KATHY
REICHS SPINNENBOTTEN
1
Het rook naar door de zon verwarmde boomschors en knopjes in de appelbomen die op bloeien stonden en wilden genieten van het leven. Een briesje deed miljoenen jonge blaadjes aan de takken dansen. Ik keek uit op weilanden achter de boomgaard zo ver het oog reikte, de aarde vers omgeploegd, vol en zwart. Het Adirondackgebergte in de verte was opzichtig bronskleurig en groen in het stralende zonnetje. De dag schitterde als een diamant. De woorden deden me denken aan een film die ik op tv had gezien. Hoe heette die ook alweer? Het deed er niet toe. De zin paste perfect bij deze middag begin mei. Ik ben geboren en getogen in Carolina en ben niet dol op een koud klimaat. Narcissen in februari. Azalea’s, kornoelje, Pasen aan het strand. Hoewel ik al jaren in Canada werk, ben ik na een lange donkere saaie winter elke keer weer verbaasd over de schoonheid van de lente in Quebec. De wereld sprankelde als een negenkaraats diamant. Door een onophoudelijk gezoem richtte ik mijn blik weer op het lijk aan mijn voeten. Volgens agent André Bandau, die zo veel mogelijk afstand hield, was het lijk rond het middaguur aangespoeld. Het nieuws gaat snel. Hoewel het pas drie uur was, kropen en zwermden er al horden vliegen rond. Of misschien waren ze zich wel aan het voortplanten, dat wist ik niet zo goed. Rechts van me maakte iemand van de Technische Recherche foto’s. Aan mijn linkerkant was een man het gedeelte van de kust waar
9
het lijk lag met geel lint aan het afzetten. Beiden droegen een jack waarop stond service de l’identité judiciaire, division des scènes de crime. Zeg maar de Quebecse versie van csi. Ryan zat in een politieauto achter me met een man te praten die een petje droeg. Lieutenant-détective Andrew Ryan, Section de Crimes contre la Personne, Sûreté du Québec. Een hele mondvol, maar het stelde niets voor. In La Belle Province wordt de misdaad in de grote steden aangepakt door de plaatselijke politiemacht en in de rimboe doet de provinciale politie dat. Ryan werkt als rechercheur voor de provinciale afdeling Moordzaken, de sq. Het lijk werd in een meer vlak bij het stadje Hemmingford, zo’n tweeënzeventig kilometer ten zuiden van Montreal ontdekt. Hemmingford. De rimboe. sq. Enfin, je snapt het wel. Maar wat deed Ryan hier, iemand van Moordzaken die niet onder Montreal viel? Aangezien het slachtoffer in plastic was verpakt en met een rotsblok was verzwaard, dacht de plaatselijke sq dat het wel eens een misdaad zou kunnen zijn. Vandaar dat Ryan erbij was geroepen. En ik, Temperance Brennan, forensisch antropoloog. Ik werk in het laboratoire de sciences judiciaires et de médicine légale in Montreal, waar ik de vergane, gemummificeerde, verminkte lijken, de losse ledematen en de geraamten voor de provincie onderzoek, de lijkschouwer help met de identificatie, het bepalen van de doodsoorzaak en van het moment waarop de dood is ingetreden. Een lijk onder water heeft te lijden gehad, dus toen Ryan doorkreeg dat er een drenkeling was, haalde hij mij erbij. Door de ruit zag ik dat de man bij Ryan druk met zijn handen gebaarde. De man was een jaar of vijftig, had een grijze stoppelbaard en was zo te zien nogal gek op een borrel. Met zwarte en rode letters stond er op zijn pet i ❤ canada. Alleen stond er in plaats van het hartje een esdoornblad. Ryan knikte. Schreef iets op in zijn kleine opschrijfboekje. Terwijl ik me weer op het lijk richtte, noteerde ik wat in mijn eigen notitieblokje. Het lijk lag op de rug, geheel verpakt in plastic behalve zijn lin-
10
