V 34 KEI-partnerbijeenkomst Op zoek naar de kwaliteiten en kansen van de stadswijk 6 november 2006
Samenvatting Tijdens de partnerbijeenkomst van KEI in de Pastoe-fabriek in Utrecht op 6 november stonden de kansen en mogelijkheden van stadswijken centraal. Verdeeld over vier groepen gingen de deelnemers op safari in de Utrechtse herstructureringswijken Hoograven, Kanaleneiland, Zuilen en Overvecht. Hun opdracht was op zoek te gaan naar de potenties van de wijken. Vier deskundige recensenten gaven hierover na afloop van de safari’s hun mening. Voorafgaand aan de wijkbezoeken hield Eric Corijn, hoogleraar sociale en culturele stadsgeografie in Brussel, de key-note speech over het steden beleid in Vlaanderen. Dit beleid verschilt op een aantal punten van de stedelijke vernieuwing in Nederland. Corijn plaatste de ontwikkeling van de (postmoderne) stad in een breed, mondiaal perspectief. Hij betoogde dat de wereld, landen en steden tegenwoordig niet meer in een hiërarchische verhouding tot elkaar staan, maar in een driehoeksverhouding. Steden kunnen relatief onafhankelijk van het land waarin ze liggen, zich tot de wereld verhouden. Dit biedt kansen voor een postnationale ontwikkeling van stedelijkheid, waarin interculturaliteit centraal staat. Steden zijn de plekken waar straks meer dan driekwart van de bevolking samenleeft, niet op basis van een gedeelde identiteit, maar op basis van een gedeelde toekomst en lotsverbondenheid. ‘Mensen leven samen in de verwachting dat het met hun verschillen wel goed komt’, aldus Corijn. Om aan het stedelijk project van de interculturaliteit vorm te geven, is een nieuwe vorm van besturen nodig. Corijn stelde in dit verband dat de stedelijkheid moet worden geherpolitiseerd via een vorm van participatieve democratie: stadsbewoners zijn daarin niet langer de klant of consument van wat de overheid hen aanreikt, maar burgers die samen met het stadsbestuur en het maatschappelijk middenveld werken aan de toekomst van de stad. Door op deze manier inhoud te geven aan de interculturaliteit van de samenleving, kunnen steden een belangrijke bijdrage leveren aan het redden van de wereld, besloot Corijn.
KEI kennisKEI kenniscentrum stedelijke centrum stedelijke vernieuwing vernieuwing
Tijdens de recensies van de stadssafari’s verschoof de discussie van de kansen die de stad biedt voor de postmoderne samenleving naar de kansen van stadswijken. In Overvecht liggen er vooral kansen in het allochtoon ondernemerschap. Jaap Storteboom betoogde dat op deze manier meer verbindingen kunnen
Inhoudsopgave
Dit verslag is een uitgave van KEI kenniscentrum stedelijke vernieuwing en is geschreven door John Cüsters, Cüsters Teksten, Maastricht. KEI kenniscentrum stedelijke vernieuwing Kruisplein 25r Rotterdam Postbus 897 3000 AW Rotterdam T 010 282 51 55 F 010 413 02 51
[email protected] www.kei-centrum.nl
Copyright 2006 KEI
V33: YURP’s naar Den Haag Zuidwest V32: KEI-atelier Toekomst Stedelijke Vernieuwing G27 V31: Debat De naoorlogse stad in regionaal perspectief V30: KEI-atelier Afzetproblemen V29: KEI-vrjrsparty Voor eerder verschenen uitgaven in de V-reeks zie www.kei-centrum.nl/netwerk/v-reeks Copyright 2006 KEI
KEI V34
Recente verslagen:
In Zuilen zou meer aangehaakt kunnen worden op het rijke industriële verleden van de wijk, vond Arnold Reijndorp. In zijn met jeugdherinneringen doorspekte recensie stelde hij verder dat Zuilen te weinig gebruikmaakt van de rivier de Vecht, die langs de wijk stroomt. De projecten voor Kanaleneiland vertonen te weinig stedenbouwkundige samenhang, zei Rein Geurtsen. Er zou meer moeten worden ingespeeld op de grote bestaande kwaliteiten. Zo zag Geurtsen veel kansen in een herwaardering van de bestaande hoogbouw in de wijk. Gideon Bolt sloot af met de recensie van Hoograven. Dat hier veel bewoners na sloop worden gedwongen naar een andere wijk te verhuizen, vond hij niet bezwaarlijk. De meeste van hen gaan er immers op vooruit. Bolt toonde zich verder een voorstander van de vrije schoolkeuze in Nederland. Mensen met hogere inkomens zijn hierdoor bereid in een wijk als Hoograven een huis te kopen. De segregatie op de scholen mag door de vrije schoolkeuze toenemen, die op wijkniveau neemt daardoor juist af.
De stad als kans Van kriebelige wollen onderbroeken tot het redden van de wereld: op de partnerbijeenkomst van KEI werd op een originele manier gekeken naar de mogelijkheden en kansen die de stadswijken bieden om een betere en minder gesegregeerde samenleving te maken. De oplossingen varieerden van bestuurlijke maatregelen (meer participatie door burgers) tot economische (meer ruimte voor allochtone ondernemers in de wijk) en ruimtelijke (meer gebruikmaken van de groene kansen in de wijken). Duidelijk werd dat deze kansen in veel plaatsen in Nederland, en dus ook in de grote Utrechtse herstructureringswijken nog niet volledig worden benut. Dat concludeerden de recensenten van de vier stadssafari’s die tijdens de partnerbijeenkomst waren georganiseerd.
