Kansrijke opties voor een effectieve Nederlandse bijdrage aan een duurzame energievoorziening in ontwikkelingslanden
Dit achtergrond document is opgesteld voor de VROM International Affairs Think Tank bijeenkomst van 14 mei 2007
opgesteld door Bastiaan Zoeteman and Wouter Kersten (VROM International Affairs Think Tank Secretariat) met medewerking van Herman Sips en Erwin Mulder (VROM), Ton van der Zon (BZ), Hans Opschoor (ISS), Kees Daey Ouwens (TU/e), Han van Kasteren (Telos), Willem Manders (Shell) en Rob Boerée (SenterNovem)
Universiteit van Tilburg / Telos
27 april 2007
Samenvatting Bijgaande notitie geeft een beknopte beschrijving van de relevante dilemma’s, waarvoor keuzes van belang zijn, bij het bevorderen van duurzame energie oplossingen in ontwikkelingslanden. De aanleiding voor deze discussie zijn de extra gelden (minstens 200 miljoen € in de periode 20082011) uit het Regeerakkoord van het kabinet Balkenende IV voor duurzame energie in ontwikkelingslanden. Maar het belang van het thema reikt verder en suggesties die kunnen worden ontwikkeld kunnen ook breder van aard zijn. De doelstelling van een dergelijke discussie is om te komen met suggesties om met het beleid een maximale synergie te bereiken tussen: 1. armoedebestrijding; 2. beperking van klimaatverandering; 3. vergroting van de kansen van het Nederlandse bedrijfsleven door met innovaties op het gebied van duurzame energie voor ontwikkelingslanden een marktvoorsprong te behalen. Het vergt een creatieve insteek om tot projecten met synergetische effecten te komen. Bovendien kan verdere synergie vergroting worden nagestreefd door afgestemde samenwerking van de overheid, bedrijven en NGO’s in een daarvoor in het leven te roepen lerende omgeving. Met deze achtergrond onderscheidt de notitie de volgende dilemma’s: 1: Inzetten op grootschalige projecten zoals biomassa en waterkracht of op opschaling van kleine kansrijke opties, zoals biogas, kleinschalige waterkracht, zonnepanelen. 2: Het beleid voor duurzame energie in ontwikkelingslanden richten op de bestaande partnerlanden of uitbreiden met andere landen waar de drievoudige doelstelling goed kan worden gerealiseerd. 3: Proces innovatie voor technologie overdracht door beter gebruik van partnerships of door gericht middelen storten in bestaande/nieuwe fondsen. 4: Technologie overdracht met algemene faciliterende maatregelen bevorderen of accent leggen op bereiken van moeilijke markten. 5: Opschalen van technologieën over laten aan huidig beleid en marktverhoudingen of een nieuw beleid gericht op concentratie en 'massa' ontwikkeling inzetten. 6: Coördinatie van nationale departementale middelen verbeteren of inzetten op betere internationale donorcoördinatie. Analyse van de belangrijkste van deze dilemma’s zal een goed handvat kunnen bieden voor het maken van keuzes en het ontwerpen van eventuele vervolgacties die de drievoudige doelstelling helpen realiseren.
1
Inhoudsopgave SAMENVATTING .........................................................................................................................................1 INHOUDSOPGAVE......................................................................................................................................2 1.
AANLEIDING .......................................................................................................................................3
2.
DOELSTELLING BIJEENKOMST EN CONTEXT VAN DE UITDAGING ...........................................3 2.1. 2.2.
3.
TECHNOLOGIEËN EN HUN KENMERKEN.......................................................................................7 3.1. 3.2. 3.3. 3.4.
4.
DOELSTELLING ....................................................................................................................... 3 CONTEXT VAN DE UITDAGING................................................................................................... 5 KLEINSCHALIGE EN GROOTSCHALIGE TECHNOLOGIEËN ............................................................. 7 VERGELIJKINGSCRITERIA ........................................................................................................ 7 KORTE BESCHRIJVINGEN TECHNOLOGIEËN ............................................................................... 8 TOETSING VAN ENKELE VEELBELOVENDE TECHNIEKEN ............................................................ 10
PROCESFACTOREN TER BEVORDERING VAN INNOVATIEVE DUURZAME ENERGIE ...........11 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6. 4.7. 4.8.
TECHNOLOGIE – EN KENNIS TRANSFER .................................................................................. 11 VERBETEREN CONDITIES OPSCHALEN NIEUWE TECHNOLOGIEËN.............................................. 13 VERGROTEN SYNERGIE BELEIDSINSTRUMENTEN DEPARTEMENTEN .......................................... 14 SCHEPPEN EN BENUTTEN MOGELIJKHEDEN DONORCOÖRDINATIE ............................................ 14 BEDRIJVEN STIMULEREN TOT MEER ONTWIKKELING ................................................................ 15 BEDRIJVEN ACTIVEREN TOT ONDERNEMEN IN MOEILIJKE LANDEN ............................................. 15 BENUTTEN VAN BESTAANDE PARTNERSCHAPPEN.................................................................... 15 BENUTTEN VAN BESTAANDE FONDSEN ................................................................................... 16
5.
LANDEN EN REGIO’S ......................................................................................................................18
6.
KENMERKEN NEDERLANDSE BEDRIJFSLEVEN..........................................................................18
7.
IDENTIFICATIE KERNDILEMMA'S BIJ MAKEN VAN KEUZES.......................................................19 7.1. 7.2. 7.3. 7.4.
INTRODUCTIE ....................................................................................................................... 19 TECHNOLOGIE KEUZES ......................................................................................................... 20 REGIO KEUZES ..................................................................................................................... 20 PROCES INNOVATIE- EN OPSCHALINGSKEUZES ....................................................................... 20
BIJLAGE I: OS PARTNERLANDEN...........................................................................................................23 BIJLAGE II: DUURZAME ENERGIE EN ONTWIKKELINGSLANDEN – BIJDRAGE NEDERLANDSE BEDRIJVEN ...............................................................................................................................................24
2
1. Aanleiding Het ministerie van VROM wil in samenspraak met de ministeries van OS en EZ komen tot een initiatief op het gebied van mondiaal energiebeleid vanuit haar projectministerschap voor ‘Schoon en Zuinig’ en de verantwoordelijkheid voor het internationale klimaatbeleid. Dit initiatief sluit goed aan bij bestaande inspanningen van OS die zich richten op de realisatie van de Millennium Development Goals, welke voor Nederland zijn vertaald in het doel om 10 miljoen mensen te voorzien van toegang tot moderne energiediensten, waaronder op een duurzame manier koken en aansluiting van de woning op het elektriciteitsnet. De jaarlijkse Nederlandse inspanning hiervoor bedraagt op dit moment 30 miljoen €. Het initiatief is ook onderwerp van gesprek binnen de Algemene Energie Raad.
2. Doelstelling bijeenkomst en context van de uitdaging 2.1.
Doelstelling
Het doel van een dergelijke discussie is om opties te identificeren voor een effectieve inzet van de extra middelen ( ca. 200 miljoen) uit het Regeerakkoord voor duurzame energie in ontwikkelingslanden, boven op de inspanning om 0,8% BNP aan ontwikkelingssamenwerking te besteden. Hierbij wordt gestreefd naar maximale synergie/symbiose tussen: 1. armoedebestrijding; 2. beperking van klimaatverandering; 3. vergroting van de kansen van het Nederlandse bedrijfsleven door met innovaties op het gebied van duurzame energie voor ontwikkelingslanden een marktvoorsprong te behalen. Hoewel er relaties zijn tussen deze drie doelstellingen en symbiose bij het realiseren van projecten mogelijk is, leiden de primaire invalshoeken van de betrokken departementen niet automatisch tot dezelfde keuzes. Het vergt een creatieve insteek om wel tot projecten met synergetische effecten te komen. De relatie tussen duurzame energievoorziening en armoedebestrijding, aangestuurd door de wens tot het behalen van de Millennium Development Goals, is door diverse internationale instanties 1 expliciet aangegeven . Inmiddels zijn nadere beleidsvoornemens en doelstellingen in internationale bijeenkomsten uitgewerkt, zoals: • de International Conference for Renewable Energies, 1-4 juni 2004, te Bonn, • de Energy for Development World Conference, 12-14 december 2004 te Noordwijk, • de International Renewabe Energy Conference, 2005, te Beijing,
1
UNDP, A review of energy in National MDG reports (2007); UNDP, Environment and Energy Group, Energising the MDGs: going beyond business as usual to address energy access, sustainability and security (2006); UN Millennium Project, Energy Services for the Millennium Development Goals (2005); POST (UK), Access to energy in developing countries (2002) 3
• •
de Internationale Make Markets Work for Climate Conferentie, 16-17 oktober 2006 te Amsterdam en de Glion II Dialogue on power generation, 2-4 april 2007, onder auspiciën van de WBCSD en VROM.
