’Kennis is macht, doch meer dan kennis is karakter’ Een kleine geschiedenis van het politieonderwijs ’Kennis is macht, doch meer dan kennis is karakter’
Pieter Tops en Ronald van der Wal schreven een kleine geschiedenis van het Nederlandse politieonderwijs. Het gaat hen om de hoofdlijnen en om het schetsen van een perspectief waarbinnen huidige discussies over het politieonderwijs te plaatsen zijn. De strijd om fatsoenlijk en gedegen politieonderwijs is een stevige geweest, zo blijkt uit het verhaal. Vakbonden hebben daarin aan het begin van de vorige eeuw een cruciale rol gespeeld. Het onderwijs heeft zich vervolgens ontwikkeld van een reeks weinig samenhangende bedrijfsopleidingen tot een volwaardige beroepsopleiding, die sterk in de politiewereld is geworteld maar een eigenstandige positie heeft. De kenmerken van het huidige politieonderwijs verdienen in het licht van deze geschiedenis een zuinige behandeling, zo betogen de auteurs. Gegeven de complexiteit en het maatschappelijk belang van goed politiewerk, is het merkwaardig dat de vraag steeds weer terugkeert of de politie wel een gedegen en hoogwaardige opleiding nodig heeft, zo
Prof.dr. Pieter Tops is lid van het College van Bestuur van de Politieacademie en hoogleraar bestuurskunde in Tilburg. Dr. Ronald van der Wal is senior-
10-089
stellen zij.
onderzoeker aan de Politieacademie.
www.politieacademie.nl
Pieter Tops en Ronald van der Wal
’Kennis is macht, doch meer dan kennis is karakter’ Een kleine geschiedenis van het politieonderwijs Verhaal geschreven ter gelegenheid van de opening van de nieuwe Concernlocatie (v/h De Weijert) van de Politieacademie op 6 september 2010 te Apeldoorn
Pieter Tops en Ronald van der Wal
Inleiding In deze bijdrage presenteren wij een kleine geschiedenis van het Nederlandse politieonderwijs. Het gaat ons om de hoofdlijnen en om het schetsen van een perspectief waarbinnen huidige discussies over het politieonderwijs te plaatsen zijn. Het zal blijken dat de strijd om fatsoenlijk en gedegen politieonderwijs een stevige is geweest. Dat onderwijs heeft zich in de loop van de tijd ontwikkeld van een reeks weinig samenhangende bedrijfsopleidingen tot een volwaardige beroepsopleiding, die stevig in de politiewereld is geworStudenten van het Opleidingsinstituut voor Hogere Politie Ambtenaren (RIOHPA) in de
teld maar een eigenstandige positie heeft. Die kenmerken van het huidige
bibliotheek van hun school in Hilversum. De foto is omstreeks 1960 genomen.
politieonderwijs verdienen zuinige behandeling, ondanks kritiek die ook nodig en mogelijk is. Een aantal discussiepunten rond het politieonderwijs blijkt daarbij steeds weer terug te komen. Daartoe behoort onder andere de vraag of voor politiewerk wel een zware en hoogwaardige opleiding nodig is. Gegeven het belang en de complexiteit van het politiewerk is dit een merkwaardige vraag. Zoals gezegd gaan wij met zevenmijlslaarzen door de geschiedenis van het politieonderwijs. We richten ons daarbij primair op de organisatorische ontwikkelingen, maar gaan zijdelings ook in op de inhoud en vorm van het politieonderwijs. Wie geïnteresseerd is in een meer uitgebreide beschrijving adviseren wij om de kloeke studie van Van der Wal (2007) ter hand te nemen, die onderdeel is van een reeks studies naar de geschiedenis van de Nederlandse politie onder leiding van Cyrille Fijnaut. Uiteraard zijn wij zo zorgvuldig mogelijk te werk gegaan, zeker bij de samenstelling van het overzicht op pagina 20-21, waarin de politiescholen die in de jaren zestig en zeventig zijn ontstaan, op een rij worden gezet. Heeft u echter aanvullingen of correcties, schroom dan niet contact met ons op te nemen.1
De School voor Politiekunde beschikt over een Open Leer Centrum voor de studenten op alle locaties: Amsterdam, Apeldoorn, Den Haag, Drachten, Eindhoven en Rotterdam. 1
2
[email protected],
[email protected].
3
De geschiedenis van het Nederlandse politieonderwijs is nog betrekkelijk jong. Zij start aan het einde van de 19e eeuw. Van serieuze overheidsbemoeienis is pas vanaf de Duitse Bezetting sprake. Voor die tijd was het vooral gestoeld op particulier initiatief, dat incidenteel door de overheid werd gesubsidieerd. We hanteren in onze analyse de volgende indeling: 1. de periode van 1886 tot de Tweede Wereldoorlog: pionieren vanuit de politievakbond 2. de periode van de Duitse Bezetting tot 1957: eerste ervaringen met een centrale aanpak 3. de periode van de Politiewet 1957 tot de oprichting van het LSOP (1992): proliferatie van politiescholen 4. de periode vanaf 1992: LSOP, Politieonderwijs 2002, Politieacademie naar een hoogwaardige beroepsopleiding
4
5
De periode van 1886 tot de Tweede Wereldoorlog: pionieren vanuit de politievakbond
1.
De noodzaak van een beroepsopleiding voor de politie werd eigenlijk pas aan het einde van de negentiende eeuw manifest. Voor die tijd waren de eisen die aan het politiepersoneel werden gesteld nog eenvoudig. De Amsterdamse hoofdcommissaris Versteeg omschreef ze – in een publicatie uit 1925 - als volgt: “lichaamskracht, een paar grote handen, waarmede ruw werd geduwd of Agenten van de rechercheopleiding tijdens een praktijkles over gipsafdrukken.
tot arrestatie overgegaan, een druk gebruik van stok en sabel, en in het
Docent is C.J. van Ledden Hulsebosch, de pionier van het forensisch onderzoek in Nederland.
algemeen een ruw en onbesuisd optreden.”
De foto is uit de jaren twintig van de vorige eeuw.
Een vooropleiding werd nauwelijks gevraagd. De meeste agenten hadden vaak niet meer dan enkele jaren lagere school genoten. Maar zelfs dat laatste was niet altijd het geval. Sommige inspecteurs in grote steden beklaagden zich dan ook over het feit dat zij meer tijd moesten besteden aan het taalkundig corrigeren van processen-verbaal dan aan het eigenlijke politiewerk.
