“EEN TERUGBLIK IN DE TIJD”
door:
Charles Fonteijn
lay out en bewerkt:
Joop van Appeldorn
April 2010
Een terugblik in de tijd. Al wandelend door een van de nieuwe wijken hier in Valkenswaard, zie ik op de hoek van een straat een klein afgebakend speelterreintje met enkele van die moderne speeltuintoestellen en een zandbak. Er zijn enkele kinderen aan het spelen, onder toezicht van hun ouders. Een eindje verder staan wat auto’s langs de kant van de weg geparkeerd. Er zitten moeders in die zitten te wachten totdat de school uit gaat, want het is voor de kinderen veel te gevaarlijk op straat om alleen naar huis te gaan met al dat drukke verkeer.
Als ik dit alles zo overzie, denk ik weer terug aan mijn eigen jeugd, en de tijd dat voor ons de straat en de wijk waarin ik opgroeide één grote speeltuin was waar we volop konden spelen zonder al het autoverkeer van nu. Heemkundekring Weerderheem
Pagina 2
Ik zie de straat en de wijk nog voor me, daar waar ik geboren ben en mijn jeugdjaren heb doorgebracht, maar dit alles is voorgoed verdwenen. Ik ben geboren in de St. Jozefstraat in de oude woningbouw met allemaal dezelfde huizen. Deze huizen zijn gebouwd eind jaren twintig van de vorige eeuw en deze wijk is volgens mij de eerste echte woonwijk die er gebouwd is in Valkenswaard. Iedereen noemde deze wijk ‘de woningbouw’ en liep vanaf de hoek van de Holleweg, (dat is nu Waalreseweg) met de St. Jozefstraat (dat is nu het begin van de Carolusdreef) en liep door tot aan de hoek van de Valkenierstraat daar waar nu de Kempische baan begint.
De Valkenierstraat was toen maar een heel klein straatje en liep niet verder als tot aan het kruidenierswinkeltje van Coba Wijnen in de Unastraat. Heemkundekring Weerderheem
Pagina 3
Vandaar uit liep de wijk weer terug tot aan de hoek van de Oranje-Nassaustraat waar ’t winkeltje van Stientje van den Hurk was en zo weer terug naar de st. Jozefstraat en de Holleweg. Er zal alles bij elkaar een kleine zestig, zeventig huizen hebben gestaan. Het was een echte arbeiderswijk met veel grote gezinnen zoals er in die tijd veel waren. Iedereen kende er elkaar. De mensen liepen dan ook gewoon bij elkaar naar binnen. Ik geloof niet dat de achterdeur bij ons thuis overdag ooit afgesloten was en de voordeur ging alleen maar open als er hoog bezoek kwam. Op de begane grond van deze huizen was er een gang, een kamer en de bijkeuken. Sommige huizen hadden een voorkamer, ook wel de ‘goei’ kamer genoemd terwijl in de andere huizen zoals bij ons thuis er een opkamer was met een grote kelder daar onder. Boven waren drie slaapkamers plus de zolder oftewel de vliering genoemd. Er was al wel elektriciteit in huis en ook was er een gasaansluiting want in de gang hing de dubbeltjesmeter. Bad of doeskamer was er niet in huis. Er was alleen een waterkraan met koud water boven de gootsteen in de bijkeuken, waarvan de afvoer was aangesloten op de riolering. De ‘plee’ oftewel de W.C zoals ze tegenwoordig zeggen, was weer niet aangesloten op de rioleringen en was buiten tussen de bijkeuken en de stal. Iedereen had wel een grote tuin achter het huis met fruitbomen en een moestuin. Van dit alles is niets meer over! Ja, zelfs de naam van de wijk en de straat waar ik geboren ben bestaat niet meer, net zo min als de beiden kruidenierswinkeltjes. Heemkundekring Weerderheem
Pagina 4
Hier groeide ik op en zie in mijn gedachten nog de dagelijkse rondgang van de bakker en de groenteboer met hun karren en al die moeders die met hun pannetjes hun dagelijks rantsoen (romme) melk ophaalden bij de melkboer. Daar werden dan tevens door de buurvrouwen de laatste nieuwtjes uitgewisseld. De grotere boodschappen werden meestal gehaald bij de Coöperatie of de Gruiter (snoepje van de week) en de vleeswaren bij slachter Vos. (deze zijn alle drie uit het straatbeeld verdwenen!) Ik ging als kleuter naar de bewaarschool bij zuster Salomea in de Oranje-Nassaustraat, daar was ook de voormalige Maria school voor meisjes gevestigd. (ook deze scholen zijn afgebroken!).