Opening Spannende tijden Scheidend KEI-directeur Esther Agricola opende de partnerbijeenkomst in de Pastoe-fabriek in de wijk Hoograven te Utrecht. Ze heette de aanwezigen welkom, ook namens medeorganisator de gemeente Utrecht. De Pastoefabriek bestaat sinds 1913. Het begon ooit als stoelenmakerij, en veranderde in 1918 in de Utrechtse Machinale Stoel- en Meubelfabriek. De Pastoe-
Samenvatting De stad als kans Opening Key-note speech Op safari Recensie Overvecht-Zuid Recensie Zuilen De wethouder reageert Recensie Kanaleneiland Recensie Hoograven Uitreiking KEI-boek
KEI-partnerbijeenkomst Op zoek naar de kwaliteiten en kansen van de stadswijk
1 3 3 6 11 11 13 15 15 17 20
worden gelegd tussen de economie in de wijk en de economie van de wijk.
meubels hebben hun sporen in de geschiedenis nagelaten, vertelde
KEI V34
Volgens Agricola zijn het spannende tijden voor de stedelijke vernieuwing. ‘Toen wij deze bijeenkomst planden, ergens in de zomer, wisten we nog niet dat we aan de vooravond zouden staan van nieuwe verkiezingen, dat we al aan de vierde of vijfde minister van VROM toe zouden zijn en dat de huidige minister net een vurig pleidooi had gehouden voor meer urgentie in de stedelijke vernieuwing. Ook andere organisaties hebben een duit in het zakje gedaan, bijvoorbeeld de VROM-raad met het advies ‘Stad en Stijging’. De gemeenschappelijke noemer van alle geluiden is dat het sociale sterker naar voren moet komen. Het gaat om mensen. Die moeten weer centraal op de agenda komen. Welke kant het nu opgaat, is echter onzeker. Er kunnen straks door het nieuwe kabinet hele andere accenten worden gelegd. Maar net zo goed kan de stedelijke vernieuwing weer ondergesneeuwd raken onder andere thema’s.’ Niet wegpoetsen maar accepteren De partnerbijeenkomst van KEI stond in het teken van de kwaliteit van de stadswijk, vertelde Agricola. ‘Veel beter dan aandachts- of achterstandswijk geeft de term ‘stadswijk’ aan waar het om gaat. Het gaat om gewone wijken met gewone mensen met soms grote problemen. We willen dus praten over de kwaliteit en potenties van stadswijken. Dat is moeilijk, want praten over problemen is lekkerder. Die problemen moeten we niet bagatelliseren, maar de verbetering van wijken begint bij het zien van de soms verborgen mogelijkheden. Steeds belangrijker daarbij wordt het inzicht dat kwaliteit alles te maken heeft met het accepteren van tegenstrijdigheden en verschillen. In plaats daarvan lijkt de stedelijke vernieuwing de verschillen vooral te willen wegpoetsen. Er is daarbij te weinig waardering voor wat er gewoon is in de stadswijken. Ook is er geen ruimte meer voor spontane en onverwachte uitingen. In de stedelijke vernieuwing bestaat juist een grote behoefte om problemen te beheersen. Wij willen vandaag proberen dat te doorbreken. Vandaar onze safari’s naar vier wijken, waar we vooral gaan kijken naar de mogelijkheden, kwaliteiten en verborgen schatten.’
KEI-partnerbijeenkomst Op zoek naar de kwaliteiten en kansen van de stadswijk
Agricola. ‘Als je beelden ziet uit de jaren vijftig, met interieurs van goed wonen, is er 99% kans dat daar Pastoe-meubels in staan. Met de komst van het Dutch Design Center is de Pastoe-fabriek tegenwoordig naast een meubelfabriek ook een ideeënfabriek. Een creatief bedrijf midden in een stadswijk!’
verstedelijkingspatroon als vertrekpunt.’ Deze opgave is opgepakt in het Vlaamse stedenbeleid, dat is gericht op: – Brussel als de enige cosmopolitische stad van Vlaanderen; – Antwerpen en Gent als grote steden; – Brugge, Kortrijk, Oostende, Sint-Niklaas, Mechelen, Leuven en HasseltGenk als regionale steden met een stadsgewest; – Roeselaere, Aalst en Turnhout als regionale steden; – vele kleine steden. Voor de invulling van het stedenbeleid heeft de Vlaamse regering een ‘campagne’ gevolgd, die in 2003 uitmondde in het ‘Witboek stedenbeleid. De eeuw van de stad. Over stadsrepublieken en rastersteden’. Over de toepasbaarheid hiervan zijn in 2004 en 2005 dertien stadsgesprekken gevoerd.
