders dan is overwogen, kan op grond van de vergunning krachtens de Wet milieubeheer van januari 1982 niet zonder meer worden aangenomen dat op de peildatum feitelijk 6 paarden werden gehouden. Wel kan de milieucontrole van 18 juli 2013 een aanwijzing opieveren dat ten tijde van het nemen van het bestreden besluit (het beslismoment) feitelijk 5 paarden werden gehouden. De enkele omstandigheid dat bij de milieucontrole van 30 oktober 2000 is geconstateerd dat 12 paarden werden gehouden, biedt echter onvoldoende houvast voor een aanvaardbare inschatting van de ontwikkeling van het gebruik gedurende de periode - van bijna 30 jaar - tussen 1982 en 2013. De conclusie van de gemeente dat op grond van de geleverde gegevens in zoverre geen sprake is van intensivering van het gebruik, is dan ook niet houdbaar. (b) Wat betreft de stalling en opslag Allereerst volgt uit hetgeen hierover in het advies is overwogen dat de gemeente kennelijk niet beschikt over gegevens op grond waarvan kan worden aangenomen dat op de peildatum koetsen werden gestald en/of opgeslagen. Wel is de gemeente ervan uitgegaan dat destijds het stallen van caravans als ondergeschikte nevenactiviteit was toegestaan. Voorts is bij de milieucontrole van 30 oktober 2000 geconstateerd dat in plaats van caravans, koetsen werden gestald. Als inderdaad in zoverre niet meer feitelijke gegevens zijn te achterhalen, is de conclusie van de gemeente dat de toepasselijkheid van het overgangsrecht op dit onderdeel niet kan worden beoordeeld, juist. Zonder enig op feitenonderzoek - in plaats van op louter beredeneerde veronderstellingen - gebaseerde vergelijking tussen het gebruik van caravans en van koetsen valt evenwel niet staande te houden dat zoals in het advies is overwogen - "enige ruimtelijke uitstraling" van de stalling/opslag van die voertuigen ontbreekt. Die conclusie ligt in het geheel niet voor de hand. Gelet op het verschil dat door het jaar heen van gestalde caravans en van de koetsen pleegt te worden gebruikt - bijvoorbeeld al dan niet uitsluitend rond de vakantieperioden - ligt voorts evenmin voor de hand het standpunt van verweerder dat de ruimtelijke uitstraling tussen het ene en het andere gebruik zonder meer op een lijn is te stellen, zodat hierin, nog los van het overgangsrecht, op zichzelf reeds een omstandigheid is gelegen om niet handhavend op te treden. (c) Wat betreft de vervoersbewegingen / het gebruik van de uitweg (inrit) Ook in zoverre geldt dat enkel uit de - hiervoor vermelde - door de gemeente gereleveerde feitelijkheden niet kan worden geconcludeerd dat geen sprake is van intensivering van het gebruik en dus van op grond van het gebruiksovergangsrecht toegestaan voortgezet gebruik. Ook in zoverre strookt het onderzoek dus niet met hetgeen daarover hiervoor is overwogen, nog daargelaten dat uit het advies in dit verband naar voren komt dat verweerder er kennelijk onvoldoende van is doordrongen dat - zoals hiervoor is overwogen - de bewijslast op hem rust. De rechtbank komt tot het oordeel dat het bestreden besluit zal worden vernietigd en dat de rechtsgevolgen daarvan niet in stand zullen kunnen blijven. Verder is er ook geen grond om zelf in de zaak te voorzien. De gemeente zal wederom opnieuw op het bezwaar moeten besluiten. In dat verband merkt de rechtbank op dat het bij ongewijzigde omstandigheden niet voor de hand ligt dat zonder meer van handhaving wordt afgezien; het in geding zijnde gebruik zoals dat plaatsvond ten tijde van het nemen van het bestreden besluit is immers niet toegestaan, al neemt dat niet weg dat - hetgeen eerder, in de tussenuitspraak, is overwogen - "ervan [moet] worden uitgegaan dat de activiteiten op de toepasselijke peildatum (19 september 1982) reeds in enige vorm werden uitgeoefend". Enige mate van inschikkelijkheid mag dus wel van alle partijen worden verwacht. 0 Bestemmingsplan Met voorliggend bestemmingsplan wordt invulling gegeven aan de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 december 2014 en neemt de gemeenteraad van de gemeente Maasdriel een nieuw besluit. Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
9
Ten behoeve van de voorbereiding van het plan is beoordeeld of de aanwezige bijgebouwen op het achterterrein in de bestaande omvang vergund en ruimtelijk aanvaardbaar zijn. De bebouwing die krachtens het bestemmingsplan Groot Ipperakkeren is opgericht, is in dat kader reeds beoordeeld op omvang en ruimtelijke aanvaardbaarheid. De aanwezige carport is in 1988 met toestemming van de gemeente gebouwd. Er is bij brief d.d. 17 oktober 1988 gesteld dat: "de verandering/vernieuwing uit bouwkundig en esthetisch oogpunt van zodanig ondergeschikte betekenis is, dat voor de uitvoering ervan geen bouwvergunning is vereist." Naast de bovenstaande argumenten wordt de aanwezige bebouwing ruimtelijk aanvaardbaar geacht. Met het opnemen van een (passender) bedrijfsbestemming zijn er ruimere mogelijkheden voor bebouwing dan in de regel voor een woonbestemming. Bedrijfsbestemmingen kennen in de regel ruime bebouwingsmogelijkheden voor gebouwen. In voorliggend bestemmingsplan zijn de bouwmogelijkheden beperkt tot de reeds aanwezige bebouwing. Op die manier wordt rekening gehouden met de specifieke situatie ter plaatse. Doelstelling van voorliggend bestemmingsplan is het positief bestemmen van de huidige koetserij inclusief opslag en stalling van paarden.
1.2
Ligging plangebied
Het plangebied ligt aan de zuidkant van de kern Kerkdriel aan de Paterstraat. Het plangebied is gelegen achter de gebouwen Paterstraat 13-15. Deze gebouwen maken geen onderdeel uit van het plangebied enkel de opslagloodsen ten zuiden hiervan. De toegangsweg naar het achterterrein is ook onderdeel van het plangebied. Op figuur 1.1 en 1.2 is het plangebied aangegeven.
Figuur 1.1. Ligging plangebied (indicatief blauw aangegeven) in de kern Kerkdriel (bron: Bing Maps)
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
10
Figuur 1.2 Begrenzing plangebied (geel omlijnd) (bron: Bing Maps)
1.3
Vigerend bestemmingsplan
Na het besluit van de Raad van State tot het vernietigen van het gedeelte van achterterrein van de Paterstraat 13-15, vigeert het bestemmingsplan 'Groot Ipperakkeren 1980' dat onherroepelijk is geworden op 19 september 1982. Ter plaatse van het plangebied vigeert de bestemming 'Bedrijven' (artikel 9) met de aanduiding 'T' (transportbedrijf). Ter plaatse geldt een hoogte van 8 meter en een bebouwingspercentage van 35%. De gronden zijn alsmede bestemd voor bedrijven zoals vermeld in de categorieën 1 t/m 3 van de Staat van Inrichtingen. De carport is niet in het bestemmingsplan 'Groot Ipperakkeren 1980' opgenomen omdat deze later is gebouwd. In 1988 is verklaard dat deze vergunningsvrij opgericht kon worden. In figuur 1.3 is een uitsnede van het bestemmingsplan 'Groot Ipperakkeren 1980' opgenomen. Ter plaatse van de toegangsweg vigeert het bestemmingsplan 'Kerkdriel en Hoenzadriel 2013'. De toegangsweg heeft de bestemming 'Wonen'. In figuur 1.4 is een uitsnede van dit bestemmingsplan opgenomen.
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
11
Figuur 1.3 Uitsnede bestemmingsplan Grote Ipperakkeren 1980
Figuur 1.4 Uitsnede bestemmingsplan Kerkdriel en Hoenzadriel 2013
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
12
1.4
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt de huidige en beoogde situatie beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het plan getoetst aan de relevante beleidsdocumenten. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de verschillende omgevingsaspecten. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 ingegaan op de juridische toelichting. Tot slot komt in hoofdstuk 6 de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan bod.
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
13
Hoofdstuk 2
2.1
Planbeschrijving
Huidige situatie
Aan de Paterstraat 13-15 in Kerkdriel is het bedrijf 'De Koetserij' gelegen. Achter de panden Paterstraat 13 - 15 zijn de koetserij (opslag koetsen), opslag en paardenstalling gelegen. De activiteiten vinden binnenpandig plaats in het koetshuis, werkschuur en de paardenstalling. Tevens wordt gebruik gemaakt van een carport. Het perceel ten zuiden van het achterterrein wordt gebruikt voor de beweiding van paarden. Het achterterrein is op de Paterstraat ontsloten door een toegangsweg ten oosten van nummer 9. Het terrein zelf is met een schuifpoort via deze weg toegankelijk. Op figuur 2.1 is de huidige indeling van het terrein weergegeven.
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
14
Figuur 2.1 Indeling achterterrein Paterstraat 13-15 (bron: Omgevingsdienst Rivierenland) Op 5 maart 2015 is door de Omgevingsdienst Rivierenland een controlebezoek uitgevoerd waarin een inventarisatie is uitgevoerd van de bestaande (bedrijfs)activiteiten en het gebruik en de inrichting van de verschillende gebouwen. Dit om de uitgangssituatie nogmaals te kunnen vaststellen. Het volledige verslag van dit controlebezoek is opgenomen in bijlage 1. Op het achterterrein worden de diverse gebouwen gebruikt voor: Opslag van 25 antieke koetsen; Houden van 5 friezen (paarden); 9 stallen waarvan 5 bezet en een buitenstal Stallen van 1 vrachtwagen, luxe wagen, aanhangwagen voor de koetsen en een personenwagen; Opslag van hooi en voer in een silo; Stalling van een aanhangwagen t.b.v. transport mest; Opslag van ± 15 liter aan bodembedreigende/gevaarlijke stoffen; Werkplaats welke wordt gebruikt voor het poetsen van de riemen, halsters en klein onderhoud aan de koetsen. Wat betreft verkeersbewegingen is in het verslag aangegeven dat de eigenaar aangeeft dat in de zomerperiode gemiddeld per week 4 transportbewegingen plaatsvinden. In de winterperiode vinden er gemiddeld 1 á 2 transportbewegingen per maand plaats. De vrachtwagen en luxe wagen zijn voorzien van rubberen matten ten behoeve van geluidsdemping zodra er paarden vervoerd moeten worden.
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
15
2.2
Toekomstige situatie
Ten opzichte van het huidig gebruik van de koetserij is er geen sprake van een wijziging. In het nieuwe bestemmingsplan zijn geen ruimere ontwikkelmogelijkheden opgenomen. Er worden dan ook geen nieuwe gebouwen mogelijk gemaakt. Het aantal paarden van vijf, zoals geconstateerd tijdens het bedrijfsbezoek van 5 maart 2015, zal worden teruggebracht naar vier. Dit zal met een nieuwe melding Activiteitenbesluit worden gedaan. Het aantal voertuigbewegingen is beperkt van aard zoals ook is aangegeven in het verslag van het controlebezoek.
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
16
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
17
Hoofdstuk 3
3.1
Beleidskader
Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) & Barro (2011) In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028): Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland; Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat; Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het besluit kan worden afgeleid dat er geen nationale belangen in het geding zijn. Besluit Ruimtelijke ordening (2012) Met ingang van 1 oktober 2012 is in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de verplichting opgenomen om in de toelichting op een ruimtelijk besluit voor nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen bepaalde duurzaamheidsaspecten van het voornemen te motiveren. Bij de zogenoemde 'Ladder voor duurzame verstedelijking' dient voor een stedelijke ontwikkeling achtereenvolgens te worden aangetoond of er een actuele regionale behoefte is (trede 1), deze behoefte in bestaand stedelijk gebied al dan niet kan worden opgevangen (trede 2), en of de locatie multimodaal is of kan worden ontsloten (trede 3). Conclusie In het bestemmingsplan wordt de huidige situatie vastgelegd. Er is geen sprake van ontwikkelruimte waardoor geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in het kader van de 'Ladder voor duurzame ontwikkeling'. Er zijn voor het plangebied geen rijksbelangen van toepassing m.u.v. bescherming van de radarzone van Volkel. Deze is middels een vrijwaringszone beschermd.
3.2
Provinciaal en regionaal beleid
Omgevingsvisie Gelderland (2014) Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland is verwoord in de Omgevingsvisie Gelderland. Provinciale Staten hebben de omgevingsvisie vastgesteld op 9 juli 2014. In de Omgevingsvisie zijn twee Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
18
hoofddoelen geformuleerd: 1. een duurzame economische structuur; 2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving Binnen het doel 'duurzame economische structuurversterking' wordt ingezet op het verbeteren van de economische structuur. De provincie wil samen met haar partners de kansen benutten waarbij oog is voor de unieke kwaliteiten van Gelderland. Deze versterking van de economie zal minder in het teken staan van denken in termen van 'groei' maar meer in termen van 'beheer en ontwikkeling van het bestaande'. Binnen het doel ' Borgen van de kwaliteit en de veiligheid van de leefomgeving' is gekozen voor het waarborgen en verder ontwikkelen van de kwaliteiten van Gelderland. Dit uit zich in een aantrekkelijke leefomgeving met een goede kwaliteit en beleving van natuur en landschap in Gelderland, een gezonde en veilige leefomgeving en een robuust bodem- en watersysteem. Bij ruimtelijke initiatieven wordt bij toepassing van de Gelderse Ladder voor duurzaam ruimtegebruik gekeken naar kwaliteiten van de ontwikkeling en het gebied. De ladder is het afwegingskader voor de vestigingsplek van stedelijke ontwikkelingen. De Gelderse Ladder voor duurzaam ruimtegebruik is uitgewerkt in de Verdieping van de Omgevingsvisie. De Ladder wordt toegepast op stedelijke ontwikkelingen. Het doel van het bestemmingsplan is het vastleggen van de bestaande situatie. De bedrijfsvoering vindt plaats op een bestaand terrein. Er is geen sprake van nieuw ruimtebeslag waardoor toetsing aan de Gelderse Ladder voor duurzaam ruimtegebruik niet noodzakelijk is. Conclusie Het vastleggen van de bestaande situatie past in de ontwikkeling van 'beheer en ontwikkeling van het bestaande' Er is geen sprake van nieuw ruimtebeslag. De ontwikkeling is in lijn met het provinciaal beleid. Omgevingsverordening Gelderland (2014) De regels in de Omgevingsverordening Gelderland zijn 24 september 2014 door Provinciale Staten vastgesteld. De verordening is het juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid te zekeren waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. In de verordening zijn o.a. regels opgenomen voor bestemmingsplannen, ruimtelijke ontwikkeling, milieu, ontgrondingen, water en verkeer. De omgevingsverordening is digitaal raadpleeg gemaakt. Voor het projectgebied zijn de volgende kaarten van belang: Windenergie Windenergie op locatie is uitgesloten wegens provinciaal beleid. Realisatie van windenergie is geen onderdeel van voorliggend bestemmingsplan. Erfgoed Het plangebied is gelegen in een molenbiotoop. De belangen van de molen worden via een aanduiding op de kaart met bijbehorende regeling gewaarborgd. Glastuinbouw Het plangebied is gelegen in een gebied waar een tijdelijk verbod geldt voor hervestiging, nieuwvestiging of uitbreiding van glastuinbouw. Realisatie van glastuinbouw is geen onderdeel van voorliggend bestemmingsplan. Conclusie Er is geen sprake van nieuwe ontwikkelingen zoals nieuwe bebouwing buiten het bestaand perceel. De belangen van de molen (molenbiotoop) zijn geborgd via een aanduiding met bijbehorende regeling. De Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
19
Omgevingsverordening staat de ontwikkeling niet in de weg.
3.3
Gemeentelijk beleid
Structuurvisie en plan-MER gemeente Maasdriel Op 20 oktober 2011 heeft de gemeenteraad van Maasdriel de 'Structuurvisie en plan-MER gemeente Maasdriel vastgesteld. Deze structuurvisie is de actualisering van de StructuurvisiePlus Maasdriel 2004-2014 en is daarnaast de ruimtelijke vertaling van de 'Visie Maasdriel 2020+'. De structuurvisie bestaat uit twee delen die samen het ruimtelijk casco vormen; een analysefase, waarin de uitgangspunten zijn beschreven en een visiefase met de ruimtelijke koers. In een apart deel 'projectenplan' zijn ruimtelijke opgaven opgenomen voor de korte en middellange termijn. In het ruimtelijk casco wordt de zogenaamde lagenbenadering toegepast om de duurzame ruimtelijke waarden in beeld te brengen (zie figuur 3.1).
Figuur 3.1 Lagenbenadering Maasdriel (bron: Structuurvisie gemeente Maasdriel) Het bestemmingsplan leidt niet tot een aanpassing ten opzichte van de bestaande situatie. De locatie is gelegen aan de zuidkant van de kern Kerkdriel. Het plangebied is onderdeel van de 'bestaande kern/lint' (zie figuur 3.2.). De bestaande kernen en linten in Maasdriel vervullen een belangrijke rol voor het accommoderen van nieuwe ruimtevragen. Uitgangspunt voor de bestaande kernen en linten is inbreiden voor uitbreiden. Bestaande uitbreidingen, die reeds planologisch vastliggen, dienen afgerond te zijn voordat nieuwe uitbreidingen in aanmerking komen. Bedrijvigheid is mogelijk in de kernen en linten. Het gaat dan om kleinschalige (onder andere aan huis verbonden) bedrijvigheid of recreatief gebruik (zoals bed & breakfasts). De gemeente Maasdriel stimuleert de vorming van woonwerklandschappen: woongebieden waar ruimte is voor werken aan huis. Dit soort landschappen kan onder andere gevormd worden in bestaande kernen en linten. In deze gebieden is sprake van een functiemenging van wonen en werken. Er wordt ruimte geboden voor de vestiging van zzp’ers. Hierbij gaat het met name om kleinschalige bedrijvigheid in de milieucategorieën 1 en 2.