Niet alleen door de toename van wet- en regelgeving maar ook door de
veranderende sociale verhoudingen en maatschappelijke omstandigheden ontstond er steeds meer behoefte aan scholing voor het politiepersoneel. In de grote steden werden in de jaren zeventig van de negentiende eeuw klasjes opgericht waarbij nieuwe agenten bekend werden gemaakt met de plaatselijke verordeningen. Door de hoge werkdruk werden veel van deze cursussen echter weer voortijdig beëindigd. Voor de kleinere gemeenten, die slechts een beperkte instroom van nieuw politiepersoneel kenden, was het opzetten en in stand houden van een eigen opleiding veel te kostbaar. Daar gebeurde vrijwel niets. De School voor Recherche beschikt ook anno 2010 over moderne onderwijs- en
De scholing van het politiepersoneel kreeg een belangrijke impuls in 1886
onderzoeksfaciliteiten.
met de oprichting van de eerste politievakorganisatie. Deze Algemene Nederlandsche Politie-bond (ANPB) maakte de scholing van het politiepersoneel
6
7
tot een van zijn speerpunten. In zijn statuten beloofde de bond plechtig zich
lage op hun salaris. Steeds meer gemeenten stelden ook het bezit van een
te zullen inzetten voor de verbetering en de verheffing van de stand van de
diploma als eis voor nieuw personeel. Het departement van Justitie steunde
politieman. Die doelstelling kon onder meer worden bereikt door de politie
het bondsexamen met een kleine subsidie.
op te leiden en verder te professionaliseren. Meer concreet wilde de bond
zich toeleggen op de “verbreiding van meerdere kennis van het Politievak,
cursussen ter voorbereiding op het examen schoten als paddenstoelen uit de
bij de politie zelve en bij het publiek”. Onderwijs was in dit opzicht niet al-
grond. Het beroemde leerboek van Stapel en De Koning (beiden toen nog
leen een belangrijk instrument voor de verspreiding van vakkennis, maar had
werkzaam als inspecteur bij de politie en beiden lid van een examencommis-
ook tot doel de relatie met de burger te verbeteren.
sie) heeft hier zijn oorsprong, maar er verschenen in deze tijd tientallen van
dit soort inleidingen. Politiemensen en onderwijzers organiseerden thuis “tus-
De bond vond dat scholing van de politie in eerste instantie een verant-
Het bondsexamen zette aan tot meer professionalisering. Schriftelijke
woordelijkheid was van de rijksoverheid. Van meet af aan streefde de bond
sen de schuifdeuren” cursussen en verdienden zo een centje bij. In Rotter-
naar een wettelijke regeling van de politiezorg, die niet alleen meer eenheid
dam en Amsterdam werden de gemeentelijke korpsopleidingen vernieuwd
in het versnipperde politiebestel moest aanbrengen, maar ook het politieon-
en uitgebreid met speciale opsporingscursussen, die waren afgestemd op de
derwijs moest regelen. Net als in andere landen zou de regering politiescho-
laatste internationale ontwikkelingen op recherchegebied. In 1908 organi-
len moeten opzetten. Het bevreemdde de bond ook dat de regering zich wel
seerde de Bond van Inspecteurs van Gemeentepolitie in Nederland het eerste
op andere terreinen met het onderwijs bemoeide. Genoemd werden onder
inspecteurexamen.
meer het militair en het agrarisch onderwijs en de cursussen voor douanebeambten en gemeentesecretarissen. Toen de regering aan het einde van
Gezien deze ontwikkeling waren de eerste twee decennia van de twintigste
de negentiende eeuw aangaf dat zij het politieonderwijs niet als rijkstaak
eeuw zonder enige twijfel een vruchtbare periode voor het politieonderwijs.
beschouwde maar als die van de gemeenten, besloot de ANPB zelf het heft
Maar het was vooral een periode van zelfredzaamheid. Door particulier initi-
in handen te nemen.
atief en inzet van de gemeenten werd het Nederlandse politiepersoneel op
een hoger peil gebracht. De centrale overheid was slechts toeschouwer.
In 1900 organiseerde de bond voor het eerst het bondsexamen. Wie
slaagde, kreeg het Politiediploma uitgereikt. De examenstof omvatte wet-
en regelgeving en het schrijven van een proces-verbaal. Het Politiediploma
niet gegarandeerd was en ook niet werd gecontroleerd. Dat was de belang-
groeide uit tot een waar succesnummer. Tussen 1900 en 1940 namen meer
rijkste uitkomst van een landelijke enquête die de ANPB in 1917 organiseer-
dan 15.000 politiemensen aan het examen deel, dat tweemaal per jaar op
de naar de stand van het politieonderwijs. Leerplannen ontbraken, cursussen
verschillende plekken in het land werd afgenomen. Velen deden dit op
duurden te kort en de nadruk lag veel te veel op wetskennis. Aan andere
vrijwillige basis (wat de individuele behoefte aan kennis nog maar eens aan-
vaardigheden werd nauwelijks aandacht besteed.
toonde). Ook de gemeenten reageerden enthousiast en begonnen deelname
aan het examen te stimuleren. Gediplomeerde agenten kregen een toe-
om het initiatief te nemen. Toen ook ditmaal de bond nul op het rekest
8
Een nadeel was echter dat de kwaliteit van al deze onderwijsinitiatieven
Op grond van zijn bevindingen drong de ANPB er bij de regering op aan
9
kader 1
De Model-Politievakschool kreeg, besloot het bondsbestuur nog datzelfde jaar een eigen school in
Bouwe Welbedacht woonde in Dokkum. Het was halverwege de jaren
Hilversum te stichten, die demonstratief de naam van Model-Politievakschool
dertig. De crisis had in volle hevigheid toegeslagen. Ook in het noorden
kreeg (zie kader 1). De school was gevestigd in een fraaie villa aan de Graaf
van Friesland waren de gevolgen goed voelbaar. Zicht op vast werk was er
Florislaan. Directeur van de school werd mr. P. Frima, wiens bibliotheek sinds
nauwelijks. Op een gegeven moment hoorde Bouwe van een vriend over de
enkele jaren is ondergebracht in de KLPD-kamer in Warnsveld.
in 1919 opgerichte Model-Politievakschool in Hilversum. Dat leek hem wel wat. Bouwe meldde zich aan, kreeg de nodige papieren thuisgestuurd en
Tot aan de bezetting leverde de school jaarlijks dertig agenten af en vanaf
een oproep voor het toelatingsexamen in Hilversum. Hij was één van de ruim
1927 ook inspecteurs. In een tweejarige opleiding werd niet alleen aandacht
driehonderd gegadigden. Uiteindelijk konden er maar dertig worden toege-
besteed aan de traditionele theoretische vakkennis, maar ook aan opspo-
laten.
ringstechnieken en specifieke politievaardigheden zoals de omgang met het
publiek.
boot naar Amsterdam en ging vandaar weer per fiets naar Hilversum. Hij
kwam ruim op tijd op zijn bestemming aan. In de statige villa aan de Graaf
De opleiding was razend populair. Het aantal belangstellenden dat zich
Een dag voor het examen fietste hij naar Lemmer. Daar nam hij de nacht-
jaarlijks aanmeldde, was vele malen groter dan het aantal beschikbare
Florislaan had hij eerst een gesprek met directeur Frima. In een ander lokaal
plaatsen. De leerlingen die de opleiding afrondden, waren gewild in de
werd hem het examen afgenomen. Toen dit alles achter de rug was, ging
korpsen. De school was ook kwetsbaar. Zij werd grotendeels bekostigd uit
Bouwe weer per fiets terug naar Dokkum. Enkele dagen later hoorde hij dat
de opbrengsten van een jaarlijks georganiseerde bondsloterij en ontving een
hij werd toegelaten tot de opleiding.