Door de vertraagde modernisering van de steden is in Vlaanderen een antistedelijke suburbaniteit en mentaliteit ontstaan, aldus Corijn, met het Vlaams Belang als belangrijke uiting daarvan. ‘Vandaar mijn pleidooi voor de stad en stedelijkheid, ook als wapen tegen extreem-rechts. Stedelijkheid is geen probleem maar een kans. De opgave is dus om van de stad weer
KEI V34
In het witboek, en daarmee in het Vlaamse stedenbeleid, staan vier D’s centraal: – duurzame ontwikkeling: het beleid moet samenhang vertonen, kwaliteit toevoegen en bijdragen aan integratie; – densiteit: vanuit de gedachte dat de stad niet vol is, streeft het beleid naar verdichting en naar aangepaste schalen; – diversiteit: er moet ruimte zijn voor de multicultuur, pluralisme en complexiteit; – democratie: het stedenbeleid maakt een ander soort democratisch beheer noodzakelijk. Anders gaan besturen Corijn over de vierde D van democratie: ‘In de steden is een ander bestuur nodig, waarin veel meer ruimte is voor participatie van bewoners. Ook in de steden kantelen de verhoudingen: de overheid, civiele maatschappij en bevolking vormen niet langer een hiërarchische maar een driehoeksverhouding. De civiele maatschappij kan redelijk onafhankelijk van de overheid opereren. Een goed bestuur besteedt dan ook vooral aandacht aan het verbinden van de drie partners rond een visie, missie of toekomstperspectief. Wij noemen dat de Stadsvisie.’ Een (post)modern stadsbestuur bevat volgens Corijn geen ‘verticale orgelpijpen’ meer, maar kent meer horizontale verhoudingen. De overheid is ook niet meer de baas van de samenleving, maar de regisseur. De stedelijke samenleving is immers een coproductie van partners, niet een product dat
De uitgezaaide stad Corijn ging hierna in op de aanpak van de stedelijke vernieuwing in Vlaanderen. Dit landsdeel van België heeft een heel eigen stedelijkheid. Met Brugge, Gent en Antwerpen heeft Vlaanderen wel een groots stedelijk verleden, maar het gewest is tot de jaren zestig van de vorige eeuw over wegend ruraal gebleven. De industrialisatie kwam relatief laat op gang en heeft net als de verstedelijking een suburbane invulling gekregen. Deze bewuste spreiding van bewoning en industrie heeft geleid tot een omvangrijk woon-werkverkeer. Resultaat is wat Corijn de ‘uitgezaaide stad’ noemde: steden met veel lintbebouwing en verspreid liggende kernen.
KEI-partnerbijeenkomst Op zoek naar de kwaliteiten en kansen van de stadswijk
een politiek en maatschappelijk project te maken, met het bestaande
Hoe repareer je de stad? Key-note speaker was Eric Corijn, hoogleraar sociale en culturele stads geografie aan de Vrije Universiteit van Brussel. Corijn liet zien hoe de stedelijke vernieuwing in Vlaanderen wordt aangepakt. Uit zijn inleiding werd duidelijk dat deze aanpak op een aantal punten wezenlijk verschilt van de Nederlandse. Corijn plaatste de (post)moderne stad eerst in mondiaal perspectief. Hij poneerde de stelling dat mondialisering gelijkstaat aan verstedelijking. ‘De meerderheid van de wereldbevolking leeft in de stad. In Europa is dat al 80%, de rest van de wereld zal volgen. De implicaties hiervan worden te weinig onder ogen gezien. Steden zijn dus de knooppunten van de sociale en politieke wederopbouw. Ze functioneren in een netwerk en dat maakt stedelijkheid tot een postnationale cultuur die om nieuwe mentale geografieën vraagt. Stedelijk Europa is niet meer een optelsom van landen maar een netwerk van knooppunten. Om die reden moeten we ook afstappen van de hiërarchische beeldvorming waarin de wereld wordt gezien als de Russische poppetjes: je hebt de wereld en daarin zitten achtereenvolgens de landen, steden en wijken. Deze verhouding kantelt van een hiërarchische in een driehoeksverhouding tussen de wereld, landen en steden. Een stad kan zich relatief onafhankelijk van een land tot de wereld verhouden. Mondialisering en netwerken zijn de trefwoorden in deze ontwikkeling.’
Key-note speech
KEI V34
Participatieve democratie Om een participatieve democratie vorm te kunnen geven, moet het stedelijk samenleven volgens Corijn worden geherpolitiseerd. Dat vraagt om een ander samenspel tussen de overheid en de maatschappij. Het is essentieel de stadsbewoner weer burger te maken, in plaats van klant en consument. Als burger wordt de stadsbewoner nauw betrokken bij het gemeenschappelijke, stedelijke project. Nabijheid is daarbij van groot belang: mensen zetten zich eerder in voor gemeenschappelijke zaken als die zich in hun directe omgeving afspelen. Vooral op wijkniveau kan een duurzame ontwikkeling op gang worden gebracht, in een coproductie tussen bestuur, civiele maatschappij en bevolking. Die coproductie ontstaat via participatieve planning, rond concrete projecten en territoria. Regelmatig wordt daarbij medebeheer en zelfbestuur toegepast en vanuit de projecten vindt continu terugkoppeling plaats naar de Stadsvisie. De overheid is hierbij niet de baas, maar de regisseur. Tot slot is in deze nieuwe manier van plannen, ontwerpen en uitvoeren ook plaats voor het conflict. Een goede coproductie kan immers alleen ontstaan als er voldoende oog is voor de belangentegenstellingen.
durende dialectiek met concrete projecten en acties. Daarbij wordt ook rekening gehouden met bijvoorbeeld informele actoren: de groeperingen die zich vaak zo sterk manifesteren in gebieden in overgang, of gebouwen die een andere bestemming krijgen. Ook deze informele actoren en onbepaalde ruimtes dienen een plek te krijgen op de stedelijke agenda. Het anders besturen hoort bij de nieuwe, postmoderne stedelijke mentaliteit. ‘Fundamenteel daarin is dat we inzien dat de mondialisering ingrijpt in de klassieke nationale organisatie van een land. Er is sprake van een verbrokkeling van de culturele identiteit van de dominante middenklasse, en daarmee van de basis van de solidariteit. Multicultuur, pluricultuur en intercultuur zijn een gegeven. Je leeft in een stad samen met vreemden met andere levensstijlen en identiteiten. Stedelijkheid is daarom bij uitstek een intercultureel project. De nationale cultuur kan nog steunen op een geconstrueerd verhaal van een nationale, gedeelde geschiedenis die de basis vormt van identiteit. Stedelijkheid daarentegen steunt niet op gedeelde wortels. Er is wel een gedeelde toekomst en een lotsverbondenheid. Het vormgeven van stedelijkheid is daarom een hybride project met als product interculturaliteit. Zo’n proces kan alleen via participatie vorm krijgen.’