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
20
Figuur 3.2. Uitsnede Structuurvisie gemeente Maasdriel met markering plangebied (blauw) In het voorliggend bestemmingsplan wordt de huidige situatie planologisch vastgelegd. Er wordt geen ruimte geboden voor nieuwe ontwikkelingen. De koetserij is een passende functie op de locatie en past in de lijn van de woonwerklandschappen. Conclusie Het bestemmingsplan is in lijn met het gemeentelijk beleid zoals vastgelegd in de Structuurvisie.
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
21
Hoofdstuk 4
4.1
Ruimtelijke en milieutechnische haalbaarheid
Archeologie
Toetsingskader Monumentenwet 1988 In de Monumentenwet 1988 wordt voorgeschreven dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, moet voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. Gemeentelijk archeologiebeleid Op 18 april 2013 is het Archeologiebeleid Maasdriel 'Aantrekkelijk verleden tussen de rivieren' vastgesteld. Voor wat betreft archeologie is in het beleid is onderscheid gemaakt tussen verschillende verwachtingswaarden. Deze verwachtingswaarden zijn vertaald in zogenaamde dubbelbestemmingen. Afhankelijk van de archeologische verwachting is er een vergunningstelsel gekoppeld. Indien grondroerende werkzaamheden plaatsvinden, dienen de archeologische waarden middels een rapport aangetoond te worden. Onderzoek en conclusie De gronden van het plangebied hebben op basis van het archeologisch beleid deels de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6'. Indien er grondroerende werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 5.000 m2 en de bodem dieper dan 30 cm onder maaiveld wordt geroerd, is nader onderzoek nodig. In voorliggend plan worden geen grondroerende werkzaamheden uitgevoerd waardoor archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is. Ter bescherming van mogelijke archeologische waarden is de dubbelstemming 'Waarde - Archeologie 6' opgenomen.
4.2
Bodem
Normstelling en beleid Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het projectgebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
22
Onderzoek en conclusie In het vigerend bestemmingsplan kent het plangebied de bestemming 'Bedrijven' voor 'transportbedrijf'. Er is geen sprake van een functiewijziging aangezien de bedrijfsbestemming niet wijzigt. Er is geen bodemonderzoek noodzakelijk. Het aspect bodemkwaliteit vormt derhalve geen belemmering.
4.3
Ecologie
Beleid en normstelling Beleid Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is provinciaal uitgewerkt in Structuurvisie en verordening. Normstelling Flora- en faunawet Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dieren plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien: 1. er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang); 2. er geen alternatief is; 3. geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Bij ruimtelijke ontwikkeling dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend. Natuurbeschermingswet 1998 Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten: 1. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn; 2. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten; 3. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten. De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
23
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen. Onderzoek Gebiedsbescherming Het projectgebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het Natura 2000 gebied 'Rijntakken' is gelegen op een afstand groter dan 3 km. Een toename van de stikstofdepositie wordt uitgesloten mede gelet op het conserverend karakter van het bestemmingsplan. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg. Soortenbescherming Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen. Er zijn geen (bouwkundige) werkzaamheden voorzien. De huidige bebouwing blijft staan. Van een mogelijke aantasting van beschermde soorten is geen sprake. Conclusie De vaststelling van het bestemmingsplan leidt niet tot significant negatieve effecten in de nabijgelegen Natura 2000-gebieden of de EHS. In het kader van de Flora- en faunawet is geen onderzoek noodzakelijk aangezien er geen (bouwkundige) werkzaamheden voorzien zijn. Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor vaststelling van het bestemmingsplan.
4.4
Water
Waterbeheer en watertoets Bij ruimtelijke plannen dient in een vroeg stadium overleg gevoerd te worden met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Rivierenland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Aangezien er in het bestemmingsplan geen wijzigingen optreden ten opzichte van de huidige situatie is apart overleg met het waterschap niet noodzakelijk. Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het ontwikkelingsgebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld. Europa: Kaderrichtlijn Water (KRW). Nationaal: Nationaal Waterplan (NW); Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW); Waterwet. Provinciaal: Provinciaal Waterplan
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
24
Provinciale Structuurvisie Verordening Ruimte Waterschapsbeleid Het Waterbeheerplan 2010-2015 (2009) heeft een integraal en strategisch karakter. De koers voor de komende zes jaren wordt hierin vastgelegd. In de planperiode staan de volgende aspecten centraal: het bieden van veiligheid tegen overstromingen; het realiseren van de kwantitatieve wateropgave (NBW1); het realiseren van de waterkwaliteits- en ecologische doelstellingen (KRW2); het samen met de gemeenten realiseren van de kwantitatieve wateropgave in het stedelijk gebied en het verbeteren van de waterkwaliteit in stedelijke wateren; het invulling geven aan de samenwerking in de afvalwaterketen. Het Waterbeheerplan 2010-2015 borduurt voort op de verschillende beleidsplannen die in de afgelopen jaren zijn vastgesteld. Er is dus geen sprake van een breuk in het waterbeleid maar wel van een verdere intensivering. Het is het eerste volledig integrale waterbeheerplan van het waterschap. Alle beleidsaspecten van waterkeringen, watersysteem en afvalwaterketen zijn in dit plan verwoord. Ook zijn voor het eerst de nationale, de provinciale en waterschapsplannen tegelijkertijd opgesteld. Omdat deze verschillende plannen elkaar beïnvloeden is er veel geïnvesteerd in een goede afstemming tussen de verschillende overheden. In de Beleidsregels van het waterschap is vuistregel opgenomen voor de compensatie van toename aan verhard oppervlak. Deze vuistregel houdt in dat voor elke hectare nieuw verhard oppervlak er 436 m3 waterberging gerealiseerd moet worden (gebaseerd op de T=10+10% bui). In het stedelijk gebied is de toename voor de eerste 500 m2 verhard oppervlak vrijgesteld van watercompensatie en voor het landelijk gebied is dit 1.500 m2. Gemeentelijk beleid De gemeenten Maasdriel en Zaltbommel hebben samen met Waterschap Rivierenland het waterplan 'Bommelerwaard' opgesteld. Het waterplan formuleert de doelstellingen die deze partijen hebben voor het toekomstige waterbeheer. Het streven is gericht op het realiseren van een gezond en veerkrachtig watersysteem en een duurzame waterketen. Daarnaast worden oplossingen geformuleerd voor de vastgestelde knelpunten. Het waterplan streeft naar een gezond, veerkrachtig en duurzaam watersysteem dat gewaarborgd blijft voor de toekomst en waarin een zodanig kwalitatief en kwantitatief beheer wordt gevoerd, dat alle relevante gebruiksfuncties kunnen worden vervuld, het beschikbare water optimaal beleeft en gebruikt kan worden en het een bijdrage levert aan een aantrekkelijke leefomgeving voor de inwoners van de gemeenten. Huidige situatie Algemeen Het plangebied is geheel verhard met klinkers en betonverharding. Daarnaast zijn er diverse gebouwen aanwezig. Bodem en grondwater Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit lichte klei met homogeen profiel. Er is sprake van grondwater trap VI. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand tussen de 0,4 en de 0,8 m onder het maaiveld ligt en de gemiddelde laagste grondwaterstand meer dan 0,8 m onder het maaiveld ligt. Waterkwantiteit Veiligheid en waterkeringen Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
25
Het plangebied ligt niet binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering. Afvalwaterketen en riolering Het plangebied is in de huidige situatie niet aangesloten op een rioolsysteem. Toekomstige situatie Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren. Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Conclusie De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
4.5
Bedrijven en milieuhinder
Toetsingskader In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient in bestemmingsplannen aandacht te worden besteed aan de afstemming tussen (potentieel) hinderlijke functies en milieugevoelige functies (zoals woningen). Uitgangspunt daarbij is dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies kan gebruik worden gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). Milieuzonering beperkt zich tot de volgende milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. Onderzoek Een koetserij is niet specifiek als activiteit opgenomen in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering, in tegenstelling tot bijvoorbeeld maneges en paardenfokkerijen (allebei categorie 3.1, richtafstand 50 meter ten opzichte van een rustige woonwijk). Op korte afstand van het bedrijfsperceel zijn echter woningen van derden gelegen, zodat een nadere motivering noodzakelijk is. Gezien de aard en omvang van de activiteiten zijn de thema's geluid en geur maatgevend. Geluidhinder In het verleden is akoestisch onderzoek uitgevoerd (bijlage 2). Hoewel dit onderzoek niet recent is, kunnen op basis van de berekeningsresultaten nog steeds uitspraken worden gedaan over de akoestische situatie. De rekenmethodiek en wijze van toetsing is sindsdien niet ingrijpend gewijzigd. Daarnaast blijkt uit een inventarisatie van de huidige bedrijfssituatie en een vergelijking met de bedrijfssituatie die destijds als uitgangspunt is gehanteerd voor het akoestisch onderzoek, dat het aantal verkeersbewegingen en de activiteiten tijdens de avond- en nachtperiode in de huidige situatie beperkter zijn. In bijlage 1 is het verslag van het controlebezoek door de Omgevingsdienst opgenomen met een beschrijving van de huidige bedrijfsactiviteiten. In het akoestisch onderzoek is zowel gekeken naar de langtijdgemiddelde geluidniveaus als naar de maximaal optredende geluidniveaus. Uit het onderzoek (gebaseerd op de in 2003 representatieve bedrijfssituatie) blijkt dat er geen sprake is van onaanvaardbare geluidbelastingen ter plaatse van de
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
26
omliggende woningen. Enige aandachtspunt vormde het lossen van koetsen in de avondperiode (maximaal 1x per week), een enkele vrachtwagenbeweging in de avondperiode (maximaal 1x per week) en een bestelbus en vrachtwagenbeweging in de nachtperiode (maximaal 12x per jaar). Omdat sprake is van slechts incidenteel optredende geluidbelastingen, de betreffende activiteiten direct samenhangen met het functioneren van de koetserij en de kosten en impact van geluidreducerende maatregelen (schermen) niet in verhouding staan tot de akoestische winst die daarmee kan worden geboekt, is de bedrijfssituatie uit 2003 akoestisch gezien beoordeeld als acceptabel. In 2015 is de schaal van de bedrijfsactiviteiten (en het aantal daarmee samenhangende vervoersbewegingen) nog beperkter dan in 2003. De zeer incidentele vervoersbewegingen in de nachtperiode vinden inmiddels niet meer plaats en de frequentie van de incidentele vervoersbewegingen in de avondperiode ligt lager dan in 2003. De akoestische situatie in 2015 is daarmee acceptabel. Geurhinder Wat betreft het thema geur is van belang dat de inrichting momenteel valt onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit en volgens de meest recente melding ter plaatse maximaal 5 paarden worden gehouden. Het aantal paarden wordt teruggebracht naar maximaal 4. Hiervoor wordt een nieuwe melding Activiteitenbesluit ingediend. Wanneer sprake is van minder dan 5 paarden is de afstandseis van 50 meter (gemeten tussen emissiepunten en gevel woningen) zoals opgenomen in het Activiteitenbesluit niet van toepassing is. De minimale afstand tussen de stal en de woningen aan de Paterstraat bedraagt 30 meter. Door het zeer beperkte aantal paarden kan worden uitgesloten dat op 30 meter van de stal sprake is van een relevante geurbelasting. De mestplaat wordt niet meer gebruikt (de vaste mest wordt op een kar verzameld en direct afgevoerd). Gezien het beperkte aantal paarden, de ligging van de dierverblijven ten opzichte van de woningen, het feit dat de mest direct na het uitmesten van de stallen wordt afgevoerd en het ontbreken van klachten op dit punt, wordt geconcludeerd dat geen sprake is van relevante geurbelasting ter plaatse van de omliggende woningen. Daarbij dient te worden opgemerkt dat de bestemmingsregeling wordt afgestemd op de huidige bedrijfssituatie en geen ruimte biedt voor een relevante uitbreiding van de bedrijfssituatie. Hiermee is geborgd dat ook in de toekomst geen onaanvaardbare situaties ontstaan. Conclusie De activiteiten op het perceel Paterstraat 13-15 leiden niet tot onaanvaardbare milieuhinder ter plaatse van de omliggende woningen.
4.6
Externe veiligheid
Beleid en normstelling Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk: bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen. Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
27
Besluit externe veiligheid buisleidingen Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Onderzoek en conclusie In de nabijheid van het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig die gevolgen hebben voor externe veiligheid. Er vindt eveneens geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats in de directe nabijheid. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de planontwikkeling.
4.7
Verkeer
Verkeersstructuur Het plangebied wordt ontsloten via de Paterstraat. De Paterstraat kent een maximumsnelheid van 50 km/h. De Paterstraat ligt aan de zuidzijde van de kern Kerkdriel. De Paterstraat is via de Duitse Weistraat en Wordenseweg ontsloten op de provinciale weg N831. Deze weg vormt de verbinding tussen de rijksweg A2 en provinciale weg N322 (Zaltbommel - Beneden-Leeuwen). Verkeersgeneratie en parkeren In het bestemmingsplan zijn enkel de bestaande activiteiten planologisch mogelijk gemaakt. Ten opzichte van de bestaande bestemming (transportbedrijf) is er sprake van minder verkeersbewegingen zoals in paragraaf 4.5 is aangegeven. In het bestemmingsplan zijn geen mogelijkheden opgenomen voor intensivering van de bedrijfsactiviteiten waardoor er geen toename van verkeersgeneratie mogelijk is. De parkeerbehoefte wijzigt niet ten opzichte van de huidige situatie. De parkeerbehoefte wordt op eigen terrein opgevangen. In hoofdstuk 2 is nader ingegaan op het huidig en toekomstig gebruik inclusief de ontwikkelingen met betrekking tot verkeersgeneratie. Conclusie De ontsluiting van de locatie is voor het gemotoriseerd verkeer goed. Ten opzichte van de huidige situatie vindt er geen wijziging plaats met betrekking tot de verkeersgeneratie en parkeren. Het aspect verkeer vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
4.8
Geluid
Wegverkeerslawaai In het plangebied worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt waarvoor akoestisch onderzoek op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) vereist is. Er vindt daarnaast geen reconstructie plaats van aansluitingen op wegen. Het aspect wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor vaststelling van het bestemmingsplan.
4.9
Luchtkwaliteit
Beleid en normstelling In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
28
De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven. Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm stof toetsing van Grenswaarde stikstofdioxide jaargemiddelde 40 µg/m³ (NO2 ) concentratie Uurgemiddelde Max. 18 keer p.j. meer dan 200 concentratie µg/m³ fijn stof (PM10 ) jaargemiddelde 40 µg/m³ concentratie 24-uurgemiddelde max. 35 keer p.j. meer dan 50 ìg / concentratie m³ fijn stof (PM2,5 ) jaargemiddelde 25 µg/m³ concentratie
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht. Besluit niet in betekenende mate In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden: een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³); een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen. Onderzoek en conclusie Ten opzichte van de huidige situatie wijzigt er qua bedrijfsvoering niks. Ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan waar de toevoeging 'transportbedrijf' is opgenomen, is sprake van een afname van vervoersbewegingen. Het project heeft derhalve een effect minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³) en valt onder het besluit 'Niet in betekenende mate'. Het aspect luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering.
4.10
Kabels en leidingen
Afwegingskader Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd: 1. gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen; 2. aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch; 3. defensiebrandstoffen; 4. warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
29
Onderzoek en conclusie In het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen gelegen. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
30
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
31
Hoofdstuk 5
5.1
Juridische toelichting
Aard van het bestemmingsplan
Voorliggend bestemmingsplan legt de huidige situatie vast. Er is geen ontwikkelruimte opgenomen waardoor het plan conserverend van aard is. De huidige bebouwing en de gewenste gebruiksmogelijkheden zijn gedetailleerd vastgelegd. 5.1.1 Standaard opbouw verbeelding en regels In het bestemmingsplan is gebruikgemaakt van de landelijke richtlijn Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Hierin zijn verplichtingen opgenomen ten aanzien van de opbouw en de presentatie van het bestemmingsplan. Uitgangspunt is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en bestemmingen. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn daarnaast eventuele afwijkings- en wijzigingsregels opgenomen. 5.1.2 Bestemmingsvlak en bouwvlak De in het plangebied aanwezige bestemming 'Bedrijf' bestaat uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik is toegestaan. Het bouwvlak is over het algemeen een gebied dat op de plankaart is aangeven waarvoor de mogelijkheden om gebouwen en overkappingen te bouwen in de regels zijn aangegeven. 5.1.3 Aanduidingen Op de verbeelding is een onderscheid gemaakt in verschillende aanduidingen. Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen, waaronder bijvoorbeeld de bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage. In een bestemmingsplan kunnen eveneens functieaanduiding voor specificatie van gebruiksmogelijkheden - of bouwaanduidingen - voor bijvoorbeeld de wijze van bouwen en de verschijningsvorm worden opgenomen. In het bestemmingsplan zijn gebiedsaanduidingen opgenomen voor de vrijwaringszone van de radar in Volkel en de vrijwaringszone voor de molenbiotoop. Hiervoor zijn specifieke regels van toepassing.
5.2
Uitleg van de planregels
In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de planregels. De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen: 1. inleidende regels; 2. bestemmingsregels; 3. algemene regels; 4. overgangs- en slotregels.