kleine overheidssubsidie. Toen als gevolg van de economische crisis van de
jaren dertig de subsidie werd ingetrokken, de loterijopbrengsten terugliepen,
kregen de leerlingen een adres voor kost en inwoning toegewezen. Voor
en door een scheuring in de ANPB het ledental drastisch afnam, gelukte het
onbemiddelde leerlingen was er een studiefonds. Het zakgeld bedroeg 15
de school slechts met veel moeite om te overleven.
gulden in de week. De vakken waarin werd lesgegeven waren onder meer:
misdaadonderzoek, signalementsleer, rekenen, strafrecht, bijzondere wet-
De economische crisis van de jaren dertig toonde de kwetsbaarheid van
Voor huisvesting werd gezorgd. Via de administratie van de school
de particuliere opleidingen eens te meer aan. Het was dan ook niet ver-
ten, processen-verbaal, staatsinrichting, verbandleer, Frans (!), brandweer,
wonderlijk dat de politiebonden juist in deze moeilijke tijd de druk op de
aardrijkskunde en geschiedenis. Ook aan sport werd de nodige tijd besteed:
regering weer opvoerden. De roep om staatsonderwijs klonk luider dan ooit.
boksen, zwemmen in Crailo, gymnastiek in de gymzaal van de lokale HBS,
Maar volgens de regering stonden de enorme bezuinigingen op de over-
schermen, handbal en voetbal.
heidsuitgaven haar niet toe om kosten te maken voor het politieonderwijs.
Het schoolregime was volgens verschillende oud-leerlingen streng maar
rechtvaardig. De schoolregels werden ook stipt gecontroleerd. Fietsen die niet netjes op slot en recht in de stalling stonden, gingen een week aan de
10
11
ketting en de leerling moest lopen. Frima ging ook regelmatig de kosthuizen langs. De voormalige leerling P.J. van IJzendoorn herinnert zich: “Op je pensionadres stond je om zeven uur naast je bed, snel wassen en aankleden. Immers het kon gebeuren dat mijnheer Frima aanbelde zo vroeg op de ochtend. Lag je nog in bed? … de straf volgde.”
Iedere leerling had dagelijks twee verplichte studie-uren. Frima kwam
dan regelmatig persoonlijk controleren of de leerling wel aan het werk was. Toen ooit twee leerlingen in hun studietijd in het kosthuis een potje aan het schaken waren, hoorden zij plotseling iemand aankomen op het grindpad. Haastig verstopten zij het schaakbord onder de tafel en pakten hun studieboeken. Maar er werd niet gebeld. Achteraf bleek de plotselinge bezoeker inderdaad Frima te zijn geweest. De volgende ochtend riep hij namelijk een van de leerlingen bij zich en vertelde hem dat hij de volgende keer zijn toren beter naar een ander vak kon verplaatsen omdat hij anders het spel zou hebben verloren.
12
13
De periode van de Duitse Bezetting tot 1957: eerste ervaringen met een centrale aanpak
2.
Pas tijdens de Duitse bezetting kwam het staatsonderwijs van de grond. In relatief korte tijd werden naar Duits model meerdere politiescholen ingericht waaronder het Politieopleidingbataljon in Schalkhaar, een rechercheschool en een school voor politieofficieren. Het opleidingsbataljon functioneerde bijna drie jaar. De rechercheschool en de officiersopleiding hielden het nog geen jaar vol. Het onderwijs stond vooral ten dienste van de nazificatie en de militarisering van de Nederlandse politie. Het aanleren van vakkennis en Wachtmeester E.A. Boesaard geeft een praktijkles over de Vogelwet. Boesaard was instructeur
politievaardigheden waren ondergeschikt aan dit doel.
aan de Opleidingsschool van het Korps Rijkspolitie te Arnhem. De foto stamt uit de jaren vijftig
van de vorige eeuw.
het Politiebesluit 1945 bepaalde de regering dat de opleiding van de politie
Maar de toon was gezet. Het staatsmodel sprak de overheid wel aan. In
voortaan een overheidstaak zou zijn. In de plannen die kort hierna werden gepresenteerd, ging men uit van een basisopleiding, een kaderopleiding en een apart instituut voor het hogere politiepersoneel. Het ministerie van Justitie zou de kar gaan trekken.
Deze ambities liepen echter al snel stuk. Eerst brak een strijd uit tussen
Justitie en Binnenlandse Zaken. Het laatste departement wilde de opleiding van het gemeentelijke politiepersoneel zo veel mogelijk in eigen hand houden. Dit moest eerst worden geregeld alvorens het aan de uitvoering van de plannen wilde meewerken. Vervolgens trapte minister van Financiën Lieftinck op de rem. Met het oog op de belabberde financieel-economische situatie van het naoorlogse Nederland vond hij een al te grote uitgave voor het politieonderwijs onverantwoord. Daarom stelde Financiën in 1947 voor om het politieonderwijs weer in handen te geven van de politiebonden. Die vlieger ging echter niet op. Hoewel de bonden eerst nog verdeeld waren, vormden zij ten slotte toch één front en hielden vast aan het standpunt dat het politieonderwijs een overheidstaak was. Ook de docenten van nu maken gebruik van nieuwe technologieën om kennis aan de studenten over te brengen.
14
15
Van de oorspronkelijke onderwijsplannen werd uiteindelijk alleen de op-
Eigenlijk kan deze situatie, die tot 1957 voortduurde, worden aangemerkt
leiding voor politieofficieren ten uitvoer gebracht, overigens opnieuw na een
als een nieuwe periode van zelfredzaamheid. Dit keer waren het echter niet
felle strijd tussen de departementen van Justitie en Binnenlandse Zaken. Het
de bonden of particulieren maar de verschillende overheden zelf die oplei-
conflict ging zowel over de organisatie van het onderwijs (internaatsmodel
dingen begonnen te organiseren. Het ministerie van Justitie deed dit voor
of niet) als over de zeggenschap (Binnenlandse Zaken vond de invloed van
het Korps Rijkspolitie, de gemeenten voor de gemeentepolitie. De grote ste-
Justitie te groot). De hoofdrolspelers Van Zoelen (Justitie) en Mijnlieff (Bin-
den Amsterdam, Rotterdam en Den Haag organiseerden hun eigen opleidin-
nenlandse Zaken) vochten hun conflict deels uit over het hoofd van Frima,
gen. Zij hadden te maken met een constante instroom van nieuw personeel
de oud-directeur van de Model-Politievakschool en nu door Justitie voorge-
wat een opleiding ook rendabel maakte. Dat was het niet voor de kleinere
dragen als beoogd directeur van de nieuwe opleiding. Zelfs het feit dat de
gemeenten. Voor deze groep werd de oplossing aan het begin van de jaren
echtgenote van Frima een apotheek dreef, werd tegen hem gebruikt; het
vijftig gevonden in de vorm van provinciaal politieonderwijs op basis van een
zou haar onvoldoende in staat stellen om de rol van (onbezoldigd) ‘moeder
gemeenschappelijke regeling.
