K E N N I S I N E E N P E PE R M O L E N erard Mercator werd geboren in een tijd waarin de Europese geografische kennis van onze planeet met reuzensprongen vooruitging. Bovendien stond zijn wieg op de grens tussen Vlaanderen en Brabant, twee gewesten die in de vroege zestiende eeuw een hoge urbanisatiegraad kenden en gekenmerkt werden door een bloeiende exportgerichte economie en een hoge levensstandaard. Kortom, de haast perfecte omgeving voor innovaties op allerlei vlak.
G
Tijdens de eerste decennia van de zestiende eeuw was de verkenning van het Amerikaanse continent volop aan de gang. Zo bereikte Ferdinand Magellaan in 1520 Patagonië en slaagde hij erin naar de Stille Oceaan door te varen (Afb. 1 & 2). Zijn expeditie was de eerste die rond de wereld zeilde. De tocht van Magellaan kunnen we beschouwen als een hoogtepunt van een lange reeks maritieme ontdekkingsreizen die het Iberische schiereiland als thuisbasis hadden. Zo ontdekten zeevaarders – vaak van Italiaanse komaf en in Portugese
01 Kaart met de Straat van Magellaan, in Joannes Van Loon, Noort-Star ofte Zee-atlas, 1666 | © Antwerpen, Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience, NSM E. 23.991
9
N AV I G ATI E I N D E Z ESTI EN D E EEU W J A N PA R M EN TI ER
02 Kaart van Zuid-Amerika, in Gerard de Jode, Speculum orbis terrarum, Antwerpen, Gerard Smits, 1578 | © Antwerpen, Museum Plantin-Moretus/Prentenkabinet, A 2880
dienst – reeds in de loop van de veertiende en vijftiende eeuw de Atlantische archipels (de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden). Vervolgens navigeerden schepen onder Portugese vlag langs de Afrikaanse kusten en brachten zij de zeeweg naar Azië, via de zuidpunt van Afrika, in kaart, een belangrijke commerciële route naar de rijke Oost-Indische markt. Van Hormuz tot Malacca organiseerden de Portugezen in de vroege zestiende eeuw een netwerk van versterkte handelsposten, fortfactorijen, waardoor zij konden participeren aan de zeer lucratieve specerijenhandel. (Afb. 3) Daarmee
10
stelde de maritieme langeafstandshandel de handel met Azië over de zijderoute relatief snel in de schaduw. Deze economische belangen brachten in de loop van de vijftiende en zestiende eeuw geografische en nautische kennis naar de Lage Landen. Gedurende de vijftiende eeuw ankerden Italiaanse galeien en Iberische karvelen in Brugge om exotische en vaak dure luxeartikelen op de West-Europese markt te verhandelen. (Afb. 4) Vooral naar suiker, geteeld op Madeira en de Canarische Eilanden, bleek de vraag groot. Door het enorme succes van de suikerhandel migreerden zelfs Brugse en later
MERCATO R. R EI Z EN I N H ET O N B EK EN D E
03 Kaart van Indonesië, met het specerijengebied bij uitstek tijdens de zestiende en zeventiende eeuw, in Johannes Huygen van Linschoten, Navigatio
Acitinerarium, Amsterdam, Cornelis Claesz., 1614 | © Antwerpen, Museum Plantin-Moretus/Prentenkabinet, B 445
04 Wenzel Hollar, Navium variae Figurae et Formae, titelpagina | © Antwerpen, Museum Plantin-Moretus/Prentenkabinet, PK.OP.08220
11
N AV I G ATI E I N D E Z ESTI EN D E EEU W J A N PA R M EN TI ER
05 Anoniem, Antverpia in Brabancia, 1540, Zuidelijke Nederlanden | © Antwerpen, MAS|Museum aan de Stroom, AS.1958.018.B