De terugkerende vraag is dan ook niet of energie een belangrijk thema is bij armoedebestrijding, maar hoe dit het meest effectief kan worden bereikt, waarbij ook het aspect kosteneffectiviteit een belangrijke rol speelt. Door ontwikkelende landen assistentie te bieden bij het kiezen van een (veel) energiezuiniger pad, wordt niet alleen hun ontwikkeling ondersteund, maar tevens een kans gegrepen om de sterk stijgende mondiale energievraag (met stijgende prijzen en afnemende energiezekerheid als gevolg) in de komende decennia af te zwakken. Aangezien het grootste deel van de groei van energie centrales en CO2-emissies de komende decennia voor rekening komt van het ‘Zuiden’ is dit een streven dat aller gemeenschappelijk belang dient. Assistentie bij een duurzame energie voorziening in ontwikkelingslanden zal bovendien de uitgaven aan dure import van fossiele brandstoffen verminderen. In toenemende mate worden ODA-gelden in ontwikkelingslanden besteed aan duurdere import als gevolg van gestegen prijzen en gaan daarmee verloren voor het eigenlijke doel. Binnen de groep van ontwikkelende landen is een onderscheid van belang tussen de landen die momenteel een snelle economische groei vertonen en de anderen. Voor de eerste groep zijn grootschalige oplossingen noodzakelijk en ook kansrijk, terwijl in de andere landen kleinschalige oplossingen meer voor de hand liggen. In beide gevallen speelt verbetering van de energie efficiency eveneens een belangrijke rol. In deze discussie moet niet slechts aandacht worden besteed aan het stimuleren van één of meerdere technologieën, maar moeten ook andere factoren worden meegenomen. Zo zullen bepaalde technologieën geschikt(er) zijn in specifieke, geologisch bepaalde, situaties en zullen verbeteringen in de efficiency afhangen van de reeds bestaande energie infrastructuur. Hiernaast spelen legitieme sociaal-culturele factoren een rol bij succes of falen van de toepassing van een technologie. Niet minder belangrijk zijn randvoorwaardenscheppende factoren op het gebied van het vinden van (innovatieve) manieren om technologie-potentieel daadwerkelijk te benutten. Het gaat hier om technologie overdracht, het verbeteren van condities voor het succesvol opschalen van technieken, het vergroten van de synergie tussen beleidsinstrumenten van departementen, het scheppen en benutten van mogelijkheden tot donorcoördinatie en mogelijkheden om stimulansen te creëren, zodat bedrijven een pro-actievere rol aannemen, en bedrijven actief te maken in economisch moeilijke maar voor ontwikkeling belangrijke landen. Bij dit alles wordt steeds duidelijker dat het scheppen van een vruchtbare leeromgeving voor alle betrokkenen cruciaal is om het momentum voortdurend te kunnen vergroten. Tenslotte zal ook worden stilgestaan bij de vraag of bestaande partnerschappen op het gebied van duurzame energie en energie-efficiency kunnen worden benut en of bestaande bv EU of VN fondsen dermate bijdragen aan de drie doelstellingen dat een bijdrage uit de extra middelen daaraan is gerechtvaardigd.
4
2.2.
Context van de uitdaging 2
Toekomstverkenningen van de energiesector door het Internationaal Energie Agentschap wijzen uit dat er drie grote uitdagingen zijn in de mondiale energiesector: 1. Voldoende investeringen in de energiesector om aan de sterk toenemende vraag (met name in ontwikkelingslanden) te kunnen voldoen. Wereldwijd zijn in de komende 20 jaar investeringen noodzakelijk van rond de 17.000 miljard dollar om te voldoen aan de wereldenergievraag, waarvan de helft in ontwikkelingslanden. Cruciaal daarvoor zijn goedwerkende energiemarkten en faciliterende overheden voor investeringen in netwerken en verbindingen in verband met de energievoorzieningszekerheid. 2. Effectieve aanpak van de uitdaging van klimaatverandering. Deze aanpak vergt een sterke reductie van de emissies van broeikasgassen. Hiervoor 3 dienen mondiaal volgens het IEA alle technologieën te worden ingezet. Sommige oplossingen brengen echter nieuwe problemen met zich mee. Zo kan grootschalig bijstoken van biomassa in energiecentrales leiden tot houtkap in regenwouden. Biobrandstoffen leveren zowel een oplossing voor klimaat als voor voorzieningszekerheid, maar ze kunnen tegelijk concurreren met voedselvoorziening en kunnen onduurzaam gewonnen worden (palmolie). Mogelijk zijn andere oplossingen duurzamer (hybride auto, elektrisch of waterstof gedreven auto’s). Meer inzet van kolen levert een oplossing voor voorzieningszekerheid, maar moet dan wel gepaard gaan met afvang en opslag van CO2. 3. Toegang voor 2 miljard mensen in arme landen tot moderne energie. Deze energie is van belang voor het koken, om bij te studeren etc. Deze toegang tot energie zorgt voor slechts een zeer beperkte bijdrage aan het klimaatprobleem en heeft potentieel veel positieve effecten op luchtkwaliteit (vervangen van binnenshuis vuurtje stoken door efficiëntere en schonere kookovens). Voor de aanpak van het klimaatprobleem en de inzet van duurzame energie zijn recent ambitieuze Europese en Nederlandse doelstellingen geformuleerd bij de EU Voorjaarsraad 2007 en het regeerakkoord. De Nederlandse situatie ten aanzien van energievoorzieningszekerheid wordt gekenmerkt door het beschikken over een grote gasvoorraad en de mogelijkheid om van het Noorden een gasrotonde te maken voor Europa. De beschikbaarheid van olie daarentegen wordt meer en meer een probleem vanwege de mondiaal sterk toenemende vraag en de minder stabiele geo-politieke situatie in de landen van herkomst. Ook speelt hierbij de Nederlandse positie ten aanzien van de interne markt. Voor kolen zijn de voorraden niet het probleem maar wel de introductie van schone technieken zoals de mogelijkheid om CO2 duurzaam ondergronds op te slaan. Van deze techniek wordt veel verwacht in de EU en ook voor landen als de VS en China. Een knelpunt is de persisterende transatlantische kloof in de aanpak van het klimaatprobleem. Voor het aanpakken van klimaatverandering is een mondiale coalitie gewenst. In de grote, snelgroeiende ontwikkelingslanden is veel winst te behalen, maar ontwikkelingslanden zullen niet echt bewegen voordat de VS beweegt.
2 3
- IEA (WEO 2004/2005/2006) idem
5
Mogelijkheden voor het vormgeven van mondiaal energiebeleid zijn voorhanden op basis van elementen van het VN klimaatverdrag. Op energiegebied is er geen evenknie in VN verband. Er zijn wel discussies over energie onder UN-Energy, een los samenwerkingsverband tussen VN organisaties rond energie en onder de Commissie voor Duurzame Ontwikkeling (huidige CSD cyclus over energie, klimaat, luchtverontreiniging en industriële ontwikkeling). Het IEA wordt gezien als een Westerse organisatie, hoewel er meer en meer ontwikkelingslanden deelnemen aan IEA vergaderingen. Verder spreekt de G8 regelmatig over energie en klimaat met de 5 grote ontwikkelingslanden (China, India, Zuid-Afrika, Brazilië en Mexico). Nederland kan sterker inzetten op het betrekken van landen bij een internationale coalitie voor aanpak van klimaatverandering, bijvoorbeeld via een internationaal akkoord voor energie-efficiëntie. Hiertoe heeft de Europese Commissie een voorstel gedaan dat is overgenomen door de Europese Raad. Andere opties zijn: - het actief opereren ten behoeve van het Wereldbank investeringsraamwerk, gericht op de grote groeiers - het aansluiten bij het EU initiatief om CO2 op te slaan bij een grote centrale in China, - actief pleiten voor een mondiale CO2 markt en vanuit de EU met grote ontwikkelingslanden voorstellen hiervoor uit te werken, etc.
6
3. Technologieën en hun kenmerken 3.1.
Kleinschalige en grootschalige technologieën
Een discussie over kansrijke technologieën vergt een eerlijke vergelijking van de voor- en nadelen. In dat kader is het van belang om twee hoofdcategorieën te onderscheiden, die de volgende combinaties betreffen: • •
Kleinschalig en stand-alone. Voorbeelden: zonnecellen (PV), windmolens, biomassa voor eigen gebruik. Grootschalig en stedelijke infrastructuur. Voorbeelden: energie-opwekkende fabrieken, grote dammen voor waterkrachtcentrales, afvalverbranding, energie-netwerken, biomassa plantages en verwerking tot biobrandstoffen.
Vooralsnog is het zinvol om vergelijkingen vooral binnen de twee hoofdcategorieën te maken en niet tussen de categorieën, al zijn ook tussenvarianten denkbaar. Bruikbaarheid op micro-niveau stelt immers andere eisen dan die op macro-niveau.
3.2.
Vergelijkingscriteria
De extra gelden uit het regeerakkoord richten zich op duurzame energie in ontwikkelingslanden, al is dit niet precies gedefinieerd. De primaire aandacht lijkt uit te gaan naar hernieuwbare bronnen, maar zal verbetering van de energie efficiency niet uitsluiten. In hoeverre schoon fossiel mee mag worden genomen, is nog niet uitgewerkt. Duurzame energievoorziening richt zich naast huishoudens ook op sociale en productieve sectoren. Daarnaast heeft duurzaamheid met name betrekking op de samenhang tussen economische, sociale en ecologische aspecten van de investeringen. De manier waarop technologie wordt ingezet is een relevant aspect. Handiger en schoner technieken om te koken kunnen ziekte, inkomen en tijd uitsparen die aan bijvoorbeeld onderwijs en werk kan worden besteed. Meer toegang tot licht biedt meer mogelijkheden tot lezen, dus tot verhoging van educatieniveau, etc. Het is echter ven belang concreet aandacht te besteden aan het daadwerkelijke doel en het niveau van het verwacht effect van een project (zie ook paragraaf 3.1). Er zijn binnen de twee hoofdcategorieën diverse technische criteria op basis waarvan technologieën met elkaar vergeleken kunnen worden. Hieronder worden de belangrijkste genoemd: Technische criteria: • Energie-efficiëntie (hoeveel % blijft er van de input over); • Betrouwbaarheid van de energievoorziening, robuustheid onder moeilijke omstandigheden; • Bewezen track record • Mogelijkheid voor aanpassingen aan lokale omstandigheden. Economische criteria: • Kosten voor gebruikers (eenmalig, structureel, onderhoud) • Investeringskosten; • Aanwijsbare positieve invloed op economische drivers, van zeer specifiek belang zijn de mogelijkheden voor (nieuwe) lokale werkgelegenheid en inkomstenbronnen en het kunnen gebruiken van bijproducten; • Potentie tot inkomstengeneratie op macro-niveau, danwel besparing op andere kosten zoals die voor gezondheid en veiligheid; • Verwachte problemen en weerstanden door gekoppelde macro-belangen (zoals ‘vested interests’) van sectoren. 7
Milieu- en sociale effecten: • Directe effecten m.b.t. broeikasgas-reductie, in CO2-equivalenten; • Positieve synergie m.b.t. andere milieu-effecten zoals biodiversiteit, sociale en gezondheids effecten, mogelijkheden voor vrouwen, economische effecten als verminderde uitgaven aan 4 olie-import en hogere energievoorzieningszekerheid ; • Negatieve invloed op andere factoren (voedsel, veiligheid, sociale structuren, de duurzaamheid van de productie van de technologie). Welke criteria doorslaggevend zijn, is veelal een kwestie van maatwerk dat afhankelijk is van de lokale omstandigheden.