der compagnie’ te vervullen.
voor nieuwe agenten in Wassenaar. Het was letterlijk pionieren. De school
In 1948 begonnen dan toch de voorbereidingen voor het Rijksinstituut
De provincie Zuid-Holland beet het spits af. In 1952 startte een opleiding
voor de Opleiding van Hogere Politieambtenaren (RIOHPA) in Hilversum.
was gevestigd in een jeugdherberg, zodat er alleen ’s winters kon worden
Frima werd uiteindelijk tot directeur benoemd. De eerste cursussen begon-
lesgegeven. In de zomermaanden moest de jeugdherberg open zijn voor va-
nen in 1950. Het waren aspiranten van zowel de rijks- als gemeentepolitie.
kantiegangers. De aspiranten kregen daarom een stoomcursus aangeboden
Zij kregen een tweejarige opleiding voor politieofficier. In 1967 verhuisde de
van acht weken. Deze was volgens deskundigen veel te kort om iemand voor
school naar Apeldoorn waar zij verder ging onder de naam van Nederlandse
te bereiden op een zelfstandige uitoefening van de surveillancedienst. Maar
Politieacademie.
de commissie van voorbereiding verwierp deze kritiek met de opmerking dat
voor de surveillance slechts de “aller-noodzakelijkste” kennis vereist was. In
Voor het overige voerden de rijks- en gemeentepolitie ieder hun eigen
koers. Dit pakte voor het Korps Rijkspolitie gunstiger uit dan voor de ge-
het korps kon de opleiding dan worden voortgezet.
meentepolitie. Al in 1948 opende de school voor de Eerste Opleiding zijn
deuren in Nistelrode. De belangrijkste reden voor oprichting was het feit dat
het Limburgse Doenrade een gemeenschappelijke opleiding van start voor
de theoretische kennis van het politiepersoneel lager was dan voor de Bezet-
het zuiden van land. In 1959 volgden de oostelijke en noordelijke provincies
ting. De eerste lichtingen bestonden uit politiemannen die uit de praktijk
met een eigen opleidingsinstituut in Lochem.
Het Zuid-Hollandse voorbeeld kreeg al spoedig navolging. In 1953 ging in
waren teruggetrokken voor een bijscholing van drie maanden. In 1951 betraden de eerste aspiranten het schoolterrein. In datzelfde jaar begon het Korps Rijkspolitie ook een kaderopleiding in Bilthoven, waar een jaar later ook de eerste verkeersopleiding voor het korps van start ging. 16
17
De periode van de Politiewet 1957 tot de oprichting van het LSOP (1992): proliferatie van politiescholen
3.
De Politiewet 1957 zorgde voor de uiteindelijke doorbraak in het politieonderwijs. De wet stelde de beide politieministeries verantwoordelijk voor het politieonderwijs. Het ministerie van Binnenlandse Zaken begon nu orde op zaken te stellen en de opleiding voor de gemeentepolitie aan regels te binden. Er kwamen zes opleidingsinstituten, drie grootstedelijke scholen en drie regionale scholen. Voor iedere school gold een minimale capaciteit van ongeveer 100 leerlingen. De ME-opleiding in Exloo begin jaren 70 van de vorige eeuw.
Behalve de basisopleiding en het RIOHPA was er nu ook ruimte voor spe-
Demonstratie van een molotov cocktail.
cialistische opleidingen. De toenemende complexiteit van de samenleving en de daardoor groeiende variëteit van het politiewerk vroegen om steeds meer kennis en vaardigheid op specialistische onderdelen van het politiewerk zoals het verkeer, de openbare orde en de recherche. Voor de locaties werd veelal gebruik gemaakt van hotels en recreatieterreinen. Dat gold in ieder geval voor de opleiding van de recherche en de mobiele eenheden. Daardoor kon er net als in Wassenaar alleen ’s winters worden lesgegeven. Bij de ME-opleiding in het Drentse Echten had men een extra handicap. Als de wind verkeerd stond, waaiden de traangaswolken in de richting van de omliggende boerderijen wat steevast aanleiding was voor klachten van omwonenden.
Opvallend was ook dat vrijwel alle scholen in tweevoud werden opgezet:
een voor de rijkspolitie en een voor de gemeentepolitie. Alleen het RIOHPA en de rechercheschool waren uitzonderingen op deze regel. Bij de rechercheschool waren duidelijke afspraken gemaakt: tweederde deel van de cursisten was afkomstig van de gemeentepolitie en eenderde deel van de rijkspolitie. In de jaren zeventig verhuisden de opleidingen naar vaste locaties. Kader 2 geeft een overzicht. De ME-opleiding in Ossendrecht in het begin van de 21ste eeuw. Oefeningen in een levensechte omgeving.
Ook onderwijsinhoudelijk veranderde er veel. Vanaf de jaren vijftig werd het traditionele concept van theoretische vorming steeds meer losgelaten om
18
19
kader 2
Overzicht Politiescholen periode 1957-1992 De eerste kolom geeft de soort opleiding weer, de tweede kolom geeft de vestigingsplaats aan Basisopleidingen Basisopleiding rijkspolitie
Basisopleiding gemeentepolitie1
Nistelrode (1948-1955) Arnhem (1955-1975) Horn (1967-1991) Harlingen (1974-1997) Apeldoorn (1975-1992) Wassenaar (1952-1971) Den Haag/Rotterdam2 (tot 1983) Doenrade/Heerlen (1954-2002) Lochem (1959-2002) Overveen/Amsterdam (1956-2004) Leusden (1968-2004)
Kaderscholen Kaderschool Gemeentepolitie3
Zutphen (1966-1997)
Kaderschool Rijkspolitie Centraal Instituut voor Opleiding en Vorming, CIOV (vanaf 1983)
Bilthoven (1948-1957) Arnhem (1957-1970) Amsterdam (1970-1975) Apeldoorn (1975-1993)
Opleidingen Mobiele Eenheid Opleidingscentrum Mobiele Eenheden Gemeentepolitie (OCME)
Woensdrecht (1971-1991)
ME opleiding rijkspolitie (vanaf 1970 Centrale Opleiding Mobiele Eenheden, COME)
Echten (1967-1970) Exloo (1970-1973) Neerijnen (1973-1984) Horn/Baexem (1984-1991)
In 1991 samengevoegd in het Politie-instituut Openbare Orde en Veiligheid (PIOV), later Politie-instituut voor Openbare Orde en Gevaarbeheersing (PIOG)
Hoogerheide/Ossendrecht (1991- )
Verkeersopleidingen Verkeersopleiding gemeentepolitie
Zandvoort (Bouwes-palace) (1968-1977) Noordwijkerhout (1977-1988)
Verkeersopleiding Korps Rijkspolitie
Bilthoven (1949-1984) Apeldoorn (1984-1988)
Gemeenschappelijke slipbaan Rijks- en Gemeentepolitie
Vliegbasis Soesterberg (1965-1971) Enspijk5 (1971-1993)
In 1988 samengevoegd in het Politie Verkeers Instituut (PVI)
Apeldoorn (1988- ) Lelystad (1989- )
Leidinggevenden Rijksinstituut voor de Opleiding van Hogere Politieambtenaren (RIOPHA)4 Nederlandse Politieacademie, NPA (vanaf 1967)
Hilversum 1948-1967
Pietersbergconferenties Studiecentrum voor Hogere Politie-ambtenaren (vanaf 1962) Politiestudiecentrum (vanaf 1978)
Oosterbeek (1951-1962) Heelsum (1962-1967) Warnsveld (1967-1994)
1
De scholen voor gemeentepolitie vonden hun basis in de Wet Gemeenschappelijke Regelingen (WGR), waarbij Heerlen 31 gemeenten omvatte, Amsterdam 21 gemeenten, Lochem 48 gemeenten en Leusden aanvankelijk 39 gemeenten.