KEI-partnerbijeenkomst Op zoek naar de kwaliteiten en kansen van de stadswijk
de overheid aflevert aan de klant. De Stadsvisie krijgt vorm in een voort
Na de speech van Eric Corijn stonden de stadssafari’s op het programma, conform de opzet van de KEI-formule KEI-on-the-road. Verdeeld over vier groepen werden de deelnemers met een plattegrond de grote Utrechtse herstructureringswijken ingestuurd, om markante plekken te zien en op verschillende plaatsen te praten met bewoners of bij de wijkaanpak betrokken professionals. Wethouder stedelijke vernieuwing Harrie Bosch van de gemeente Utrecht gaf de safarigangers daarbij de suggestie mee eens te kijken vanuit de cultuurhistorie: zijn de interventies dan minder of juist meer geslaagd? Zijn ze met andere woorden bestendig en duurzaam? Van Esther Agricola kregen de deelnemers de opdracht vooral onbevangen te kijken: welke kansen liggen er in de wijken en wat zijn de aanknopingspunten voor vernieuwing? Na afloop van de vier safari’s gaven vier deskundigen tijdens een diner een recensie over wat ze onderweg waren tegengekomen. Ze illustreerden hun betoog met dia’s.
KEI V34
Recensie Overvecht-Zuid Economie van en economie in de wijk Jaap Storteboom, procesmanager bij Bureau Parkstad in de Westelijke Tuinsteden in Amsterdam, beet het spits af. Hij liet dia’s zien van de locatie bij het NS-station Overvecht. Een potentiële toplocatie bij het qua reizigersaantallen tweede station van Utrecht, die bovendien uitstekend bereikbaar is per auto en openbaar vervoer. Hier staat inmiddels een kantoorgebouw van de Belastingdienst, opgetrokken in moderne architectuur. De bedrijfsruimte loopt tot in de plint door, die daardoor gesloten is. Volgens Storteboom een gemiste kans omdat juist hier levendigheid tot stand kan worden gebracht. Hij wees daarbij ook op de winkelstrip met veel allochtone winkeliers aan de overkant van de straat. ‘Hier zie je heel goed het onderscheid tussen de economie in de wijk en de economie van de wijk. Het kantoorgebouw is economie in de wijk, de allochtone winkels vormen de economie van de wijk. De grote opgave is hoe je van economie in de wijk economie van de wijk maakt. Mijn indruk is dat dit bij het station alvast niet lukt. Waarom zitten er geen allochtone bedrijfjes in de plint van de nieuwbouw? En waarom is de hele strook langs het spoor zo weinig benut? Er liggen nu een moskee en wat scholen. Op een toplocatie als deze mag je veel meer ambitie verwachten om de twee economieën te combineren.’ Bedrijfsoverbruggingsregeling Meer in het algemeen vond Storteboom dat Overvecht-Zuid opvallend
11
De wereld redden De Vlaamse hoogleraar sloot af met een pleidooi de nieuwe stedelijkheid als politiek project te beschouwen. ‘De stad dient een nieuwe plaats te krijgen in de wereld, waarbij wordt uitgegaan van een open geest, open grenzen en netwerken. We leven nu eenmaal in een stad met vreemden. We leven dus niet samen op basis van wat we delen. In een huwelijk is dat waarschijnlijk niet veel anders. Als je echtgenoten vraagt naar wat zij onderling delen en niet delen, is het lijstje met verschillen misschien wel het langst. En misschien zijn die verschillen ook wel het belangrijkst. Je blijft samen in de veronderstelling dat het wel goed zal komen. Zo is het in de stad ook: mensen accepteren de verschillen in de verwachting, misschien wel illusie, dat het goed komt. In de nieuwe stedelijkheid staat de lotsverbondenheid dus centraal. Dat is de essentie van de nieuwe politieke cultuur.’ Bij het besturen zou verder meer het principe van de rasterstad moeten worden toegepast, aldus Corijn. ‘De vensters waarop we inzoomen, worden aangepast aan het probleem en het programma. Het zijn dus niet de actoren of de bestuurlijke grenzen die de schaal van de oplossingen bepalen, maar het probleem. Als we dan verder de projecten altijd op de vier D’s beoordelen en het stadsbestuur een omslag maakt naar een regisseursrol, kan de stad daadwerkelijk bijdragen aan het redden van de wereld.’
KEI-partnerbijeenkomst Op zoek naar de kwaliteiten en kansen van de stadswijk
Op safari
Bovenstaande visie op de stedelijkheid heeft haar beslag gekregen in het Vlaamse stedenbeleid. In de periode 2002-2005 zijn hiervoor twee subsidie stromen van 25 miljoen euro beschikbaar gesteld. Doel was het stimuleren van hefboomprojecten in wijken, tot stand gebracht via publiek-private samenwerking. Er werden 71 projecten ingediend in 31 steden. Een multidisciplinaire jury met externe deskundigen selecteerde achttien projecten en verstrekte veertien conceptsubsidies, gericht op de verbetering van een voorgesteld project. De selectie gebeurde aan de hand van doorzichtige criteria. Zo moesten de projecten onder meer vernieuwend zijn, getuigen van een hoogwaardige planning en ontwerp, verbinden, verweven en verknopen, de participatie en coproductie stimuleren (de bevolking en civiele maatschappij moesten dus betrokken worden bij het ontwerp, maar ook bij het nadenken over het beheer na het project) en realistisch zijn. Volgens Corijn hebben de projecten inmiddels echte veranderingen teweeggebracht. ‘Ze hebben met name ruimte geschapen voor een pragmatische utopie, waarin andere visies hun plek vinden en waargemaakt kunnen worden.’