3.3.
Korte beschrijvingen technologieën
De nadruk van een discussie kan in sommige gremia meer liggen op de factoren die de randvoorwaarden scheppen dan op een discussie welke technologie het beste is. Om toch enig, maar geen uitputtend, inzicht te geven in de mogelijkheden, passeren in deze paragraaf enkele relevante technologieën kort de revue. Biomassa voor gebruik in ontwikkelingslanden De rol van hout, gecombineerd met een efficiëntere landbouw en bosbouw blijft van belang in veel ontwikkelingslanden. Gezondheidseffecten van binnenhuis gebruik van hout als primaire energiebron behoeven aanpak door middel van betere huishoudvoorzieningen. Philips heeft een nieuwe houtkachel ontwikkeld die met succes wordt toegepast in bv India. Biobrandstof voor gebruik in ontwikkelingslanden Met als voordeel de aanwezigheid van korte aanvoerlijnen en de bijdrage aan de eigen voorzieningszekerheid (bijdragend aan macro-stabiliteit) is het omzetten van biomassa in biobrandstof een relevante waarde-toevoegende activiteit voor een ontwikkelend land. Het dubbele effect (schone energiebron en werkgelegenheid) plus kansen voor Nederlandse bedrijven in deze ketens is beloftevol. Hierbij is de mate van duurzaamheid tijdens het productieproces een aandachtspunt voor Nederlandse bedrijven. Biomassa productie in ontwikkelingslanden voor export naar het Westen Indien deze optie ongecontroleerd wordt uitgevoerd kan er een negatieve relatie zijn tussen biomassa export en biodiversiteit (massale boskap), voedselproductie (concurrentie met landbouwgrond), duurzame inkomstenbronnen voor de lokale bevolking en kwetsbaarheid voor natuurrampen. Nu biomassa productie op gang komt vanuit een groeiende vraag vanuit de rijke landen zijn deze gevaren zeer reëel. Voor het tegengaan van deze effecten is certificering van biomassa productie noodzaak, alsmede inzet van meer tweede generatie biomassa. Voor 5 certificering kan het rapport van de commissie-Cramer een startpunt zijn . Het lijkt raadzaam om gebruik van biomassa niet alleen om te zetten in brandstof voor de vervoer-sector, aangezien dan
4
Eventueel is hier nog een criterium aan toe te voegen ‘Natuurlijke symbiose’: welke technologie draagt inherent ook bij aan andere milieu-issues of verbetert sociale issues. 5 Criteria voor duurzame biomassa-productie. Eindrapport van de projectgroep “Duurzame productie van biomassa”, o.l.v. J. Cramer, 14 juli 2006.
8
het gevaar van concurrentie met voedselproductie te groot zou kunnen worden. De EU en de VN kunnen een rol spelen bij het creëren van een internationale kritische massa, bijvoorbeeld door een aanpak, die bij de FSC voor duurzame hardhout handelsketens succesvol is gerealiseerd, te bevorderen. Om de problemen met betrekking tot concurrentie met voedselproductie (landgebruik) te omzeilen, wordt ook al aandacht besteed aan het laten groeien van algen in water-reservoirs (zoals meren), die ook kunnen worden omgezet in biomassa. Uiteraard zal daarbij moeten worden gekeken naar de eventuele interferentie met water-biodiversiteit, en de visserijsector. Overige aandachtspunten voor verbouwing van biomassa op grote schaal zijn: • de geschiktheid van de aard van de grond, • de gewaskeuze (bv. Jatropha zaden of suikerpalmen) en haalbare schaalgrootte • de aanwezigheid van middelen tot productiviteitsverhoging (bodemvruchtbaarheid, beschikbaarheid van water, mineralen, arbeid en kennis), • de life cycle efficiency op duurzaamheidscriteria (vervoeren van elders geproduceerde biodiesel om in Westen gebruikt te worden heeft hoog totaal energieverbruik), • de keten efficiency (conversietechnologie, energy swapping). Wind De initiële kosten van windenergie zijn relatief hoog. Door wisselende aanvoer is opslag nodig, die vaak maar lastig is te realiseren. (Kleinschalige) waterkracht CDM houdt een bovengrens van 10 MW aan, anders is de kans op negatieve sociale en milieueffecten te groot. Indien deze direct vanaf het begin worden meegenomen, zijn wellicht grotere projecten mogelijk waardoor ze interessanter worden voor institutionele investeringen van bijvoorbeeld banken. Zonne-energie voor ontwikkelende landen Zon is vaak in overvloed beschikbaar. Door te combineren met energiezuinige apparaten en LEDtechnologie kan dit een boost geven aan ontwikkeling. Een voorbeeld is het NICE-concept (Energy4All) in Gambia. Daarnaast is ‘solar thermal’ een technologie in opkomst. CSP Concentrated Solar Power is een nieuwe ontwikkeling die veelbelovend lijkt. CSP zou geschikt zijn om in dorpen een Stirling motor voor elektriciteitsopwekking aan te drijven. Deze motor kan als zonlicht tijdelijk (’s nachts) ontbreekt met andere brandstoffen gevoed worden. Afval vergisting en biogas Aandachtspunt bij biogas productie is een goede gescheiden afvalinzameling. Indien niet wordt gescheiden, moet worden beoordeeld hoe acceptabel de effecten van het verbranden van gevaarlijke stoffen is. Niet altijd zal dit op verantwoorde manier op kleine schaal vorm kunnen krijgen.
9
Schone kolen centrales (‘schoon fossiel’) Schone geavanceerde vormen van op fossiele brandstoffen gebaseerde technologie kunnen aan de orde komen, mogelijk met CO2 opslag (CCS, Carbon Capture & Storage) Deze optie is met name relevant voor ontwikkelende landen die een makkelijk winbare voorraad kolen hebben en in staat zijn geavanceerde technologie te beheren en door te ontwikkelen, zoals bv China. Indien CCS een goede oplossing blijkt kan deze ook worden ingezet bij biomassa productie en dan zelfs tot een 6 negatieve CO2-balans leiden . Overig Warmte pompen en andere toepassingen kunnen lokaal interessant zijn. Het voorkomen van ontbossing en van bijvoorbeeld veenbranden (Indonesië) kan CO2-technisch een effectieve manier zijn om de mondiale CO2-balans te verbeteren.
3.4.
Toetsing van enkele veelbelovende technieken
Hier zullen enkele generieke opmerkingen worden gemaakt over de geschiktheid van de diverse technieken, wanneer deze worden aangehouden tegen de criteria beschreven in 3.2. •
• •
•
•
•
• •
Sommige technologieën zijn met name geschikt als het doel is om het algehele aanbod van energie te vergroten en macro-ontwikkeling centraal staat, zoals grootschalige waterkracht, schoon fossiel en grootschalige zonne-energie parken; Technologieën als duurzame biomassa ketens zullen echter meer mogelijkheden bieden m.b.t. structurele lokale werkgelegenheid; Kleinschaliger technologieën zullen meer mogelijkheden bieden m.b.t. effectieve toepassing in de lokale context gericht op duurzame economische ontwikkeling, mits niet alleen technologie maar vooral ook kennisoverdracht en mobilisering plaatsvindt; Wind- en zonne-energie zullen relatief weinig mogelijkheden bieden voor lokale werkgelegenheid tenzij gericht aan gedegen opleiding wordt gedaan t.b.v. onderhoud. De technologie is relatief complex; Technologieën die minder ruimtebeslag hebben zullen minder snel concurreren met andere vormen van landgebruik, dus negatieve milieu en sociale effecten zullen binnen de perken blijven; Bij het implementeren van (m.n. stand-alone) technologieën die de macht van centrale energieleveranciers verminderen (‘Power to the people’) kan tegenstand worden verwacht. Door tegelijk de voordelen voor henzelf aandacht te geven (energie = ontwikkeling = koopkracht = vraag) kan deze remmende factor worden gemitigeerd. Technologieën waarbij een relatie aanwezig is met Nederlandse kerncompetenties zoals waterhuishouding en landbouw bieden concurrentievoordeel; In het kader van de Millennium Development Goals zijn technologieën die rekening houden met de positie en huidige rol van vrouwen geschikt om een integrale bijdrage te leveren aan die doelstellingen (de MDG’s).
De volgende hoofdstukken gaan in op voorwaarden die voor het succesvol toepassen van duurzame energietechnieken van belang zijn
6
Make Markets Work for Climate. Key Messages, 16/17 October 2006, Amsterdam.