Apeldoorn (Kleiberg) 1967-2004 2
Den Haag en Rotterdam hadden volwaardige eigen scholen. Er hebben plannen bestaan die beide scholen samen te voegen. Daarvoor zou zelfs bouwgrond zijn gevonden in Delft in de tweede helft van de jaren zeventig. Met de komst van de HPO eindigde het bestaan van de beide scholen en werden zij bij Leusden gevoegd.
3
Ten behoeve van de Kaderschool Gemeentepolitie, de Rechercheschool en het Studiecentrum Hogere Politieambtenaren bestond er een Centrale Dienst Politie-instituten Zutphen en Warnsveld, die taken had op het gebied van onder meer de hotel- en restaurantvoorziening, onderhoud gebouwen en comptabiliteit.
Rechercheopleidingen Rechercheschool
Wolfheze (hotel) (1963-1977) Zutphen (1977-2010)
4
geweest. Ook de Selectiecommissie voor de Nederlandse Politieacademie voerde daar haar werkzaamheden uit. 5
20
In de accommodatie van het voormalige RIOPHA is ook het Landelijk Selectiecentrum voor de Gemeentepolitie gevestigd
Deze baan bestond uit twee ellipsvormige banen die in spiegelbeeld waren aangelegd, waarvan de ene bestemd was voor de rijkspolitie en de andere voor de gemeentepolitie. Zie ook de site rijkspolitiegroepen.nl, voormalige slipbaan Enspijk.
21
kader 3
Het B-diploma plaats te maken voor meer praktische vorming. Al in de jaren vijftig begon
Nadat het politiediploma A was behaald, moesten politiemensen, wilden ze
men te experimenteren met groepsgesprekken en vaardigheidstrainingen.
bevorderd worden tot brigadier (gemeentepolitie) of opperwachtmeester
Een aspirant moest zich door middel van praktijksimulaties kunnen oefenen
(rijkspolitie) voldoen aan een aantal vereisten. Ze moesten een beoordeling
in de voor het politievak vereiste eigenschappen als tact, geduld en de gave
hebben waaruit bleek dat ze geschikt waren voor deze functie en daar-
zich in te leven in uiteenlopende situaties.
naast moesten ze aantonen dat ze bekwaam waren. Dat laatste gebeurde
In 1957 werd op de rijkspolitiescholen een nieuw lesprogramma geïntro-
door het volgen van de kaderschool en het behalen van het politiediploma
duceerd waarin het onderdeel mentale vorming een eigen plaats kreeg. De
B. Vooral dat B-diploma is voor veel mensen een ware bezoeking geweest.
scholen voor de gemeentepolitie volgden in 1963 (zij leidden op voor het
Het bestond uit twee delen mondeling examen, namelijk hoofdvakken en
zogenaamde Politiediploma A). Veel meer nog dan de rijkspolitie zochten
bijzondere wetten en een schriftelijk deel, bestaande uit het schrijven een
zij de aansluiting bij de maatschappelijke omgeving waarin de politieamb-
proces-verbaal misdrijf en een rapport of advies. Binnen de politiekorpsen
tenaar functioneerde. Die omgeving was sterk veranderd en stelde andere
en districten werd dat georganiseerd. Er werd gedurende twee jaar één dag
en hogere eisen aan de politie. Mentale vorming - opgesplitst in de vakken
per week les gegeven door collega’s. Na die twee jaar slaagde echter slechts
maatschappelijke- en persoonlijkheidsvorming - werd een belangrijk onder-
een deel voor het examen, waarna op eigen kracht, via particulier geor-
deel van de opleiding en moest eigenschappen aankweken als zelfdiscipline,
ganiseerde cursussen of via een schriftelijke cursus van het LOI, toch werd
doorzettingsvermogen, teamgeest en leiderschap. “Kennis is macht, doch
geprobeerd het diploma te behalen. Voor velen een echte lijdensweg. Er zijn
meer dan kennis is karakter”, zo werd opgemerkt bij de opening van de
mensen die wel meer dan tien keer zijn opgegaan voor het examen en het
nieuwe politieschool in Heerlen (1959). Ook het onderwijsprogramma van de
nooit hebben gehaald.
Nederlandse Politieacademie werd omgezet naar het model van het hoger
beroepsonderwijs, met een vierjarige opleiding waarin een praktijkjaar was
Daar was je zelf verantwoordelijk voor. Het examen werd georganiseerd
opgenomen.
door de Inspecties Onderwijs van Binnenlandse Zaken en Justitie en ge-
1
Beroemd en berucht in deze tijd was het zogenaamde B-examen om
Een keer per jaar was er gelegenheid om in te schrijven voor het examen.
houden in vier examencentra Emmen, Apeldoorn, Tilburg en Amsterdam.
brigadier te worden (bij zowel de rijks- als de gemeentepolitie). Het was een
Het werd afgenomen door examinatoren uit de politiepraktijk, waarvan
zwaar examen, al in 1948 geïntroduceerd, waar hard voor geblokt moest
velen betrokken waren bij het lesgeven. De leidraad voor het examen werd
worden. Veel politieagenten dankten er hun gedetailleerde kennis van de
jaarlijks vastgesteld. Daarin stonden de wetsartikelen die beheerst moesten
Vogelwet 1936 aan. Een officiële opleiding bestond er niet voor, maar in veel
worden. Er was echter geen opleiding voor de docenten en ook niet voor de
korpsen werd ondersteuning en hulp georganiseerd (zie kader 3).
examinatoren. Ook waren er geen echte criteria vastgesteld waaraan een docent of examinator moest voldoen. Dit had tot gevolg dat er nogal wat
1
In de studie van Van der Wal wordt deze ontwikkeling abusievelijk toegeschreven aan B.L. Anema, commissaris van politie uit Rotterdam. Deze trad echter pas in 1973 aan. Primair verantwoordelijk zijn H.W. Olffers (hoofdcommissaris uit Utrecht) en zijn staf. Olffers begon in 1969.
22
verschil was in kwaliteit, zowel van de opleiding als van het examen. Vragen in hoeverre het strafbaar was om ontucht te plegen met nijlpaarden waren geen uitzondering.
