ümgevingsciienst West-Holland Ingekomen
1 5 AUG. 2013
Kenmerk: WbO
{ Q %^C
de Rechtspraak Rechtbank Den Haag
AANTEKENEN
Omgevingsdienst West-Holland Postbus 159 2300 AD Leiden
datum onderdeel contactpersoon doorkiesnummer ons kenmerk uw kenmerk
14 augustus 2013 Team administratie 1 - Vakgroep C mevr S.Soebdhan 070-3813700 zaaknummer SGR 13 / 3573 WABOM V215 PZH-2013-37892804
bijlage(n) faxnummer afdeling onderwerp
070-3812802 het beroep van Van Schip Alphen BV. te Alphen aan den Rijn
Bestuursrecht
bezoekadres Prins Clauslaan 60 2595 AJ Den Haag correspondentieadres Postbus 20302 2500 EH Den Haag t (070) 3813131 f (070)3813360 www.rechtspraak.nl
Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts één zaak in uw brief behandelen.
Geachte heer/mevrouw, Over het beroep met zaaknummer SGR 13 / 3573 WABOM V215 deel ik u het volgende mee. De rechtbank heeft uitspraak gedaan. Ik stuur u een kopie van de uitspraak. Indien in deze uitspraak wordt verwezen naar een uitspraak met een LJN-nummer, is de tekst van de betreffende uitspraak onder dat nummer gepubliceerd op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. In uw beroepschrift moet u vermelden waarom u het niet eens bent met de uitspraak. U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk op www.raadvanstate.nl voor meer informatie over het indienen van digitaal beroep. Als u naar aanleiding van deze brief vragen hebt, kunt u contact opnemen met de administratie van de rechtbank op het hierboven vermelde doorkiesnummer. Als ^ de rechtbank belt of schrijft, verzoek ik u het zaaknummer te vermelden. Ho^ljöichtend, de griffier
BE022
i^
t*
uitspraak RECHTBANK DEN HAAG Bestuursrecht zaaknummer: AWB 13/3573 uitspraak van de meervoudige kamer van 14 augustus 2013 in de zaak tussen Van Schip Alphen B.V., te Alphen aan den Rijn, eiseres (gemachtigde: mr. H.J.M. Winkelhuijzen, advocaat te Alphen aan den Rijn), en gedeputeerde staten van Zuid-Holland, verweerder (gemachtigde: mr. K.J. Arends, werkzaam bij de Omgevingsdienst West-Holland). Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: P. van Spijker, te Alphen aan den Rijn, belanghebbende. Procesverloop Bij besluit van 26 september 2012 (primair besluit I) heeft verweerder een door eiseres op 16 mei 2012 verbeurde dwangsom van € 25.000,00 ingevorderd. Bij besluit van 20 november 2012 (primair besluit II) heeft verweerder eiseres opnieuw een last onder dwangsom opgelegd, maar onder verhoging van de dwangsom. Bij besluit van 26 maart 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen beide primaire besluiten ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2013. Namens eiseres is verschenen J.P. van Schip, bijgestaan door mr. Q.F.B.W. Kendall, kantoorgenoot van gemachtigde Winkelhuijzen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door gemachtigde Arends, H.J.A. van Veen en van A. van Maaren. Belanghebbende is in persoon verschenen. Overwegingen 1. Het bedrijf van eiseres, gelegen aan de Bronsweg 10 te Alphen aan den Rijn, betreft een inrichting voor het inkopen en verwerken van oud ijzer, het inkopen en afvoeren van non-ferro metalen, een garage voor het monteren en demonteren van vracht- en personenauto's alsmede een autosloperij.