10
4. Procesfactoren ter bevordering van innovatieve duurzame energie 4.1.
Technologie – en kennis transfer
Los van de discussie welke technologie in een bepaalde situatie de meeste potentie heeft met het oog op de drievoudige doelstelling, speelt nog een aantal andere factoren een rol met betrekking tot het komen tot een optimale strategie. Het gaat dan over factoren die stimulerend of juist remmend werken op een effectieve verspreiding van technologie en kennis. Alleen als deze randvoorwaarden voldoende aanwezig zijn, zal het potentieel van de technologie ook echt kunnen worden benut. Naast technologie-innovatie is procesinnovatie en uitbouwen van veelbelovende bestaande initiatieven van belang. Hieronder worden enkele aspecten genoemd die een rol spelen bij de manier waarop kennis en technologie overdracht effectiever kan plaatsvinden. •
• •
•
•
•
Sociale en bestuurlijke voorwaarden zijn bepalend voor succesvolle implementatie en maximale benutting van synergie (o.m. bijdrage aan capacity building, kansrijke toepassing onder lokale omstandigheden, governance, participatie middenveld). Sommige landen zullen hier al aan voldoen, van andere wordt soms geëist een plan te overleggen hoe aan deze voorwaarden kan worden voldaan. Het is van belang ‘IMF-achtige’ praktijken (hard eisenpakket aan voorwaarden die vaak meer negatieve dan positieve effecten op de 7 ontwikkeling hebben) te voorkomen . Partnerschappen kunnen een belangrijke rol spelen. Hierop wordt later apart ingegaan. Het betrekken van zowel Nederlandse als lokale universiteiten (of ontwikkeling daarvan) is een specifiek punt van aandacht m.b.t. keuzes voor investeren in landen en projecten. Opbouw van kennis- en vaardigheden is een essentieel onderdeel van een effectief initiatief, tenminste op programma niveau. De (Nederlandse) overheid kan actief inspelen op de methode die de Clinton- Foundation heeft ontwikkeld. Om AIDS-medicijnen betaalbaar te maken voor de ontwikkelende landen is de Clinton Foundation initiërend opgetreden om met grote partijen een grootschalige afzetgarantie te organiseren waardoor producenten minder investeringsrisico lopen en de prijs met een factor 10 kon dalen voor de patiënten in de ontwikkelingslanden. Ook bij technologie-transfer op energie gebied zijn er mogelijkheden om met grote partijen vaste leveringscontracten af te sluiten waardoor producenten tegen aanzienlijk lagere prijs kunnen leveren. De vraag is wie als initiatiefnemer wil optreden. Bij de transfer van technologie is het van belang beter rekening te houden met de langere 8 termijneffecten. Bij joint ventures is er bijvoorbeeld het gevaar voor negatieve effecten op (middel)lange termijn in het ontwikkelende land; bij FDI (Foreign Direct Investment) zullen op 9 termijn winsten wegvloeien naar Westerse landen. Het gebruik van ODA middelen stelt eisen die rechtstreeks gebruik voor de nationale taakstelling om broeikasgasemissies te verminderen beperkt. Ook de Nederlandse
7
Globalization and its discontents. Joseph E. Stiglitz (2003). Addressing challenges to sustainable development with innovative energy technologies in a competitive electric industry. Robert H. Williams, Princeton (2001) 9 Stiglitz vs. Williamson and my discontents. Koos Alsemgeest (2003)
8
11
•
•
•
•
bedrijfbelangen kunnen niet altijd expliciet worden gediend. Echter ODA middelen die aan de vrijwillige CDM-markt worden besteed, worden niet afgetrokken van de ODA-prestatie. Ook capacity building met ODA middelen kan een interessante optie vormen om aan armoedebestrijding te doen, die (op termijn) kan bijdragen aan CO2-emissie reductie. Een belangrijk struikelblok vormt vaak het omgaan met het intellectueel eigendom. Mogelijk is dit één van de krachtigste verborgen aspecten die snellere verspreiding van technologieën 10 en kennis blokkeert . Er zijn diverse (innovatieve) opties mogelijk om hier mee om te gaan, zoals: o Een andere insteek door bedrijven die er van uitgaat dat de ervaring die wordt opgedaan, zorgt voor een versnelling van hun leercurve en dat de spin-offs van zowel die technologieën als nieuwe (die wel tegen commerciële prijzen kunnen worden ingezet), financieel ruimte schept voor goedkopere transfer van technologie en kennis naar ontwikkelende landen; o Oog voor anderssoortige innovaties die immers steeds minder gerelateerd zijn aan specifieke technologieën, maar steeds meer aspecten omvatten als bedrijfsmodellen, relaties, reflectie en leervermogen en het creëren van ‘lead time’ voor nieuwe producten. Indien teveel aandacht wordt besteed aan de bescherming van zelf uitgevonden technologie zullen bedrijven te weinig aandacht besteden aan de andere aspecten, wat ten koste zal gaan van hun algehele concurrentiekracht. o Stimulerende rol van de overheid door licenties voor technologieën (tijdelijk) af te kopen; o Bedrijven die technologie en kennis naar ontwikkelingslanden exporteren vanuit de overheid financieel compenseren, bijvoorbeeld uit het extra budget, zodat lagere 11 prijzen kunnen worden berekend ; o Mogelijkheden scheppen voor het sneller laten verlopen van het intellectuele eigendom. Voor grootschalige projecten is het vaak noodzakelijk zaken te doen met genationaliseerde energiemaatschappijen zoals in Bolivia en Venezuela. Dat kan conflicteren met de wens om op echte marktwerking in te zetten. Ter bevordering van een constructievere houding m.b.t. transfer van technologie en kennis is het verstandig om deze nooit als éénrichtingverkeer te beschouwen. Uiteraard zullen Nederlandse overheid, bedrijven en NGO’s veel leren van toepassing en implementatie in ontwikkelingslanden. Daarnaast spelen er in sommige landen echter problemen zoals watermanagement en urbanisatie, die op iets langere termijn ook bij ons een rol kunnen gaan spelen. Door mee te lopen in de ontwikkeling om die problemen het hoofd te bieden elders, zullen de Nederlandse betrokkenen daaruit lessen kunnen trekken voor Nederland zelf. Tenslotte, maar niet het minst belangrijk, spelen de financieringsvoorwaarden een grote rol. Micro-krediet kan nieuwe initiatieven op weg helpen maar is onvoldoende voor de opschaling die daarop moet volgen.
10
Zie o.a. de input van Business & Industry voor de SG van CSD15 (2007). Opgemerkt moet worden dat subsidies als ORET en MILIEV vanuit de EU gedwongen worden afgebouwd, wat deze mogelijkheid compliceert. 11
12
4.2.
Verbeteren condities opschalen nieuwe technologieën
Het succesvol opschalen van pilot-projecten lijkt in Nederland moeizamer plaats te vinden dan in ons omringende landen. Naast specifieke kennis hoe succesvolle pilots het best kunnen worden 12 opgeschaald (technologie, methode, kennis ), zijn ook algemene, wellicht minder gunstige, voorwaarden die in Nederland heersen van belang om onder de loep te nemen. Waarom relatief veel bedrijven die met nieuwe technieken starten blijven steken in de pilot-fase is nog niet goed onderzocht, maar het lijkt een specifiek Nederlands probleem. Het vrij radicaal stoppen van de stimuleringssubsidie voor zonnepanelen is een voorbeeld hoe het niet moet wanneer een overheid draagvlak en momentum voor een nieuwe technologie wil creëren. Heeft Nederland teveel een verdeel en heers mentaliteit waardoor initiatieven maar moeilijk boven het maaiveld kunnen uitsteken? Sommigen benadrukken het belang van meer focus en massa en het opzetten van een betere leeromgeving voor initiatiefnemers, overheden en financiers. Een aantal criteria die generiek geldig zijn m.b.t. opschaling van oplossingen zijn o.a. organisatie structuur en institutionele inbedding van het managen van de oplossing, best practice gebruik (wat werkt), cultuur, continuïteit van financiering en goed leiderschap dat tijdig de juiste beslissingen weet 13 te nemen . Het is van belang deze randvoorwaarden tot hun recht te laten komen in plaats van opschaling als een eenduidige en ééndimensionale uitdaging te zien die digitaal (wel of niet) werkt. Juist door de verschillende elementen te erkennen, zijn er meerdere interacties nodig en kan de kans dat er succesvol kan worden opgeschaald worden vergroot. Naast de criteria die een schaalsprong in Nederland mogelijk maken, zijn de specifieke omstandigheden in de variëteit van ontwikkelingslanden van belang. Er bestaan in veel landen succesvolle pilot projecten, maar duplicatie of navolging op grotere schaal blijkt moeilijk, onder meer door hiervoor benoemde oorzaken. Daarmee ontstaat er onvoldoende massa en blijft potentiële winst op het gebied van armoedebestrijding en milieu onderbenut. Eén van de aanvullende oorzaken kan zijn dat initiatieven te smal zijn, of te breed maar dan op een te hoog niveau. Zo zou bij het stimuleren van biomassa-technologie tegelijk kunnen worden gekeken naar waterhuishouding en CO2-emissie aspecten. Als slechts één van de drie geïsoleerd wordt aangepakt is de kans op een fatsoenlijk totaal-effect veel kleiner. Deels heeft beperkte opschaling te maken met het onvoldoende aantrekkelijk zijn van een aantal opties voor het bedrijfsleven. Investeringszekerheid en rentabiliteit zijn niet in alle gevallen gegarandeerd. Commercieel interessante niches zullen door bedrijven zelf wel ontsloten worden. Maar in moeilijkere markten zal het zoeken worden hoe de mix van private investeringen, publieke middelen en het investeringsklimaat in ontwikkelingslanden geoptimaliseerd dienen te worden. Er is grote behoefte aan bedrijfsconsortia die zelf in de markt een start willen maken en de vraag naar (agrarische grondstoffen) willen genereren, zodat de energie piramide vanaf de basis kan worden opgebouwd. Mogelijk is ook de veelheid aan partnerschappen en het gebrek aan donor coördinatie aan de relatief beperkte opschaling debet.
12
Pathways to Social Impact: Strategies for Scaling Out Successful Social Innovations. Greg Dees et al. CASE (2002) 13 Overview of the seven scaling capacities. Steven LaFrance. 2006. www.socialedge.org.