Heemkundekring Weerderheem
Pagina 5
Tegenover de school was de bakkerij van bakker Vromans en de kapperszaak van kapper van Asten, waar we onze haren lieten knippen. (deze beiden zijn ook weg!) Bij het uitbreken van de tweede wereldoorlog zette ik de eerste stappen naar de grote jongensschool, want toentertijd waren de jongens en de meisjes scholen strikt gescheiden. Want samen met de meisjes op een school dat mocht niet en toch zeker niet in een klas. Trouwens in de kerk zaten we ook gescheiden, ieder aan een kant van het midden pad. Ja, zelfs het zwembad de Oase was in twee helften verdeeld (is trouwens ook allang weer weg!) Ik ging naar de st.Antoniusschool in de Schoolstraat.(ook al
Afgebroken!) waar het hoofd van de school meester Loos de scepter zwaaide over ons. Verder waren er de meesters Martens, Herwijnen, Bergmans, Goudsmid en meester Jan van Gerven die later heen hoofd van de st.Jansschool werd.
Heemkundekring Weerderheem
Pagina 6
(deze school is ondertussen ook al weer afgedankt!) En niet te vergeten meester Kerkoerle, die door iedereen ‘Zultje’ werd genoemd. Hij liet zijn gezag in de klas gelden door met zijn aanwijsstok boven onze koppen te zwaaien, onder ’t uitroepen van, ”Ik drijf de duivel uit jullie hoofden”. Ook vergeleek hij ons met varkens waar wij volgens hem van af zouden stammen, want Valkenswaard stamde volgens hem af van Varkenswaard, dit vanwege de varkensmarkt alhier in vroegere jaren. Hier leerden we lezen schrijven en rekenen, zoals de tafeltjes van een tot tien die we dan gezamenlijk moesten opdreunen en die ik nu na zestig jaar nog zo kan opzeggen. Ook het leesplankje met aap, roos, zeef en mies, komt me nog steeds bekend voor. Maar wat de rest van de lessen betreft die we kregen op school, zoals de aardrijkskundeles, die stelden achteraf gezien niet veel voor. Of dit nu kwam omdat het oorlog was, of dat het niet mocht van de Duitse bezetters van ons land dat weet ik niet, maar echt veel leerde we niet. ’t Was voornamelijk het van buiten leren van de landen in Europa en de hoofdsteden van die landen. Zo ook de provincies in ons eigen land met hun hoofdsteden. Ook de plaatsnamen in het voormalige Nederlands Indië moesten we van buiten leren. Wat de geschiedenislessen betreft, die kwamen eigenlijk op het zelfde neer. Het ging meestal over de komst van de Batavieren en de inval van de Noormannen in ons land. Verder hoorden we het een en ander over de tachtig jarige oorlog met de Spanjaarden.
Heemkundekring Weerderheem
Pagina 7
Ook de heldendaden van Piet Hein en Michel de Ruiter werden breed uitgemeten. Verder moesten wij veel jaartallen van buiten leren. Maar van het koloniale bewind of de slavenhandel door de Nederlanders in Afrika, daar hoorde we niets over! Ja, we mochten zilverpapier sparen voor de arme mensen daar, maar verder bleef het voor ons totaal onbekend terrein. Zo ook wat de gebeurtenissen in de rest van de wereld betrof. De jeugd van tegenwoordig heeft bij aanvang van de basisschool dan ook al meer van de wereld gehoord en gezien, als wij toen we de school verlieten. Discipline stond wel hoog op de agenda. Er werden dan ook heel wat tikken uitgedeeld door de meesters in de klas. Ook werden er veel strafregels opgelegd van: “ik mag dit niet of dat niet”, die we dan zo’n honderd maal moesten overschrijven. Thuis durfden we meestal niets te zeggen over straf op school, want dan was de kans groot dat het nog eens dunnetjes werd over gedaan. Er werden dan ook heel wat handtekeningen vervalst die onder ’t strafwerk stonden. Verder kregen we gymles en af en toe zangles, waar we oud Hollandse liedjes leerden zingen, al waren die soms niet om aan te horen zo vals klonken ze. De godsdienstles die we kregen stond ook zeer hoog op het programma. We moesten de vijf en tien geboden van buiten leren plus de twaalf artikelen van het geloof. Maar het ergste was toch wel de catechismus die van buiten geleerd moest worden. Heel veel kinderen hadden daar dan ook een gloeiende hekel aan. Op de meisjesschool werd er door de nonnen zelfs bijgehouden wie Heemkundekring Weerderheem
Pagina 8