Antwerpse ondernemers naar de Atlantische eilanden.1 Vanaf 1500 verdrong Antwerpen Brugge als centrum voor de distributie van deze wereldproducten.2 De Scheldestad integreerde zich snel in de Atlantische handel en vertolkte een sleutelrol als kruispunt, dat deze maritieme intercontinentale route verbond met een expansieve landhandel vooral gericht op ZuidDuitsland en het Rijnland. In 1501 verkreeg Antwerpen het exclusieve stapelrecht voor de Portugese overzeese handelsgoederen, of, anders gezegd: Antwerpen werd het centrum voor de peper- en suikerhandel.3 (Afb. 5) De permanente aanwezigheid van Iberische en Italiaanse kooplui en zeelieden in Antwerpen bevorderde ontegensprekelijk de verspreiding van nautische, geografische en cartografische kennis van deze verafgelegen gebieden. Het zorgde tevens voor het ontstaan van intellectuele netwerken, waardoor in het bijzonder mediterrane knowhow over de navigatie naar andere continenten of het doorkruisen van de Atlantische en Indische Oceanen
12
geleidelijk aan bekend werd in Noordwest-Europa. Niet enkel beschrijvingen van zeeroutes maar ook handleidingen voor het gebruik van navigatie-instrumenten vonden zo hun weg naar Antwerpse drukpersen, vooral naar die van de firma Plantijn. Deze onontbeerlijke kennis om lange zeereizen te ondernemen was echter pas algemeen goed in de Nederlanden aan het einde van de zestiende eeuw. Op welke wijze men rond 1500 in de Noordzeeregio navigeerde, proberen we in dit hoofdstuk te beantwoorden. Vervolgens plaatsen we het ontstaan van de eerste zeekaarten in historisch perspectief en bekijken we de stand van zaken in de Lage Landen op het vlak van stuurmanskunst of navigatie aan de vooravond van de Nederlandse langeafstandsreizen in de late zestiende eeuw.
MERCATO R. R EI Z EN I N H ET O N B EK EN D E
LAND IN ZICHT Transport over water was, en is nog steeds, de goedkoopste en vaak de eenvoudigste en meest efficiënte manier om een relatief verre bestemming te bereiken. Om met een schip veilig over de kortst mogelijke route tussen twee plaatsen te varen, heeft men kennis nodig die navigatie genoemd wordt. In 1570 definieerde de Engelse wetenschapper John Dee navigatie als ‘the art … demonstrateth how by the shortest good way, by the aptest direction, and in the shortest time, a sufficient ship … be conducted’.4 Deze omschrijving lijkt simpel doch een schipper of stuurman moest in ideale omstandigheden over een aantal feitelijke gegevens beschikken en weten hoe die te interpreteren en toe te passen aan boord. Bovendien was een dosis ervaring zeker vereist. In theorie moest de zeeman de coördinaten kennen van zijn positie bij afvaart en die van zijn bestemming. Een positie wordt bepaald door de geografische breedte en de geografische lengte, denkbeeldige lijnen of meridianen op aarde die op een kaart worden opgetekend. De equator of evenaar geldt als de nulmeridiaan om noorderbreedte en zuiderbreedte te determineren. De geografische lengte wordt berekend vanaf een nulmeridiaan die in oostelijke en in westelijke richting telkens van 0 tot 180 graden gaat. In 1884 bepaalde een internationale commissie dat de meridiaan van Greenwich nabij Londen algemeen als nulmeridiaan zou functioneren. In de zestiende eeuw echter gebruikte men in Europa tal van nulmeridianen door elkaar. Mercator hanteerde als nulmeridiaan een verticale lijn die over het eiland Corvo liep, een van de Azoren, toen gekend als de Vlaamse eilanden. Nederlanders stelden hun zeekaarten op volgens de meridiaan van Tenerife. Het hoogste punt op dit Canarisch Eiland, de Pico del Teide, was hun nulpunt. Voor Franse zeelui ten slotte liep de nulmeridiaan 30 minuten westwaarts van het Canarisch Eiland Ferro (El Hierro).5 Bovendien was het nog wachten tot de ontwikkeling van de chronometer in de loop van de achttiende eeuw vooraleer men op zee accuraat de geografische lengte kon achterhalen. Wetenschappers als Gemma Frisius, Simon Stevin en Gerard Mercator wisten reeds in de zestiende eeuw dat het element tijd cruciaal was voor de lengtegraadbepaling, maar zij konden hun theoretische oplossingen niet vertalen in bruikbare instrumenten voor stuurlieden.6 (Afb. 6)