13
Om een effectievere strategie met betrekking tot opschaling te bereiken is het dan ook zinvol om de stadia van innovatieprocessen te onderscheiden. Dit zijn achtereenvolgens • ontdekken (discover) • ontwikkelen (develop), • demonstreren (demonstrate in pilots) en • inzetten (deploy). De rol van overheden in deze fasen zal ook anders zijn. Het daadwerkelijk opschalen vindt vooral plaats in de laatste fase. Wat van groot belang is om bij alle fasen leervermogen en reflectie in te bouwen. Dit geldt niet alleen op het niveau van individuele projecten en organisaties, maar ook op hoger niveau: wordt er wel voldoende van elkaars ervaringen geleerd? Hier zou vanuit de overheid ook meer aandacht aan kunnen worden besteed bij het alloceren van budget alsmede het stellen van eisen voor initiatieven die ze wil ondersteunen. Ook kan de overheid zelf participeren in de te creëren leeromgeving om te leren waar zij aanvullend en ondersteunend aan de markt kan optreden, bijvoorbeeld door te investeren in infrastructuur en onderwijs. Tenslotte gaat het ook hier om de financieringsproblematiek. De ervaring leert dat voor kleine projecten, al dan niet met demonstratiekarakter, relatief makkelijk fondsen kunnen worden verkregen, bijvoorbeeld via Innovatiefondsen, multilaterale fondsen en micro-kredieten. Voor de zeer grootschalige implementaties van bewezen technologieën zijn investeringen ook aan te trekken, zowel privaat (bedrijven) als publiek (bijvoorbeeld Wereldbank). Het probleem zit in het tussenstadium, de projecten van pakweg 1 tot 5-10 miljoen. Vooral als er nog geen zekerheid is over de haalbaarheid op grotere schaal valt deze vorm van inzetten (deployment) veelal tussen de wal en het schip, waardoor veel ontwikkelingen worden gesmoord voordat ze tot bloei konden komen. De echte uitdaging is hier om de drempel van investeringen van een omvang van enkele miljoenen te nemen.
4.3.
Vergroten synergie beleidsinstrumenten departementen
Elk departement heeft zijn eigen doelstellingen en instrumenten, die niet altijd op één lijn zitten. Zo wil OS het liefst dat ontwikkelingslanden toegang tot duurzame energie krijgen en daar zo min mogelijk eisen aan verbinden. VROM-Milieu wil graag nieuwe veelbelovende technieken voor het milieu promoten en dit bevorderen door de onrendabele top (duurste technologieën) zonodig te 14 subsidiëren (zie een recent AER-rapport ). EZ en OS hebben instrumenten om bijvoorbeeld export 15 door bedrijven te bevorderen (ORET, MILIEV ). Het is van belang om te bezien of middelen kunnen worden gebundeld en of er aanvullende en synergetische effecten zijn te bereiken. Bij OS bestaat grote aarzeling om ODA gelden ten goede te laten komen aan het Nederlandse bedrijfsleven, omdat dit gebonden hulp zou betekenen.
4.4.
Scheppen en benutten mogelijkheden donorcoördinatie
De vraag doet zich voor of Nederland moet kiezen voor unilateraal handelen dan wel om EU en multilaterale inspanningen na te streven. Allerlei Europese lidstaten (bv Duitsland, VK en Noorwegen) hebben hun eigen initiatieven die nog beter kunnen worden gecoördineerd om
14 15
Energietechnologie voor de toekomst, Leren en stimuleren. AER. (2007) Zie voetnoot 11
14
onderlinge concurrentie te vermijden en samenhang te bevorderen. Vooral de VS kiest voor eigen initiatieven waarbij de eigen bedrijven een rol wordt toebedeeld. Toch is het goed om na te gaan waar extra vormen van donor coördinatie met het oog op ontwikkeling en klimaatbeheersing vanuit zowel het ontvangende land als de donerende landen wenselijk en mogelijk zijn. Het verduurzamen van ketens waarbij lokaal positieve sociale en milieu-effecten optreden is hier een voorbeeld van.
4.5.
Bedrijven stimuleren tot meer ontwikkeling
Het is van belang bedrijven te stimuleren om meer te investeren in nieuwe technieken, door het 16 opvoeren van seed and early stage capital voor die bedrijven die zich met technologie-ontwikkeling voor ontwikkelende landen bezighouden. Daarnaast draagt technologie transfer naar ontwikkelende landen ook bij aan een versnelling van de eigen leercurve. De positieve spin-off hiervan kan helpen de innovatiekracht van het bedrijf te verhogen, zoals al betoogd in 4.2. Een eventueel lager niveau van inkomsten op de korte termijn, betaalt zich in veelvoud terug in de vorm van kennisontwikkeling, mogelijkheden voor de eigen markt ontwikkelen, en dus concurrerend vermogen in het algemeen. Onderzoek hoe een combinatie van regels en subsidies zou kunnen bijdragen aan uitbreiding van 17 EU-marktmechanismen naar ontwikkelingslanden kan hiervoor zinvol zijn.
4.6.
Bedrijven activeren tot ondernemen in moeilijke landen
Bedrijven willen best in ontwikkelingslanden investeren zolang het om stabiele markten en interessante volumina gaat, zodat er ook een langere termijn perspectief is. Voor het ontwikkelingsbeleid (OS) is het juist van belang ook tot investeringen te komen waar de markten 18 minder stabiel zijn of waar corruptie is . De Nederlandse overheid kan extra middelen inzetten om bedrijven te stimuleren, dat wil zeggen de directe korte termijn risico’s te verkleinen, om ook te investeren in moeilijke landen en markten. Ook kunnen bedrijven zelf in consortia optreden in markten met geringe koopkracht door boeren afzetcontracten aan te bieden voor hun agrarische producten en zo aan de basis de economische groei en stabiliteit te versterken.
4.7.
Benutten van bestaande partnerschappen
Nederlandse bedrijven en ingenieursbureaus zijn actief over heel de wereld en betrokken bij Publiek Private Partnerschappen. Voordelen van PPP's zijn de mogelijkheid om markten te ontwikkelen voor schone energie en het aantrekken van extra financiële middelen. De ervaring bij OS leert echter dat de financiële betrokkenheid van bedrijven bij PPP's vaak achterblijft bij eerdere verwachtingen. 19
Bestaande interessante partnerschappen zijn het Renewable Energy Network for the 21ste century (REN21), het Global Village Energy Partnership (GVEP), het Global Bio-energy Partnership (GBEP) en zeker ook het Renewable Energy and Energy Efficiency Partnership (REEEP). REEEP kan zorgen voor verbeterde overheidsplannen over hernieuwbare energie en efficiency en voor diffusie van technologie. Ook van belang is de Johannesburg Renewable Energy Coalition (JERC) die een raamwerk kan bieden om snel tot implementatie van kansrijke technologieën te komen. Verder kent
16
Zie voetnoot 14 voor de referentie Green Paper on market-based instruments for environment and energy related policy purposes. EC (2007) 18 Zie bijvoorbeeld: http://www.transparency.org 19 th EU2007.DE, 15 Session of the Commission on Sustainable Development. Priority issues paper of the EU for CSD 15 17
15
de EU partnerschappen met andere regio’s die een rol spelen zoals de EU-Russia Energy Dialogue, het EU-China Energy and Environment Programme, het EU-China Partnership on Climate Change en het EU-India Energy Panel. De rol van partnerschappen en een keuze van de meest effectieve vormen hiervan vragen een nadere verkenning. De wens om ook bedrijfsbelangen bij de introductie van duurzame energie technologieën te bevorderen vergt extra inventiviteit bij het vinden van kansrijke opties. Om de bijdrage van partnerschappen te activeren is duidelijkheid nodig welke partij het voortouw moet nemen en hoe de bijdrage van het bedrijfsleven maximaal kan worden benut. Het UNFCCC 20 ziet een cruciale rol voor de private sector . Er is synergie (effectievere en breder gecombineerde 21 oplossingen) te bereiken door publiek/private financiering zoals de Wereldbank dit voorstaat . Per samenwerkingsverband moet worden gekozen voor de meest passende schaal: nationaal, multilateraal of juist met het land waar projecten plaatsvinden. Dit is des te relevanter omdat PPP’s tijdrovend zijn om op te zetten, en dit verspilde energie is als dit op het verkeerde niveau gebeurt. De samenwerking kan ook betrekking hebben op capaciteitsopbouw en een langduriger vorm van 'overheidswinning' waarbij uitvoeringsproblemen die zich in de praktijk voordoen makkelijker bespreekbaar en daarmee oplosbaar worden. Tevens geeft dit extra garanties aan het investerende bedrijfsleven voor continuïteit. In vrijwel alle partnerschappen zou een rol weggelegd kunnen zijn voor universiteiten en is meer aandacht nodig voor leren. Op projectniveau, organisatieniveau, tussen organisaties en vanuit het perspectief van beleidsmakers. Zowel single loop (incrementele verbeteringen i.t.t. behalen van gestelde doelen) als double loop (zijn onze aannames en doelen wel de juiste) is hier van belang. Met name de laatste manier van leren lijkt nog weinig verankerd te zijn in initiatieven, waardoor een dergelijk leereffect pas na zeer lange tijd optreedt. Hierdoor gaat veel tijd en geld, alsmede inzicht in de toegevoegde waarde van de diverse initiatieven nodeloos verloren. Dat betekent niet dat na ieder project het hele beslissingsraamwerk gewijzigd moet worden, er moet ook tijd zijn om te experimenteren en fouten te maken om van te kunnen leren.
4.8.
Benutten van bestaande fondsen
Er zijn diverse internationale fondsen die middelen voor het hier beoogde doel of doelen die daar veel op lijken inzamelen en beschikbaar stellen. Hierbij is een goed inzicht in alle Europese steunfondsen nuttig. 22
Tabel 1 geeft een tentatief overzicht .
20
Challenges and opportunities for private investment under the UNFCCC and the Kyoto Protocol. Katia Simeonova. Workshop 16/17 June, Helsinki (2005). 21 Financing clean energy: a framework for public private partnerships to address climate change, Paul Wolfowitz, Financing Clean Energy Conference 13 March (2007) 22 Zie voetnoot 19 voor de referentie
16
Fondsnaam EU Energy Facility
Indicatieve omvang Mln. € 220
EU COOPENER
40,4
EUEI Part+Dialogue Facility Infrastructure Trustfund Africa Global .Energy Efficiency and Renewable Energy Fund (GEEREF)
4 320 plus 120 plus
Periode
Doel
Lancering 2006 20072010 2007?