er ‘s morgens naar de kerk was geweest. Ik denk dat bij twijfel van wel of niet over gaan naar de volgende klas, dit zelfs meespeelde. De kerk en de pastoor regelden dan ook zeer veel in die tijd. Want als er christelijke feestdagen waren zoals Kerstmis, Pasen of Pinksteren, moesten wij met de hele school naar de kerk om te gaan biechten. Daar werd door ons dan ook van alles verzonnen om in de biechtstoel te kunnen afratelen. Ik denk zelfs dat er in de biechtstoel zelfs meer gelogen werd als er buiten. In de goede week, (de week voor Pasen) zaten wij haast iedere dag in de kerk. Het begon al op witte donderdag. Vervolgens op goede vrijdag ‘s middags om drie uur naar de kruisweg. Wie van de jeugd van tegenwoordig zou er trouwens de kruiswegstaties nog kennen of weten wat de Sacramentprocessie of de blaasjeszegen voorstelde. Ja, het geloof was buiten de school ook heel nadrukkelijk aanwezig in die tijd. Bijna iedereen ging zondags dan ook naar de kerk en vrijdags at niemand vlees, dit ook niet in de vastentijd. Want anders deed je een doodzonde en kwam je vast en zeker in de hel! In de vasten was snoepen er ook niet bij. We verzamelden daarom de snoepjes als we die al kregen in een trommeltje tot de Pasen. Dat kon dan soms een hele plekzooi geven. Als ze tenminste al niet weggehaald waren door je broers of zusters. Bij ons in de parochie kwam er in de vastentijd regelmatig een of andere pater van die donderpreken houden. Dan zat de kerk afgeladen vol, er kwamen zelfs mensen uit andere parochies naar luisteren want er werd soms over de seks
Heemkundekring Weerderheem
Pagina 9
gepredikt en dat wilde iedereen natuurlijk horen. De hele week werd er dan over gepraat op de sigarenfabrieken. In de maanden mei en oktober was er ook altijd lof, waar dan regelmatig ’t rozenhoedje in werd gebeden met de litanie van alle heiligen, die we dan zo vlug mogelijk afgeraffelde. Ik hield er dan ook niet van. Wel van het zingen van al die Marialiedjes, vooral als iedereen die meezong. Ik ben trouwens toch een echte Mariafan, want ik ben al meer dan vijftigmaal met de bedevaart naar Handel geweest, en ga er nog steeds ieder jaar heen. En als ik hier of in het buitenland toevallig een of ander kappelletje tegen kom, ga ik meestal altijd eventjes naar binnen om een kaarsje op te steken. Soms bid ik er zelfs wel eens een Weesgegroetje bij. Of ik er beter van geworden ben en of dat het iets geholpen heeft dat weet ik niet, dat moeten de andere mensen later heen maar uitmaken.
Heemkundekring Weerderheem
Pagina 10
Omdat Valkenswaard zich gestaag bleef uitbreiden, kwamen er ook steeds nieuwe wijken bij met nieuwe parochies, met de daarbij behorende kerken. Zoals de Mariakerk, de St. Jozefkerk, de St.Janskerk, en de Pauluskerk, (de laatste drie zijn ook al weer ter zielen gegaan!) Maar toen zaten de kerken zondags nog stampvol. Of al deze mensen ook echt allemaal zo gelovig waren als dat ze zich voordeden, dat weet ik zo net nog niet, dat is weer een heel ander verhaal. Veel mensen gingen alleen omdat het verplicht was en heel de buurt er schande van zou spreken als je niet naar de kerk ging, want iedereen controleerde iedereen in die tijd. De pastoors hadden toen dan ook meer gezag als de burgemeester. Het was zelfs zo erg dat als er na een paar jaar huwelijk nog geen kinderen waren, mijnheer pastoor op de stoep stond, want dat kon toch niet dat er na twee jaar huwelijk nog steeds geen kinderen waren. Maar die tijd is gelukkig voorbij. Wij, de kinderen van die tijd, leefden in onze eigen wereld en vulden onze vrije tijd na school en in de vakantie voornamelijk met het spelen op straat of in de buurt. De spelletjes die we deden zijn voor het overgrote deel uit het straatbeeld verdwenen. Want wie van de kinderen weet nog wat poeliepek, een proppenschieter of het spelletje pik, olie of dik voorstelde? Of hoe we een katapult of pijl en boog maakten?
Heemkundekring Weerderheem
Pagina 11
We hadden zelfs een heel racecircuit aangelegd waar we onderlinge reepwedstrijden hielden, de reep maakten we door de spaken uit een oud fietswiel te slopen, waarna we met een stok in de velg achter het fietswiel aanholden. Ook deden we aan ‘meske pikken’ door een mes bij de punt te pakken (meestal was dit een aardappelmesje) en zo omgekeerd in de grond te gooien om zodoende elkaars land te veroveren. We gingen al knikkerend en bokje springend naar school. De kinderen knikkerden dan ook heel veel. Hupke gooien van vier of tien knikkers en deze dan vanaf een bepaalde afstand omgooien. Deze knikkers waren meestal van aardewerk want glazen knikkers waren voor ons te duur. Wel ruilden we knikkers. Voor tien knikkers kreeg je een glazen stuiter en voor twintig of meer een ijzeren bikkenbol zoals wij die noemden. Meisjes hielden zich vooral bezig met ‘het kuiltjeschieten’, evenals het ‘pinnedollen’. De jongens speelden liever met een haktol, en dan het liefst met een scherpe punt die je soms kon laten zoemen als een bromtol. Ook het touwtje springen deden we veel, evenals boompje tikken en schipper mag ik overvaren. Bij de jongens was ook het buten en vlag veroveren zeer in trek. Verder deden we aan steltlopen op twee oude soepblikken, we bouwden hutten en ondergrondse forten op de hoek van de straat om ons te kunnen verdedigen tegen jongens uit andere buurten en straten. Soms was het dan ook echt vechten geblazen, en kwamen we thuis met een geschaafde knie of bloedneus, maar dat mocht de pret niet drukken als de vijand maar verslagen was.