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
32
Deze worden hieronder toegelicht. 5.2.1 Inleidende regels Begrippen (artikel 1) De begrippen die in het bestemmingsplan gebruikt worden zijn in dit artikel gedefinieerd. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen. Wijze van meten (artikel 2) Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard. 5.2.2 Bestemmingsregels Het hoofdstuk bestemmingsregels bevat de regels die specifiek gelden voor de bestemmingen in dit plan. Hieronder volgt per bestemming een korte toelichting. Bedrijf (artikel 3) In deze bestemming is enkel de opslag van koetsen en het houden van 4 paarden t.b.v. de koetserij toegestaan. Wonen (artikel 4) In deze bestemming is het gebruik van gronden voor wonen mogelijk gemaakt. Waarde - Archeologie 6 (artikel 5) Een deel van de gronden binnen het plangebied zijn aangeduid als 'Waarde - Archeologie 6' (zie ook paragraaf 4.1). In de regels is bepaald dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij bodemingrepen vanaf een oppervlakte van 5.000 m² en dieper dan 30 cm beneden maaiveld. 5.2.3 Algemene regels Artikel 6 t/m 12 In de algemene regels zijn aanvullende regels opgenomen met betrekking tot bouwen en gebruik. Daarnaast bevat dit hoofdstuk algemene aanduidingsregels, gebruiksregels, afwijkingsregels, wijzigingsregels, procedureregels en overige regels. In de overige regels zijn bepalingen opgenomen over dubbelbestemmingen, parkeernormen en andere wettelijke regelingen. 5.2.4 Overgangs- en slotregels Artikel 13 en 14 In artikel 3.2.1 Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt de citeerwijze van de regels van het plan voorgeschreven.
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
33
Hoofdstuk 6
6.1
Uitvoerbaarheid
Economische uitvoerbaarheid
Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden vastgesteld welke kosten de gemeente en de initiatiefnemer op zich neemt. De gemeente heeft hierbij de onderzoeksverplichting om de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen. Aangezien er in het plan geen nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden maar enkel de bestaande situatie planologisch wordt vastgelegd naar aanleiding van een uitspraak van de Raad van State is het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar.
6.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Het concept van het ontwerpbestemmingsplan wordt in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening aan diverse instanties toegezonden. Vervolgens wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende 6 weken ter inzage gelegd, waarbij eenieder in de gelegenheid wordt gesteld een zienswijze in te dienen. Mogelijke zienswijzen worden ter zijner samengevat en van een gemeentelijk standpunt voorzien.
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
34
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
bijlagen bij de Toelichting
37
Bijlage 1
Verslag controlebezoek 5 maart 2015
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
Controlerapport
Gegevens controle Zaaknummer
021433213
Zaaktype
Controle uitvoeren
Zaakomschrijving
Datum zaak
een inventarisatie worden uitgevoerd van de bestaande (bedrijfs)activiteiten c.q. het gebruik en de inrichting van de verschillende gebouwen. 12 februari 2015
Naam toezichthouder
C. van Son
Type controle
Milieucontrole inventarisatie
Datum controle
5 maart 2015
Tijdstip aanvang controle
14.00
Tijdstip einde controle Inrichting/locatie/object
± 15.30
Naam Adres
De Koetserij (Haasnoot) Paterstraat 13 – 15
Postcode en plaats
5331 EA Kerkdriel
Naam contactpersoon
De heer J. Haasnoot
Bevoegd gezag
Gemeente Maasdriel
Aanwezig tijdens controle Naam, functie, instantie
De heer J. Haasnoot, eigenaar
Naam, functie, instantie
Mevrouw Berkers, advocaat van Haasnoot
Naam, functie, instantie
Dochter van de heer Haasnoot
Grondslag controle Activiteitenbesluit milieubeheer Overig
Activiteitenbesluit milieubeheer Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Werkwijze Op 5 maart 2015 is er een controle uitgevoerd bij het bedrijf aan de Paterstraat 13-15 te Kerkdriel. Gecontroleerd is welke activiteiten er op dat moment aanwezig zijn op het bedrijf. Wettelijk kader Op 19 april 2011 is een melding Activiteitenbesluit geaccepteerd welke op 22 maart 2011 is ingediend.
Activiteiten De volgende activiteiten zijn op 22 maart 2011 gemeld: - Lozen van hemelwater, dat niet afkomstig is van een bodembeschermende voorziening - Opslaan en overslaan van goederen - Opslaan van gevaarlijke stoffen en bodembedreigende stoffen in verpakking niet zijnde vuurwerk, vaste - kunstmeststoffen, asbest, gedemonteerde airbags en gordelspanners en andere ontplofbare stoffen
-
Opslaan van vloeistoffen in een bovengrondse opslagtank In werking hebben van een stookinstallatie Mechanische bewerkingen van hout of kurk dan wel van houten, kurken of houtachtige voorwerpen Reinigen, coaten en lijmen van hout of kurk dan wel van houten, kurken of houtachtige voorwerpen Spaanloze, verspanende en thermische bewerking of mechanische eindafwerking van metalen Lassen van metalen Reinigen, lijmen en coaten van metalen Afleveren van vloeibare brandstof, mengsmering en aardgas anders dan voor openbare verkoop aan derden voor motorvoertuigen voor het wegverkeer en voor vaartuigen Inwendig reinigen van tanks, tankwagens, vrachtwagens en andere transportmiddelen Activiteiten met luchtemissies algemeen Bodembedreigende activiteiten algemeen
De volgende activiteiten geconstateerd op 5 maart 2015: - Opslag van 25 antieke koetsen; - Houden van 5 friezen (paarden); - 9 stallen waarvan 5 bezet en een buitenstal - Stallen van 1 vrachtwagen, luxe wagen, aanhangwagen voor de koetsen en een personenwagen; - Opslag van hooi en voer in een silo; - Stalling van een aanhangwagen t.b.v. transport mest; - Opslag van ± 15 liter aan bodenbedreigende/gevaarlijke stoffen; - Werkplaats welke wordt gebruikt voor het poetsen van de riemen, halsters en klein onderhoud aan de koetsen. - Opslag van bodembedreigende stoffen/gevaarlijke stoffen Vaststelling inrichting en werkingssfeer van het Activiteitenbesluit milieubeheer Door de aanwezige paarden, het doel waarvoor de paarden worden gehouden, het feit dat sprake is van een bedrijf dat bij de KvK staat ingeschreven, de regelmaat en continuïteit waarmee de activiteiten worden uitgevoerd en het feit dat de activiteiten binnen een zekere begrenzing plaatsvinden nog sprake is van een bedrijfsmatige, of in een omvang als zijnde bedrijfsmatige, activiteit. De activiteiten vallen onder categorie 8.1 van bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Inrichtingen voor: a. het kweken, fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van dieren; De dieraantallen overschrijden de aantallen genoemd in categorie 8.3 niet waardoor geen sprake is van vergunningplichtige activiteiten. Hiermee valt de inrichting volledig onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Vanwege de aanwezigheid van 5 paarden is sprake van de activiteit: - houden van dieren bij een type B bedrijf De inrichting is hierdoor meldingsplichtig. Bevindingen
2
Geur De stallen worden wekelijks uitgemest. De mest wordt d.m.v. een aanhanger dezelfde dag dat de stallen zijn uitgemest afgevoerd. Een enkele keer kan het voorkomen dat de mest 1 nacht aanwezig is op perceel. De stal is voorzien van een ventilator voor het ventileren van de lucht van de stal. De paarden staan vanaf april t/m september in de wei welke gelegen is naast de stallen. Indien het heel slecht weer is staan de paarden in die periode op stal. Gezien de huidige situatie is niet aannemelijk dat er geuroverlast zal plaatsvinden. Geluid De heer Haasnoot geeft aan dat in de zomerperiode gemiddeld per week 4 transportbewegingen plaatsvinden en in de winterperiode gemiddeld 1 á 2 transportbewegingen per maand. De vrachtwagen en luxe wagen zijn voorzien van rubberen matten ten behoeve van geluidsdemping zodra er paarden vervoerd moeten worden. Bodem - De paardenboxen zijn mestdicht. - Geen bovengrondse dieselolie tank aanwezig. - Mestplaat wordt niet meer gebruikt. Vast mest wordt op een kar verzameld voordat deze wordt afgevoerd. - Minimale opslag van bodembedreigende stoffen/gevaarlijke stoffen. Er wordt o.a. wat verven voor de riemen en halsters en wat thinner opgeslagen. Bijlage Plattegrond
3
Foto’s
1
2
4
1
3
4
4
5
5
7
5
6
7
5
7
8
9
7
9
9
6
9
9
9
9
9
9
7
9
9
9
10
10
10
8
11
12
Wei
Recht van overpad
Geluidsdempende rubberen matten
Geluidsdempende rubberen matten
Opgemaakt door Naam
Claudia van Son
Dagtekening
2 april 2015
Handtekening
9
10
10
49
Bijlage 2
Akoestisch onderzoek
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
pEUTZ Ir Ir Ir Ir Ir Ir
Behoort bij besluit van B,enWvan'Maasdriel
^De~GHm-een{esecretaris,
Gemeente Maasdriel T.a.v, de heer H. van Dalen Postbus 10.000 5330 GA KERKDRIEL
Ir E.Ph.J. d e R u i t e r Ir F.D. v a n d e r P l o e g Ing R.P.M. J a n s e n Ing. J.H.N. Buijs Ir J . J M e r t e n s J r J'.A. H u i z e r P.J, vandTTn B o o g a a r d Ir A . C . J . B r o e k m e u l e n I h g ~ H . Mr-Br-u g g e m a R.'Bririk ?A:Wr A l d e r s '' l o g . LjF.M. L e m m e r s
•--BtRXlj3Jiaut__ ! / /'iTih.wi Scheers
Mook, 14 oktober 2003 Betreft: Ref.:
G.M.A. Perquin R.A. M e t k e m e i j e r J.H G r a n n e m a n M.L.S. V e r c a m m e n J.F.W. K o o p m a n s P.H. W a p e n a a r
- « f b s j £ . R A . de Beei Ir G.W. L a s s c h e Ir M.P.M. L u y k x Ir J.F. W i j n i a Ir S.P.M. v a n d e n A k k e r Ir N . J . v a n O e r l e
Haasnoot te Kerkdriel FK/DJS/MvM/F 16471-8-BR
Administratie: J.A.M.J. Verbruggen K. H o o g e n d o o r n ( a d v i s e u r ) Ir W . M . S c h u l l e r ( a d v i s e u r )
Geachte heer Van Dalen, Bij controle van rapport F 16471-1 van 15 augustus 2003, dat is gevoegd bij de
Lid ONRI ISO-9001: 2000 gecertificeerd
aanvraag van een milieuvergunning op grond van de Wet milieubeheer voor koetserij Haasnoot
te
Kerkdriel,
is
ons
gebleken
dat
dat
rapport
een
storende
tekstverwerkingsfout bevat. Op pagina 7 van dat rapport is in tabel 1 aangegeven dat de heftruck gedurende 0,5 uur in de dagperiode in bedrijf kan zijn. Daar had moeten staan 0,75 uur. Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat op pagina 8 onder 'heftruck' de juiste gehanteerde
effectieve
bedrijfstijd
van de heftruck
opgenomen,
evenals
in de
akoestische modellering (zie de invoergegevens op pagina 1.5: vijf maal een bedrijfstijd van 1,25 % in de dagperiode is drie kwartier). De in het rapport rekenresultaten zijn derhalve ook gebaseerd op genoemde drie kwartier. Vertrouwende u hiermede voldoende te hebben ingelicht, met vriendelijke groet, Adviesbureau Peutz & Associes B.V.
ir. J.FfWTKoopmans ir. D.J. Suverkropp
opgenomen
Peutz b v P a l e t s i n g e l 2, P o s t b u s 696 2700 AR Z o e t e r m e e r Tel. (079) 347 03 47 Fax (079) 361 49 85
[email protected] Peutz bv Lindenlaan 4 1 , Molenhoek P o s t b u s 66, 6585 ZH M o o k Tel. (024) 357 07 07 Fax (024) 358 51 50
[email protected] Peutz G m b H K o l b e r g e r Strasse 19 40599 D u s s e l d o r f Tel. + 4 9 211 999 582 60 Fax +49 211 999 582 70
[email protected] Peutz S.A.R.L. 34 Rue d e Paradis 75010 Paris Tel. +33 1 452 305 00 Fax +33 1 452 305 04
[email protected] Peutz b v P.O.Box 32268 London W 5 2ZA Tel. +44 20 8810 6877 Fax + 4 4 20 8810 6674 peutz.(
[email protected]
www.peutz.nl
Opdrachten w o r d e n aanvaard en uitgevoerd volgens de 'Regeling van de verhouding t u s s e n opdrachtgever en adviserend ingenieursbureau (RVOI-2001) Ingeschreven KvK onder n u m m e r 12028033. BTW identificatienummer NL004933837B01
A K O E S T I E K L A W A A I B E H E E B S I N G B O U W F Y S I C A M I L I E U T E C H N O L O G I E
Rapport
Akoestische aspecten koetserij Haasnoot te Kerkdriel
f
—
Rapportnummer F 16471-1 d.d, 15 augustus 2003
Adviesbureau Peutz & Associes B.V. Palelsingel 2, Postbus 696 2700 A R Zoetermeer Tel. (079) 347 03 47 Fax (079) 361 49 85
[email protected] Adviesbureau Peutz & Associes B.V. Lindenlaan 4 1 , Molenhoek Postbus 66, 6585 Z H Mook Tel. (024) 357 07 07 Fax (024) 358 51 50
[email protected]
Opdrachtgever:
Koetserij Haasnoot te Kerkdriel
Rapportnummer:
F 16471-1
Datum:
15 augustus 2003
Ref.:
FK/DJS/Lvl/F 16471-1-RA
Peutz Consult G m b H Kolberger Strasse 19 40599 Dusseldorf Tel. +49 211 999 582 60 Fax +49 211 999 582 70
[email protected] Peutz & Associes S.A.R.L. 34 Rue de Paradis 75010 Paris T e l . +33 1 452 305 00 Fax +33 1 452 305 04
[email protected] Peutz Consulting Engineers PO Box 32268 London W 5 2ZA T e l . + 4 4 20 88 10 68 77 F a x + 4 4 20 88 10 66 74 peutz.london@(iscali.co.uk Opdrachten worden aanvaard en uitgevoerd volgens de 'Regeling van de verhouding tussen opdrachtgever en adviserend ingenieursbureau' ( R V O I 1998). Ingeschreven KvK onder nummer 12028033. BTW identificatienummer NL004933837B01
Inhoud
pagina
1 INLEIDING
4
2. UITGANGSPUNTEN
6
2.1. Locatie en situering
6
2.2. Beschrijving van het bedrijf
6
2.3. Representatieve bedrijfssituatie
6
3. BEREKENINGEN
10
3.1. Algemeen
10
3.2. Langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus
10
3.3. Maximale geluidniveaus
11
3.4. Verkeersaantrekkend karakter
12
4. GRENSWAARDEN EN WETTELIJKE ASPECTEN 4.1. Handreiking industrielawaai en vergunningverlening
13 13
4.1.1. Grootheden
13
4.1.2. Gemeentelijke nota industrielawaai
14
4.1.3. Systematiek indien gemeentelijke nota industrielawaai niet van toepassing is
15
4.1.3.1. Richtwaarden
15
4.1.3.2. Grenswaarden voor kleine lawaaimakers
16
4.1.3.3. Maximale geluidniveaus
17
4.1.4. Afwijkingen van de representatieve bedrijfssituatie. 4.1.5. Bijzondere situaties
17 17
4.2. Mogelijk te hanteren grenswaarden
18
4.3. Circulaire d.d. 29 februari 1996
19
4.3.1. Relatie tot Handreiking industrielawaai en vergunningverlening
19
4.3.2. Beoordelingswijze
19
4.3.3. Grenswaarden
20
5. TOETSING
21
5.1. Langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus
21
5.2. Maximale geluidniveaus
21
5.3. Verkeer van en naar de inrichting
22
F 16471-1-RA
2
DEUTZ § f
6. GELUIDREDUCERENDE VOORZIENINGEN
a ASSOCIES
23
6.1. Avondperiode
23
6.2. Nachtperiode
23
7. BEOORDELING EN CONCLUSIE
25
Bijlage I: invoergegevens rekenmodellen Bijlage II, rekenresultaten
F 16471-1-RA
3
DEUTZ §P
& ASSOCIES
1. INLEIDING Koetserij Haasnoot is een inrichting te Kerkdriel waar paarden worden gehouden en koetsen worden gestald. De koetsen inclusief paarden worden verhuurd voor gebruik bij hoogtijdagen e.d. De activiteiten hebben een relatief kleinschalig gehalte. De
resultaten
van
het
akoestisch
onderzoek
dienen
ter
adstructie
van
een
vergunningaanvrage op grond van de Wet milieubeheer. Op grond van opgave van de activiteiten, ervaringsgegevens e.d. zijn akoestische rekenmodellen opgesteld voor onderhavige situatie. Met de rekenmodellen zijn de te verwachten geluidniveaus berekend. De berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus vanwege het bedrijf bedragen niet of niet significant hoger dan de richtwaarden voor onderhavige omgeving, te weten 45 dB(A) in de dagperiode, 40 dB(A) in de avondperiode en 35 dB(A) in de nachtperiode, behalve in de avondperiode, maximaal wekelijks, bij de woning Paterstraat 9a. De berekende maximale geluidniveaus vanwege het bedrijf bedragen niet hoger dan de conform de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening toelaatbare waarden van 70 dB(A) in de dagperiode, 65 dB(A) in de avondperiode en 60 dB(A) in de nachtperiode, behalve
in
de
avondperiode,
maximaal
wekelijks,
ten
gevolg
van
een
enkele
vrachtwagenbeweging, en in de nachtperiode, maximaal 12 maal per jaar, ten gevolge van een vrachtwagenbeweging en een bestelwagenbeweging. De maximaal wekelijkse avondlijke activiteiten passen in principe binnen de in de Handreiding industrielawaai en vergunningverlening opgenomen uitzonderingsregeling voor regelmatige afwijkingen van de representatieve bedrijfssituatie. De maximaal twaalf maal per jaar plaatsvindende nachtelijke activiteiten passen derhalve in principe binnen de
in
de
Handreiding
industrielawaai
en
vergunningverlening
opgenomen
ontheffingsmogelijkheid voor niet-representatieve bedrijfssituaties. Het is noodzakelijk voor het functioneren van de koetserij dat af en toe in de avondperiode aankomst bij en soms in de nachtperiode vertrek van het bedrijf kan plaatsvinden, in verband met de verhuurtijden, aan- en afrijtijden, in- en uitspantijden e.d. Het treffen van geluidreducerende maatregelen is in onderhavige situatie technisch bezien slechts gedeeltelijk mogelijk (geluidscherm op toegang van het bedrijf is uiteraard niet mogelijk) en het is, gelet op de geringe frequentie van optreden van overschrijdingen van de normaliter te hanteren geluidgrenswaarden, zeer de vraag of het oprichten van geluidschermen, indien dat realiseerbaar zou zijn, van het bedrijf gevergd kan worden.