Co-financing access to sustainable energy in rural Africa, Carribean, Pacific Capacity building, energy efficiency and renewable energy Policy analysis African countries
Lancering 2007 Lancering 2007
EC/EIB, Africa’s energy security and sustainable development EC global risk capital fund mobilising private investment. in energy efficiency/renewable energy
Tabel 1 Tentatief overzicht van bestaande EU duurzame energie stimuleringsfondsen Als eerste zal de vraag moeten worden beantwoord of de extra middelen geheel worden besteed bij het Nederlandse bedrijfsleven of dat beoogd wordt een hefboomwerking te bereiken met bv Europese, VN of private middelen en daarmee bijdragen van andere bedrijven buiten Nederland. OS middelen worden vaak mede aangewend door een bijdrage te geven aan geschikte multilaterale fondsen bv van de Wereldbank of de EU. De EU heeft recent als instrument het GEEREF (Global Energy Efficiency and Renewable Energy Fund) opgericht om risico's van het bedrijfsleven in vooral Africa, Latijns-Amerika en Azië af te dekken. De EC heeft uit haar budget voor ontwikkelingssamenwerking hieraan een bijdrage van 80 miljoen € gegeven. Tot nu toe hebben ook Italië en de UK hierin ca 40 miljoen € bijgedragen en Nederland zou daar eveneens een bijdrage aan kunnen leveren. Ook de EIB en de EBRD hebben bereidheid getoond te participeren. De verwachting is dat de overheidsinleg met een multiplier van 3-10 kan worden vergroot. Voordat de bijdrage aan bestaande fondsen dan ook wordt opgehoogd, verdient het aanbeveling goed na te gaan in welke mate deze fondsen de doelstellingen halen, om te beginnen die van henzelf. Vervolgens kan geanalyseerd worden of die fondsen ook een voldoende bijdrage aan de beoogde drievoudige doelstelling van minister Cramer en de beleidsprioriteiten van minister Koenders leveren. Ook de Wereldbank is bij diverse initiatieven betrokken. In maart 2006 heeft de Wereldbank in respons op een verzoek van de G8 'An Investment Framework for Clean Energy and Development' opgesteld dat een platform wil bieden voor het samengaan van publieke en private investeringen bij (1) het verschaffen van toegang tot duurzame energie in ontwikkelingslanden, (2) het omschakelen naar een koolstofarme economie en om (3) ontwikkelingslanden te helpen zich aan te passen aan de risico's van klimaatverandering. Een uitwerking hiervan is de samenwerking van de Wereldbank met de International Finance Corporation in het programma Lighting Africa, dat 250 miljoen mensen in Sub-Sahara Africa toegang wil verschaffen tot lichtgevende producten die zijn gebaseerd op goedkope, veilige en betrouwbare technieken die niet zijn afgeleid van fossiel brandstof gebruik. Philips is een van de partners in dit initiatief. Mede gezien de wens tot grotere afstemming tussen bilaterale OS-inspanningen van verschillende donoren (door o.a. de Parijse Agenda voor donor coördinatie) is momenteel voor het Nederlandse beleid het Wereldbank raamwerk een belangrijk richtsnoer.
17
5. Landen en regio’s Het spreekt vanzelf dat niet iedere technologie overal even effectief ingezet kan worden. Met name geografische factoren (klimaat, natuurlijke hulpbronnen), institutionele factoren, aanwezige infrastructuur en sociaal-culturele factoren spelen een rol bij keuzes voor geschikte technologieën. Grootschalige waterkracht is een optie die voor Afrika perspectief kan bieden. Vermarkting van zonne-energie en verduurzaming van oliepalmplantages biedt kansen in bv Indonesië. Biomassaproductie is aan de orde in Zuid-Amerika en overal waar vruchtbaar land en voldoende water en zon beschikbaar zijn. Zonne-energie is in droge en afgelegen gebieden een aantrekkelijke optie. Bij al deze keuzes is wel van belang hoe geïntegreerd een initiatief wordt geïmplementeerd. Het kan in sommige gevallen veel effectiever zijn om meer te investeren op het gebied van infrastructuur (inclusief kennis!).Het toegang bieden tot energie alleen, zonder verdere ideeën hoe die toegang in die context tot daadwerkelijke ontwikkeling kan leiden, is weinig effectief gebleken en zal zelden leiden tot effectieve besteding van geld. Immers energie aanbieden in een context waar de bevolking geen koopkracht heeft, leidt niet tot ontwikkeling. De energiesector zelf moet mee ontwikkelen met de samenleving en de gekozen energie oplossingen moeten functioneel zijn voor de ontwikkelingsmogelijkheden van een land of regio. Meer in algemene zin spelen de volgende aspecten een rol: • Bij het selecteren van landen of regio’s kan vooral worden gelet op het verschil in ontwikkeling. De nadruk komt dan grosso modo te liggen op respectievelijk armoedebestrijding (micro-empowerment) of milieu-effecten (macro-development); dit onderscheid vertaalt zich grofweg in een verdeling tussen nadruk op MOL’s (Minst Ontwikkelde Landen) en ‘emerging economies’. De verschillen in de energie-sectoren in de twee categorieën hebben invloed op de manier hoe kan worden samengewerkt. Doorgaans zijn de sectoren in de tweede categorie beter georganiseerd en voeren coherenter beleid. • Een dergelijke verdeling heeft tevens parallellen met de onderscheiden hoofdcategorieën in technologieën, respectievelijk kleinschalige en grootschalige toepassingen. Met betrekking tot landen of regio’s waarop Nederland zich zou kunnen concentreren, is tevens van belang of de Partnerlanden lijst van OS (zie bijlage 1) hier volledig leidend moet zijn, of dat bijvoorbeeld de 'plus 5' van de Wereldbank landen waar het meeste (milieu) effect te behalen valt (China, India, Mexico, Brazilië en Zuid-Afrika) ook een besliscriterium vormt. Gezien de drievoudige doelstelling waarover het in de context van dit overzicht gaat, lijkt het in ieder geval raadzaam om te bepalen in welke landen de meeste overlap zit tussen de doelstellingen. Interessante landen in dit verband zijn bv Zuid-Afrika, Indonesië, Vietnam en Mozambique.
6. Kenmerken Nederlandse bedrijfsleven Nederlandse multinationals zijn actief betrokken bij duurzame energieprojecten aan de basis van de energie piramide in ontwikkelingslanden. Voorbeelden zijn Shell op het gebied van biomassa en Philips waar het gaat om verbeterde kooktoestellen. Een door SenterNovem opgestelde lijst met bedrijven die potentieel van belang zijn voor samenwerking op het gebied van duurzame energievoorziening in ontwikkelingslanden geeft bijlage 2. De invalshoek vanuit het bedrijfsleven is niet per se dezelfde als die van de overheid, maar beide kunnen van elkaar leren. Zo hanteert Shell drie basismodellen of fasen om te besluiten hoe samen te werken met landen op energie gebied: 18
•
•
•
Fase 1: Inability to pay: hiervoor wordt vaak sponsoring gekozen, dus volledige betaling door de betreffende overheid. Hier zit echter een groot risico, dat er geen vervolgperspectief is nadat de initiële stap is gezet. Als het niet als expliciete eerste stap wordt gezien (mogelijk al direct in combinatie met andere stappen), dan zal een dergelijk initiatief al snel verzanden. Fase 2: Enabling to pay: nagaan welke bijdrage energie-toegang kan leveren aan de lokale e economische ontwikkeling en tegelijk met de 1 stap die energie toegang onderdeel maken van een economisch systeem, waarin de mogelijkheden ter plekke blijvend worden gemobiliseerd. Toegang tot energie verbeteren is op die manier nooit een geïsoleerde actie, maar vindt altijd plaats als onderdeel van een groter plan, dat wel moet passen bij de lokale context. Fase 3: Ability to pay: er is koopkracht, maar niet genoeg voor de huidige prijzen. In dat geval is het omlaag brengen van de prijs door het vergroten van de schaal (aanbod) een mogelijke strategie. Wel zullen met name bedrijven dan analyseren waar ze in de ketens dat schaalvoordeel kunnen boeken, zodat de prijs omlaag kan, en waar lokale schaal de doorslag geeft. Die beslissingen zullen niet algemeen geldend zijn.
Bedrijven kunnen van grote toegevoegde waarde zijn door expliciet mee te werken aan ‘closing loops’, dus het voorkomen van negatieve lussen ten gevolge van economische ontwikkeling en het stimuleren van een positieve spiraal. Doordachte biomassa-ketens, inclusief waterhuishouding, alle raakvlakken met landbouw en een verbeterde CO2-balans, zijn hier een voorbeeld van.
7. Identificatie kerndilemma's bij maken van keuzes 7.1.
Introductie
Uit bovenstaande kan een aantal belangrijke vragen en dilemma's worden onderscheiden die bespreking rechtvaardigen. Er kunnen meerdere invalshoeken worden gekozen, waarbij vaak niet 23 met het maken van een eenvoudige criteria analyse kan worden volstaan . Naast de vraag of het om grootschalige of kleinschalige initiatieven gaat en in welke regio's de toepassing kan plaatsvinden, spelen onderwerpen zoals obstakels bij het opschalen en toepassen, omgaan met bedoelde en onbedoelde neveneffecten van de economische activiteit en de mate van aansluiting bij het lopende OS beleid. Dit zijn even zovele invalshoeken om tot keuzes te komen. Ter voorbereiding van een dergelijke bespreking zijn enkele pragmatische keuzevragen geformuleerd die kunnen helpen vruchtbare richtingen te bepalen bij het invullen van de projecten in het kader van de extra middelen voor een duurzame energievoorziening in ontwikkelingslanden. In de volgende paragrafen wordt aangegeven welke potentiële vragen/dilemma’s uit het bovenstaande als achtergrond voor zo’n bespreking kunnen worden geselecteerd.
23
Beyond problem solving, Robert Johansen (Institute for the Future), BSR Conference (2006)
19
7.2.