zaaknummer: AWB 13/3573
1.1. De inrichting valt onder categorie 28.5 van bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Hierdoor is de inrichting vergunningplichtig ingevolge artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). 1.2. Het bedrijf is ten gevolge van omstandigheden zonder vergunning in werking en veroorzaakt volgens verweerder geluidsoverlast voor de omgeving. 2. Bij besluit van 21 juni 2011 heeft verweerder eiseres een last onder dwangsom opgelegd van € 1250,— per keer dat middels een geluidmeting is geconstateerd dat in de periode van 07:00 uur tot 19:00 uur de maximale geluidsniveaus (schema behorende bij de gewijzigde aanvraag van 22 januari 2010) veroorzaakt door de inrichting worden overschreden met een submaximum van € 5.000,-- per dag dan wel per aaneengesloten geluidmeting. Het maximale te verbeuren bedrag is gesteld op € 25.000,--. Ten aanzien van de woningen gelegen op de eerste lijnsbebouwing aan de Heimanswetering geldt een maximaal geluidsniveau van 66 dB(A) in de dagperiode. 2.1. Van 27 maart 2012 tot en met 16 mei 2012 zijn door onderzoeksbureau M+P continue geluidmetingen verricht in de omgeving van de inrichting. Uit deze metingen is gebleken dat de inrichting verspreid over 8 dagen 37 maal piekgeluiden heeft veroorzaakt die hoger zijn dan 66 dB(A) in de dagperiode. 2.2.
Naar aanleiding hiervan is primair besluit I genomen.
2.3. Voortdurende klachten van omwonenden over geluidsoverlast in de periode van 12 juli 2012 tot 19 september 2012 hebben geleid tot primair besluit II, waarbij verweerder eiseres vanwege voortdurende overtreding van de in het door haar ingediende geluidrapport van 12 februari 2010 genoemde maximale geluidsniveaus, welke niveaus verweerder vergunbaar acht, een last onder dwangsom heeft opgelegd van € 2500,-- per overtreding met een submaximum van € 5000,— per dag. Boven een bedrag van € 100.000,— wordt geen dwangsom meer verbeurd. 3. Eiseres heeft gesteld dat het aan primair besluit I ten grondslag liggende onderzoek onzorgvuldig tot stand is gekomen, zodat niet is komen vast te staan dat eiseres de voor haar geldende geluidsnorm heeft overschreden. Zij stelt dat de continue metingen ten onrechte niet vergezeld zijn gegaan van visuele constateringen. Eiseres wijst erop dat de rapporteurs van onderzoeksbureau M+P tijdens hun verschillende bezoeken aan het bedrijf van eiseres geen overschrijdingen van geluidsniveaus hebben waargenomen. Er zijn dan ook geen dwangsommen verbeurd. Verweerder was dus niet bevoegd tot invordering over te gaan en evenmin bevoegd een nieuwe last onder dwangsom op te leggen. Specifiek betoogt eiseres dat de overschrijdingen, gezien de werktijden en pauzes, ten dele niet door de inrichting van eiseres kunnen zijn veroorzaakt. Ter onderbouwing heeft eisers diverse verklaringen van werknemers, naburige bedrijven en omwonenden overgelegd. Ook kan er op 27 april 2012 geen schroot zijn geknipt, omdat de vrachtauto waarmee dat dezelfde dag wordt afgevoerd die dag niet in Alphen aan den Rijn was. Er zijn andere bedrijven in de nabijheid van de inrichting van eiseres op het industrieterrein gevestigd die vergelijkbare geluiden produceren. Eiseres stelt dat deze bedrijven verantwoordelijk zullen zijn geweest voor de overschrijdingen op tijden dat de inrichting van eiseres niet in bedrijf was.