kerbeen, dat een eind naar buiten stak. Onder de kin en om de linkerkuit was het plastic met tape vastgemaakt. Aan de linkervoet stak een zware motorlaars. Daarboven was een stukje bleek vlees te zien. Een geel touwtje van polipropyleen zat slordig om de laars geknoopt. Aan het touw was met een grote hoeveelheid knopen een rotsblok vastgebonden. Het hoofd van de dode was apart verpakt, in wat een plastic boodschappentasje leek. Aan een kant stak er een zwarte buis uit, die met tape op zijn plaats werd gehouden. Alles zat vast met een stuk tape dat om de nek en de buis was geplakt. Wat moest dat voorstellen? Ik ging op mijn hurken zitten waardoor het gezoem nog luider werd. Glimmende groene projectielen vlogen in mijn gezicht en mijn haar. Van dichtbij was de rottingslucht onmiskenbaar. Dat klopte niet, gezien het feit dat het slachtoffer helemaal ingepakt was. Terwijl ik de Diptera wegwapperde, ging ik anders zitten om het lijk van de andere kant goed te bekijken. In wat ik inschatte als het rechterbovenbeen, zat een pulserende zwarte massa. Ik verjoeg de zwerm met mijn gehandschoende hand. En was meteen geïrriteerd. Door een nieuwe snee in het plastic was het onderste gedeelte van de rechterarm te zien. Vliegen verdrongen zich op de pols en uit het zicht op de arm. Shit. Ik onderdrukte mijn ergernis en richtte mijn aandacht op het hoofd. Tussen de vouwen van de plastic tas die over het hoofd zat verspreidde zich algen. Een paar zaten ook aan het vreemde buisje vast. Ik kon vaag door de doorzichtige lijkwade een gezicht onderscheiden. Een kin. De rand van een oogkas. Een neus, schuin. Doordat het gezicht opgezwollen en verkleurd was, zou een identificatie op basis van het gezicht niet lukken. Terwijl ik opstond wierp ik een blik op het meer. Aan de kant lag een aluminium bootje met een 3pk-buitenboordmotor. Achterin bevonden zich een koelbox, wat visgerei en een hengel.
11
Naast het bootje lag een rode kano op zijn zij op het strand. Voorop stond in witte letters het woord navigator geschilderd. Er lag een rotsblok in de kano die met polipropyleen touw vastzat aan het middelste bankje. Het viel me op dat de knoop op het rotsblok leek op de knoop waarmee het gewicht aan de enkel van het slachtoffer was vastgemaakt. Voor in de kano lag in de lengte een peddel. Onder het voorste bankje lag een plunjezak. Ernaast waren een mes en een rol tape gepropt. In de verte hoorde ik een motor brommen boven het gezoem van de vliegen en de werkzaamheden van de mensen van de tr uit. Ik lette er niet op. Vijf meter verderop stond een rode bromfiets onder een al bloeiende boom op het strand. Ik kon het kenteken niet lezen. Daar waren mijn ogen niet goed genoeg voor. Twee achteruitkijkspiegels. Standaard. Verhoogde bagagedrager achter het zadel. Hij deed me denken aan de bromfiets die ik in het eerste jaar van mijn studie had. Wat was ik gek op dat ding geweest. Terwijl ik het gebied tussen het bootje en de bromfiets bespeurde, zag ik bandensporen die overeenkwamen met de pick-up die langs de weg stond, en een enkel spoor dat overeenkwam met de bromfiets. Geen voet- of laarssporen. Geen sigarettenpeuken, blikjes, condooms of snoeppapiertjes. Helemaal geen rommel. Lopend langs het water bleef ik naar dingen zoeken. Het gebrom van de motor kwam steeds dichterbij. Het meer was ondiep, geen getijde, geen golven, modder langs de oever. Zo’n vijf meter verderop stonden appelbomen. Op tien meter afstand liep een grindweggetje naar Highway 219. Knarsende banden. Een motor die werd afgezet. Portieren werden geopend, dichtgeslagen. Mannen die in het Frans spraken. Ik had de omgeving inmiddels goed bekeken en ik wilde even praten met de ijverige agent Bandau, dus draaide ik me om en liep naar de auto’s langs de weg. Bij Ryans jeep stonden een zwart busje, de blauwe vrachtwagen van de tr, de pick-up van de visser en Bandaus sq-auto. Gele letters op het busje vermeldden dat die van het Bureau du Coroner was. Ik herkende de chauffeur ervan, Gilles Pomerleau, een medewer-