F 16471-1-RA
4
Gelet op het bovenstaande kan worden voorgesteld, met de maximaal wekelijks benodigde uitzondering voor de avondperiode en maximaal 12 maal per jaar benodigde ontheffing voor de nachtperiode, de in dit rapport aangegeven bedrijfssituaties te vergunnen. De geluidbelasting vanwege verkeer van en naar het bedrijf bedraagt niet of niet significant hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde uit de Circulaire van 29 februari 1996, en is derhalve acceptabel, te meer omdat maatregelen aan de bron of in de overdracht niet realistisch zijn en de toelaatbare inpandige geluidbelasting van 35 dB(A) etmaalwaarde wordt gerealiseerd. Er behoeven derhalve geen akoestische/milieuhygienische belemmeringen te bestaan voor de verlening van een milieuvergunning voor de koetserij van Haasnoot te Kerkdriel.
F 16471-1-RA
5
2. UITGANGSPUNTEN
2.1. Locatie en situering Koetserij Haasnoot is gesitueerd op een perceel te Kerkdriel achter Paterstraat 13 en 15 (waarop een bedrijfswoning staat). Het perceel is voor voertuigen alleen toegankelijk via een perceel van derden (Paterstraat 9). Onderhavige lokatie is gelegen in het dorp Kerkdriel. 2.2. Beschriivinq van het bedrijf In het bedrijf worden paarden gehouden (maximaal
12) en koetsen gestald
en
onderhouden. Daartoe beschikt het bedrijf over een gebouw met een paardenstal (inclusief opslag voor hooi en stro), koetshuis, werkschuur en carport. Uitpandig zijn een silo voor voer, een dieseltank en een mestplaat aanwezig. Transport vindt plaats met een vrachtwagen, een bestelwagen (Nissan Cabstar, rijbewijs B), een vierwielaangedreven dieselpersonenauto (Nissan Patrol) en een LPG-heftruck, Voorts bezoeken vrachtwagens en een enkele tractor van derden het bedrijf. De paarden en koetsen worden in- en uitgeladen, De koetsen rijden (nagenoeg) niet met paardentractie op het bedrijfsterrein. De paarden worden geweid achter het bedrijfsgebouw in een weiland dat niet bij het bedrijfsterrein hoort. 2.3. Representatieve bedrijfssituatie Onder de representatieve bedrijfssituatie wordt in dit verband verstaan de bedrijfssituatie met representatieve
aantallen
voertuigbewegingen
en -activiteiten,
representatieve
bedrijfsduur van de werkzaamheden in de gebouwen en reievante apparatuur e.d. Bedrijfsactiviteiten vinden plaats in de dagperiode en qua intensiteit zeer beperkt in de avondperiode. Ten hoogste een maal per week kan in de avondperiode een vrachtwagen terugkomen (met paarden en koets) die dan ook wordt geiost. Ten hoogste een maal per maand kan in de nachtperiode vertrek plaatsvinden van een vrachtwagen waar dan eerst paarden ingeladen worden en de aanhanger aangekoppeld wordt (die in de dagperiode is geladen). Voor het rijden buiten de inrichting, voor zover als indirect gevolg van het in werking zijn van de inrichting aan te merken, is op het gedeelte naast de woning Paterstraat 9 dezelfde rijsnelheid gehanteerd als op het terrein van de inrichting, en voor rijden op de openbare weg een hogere
snelheid (ca. 30 km/h gemiddeld) met
bijbehorende
geluiduitstraling.
F 16471-1-RA
6
DEUTZ S P
gi ASSOCIES
Opgemerkt dient voorts te worden dat in de praktijk de optredende bedrijfssituatie van keer tot keer verschilt. Maatgevend voor het akoestisch onderzoek is de normaliter optredende akoestisch maximale bedrijfssituatie. Bij de akoestische modellering is gebruik gemaakt van ervaringsgegevens, waaronder resultaten
van
geluidmetingen
aan
vergelijkbare
geluidbronnen
in
vergelijkbare
bedrijfsomstandigheden. Met betrekking tot de representatieve bedrijfssituatie van de reievante geluidbronnen is door het bedrijf navolgende aangegeven. -
Voertuigactiviteiten:
In tabel 1 zijn de voertuigactiviteiten weergegeven. Een voertuigbeweging is aankomst op het terrein of vertrek van het terrein. Tabel 1
Aantallen voertuigactiviteiten
Voertuig
Aantallen bewegingen dagperiode
avondperiode
nachtperiode
(07.00 - 19.00 uur)
(19.00-23.00 uur)
(23.00 - 07.00 uur)
normaliter
maximaal
(maximaal 12 maal
wekelijks
per jaar)
Eigen vrachtwagen: - aankomst
1
-
1
-
- vertrek
1
-
-
1
Vrachtwagen derden:
2
-
-
-
Bestelwagen
4
-
1
1
Personenauto
3
1
1
-
2
-
-
-
0,5 uur
-
-
-
Tractor Heftruck - Eigen
vrachtwagen:
De eigen vrachtwagen rijdt voor het laden van de paarden van de carport naar de paardenstal, na het laden van de paarden terug naar de carport om de aanhanger aan te koppelen alvorens te vertrekken. Hiervoor zijn in de akoestische modellering twee extra bewegingen opgenomen. Bij aankomst worden eerst de paarden geiost. Daarna wordt de aanhanger geiost bij het koetshuis en vervolgens wordt de aanhanger onder de carport gezet. Dit is op de rijroute bij aankomst. De
gehanteerde
ervaringsgegevens
geluiduitstraling
van
(geluidmetingen
de aan
eigen
vrachtwagen
vrachtwagens
is in
gebaseerd
op
vergelijkbare
bedrijfsomstandigheden).
F 16471-1-RA
7
- Vrachtwagens van derden inclusief laden en lossen: Vrachtwagens van derden bezoeken de inrichting vooral ten behoeve van de aanvoer van voer voor de paarden, de aanvoer van dieselbrandstof, en de afvoer van mest. De beide losplaatsen en de laadplaats liggen alle drie bij elkaar nabij de poort van het bedrijf. Het lossen van voer gebeurt met een compressor op de vrachtwagen, losduur akoestisch effectief ca. 10 minuten. Het laden van mest gebeurt met een zelflader, laadduur akoestisch effectief ca. 10 minuten. Het lossen van dieselbrandstof gebeurt met een door de vrachtwagenmotor aangedreven pomp, losduur ca. een kwartier. Op een specifieke dag wordt het bedrijf door een vrachtwagen bezocht. Als akoestisch maatgevend (hoogste geluidbijdragen bij woningen) voor het laden en lossen is aan te merken het laden van mest, ervan uitgaande dat de zelflader een eigen, op de zelflader gemonteerde motor heeft. Dit is derhalve in het rekenmodel opgenomen. Voor de vrachtwagens is als rijsnelheid gehanteerd manoeuvreren (effectief ca. 2 km/h), met
een
bronsterkte
gebaseerd
op
het
nagenoeg
stationair
draaien
van
de
vrachwagenmotor. - Bestelwagen: De bestelwagen rijdt bij vertrek van de carport naar de poort en bij aankomst vice versa. Als rijsnelheid is ca. 10 km/h gehanteerd. -
Personenauto:
De personenauto rijdt bij vertrek van de carport naar de poort en bij aankomst vice versa. Als rijsnelheid is ca. 10 km/h gehanteerd. Bij de gehanteerde bronsterkte is er rekening mee gehouden dat hier geen sprake is van een 'reguliere' personenauto maar van een vierwielaangedreven dieselvoertuig. - Tractor: Er kan een tractor het bedrijf bezoeken om hooi en stro te brengen. De tractor rijdt bij aankomst van de poort naar de deur die het meest nabij de hooi- en stro-opslag is gelegen, en bij vertrek vice versa. Als effectieve rijsnelheid is ca. 10 km/h gehanteerd. - Heftruck: De heftruck kan in de dagperiode gedurende ca. drie kwartier actief zijn verspreid op het buitenterrein van het bedrijf.
F 16471-1-RA
8
DEUTZ §P
St ASSOCIES
- Laden en lossen: Het laden en lossen van voer, diesel en mest al hierboven beschreven. Voor het laden of lossen van de paarden is een effectieve duur van een half uur gehanteerd. In de dagperiode kan worden geladen en geiost, in de avondperiode kan worden geiost (maximaal wekelijks) en in de nachtperiode worden geladen (maximaal 12 maal per jaar). De veewagens hebben vloeren en een klep die met rubber bekleed zijn. Voor het laden of lossen van koetsen is een effectieve duur van een uur gehanteerd. In de dagperiode kan worden geladen en geiost, in de avondperiode kan worden geiost (maximaal wekelijks). - Werkschuur: In de werkschuur vinden relatief weinig werkzaamheden plaats, voornamelijk in de dagperiode, bijvoorbeeld kort lassen, kort zagen, kort boren, met de kwast of roller handmatig verven e.d., draaien van de wasmachine (normale huishoudwasmachine). De ventilator wordt niet of kortdurend gebruikt (alleen in de dagperiode, slechts enkele malen per jaar). De compressor wordt alleen gebruikt voor het op spanning brengen van banden, hetgeen slechts sporadisch nodig is en waarvoor de bedrijfsduur van de compressor niet meer dan enkele minuten bedraagt. Vooralsnog is derhalve gehanteerd dat
de
geluiduitstraling
vanwege
activiteiten
in
de
werkschuur
akoestisch
verwaarloosbaar zijn, waarbij dan bij eventuele lawaaiige werkzaamheden de deuren gesloten zullen zijn. - Overige
werkzaamheden:
Er is prive een hogedrukspuit aanwezig, die niet wordt gebruikt voor het reinigen van de bedrijfsmiddelen e.d. maar voor het reinigen van de terrassen die uitsluitend prive worden gebruikt. Dit reinigen vindt overigens niet meer dan een a twee maal per jaar plaats. Derhalve is deze spuit niet in de akoestische modellering opgenomen. Met betrekking tot het af en toe schoonvegen van delen van het terrein is er van uitgegaan dat dat vooral zal gebeuren op plaatsen waar enig materiaal verloren kan worden, d.w.z. voor de staldeur, de werkschuurdeur, de deur van koetshuis/hooi- en stroopslag, en de los-/laadplaats van mest, voer e.d. Gehanteerd is een vee'gduur van ca. een kwartier per veeglocatie, in de dagperiode. De gehanteerde geluiduitstraling is gebaseerd op gebruik van een grote bezem met harde haren op klinkers. Soms schoonvegen van overige delen van het terrein is niet als akoestisch representatief aan te merken. ln de stallen wordt wekelijks door een hoefsmid paardenhoeven onderhouden. Mede aangezien dat inpandig gebeurt, is dit als akoestisch niet relevant aangemerkt.
F 16471-1-RA
9
PEUTZ s p
& ASSOCIES
3. BEREKENINGEN
3.1. Algemeen Op basis van de verkregen technische en akoestische gegevens zijn akoestische rekenmodellen opgesteld. Als mogelijke bronnen van 'indirecte hinder' conform de Circulaire van 29 februari 1996 van het Ministerie van VROM met betrekking tot verkeer van en naar de inrichting, zijn aangemerkt het manoeuvreren en rijden van voertuigen tot aan de poort van het bedrijf. Met behulp van rekenmodellen, aangevuld met specifieke bedrijfsvoeringgegevens voor de representatieve bedrijfssituatie (zie paragraaf 2.3), zijn de geluidniveaus vanwege de het bedrijf in de omgeving bepaald. Alle berekeningen zijn uitgevoerd conform de methoden II van de "Handleiding meten en rekenen industrielawaai" van het Ministerie van VROM, uitgave 1999 door Samsom te Alphen aan de Rijn, te weten: - II.2 Geconcentreerd bronmethode; - II.8 Overdrachtsmodel. De waarden
in de
octaafband
met
middenfrequentie
31,5
Hz zijn
niet
in
de
beschouwingen opgenomen, aangezien deze niet relevant blijken te zijn. De gehanteerde rekenhoogte bedraagt 1,5 m boven lokaal maaiveld in de dagperiode en 5 m boven lokaal maaiveld in de avondperiode en nachtperiode, exclusief gevelreflectie, een en ander conform de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening. In de avondperiode is normaliter alleen de personenauto actief, hetgeen in macrobron M1 is gemodelleerd. De bodem van het terrein van onderhavige bedrijf alsmede de openbare weg is als akoestisch "hard" beschouwd, de verdere omgeving is als akoestisch deels "hard" en deels "zacht" beschouwd. In bijlage
I zijn de
numerieke
gegevens
en schematische
overzichten
van
de
rekenmodellen alsmede een toelichting op de gehanteerde modellering opgenomen, 3.2. Lanotiidgemiddelde beoordelingsniveaus In tabel 2 zijn de berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus
LAT.LT
in dB(A)
gedurende de dag-, de avond- en de nachtperiode weergegeven voor nabijgelegen woningen, zie figuur 1. Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau L
A r L T
is het energe-
tisch gemiddelde geluidniveau over de beschouwde periode, in dB(A). De berekeningen zijn uitgevoerd voor de representatieve bedrijfssituatie, zie paragraaf 2.3.
F 16471-1-RA
10
Tabel 2
Rekenresultaten langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus.
Positie (zie figuur 1)
Langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus
L ,LT Ar
in dB(A)
dagperiode
avondperiode
nachtperiode
(07.00- 19.00 uur)
(19.00-23.00 uur)
(23.00 - 07.00 uur)
normaliter
maximaal
(maximaal 12 maal
wekelijks
per jaar)
35
32
1. Paterstr. 9 zijgevel
43
< 30
2. Paterstr. 9 achtergvl
44
< 30
38
34
3. Paterstr. 9a
39
<30
43
32
4. Paterstr. 11
45
< 30
41
36
5. Paterstr. 17
41
< 30
36
33
6. Paterstr. 19
36
<30
40
32
In bijlage II zijn de berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus naar dominantie van de afzonderlijke geluidbronnen en macrobronnen weergegeven. 3.3. Maximale geluidniveaus In tabel 3 zijn de berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus L
A m a x
in dB(A)
gedurende de dag-, de avond- en de nachtperiode weergegeven voor nabijgelegen woningen, zie figuur 1. Tabel 3
Rekenresultaten maximale geluidniveaus.
Positie (zie figuur 1)
Maximale geluidniveaus L
A m a x
in dB(A)
dagperiode
avondperiode
nachtperiode
(07.00- 19.00 uur)
(19.00-23.00 uur)
(23.00 - 07.00 uur)
normaliter
maximaal
(maximaal 12 maal
wekelijks
per jaar)
1. Paterstr. 9 zijgevel
70
61
70
70
2. Paterstr. 9 achtergvl
70
58
66
66
3. Paterstr. 9a
58
53
63
62
4. Paterstr. 11
70
62
69
69
5. Paterstr. 17
69
58
67
67
6. Paterstr. 19
61
56
65
65
In bijlage II zijn de berekende maximale geluidniveaus in volgorde van aflopend niveau weergegeven. Opgemerkt dient te worden dat met name met betrekking tot de maximale geluidniveaus rekening gehouden dient te worden met een zekere spreiding van enige dB(A)'s. Dit hangt samen met de aard van de reievante activiteiten in deze. Bij bijvoorbeeld rijden van voertuigen zijn de maximale geluidniveaus rijsnelheden,
F 16471-1-RA
rijpad,
belading,
plaatselijke
met name afhankelijk van varierende toestand
van
de
verharding
etc.
11
1DEUTZ §P
& ASSOCIES
Bovengenoemde maximale geluidniveaus kunnen evenwel als representatief worden beschouwd als een normaal-rustige rijstijl wordt gehanteerd. 3.4. Verkeersaantrekkend karakter Ter hoogte van nabijgelegen woningen zijn de equivalente geluidniveaus vanwege verkeer van en naar het bedrijf berekend, conform de Circulaire van 29 februari 1996 dienaangaande van het Ministerie van VROM, zie onderstaande tabel. Tabel 4
Rekenresultaten verkeersaantrekkend karakter.
Positie (zie figuur 1)
Equivalente geluidniveaus L
A e q
in dB(A)
dagperiode
avondperiode
nachtperiode
(07.00- 19.00 uur)
(19.00-23.00 uur)
(23.00 - 07.00 uur)
normaliter
maximaal
(maximaal 12 maal
wekelijks
per jaar)
1. Paterstr. 9 zijgevel
51
32
44
41
7. Paterstr. 9 voorgevl
45
< 30
41
38
8. Paterstr. 9a
44
< 30
41
38
9. Paterstr. 11
44
< 30
40
37
In bijlage II zijn de berekende equivalente geluidniveaus naar dominantie van de afzonderlijke geluidbronnen en macrobronnen weergegeven.