10
Pragmatische utopie
creativiteit in het leggen van verbindingen in de wijk. ‘Hier in Overvecht heb je hele grote openbare ruimtes waarin jongeren rondhangen. Waarom maken scholen, corporaties en gemeenten geen afspraken om de jongeren in te zetten bij het beheer van zowel die ruimtes als de omgeving rond woningcomplexen?’ De procesmanager van Bureau Parkstad stelde tot slot dat bij de vernieuwing van wijken het stimuleren van de economie en de werkgelegenheid voorop moet staan, in plaats van de differentiatie van de woningvoorraad of het verbeteren van de leefbaarheid of het voorzieningenniveau. Storteboom liet hierbij een dia zien van een abri met daarop een poster met de tekst ‘Luiwammesen’. Daarvoor stond een groepje jongeren dat net de abri had ingetrapt. ‘Ze vroegen ons wat we kwamen doen. We vertelden dat we van de Spits waren. Toen wilden ze perse op de foto, ook al hadden ze net de abri vernield. Waarom? Omdat ze beroemd wilden worden. Waarmee ik maar wil zeggen dat er ‘motivatie’ genoeg is in de wijk.’
Economie stimuleren Storteboom vertelde dat hij tijdens de safari had gepraat met de directeur van de plaatselijke vmbo-school. ‘Het is de grootste, en waarschijnlijk beste vmbo-school in Utrecht, en dat is heel bijzonder voor een school in een achterstandswijk. Mijn idee is dat deze directeur een drijvende kracht is achter de stedelijke vernieuwing in Utrecht. Hij vertelde dat hij had geprobeerd stageplaatsen te regelen bij een woningcorporatie, maar dat was niet gelukt. Hij vroeg daarom om meer personele capaciteit om stages beter te kunnen organiseren. Verder liet hij zijn beveiligingsbeambte ook door de wijk lopen. Zo’n school en directeur moeten worden gekoesterd, ook al past
KEI V34
Recensie Zuilen Kriebelende onderbroeken Arnold Reijndorp, stadssocioloog en hoogleraar aan de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen van de UvA, greep zijn recensie van Zuilen aan voor een nostalgisch reisje door de wijk waar hij vanaf zijn tweede tot zijn zeventiende jaar woonde. Hij toonde dia’s uit zijn jeugd, met onder meer hijzelf als klein jongetje in de door moeder gebreide wollen kriebelende onderbroeken. Het gezin Reijndorp kwam in Zuilen wonen toen vader hoofd werd van de bouwkundige dienst van de Demka Staalfabriek. ‘Zuilen was dus een arbeiderswijk, waar in die tijd veel fabrieken werden gebouwd. De wijk was ook heel bijzonder omdat de fabrieken heel erg aanwezig waren. Van deze fantastische industriehistorie is nu niks meer te zien en dat vind ik een enorme armoede.’ Zuilen aan de Vecht Interessant aan Zuilen is volgens Reijndorp dat het aan de Vecht ligt, maar de wijk had daar vroeger nauwelijks een verbinding mee. Met dia’s van de huidige situatie onderzocht hij of dat tegenwoordig anders is. Het is nog steeds mogelijk om een prachtige route langs de Vecht te volgen, die uitkomt in Oud-Zuilen. Deze groene route loopt aan de stadse kant door tot in de Geuzenwijk. Maar in Zuilen is niks dat mensen naar de Vecht trekt, zo liet Reijndorp overtuigend zien. ‘In plaats van een publiek domein heeft het
13
Het grote winkelcentrum in Overvecht, qua omvang het tweede in Utrecht, is exemplarisch voor deze gang van zaken, aldus Storteboom. ‘Het centrum heeft een aanzuigende werking waardoor de kleintjes verdwijnen. Er zijn vervolgens nauwelijks allochtone ondernemers in het centrum. Die een of twee die er zitten, hebben vooral allochtone klanten. Zo zie je dus in het winkelcentrum economische segregatie ontstaan. Kleine bedrijfjes zouden meer kans hebben als het mogelijk wordt de vaak te grote en dure ruimtes in een winkelcentrum op te delen in kleinere ruimtes. Ook uit marketing overwegingen zou dit wel eens goed kunnen uitpakken. De bezoekers aantallen in het centrum in Overvecht lopen nu terug. Met meer kleinere eenheden zouden er wel eens meer kopers kunnen komen, waaronder met name allochtonen.’
KEI-partnerbijeenkomst Op zoek naar de kwaliteiten en kansen van de stadswijk
het misschien niet precies in het beleid.’ Storteboom pleitte ook voor meer
is er vrijwel niks, van functiemenging is nauwelijks sprake. En dat terwijl Overvecht een werkloosheid heeft van 25%.’ Storteboom hield een pleidooi om vooral de kleine bedrijfjes in de wijk zoveel mogelijk te behouden. ‘In garageboxen zitten vaak kleine illegale bedrijfjes. In Amsterdam hebben we de suggestie gedaan hier een bordjesproject voor te starten. Elk verstopt bedrijfje krijgt een zichtbaar bord.’ De procesmanager vroeg verder aandacht voor de vaak allochtone ondernemers in de kleine winkelstrips. ‘Na de herstructurering mag er vaak geen detailhandel terugkomen. Er gaat dus goedkope bedrijfsruimte verloren, en men weet ook niet waar die ondernemers blijven. Tegelijkertijd heeft men dan een programma ter stimulering van het ondernemerschap. Die twee zaken rijmen natuurlijk niet met elkaar. Waarom zorg je er niet voor dat het bestaande, vaak allochtone ondernemerschap bewaard blijft? Waarom geef je dat geen kansen via bijvoorbeeld een bedrijfsoverbruggingsregeling?’