Heemkundekring Weerderheem
Pagina 12
Ruitje tikken was ook geliefd bij ons, we gingen dan als volgt te werk: we prikten een veiligheidspeld op het raamkozijn, bonden daar een touwtje aan vast, gingen om de hoek van het huis staan en trokken dan met korte rukjes aan het touwtje zodat de kop van de speld op het raam tikte, dit herhaalden we enkele malen totdat de eigenaar naar buiten kwam om te kijken wat er loos was. Je moest hierbij wel uitkijken dat je op tijd de benen nam, anders kon je een schop onder je kont of een draai om je oren krijgen. Soms werd er zelfs een emmer water uit het raam gegooid, of je kreeg de inhoud van de pispot over je donder heen. Toch was het voetballen voor mij een van de belangrijkste bezigheden. Dit deden we meestal op oude schoenen, soms zelfs op klompen want voetbalschoenen waren in die tijd maar voor zeer weinigen onder ons weggelegd. De bal was meestal een tennisbal, soms pikten we zelfs een kaatsenbal van de meisjes, als we maar konden voetballen. Degene onder ons die voor een bal kon zorgen, mocht dan ook altijd meedoen. Twee spelers stelden de ploegen samen die om de beurt iemand mochten kiezen voor hun ploeg. Foetelen was hierbij aan de orde van de dag! De eerste echte leren bal kwam pas na de oorlog in het spel voor, evenals voetbalschoenen. We hadden zelfs een eigen voetbalveldje aangelegd op het terrein waar nu de huidige LTS staat (hoelang nog!) aan de Waalreseweg. We hadden dan wel geen echte grasmat maar dat deerde ons niet. We voetbalden er met veel plezier, zelfs tegen andere wijken en buurten uit Valkenswaard.
Heemkundekring Weerderheem
Pagina 13
Een zuster van mij had een voetbalbroek voor mij gemaakt en ons moeder had zelfs voetbalsokken voor me gebreid in de kleuren van mijn favoriete club. Ik voelde me net Abe Lenstra. Er zijn later heen zelfs nog enkele spelers uit onze buurt in de plaatselijke clubs op de voorgrond getreden. Het spelen op straat was wel zeer seizoen gebonden. In het voorjaar haalden we vogelnesten uit, de eitjes werden dan aan beide zijden doorgeprikt en leeggeblazen waarna we ze aan een touwtje regen. De jonge vogeltjes die we vingen werden thuis in een kooitje gezet. Ook gingen we meikevers (ekelbokke) vangen in de beukenheg, die kregen dan een touwtje aan een van hun pootjes om ze zo te laten rondvliegen. En in de bossen maakten we jacht op eekhoorns. In de zomer gingen we zwemmen of vissen in de dommel, de keersop, of de tongelreep. Onderweg brachten we dan regelmatig een bezoek aan een of andere boomgaard bij de boeren om appels of ander fruit te jatten want eten voor onderweg was er in die tijd niet bij. Of we gingen kamperen in een eigen gemaakte tent, die we maakten van oude gordijnen of oude dekens die we over een touw tussen twee bomen spanden. Het leek wel of het in die tijd altijd goed weer was want we speelden altijd buiten. Dan was er natuurlijk de jaarlijkse kermis, en Circus van Bever kwam ieder jaar op bezoek. In de herfstmaanden brak de vliegertijd aan. De vliegers maakten we zelf. We pakten het kaft van een oud schoolschrift en staken daar kruislings een paar stokjes uit de lustrumheg doorheen. Heemkundekring Weerderheem
Pagina 14
We maakten er een toom en staart aan, haalden thuis uit het naaikistje een klosje naaigaren weg, maakten dit vast aan de toom en konden onze vlieger het luchtruim in sturen. Later heen maakten we ook echte vliegers zoals (brommers). De wintermaanden brachten we meestal binnenshuis door met spelletjes zoals ‘mens erger je niet’, ‘ganzenborden’ of ‘het knipperspel’ dat bestond uit ronde plaatjes in verschillende kleuren waarvan een schijfje groter was. Hiermee moest je dan de kleine schijfjes in een schaaltje laten springen. Ook waren we vaak druk met het damspel en legden we menig kaartje. Meestal deden we dan jokeren of pesten zodat er meerdere kinderen aan het spel konden deelnemen. In de Sinterklaastijd kwam de Sint op school en bij ons thuis op bezoek. Bij dit bezoek van de Sint met zijn knecht was er altijd de dreiging van zwarte piet om voor straf in de zak te moeten en zelf mee naar Spanje behoorde tot de mogelijkheden. Die bedreigen bestaat voor de kinderen van nu niet meer want volgens mij hebben de kinderen van nu al meer van Spanje gezien als de Sinterklazen van toen! Ik denk zelfs dat je de kinderen van nu meer straft als ze niet meer naar Spanje zouden mogen. Daarna stond het kerstfeest alweer voor de deur. Het kerststalletje haalde ma van de zolder en de kerstboom tuigden we vrolijk op. In de kerstnacht was er altijd een mis in de kerk met drie heren, met nog twee missen er achteraan en ‘s middags volgde dan nog het lof. Ook stond er altijd een engel met offerblok bij ons in de kerststal in de kerk, die je dankbaar toeknikte als je centen in het offerblok deed. Heemkundekring Weerderheem