12
ker van de lijkschouwer. Zijn bijrijder was Roch Lauzon, mijn nieuwe assistent. We wisselden bonjours uit en ik verzekerde Pomerleau en Lauzon ervan dat ze niet lang hoefden te wachten. Ze liepen naar het lijk. Ryan bleef met de onfortuinlijke hengelaar in de politieauto zitten. Ik ging naar Bandau toe, een slungelachtige knul van in de twintig met een gele snor en een huid die zo te zien de pest aan de zon had. Hoewel zijn pet het verborg, stelde ik me zo voor dat zijn lichte haar tot afgrijzen van de jongen al flink terugweek. ‘Waarom is het helemaal in plastic verpakt?’ vroeg Bandau in het Frans met een blik op het lijk. ‘Goede vraag.’ Daar had ik ook geen antwoord op. ‘Is het een man of een vrouw?’ ‘Ja,’ zei ik. Bandau keek me aan en ik zag mezelf weerspiegeld in zijn pilotenbril. Ik keek niet blij. ‘Jij was hier als eerste?’ Bandau knikte, zijn ogen onzichtbaar door de donkere bril. ‘Hoe ging dat?’ Bandau knikte naar zijn auto. ‘Plaatselijke bewoner Gripper ontdekte het slachtoffer. Zegt dat hij aan het vissen was toen hij de kano zag. Hij voer ernaartoe om op onderzoek te gaan, maar er kwam iets in zijn schroefbladen vast te zitten. Zegt dat hij terugpeddelde, zag dat hij een lijk had gevangen en belde meteen het alarmnummer op zijn mobieltje. Terwijl hij stond te wachten heeft hij het lijk op de oever gesleept en toen de kano gehaald.’ ‘Doortastend figuur.’ ‘Dat kun je wel stellen.’ ‘Denk je dat hij de waarheid vertelt?’ vroeg ik. Bandau haalde zijn schouders op. Wie weet? ‘Ken je zijn achtergrond?’ ‘Hij woont samen met zijn vrouw aan Avenue Margaret. Werkt in het wildpark.’ Hemmingford ligt in de regio Montéregié, vlak bij de grens Quebec-Verenigde Staten. De Montéregié staat bekend om de appels, ahornstroop en Parc Safari, een combinatie van een wildreservaat en amusementspark.
13
Toen ik jaren geleden in Quebec ging werken, volgden de media een groep resusapen die uit het park waren ontsnapt. Ik zag die hele horde al ’s nachts op hun buik naar het zuiden kruipen om de grenspolitie te ontwijken, op zoek naar een werkvisum en een beter leven. Twintig jaar later vind ik dat nog steeds grappig. ‘Ga door,’ zei ik. ‘Ik kreeg rond het middaguur de melding binnen, reed hiernaartoe en zette de plaats af.’ ‘En je hebt foto’s van het lijk gemaakt.’ IJzig. Bandau merkte dat ik dat afkeurde, ging wijdbeens staan en stak zijn duimen in zijn riem. ‘Ik dacht dat daardoor de identificatie kon worden bespoedigd.’ ‘Je hebt het plastic kapotgesneden.’ ‘Ik had wel handschoenen aan.’ In de verdediging. ‘Hoor eens, ik had die nieuwe camera, dus nam ik foto’s van de vingers en die heb ik meteen verstuurd.’ ‘Je hebt de plek besmet.’ ‘Welke plek? Die vent lag in het meer.’ ‘De vliegen zullen je graag een biertje aanbieden. Met name de dames. Die leggen nu al vrolijk eitjes.’ ‘Ik wilde alleen maar helpen.’ ‘Je hebt het protocol verbroken.’ Bandau kneep zijn lippen op elkaar. ‘Hoe zit het met de foto’s?’ ‘Ik heb alle vijf de vingerafdrukken gefotografeerd. Iemand op het bureau heeft ze doorgestuurd naar het cpic. Vandaar is het naar het ncic en de computer van de staat New York gestuurd.’ Het cpic staat voor het Canadian Police Information Center, waar alle informatie over strafrechtelijke zaken op de computer staat. Het ncic is het equivalent van de Amerikaanse fbi en heet officieel het National Crime Information Center. ‘Waarom heb je de opnamen ook naar het zuiden gestuurd?’ ‘Omdat we vlak bij de grens zitten komen hier een hoop Amerikanen. En op de bromfiets zit een kentekenplaat uit New York.’ Goed gedaan, Bandau. We hoorden een autoportier dichtslaan en keerden ons in die richting.