13
Naast positiebepaling was het voor een stuurman noodzakelijk te weten welke koersen hij zijn schip moest laten varen om de bestemming te bereiken. Idealiter gebruikte hij een zeekaart, een zeemansgids of navigatieboek en een kompas. Rond 1500 mogen we aannemen dat bijna elk schip dat een zeereis ondernam een kompas aan boord had. Dat instrument werd tijdens de late twaalfde eeuw via de mediterrane wereld en de kruistochten uit het Midden-Oosten in West-Europa geïntroduceerd.7 Vermoedelijk beschikten de stuurlui ook over kaartpassers om hun koers uit te zetten op een maritieme kaart. De vondst van een koperen kaartpasser gemaakt vóór 1510 bevestigt deze these. (Afb. 7&8) De passer werd in 1990 als enige navigatie-instrument aangetroffen bij de archeologische opgraving van de restanten van een koopvaardijschip, een Vlaamse kraak of hulk, voor de kust van Zeebrugge. Het schip verging rond 1510 en was waarschijnlijk op weg vanuit Antwerpen naar Engeland, het Iberische schiereiland of de Atlantische eilanden.8 Verder had men aan boord zeker enkele peilloden en zandlopers. Engelse inventarissen van zeeschepen uit de late vijftiende eeuw vermelden deze instrumenten.9 Een peillood was immers onontbeerlijk omdat in die periode vooral aan kustvaart werd gedaan. Stuurlui vertrouwden sterk op het regelmatig loden om zich te oriënteren. Bovendien beschreven contemporaine zeilaanwijzingen stelselmatig de verschillende soorten bodems die men op de vaarroutes langs de kust aantrof. Zeekaarten en zeemansgidsen bruikbaar voor het Noordzeegebied en de Atlantische kusten daarentegen waren begin zestiende eeuw zeldzaam in de Lage Landen. Schippers die het Middellandse Zeegebied of de Atlantische archipels als bestemming of thuisbasis hadden, beschikten wel over betrouwbare handgeschreven zeilaanwijzingen en zeekaarten, de zogeheten portolanen. Toch konden zeelieden in Noordwest-Europa nog een beroep doen op essentiële hulpmiddelen om relatief veilig te navigeren in de Noordzee en het Balticum. Tijdens de late middeleeuwen ontwikkelden zich maritieme routebeschrijvingen. In Frankrijk werden ze routiers genoemd en in Engeland stonden ze bekend als rutters. De Portugese variant heette roteiro en in de Lage Landen waren het leeskaarten. De oudste exemplaren bestonden louter uit zeilaanwijzingen, teksten waarin
N AV I G ATI E I N D E Z ESTI EN D E EEU W J A N PA R M EN TI ER
06 Kaart van de eilandengroep Azoren, in Abraham Ortelius, Theatre de l’univers, contenant les cartes de tout le monde avec une brieve declaration d’icelles, Antwerpen, Christoffel Plantin, 1587 | © Antwerpen, Museum Plantin-Moretus/Prentenkabinet, 2.96
werd uitgelegd hoe een schipper van zijn vertrekpunt naar zijn bestemming moest varen. Belangrijk op de leeskaarten was de informatie over het vaarwater en de kust waarlangs men voer. Volgens Sjoerd de Meer, conservator in het Maritiem Museum in Rotterdam, bestonden er tot eind vijftiende eeuw enkel leeskaarten in manuscript. Vanaf begin zestiende eeuw kwamen ze in gedrukte vorm op de markt. Door het intensieve gebruik aan boord zijn er slechts een handvol exemplaren bewaard gebleven, van Engelse rutters bijvoorbeeld niet meer dan dertien. Nederlandse gedrukte uitgaven van leeskaarten
14