Pagina 15
Als het sneeuwde hielden we sneeuwbal gevechten of je ging slibberen (baantje glijden), al was dat soms wel moeilijk want onze klompen zaten regelmatig vol met aangeplakte sneeuw. Als het had gevroren ging men schaatsen op de vennen in de omtrek, of men speelde ijshockey. De puck was niet meer dan een schijf of stukje hout. Als hockeystick gebruikten wij een afgebroken stok die wat gebogen was. Ik zelf hield niet zo van dat winters gedoe. Zelfs nu nog ga ik liever naar het water in de zomer. Ik zat ’s winters dan ook liever met een spannend boek achter de plattebuiskachel. Het Carnaval vierden de mensen hier in Valkenswaard in die tijd nog niet want dat mocht toen niet. Wel gingen de kinderen langs de deuren met een uitgeholde mangelwortel waar dan een brandend kaarsje in stond. Sommige kinderen deden een mombakkes voor, onderwijl zingend ’t liedje: “vrouwke ’t is vastenaovond, ik kom nie thùis vur taovend”, om zodoende wat snoep, fruit of een paar centen op te halen. Maar het was niet altijd rozengeur en maneschijn voor ons, want heel vaak moesten we na schooltijd en in de vakanties mee helpen in en om het huis. De meisjes moesten mee helpen in huis. Want alleen al met het wassen en strijken van al dat wasgoed waren ze al een paar dagen bezig. Zondagavond zette moeder de wasketel op om de was te koken. Gelukkig hadden wij bij ons thuis zo’n driepootsgastel in de keuken staan waar de wasketel op geplaatst werd om te koken zodat je ‘s maandagsmorgens meteen aan de slag kon. Je moest wel zorgen dat er voldoende dubbeltjes in de gasmeter gedaan waren, anders kreeg je ook geen gas meer. Heemkundekring Weerderheem
Pagina 16
We hadden thuis al wel een wasmachine met een grote kuip, waar aan de voorkant de wringer op stond. Centrifuge, stofzuiger, koelkast of diepvriezer bezaten de mensen toen nog niet, dus er was werk genoeg voor iedereen. De groenten uit eigen tuin maakten we eerst goed schoon en klein. Daarna vulde ons moeder de wekflessen met de verschillende soorten groenten die ze dan in de wekketel gaar stoomde. Vooral de snijbonen kosten veel werk, want die moest ze eerst snijden. Dat ging met het snijmachinetje dat ze op de rand van de tafel vastzette. Onze kleren moest ze regelmatig maken en verstellen, dat ging met de hand of met de naaimachine. Ook onze sokken moest ze regelmatig stoppen want nieuwe kopen zat er niet aan. Voor ons de jongens was het ook regelmatig werken geblazen. De meeste mensen verbouwden zelf hun groenten in den hof, of op het stukje land als ze dat al hadden. Iedereen moest dan ook mee helpen, dus ook wij moesten mee aanpakken. Want al vroeg in het jaar was het nodig om d’n hof en het stukje land dat we bezaten om te spitten. Mijn broer en ik moesten dan altijd mee helpen met de bovenlaag af te schoepen met een spade met gebogen blad, door ons de bats genoemd. Terwijl ons vader het dan verder omspitte met de spieker, deze spade had een recht blad. Ook moesten we mest vervoeren naar het stukje land dat we hadden, ik vond dat altijd zo’n gedoe! Dan haalden we de kruiwagen voor de dag. Daar zetten we dan de zijschotten oftewel de sponne op en met de riek laaiden we de kruiwagen vol met mest.
Heemkundekring Weerderheem
Pagina 17
Dan bonden we aan de voorkant een dik touw (door ons een ziltje genoemd) vast en moesten wij als een paard voor de kar helpen trekken naar het stukje land dat bijna een kilometer ver was. Zo ging het er ook aan toe als het nodig was om de beerput te legen. Dan zetten we een grote ton op de kruiwagen om die vervolgens met de strontschepper vol te laden en naar het land te rijden. Ik was altijd blij als dat achter de rug was. Maar er was weinig keus, want er moest geheufd worden zodat we de spinazie, de keeltjes en de sla in konden zaaien. Waarna later de rest van de groenten volgden. Ook moesten we helpen als de pootaardappelen de grond in gingen die we dan later ook weer regelmatig moesten schoffelen. En verder meehelpen bij het rooien van de aardappelen, die we dan later in moesten kuilen zodat ze niet bevroren in de winter. In de zomer gingen we ook regelmatig dennenappels (dennedöllekes) rapen of sprokkelhout voor de aanmaak van de plattebuiskachel. Dit hout werd opgeslagen op de mutsermijt die achter in den hof naast de mesthoop stond. Dit hout werd dan later met het (sligmes) kapmes of de spanzaag weer klein gemaakt. Ook gingen we regelmatig gras snijden voor de konijnen of de geit. Ja, ik weet nog dat we met de geit naar den bok gingen, dwars door het dorp naar de Zeelberg, maar wat daar gebeurde, daar hadden we totaal geen benul van, want we waren toen nog zo groen als gras. En van seksuele voorlichting hadden we nog nooit gehoord. Het meeste hoorden we op straat van de andere kinderen.