23
Maar de ontwikkelingen gingen allemaal niet snel genoeg. Uit onderzoek
personeel eenduidig naar vorm en inhoud. Het was een belangrijke stap in
in de jaren zeventig bleek dat de theoretische vorming toch nog steeds het
de richting van een politieonderwijs dat nu veel meer aansloot op de prak-
meeste gewicht kreeg. Het onderdeel mentale vorming kwam te weinig tot
tijk. De nieuwe lesmethoden deden een belangrijk beroep op de zelfstandig-
bloei. De scholen hadden moeite om het onderwijs naar de praktijk te verta-
heid en de weerbaarheid van de aspirant, eigenschappen die hij op straat
len. De kritiek op het onderwijs groeide, wat nog eens werd aangewakkerd
hard nodig zou hebben.
door de maatschappelijke veranderingen van de late jaren zestig. Mond-
jesmaat werden vernieuwende onderwijsmethoden geïntroduceerd. Door
werden hier politiemensen ook geschoold in didactische vaardigheden. Het
middel van rollenspelen leerde de aspirant om de theorie in een gespeelde
overgrote deel van het onderwijs werd immers door de politie zelf verzorgd.
werkelijkheid toe te passen. Dit gebeurde onder meer met behulp van band-
Naar schatting was ongeveer een op de twintig politiemensen belast met het
of filmopnamen. Revolutionair waren de docenten die praktijkgevallen naar
opleiden van de anderen.
De kaderscholen leidden niet alleen op tot politieofficier. Meer en meer
de school meebrachten. Zij lieten prostituees en verslaafden voor de klas vertellen hoe het er in het werkelijke leven aan toeging.
Naast het officiële onderwijs, bleven ook altijd vormen van particulier onderwijs bestaan. Een voorbeeld is het Politievormingscentrum (PVC) in Epe, dat
De maatschappelijke veranderingen waren ook aanleiding voor het schrijven
door de plaatselijke korpschef, Hans Osseweyer, in het leven werd geroepen.
van het gezaghebbende rapport Politie in Verandering. Daarin pleitte de
Het stond bekend om zijn progressieve oriëntatie, waarin het nauw aansloot
Projectgroep Organisatiestructuren in 1977 voor een vermaatschappelijking
bij de ideeën uit Politie in Verandering. Het PVC was in sterke mate gericht
van de politie. Zij zag daarin ook een belangrijke rol voor het politieonder-
op wijkagenten, surveillanten en andere op handhaving georiënteerde poli-
wijs weggelegd. Dit resulteerde in de Herziening Primaire Politie-Opleiding,
tiemensen. Het instituut werd deels ook door het departement van Binnen-
beter bekend als de HPO. De HPO stond voor een opleiding waarin de
landse Zaken gefinancierd.
nadruk kwam te liggen op de handhaving van een ordelijk en soepel verlopend openbaar leven, op conflictbeheersing en op politiële hulpverlening.
Nieuwe institutionele ontwikkelingen dienden zich aan halverwege de jaren
Onderwijsinhoudelijk betekende dit een vermindering van de “theoretische
tachtig toen de eerste stappen werden gezet om opleidingen voor rijks- en
ballast”. De vrijgekomen tijd kon aldus worden besteed aan vorming. De
gemeentepolitie onder een dak te brengen. De handhaving van twee oplei-
opleiding bestond uit drie fasen: de eerste was vooral gericht op het verga-
dingsstelsels werd onder druk van de bezuinigingen op de overheidsuitgaven
ren van kennis, de tweede bestond uit een stage in een van de korpsen en
meer en meer onhoudbaar. De samenvoeging van deze stelsels was een voor
de derde was bedoeld om de aldus opgedane ervaringen te bespreken, uit
die tijd nog gedurfd experiment. Gehoopt werd dat de samenvoeging van
te werken en te delen met anderen. Het HPO werd in 1983 ingevoerd. Vanaf
de scholen als breekijzer zou kunnen fungeren in het moeizaam verlopende
dat moment was het politieonderwijs op alle scholen voor het lager politie-
integratieproces van het Korps Rijkspolitie en de gemeentepolitie. In 1988 werden als eerste de verkeersscholen samengevoegd.
24
25
Vier jaar later werd dit proces afgerond en was het LSOP een feit. Dat was in 1992, twee jaar voor de algemene politiereorganisatie die een fusie betekende tussen de gemeentelijke politiekorpsen (ruim 140) en het korps Rijkspolitie. Ab Goedendorp was van de organisatie de eerste algemene directeur en de organisatienaam was aanvankelijk LISOP; de directie was gevestigd in Amersfoort.
Van een leien dakje ging de fusie overigens niet. Zo werd vanuit de NPA
en de andere scholen voor leidinggevenden geprobeerd om via de oprichting van een Politie Management Instituut buiten het LSOP te blijven. De poging mislukte. Ook de samenvoeging en sluiting van afzonderlijke scholen veroorzaakten vaak ongenoegen en verdriet. Politiemensen brachten er immers hun vormende jaren door en docenten hadden er hun hart aan verpand. De ratio noopte tot aanvaarding van de nieuwe situatie, maar het gevoel zei bij velen wat anders.
26
27
4.
De periode vanaf 1992: LSOP, Politieonderwijs 2002, Politieacademie - naar een hoogwaardige beroepsopleiding Ook voor het LSOP gold het credo “alle begin is moeilijk”. Het kostte het nieuwe instituut de nodige moeite om zich een volwaardige plaats in het
politiebestel te verwerven. In een periode waarin het marktdenken ook binnen de overheid gestaag veld won, beschouwden verscheidene korpschefs het LSOP als gedwongen winkelnering. Korpsen hadden veel kritiek op de onderwijsmethoden, vonden dat de opleiding te lang duurde en er te weinig rekening werd gehouden met specifieke lokale of regionale behoeften. Studenten van de rijkspolitie krijgen les aan de hand van een schaalmodel van een
Het LSOP probeerde zo veel mogelijk aan de vraag van de korpsen tege-
verkeerssituatie. Oefenstof op de opleidingsschool in Arnhem. De foto is uit eind jaren zestig
moet te komen. Enerzijds deed het dit door de invoering van modulair on-
van de vorige eeuw.
derwijs, waarmee het een hernieuwde relatie met de praktijk wilde leggen. Anderzijds trachtte het aan de wensen van de korpsen tegemoet te komen door een meer flexibel en marktgericht onderwijsbeleid te voeren, met een waaier aan producten. In 1991 werd de basisopleiding herzien. Nieuwe opleidingen als de Primaire Opleiding Medewerker Basispolitiezorg, beter bekend als de POMB, en de opleiding voor politiesurveillant werden ontwikkeld en aangeboden.
Maar ondanks alle inspanningen van de kant van het LSOP bleef de
relatie met de korpsen moeilijk. De discussie over het politieonderwijs raakte sterk gepolariseerd en gepolitiseerd. Geluiden van de korpsen om met het eigen beroepsonderwijs te breken en de opleiding door andere onderwijsinstellingen te laten verzorgen, werden steeds vaker gehoord.