zijn zelfs nog schaarser: amper tien zijn er gekend. Exemplaren uit de tweede helft van zestiende eeuw bevatten ook landverkenningen of kustprofielen en eenvoudige kustkaarten die met behulp van houten blokken gedrukt zijn.10 In de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience in Antwerpen wordt een handgeschreven leeskaart bewaard van Nederlandse herkomst.11 (Afb. 9) Het is een bijzonder zeldzaam document, vermoedelijk ontstaan tussen 1500 en 1530, en daarmee een van de oudste volledige leeskaarten voor de Europese kusten van de Atlantische Oceaan en de Noordzee. Dit zeeboek of deze carte marine, zoals het document in 1936 ge-
MERCATO R. R EI Z EN I N H ET O N B EK EN D E
07 Simon Stevin, The Haven-finding art, or the way to find any Haven or place at sea by the latitude and variation, Londen, GBRN & RB, 1599 | © Rotterdam, Maritiem Museum, WAE 3 A 36
08 Passer, zestiende eeuw | © Antwerpen, Museum Mayer van den Bergh, MMB. 0596
noemd werd door Jan Denucé, bevat kustbeschrijvingen, vrij gedetailleerde kaarten van deze kusten en uitgebreide zeilaanwijzingen die beginnen in het noorden bij het eiland Helgoland, in de huidige Duitse deelstaat Schleswig-Holstein. De auteur vervolgt met een uitvoerige beschrijving van de monding van de Eems, de Friese wadden en informatie over hoe
15
09 Kaartpasser, ca. 1510 | © Antwerpen, MAS|Museum aan de Stroom, IB.2010.031.468
men langs Texel en Vlieland de Zuiderzee kon bereiken. Hij besluit zijn zeilinstructies van de Noord-Nederlandse kust met een minutieuze beschrijving van de aan te bevelen route die stuurlui moesten volgen om de Ooster- en Westerschelde of Honte op te varen. In detail duidt hij ook de mogelijke ankergronden aan. Merkwaardig is dat exact dezelfde kaart van de Scheldemonding, met identieke zeilinstructies, in gedrukte vorm opduikt in Amsterdam in 1588. Bij uitgever Cornelis Claesz. verscheen dat jaar Die Caerte Vande Oost ende West Zee vanden vermaerden Stuerman Goeyvaert Willemsen van Hollesloot.12 In tegenstelling tot de in Antwerpen bewaarde leeskaart bevat de gedrukte versie uit 1588 geen informatie over de Atlantische kusten van Europa. De onbekende samensteller van de carte marine vervolgt op zijn leeskaart, na de beschrijving van de Zeeuws-Vlaamse kust, de route zuidwaarts. In het Nauw van Calais besteedt hij ook aandacht aan de Zuid-Engelse kusten, die hij in kaart brengt van Sandwich tot Lizard Point. Hij vult
N AV I G ATI E I N D E Z ESTI EN D E EEU W J A N PA R M EN TI ER
eeuwse schipper bleek dat doorgaans geen probleem omdat hij zich nog niet ver op de oceanen waagde. Dat betekende dat de portolanen vooral betrouwbaar waren voor reizen op korte of middellange afstand, zoals de Middellandse Zee. De op zeehandel gerichte Italiaanse stadstaten, zoals Genua en Venetië, vormden de eerste centra waar portolanen werden vervaardigd. Daarna, in de veertiende en vijftiende eeuw, was de Catalaanse school van cartografen in Barcelona en vooral op Mallorca toonaangevend voor de productie van deze kaarten. Vooral de families Oliva en Prunes waren generaties lang bijzonder actief in de kaartenmakerij. Telgen van
deze families migreerden na 1492, onder druk van de Spaanse religieuze intolerantie, naar andere mediterrane havens. Zo vestigde Juan de Oliva zich tijdens de late zestiende eeuw in het Siciliaanse Messina.13 Een collectie bij elkaar gebonden portolanen van zijn hand bevindt zich in de stadsbibliotheek van Valenciennes. (Afb. 12) Dit kaartenboek bevat manuscriptkaarten van de Middellandse Zee, de Europese Atlantische kusten, maar ook van West-Afrika, de kusten van de Indische Oceaan en van Zuid-Amerika. Opvallend is dat men tot ver in zeventiende eeuw in het Middellandse Zeegebied handgeschreven portolanen bleef produceren.