12
weinig bedrijfsruimte heeft. ‘Tussen het station en het grote winkelcentrum
gebied langs de Vecht nu het karakter van een buffer. Een paviljoen zoals dat nu wel ligt in het Julianapark, is er niet. Terwijl ik dat nu juist aan de Vecht zou verwachten.’
KEI V34
De wethouder reageert Harm Janssen, wethouder Monumenten en Erfgoed van de gemeente Utrecht, gaf een korte reactie op de recensies van Storteboom en Reijndorp. Hij concludeerde hieruit dat zowel Overvecht als Zuilen grote potenties hebben voor de toekomst, onder meer op het gebied van het kleine ondernemerschap. ‘Er zijn dus kansen om verbeteringen aan te brengen, al is Zuilen daar misschien wat verder mee dan Overvecht. In Overvecht moeten we dus verder kijken dan het mengen van woningen. De economie is een belangrijke factor, evenals de vraag hoe je bewoners betrekt bij de kansen in de eigen wijk. Het aanbieden van stages kan daarvoor een goed middel zijn.’ Janssen ging ook in op het cultuurhistorisch ruimtelijk onderzoek, dat de gemeente Utrecht heeft laten doen naar de naoorlogse wijken in de stad. Dit onderzoek geeft een beeld van de cultuurhistorische kwaliteiten van de wijken, en de hoop is nu dat ontwikkelaars hier in hun planvorming tijdig rekening mee houden. ‘Daarmee kunnen ze bestaande kwaliteiten benutten voor de toekomst.’ De deelnemers ontvingen allen een exemplaar van dit onderzoek dat werd uitgevoerd door Marinke Steenhuis (Steenhuis stedenbouw/landschap) en Paul Meurs (Urban Fabric).
Recensie Kanaleneiland Nog geen mooie diaserie Voor de recensie van Kanaleneiland tekende Rein Geurtsen, stedenbouwkundige en stadsontwerper bij Rein Geurtsen & partners. Hij bekende een beetje somber te zijn geworden van de wandeling door de wijk. ‘Je zou hier graag een diaserie willen maken van een majeur herstructureringsproject zoals de Bijlmer. Dit stadsdeel veranderde van een utopie in een nachtmerrie, en daarna in een duurzaam perspectief. Ook in Den Haag Zuidwest kun je zo’n ontwikkeling laten zien, omdat hier wordt ingespeeld op de cultuurhistorische waardes in de wijk. In Kanaleneiland kan ik zo’n diaserie echter
15
KEI-partnerbijeenkomst Op zoek naar de kwaliteiten en kansen van de stadswijk
14
Reijndorp liet tot slot nog beelden zien van de Amsterdamse Straatweg, ‘een ongelooflijk levendig publiek domein dat echter, zodra de weg in Zuilen komt, overgaat in een woonstraat.’ De stadssocioloog hield een pleidooi om deze levendigheid ook in Zuilen door te zetten.
De stadsontwerper liet tot slot nog dia’s zien van het Forumgebouw in het
het cultuurhistorisch onderzoek te laten terugkomen in de kwaliteit van de plannen.’
project Hart van Noord (een complex met onder meer drie basisscholen en sportvoorzieningen). Volgens Geurtsen is dit gebouw een gemiste kans op architectonisch gebied. ‘Hier hadden de doelen echt hoger moeten worden gesteld.’ Verder liet hij een gated community zien, waar de semi-openbare ruimtes achter het hek een nare, onveilige sfeer oproepen. ‘Hier wordt duidelijk niet geïnvesteerd in de kwaliteit van de parkeerhoven. Onder meer daardoor worden dit volgens mij de getto’s van de toekomst.’ Geurtsen concludeerde dat de aanpak van Kanaleneiland duidelijk niet integraal genoeg is.
KEI V34
Belabberde hoogbouw Geurtsen had ook kritiek op de hoogbouw in Kanaleneiland. ‘De flats zijn te laag en staan nu belabberd in het maaiveld. Er is niets dat doet denken aan de allure of de droom van vijftig jaar geleden. De utopische gedachte van toen is wegbezuinigd. Terwijl er juist enorme kansen zijn voor hoogbouw, niet door de groenzone langs het kanaal te verdichten, maar door met meer ambitie beter na te denken over de doelgroepen voor de hoogbouw. Op die manier wordt het mogelijk het oorspronkelijke concept te versterken.’ De stempels in het stedenbouwkundig concept van Van der Stad zijn heel ingewikkeld, aldus Geurtsen. De scheiding tussen privé en openbaar gebied is onduidelijk. Dit onderdeel van het plan van Van der Stad oogstte daarom al vrij snel na de bouw van Kanaleneiland veel kritiek. Inmiddels is het volgens Geurtsen moeilijk de ruimtes nog zodanig aan te pakken dat ze bijdragen aan het publieke domein. ‘Vooral Heras hekwerken wordt hier rijk van. De moeizame overgangen hebben een voortwoekering van hekken opgeleverd.’