F 16471-1-RA
12
IPEUIZ H P
& ASSOCIES
4. GRENSWAARDEN EN WETTELIJKE ASPECTEN In het navolgende wordt kort ingegaan op de meest reievante regelgeving met betrekking tot het stellen van geluidgrenswaarden voor vergunningplichtige inrichtingen die niet op een industrieterrein met zoneringsplicht ex Wet geluidhinder zijn gelegen. Verwezen kan worden naar de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening d.d. 21 oktober 1998, van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Voor specifieke bijzondere situaties kunnen nog andere dan hierna genoemde aspecten uit de betreffende regelgeving van belang zijn. 4.1. Handreiking industrielawaai en verqunninqverleninq De Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (verder genoemd Handreiking) kent
twee
referentiekaders
met betrekking
tot
het vaststellen
van
equivalente
geluidgrenswaarden voor inrichtingen. Hierop wordt in de navolgende paragrafen, na uitleg over de belangrijkste grootheden, ingegaan. 4.1.1. Grootheden Handleiding meten en rekenen industrielawaai (1999): Het equivalente geluidniveau
L
A e q
,T
is het energetisch gemiddelde van de
fluctuerende niveaus van het ter plaatse in de loop van een bepaalde periode optredende geluid. Het equivalente geluidniveau is derhalve het geluidniveau dat over het beschouwde tijdinterval evenveel geluidenergie bevat als het werkelijke, fluctuerende niveau; Het langtijdgemiddelde beoordelingsn iveau
L ,LT Ar
is de energetische som van de
optredende equivalente geluidniveaus Li voor bedrijfstoestand i, waarin per bedrijfstoestand i toepasselijke correctietermen zijn verdisconteerd voor bedrijfsduur, meteorologische omstandigheden, gevelreflectie en bijzonder karakter van het geluid; L -
dag
is de waarde van het L
A r i L T
l-avond
is de waarde van het L
L
is de waarde van het L
nacht
De etmaalwaarde L
etmaa
ArL T
A rL T
over de periode 07.00 - 19.00 uur; over de periode 19.00 - 23.00 uur; over de periode 23.00 - 07.00 uur;
i (gelijk aan de geluidbelasting Bi) is gedefinieerd als de
hoogste van de volgende drie waarden van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau: -
de waarde van L
dag
;
de met 5 dB(A) verhoogde waarde van
L
de met 10 dB(A) verhoogde waarde van Het maximale geluidniveau L
Amax
a v 0
n ; d
L ; naM
is het maximale gemeten geluidniveau op enig
moment in de meetperiode, in de meterstand f ('fast'), verminderd met een meteocorrectieterm.
F 16471-1-RA
13
Handreiking industrielawaai en vergunningverlening, Handleiding meten en rekenen industrielawaai (IL-HR-13-01), Circulaire m.b.t. verkeersaantrekkend karakter d.d. 29 februari 1996: Het equivalent geluidniveau L
Aeq
is het energetisch gemiddelde van de fluctuerende
niveaus van het ter plaatse in de loop van een bepaalde periode optredende geluid. Het equivalente geluidniveau is derhalve het geluidniveau dat over het beschouwde tijdinterval evenveel geluidenergie bevat als het werkelijke, fluctuerende niveau; De etmaalwaarde is gedefinieerd als de hoogste van de volgende drie waarden van het equivalente geluidniveau: de waarde van het L
A e q
over de periode 07.00 - 19.00 uur (dag);
de met 5 dB(A) verhoogde waarde van het L (avond);
A e q
de met 10 dB(A) verhoogde waarde van het L
over de periode 19.00 - 23.00 uur
A e q
over de periode 23.00 - 07.00
uur (nacht). De geluidbelasting B, is de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats afkomstig van een bepaalde bron. Het maximale geluidniveau L
m a x
is het maximale gemeten geluidniveau op enig
moment in de meetperiode, in de meterstand f ('fast'). Opgemerkt kan worden dat in diverse regelgeving sprake is van het piekgeluidniveau, waarmede hetzelfde wordt bedoeld; Het "95%-niveau" L
95
is de waarde van het geluidniveau in dB(A) die gedurende 95%
van het beschouwde tijdinterval wordt overschreden. Men kan dit L
95
beschouwen als
een soort "laagst optredende" geluidniveau gedurende het beschouwde tijdinterval; Het referentieniveau van het omgevingsgeluid is de hoogste waarde van de volgende geluidniveaus: het L
g5
van het omgevingsgeluid exclusief niet-omgevingseigen geluidbronnen;
het L
A e q
veroorzaakt door zoneringsplichtige wegverkeerbronnen minus 10 dB.
Voor de nachtperiode worden alleen wegverkeerbronnen in rekening gebracht met een intensiteit van meer dan 500 motorvoertuigen gedurende de nachtperiode. 4.1.2. Gemeentelijke nota industrielawaai In principe geldt in eerste instantie als referentiekader voor te stellen grenswaarden de gemeentelijke nota industrielawaai, waarin opgenomen het gemeentelijk beleid ten aanzien van industrielawaai en vergunningverlening. Deze nota kan een separate nota zijn, maar kan ook onderdeel uitmaken van een nota met bredere inhoud, of bijvoorbeeld van een gemeentelijk milieubeleidsplan ex hfd. 4 Wet milieubeheer. In
de
gemeentelijke
nota
industrielawaai
kunnen
toegestane
geluidniveaus
(grenswaarden) zijn vastgelegd, aan de hand waarvan toetsing van de equivalente geluidniveaus vanwege
de inrichting
kan plaatsvinden.
Hierbij
kunnen
overigens
specifieke plaatselijke omstandigheden een rol spelen. Bijvoorbeeld cumulatie van het geluid
vanwege
meerdere
inrichtingen,
ontbreken
van geluidgevoeligheid
in de
nachtperiode (bijvoorbeeld een school), het karakter en de ligging van de geluidgevoelige
F 16471-1-RA
14
IDEU1Z ap
a ASSOCIES
objecten (bedrijfswoningen op industrieterrein), kunnen voor het bevoegde gezag in een bestuurlijke afweging aanleiding geven tot het toepassen van een hogere of lagere grenswaarde dan in eerste instantie op grond van de gemeentelijke nota industrielawaai te stellen. Hierbij dient in ieder geval ook het te verwachten binnengeluidniveau in de geluidgevoelige
bestemmingen
te worden
betrokken;
de
etmaalwaarde
van
het
binnengeluidniveau mag niet meer bedragen dan 35 dB(A) in nieuwe situaties. Voor bestaande situaties is de binnengeluidgrenswaarde 40 dB(A). Ook met betrekking tot maximale geluidniveaus kunnen in de gemeentelijke
nota
industrielawaai richtwaarden en grenswaarden zijn opgenomen. In de Handreiking wordt sterk aanbevolen dat de maximale geluidniveaus L
m a x
niet hoger mogen zijn dan 70, 65
en 60 dB(A) in respectieveiijk de dag-, de avond- en de nachtperiode. Voor de dag- en de nachtperiode zijn ontheffingsmogelijkheden opgenomen tot respectieveiijk 75 en 65 dB(A). In de Handreiking wordt geadviseerd om geluidvoorschriften te stellen voor de na te leven grenswaarde, zonder daarbij de gevelreflectie te betrekken. Als regel (voor de standaard eengezinswoning) kan in de dagperiode een beoordelingshoogte van 1,5 meter worden aangehouden, in de avond- en nachtperiode 5 meter. 4.1.3. Systematiek indien gemeenteliike nota industrielawaai niet van toepassing is Zolang er nog geen gemeentelijke nota industrielawaai is opgesteld of van toepassing is, zal als referentiekader conform de Handreiking gebruik moeten worden gemaakt van de systematiek zoals opgenomen in de voormalige Circulaire Industrielawaai van 1979. Deze systematiek is in de Handreiking opgenomen in hoofdstuk 4. In het navolgende is deze systematiek van de Handreiking aangegeven. 4.1.3.1. Richtwaarden Een richtwaarde is volgens de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening een wettelijke
milieukwaliteitsnorm
waarmee
'rekening'
moet
worden
gehouden
(inspanningsverplichting). In tabel 5 zijn richtwaarden voor woonbestemmingen op de beoordelingspunten in de woonomgeving opgenomen.
F16471-1-RA
15
Tabel 5
Aanbevolen richtwaarden in de woonomgeving in dB(A)
Aard van de woonomgeving
Aanbevolen richtwaarden in de woonomgeving in dB(A) dag
avond
nacht
Landelijke omgeving
40
35
30
Rustige woonwijk, weinig verkeer
45
40
35
Woonwijk in de stad
50
45
40
In de praktijk kunnen de richtwaarden niet altijd worden gerealiseerd. Een rigide toepassing van de richtwaarden moet dan ook worden voorkomen. Op grond van een bestuurlijk afwegingsproces kan soms een hogere geluidbelasting worden toegelaten. 4.1.3.2. Grenswaarden voor kleine lawaaimakers Bij de vergunningverlening voor nieuwe inrichtingen kan voor het geluidaspect als volgt worden gehandeld: bij eerste toetsing worden de richtwaarden gehanteerd; overschrijding van de richtwaarden kan toelaatbaar zijn op grond van een bestuurlijk afwegingsproces; een belangrijke rol daarbij speelt het bestaande referentieniveau van het omgevingsgeluid; als maximum niveau geldt de etmaalwaarde van 50 dB(A) op de gevel van de dichtstbijzijnde woningen of het referentieniveau van het omgevingsgeluid. Bij de vergunningverlening voor bestaande
inrichtingen kan voor het geluidaspect als
volgt worden gehandeld; bij herziening van vergunningen wordt aan de richtwaarden steeds opnieuw getoetst; overschrijding van de richtwaarden is mogelijk tot referentieniveau van het omgevingsgeluid; overschrijding van referentieniveau van het omgevingsgeluid tot maximale etmaalwaarde van 55 dB(A) kan soms op grond van bestuurlijk afwegingsproces toelaatbaar worden geacht waarbij de geluidbestrijdingskosten een belangrijke rol dienen te spelen; is het bestaande (vergunde) niveau hoger dan de etmaalwaarde van 55 dB(A), dan dient deze waarde of het referentieniveau van het omgevingsgeluid als maximum te worden gehanteerd. Verhoging ten opzichte van de richtwaarden kan alleen worden toegestaan na toepassing van het ALARA-beginsel (uit de Wet milieubeheer). ALARA is een acroniem van As Low As Reasonably Achievable, ofwel zo laag als redelijkerwijs mogelijk.
F 16471-1-RA
16
DEUTZ § P
& ASSOCIES
In de Handreiking wordt geadviseerd om geluidvoorschriften te stellen voor de na te leven grenswaarde zonder daarbij de gevelreflectie te betrekken. Als regel (voor de standaard eengezinswoning) kan in de dagperiode een beoordelingshoogte van 1,5 meter worden aangehouden, in de avond- en nachtperiode 5 meter. 4.1.3.3. Maximale geluidniveaus In de Handreiking wordt niet expliciet op de systematiek conform de voormalige Circulaire Industrielawaai met betrekking tot maximale geluidniveaus ingegaan. Derhalve kan aansluiting worden gezocht bij de grenswaarden zoals in de Handreiking zijn opgenomen in relatie tot de gemeentelijke nota industrielawaai, zie paragraaf 4.1.2. 4.1.4. Afwijkingen van de representatieve bedrijfssituatie. De Handreiking industrielawaai en vergunningverlening noemt twee soorten afwijkingen van de representatieve bedrijfssituatie: regelmatige afwijkingen en niet-representatieve bedrijfssituaties. Bij regelmatige afwijkingen zijn afwijkingen waarbij met enige regelmaat duidelijk meer geluidemissie plaatsvindt dan in de overige tijd, waaronder overwerk in de avondperiode. Daarbij wordt uitgegaan van een frequentie van maximaal circa een dag-, avond- of nachtperiode per week. Voor deze situaties kan het, na bestuurlijke afweging, toelaatbaar worden geacht dat vergunning wordt verleend tot een hogere grenswaarde. Niet-representatieve
bedrijfssituaties
zijn
bijzondere
activiteiten
(incidentele
bedrijfssituaties) die niet worden gerekend tot de representatieve bedrijfssituatie. Er kan ontheffing worden verleend om maximaal 12 maal per jaar (per keer een aaneengesloten periode van maximaal een etmaal) activiteiten uit te voeren die meer geluid veroorzaken dan de geluidgrenzen voor de representatieve bedrijfssituatie uit de vergunning. Het bevoegde gezag kan dergelijke afwijkende en incidentele bedrijfssituaties (onder voorwaarden) vergunnen, maar daartoe dient het bevoegde gezag een bestuurlijke afweging te maken waarbij onder meer een rol spelen het tijdstip en de duur van de activiteiten, de frequentie van het voorkomen, de hoogte van het geluidniveau (absoluut en relatief), en de noodzaak danwel de onvermijdelijkheid van de activiteit. 4.1.5. Bijzondere situaties In diverse bijzondere situaties gelden afwijkende beoordelingswijzen. Dit is bijvoorbeeld onder meer het geval voor geluid met tonaal of impulsachtig karakter, muziekgeluid, laagfrequent geluid, menselijk stemgeluid, voor aanpandige woningen, en voor enkele specifieke activiteiten (grindwinning, rangeerterreinen).
F 16471-1-RA
17
Met name genoemd dienen voorts te worden woningen op industrieterreinen. Hiervoor gelden afwijkende geluidgrenswaarden. Voor (bedrijfs-)woningen op niet-gezoneerde industrieterreinen geldt als richtwaarde een streven naar 55 dB(A) doch maximaal 65 dB(A) (etmaalwaarde). Indien er sprake is van bestaande (dat wil zeggen vergunde) bedrijven, waarvoor een vergunning mede strekt ter vervanging van eerder verleende vergunning(en) kan het bedrijf vanzelfsprekend rechten uit die eerder verleende vergunning(en) ontlenen. Het zal dan niet zonder meer mogelijk zijn om strengere geluidgrenzen op te leggen. 4.2. Mogelijk te hanteren grenswaarden Daar de gemeente
Maasdriel
voor zover
bekend
(nog)
niet beschikt
over
een
gemeentelijke nota industrielawaai voor onderhavige situatie, wordt voor mogelijk te hanteren grenswaarden aansluiting gezocht bij de systematiek zoals weergegeven in paragraaf 4.1.3. Onderhavige omgeving kan niet worden gekwalificeerd als "Landelijke omgeving". De kwalificatie "Rustige woonwijk, weinig verkeer" komt in aanmerking daar het bedrijf is gelegen binnen de bebouwde komt van het dorp Kerkdriel. Milieuhygienisch bezien komt derhalve voor de onderhavige omgeving de kwalificatie "Rustige woonwijk, weinig verkeer" het meest in aanmerking. Op grond hiervan kan als richtwaarde (zie paragraaf 4.1.3.1) voor de woonomgeving een geluidbelasting van 45 dB(A) etmaalwaarde gehanteerd worden, derhalve 45 dB(A) voor de dagperiode, 40 dB(A) voor de avondperiode en 35 dB(A) voor de nachtperiode. Met betrekking tot maximale geluidniveaus kunnen op grond van de Handreiking in principe grenswaarden gesteld worden van 70 dB(A) in de dagperiode, 65 dB(A) in de avondperiode en 60 dB(A) in de nachtperiode. Opgemerkt dient te worden dat voor bedrijven die onder een Besluit ex art. 8.40 'nieuwe stijl' van de Wet milieubeheer vallen, in de dagperiode genoemde grenswaarde niet geldt voor laden en lossen (inclusief het aan- en afrijden van de betreffende voertuigen op het terrein van de inrichting, sluiten van portieren e.d.). Ook in jurisprudentie is bevestigd dat, indien noodzakelijk voor het bedrijf, en op grond van een bestuurlijke afweging (o.a. m.b.t. (on-)mogelijkheden om geluidreducerende maatregelen te treffen), ontheffing van toetsing aan geluidgrenswaarden voor maximale geluidniveaus acceptabel is. Dit laat overigens
onverlet
dat de geluidbijdragen
vanwege
piekgeluiden op de
langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus wel meegerekend moeten worden. Geluidpieken mogen
dan
ook
niet onbeperkt
optreden, omdat
dat tot overschrijding
van
de
grenswaarden voor de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus zou leiden. Dit blijft evenzeer gelden als een ontheffing van toetsing aan grenswaarden voor maximale geluidniveaus van toepassing is.
F 16471-1-RA
18
DEUTZ g P
§1 ASSOCIES
Voor de in de nieuwe milieuvergunning op te leggen geluidgrenswaarden en andere geluidvoorschriften geldt dat nagegaan dient te worden of die voorschriften realistisch en door het bedrijf realiseerbaar zijn. Immers, het is niet de bedoeling dat die voorschriften leiden tot impliciete weigering van bepaalde activiteiten. 4.3. Circulaire d.d. 29 februari 1996
4.3.1. Relatie tot Handreiking industrielawaai en verqunninqverleninq In de Circulaire d.d. 29 februari 1996 wordt een beoordelingswijze gepresenteerd voor het geluid afkomstig van verkeersbewegingen van en naar de inrichting. Dergelijk geluid dient beoordeeld te worden op een wijze die nagenoeg overeenkomt met de wijze waarop verkeerslawaai (van regulier wegverkeer) wordt beoordeeld. In de Handreiking wordt met betrekking tot indirecte hinder vanwege wegverkeer naar deze Circulaire verwezen. De beoordeling van verkeer van en naar de inrichting op de wijze, zoals conform de voormalige Circulaire Industrielawaai ook voor de geluidbronnen op het terrein van de inrichting gehanteerd diende te worden, is derhalve verlaten. In de Handreiking zijn voor de indirecte hinder methoden aangegeven om de reikwijdte van de milieuvergunning te bepalen. Tevens kan aansluiting worden gezocht bij jurisprudentie in deze. De gevolgen voor het milieu vanwege het af- en aanrijdende verkeer kunnen niet meer aan het in werking zijn van het bedrijf worden toegerekend, indien dit verkeer kan worden geacht te zijn opgenomen in het heersende verkeersbeeld (de zgn. 'reikwijdte'). Dit laatste is naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het geval op het moment dat het aan- en afrijdende verkeer zich door zijn snelheid en rijen stopgedrag nog niet dan wel niet meer onderscheidt van het overige verkeer dat zich op de betrokken weg kan bevinden. 4.3.2. Beoordelinqswiize Conform de Circulaire d.d. 29 februari 1996 dienen de equivalente geluidniveaus ten gevolge
van
het
verkeer
van
en
naar
de
inrichting
te
worden
getoetst.