In 1996 greep het ministerie in. De beide politiedepartementen spraken
zich duidelijk uit voor het behoud van een eigen beroepsopleiding voor de politie. Doorslaggevend voor hun keuze was de belangrijke en unieke positie van de Nederlandse politie, als specialist in veiligheid, binnen het staatsbestel. Een daarvoor opleidende instantie diende, door de heel eigen aard en Agenten krijgen bij de School voor Handhaving, onder andere in Lelystad,
identiteit van de politieorganisatie, haar aparte positie in het Nederlands
een uitvoerige praktijktraining.
onderwijsbestel te behouden. In sommige organisaties was het volgens de beide ministers essentieel dat de beroepsbeoefenaren zich een “esprit de
28
29
corps” en eenheid van houding en optreden eigen maakten. De politie was
Om officier te worden, moest je eerst in de praktijk aantonen over de beno-
in hun ogen zo’n organisatie. De zienswijze op de taak en functie van de
digde kwaliteiten te beschikken.
politieorganisatie was het beste gediend met een eigen politieonderwijs-
instituut dat één duidelijk herkenbaar en definieerbaar veld bestreek.
het Politieonderwijs werd aan de Politieacademie ook een eigen kennis- en
onderzoeksfunctie toegekend, bedoeld om het onderwijs en de politieprak-
Tegelijkertijd erkenden de ministers dat bij de totstandkoming van het
In 2004 veranderde het LSOP zijn naam in Politieacademie. In de wet op
LSOP vooral de organisatorische aspecten voorop hadden gestaan. Hoewel
tijk te voeden en bij de tijd te houden. Gaandeweg is die kennis- en onder-
ook de kwaliteitsverbetering van het politieonderwijs een belangrijk doel zou
zoeksfunctie tot ontwikkeling gebracht. Belangrijk daarin is de totstandko-
zijn geweest, had de inhoud van het onderwijs veel minder aandacht gekre-
ming van PolitieKennisNet (PKN) geweest, een digitale databank gevuld met
gen. Door middel van een nieuw project met de naam Toekomstig Onder-
operationele politiekennis. Iets later in de tijd is een aantal lectoren aan de
wijs voor de Politie (TOP) wilden de departementen de kwaliteit van het
Politieacademie benoemd. Ook de onderbrenging van het onderzoekspro-
onderwijs verbeteren waarbij de aansluiting tussen onderwijs en politieprak-
gramma Politie & Wetenschap in de Politieacademie is een markant moment
tijk voorop stond. Bovendien streefde men naar aansluiting met het reguliere
in de ontwikkeling van de onderzoeks- en kennisfunctie geweest.
onderwijs. Tussen 1997 en 1999 kwam een nieuw onderwijsmodel tot stand. Optimale afstemming van het onderwijs op de korpsen, een betere onderlinge samenwerking en vermaatschappelijking door afstemming op het regulier onderwijs (via een vergelijkbare kwalificatiestructuur) waren de centrale begrippen in dit model dat bekend werd als Politieonderwijs 2002. Peter IJzerman, de voormalig korpschef van Twente, gaf als voorzitter van het College van Bestuur van het LSOP tussen 1997 en 2003 leiding aan dit proces. Nieuw in dit programma is ook het duale karakter van het onderwijs. In plaats van aparte stageperiodes die op vaste punten in de opleiding zijn verweven, worden praktijk en onderwijs op gezette tijden afgewisseld. Tijdens het leren in de praktijk – het woord stage is vervangen door de term “werkend leren” – levert de student een bijdrage aan de dagelijkse uitvoering van de politietaak. Het onderwijs werd competentiegericht en begrippen als beroepsprofielen en kernopgaven deden hun intrede. De examinering werd onafhankelijk georganiseerd. Er werd niet langer een onderscheid gemaakt tussen een opleiding voor officieren en onderofficieren.
30
31
Tot slot De geschiedenis van het politieonderwijs is een bijzondere. De aanzet werd gegeven door politiemensen zelf. Politiebonden en particulieren waaronder ook veel politiemensen, hebben zich lange tijd intensief ingezet om het politiepersoneel te scholen. De bemoeienis van de rijksoverheid kwam pas in een later stadium op gang en niet eerder dan nadat de bonden weigerden om nog verder een actieve rol te spelen. De geschiedenis van het politieonderwijs is ook het verhaal van een voortdurende zoektocht naar de juiste Docente Annelies Kamp-Sterk geeft les over het onderwerp jeugdzaken aan een groep
onderwijsmethoden. Steeds weer stelt de samenleving nieuwe eisen aan het
aspiranten aan de opleidingsschool in Apeldoorn. De foto is uit begin jaren tachtig van de
onderwijs. Toch zijn er ook wel een paar constanten.
vorige eeuw.
In de eerste plaats is het opvallend dat de rijksoverheid zo lange tijd zijn
verantwoordelijkheid voor gedegen politieonderwijs ontkend heeft. Voor een van de kerninstituties van de staat, die is toegerust met het geweldsmonopolie en een omvangrijk sanctioneringpotentieel, zou men een gedegen door de staat geïnitieerde opleidingsstructuur verwachten, vergelijkbaar bijvoorbeeld met de opleiding voor de Koninklijke Marechaussee, die intensief en hoogwaardig was.
Een van de redenen voor dit tekort is gelegen in de ingewikkelde, duale
en gedecentraliseerde organisatiestructuur van de politie. De rijksoverheid kon daardoor zijn verantwoordelijkheid op gemeenten afschuiven. Tussen de departementen van Binnenlandse Zaken en Justitie deden zich regelmatig stevige conflicten voor. Het ontbreken van een heldere centrale organisatiestructuur heeft voor de kwaliteit van de politieopleiding negatieve consequenties gehad, zo kan worden geconstateerd.
Een derde constante is de voortdurende discussie over kwaliteit en com-
plexiteit van het politievak. Nog tot in de jaren zestig werd de analyse van de Amsterdamse commissaris Versteeg uit het begin van ons verhaal, door Anno 2010 is het contact met ervaren docenten, veelal politiemedewerkers, nog altijd de spil
velen gedeeld. Bij kwaliteits- en niveauverhoging worden snel kanttekenin-
van het politieonderwijs.
gen geplaatst. Is dat voor het basispolitiewerk wel echt nodig is steeds de vraag? Financiële overwegingen en capaciteitsargumenten (er is altijd een
32
33
overvraging van de politie) spelen daar een rol in. Het lijkt er daarbij sterk op
kennis en onderzoek. De buitenlandse belangstelling is zodanig, dat nu al
dat niet alleen de relevante bestuurlijke omgeving, maar ook de politie zelf
een aantal jaren met veel succes een introductie wordt verzorgd onder de
snel geneigd is om de complexiteit van de dagelijkse politiefunctie te on-
titel ‘Police education below the sea level’. Het is een vorm van kennisexport,
derschatten waardoor de lengte en de zwaarte van de basispolitieopleiding
die ook te beschouwen is als een uitdrukking van ‘soft power’ in de soms
steeds weer ter discussie staat.