Heemkundekring Weerderheem
Pagina 18
Vooral na de bevrijding van de Duitse bezetting door de Engelse soldaten die overal ingekwartierd waren, was dit het gesprek van de dag. Deze tijd bracht voor ons wel allerlei nieuwigheden mee. We mochten zelfs af en toe in een leger truck of jeep meerijden met de soldaten. Dit was voor ons als een droom uit een jongensboek, maar dan in het echt. We konden ons dan ook echt uitleven. Veel mensen hadden fruitbomen in d’n hof staan, en wat klein spul zoals kroesels of aardbeien. Ook hielde veel mensen een varken, dat dan in het najaar geslacht werd door de varkensslachter die bij ons op de hoek van de straat woonde. Het varken hing hij dan onderste boven op een ladder om uitgebeend te worden. Hij gooide bijna niets van het varken weg, zelf de darmen en het bloed bleef bewaard, om er bloedworst of balkenbrij van te maken. De eerste weken na de slacht was er dan meestal een lekker stuk spek in de pan. In het vet dat in de pan achterbleef konden we dan onze boterhammen soppen, ook de kaantjes die overbleven smaakten heerlijk. Toentertijd werd er bij ons thuis ook heel vaak havermoute of beschuite pap opgeschept. Daar had ik een gloeiende hekel aan, het smaakte me totaal niet.Toch heb ik heel wat borden met die pap opgelepeld. Neen, voor mij hoef dat niet meer. (neen geef mijn portie maar aan fikkie) Ook hielden we konijnen en hadden nog wat hennen rondlopen en ondanks dat alles op de bon was er altijd genoeg te eten. Honger hebben we dan ook niet geleden bij ons thuis, ook niet in de oorlog. Al was dat voor veel mensen toch wel anders, vooral voor degene die de Oorlogswinter hebben meegemaakt. Gelukkig heb ik Heemkundekring Weerderheem
Pagina 19
zelf van de oorlog niet gek veel gemerkt als kind, op het paar razzia’s na in de straat door de Duitsers op zoek naar onderduikers. Wel gingen we kijken als er in de omtrek een vliegtuig was neergestort, dat was voor ons echte sensatie. Ook zijn mij de luchtaanvallen op zondag 17 september 1944 en de aankomst van de geallieerden goed bijgebleven.
Na de lagere schooltijd kwam er verandering in ons leven. De meeste kinderen werden direct ingeschakeld in het arbeidsproces en kwamen op de sigaren- of schoenfabrieken terecht (waar zijn ze gebleven!). Heemkundekring Weerderheem
Pagina 20
De rest ging werken op de bouw of met het Bels treintje naar Philips in Eindhoven. Ik zelf mocht nog een paar jaar naar de ambachtsschool in Eindhoven want die was er hier bij ons in Valkenswaard toen nog niet, nu trouwens ook niet meer! Dit bracht met zich mee dat ik de beschikking kreeg over een eigen fiets. Het was dan wel een tweede handsje, maar ik was de koning te rijk. De kinderspelletjes verdwenen uit ons leven, er kwamen andere voor in de plaats zoals het mutje steken en steentje ketsen. En we mochten ‘s avonds al wat langer opblijven. Ik kreeg voor het eerst in mijn leven een lange broek, zo’n broek die van onderen dicht was. Een plusfour werd die genoemd, wij noemden het een drollenvanger. Verder leerde ik voor het eerst roken, dit kwam omdat er bij ons in de straat enkele smokkelaars woonden die regelmatig de grens over gingen en Belgische tabak smokkelden. En daar ik veel met hun kinderen speelde, kwam ik zo in aanraking met het roken van sigaretten. Gelukkig ben ik er nu na ruim vijftig jaar mee gestopt. Laterheen zijn er, aan de grens bij het smokkelen van nylons of goei boter, een van die smokkelaars doodgeschoten. De pubertijd brak aan en we kregen wat meer aandacht voor het andere geslacht. We kwamen voor de eerste keer in een café waar we ons eerste pilsje dronken. Met de kermis waagden we ons voor het eerst op de dansvloer, in de cafés van Chef-kok Leen van Hoof (beide cafés zijn ook al lang weer verdwenen!) waar je kon dansen op de klanken van de draaiorgels die daar ieder jaar stonden met de kermis.