De
piekgeluidniveaus vanwege verkeer van en naar de inrichting worden derhalve niet separaat beoordeeld. Deze piekgeluidniveaus dragen overigens bij aan de veroorzaakte equivalente geluidniveaus; derhalve zijn de optredende piekgeluidniveaus op indirecte wijze wel gelimiteerd. Voorts wordt in genoemde Circulaire d.d. 29 februari 1996 aangegeven dat de beoordeling van het optredende equivalente geluidniveau vanwege wegverkeer separaat plaats dient te vinden en derhalve niet bij de equivalente geluidniveaus vanwege de activiteiten op het terrein van de inrichting wordt opgeteld.
F 16471-1-RA
19
DEUTZ §P
St A S S O C I E S
Ter bepaling van de etmaalwaarde van de geluidbelasting wordt conform de Circulaire d.d. 29 februari 1996 geadviseerd, in afwijking van de beoordeling van (regulier) wegverkeer, de avondperiode te beschouwen zoals ook conform de (voormalige) Circulaire Industrielawaai geschiedt (avondperiode 19.00 - 23.00 uur, toeslag ter bepaling van etmaalwaarde 5 dB(A)). 4.3.3. Grenswaarden In de Circulaire d.d. 29 februari 1996 wordt geadviseerd een voorkeursgrenswaarde van L
A e q
van 50 dB(A) etmaalwaarde te hanteren, en een maximale grenswaarde van L
A e q
65
dB(A) etmaalwaarde. Uitwijken naar een hogere grenswaarde dan de voorkeursgrenswaarde is mogelijk als maatregelen aan de bron of in de overdrachtsweg redelijkerwijs niet uitvoerbaar zijn. Wel dient het bevoegd gezag dan rekening te houden met de bestaande situatie, de mogelijkheden
om
geluidgevoelige
ruimten
van
de
betrokken
woningen
door
gevelmaatregelen voldoende te beschermen, en met de geldende grenswaarden uit de Wet geluidhinder, waaronder de maximaal toelaatbare binnenwaarde van L
A e q
35 dB(A)
etmaalwaarde.
F 16471-1-RA
20
5. TOETSING
5.1. Lanqtiidqemiddelde beoordelingsniveaus De
berekende
langtijdgemiddelde
beoordelingsniveaus
bedragen
in
de
reguliere
representatieve bedrijfssituatie niet hoger dan de richtwaarden van 45 dB(A) in de dagperiode en 40 dB(A) in de avondperiode. In de nachtperiode zijn geen reievante geluidbronnen in bedrijf, zodat dan de richtwaarde van 35 dB(A) in de nachtperiode wordt gerealiseerd. De in paragraaf 2.3 beschreven reguliere bedrijfssituatie is derhalve uit oogpunt van langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus acceptabel en derhalve vergunbaar. Voor de wekelijkse langtijdgemiddelde
bedrijfssituatie
in de avondperiode
beoordelingsniveaus
niet
significant
geldt dat de hoger
berekende
bedragen
dan
de
richtwaarde van 40 dB(A), behalve voor de woning Paterstraat 9a ten gevolge van het lossen van koetsen (zie de gedetailleerde rekenresultaten in bijlage II). Voor de woning Paterstraat 11 is een langtijdgemiddeld beoordelingsniveau berekend dat minder dan 1 dB(A) hoger is dan de richtwaarde. Geluidbronnen die het berekende geluidniveau minder dan 1 dB(A) verhogen mogen conform de Handleiding meten en rekenen industrielawaai worden verwaarloosd, zodat dan de richtwaarde niet wordt overschreden. Voor de maandelijkse bedrijfssituatie in de nachtperiode geldt dat de berekende langtijdgemiddelde
beoordelingsniveaus
niet
significant
hoger
bedragen
dan
de
richtwaarde van 35 dB(A). Voor de woning Paterstraat 11 is een langtijdgemiddeld beoordelingsniveau berekend dat minder dan 1 dB(A) hoger is dan de richtwaarde. Geluidbronnen die het berekende geluidniveau minder dan 1 dB(A) verhogen mogen conform de Handleiding meten en rekenen industrielawaai worden verwaarloosd, zodat dan de richtwaarde niet wordt overschreden 5.2. Maximale geluidniveaus Voor de dagperiode bedragen de berekende maximale geluidniveaus niet hoger dan de conform de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening te hanteren grenswaarde van 70 dB(A). Dit is derhalve vergunbaar. Voor de avondperiode bedragen de berekende maximale geluidniveaus in de reguliere bedrijfssituatie niet hoger dan de grenswaarde van 65 dB(A). Dit is derhalve vergunbaar. In de maximaal wekelijks optredende avondlijke bedrijfssituatie bedragen de berekende maximale geluidniveaus eveneens niet hoger dan de grenswaarde van 65 dB(A), behalve bij
de
woningen
Paterstraat
9,
11
en
17,
ten
gevolge
van
een
enkele
vrachtwagenbeweging (zie de gedetailleerde rekenresultaten in bijlage II).
F16471-1-RA
21
In de nachtperiode zijn geen reievante geluidbronnen in bedrijf, zodat dan de maximale geluidniveaus niet hoger dan 60 dB(A) bedragen. In de maximaal twaalf maal per jaar optredende nachtelijke bedrijfssituatie bedragen de berekende maximale geluidniveaus eveneens niet hoger dan de grenswaarde van 60 dB(A), behalve ten gevolge van een vrachtwagenbeweging en een bestelwagenbeweging (zie de gedetailleerde rekenresultaten in bijlage II), 5.3. Verkeer van en naar de inrichting De berekende equivalente geluidniveaus vanwege verkeer van en naar de inrichting bedragen of niet significant niet hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A), en zijn
derhalve
acceptabel.
Daarbij
kan
van
belang
zijn
dat
het
treffen
van
geluidreducerende maatregelen aan de bron deels niet mogelijk zijn (voertuigen van derden), dat maatregelen in de overdracht niet mogelijk zijn (geluidschermen e.d. zouden op gronden
van
derden
moeten
worden
geplaatst),
en
dat
de
te
verwachten
binnengeluidniveaus in de woningen, gelet op de geluidwering van een normale woning van ca. (20 a) 25 dB(A), niet hoger zullen bedragen dan 35 dB(A) etmaalwaarde.
F 16471-1-RA
22
IDEUTZ §P
& ASSOCIES
6. GELUIDREDUCERENDE VOORZIENINGEN
6.1. Avondperiode Bij het lossen van koetsen kan in de avondperiode wellicht een extra rustige en omzichtige werkwijze worden gehanteerd. Als dat mogelijk is en een reductie van de geluiduitstraling van het lossen van de koetsen met ca. 5 dB(A) opievert, wordt de richtwaarde van 40 dB(A) voor de avondperiode gerealiseerd. In dat geval resteert alleen nog een overschrijding van de grenswaarde voor maximale geluidniveaus ten gevolge van een vrachtwagenbeweging. Als de maximale geluidniveaus vanwege de vrachtwagen (er van uitgaande dat, indien sprake is van een pneumatisch remsysteem, dat systeem voorzien is van een adequate afblaasdemper) met een extra rustige en omzichtige rij- en manoeuvreerstijl
niet
voldoende kunnen worden gereduceerd, kan in principe worden gedacht aan plaatsing van twee geluidschermen op de terreingrens, zie figuur 2, lengte in totaal ca. 34 m en hoogte 2,5 m boven maaiveld. Indien hiertoe een betonnen schutting wordt geplaatst (leverbaar in diverse kleuren, tevens schilderbaar in iedere kleur, leverbaar
met
oppervlaktestructuren
met
glad,
metselwerkstructuur,
houtnerfstructuur)
kan
plaatsingskosten van indicatief ca. € 3.000 a € 5.000 excl. B.T.W. rekening worden gehouden (zonder eventueel schilderen of voegen). Indien andere estetische eisen gesteld worden, kunnen de kosten opiopen tot indicatief ca. € 10.000 a € 20.000. Hiermee kunnen de maximale geluidniveaus bij de woning Paterstraat 9 niet worden gereduceerd, omdat er geen geluidscherm op de toegang van het bedrijf gebouwd kan worden. Voordat tot toepassing van dergelijke schermen wordt besloten, dient eerst te worden nagegaan
of
hiervoor
een
bouwvergunning
kan
worden
verkregen
(o.a.
bestemmingsmatige aspecten). 6.2. Nachtperiode Om de maximale geluidniveaus vanwege de vrachtwagenbeweging in de nachtperiode te reduceren tot 60 dB(A) nabij woningen, kan in principe worden gedacht aan plaatsing van twee geluidschermen op de terreingrens, zie figuur 3, lengte in totaal ca. 52 m en hoogte 3,5 m boven maaiveld. Het is de vraag of een dergelijk scherm nog realiseerbaar is met een betonnen schutting. Zo ja, dan kan met plaatsingskosten van indicatief ca. € 5.000 a € 10.000 excl. B.T.W, rekening worden gehouden (zonder eventueel schilderen of voegen). Is deze opiossing niet mogelijk, dan kunnen de kosten opiopen tot indicatief ca. €30.000 a €60.000.
F 16471-1-RA
23
Hiermee kunnen de maximale geluidniveaus bij de woning Paterstraat 9 niet worden gereduceerd, omdat er geen geluidscherm op de toegang van het bedrijf gebouwd kan worden. Voordat tot toepassing van dergelijke schermen wordt besloten, dient eerst te worden nagegaan
of
hiervoor
een
bouwvergunning
kan
worden
verkregen
(o.a.
bestemmingsmatige aspecten).
F 16471-1-RA
24
DEUTZ HP
a ASSOCIES
7. BEOORDELING EN CONCLUSIE De berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus vanwege het bedrijf bedragen niet of niet significant hoger dan de richtwaarden voor onderhavige omgeving, te weten 45 dB(A) in de dagperiode, 40 dB(A) in de avondperiode en 35 dB(A) in de nachtperiode, behalve in de avondperiode, maximaal wekelijks, bij de woning Paterstraat 9a. De berekende maximale geluidniveaus vanwege het bedrijf bedragen niet hoger dan de conform de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening toelaatbare waarden van 70 dB(A) in de dagperiode, 65 dB(A) in de avondperiode en 60 dB(A) in de nachtperiode, behalve
in
de
avondperiode,
maximaal
wekelijks,
ten
gevolg
van
een
enkele
vrachtwagenbeweging, en in de nachtperiode, maximaal 12 maal per jaar, ten gevolge van een vrachtwagenbeweging en een bestelwagenbeweging. Avondlijke vrachtwagenactiviteit zal hooguit een maal per week plaatsvinden, en past derhalve in principe binnen de in de Handreiding industrielawaai en vergunningverlening opgenomen uitzonderingsregeling voor regelmatige afwijkingen van de representatieve bedrijfssituatie (zie paragraaf 4.1.4). Nachtelijk vertrek met de daarbij noodzakelijke activiteiten zal hooguit twaalf maal per jaar
plaatsvinden,
en
past
derhalve
in
principe
binnen
de
in
de
Handreiding
industrielawaai en vergunningverlening opgenomen ontheffingsmogelijkheid voor nietrepresentatieve bedrijfssituaties (zie paragraaf 4.1.4). Het is noodzakelijk voor het functioneren van de koetserij dat af en toe in de avondperiode aankomst bij en soms in de nachtperiode vertrek van het bedrijf kan plaatsvinden. Dat hangt samen met het karakter van de activiteiten van het bedrijf: de verhuur van de koetsen voor hoogtijdagen. Het koetsgebruik op hoogtijdagen vindt niet alleen midden op de dag plaats, maar ook in de middag en in de ochtend. Voorts dient met uit- en inlaadtijd, in- en uitspantijd en mogelijk ook verzorgingstijd e.d. ter plaatse van het evenement rekening te worden gehouden, alsmede met reistijd van en naar de plaats van het evenement. Die plaatsen liggen niet alleen in de nabije omgeving van het bedrijf maar verspreid over heel Nederland. Het voorstaande impliceert dat de aankomsttijd bij het bedrijf meerdere uren na afloop van het evenement kan liggen, waardoor de mogelijkheid van af en toe aankomst na 19.00 uur voor het bedrijf noodzakelijk is. Tevens impliceert het voorstaand dat de vertrektijd van het bedrijf meerdere uren voor aanvang van het evenement kan liggen, waardoor de mogelijkheid van soms vertrek voor 07.00 uur voor het bedrijf noodzakelijk is. Het treffen van geluidreducerende maatregelen is in onderhavige situatie technisch bezien slechts gedeeltelijk mogelijk (geluidscherm op toegang van het bedrijf is uiteraard niet
mogelijk).
F16471-1-RA
Of
maatregelen
realiseerbaar
zijn
hangt
ook
af
van
o.m.
25
DEUTZ S P
& ASSOCIES
bestemmingsplanaspecten. Het is in ieder geval, gelet op de geringe frequentie van optreden van overschrijdingen van de normaliter te hanteren geluidgrenswaarden (in de avondperiode maximaal wekelijks, door een enkele vrachtwagenbeweging, en in de nachtperiode maximaal 12 maal per jaar, door een enkele vrachtwagenbeweging en een enkele bestelwagenbeweging) zeer de vraag of het oprichten van geluidschermen, indien dat realiseerbaar zou zijn, van het bedrijf gevergd kan worden. Gelet op het bovenstaande kan worden voorgesteld, met de maximaal
wekelijks
benodigde uitzondering voor de avondperiode en maximaal 12 maal per jaar benodigde ontheffing voor de nachtperiode, de in dit rapport aangegeven bedrijfssituaties te vergunnen. De geluidbelasting vanwege verkeer van en naar het bedrijf bedraagt niet of niet significant hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde uit de Circulaire van 29 februari 1996, en is derhalve acceptabel, te meer omdat maatregelen aan de bron of in de overdracht niet realistisch zijn en de toelaatbare inpandige geluidbelasting van 35 dB(A) etmaalwaarde wordt gerealiseerd. Er behoeven derhalve geen akoestische/milieuhygienische belemmeringen te bestaan voor de verlening van een milieuvergunning voor de koetserij van Haasnoot te Kerkdriel.
Mook,
Dit rapport bestaat uit: 26 pagina's 3 figuren 2 bijlagen
F 16471-1-RA
26
dag - rekenpositie voor de dagperiode ' rekenpositie voor de avond- en de nachtperiode
a
Rapport F 16471-1
"
"
n
=
' Figuur 1
Overzicht situering koetserij met situering in principe mogelijke geluidschermen t.b.v. de avondperiode.
pEUTZ
Figuur 2
Regels
83
Hoofdstuk 1
Artikel 1
Inleidende regels
Begrippen
1.1 plan Het bestemmingsplan 'Kerkdriel herziening 2015, reparatie Paterstraat 13-15' met identificatienummer NL.IMRO.0263.BP1125-ON01 van de gemeente Maasdriel. 1.2 bestemmingsplan De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen. 1.3 aan- of uitbouw Een ruimte die aan het hoofdgebouw is gebouwd, die functioneel één geheel vormt met het hoofdgebouw, maar die ruimtelijk een ondergeschikte aanvulling vormt op het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.5 aanduidingsgrens De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.6 ambachtelijk bedrijf Een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen, alsook in verband hiermee en als nevenactiviteit van ondergeschikt belang- het verkopen en/of leveren van goederen. 1.7 bebouwing Één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. 1.8 bedrijf Een inrichting, waarbinnen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden vergelijkbaar met of zoals opgenomen in Bijlage 1 Staat van inrichtingen. 1.9 bedrijfsgebouw Een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten. 1.10 begane grond De onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
84
bestaand 1.11 Bestaand en/of vergund op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan. 1.12 bestemmingsgrens De grens van een bestemmingsvlak. 1.13 bestemmingsvlak Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.14 bevoegd gezag Bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wabo of opvolgende wetgeving. 1.15 bijbehorend bouwwerk Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak. 1.16 bijgebouw Een vrijstaand of aan het hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw. 1.17 bouwen Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk. 1.18 bouwgrens De grens van een bouwvlak. 1.19 bouwlaag Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een kelder en de ruimte(n) in de kap. 1.20 bouwperceel Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.21 bouwperceelgrens De grens van een bouwperceel. 1.22 bouwvlak Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. 1.23 bouwwerk Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. 1.24 detailhandel Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
85
evenement 1.25 een activiteit, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, sportieve, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden. 1.26 gebouw Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.27 hoofdgebouw Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. 1.28 nevenactiviteit Een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel. 1.29 omgevingsvergunning Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo of opvolgende wetgeving. 1.30 (openbare) nutsvoorziening Een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport dan wel de telecommunicatie, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje en een verdeelstation. 1.31 overig bouwwerk Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. 1.32 overkapping Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal één gesloten wand. 1.33
peil 1. 2. 3.
in geaccidenteerd terrein (in de nabijheid van dijken): ten hoogste 15 cm boven het gemiddelde oorspronkelijke omliggende terrein; in vlak terrein, voor zover dat oorspronkelijk hoger ligt dan de kruin van de weg: ten hoogste 15 cm boven het oorspronkelijke terrein; in vlak terrein, voor zover dat oorspronkelijk lager ligt dan de kruin van de weg: ten hoogste 15 cm boven de kruin van de weg.