zaaknummer: AWB 13/3573
Daarnaast vecht eiseres de wijze waarop de geluidhinder is gemeten aan. Zij brengt naar voren dat niet op 1,5 m, maar op 5 meter hoogte had moeten worden gemeten, gelet op het gedoogbesluit van 13 december 2007. De bestreden primaire besluiten zijn in strijd met het beginsel van fair play, omdat inmiddels het Geluidreductieplan in werking is getreden dat het mogelijk maakt aan de hand van een vergunning werkzaamheden te verrichten. Daarnaast is eiseres niet geïnformeerd over het onderzoek waardoor het haast ondoenlijk is om achteraf vast te stellen welke werkzaamheden op welk tijdstip zijn uitgevoerd. 4. Verweerder stelt zich, onder verwijzing naar het onderzoeksrapport van onderzoeksbureau M+P, op het standpunt dat het door de inrichting opgewekte geluid een kenmerkend karakter heeft, te weten dat van vallend en stotend metaal en schroot. Op grond van auditief onderzoek van digitale geluidopnamen zijn slechts die piekgeluiden als overschrijding aangemerkt die dit karakter droegen, zodat deze overschrijdingen aan eiseres kunnen worden toegerekend. Verweerder bestrijdt dat zich op het bedrijventerrein andere bedrijven bevinden die geluid produceren met dit kenmerkende karakter. De gehanteerde meethoogte (1,5 m) is conform het partiële handhavingsbesluit van 21 juni 2011. Noch uit de wet noch uit jurisprudentie blijkt dat eiseres voorafgaande aan de geluidmetingen had moeten worden ingelicht. Daarom acht verweerder de bezwaren tegen primair besluit I ongegrond. Nu de inrichting zonder vergunning in werking is en de gestelde geluidgrenswaarden worden overschreden, zijn de bezwaren ten aanzien van primair besluit II volgens verweerder eveneens ongegrond. In het verweerschrift is naar voren gebracht dat het gedoogbesluit waar eiseres naar verwijst dat van 13 december 2007 is. Dit besluit had een looptijd van eenjaar en is dus niet meer van kracht. 5. De rechtbank stelt vast dat, nu het bestreden besluit na 1 januari 2013 is genomen, de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Wab) daarop van toepassing is. 6. Onbestreden is dat de inrichting zonder vergunning in werking is. Op 22 maart 2004 heeft verweerder een revisievergunning verleend, die bij uitspraak van 22 december 2004 door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) is vernietigd vanwege de overschrijding van de grenswaarde van 50 dB(A) rondom het gezoneerde industrieterrein Heimanswetering. Het nieuwe bestemmingsplan, waarbij de zonegrens was aangepast, is bij uitspraak van 24 december 2008 door de Afdeling vernietigd. Het industrieterrein zit reeds jaren akoestisch 'op slot', zodat geen nieuwe vergunningen kunnen worden verleend. Eiseres heeft op 22 januari 2010 een nieuwe aanvraag om vergunning gedaan, maar op deze aanvraag is in verband met de inwerkingtreding van de Crisis- en herstelwet, nog niet positief beslist. Verweerder heeft de in deze aanvraag genoemde geluidgrenswaarden als uitgangspunt gehanteerd en acht deze waarden vergunbaar. 7. Vast staat dat het besluit van 21 juni 2011, waarbij verweerder eiseres een last onder dwangsom heeft opgelegd, onherroepelijk is. Van 27 maart 2012 tot en met 16 mei 2012 zijn door onderzoeksbureau M+P continu geluidmetingen verricht, waaruit is gebleken dat de inrichting van eiseres verspreid over 8 dagen 37 maal piekgeluiden heeft veroorzaakt die hoger zijn dan het conceptvoorschrift. Verweerder heeft op basis daarvan geconcludeerd dat in totaal dus het maximale bedrag van € 25.000,— is verbeurd. 7.1. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het rapport van M+P dat de piekgeluiden door de inrichting van eiseres zijn veroorzaakt. De rechtbank is van oordeel
zaaknummer: AWB 13/3573