14
Ryan kwam naar ons toe lopen. Gripper leunde met een ongemakkelijke uitdrukking op zijn gezicht tegen zijn pick-up. Ryan knikte Bandau toe en sprak me aan. ‘Zeg het maar.’ ‘Die vent is dood.’ ‘Vent?’ ‘Louter gebaseerd op de lengte.’ ‘Hoe lang al?’ ‘Dat is moeilijk te zeggen. Het is deze week warm geweest en dan nog dat plastic… een dag of twee, schat ik. Hij is aan het ontbinden, maar nog niet heel erg.’ Ik wierp een betekenisvolle blik op Bandau. ‘Nu de insecten vrijspel hebben zal dat wel snel veranderen.’ Ik vertelde Ryan wat Bandau had gedaan. ‘Wat is dat nu weer voor stomme zet?’ Bandaus wangen werden dieprood. ‘Zo kom je niet gauw hogerop, knul.’ Ryan wendde zich weer tot mij. ‘Volgens de getuige worden de paden regelmatig gebruikt. Gripper zegt dat hij hier op zijn vrije dagen komt, meestal op dinsdag en donderdag. Is ervan overtuigd dat er eergisteren nog geen lijk en kano in het meer lagen.’ ‘Aan de algen te zien dreef het lijk met zijn hoofd net onder het water,’ zei ik. Ryan knikte. ‘Volgens Gripper hing het lijk rechtopstaand in het water en was er een rotsblok op de bodem van het meer dat zat vastgebonden aan zijn laars. Hij schat dat het meer op de plek waar hij de man ontdekte ongeveer tweeënhalve meter diep is.’ ‘Waar was de kano toen?’ ‘Vlak bij het slachtoffer. Gripper zegt dat het touw daardoor in zijn buitenboordmotor kwam vast te zitten.’ Ryan keek Bandau aan. ‘Kijk eens of er al een reactie is op de foto’s.’ ‘Ja, meneer.’ Ryan en ik keken Bandau na toen hij naar zijn auto liep. ‘Kijkt waarschijnlijk te veel naar politieseries,’ zei Ryan. ‘Maar dan niet naar de goeie,’ zei ik. Ryan keek even naar het lijk en toen weer naar mij.
15
‘Wat vind je ervan?’ ‘Het is wel wat vreemd,’ zei ik. ‘Zelfmoord? Ongeluk? Moord?’ Ik maakte een hulpeloos gebaar. Ryan glimlachte. ‘Daarom heb ik jou er zo graag bij.’ ‘De kano van het slachtoffer lag waarschijnlijk permanent bij het meer en kwam hij op de bromfiets hiernaartoe.’ ‘Maar waarvandaan?’ ‘Geen flauw idee.’ ‘Zie je? Ik zou niet weten wat ik zonder jou moest.’ Een lijster floot in de bomen. Een andere floot terug. De vrolijke uitwisseling stond in schril contrast met de grimmige conversatie op de grond. Terwijl ik opkeek vloog de vogel, geschrokken door naderende voetstappen, weg. ‘We hebben hem.’ Bandau had zijn zonnebril in zijn borstzak gestoken. ‘De Verenigde Staten hadden een match. Op dertien punten een overeenkomst.’ Ryans wenkbrauwen schoten nog verder omhoog dan die van mij. ‘John Charles Lowery. Geboren op 15 augustus 1950.’ ‘Goed gedaan, Bandau.’ Dit keer zei ik het hardop. ‘Er is alleen een probleempje.’ Bandau fronste nog meer zijn wenkbrauwen. ‘John Charles Lowery is in 1968 overleden.’
16
2
‘Hoe kan Lowery verdronken zijn als hij veertig jaar geleden al het loodje heeft gelegd?’ Ryan zei hardop wat ik me zat af te vragen. Ik wist er geen antwoord op. We reden op de snelweg naar het noorden. De auto van de lijkschouwer zat achter ons. Pomerleau en Lauzon zouden hun natte passagier naar het mortuarium brengen waar hij in een vrieskist op mij zou wachten tot ik hem de volgende ochtend uit zijn verpakking zou halen. ‘Misschien was hij het toch niet.’ ‘Met dertien overeenkomsten?’ vroeg ik sceptisch. ‘Kun je je die advocaat in Oregon nog herinneren?’ Brandon Mayfield. De fbi had hem aan de treinbom in Madrid gekoppeld op basis van vingerafdrukken. Uiteindelijk bleek het toch niet te kloppen. ‘Dat was een uitzondering,’ zei ik. ‘Denk je dat er nog problemen van zullen komen dat hij die foto’s heeft gemaakt?’ ‘Voor de agent wel. Het was ongelofelijk stom van hem, maar het kan hopelijk niet echt kwaad.’ ‘Hij bedoelde het goed.’ Ryan schudde afkeurend het hoofd. Een paar kilometer lang bleef het stil in de jeep. Toen verbrak Ryan de stilte. ‘Ga je naar huis?’ Ik knikte. Een paar minuten later reden we op de Champlain Bridge over de rivier de Saint Lawrence. De rivier was koud en donker. Aan de