16
Verbeterprojecten zijn er inmiddels genoeg in Kanaleneiland, vervolgde Geurtsen, maar ze vertonen weinig samenhang. ‘Stedenbouwkundig is het te veel een lappendeken. Een project aan de centrale as van Mecanoo, dat de structuur van de stempel doorbreekt met gesloten bouwblokken, is baanbrekend maar sluit weinig aan op de rest van de wijk. De schaal vergroting van de stad Utrecht biedt kansen om de stedenbouwkundige structuur te versterken, maar dat komt in de huidige plannen niet terug. De oorspronkelijke stedenbouwkundige doelen worden daardoor niet gehaald.’
Recensie Hoograven Gedwongen verhuizing na sloop pakt vaak goed uit De laatste recensie kwam van Gideon Bolt, senior onderzoeker aan de Universiteit Utrecht. Hij nam Hoograven onder de loep, een wijk waar hij zelf van 1996 tot 2001 woonde, in een flatje dat inmiddels is gesloopt. Ter introductie liet hij een dia zien van een gesloopt complex, met daarvóór een bord met de tekst ‘Ik blijf’. ‘Dat staat voor het feit dat veel bewoners aangeven na de sloop van hun woning in hun eigen wijk te willen blijven. In de praktijk worden dat er echter steeds minder. In Hoograven komt dat door de fasering van de nieuwbouw. De sloop gaat voor de nieuwbouw uit, waardoor veel mensen gedwongen worden naar een andere wijk te verhuizen. Als je het goed vindt dat er in een wijk door het toevoegen van koopwoningen meer menging komt, omdat er nu een oververtegenwoor diging is van allochtonen en lagere inkomensgroepen, dan moet je het ook goed vinden dat mensen al dan niet gedwongen naar een andere wijk verhuizen. En in de praktijk werkt dat ook vaak goed. Mensen die uit Hoograven weg moesten, zijn er gemiddeld genomen op vooruitgegaan. In de Verenigde Staten hebben ze ook expliciete programma’s om mensen te stimuleren naar een betere wijk te verhuizen. Die mensen gaan dan maatschappelijk beter functioneren. Ze krijgen bijvoorbeeld een betere baan en hun kinderen krijgen een hogere opleiding. Gedwongen verhuizing is dus een kans. Denk ook maar aan al die jongeren die, door tijdelijk in een sloopwoning te wonen, urgent woningzoekende worden.’ Dat inderdaad veel mensen na sloop Hoograven verlaten, bleek uit een dia van een van de nieuwbouwprojecten in het zuiden van de wijk. Bolt vertelde dat maar vijftien tot twintig procent van de bewoners uit de wijk zelf komt. ‘Dat heeft alles te maken met de hoge prijzen van de woningen. Wil je een hoger percentage mensen uit de wijk, dan moet je dus goedkopere appartementen bouwen.’
17
Utopieën waren er ook in Kanaleneiland, zoals in het eerste Plan Rietveld voor de wijk en het latere plan van Van der Stad uit 1957. ‘En ook deze wijk veranderde in een nachtmerrie’, aldus Geurtsen. ‘Toch zijn er met name in de oorspronkelijke monumentale hoofdstructuur van de wijk nog genoeg heldere elementen die sinds de wederopbouw goed zijn blijven functioneren. Kanaleneiland toont wat dat betreft twee gezichten: aan de ene kant de duurzame structuur, aan de andere kant de vele plekken die van niemand zijn.’
KEI-partnerbijeenkomst Op zoek naar de kwaliteiten en kansen van de stadswijk
nog niet maken. Er moet hier nog veel gebeuren om de ontdekkingen uit
KEI V34
19
Met de rug naar het water Enkele sterke punten van Hoograven zijn volgens Bolt de groenstructuren en het vele water. Toch worden met name op watergebied ook kansen gemist. ‘Langs de wijk stroomt de Vaartsche Rijn. Het is een heel mooi water, maar niemand beseft dat. Zoals ook weinig mensen in de gaten hebben dat hier een watertoren staat. De wijk ligt dus met de rug naar het water. De verbinding met het water zou moeten worden versterkt.’ Een andere gemiste kans is dat de wijk weinig afdrukken heeft van de grote populatie allochtone bewoners, aldus Bolt. ‘Er is een mooi nieuw winkelcentrum, maar er zitten nauwelijks allochtone ondernemers. Ze hadden wel belangstelling, maar de huurprijzen zijn te hoog. De moskee is een van de weinige dingen in de wijk waaraan je ziet dat er veel allochtonen wonen.’ Bolt analyseerde tot slot waarom het in Hoograven beter gaat dan in Kanaleneiland en Overvecht. De wijk is groener, afwisselender en klein schaliger dan de andere twee. Ze heeft daardoor ook aantrekkingskracht op hoger opgeleiden. Toch gaat het ook in de andere twee wijken lang niet zo slecht als je zou kunnen vermoeden. Dit heeft volgens Bolt twee belangrijke redenen: – Door de hoge druk op de Utrechtse woningmarkt blijven ook de slechtste wijken nog gewild.