Heemkundekring Weerderheem
Pagina 21
De kermissen waren in die tijd nog zeer in trek en overal kwamen danstenten te staan die door de opgroeiende jeugd druk bezocht werden, ook door mij! Ik stroopte dan ook samen met mijn vrienden heel wat kermissen af in de omgeving. Verder maakten wij voor het eerst een afspraakje met een meisje. Het ging er nog wel heel onschuldig aan toe, want je was nog zo groen als gras. Maar al doende leert men. Het uitgaansleven diende zich aan, al werd er in die tijd alleen maar zondags uitgegaan en gedanst door de jeugd. En onder de achttien jaar mocht je niet binnen in de danszalen. Er werd door De politie controleerde dan ook regelmatig of dat er jongeren binnen waren. Maar zou gauw als deze merkten dat de politie in aantocht was, vlogen die jongeren allemaal de Wc’s in, tot dat de politie weer vertrokken was. Het dansen begon om 6 uur en om kwart over zes zaten de danszalen al stampend vol. Er kwamen zelfs bussen vol jongeren uit Eindhoven om hier te komen dansen. Om elf uur was het dansen afgelopen, de meisjes gingen dan zo vlug mogelijk naar huis want de meeste moesten om kwart over elf thuis zijn, anders konden ze de week daarop thuis blijven. Tegenwoordig gaat de jeugd tegen die tijd pas op stap. In sommige danszalen, waar geen intree werd geheven, vroegen ze vijf cent per dans, dit haalden ze dan tussen de eerste en tweede dans op. Verteren was er meestal niet bij door de jeugd en het vrouwvolt dronk meestal al helemaal niet, die namen een glaasje limonade waar ze de hele avond op teerden. En een meisje dat alleen een café binnen ging of aan het buffet stond, was grote schande voor dat meisje.
Heemkundekring Weerderheem
Pagina 22
Wij, de jongens, hadden trouwens ook niet veel te besteden want ons traktement liet dat niet toe en het geld dat men verdiende met werken gaf je thuis netjes af zoals dat hoorde. Daarom probeerden wij om hier of daar een paar stuivers bij te verdienen,door hier en daar een paar karweitjes op te knappen. Of we gingen graszaad snijden, of bunt steken. Je ging voor het eerst naar de bioscoop (ook al verdwenen!), waar ze meestal de goedkope films draaiden. Voor die tijd hadden wij nog nooit een echte film gezien. Wel draaiden ze er af en toe films op een of ander projectiescherm in een of ander zaaltje. Films zoals ‘Rintintin de wolfshond’, of ‘Alleen op de wereld’.
De militaire dienst diende zich aan, je kreeg wel of geen verkering en ging wel of niet trouwen. Heemkundekring Weerderheem
Pagina 23
Je verliet de vertrouwelijke omgeving van je ouderlijk huis om uit te zwerven om voor je zelf een nieuw bestaan op te bouwen. Als ik op dit alles terug kijk en de opgroeiende jeugd van nu zie, leven ze nu toch in een heel andere wereld. De kinderen hebben tegenwoordig bijna allemaal een eigen verwarmde kamer die van alle gemakken voorzien is. Wij sliepen toen met twee of drie, ja soms zelfs nog meer op een kamer, waar in de winter de bloemen op de rammen stonden. Hartje winter als het vroor, namen we een warme kruik mee naar bed of kregen een extra gebreide borstrok aan, Ook werd er wel eens een oude jas op bed gelegd voor de kou. Warm water en bad of does was er niet, we konden ons ‘s morgens wassen in de keuken met koud water. Een keer in de week kregen we een grote wasbeurt, waar we dan in een grote wasteil om beurten werden gewassen. Af en toe werd dan het water ververst, of bijgevuld met warm water uit de moor die altijd op de kachel stond. Toen we een jaar of veertien, vijftien waren gingen we ons iedere week douchen bij de wasserij op de Dommelseweg, die hadden daar een hele rij met doeshokjes staan en iedere zaterdag was het daar behoorlijk druk. Ook hebben bijna alle kinderen nu een eigen computer en muziekinstallatie op de kamer en TV of Video is ook voort heel gewoon en iedereen loopt met een mobieltje rond. Bij ons thuis kwam de eerste radio pas in huis toen ik een jaar of twaalf, dertien was want het bezit van een radio was in de oorlogsjaren strafbaar.
Heemkundekring Weerderheem
Pagina 24
TV kwam er pas toen ik al een jaar of twintig was en de video en het mobieltje moesten ze nog uitvinden. Ook het bezit van een eigen fiets, scooter of brommer is heel gewoon en zo gauw als ze achttien zijn denken ze al aan een auto. Op vakantie gaan was er voor ons ook niet bij in die tijd, mijn eerste reisje was in de vijfde klas op een schoolreisje.