12 Kaart van Europa, in Jaimes Holives (Jaume Oliva), [Portulano], Barcelona, 1572 | © Valenciennes, Bibliothèque multimédia, Ms. 0488
18
MERCATO R. R EI Z EN I N H ET O N B EK EN D E
13 Kaart van Azië, in Jaimes Holives, (Jaume Oliva), [Portulano], Barcelona, 1572 | © Valenciennes, Bibliothèque multimédia, Ms. 0488
Portolanen waren in Noordwest-Europa dus relatief onbekend, zeker in het maritieme milieu. In die regio ontwikkelde men evenwel een alternatief, gebaseerd op de praktische kennis van zeelui. Schippers en stuurlui uit de Nederlanden beschikten tijdens de vroege zestiende eeuw, naast de leeskaarten, ook over zogeheten paskaarten. Die werden zo genoemd omdat men er afstanden kon op afpassen. Stuurlui gebruikten waarschijnlijk paskaarten in combinatie met leeskaarten. De paskaarten dienden als hulpmiddel om de afstand in te schatten en de zeilrichting aan te geven. Van dat type zeekaarten is er uit de eerste helft van zestiende eeuw slechts één fragment bewaard. Jan de Beeldsnijder uit Hoirne was de maker van de Caerte van de Oostersche-zee, die in 1526 in Antwerpen werd gedrukt. Dit unieke document bevindt zich in het Ge-
19
meentearchief van Groningen.14 (Afb. 13) Dat er net van het Balticum paskaarten circuleerden was niet onlogisch omdat in deze periode tal van Vlaamse, Friese en Hollandse schepen werden uitgerust naar de Oostzee. Samengevat beschikte een schipper uit de Lage Landen aan het begin van de zestiende eeuw bij aanvang van een zeereis over een aantal basisnavigatiemiddelen: een kompas, een peillood, een leeskaart en een paskaart. Daarmee kon men gerust de Europese kusten bevaren, maar het was ruim onvoldoende om de wereldzeeën te verkennen. Pas tijdens de tweede helft van de zestiende eeuw maakte men in de Nederlanden uitgebreid en op een wetenschappelijke manier kennis met navigatie-instrumenten die langeafstandsreizen mogelijk maakten. (Afb. 14)
N AV I G ATI E I N D E Z ESTI EN D E EEU W J A N PA R M EN TI ER
GERRIT DE VEER WAERACHTIGHE BESCHRIJVINGHE VAN DE DRIE SEYLAGIEN, TER WERELT NOYT SOO VREEMT GHEHOORT Amsterdam, Cornelis Claesz, 1598, Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience, Antwerpen, nsm A11900
Den 7. Iulij 1594 voerense van Willems Eylandt, ende Willem Ba-
02 Het schip zit vast in het ijs
rentsz. metede doen der Sonnen hooghde, met zijn groote quadrant, ende vantse op zijn hooghde verheven boven den Horizont
Den 9. Iulij [1594] liepen se in Berenfort, onder Willems Eylandt
int z.w. ten z. 53. graden en 5. minuten, zijn declinatie was 22. gra-
op de Reede, ende vonden aldaer een witten Beer Dat siende, soo
den, 49. minuten, de selvighe ghevoecht tot de 53. graden ende
isset volck flux int boot ghevallen, ende schoten hem deur zijn lijf:
5. minuten, maecken tsamen 75. graden 55. minuten. Dit was de
maer de Beer bewees een wonderbaerlijcke cracht, die bynaest
rechte hooghte des pools vant voorsz. Eylandt. Opt selvige Eylandt
alle beesten te boven gaet, desghelijcks men noyt van eenighe
vondense seer veel drifhout ende veel Walrusschen, wesende een
Leeuwen, of hoe felle beesten het wesen moghen, ghehort heeft:
ghedierte die haer inde Zee houden. Zy hebben seer groote tanden