17
ene oever staken kleine tuintjes en grasperken groen af tussen de flats en appartementengebouwen op het Île-des-Soeurs. In de stad kwam het verkeer maar langzaam vooruit. De jeep schoot naar voren en bewoog heen en weer terwijl Ryan gas gaf en weer moest remmen. Aardig, ja. Geestig, wel degelijk. Gul, zeker weten. Geduldig, absoluut niet. Het was geen pretje om met Ryan mee te rijden. Ik keek op mijn horloge. Tien over vijf. Normaal gesproken zou Ryan al hebben gevraagd of ik plannen had voor het eten. Een restaurant voorgesteld. Maar dit keer niet. Ging hij met zijn dochter uit eten? Een biertje drinken met de jongens? Een afspraakje? Kon het mij wat schelen? Ik draaide het raampje open. De geur van olieachtig water dreef de jeep in. Warm beton. Uitlaatgassen. Ja, het kon mij zeker wat schelen. Zou ik het hem vragen? Mooi niet. Nadat we uit elkaar waren gegaan, hadden we een nieuw evenwicht gevonden. Wat het werk betrof gingen we net zo met elkaar om als daarvoor. Maar buiten het werk om stelden we elkaar geen vragen. Zo wilde ik het, eerlijk gezegd. Hoewel Lutetia inmiddels alweer verleden tijd was, deed het nog steeds pijn dat ik aan de kant was gezet voor Ryans ex. Een ezel stoot zich in het algemeen geen twee keer aan dezelfde steen. En dan was er natuurlijk ook nog Charlie Hunt. Foto-opname. Charlie op het dakterras van zijn herenhuis in Charlotte. Lichtbruine huid. Groene ogen. Net zo lang als zijn vader, die voor de nba had gespeeld. Niet slecht. Ik wierp een blik op Ryan. Peper-en-zoutkleurig haar. Lichtblauwe ogen. Net zo lang en lenig als zijn vader in Nova Scotia. Ook lang niet slecht. Eerlijk gezegd zag ik – na een huwelijk van enkele tientallen jaren, een tijdje bijkomen na de scheiding, vervolgens een tijdje ver-
18
kering en toen aan de kant gezet – vaste verbintenissen ook niet erg zitten. Op twee piepkleine details na. Ryan was sinds we van de zomer uit elkaar waren gegaan niet meer met me naar bed geweest. Met Charlie Hunt was het nog niet zover gekomen. Wat beide mannen betreft was het een lange, koude winter geweest. Ryans mobieltje onderbrak mijn overpeinzingen. Ik luister toe terwijl hij heel vaak oui zei en een paar vragen stelde. Daar leidde ik uit af dat het om John Lowery ging. ‘Bandau heeft ook het zuiden de foto’s gestuurd,’ zei Ryan tegen me nadat hij de verbinding had verbroken. ‘De man is in Vietnam gesneuveld.’ ‘Heb jij de tune van Sesame Street als ringtone?’ ‘Keeping the clouds away,’ zong Ryan. ‘Heb je soms ook een dekbedovertrek met Pino erop?’ ‘Bien sûr, Madame.’ Vette knipoog. ‘Wil je dat soms met eigen ogen zien?’ ‘Lowery? In Vietnam?’ ‘Heb je wel eens gehoord van het jpac?’ ‘Ja zeker. Ik heb met ze gewerkt. Het Joint pow/mia Accounting Commando. Tot 2003 heette dat het cilhi.’ ‘Halleluja, het hele alfabet.’ ‘Now I’ve said my A B C’s,’ zong ik. ‘Je kunt het ook te ver voeren,’ zei Ryan. ‘Central Identification Laboratory Hawaii. Het jpac is ontstaan door het samengaan van het cilhi en de Joint Task Force-Full Accounting Commission. Het lab van het jpac wordt nu het cil genoemd. Het is het grootste forensisch antropologisch laboratorium ter wereld.’ ‘Lowery kwam niet via het jpac binnen, maar zijn zaak werd daar wel naar doorgestuurd. Heb jij daar banden mee?’ ‘Elke positieve identificatie van het jpac moet door tig mensen worden goedgekeurd. Sommige ervan zijn burgers en werken niet voor het cil. Ik heb dat jarenlang gedaan.’ ‘Dat is ook zo. Ik was je reisjes naar Hawaii in de winter vergeten.’
19