En mijn eerste buitenlandse reis was met de fiets helemaal naar de Belgische Ardennen, maar wel onder begeleiding. Alleen op vakantie met je vrienden dat mocht niet, laat staan met een meisje. De jaarlijkse vakantie duurde voor de meeste mensen niet langer dan veertien dagen, plus wat snipper, en heilige dagen. Iedereen werkte toen nog achtenveertig uur, ook op zaterdagmorgen en de jeugd ging op zaterdagochtend naar school. Heemkundekring Weerderheem
Pagina 25
De vrijheid die de jeugd van tegenwoordig heeft, ook op seksueel gebied, heeft vele voordelen, maar brengt ook heel wat problemen met zich mee. Want ze horen en zien van alles en hebben daarom ook minder respect voor elkaar en voor het wettelijke of ouderlijk gezag. In onzen tijd was dat nog heel anders. De mensen hadden elkaar ook veel meer nodig dan nu en er bestond toen zoiets als sociale controle in de straat en buurt waar iedereen elkaar kende. En aan het kerkelijke of wettelijk gezag viel al helemaal niet te tornen. Nu kennen de meeste mensen in de straat of wijk elkaar nog maar amper en hebben daardoor ook veel minder contact met elkaar.De samenleving is dan ook helemaal veranderd en iedereen leeft nu veel meer op zich zelf.Wij, de ouderen van nu, hebben nogal eens de neiging te klagen over de jeugd, dat die er maar op los leven en nergens geen respect voor hebben. Maar waren wij ouderen het niet zelf die in de woelige jaren zestig van de vorige eeuw op de barricades stonden en streden voor meer individuele vrijheid en overal maar tegen aan schopten wat maar los en vast zat. Volgens mij is toen de balans wel een beetje te ver doorgeschoten. Maar de jeugd van nu zit er wel mee opgezadeld. Daarbij komt ook nog eens de integratie van al die buitenlanders met al die verschillende culturen die er bij zijn gekomen. Ik denk zelf dat de jeugd van tegenwoordig daar veel beter mee weet om te gaan als de meeste ouderen onder ons. Want degenen die denken dat discriminatie alleen van deze tijd is, slaat de plank helemaal mis. Want al wisten we amper wat het woord discriminatie betekende in onzen tijd, het bestond wel degelijk. Heemkundekring Weerderheem
Pagina 26
Want ondanks dat wij vroeger niet veel buitenlanders zagen hier, op het paar na die ons dorp met een bezoek vereerden, het bleven toch vreemden voor ons en werden dan ook angstvallig in de gaten gehouden, vooral de zigeuners moesten het ontgelden. Zelfs de jonge mannen uit een ander dorp die hier kwamen om te vrijen zagen sommige als indringers. En de protestanten die hier woonden, bestempelden we in ons overwegend katholiek dorp, zelfs als heidenen. Ik heb dan ook veel respect voor de jeugd van nu die zich maar staande moet zien te houden in deze wereld, waar alles steeds vlugger en sneller moet. En al die verleidingen en drugstoestanden die ze nu tegenkomen. Als je alleen al ziet wat ze tegenwoordig niet allemaal moeten leren en al het huiswerk dat er gemaakt moet worden om mee te kunnen in deze maatschappij, daar neem ik mijn petje voor af. Dat ze hierdoor af en toe wel eens uit de band springen en de kont tegen de krib zetten, kan ik dan ook best begrijpen. Maar gelukkig weten de meeste zich er goed door heen te worstelen. De jongeren van nu zijn ook veel eerder volwassen en komen daardoor ook veel eerder op eigen benen te staan. Ze moeten daardoor ook veel meer als wij vroeger zelf hun beslissingen nemen en voor zich zelf opkomen. Dit wordt ook nog eens extra versterkt doordat er steeds meer mensen samen gaan werken in deze maatschappij van weelde en overvloed. Daardoor hebben deze ouders wel steeds minder tijd om hun kinderen zelf op te kunnen voeden. Er is tegenwoordig dan wel goede kinderopvang en er zijn overal peuterzalen die zeer goed werk verrichten, maar het blijven toch vreemden voor veel kinderen.
Heemkundekring Weerderheem
Pagina 27
Want je weet dat als een kind zich bezeerd of valt, er niets beter is als een troostend woord, een zoen, of een aai over hun bol door een van de ouders. En de oudere kinderen vinden het ook nog steeds best wel fijn als er bij thuiskomst uit school, koffie, thee of iets fris klaar staat. En ze niet in een leeg huis komen, waar ze zich maar moeten zien te redden. Daarom vind ik het nog steeds goed dat er nog ouders zijn die zelf hun kinderen willen zien opgroeien in de huiselijke sfeer. Verder hoop ik dat de kinderen die ik zag spelen in het speeltuintje daar, een fijne en gelukkige toekomst tegemoet mogen zien en nog lang mogen genieten van hun jeugd. Ja, er is veel veranderd in al die jaren hier in Valkenswaard, maar het is toch de plek waar ik nu na al die jaren nog steeds in volle tevredenheid woon. Houdoe! Charles Fonteijn
Heemkundekring Weerderheem
Pagina 28