want niet teghenstaende dat hy gheschoten was, so spranck hy
diemen besicht in de plaetse van Ivoor oft Oliphants tanden. Daer
noch op ende swom int water, ende het volck dat int boot was
was oock goede reede op 12. ende 13. vadem voor alle winden,
roeyden hem nae, ende wierpen hem een strick om den hals, ende
behalven den w.z.w. ende westen wint, daer vondense oock een
roeyden hem also nae't schip: want also tvolck noyt sodanighen
stuck van een Rusch schip
Beyr ghesien hadden, som meendense hem levendich int schip, ende voort tot een monster in Hollandt levendigh te brenghen [Iulij 31] 1594 Zy quamen daer oock aen een vande selvighe Eylanden, daer vondense wel ontrent 200. Walrusschen, haer seven
01 Titelblad
03 Ijsberen vallen de bemanning aan
24
int sant baeckerende in de Son. Dit zijn wonderbaerlijcke stercke
Den 7. December 1596 wast noch effen quaet weder, ende waeyde
Zee-monsters, veel grooter als een Os, ende houden haer mede
een vlieghenden storm uyten n.o. dat een gheweldighe coude in
inde Zee, hebben huyden ghelijck Zee-robben, met seer cort hayr,
bracht, niet wetende wat raet om ons daer van te beschermen.
haer muyl der Leeuwen muyl ghelijck, houden haer dickwils opt
Ende alsoo wy onderlinghe raedtslaeghden hoe wijt best aenlegg-
ys, men machse seer qualijck dooden, ten zy datmense slaet in-
hen souden, so wasser een onder ons, die gaf voor datmen de
den slach van thooft, theeft vier voeten: maer gheen ooren, zy
steencolen, die wy mede uytet schip int huijs ghebracht hadden,
brenghen een oft twee jonghen voort. Ende alsde visschers haer
nu ter uytersten noot soude ghebruijcken ende daer vier van ma-
op een schots ys betrapen met haer jonghen, so werpense haer
ken, alsoo't een heeten brandt was ende langhe duerde. Opten
jonghen voor haer int water, ende nemen die in haer armen, ende
avont leyden wy een goet vier vande voornoemde steen-colen
dompelen daer mede op ende neer, ende alsse haer aende schuy-
aen, dat groote hitte gaf, …, maer int eynde bevingh ons een so-
ten willen wrecken, ofte haer te weer stellen, so werpense haer
danighen duyselinghe, doch d'een meer als den anderen, welcke
jonghen weer wech, ende comen met ghewelt nae de schuijt toe,
wy eerst ghewaer werden deur een die sieck was, ende daerom dit
daer van ons volck eens op een tijt in gheen cleyne swaricheyt
te minder verdraghen mocht, ende bevonden oock aen ons selven
was: want de Wal-rusch bynaest haer tanden achter int boot ghe-
dat ons een groote bangicheyt aen quam, also dat eenighe die
slaghen hadde…. Zy hebben twee tanden op elcken zyde vanden
noch de cloeckste waren, uyt haer koyen quamen, ende stieten
mont uytsteeckende, lang ontrent een half elle, ende werden so
eerst den schoorsteen open ende daer nae de deur: … Als nu die
waert gheacht als Yvoor of Oliphants tanden, sonderlinghe in Mo-
deuren gheopent waren, werden wy alle wederom deur de coude
scovia, Tartarien, ende daer ontrent daerse bekent zijn, want zy
vercoelt ende verquickt, die ons te voren soo harden vyandt ghe-
zijn soo wit, hardt ende effen als Yvoor.
weest hadde, was doen een oorsake onser behoudinghe, want wy souden onghetwyfelt alle als in eenen swijm ghestorven hebben.
04 Jacht h op walrussen l
05 Het huis op Nova Zembla
25