harde wereld van politie en veiligheid. Nu het politiewerk meer en meer
internationaal georiënteerd raakt, heeft dit voordelen waar niet alleen het
Tot slot kan in het perspectief van de geschiedenis van het politieonder-
wijs worden geconstateerd, dat met de huidige opleiding een stevige stap
buitenland, maar ook de politie in Nederland van kan profiteren.1
is gezet naar een hoogwaardig en eigenstandig politieonderwijs. Van een reeks bedrijfsscholen heeft het zich ontwikkeld tot een volwaardige beroepsopleiding, die ook ondersteund wordt door een eigenstandige kennisfunctie. Zuinig omgaan met de kenmerken van dat instituut is daarbij op zijn plaats. In alle kritiek die er ook bestaat op inrichting en inhoud van het onderwijs is het goed om ons dat te realiseren. Aanpassingen zijn noodzakelijk, want het onderwijs moet een levend en zich voortdurend actualiserend geheel blijven. Het competentiegericht leren is bijvoorbeeld op sommige plekken te ver doorgeschoten; kennisoverdracht en structuur voor de student dienen geherwaardeerd te worden. Op een aantal plekken kan de opleiding korter. Niveauverhoging (‘hbo-isering’) is wenselijk, maar dan wel op een streetwise manier. Voor beursstudenten is best een plaats in te ruimen. Aanpassingen als deze zijn noodzakelijk om kwaliteit en steun voor het nieuwe politieonderwijs overeind te houden. Maar dat kan alleen in het diepe besef dat ook behoedzaamheid nodig is om de essentiële kenmerken, in de loop van meer dan een eeuw ontwikkeld en bevochten, overeind te houden.
Dit te meer omdat hier sprake is van een niet te onderschatten bijdrage
van Nederland aan de ontwikkeling van de politie in andere landen en op Europees niveau. Met waardering wordt in veel landen gekeken naar de kwaliteit en inrichting van het Nederlandse onderwijsstelsel ten behoeve van de politie, inclusief de ondersteuning en voeding daarvan door middel van
1
Met dank aan Meindert van der Vegt, Michiel Holtackers, Klaas Klaver, Alice Vellinga, Cyrille Fijnaut en Peter Kiestra voor hun commentaar op een eerdere versie van dit verhaal.
34
35
Beknopte bronnenlijst
ANPB, Rapport van de commissie vakopleiding, Amsterdam 1915. ANPB, Gedenkboek 1887-1937, Dokkum 1937. Beusekom, A.L., Politieopleiding. Hoe zij vroeger was, thans is en hoe zij worden kan, Wageningen 1917. Fijnaut C., Geschiedenis van de Nederlandse politie. Een staatsinstelling in de maalstroom van de geschiedenis, Amsterdam 2007. Het politiediploma uit 1928, uitgegeven onder auspiciën van De Algemene Nederlandsche
Jonge J.A. de, Korps Rijkspolitie 1945-1994, Apeldoorn 1993.
Politie-Bond.
Kelder J.J., De Schalkhaarders. Nederlandse Politiemannen naar nationaal-socialistische snit, Veen 1990. Programma Evaluatie Politieonderwijs, Partners in leren. Evaluatie van het samenhangend stelsel van politieonderwijs, Apeldoorn 2007. Reenen P. van, ‘Politieleiding en haar opleiding. Een oriëntatie op de toekomst’, in WODC, Justitiële verkenningen, 1983, nr. 1, p. 32-35. Scholten, Th. en N.N. Waterschoot, Een herinnering aan het politieonderwijs in Zuid-Nederland 1954-2002, Heerlen 2002. Stuurgroep Herziening Primaire Opleiding, Eindrapport, Den Haag 1980. Versteeg, H.J., Van schout tot hoofdcommissaris, Amsterdam 1925. Wal, R. van der, De geschiedenis van de Nederlandse politie. De vakorganisatie en het beroepsonderwijs, Amsterdam 2007.
36
37
Mr. P. Frima (1893-1969) was directeur van de Modelpolitievakschool in de jaren 1923-
Colofon
1942 en van het Rijksinstituut tot Opleiding van Hogere Politieambtenaren in de periode 1946-1957. Deze opleidingen, beide geves-
Uitgave
Politieacademie
Datum
6 september 2010
ISBN
978-90-79149-28-5
Oplage
6000
Over de auteurs
Prof.dr. Pieter Tops is lid van het College van
tigd in Hilversum, kunnen worden gezien als voorlopers van de huidige Politieacademie.
Bestuur van de Politieacademie en hoogleraar bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg. Dr. Ronald van der Wal is als senior-onderzoeker aan de Politieacademie verbonden.
Peter IJzerman (1944) was korpschef van
Fotografie
Archief Politieacademie
Met dank aan het Nederlands Politiemuseum voor
de Politie Twente. In de periode 1997-2003
het beschikbaar stellen van het historische foto-
was hij bestuursvoorzitter van het LSOP, de
materiaal.
voorloper van de Politieacademie. Onder zijn leiding kwam de vernieuwing van het
Productiebegeleiding
Communicatie & Marketing Politieacademie
Vormgeving
CLIC-soft & design bv, Enschede
Drukwerk
De Bink, Leiden
Politieonderwijs, PO 2002, tot stand.
© 2010 Politieacademie Behoudens de door de wet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt zonder schriftelijke toestemming van de Politieacademie, die daartoe door de auteurs met uitsluiting van ieder ander
38
onherroepelijk is gemachtigd.
39
’Kennis is macht, doch meer dan kennis is karakter’ Een kleine geschiedenis van het politieonderwijs ’Kennis is macht, doch meer dan kennis is karakter’
Pieter Tops en Ronald van der Wal schreven een kleine geschiedenis van het Nederlandse politieonderwijs. Het gaat hen om de hoofdlijnen en om het schetsen van een perspectief waarbinnen huidige discussies over het politieonderwijs te plaatsen zijn. De strijd om fatsoenlijk en gedegen politieonderwijs is een stevige geweest, zo blijkt uit het verhaal. Vakbonden hebben daarin aan het begin van de vorige eeuw een cruciale rol gespeeld. Het onderwijs heeft zich vervolgens ontwikkeld van een reeks weinig samenhangende bedrijfsopleidingen tot een volwaardige beroepsopleiding, die sterk in de politiewereld is geworteld maar een eigenstandige positie heeft. De kenmerken van het huidige politieonderwijs verdienen in het licht van deze geschiedenis een zuinige behandeling, zo betogen de auteurs. Gegeven de complexiteit en het maatschappelijk belang van goed politiewerk, is het merkwaardig dat de vraag steeds weer terugkeert of de politie wel een gedegen en hoogwaardige opleiding nodig heeft, zo
Prof.dr. Pieter Tops is lid van het College van Bestuur van de Politieacademie en hoogleraar bestuurskunde in Tilburg. Dr. Ronald van der Wal is senior-
10-089
stellen zij.
onderzoeker aan de Politieacademie.
www.politieacademie.nl
Pieter Tops en Ronald van der Wal