1.34 risicovolle inrichting Inrichting, die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), met een plaatsgebonden risico dat reikt tot buiten het tot de betreffende inrichting behorende bouwperceel. 1.35 seksinrichting De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
86
voorgevel 1.36 De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de meest gezichtsbepalende gevel.
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
87
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.2 de dakhelling Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.3 de goothoogte van een bouwwerk Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.4 de inhoud van een bouwwerk Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of) het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.5 de oppervlakte van een bouwwerk Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.6 de diepte van een woning de buitenwerks gemeten afstand tussen de voorgevel en de achtergevel van de woning. 2.7 het bebouwingspercentage het percentage van een bouwperceel dat met bebouwing mag worden bebouwd.
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
88
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
89
Hoofdstuk 2
Artikel 3
Bestemmingsregels
Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. opslag van koetsen en het houden van 4 paarden ten behoeve van de koetserij uit ten hoogste categorie 1 als genoemd in Bijlage 1 Staat van inrichtingen, met uitzondering van risicovolle inrichtingen; b. watergangen, waterretentie, waterzuivering en -infiltratie; een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven en parkeervoorzieningen. 3.2 Bouwregels 3.2.1 Toegestane bouwwerken Op en in de gronden als bedoeld in 3.1 mogen uitsluitend de volgende bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming: a. bedrijfsgebouwen, uitsluitend binnen het bouwvlak; b. overkappingen, uitsluitend binnen het bouwvlak. 3.2.2 Bedrijfsgebouwen en overkappingen Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte. 3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan hierna is aangegeven: Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Overige erfafscheidingen en/of terreinafscheidingen alsmede overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde en vlaggenmasten
max. bouwhoogte 2m
3.3 Nadere eisen Bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en maatvoering van bebouwing, indien en voor zover dit noodzakelijk is: a. om de ruimtelijke samenhang met de overige bebouwing veilig te stellen; b. om een milieuhygiënisch verantwoorde situering te bevorderen; c. om een onevenredige inbreuk op het woon- en leefmilieu in de omgeving te voorkomen; d. om een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen te voorkomen.
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
90
Artikel 4
Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen; b. aan huis verbonden beroep; met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, parkeervoorzieningen, ontsluiting van percelen, watergangen waterretentievoorzieningen en voorzieningen voor waterzuivering en -infiltratie. 4.2 Bouwregels 4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan hieronder is aangegeven: Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Erfafscheidingen en/of terreinafscheidingen gelegen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens of in het verlengde daarvan Overige erfafscheidingen en/of terreinafscheidingen alsmede overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde vlaggenmasten Vlaggenmasten
Max. bouwhoogte 1m 2m 6m
Verboden gebruik 4.3 Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als: a. detailhandel, dienstverlening, horeca of maatschappelijk;
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
91
Artikel 5
Waarde - Archeologie 6
5.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden voorkomende te verwachten archeologische waarden. 5.2
Bouwregels
5.2.1 Voorrangsregeling Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische waarden als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen worden de voorrangsregels uit artikel 12.1 en 12.2 in acht genomen. 5.2.2 Bouwen volgens de onderliggende bestemming Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld. 5.2.3 Voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor bouwen Alvorens de omgevingsvergunning voor het bouwen te verlenen, wint het bevoegd gezag advies in bij een archeologische deskundige van de gemeente Maasdriel of een daarvoor in de plaats gestelde deskundige. Indien uit het in 5.2.2 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. 5.2.4 Uitzondering Het bepaalde in 5.2.2 is niet van toepassing: a. indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; b. voor een bouwwerk waarbij geen graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm noodzakelijk zijn en met een oppervlakte kleiner dan 5.000 m². 5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 5.3.1 Omgevingsvergunning a. het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning verleend door het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: 1. grondwerken, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, ophogen alsmede het vergraven, wegruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
92
het verlagen en verhogen van het waterpeil; het aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd; het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; 5. het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen; 6. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen; de omgevingsvergunning wordt verleend indien is gebleken dat de onder a. genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaam heden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal; de omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld; voor zover de onder a. genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één of meerdere van de volgende voorschriften wordt verbonden: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties; voor de verlening van de omgevingsvergunning vraagt het bevoegd gezag advies aan de archeologische deskundige van de gemeente Maasdriel of een daarvoor in de plaats gestelde deskundige.
2. 3. 4.
b.
c.
d.
e.
5.3.2 Uitzondering verbod Het verbod als bedoeld in 5.3.1 is niet van toepassing: a. voor werken en werkzaamheden die de archeologische waarden niet onevenredig kunnen schaden, hetgeen mede op basis van archeologisch onderzoek dient te zijn aangetoond; b. wanneer de werken en werkzaamheden worden uitgevoerd in het kader van het normale beheer en onderhoud; c. indien met de werken en werkzaamheden mag worden begonnen ten tijde van het van kracht worden van het plan; d. bij werken en werkzaamheden die onderdeel uitmaken van een archeologisch onderzoek of daarop gericht zijn; e. bij werken en werkzaamheden op en in gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; f. bij het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen of ontgronden is vereist; g. voor werken en werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning; h. voor werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan; i. voor werken en werkzaamheden waarbij geen graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm noodzakelijk zijn en met een oppervlakte kleiner dan 5.000 m². 5.4 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met deze bestemming wijzigen door: a. de dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien: Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
93
uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn; 2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet; de onderlinge begrenzing tussen verschillende dubbelbestemmingen te verschuiven.
1.
b.
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
94
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
95
Hoofdstuk 3
Artikel 6
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
96
Artikel 7
Algemene aanduidingsregels
7.1 vrijwaringszone - molenbiotoop 7.1.1 Algemeen Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn de gronden primair bestemd voor de aanleg en instandhouding van de belangen van de bestaande molen als werktuig en beeldbepalend element. 7.1.2 Bouwregels Op en in de gronden als bedoeld in 7.1.1 mag de bouwhoogte van nieuw op te richten bouwwerken binnen een afstand van: a. 100 meter van de molen niet meer bedragen dan de onderste punt van de verticaal staande wiek van de betreffende molen, zijnde 4,70 m; b. 100 tot 400 meter van de molen niet meer bedragen dan 1/100 van die afstand tussen bouwwerk en de betreffende molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek van die molen. 7.1.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 7.1.2 voor het verhogen van de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de onderliggende bestemming, mits de belangen van de molen niet onevenredig worden aangetast. Hierover dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige. 7.1.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden a. het is verboden op of in de in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone molenbiotoop' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren en/of uit te laten voeren: 1. het beplanten met bomen, heester s en andere hoog opgaande beplanting; 2. het ophogen van gronden; b. de onder a. bedoelde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de belangen van de molen niet onevenredig worden aangetast; c. het onder a. vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden: 1. waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan omgevingsvergunning is verleend; 2. die ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren; 3. die betreffen het normale beheer en onderhoud. 7.2 vrijwaringszone - radar 7.2.1 Algemeen Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar' zijn de gronden primair bestemd voor een onverstoorde instandhouding van het radarverstoringsgebied Volkel. 7.2.2 Bouwregels Op en in de gronden als bedoeld in 7.2.1 mag de bouwhoogte van nieuw op te richten bouwwerken niet boven de 65 m NAP uitkomen.
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
97
Afwijken van de bouwregels 7.2.3 Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 7.2.1 voor het oprichten van bouwwerken waarvan de bouwhoogte boven de 65 m NAP uitkomt, mits de radarverstoring blijkens doorrekening door het Ministerie van Defensie minder dan 10% bedraagt. Hierover dient derhalve tevoren advies te zijn ingewonnen bij het Ministerie van Defensie.
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
98
Artikel 8
Algemene gebruiksregels
8.1 Verboden gebruik gronden en opstallen Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als: a. een seksinrichting; b. zelfstandige bewoning, waar het betreft vrijstaande bijgebouwen; c. het huisvesten van tijdelijke werknemers, uitgezonderd bestaande (op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan) vormen van huisvesting van tijdelijke werknemers, welke mogen worden voortgezet, met dien verstande dat na beëindiging van het gebruik voor huisvesting van tijdelijke werknemers, waaronder begrepen wordt dat gedurende 2 jaar deze functie daadwerkelijk niet meer is uitgeoefend, de bestemming onomkeerbaar uitgaat van alleen de overige in de bestemmingsomschrijving genoemde functies; d. het uitoefenen van een bed & breakfast; e. het houden van evenementen; f. het gebruiken van de grond ten behoeve van mestopslag; g. als opslag-, stort- en of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
99
Artikel 9
Algemene afwijkingsregels
9.1 Algemene afwijking tot 10% Het bevoegd gezag kan, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling van deze regels omgevingsvergunning kan worden verleend, omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. 9.2 Algemene afwijking openbare nutsvoorziening, openbaar vervoer of weg- en railverkeer Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het oprichten van een gebouw ten behoeve van een openbare nutsvoorziening, het openbaar vervoer of het weg- en railverkeer, mits de bebouwde oppervlakte niet meer dan 25 m² en de hoogte niet meer dan 5 m bedraagt.
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
100
Artikel 10
Algemene wijzigingsregels
10.1 Overschrijden bestemmingsgrenzen Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen bij het in geringe mate overschrijden van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee beoogd wordt een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken, mits daardoor geen belangen van derden onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
101
Artikel 11 a. b. c. d.
e. f.
Algemene procedureregels
Bij het stellen van nadere eisen, worden in ieder geval de volgende procedureregels in acht genomen: het ontwerp-besluit ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende zes weken voor belanghebbenden ter inzage ter gemeentesecretarie; burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid; in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent de aanvraag of het ontwerpbesluit kunnen indienen bij burgemeester en wethouders; indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, wordt het besluit met redenen omkleed; burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
102
Artikel 12
Overige regels
12.1 Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen - enkelvoudige bestemmingen Voor zover voor gronden tevens een dubbelbestemming en/of gebiedsaanduiding geldt, dienen bij toepassing van de gebruiks-, bebouwings-, aanlegvergunings-, afwijkings- en wijzigingsregels van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen de regels van de dubbelbestemming(en) en/of gebiedsaanduiding(en) in acht te worden genomen. 12.2 Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen onderling Voor zover de in deze regels opgenomen dubbelbestemmingen en/of gebiedsaanduidingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden: a. In de eerste plaats de regels van Artikel 5 Waarde - Archeologie 6; b. in de tweede plaats de regels van 7.1 vrijwaringszone - molenbiotoop; c. in de derde plaats de regels van 7.2 vrijwaringszone - radar. 12.3 Parkeernormen 12.3.1 Ontwikkelingen In geval van nieuwe ontwikkelingen dienen de parkeernormen zoals opgenomen in Bijlage 2 Gemeentelijke parkeernormen in acht te worden genomen. 12.3.2 Afwijken van de parkeernormen Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 12.3.1, indien nieuwe gemeentelijke parkeernormen zijn vastgesteld. 12.4 Andere wettelijke regelingen Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van ter inzage leggen van het ontwerpplan.
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
103
Hoofdstuk 4
Artikel 13
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 13.2 Overgangsrecht gebruik 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
104
Artikel 14
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Kerkdriel herziening 2015, reparatie Paterstraat 13-15' Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Maasdriel van xxx.
Mij bekend, de raadsgriffier.
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
bijlagen bij de Regels
107
Bijlage 1
Staat van inrichtingen
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
OMSCHRIJVING
SBI-CODE
AFSTANDEN IN METERS
INDICES
01 014 014 014 014 014 0142 05 05 0501.2 15 15 151 151 151 151 151 151
0 1 2 3 4
151
8
152 152 152 1531 1531 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1551
0 5 6 0 2 0 1 2 3 0
0 1 4 5 6 7
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW Dienstverlening t.b.v. de landbouw: - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m² - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o.<= 500 m² - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² KI-stations
30 30 30 30 30
10 10 10 10 10
50 30 50 30 30
VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN Binnenvisserijbedrijven
50
0
100 100 50 30 50
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN Slachterijen en overige vleesverwerking: - slachterijen en pluimveeslachterijen - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² - loonslachterijen - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaarmaaltijden met p.o. < 2.000 m² Visverwerkingsbedrijven: - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m² - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² Aardappelprodukten fabrieken: - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² Groente- en fruitconservenfabrieken: - jam - groente algemeen - met koolsoorten Zuivelprodukten fabrieken:
C
10 10 10 10 0
50 30 50 30 30
50
C
10
50
0 0 0 0 0
100 100 50 50 50
C C C
50 50 30 10 10
50
0
50
10
100 50
10 10
50 30
30 10
50
10
50
50
50 50 100
10 10 10
100 100 100
C C C
10 10 10
R R
R
3.1 2 3.1 2 2
2 1 2 1 1
G G G G G
1 1 1 1 1
3.1
1 G
1
3.2 3.2 3.1 3.1 3.1
2 2 1 1 1
G G G G G
1 2 1 1 1
50
3.1
2 G
1
100 50
3.2 3.1
1 G 1 G
1 1
50
3.1
1 G
1
100 100 100
3.2 3.2 3.2
1 G 2 G 2 G
1 2 2
100 100 50 50 50
D
D
OMSCHRIJVING
SBI-CODE
AFSTANDEN IN METERS
INDICES
1551 1552 1552 1581 1581 1581 1582
3 1 2 0 1 2
1584
0
- melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: - v.c. < 2500 kg meel/week - v.c. >= 2500 kg meel/week Banket, biscuit- en koekfabrieken Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584
2
- cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m²
1584 1584 1584 1585 1586 1586 1589.2 1589.2 1593 t/m 1595 1598 17 17 171 172 172 173 174, 175 176, 177 18
3 5 6 0 2 0 1
0 1
-
- cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m² - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m² Deegwarenfabrieken Koffiebranderijen en theepakkerijen: - theepakkerijen Soep- en soeparomafabrieken: - zonder poederdrogen Vervaardiging van wijn, cider e.d. Mineraalwater- en frisdrankfabrieken VERVAARDIGING VAN TEXTIEL Bewerken en spinnen van textielvezels Weven van textiel: - aantal weefgetouwen < 50 Textielveredelingsbedrijven Vervaardiging van textielwaren Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen
50 50 10
0 0 0
100 100 30
C C
50 50 0
30 100 100
10 30 10
30 100 100
C C C
100
30
30 100 30 50
100 100 30
3.2 3.2 2
2 G 2 G 1 G
1 2 1
10 30 30
30 100 100
2 3.2 3.2
1 G 2 G 2 G
1 2 2
50
30
100
3.2
2 G
2
10 30 10 30
30 50 30 10
10 30 10 10
30 100 30 50
2 3.2 2 3.1
1 2 1 2
G G G G
1 2 1 2
100
10
30
10
100
3.2
2 G
1
100 10 10
10 0 0
50 30 100
10 0 50
100 30 100
3.2 2 3.2
2 G 1 G 3 G
2 1 2
10
50
100
30
100
3.2
2 G
1
10 50 10 0
10 0 0 10
100 50 50 50
0 10 10 10
100 50 50 50
3.2 3.1 3.1 3.1
2 2 1 1
1 2 1 2
C
R R
R
R
G G G G
B
OMSCHRIJVING
SBI-CODE
18 181 182 183 19 19 192 193 20 20 2010.1 2010.2 2010.2 202 203, 204, 205
-
-
0 2 0
203, 204, 205 205 21
1
21 2112 2112 212 2121.2 2121.2 22
0 1
22 221
-
-
0 1 -
AFSTANDEN IN METERS
INDICES
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT Vervaardiging kleding van leer Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont
30 10 50
0 10 10
50 30 10
0 10 10
50 30 50
VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) Schoenenfabrieken
50 50
10 10
30 50
10 10
50 50
0
50
100
50
10 100 0
30 30 30
50 100 100
0 10
30 10
50 30
50 30
30 30
50 100
C C
30 30
30
30
100
C
30
0
0
10
3.1 2 3.1
1 G 2 G 1 G
1 2 1
3.1 3.1
2 G 2 G
2 1
100
3.2
2 G
2
10 10 0
50 100 100
3.1 3.2 3.2
2 G 3 G 2 G
1 2 2
0 0
50 30
3.1 2
1 G 1 G
1 1
R R
50 100
3.1 3.2
1 G 2 G
2 2
R
100
3.2
2 G
2
10
1
1 P
1
D
B
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. Houtzagerijen Houtconserveringsbedrijven: - met zoutoplossingen Fineer- en plaatmaterialenfabrieken Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN Papier- en kartonfabrieken: - p.c. < 3 t/u Papier- en kartonwarenfabrieken Golfkartonfabrieken: - p.c. < 3 t/u UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA Uitgeverijen (kantoren)
0
R
B B
L
AFSTANDEN IN METERS
INDICES
SBI-CODE
OMSCHRIJVING
2221 2222 2222.6 2223 2223 2224 2225 223 23
Drukkerijen van dagbladen Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen Grafische afwerking Binderijen Grafische reproduktie en zetten Overige grafische aktiviteiten Reproduktiebedrijven opgenomen media
30 30 10 0 30 30 30 0
0 0 0 0 0 0 0 0
100 100 30 10 30 10 30 10
AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT/KWEEKSTOFFEN Smeeroliën- en vettenfabrieken
50
0
100
30
R
50 10
10 10
50 30
50 10
R
100 50 50
10 10 10
100 100 50
50 50 50
50 100
10 10
30 50
30 50
50
30
50
30
A B
-
23 2320.2 24 24 2442 2442 2442 2462 2462 2464 2466 25
A 0 1 2 0 1
25 2512 2512 2513 252
0 1
252 26
3 -
A -
0
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN Farmaceutische produktenfabrieken: - formulering en afvullen geneesmiddelen - verbandmiddelenfabrieken Lijm- en plakmiddelenfabrieken: - zonder dierlijke grondstoffen Fotochemische produktenfabrieken Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF Loopvlakvernieuwingsbedrijven: - vloeropp. < 100 m2 Rubber-artikelenfabrieken Kunststofverwerkende bedrijven: - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen
C
10 10 0 0 0 10 10 0
100 100 30 10 30 30 30 10
3.2 3.2 2 1 2 2 2 1
3 3 1 1 2 2 2 1
G G P G G G G G
2 2 1 1 1 1 1 1
100
3.2
2 G
2
B
L
50 30
3.1 2
2 G 2 G
1 1
B
L
R R
100 100 50
3.2 3.2 3.1
3 G 3 G 3 G
2 2 2
B B B
L L
R
50 100
3.1 3.2
1 G 1 G
1 2
3.1
2 G
1
50
D
D
B B B
L
B B
OMSCHRIJVING
SBI-CODE
AFSTANDEN IN METERS
INDICES
26 261 261 2615 262, 263 262, 263 262, 263 2661.2 2661.2 2662 2663, 2664 2663, 2664 2665, 2666 2665, 2666 267 267 267 2681 2682 28
0 1
C -
28 281 281 281 284 284 2851 2851 2851
0 1 1a B B1 0 1 11
0 1 2 0 1 0 1 0 1 0 1 2
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALKEN GIPSPRODUKTEN Glasfabrieken: - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j Glasbewerkingsbedrijven Aardewerkfabrieken: - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW Kalkzandsteenfabrieken: - p.c. < 100.000 t/j Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken Betonmortelcentrales: - p.c. < 100 t/u Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips: - p.c. < 100 t/d Natuursteenbewerkingsbedrijven: - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² Slijp- en polijstmiddelen fabrieken Minerale produktenfabrieken n.e.g. VERVAARD. VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.) Constructiewerkplaatsen: - gesloten gebouw - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: - algemeen - metaalharden
30 10
30 30
100 50
30 10
100 50
3.2 3.1
1 G 1 G
1 1
L
10 30
10 50
30 100
10 30
30 100
2 3.2
1 G 2 G
1 2
L L
10 50
50 50
100 100
30 30
100 100
3.2 3.2
2 G 2 G
2 2
10
50
100
100
R
100
3.2
3 G
2
10
50
100
50
R
100
3.2
2 G
2
10 10 10 50
30 30 30 50
100 50 50 100
0 0 10 50
100 50 50 100
D D
3.2 3.1 3.1 3.2
1 1 1 2
G G G G
2 1 2 2
30 30 50 30
30 30 30 30
100 50 100 50
30 10 30 10
100 50 100 50
D D
3.2 3.1 3.2 3.1
2 1 2 1
G G G G
2 1 2 2
B B
50 30
50 50
100 100
50 50
100 100
D
3.2 3.2
2 G 1 G
2 2
B B
D
B
L
OMSCHRIJVING
SBI-CODE
AFSTANDEN IN METERS
INDICES
2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2852 2852 287 287 29 29 29 29 30 30 30 31
12 2 3 4 5 6 7 8 9 1 2 B B 0 1 A -
31 314 316 32
-
32 321 t/m 323 3210 33
-
-
- lakspuiten en moffelen - scoperen (opspuiten van zink) - thermisch verzinken - thermisch vertinnen - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) - anodiseren, eloxeren - chemische oppervlaktebehandeling - emailleren - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) Overige metaalbewerkende industrie Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2
100 50 100 100 30 50 50 100 30 10 10 30 30
30 50 50 50 50 10 10 50 30 30 30 30 30
100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 50 100 50
50 30 50 50 30 30 30 50 50 30 10 30 10
VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN Machine- en apparatenfabrieken: - p.o. < 2.000 m2
30
30
100
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS Kantoormachines- en computerfabrieken
30
10
100 30
30 50
VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH. Accumulatoren- en batterijenfabrieken Elektrotechnische industrie n.e.g. VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOMAPPARATEN EN -BENODIGDH. Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. Fabrieken voor gedrukte bedrading
R R
100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 50 100 50
D D
3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.1 3.2 3.1
2 2 2 2 2 2 2 1 2 1 1 2 1
G G G G G G G G G G G G G
2 2 2 2 2 2 2 1 2 2 2 2 2
B B B B B B B B B B B B B
30
100
D
3.2
2 G
1
B
30
10
30
2
1 G
1
30 10
100 30
50 10
100 30
3.2 2
2 G 1 G
2 1
B
0 10
50 50
30 30
50 50
3.1 3.1
2 G 1 G
1 2
B B
R
D D
D
L L L L
L
L
OMSCHRIJVING
SBI-CODE
33
-
33 34
A -
34 343 35
-
35
-
351 351 351 352 352 354 355 36
0 1 2 0 1
36 361 361 362 363 364 365 3661.1 3661.2 40
1 2
40 40
-
-
AFSTANDEN IN METERS
INDICES
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d.