18
In Hoograven is steeds veel aandacht besteed aan het scheppen van speelgelegenheden voor jonge kinderen. De voorzieningen voor oudere kinderen zijn daarentegen steeds meer verdwenen. ‘En omdat kinderen enerzijds steeds eerder gaan puberen, en anderzijds steeds later het huis uit gaan, is dat wel een probleem. Terwijl de periode van de puberteit en post-puberteit steeds langer wordt, blijven de voorzieningen voor deze groep achter.’ Bolt liet verder zien dat al bij de jonge kinderen een sterke scheiding is te zien tussen wit en zwart. Witte en zwarte kinderen spelen op straat nauwelijks of niet samen. ‘Dat wordt niet beter door nieuwe woningen te bouwen. Je krijgt dan wel meer witte kinderen in de buurt, maar dat levert geen betere integratie op.’ De scheiding tussen wit en zwart begint al op de scholen, aldus Bolt. ‘Toch is de vrije schoolkeuze een reden waarom witte ouders bereid zijn hier toch een huis te kopen. In Engeland is er geen vrije schoolkeuze. Daar zijn de woningprijzen veel hoger in de wijken met goede, witte scholen. Met als gevolg dat de segregatie in de wijken hoger wordt. Hier in Nederland mag de segregatie op scholen misschien hoog zijn, door de vrije schoolkeuze valt de segregatie op wijkniveau nog relatief mee.’
KEI-partnerbijeenkomst Op zoek naar de kwaliteiten en kansen van de stadswijk
Scheiding wit en zwart
– De helft van de mensen in Utrecht is hoger opgeleid. Dat geeft in de
en het bedrijfsterrein. De komende tien jaar zijn daarbij bepalend. Het is nu of nooit en daarom is schoon, heel en veilig inderdaad veel te beperkt.’
Bertram stipte de brief aan van minister Winsemius van VROM, waarin hij aangeeft dat in 140 wijken extra zorg nodig is, en dat met ongewijzigd beleid in veertig wijken de vlam in de pan kan slaan. ‘Dat zijn misschien grote woorden, maar als je niet uitkijkt, raken we een deel van onze samenleving kwijt. We kunnen ons dat ook zakelijk niet permitteren. Neem Overvecht. Een wijk met 80% hoogbouw met flats van tien hoog. De mensen met midden- en hoge inkomens trekken weg, van het bedrijfsterrein staat 50% leeg, de gezondheidsproblemen zijn groter dan waar ook en veel mensen voelen zich eenzaam. Zo’n wijk wacht op onze professie om in te grijpen, prioriteiten te stellen en extra middelen in te zetten in onder meer onderwijs
KEI V34
Nieuwe passie en betrokkenheid Aan het eind van de partnerbijeenkomst reikte Esther Agricola het eerste exemplaar van het KEI-boek ‘Tien jaar stedelijke vernieuwing in vijftig teksten en projecten’ uit aan Annet Bertram, directeur-generaal Wonen van het ministerie van VROM. Agricola schreef een essay in het boek, dat opent met een citaat van socioloog Abram de Swaan uit 1997: ‘Schoon, heel en veilig zijn meer de randvoorwaarden voor een badkamer dan voor een grootstedelijke samenleving’. Met die stelling was Bertram het eens. ‘Dat komt me benepen over. Het doet me zeer denken aan een gezin uit de jaren vijftig dat boerenkool met worst eet. Heel keurig en netjes, maar dat kan toch niet de stedelijke vernieuwing zijn. Ik mis daarin de passie en bevlogenheid dat het je een zorg is hoe het met de oude wijken gaat. Ik vind het belangrijk dat die passie terugkomt.’
20
Uitreiking KEI-boek
Het verschil maken Volgens Bertram kan de sector volkshuisvesting het verschil maken in de herstructureringswijken, bijvoorbeeld door via curatief herstructureren en differentiëren meer doorstroming op gang te brengen. Corporaties spelen daarbij een belangrijke rol, ook omdat ze in de wijken een zakelijk belang hebben, aldus Bertram. ‘De corporatiesector ontleent haar bestaan uit de emancipatoire beweging. Vanuit die invalshoek zouden ze jongeren in de wijken extra moeten ondersteunen. Corporaties gaan daarin nu niet ver genoeg. Ze kunnen meer doen op het gebied van huisvesting, voorzieningen en opleidingen voor jongeren. Corporaties kunnen dus het verschil maken.’ Bertram stipte verder het belang aan van vitale coalities, brede coalities die weg van de bureaucratie en dwars door de kokers heen problemen aanpakken waar bewoners last van hebben. ‘Wees ongrijpbaar en lastig en focus je op die problemen’, luidde haar boodschap. ‘Samen met de boodschappen over het belang van de sector volkshuisvesting en de woningcorporaties kan dit het verschil maken. Met elan, eigenzinnigheid en oprechte zorg voor de wijken kunnen vitale coalities een doorslaggevende betekenis hebben. Op dit puntje ben ik het dan ook niet eens met het essay van Agricola. Anders dan zij schrijft, blijft de stedelijke vernieuwing wat mij betreft niet te veel hangen in de technische groef van de volkshuisvesting. Dit is immers een stevige sector die samen met andere sectoren, en in combinatie met sociale maatregelen, het verschil kan maken.’
21
Als aan Utrechters wordt gevraagd wat de slechtste wijken zijn in de stad, staat Kanaleneiland op een en Overvecht en Hoograven samen op twee, besloot Bolt. ‘De makelaars schatten Hoograven minder slecht in. Zij vinden Hoograven beter dan Overvecht, misschien ook door de stedelijke herstructurering. Omdat die nog niet op zo’n grote schaal heeft plaatsgevonden, heeft dat nog weinig uitstraling naar de gewone burgers. Makelaars hebben daar eerder zicht op. Hoograven zal het daarom nog verder beter gaan doen.’
KEI-partnerbijeenkomst Op zoek naar de kwaliteiten en kansen van de stadswijk
herstructurering minder problemen dan in andere steden. ‘De situatie in Hoograven is daardoor toch minder ongemakkelijk. Er is hier sprake van een redelijk vreedzame co-existentie’, aldus Bolt.