dat onvoldoende is gebleken dat de overschrijdingen tijdens de door eiseres vermelde pauzes niet door de inrichting van eiseres zijn veroorzaakt. Daartoe overweegt zij dat door eiseres is erkend dat dit een deskundig bureau is en dat niet is gebleken dat de metingen onjuist zijn uitgevoerd. Dat op een meethoogte van 5 meter gemeten zou moeten worden, zoals eiseres betoogt, volgt de rechtbank niet. Ten eerste is een meethoogte van 1,5 meter in overeenstemming met de Handleiding meten en rekenen industrielawaai, zoals laatstelijk aangepast op 22 maart 2011, en ten tweede wordt deze meethoogte ook vermeld in het partiële handhavingsbesluit van 21 juni 2011. Voorts ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de stelling van verweerder dat bij twijfel of een overschrijding aan eiseres toe te rekenen was, deze niet is meegenomen en dat binnen de inrichting van eiseres geluidhinder met een kenmerkend karakter wordt veroorzaakt. Hoewel eiseres een aantal keer heeft betoogd dat er ook andere bedrijven in de omgeving aanwezig zijn waar geluidhinder met een dergelijk karakter wordt veroorzaakt, heeft zij, ook toen haar daarom met nadruk werd verzocht tijdens de zitting, geen concrete voorbeelden kunnen noemen. In dat licht kan aan de diverse overgelegde verklaringen van medewerkers van eiseres dan wel omwonenden dan ook niet de betekenis toekomen die eiseres wenst. Daarbij tekent de rechtbank aan dat de gestelde pauzes niet staan vermeld in de aanvraag van eiseres van 22 januari 2010. Dat geen ondersteunende visuele controle heeft plaatsgevonden, is evenmin reden voor een ander oordeel, nu niet is gebleken dat daardoor onjuistheden zijn opgetreden. Eiseres heeft geen contra-expertise ingediend. 7.2. Het betoog dat op 27 april 2012 geen schroot kan zijn geknipt vanwege het afwezig zijn van de vrachtwagen volgt de rechtbank niet, aangezien niet valt in te zien dat dit schroot niet bijvoorbeeld de volgende dag kan worden afgevoerd. 7.3. Gelet daarop heeft verweerder terecht geconcludeerd dat de maximale dwangsommen waren verbeurd. Niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die maken dat verweerder niet kon overgaan tot invordering dan wel het in te vorderen bedrag diende te matigen. 8. Voor zover het beroep ziet op de oplegging van een nieuwe last onder dwangsom bij primair besluit II, zoals staande gehouden bij het bestreden besluit, overweegt de rechtbank het volgende. Vaststaat dat de inrichting nog steeds zonder vergunning werkzaam is. Op 24 januari 2013 is een Geluidreductieplan industrielawaai vastgesteld. Hierin is ten aanzien van de inrichting van eiseres uitgegaan van de bij de aanvraag van 22 januari 2010 genoemde grenswaarden. Deze worden vergunbaar geacht, zodat concreet zicht op legalisatie bestaat. Dit laat echter onverlet dat in primair besluit I is geconstateerd dat eiseres de piekgeluidgrenswaarden regelmatig overschrijdt, welke overschrijdingen zijn komen vast te staan. De rechtbank verwijst daarvoor naar de overwegingen 7.1 en 7.2. 8.1. Vanwege de aanhoudende klachten uit de omgeving, zoals ook ter zitting door de derde-partij aan de orde gesteld, kon verweerder na afweging van de relevante belangen in redelijkheid overgaan tot de nieuwe last in primair besluit II. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan van handhaving diende te worden afgezien is niet gebleken. De bestuursrechter stelt in dat kader vast dat eiseres hiertegen geen specifieke beroepsgronden heeft aangevoerd. 9.
Het beroep is dan ook ongegrond.
10.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
zaaknummer: AWB 13/3573
Beslissing De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A.J. Overdijk, mr. G.P. Verbeek en mr.dr. L.M. Koenraad, rechters, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2013.
fiAin 9-r / v -
griffier Afschrift verzonden naar partijen op:
rechter \ 4 AUG 2013
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5>«*i»a*ï%»n
-
PostNL Port Betaald de Rechtspraak
Port Payé
Rechtbank Den Haag
Pays-Bas /
NL
Aangetekend G-A-1
Port Betaald , Port Payé I pOStnl) Pays-Bas '
3SRRC02171882
Postbus 20302, 2500 EH Den Haag Kast
3SRRC02171882
1A lOlOu
Vak
119
2013-08-14 124 2300AD 1S9
-