Technologie keuzes
Dilemma 1: Grote schaal of kleine schaal Vanuit de technologische invalshoek komen naast de grootschalige projecten, waarvoor meestal reeds technologie beschikbaar is die echter nog niet altijd kosteneffectief of milieuvriendelijk toepasbaar is (bv waterkracht in Afrika, eerste generatie biomassa), ook kleinschalige oplossingen naar voren die nog een traject van ontwikkeling en demonstratie te gaan hebben. In aansluiting op reeds uitgevoerde projecten (bv Biogas initiatief in Azië, vermarkten van zonnecellen) liggen hier vaak kansen om snel tot opschaling en toepassing te komen. Nederlandse ODA middelen kunnen worden ingezet om bij andere partijen zoals het Nederlandse bedrijfsleven een hefboomeffect te genereren. Binnen vooral de grootschalige opties is veel discussie mogelijk welke ervan nu eigenlijk het meeste wenselijk zijn. Zo kan waterkracht op langere termijn voordelen hebben boven biomassa die, al dan niet voorzien, ten koste van voedselproductie gaat. Grootschalige projecten zijn interessanter als investering voor bedrijven, maar kleinschaliger projecten bieden meer directe mogelijkheden voor duurzame lokale economische ontwikkeling. Verder speelt bij grootschalige projecten een belangrijke rol of dit wordt gezien als doel of middel: het neerzetten van een grote waterkrachtcentrale is één, maar wat dan als er geen koopkracht onder de bevolking is? Een project een lange termijn perspectief bieden en ook rekening houden met de benodigde parallel- en vervolgstappen.
Dilemma 1: Inzetten op grootschalige projecten zoals biomassa en waterkracht of op opschaling van kleine kansrijke opties, zoals biogas, kleinschalige waterkracht, zonnepanelen.
7.3.
Regio keuzes
Dilemma 2: focus op partnerlanden of ook landen met meeste milieu-effect meenemen Het huidige OS beleid is gebaseerd op een selectie van OS-partnerlanden (zie bijlage 1). De vraag is of de inzet van extra gelden voor duurzame energietechnieken tot de partnerlanden moet worden beperkt. Wanneer er specifieke voordelen zijn te behalen voor de drie algemene doelen, zou het aanbeveling verdienen hiermee niet rigide om te gaan. De Wereldbank prefereert bijvoorbeeld de 'plus 5' landen waar het meeste (milieu) effect te behalen valt (China, India, Mexico, Brazilië en ZuidAfrika), en niet die waar de meeste ‘winst’ te behalen valt m.b.t. de Millennium Development Goals, waarvoor Afrika het speerpunt is. Dit issue van keuzevrijheid is ook van belang als gekozen zou worden om de energiesector in partnerlanden te ontwikkelen door ODA in te zetten voor capaciteitsopbouw terwijl in deze landen de ambassades in een eerdere fase wellicht andere prioriteiten hebben aangegeven.
Dilemma 2: Het beleid voor duurzame energie in ontwikkelingslanden richten op de bestaande OS partnerlanden of uitbreiden met andere landen waar die drievoudige doelstelling goed/beter kan worden gerealiseerd.
7.4.
Proces innovatie- en opschalingskeuzes
Dilemma 3: bestaande fondsen versterken of eigen partnerships Het proces van overdracht van technologie en kennis kan langs verschillende wegen worden bevorderd en vernieuwd. Daarbij is het niet aantrekkelijk alle mogelijke wegen tegelijk te bewandelen. Eén van de voor de hand liggende opties is om de extra middelen te storten in bestaande internationale fondsen om daarmee een hefboomeffect te creëren. Voorbeelden hiervan zijn fondsen die aan het Investeringsraamwerk van de Wereldbank zijn gelieerd of een speciaal nationaal fonds voor kleinschalige innovaties waarom de vorige Tweede Kamer heeft gevraagd. Dit is de geprefereerde aanpak vanuit OS. Een raamwerk op een dergelijk hoog niveau verkleint echter 20
de controle over waar het geld aan wordt uitgegeven en zal minder rekening houden met de specifieke positie van het Nederlandse bedrijfsleven. Voordat een dergelijke route wordt gekozen is het dan ook van groot belang om na te gaan of de betreffende fondsen wel effectief zijn geweest, zowel volgens hun eigen maatstaven als volgens die van de Nederlandse overheid. Beide laatste factoren spelen minder bij het zelf participeren in PPP's, waarmee een gerichte inspanning kan worden gegenereerd, zelf controle is op de evaluatie, en de eigen inzet met een hefboomwerking door bijdragen van andere partijen ook aanzienlijk kan worden vergroot. PPP’s zijn het meest waarschijnlijk voor opties waar op korte termijn al winst te verwachten valt voor Nederlandse bedrijven, zoals bij palmolie en bio-ethanol. De productiemethoden hiervoor zijn echter niet onomstreden en de positie van Nederlandse bedrijven is niet de primaire OS-invalshoek.
Dilemma 3: Proces innovatie door gericht middelen storten in bestaande/nieuwe fondsen of door beter gebruik van partnerships. Dilemma 4: algemene facilitatie of richten op moeilijke markten Het Nederlandse beleid kan mogelijk volstaan met specifieke maatregelen die overdracht van kennis en technologie bevorderen, zoals nieuwe oplossingen voor problemen rond intellectueel eigendom of kan inzetten op het aantrekkelijker maken van het betreden van moeilijke markten. Momenteel worden reeds OS middelen beoogd voor de Sub-Sahara regio, weliswaar in het kader van het Investeringsraamwerk van de Wereldbank maar met als inzet verbetering van de basisverlichting en 24 kookenergie bv in Rwanda en Burundi. Beslissingen m.b.t. investeringen in capacity building zouden moeten ingaan op assistentie bij het inlopen van de achterstand m.b.t. de leercurves. Landen die nog aan het begin staan van het beklimmen van de energie ladder bieden de mogelijkheid om gelijk een goede weg in te slaan. Daarvoor zal meestal echter een aanzienlijk bredere inzet noodzakelijk zijn dan alleen technologie, waarvoor het bedrijfsleven een inzet kan plegen, en moeten ook investeringen in infrastructuur en educatie worden gerealiseerd waarvoor de overheid een bijdrage kan leveren.
Dilemma 4: Technologie overdracht met algemene faciliterende maatregelen bevorderen of accent leggen op bereiken van moeilijke markten. Dilemma 5: technologie ontwikkeling vrij of gerichter sturen op marktsucces Nederland heeft recent geen indrukwekkende track-record in het opschalen van technologieën die met succes de wereldmarkt veroveren. Wellicht heeft dit te maken met het onvoldoende onderscheiden van de diverse fasen in de innovatie-cyclus (ontdekken, ontwikkelen, demonstreren en inzetten), die per fase om andere ondersteuning vanuit de overheid vragen. Gekozen kan worden om dit te accepteren en het beleid vooral te richten op het vermijden van onduurzame oplossingen bij grootschalige energieprojecten in ontwikkelingslanden. Bij grootschalige waterkracht (bv in Afrika) kan Nederland dan vooral inzetten op de sociale en ecologische risico's in plaats van op het maken van de waterkrachtcentrales zelf.
24
Zie voetnoot 6 voor referentie.
21
Een alternatief is om de oorzaken van de gegroeide situatie in ons land te identificeren en tot betere randvoorwaarden voor succes te komen. Zo kan de grootschalige introductie van tweede generatie biomassa aan de markt worden overgelaten en alleen worden geparticipeerd in pilots om de juiste duurzaamheids criteria te specificeren, of kan actief worden ingespeeld op de rol van de Rotterdamse haven in de overslag en processing van tweede generatie biomassa en biobrandstof, door een dergelijke specificatie zelf af te dwingen. Tegelijk kan worden geïnvesteerd in duurzame aanplant en beheer van biomassa in ontwikkelingslanden en de handelsketen die daarmee is verbonden, zodanig dat er waardetoevoegende stappen in de keten in dergelijke landen plaatsvinden naast de productie. Dit meervoudige effect (inkomsten en stimulans om duurzame energiebronopwekking te handhaven) is veelbelovend. Dergelijke beslissingen moeten worden genomen in nauwe samenwerking met de betreffende landen zelf, zodat niet alleen het Westerse belang het ontwerp van die ketens bepaalt. Initiatieven van bedrijfsconsortia om een vraag naar duurzaam gewonnen biogrondstoffen in de markt te zetten kan tot veel voordelen gezien vanuit de drievoudige doelstelling leiden. Aanvullende financieringsconstructies om de drempel van 1-5 miljoen bij investeringen te slechten zijn hierbij tevens van belang.
Dilemma 5: Opschalen technologieën overlaten aan huidig beleid en marktverhoudingen of een nieuw beleid gericht op concentratie en 'massa' ontwikkeling inzetten. Dilemma 6: nationale coherentie of internationale coördinatie Het nationale beleid rond de inzet van de extra middelen kan zich tevens richten op een verbeterde onderlinge afstemming van de middelen van OS, EZ en VROM, zodat een grotere hefboom werking richting innovaties met duurzaamheid als invalshoek kan ontstaan. Omdat de primaire beleidsdoelstellingen nu niet per se dezelfde zijn (toegang tot energie t.b.v. armoedebestrijding vs. opschalen van schone energie en vergroting Nederlandse innovatiekracht), is het huidige totale beleid niet noodzakelijkerwijs optimaal effectief. Wellicht is het zinvol om op nationaal niveau een poldermodel te introduceren m.b.t. innovatie die de departementale sectoren overstijgt. Dat bevordert tevens de mogelijkheden voor cross-departementaal leren en samenwerken met andere stakeholders. Anderzijds kan gekozen worden om vooral de samenwerking van Nederland met andere donorlanden zoals Noorwegen,VK en Duitsland binnen de Parijse agenda uit te werken en bepaalde vormen van specialisatie en taakverdeling verder na te streven.