30
0
30
0
VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS Auto-onderdelenfabrieken
30
10
100
30
30 100
30 50
50 100
10 50
50 30 30
30 10 30
100 100 100
30 30 30
50 0 30 30 30 30 0 30
50 10 10 10 10 10 30 10
100 10 10 30 50 50 30 50
30 0 10 10 30 30 0 30
VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS) Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: - houten schepen - kunststof schepen Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: - algemeen Rijwiel- en motorrijwielfabrieken Transportmiddelenindustrie n.e.g. VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. Meubelfabrieken Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 Fabricage van munten, sieraden e.d. Muziekinstrumentenfabrieken Sportartikelenfabrieken Speelgoedartikelenfabrieken Sociale werkvoorziening Vervaardiging van overige goederen n.e.g.
PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM - EN WARM WATER B0 bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 MWe:
30
2
1 G
1
R
100
3.2
2 G
2
R
50 100
3.1 3.2
2 G 2 G
1 1
B B
100 100 100
3.2 3.2 3.2
2 G 2 G 2 G
2 2 2
B B B
3.2 1 2 2 3.1 3.1 2 3.1
2 1 1 2 2 2 1 2
2 1 1 2 2 2 1 2
B
R
100 10 30 30 50 50 30 50
D
D
D
G P G G G G P G
B
OMSCHRIJVING
SBI-CODE
AFSTANDEN IN METERS
INDICES
40 40 40 40 40 40 45 45 45 45 45 45 50 50 501, 502, 504 502 5020.4 5020.4 5020.4 5020.5 503, 504 51 51 511 5121 5122 5123 5124 5125, 5131
B1 B2 C0 C1 C2 C3 0 1 2 3 -
A B C
0
- covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: - < 10 MVA - 10 - 100 MVA - 100 - 200 MVA
100 50
50 50
100 100
0 0 0
0 0 0
30 50 100
10 10 10 0
30 30 30 10
Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven Groothandel in vrachtauto's (incl. import) Autoplaatwerkerijen Autobeklederijen Autospuitinrichtingen Autowasserijen Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires
10 10 10 0 50 10 0
GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING Handelsbemiddeling (kantoren) Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders Grth in bloemen en planten Grth in levende dieren Grth in huiden, vellen en leder Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen
0 30 10 50 50 30
BOUWNIJVERHEID Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m²
30 30
100 100
3.2 3.2
2 G 2 G
1 1
10 30 50
30 50 100
2 3.1 3.2
1 P 1 P 1 P
1 1 2
B B B
100 50 50 30
10 10 10 10
100 50 50 30
3.2 3.1 3.1 2
2 2 2 1
G G G G
2 1 1 1
B B B B
0 10 30 0 30 0 0
30 100 100 10 30 30 30
10 10 10 10 30 0 10
30 100 100 10 50 30 30
2 3.2 3.2 1 3.1 2 2
2 2 1 1 1 3 1
P G G G G P P
1 1 1 1 1 1 1
B
0 30 10 10 0 10
10 50 30 100 30 30
0 30 0 0 0 50
10 50 30 100 50 50
1 3.1 2 3.2 3.1 3.1
1 2 2 2 2 2
P G G G G G
1 2 1 1 1 1
C C C
R R
L L
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
C
R
R
R
B
L
SBI-CODE
OMSCHRIJVING
5132, 5133 5134 5135 5136 5137 5138, 5139 514 5148.7 5148.7 5148.7 5148.7 5151.1 5151.1 5151.3 5152.2 /.3 5153 5153 5153 5153.4 5153.4 5153.4
Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën Grth in dranken Grth in tabaksprodukten Grth in suiker, chocolade en suikerwerk Grth in koffie, thee, cacao en specerijen Grth in overige voedings- en genotmiddelen Grth in overige consumentenartikelen Grth in vuurwerk en munitie: - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton - munitie Grth in vaste brandstoffen: - klein, lokaal verzorgingsgebied Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) Grth in metalen en -halffabrikaten Grth in hout en bouwmaterialen: - algemeen: b.o. > 2000 m² - algemeen: b.o. <= 2000 m² zand en grind: - algemeen: b.o. > 200 m² - algemeen: b.o. <= 200 m²
5154 5154 5154 5155.1 5155.2 5156 5157 5157 5157.2/3 5157.2/3
0 1 2 5 0 1
0 1 2 4 5 6 0 1 2
0 1 0 1
Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: - algemeen: b.o. > 2.000 m² - algemeen: b.o. < = 2.000 m² Grth in chemische produkten Grth in kunstmeststoffen Grth in overige intermediaire goederen Autosloperijen: b.o. > 1000 m² - autosloperijen: b.o. <= 1000 m² Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m² - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m²
AFSTANDEN IN METERS
INDICES
10 0 10 10 30 10 10
0 0 0 10 10 10 10
30 30 30 30 30 30 30
50 0 0 0 0 10 10
R
50 30 30 30 30 30 30
3.1 2 2 2 2 2 2
2 2 2 2 2 2 2
G G G G G G G
1 1 1 1 1 1 1
10 10 0
0 0 0
30 30 30
10 50 30
V V
30 50 30
2 3.1 2
2 G 2 G 2 G
1 1 1
10 100 0
50 0 10
50 30 100
30 50 10
50 100 100
3.1 3.2 3.2
2 P 2 G 2 G
2 2 2
0 0
10 10
50 30
10 10
50 30
3.1 2
2 G 1 G
2 1
0 0
30 10
100 30
0 0
100 30
3.2 2
2 G 1 G
2 1
0 0 50 30 10 10 10 10 10
0 0 10 30 10 30 10 30 10
50 30 30 30 30 100 50 100 50
10 0 100 30 10 30 10 10 10
50 30 100 30 30 100 50 100 50
3.1 2 3.2 2 2 3.2 3.1 3.2 3.1
2 1 2 1 2 2 2 2 2
2 1 2 1 2 2 2 2 2
R R
D
D
G G G G G G G G G
B
B
B B B B
OMSCHRIJVING
SBI-CODE
AFSTANDEN IN METERS
INDICES
5162 5162 5162 517 52 52 527 55 55 5552 60 60 6022 6023
0 1 2
6024
0
6024 603 61, 62 61, 62 61, 62 63 63 6311.2 6311.2 6312 6321 6321 6322, 6323 633
1
-
A 0 2 1 2
Grth in machines en apparaten: - machines voor de bouwnijverheid - overige Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.
0 0 0
10 10 0
100 50 30
10 0 0
100 50 30
3.2 3.1 2
2 G 2 G 2 G
2 1 1
DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen)
0
0
10
10
10
1
1 P
1
10
0
30
C
10
30
2
1 G/P
1
0 10
0 0
30 100
C C
0 0
30 100
2 3.2
2 P 2 G
1 1
0
0
100
C
30
100
3.2
3 G
1
0 0
0 0
50 30
C C
30 10
50 30
3.1 2
2 G 1 P
1 1
0
0
10
0
10
1
2 P
1
0 30 10 10 0 0
10 10 0 0 0 0
100 50 30 100 10 10
2 2 3 2 2 1
2 2 1 1 1 1
LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING Cateringbedrijven VERVOER OVER LAND Taxibedrijven Touringcarbedrijven Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m² - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² Pomp- en compressorstations van pijpleidingen VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart: - stukgoederen Veem- en pakhuisbedrijven, koelhuizen Autoparkeerterreinen, parkeergarages Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) Reisorganisaties
C C C
50 50 0 30 0 0
R R
100 50 30 100 10 10
D
D D
3.2 3.1 2 3.2 1 1
G G P G P P
B
B L
OMSCHRIJVING
SBI-CODE
AFSTANDEN IN METERS
INDICES
634 64 64 641 642 642
A B0
642 642 642 65, 66, 67 65, 66, 67 65, 66, 67 70 70 70 71
B1 B2 B3 A A -
71 711 712 713 714 72 72 72 72 73 73 731 732
Expediteurs, cargadoors (kantoren) -
-
A B -
0
0
10
0 0
0 0
30 10
0 0 0
0 0 0
FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen
0
VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED Verhuur van en handel in onroerend goed
POST EN TELECOMMUNICATIE Post- en koeriersdiensten Telecommunicatiebedrijven zendinstallaties: - LG en MG, zendervermogen < 100 kW (bij groter vermogen: onderzoek!) - FM en TV - GSM en UMTS-steunzenders
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN Personenautoverhuurbedrijven Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. Switchhouses SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek
0
10
C C
0 0
0 0 0
C C C
0
10
C
0
0
10 10 10 10
1
1 P
1
30 10
2 1
2 P 1 P
1 1
100 10 10
100 10 10
3.2 1 1
1 P 1 P 1 P
2 2 2
0
10
1
1 P
1
10
0
10
1
1 P
1
0 0 0 10
30 50 50 30
10 10 10 10
30 50 50 30
2 2 2 2
P G G G
1 1 1 2
0 0
0 0
10 30
0 0
10 30
1 2
1 P 1 P
1 1
30 0
10 0
30 10
30 10
2 1
1 P 1 P
1 1
C
30 0
R
D
D D D
2 3.1 3.1 2
B
OMSCHRIJVING
SBI-CODE
74 74 74 747 7481.3 7484.4 75 75 75 7525 90 90 9002.1 9002.1 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 91 91 9111 9131 9133.1 9133.1 92 92 921, 922
A
A A B A0 A2 A4 A5 A7 C0 C3 -
A B -
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING Overige zakelijke dienstverlening: kantoren Reinigingsbedrijven voor gebouwen Foto- en filmontwikkelcentrales Veilingen voor huisraad, kunst e.d.
AFSTANDEN IN METERS
INDICES
0 50 10 0
0 10 0 0
10 30 30 10
0 0
0 0
10 50
50 30
30 30
50 50
10 30
100 50 100 10
50 10 0 10
30 30 10 30
10 10 30 30
100
100
100
10
DIVERSE ORGANISATIES Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) Kerkgebouwen e.d. Buurt- en clubhuizen Hondendressuurterreinen
0 0 0 0
0 0 0 0
10 30 30 50
CULTUUR, SPORT EN RECREATIE Studio's (film, TV, radio, geluid)
0
0
30
OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN Openbaar bestuur (kantoren e.d.) Brandweerkazernes MILIEUDIENSTVERLENING Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. Gemeentewerven (afval-inzameldepots) Afvalverwerkingsbedrijven: - kabelbranderijen - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) - oplosmiddelterugwinning - verwerking fotochemisch en galvano-afval Composteerbedrijven: - belucht v.c. < 20.000 ton/jr
C
C
C
C
0 30 10 0
10 50 30 10
0 0
D D
1 3.1 2 1
2 1 2 2
P P G P
1 1 1 1
10 50
1 3.1
2 P 1 G
1 1
R
50 50
3.1 3.1
2 G 2 G
1 1
R R
100 50 100 30
3.2 3.1 3.2 2
1 1 1 1
G G G G
1 2 2 1
B B
100
3.2
2 G
2
B
0 0 0 0
10 30 30 50
1 2 2 3.1
1 2 2 1
P P P P
1 1 1 1
10
30
2 G
1
D
D
2
B B
B B
L L L L
OMSCHRIJVING
SBI-CODE
93 93 9301.1 9301.1 9301.2 9301.3 9305
A B A B
OVERIGE DIENSTVERLENING Wasserijen en strijkinrichtingen Tapijtreinigingsbedrijven Chemische wasserijen en ververijen Wasverzendinrichtingen Persoonlijke dienstverlening n.e.g.
AFSTANDEN IN METERS
30 30 30 0 0
INDICES
0 0 0 0 0
50 50 30 30 10
C
C
30 30 30 0 0
R
50 50 30 30 10
D
3.1 3.1 2 2 1
2 2 2 1 1
G G G G P
1 1 1 1 1
B
L L
121
Bijlage 2
Gemeentelijke parkeernormen
Rho adviseurs voor leefruimte
026300.20150013
Gemeentelijke parkeernormen
Verbeelding
Plangebied grens plangebied
Enkelbestemmingen B W
Bedrijf Wonen
Dubbelbestemmingen WR-A-6
Waarde - Archeologie 6
Gebiedsaanduidingen vrijwaringszone - molenbiotoop vrijwaringszone - radar
W
WR-A-6
Bouwvlakken bouwvlak
B
Maasdriel Kerkdriel herziening 2015, reparatie Paterstraat 13-15 N
BESTEMMINGSPLAN project
026300.20150013
formaat
A3
vastgesteld
schaal
1:1000
ontwerp
kaart
0ZU5-BPL
voorontwerp
getekend
KL
concept
idn
NL.IMRO.0263.BP1125-ON01
19-08-2015 30-06-2015
w www.rho.nl e
[email protected]