Dilemma 6: Coördinatie van nationale departementale middelen beter afstemmen of inzetten op betere internationale donorcoördinatie. Bespreking van deze dilemma’s zal, mits aangevuld met bijpassende voorbeelden, een goed handvat kunnen bieden voor het maken van gebalanceerde keuzes bij het besteden van de extra middelen. Tevens kan het leiden tot het ontwikkelen van nieuwe benaderingswijzen gericht op vergroting van het gezamenlijke leervermogen van de actoren, het effectiever scheppen van kansen voor duurzame ontwikkeling in arme landen en voor een marktpositie voor innovatieve Nederlandse bedrijven die klimaat mitigatie en energie efficiency vertalen in maatschappelijk succesvolle oplossingen.
22
Bijlage I: OS Partnerlanden Met de partnerlanden onderhoudt Nederland een bilaterale samenwerking. Afghanistan Armenië Benin Bosnië-Herzegovina Colombia Eritrea Georgië Guatemala Jemen Kenia Mali Mongolië Nicaragua Palestijnse gebieden Senegal Suriname Uganda Zambia
Albanië Bangladesh Bolivia Burkina Faso Egypte Ethiopië Ghana Indonesië Kaapverdië Macedonië Moldavië Mozambique Pakistan Rwanda Sri Lanka Tanzania Vietnam Zuid-afrika
In de exit-landen wordt de structurele Nederlandse ontwikkelingsrelatie de komende jaren afgebouwd: Bhutan Brazilië Cambodja China Ecuador El Salvador Filippijnen Guinee Bissau Honduras India Namibië Nepal Peru Zimbabwe Bron: Web-site Ministerie van Buitenlandse Zaken, 24 april 2007
23
Bijlage II: Duurzame Energie en Ontwikkelingslanden – bijdrage Nederlandse bedrijven Bron: SenterNovem, 2007 Name & Address
Goods & services / experiences abroad
Shell International Renewables PO Box 162 2501 AN The Hague The Netherlands http://www.shell.com/home/Framework?sit eId=rw-br
Shell has successfully developed its rural operations over the last five years in Asia. We have established a direct sales, installation and service channel in areas where communities have no or limited access to grid power. Currently, Rural Operations is active in India, Sri Lanka, Philippines, China and Indonesia. Total Rural Operations personnel now numbers more than 850 across the five countries. Daarnaast is Shell betrokken bij de Nederlandse biobrandstoffen agenda.
SolarNed Mr. E. van der Linden PO box 74791 1070 BT Amsterdam tel. 020-4620077 fax 020-4620079
[email protected] www.solarned.nl
SolarNed is an international supplier of photovoltaic (PV) components and packaged power systems using advanced technology. SolarNed is a limited society Dutch company. Our commercial office is located in The Netherlands, with representative offices across Europe. Besides the delivery of solar modules and related equipment, SolarNed has developed together with BP Solar both small and large PV projects.
The Sun Factory Mr. K.J. Hoekstra Snijdersbergweg 93 1105 AN Amsterdam tel. 020-3422137 fax 020-3422138
[email protected] www.thesunfactory.nl
Expertise in stand-alone systemen, aan het netwerk gekoppeld systemen, innovatieve en speciale producten en project consultancy. De hoofdactiviteiten van The Sun Factory zijn: Leveren van componenten, speciale producten en systemen Consultancy en advies over energie systemen Systeem design en ontwikkeling Product ontwikkeling Onderwijs en training Haalbaarheid studies Project initiatie, ontwikkeling en installatie Remote system monitoring Service en onderhoud Water reiniging Wind energie Draadloze veiligheidssystemen Door de wereld heen heeft The Sun Factory handelaars netwerk, aangesloten bedrijven en partners in Afrika, Amerika en Europa die onze klanten steunen in het verkrijgen van de beste oplossing voor hun elektriciteit behoeftes en waar voor hun geld. 24
SolarWereld Mr. M. de Heus Beckeringhstraat 3 3762 EV Soest tel. 035-5268142 fax 035-5268219
[email protected] www.solarwereld.com
SolarWereld heeft ervaring en kennis op het gebied van duurzame energiesystemen. Met name actief in Nederland, België en Duitsland maar zijn uiteraard ook in staat elders projecten te realiseren.
Stroomwerk Energy N. Vreeken Afdeling Verkoop PO Box 388 7400 AJ Deventer tel. 0570-655055 fax 0570-653829
[email protected] www.stroomwerk.nl
Stroomwerk has acquired extensive and unique expertise in stand-alone systems, grid-connected systems, innovative and practical electronics, special products and project consultancy. The main activities of Stroomwerk are: Supply of components, special products and systems Consultancy and advice on energy systems System design and development Supply of components, special products and systems Implementation Education and training Feasibility studies Project initiation Stroomwerk operates from its base in Deventer in the heart of The Netherlands. Throughout the world affiliated companies and partners in the Stroomwerk dealer network in Africa, Latin America and Europe support our clients in obtaining the best solution to their electricity problems and value for money.
Local suppliers: Wise Energy Ltd. Achimota - Tema Motorway Extention Abofu First Junction Accra Ghana www.wise-energy.org Incafex Solar Systems Gathani House, Bombo Rd. Plot 9, Flat no. 1 Kampala, Uganda Chybon C&TSC Elect.Eng.& Solar Energy Resource Management Office: Nr.35 Kombo Sillah Dr. S/K, The Gambia. Tel: [220]4378002/9911793, Fax:[220]397682. e-mail:
[email protected] Aqua Solar Mr. L. Dijkstra Zwolsmanweg 14 8606 KC Sneek tel. 0515-4319920 fax 0515-4319922
[email protected] www.aquasolar.nl
Aqua Solar is de specialist op het gebied van mobiele zonne-energie. Leveren zonne-energie installaties voor boten, campers en zomerhuisjes.
BP Solar
BP Solar is a global company focused on harnessing the 25
Mr. L.K. Tan PO Box 74791 1070 BT Amsterdam tel. 020-4620077 fax 020-4620079 www.bpsolar.com
sun's energy to produce solar electricity. We are instilling worldwide confidence in solar power for a brighter, cleaner future. BP Solar provides solar power solutions for homeowners, businesses and governments. This includes developing solar electric systems for a wide range of applications in the residential, commercial and industrial sectors. Experiences in China and India
Siemens Nederland Mr. R. Knol PO Box 16068 2500 BB Den Haag tel. 070-3333252 fax 070-3333382
[email protected] www.siemens.nl
Breed spectrum voor energietechnologie, inclusief hernieuwbaar en fossiel. Wel vaak grootschalige oplossingen. Via Siemens Nederland kan echter het grotere concern worden benut. (Siemens Nederland heeft bv interesse getoond voor Rwanda)
ABB Benelux
Idem als boven. ABB is internationaal erg actief in de energiesector. Via de Nederlandse vestiging kan samenwerking met het concern worden verkend.
E.ON Benelux
Idem als boven. E.on toonde interesse in Rwanda.
GasUnie Engineering
Dient nader verkend te worden
Wärtisilä Nederland
Is zeer actief wereldwijd. Rurale energievoorziening via dieselgeneratoren. Overwoog in 2005 productuitbreiding met bio-olie. Status moet worden nagevraagd.
Gramsbergen Solar Mr. E. Gramsbergen Tus 7 5507 MG Veldhoven tel. 040-2301500 fax 040-2301499
[email protected] www.gramsbergensolar.nl
Consultancy (solar) energy projects Design and engineering Detailed specifications for installation Energy Plan for houses Execution 'Renewable Energy Scan' for local government Final check and completion of projects Help with the realisation HrZonlease Monitoring price and quality of solar system installations Preparation scheme Publications (recently: "ISSO 59 Large solar systems – design, realisation and consultancy") Support projects Training and education Experiences in Indonesie, Zimbabwe and Ghana.
Philips Lighting, BLT Solar D (dhz-pakketten) Mr. H. Leeflang Prof. Holstlaan 4 5656 AA Eindhoven 26
tel. 040-2745506 fax 040-2742066
[email protected] www.solar.philips.com Oskomera Solar Power Solutions Mr. D. Gieselaar PO Box 5 5755 AA Deurne tel. 0493-329120 fax 0493-319076
[email protected] www.oskomera.nl/ Stichting ter bevordering van Grootschalige Exploitatie van ZonneENergie GEZEN E.H. du Marchie van Voorthuysen Directeur Nieuwe Kerkhof 30a 9712 PW Groningen The Netherlands +31 (0)50 3142287
De stichting GEZEN wil de publieke opinie, de politici, en het bedrijfsleven informeren over een bijna vergeten technologie op het gebied van zonne-energie, de Concentrating Solar Power (CSP). In Californië werken al meer dan 15 jaar zonthermische krachtcentrales met een totaal piekvermogen van 354 MW. Zonthermische krachtcentrales aan de kusten van de Middellandse Zee en de Rode Zee kunnen ook zeewater ontzilten, en op een duurzame manier zoet water produceren. JEPP Member
[email protected] www.gezen.nl Foundation
Free Energy Europe Tel: +33 (0)3 2179 3060 Fax: +33 (0)3 2143 6588
[email protected] www.freeenergyeurope.com
Advanced thin film solar panels. Main applications are: rural power & light, building integration, solar panels for household use Focus is world wide Many distributors, also in Africa, Americas and Asia. Member of Free Energy International.
Kara Energy Systems B.V. Mr. G.A.M. Prinsen PO Box 570 7600 AN Almelo tel. 0546-876580 fax 0546-870525
[email protected] www.kara.nl
Installaties van 200 – 15.000 kW, brandstof: houtmot, zaagsel, chips, schors etc tot 60% vocht op natte basis. Rookgasreiniging, shredders, ketels, silo’s, droogkamers KARA Energy Systems B.V. is a supplier of turn-key combustion systems (wood burning plants, biomass gasification equipment) World wide (network of agents).
Lek/Habo Groep b.v. Adress: Hertog van Beijerenstraat 6 P.O. Box: 15 Zipcode: 2460 AA City: Ter Aar Country: The Netherlands
PSOM project in Bolivia: BIGUSE (Biomass Gasification Unit for Sustainable Energy Companies that are part of the LEK/HABO GROEP, deliver a wide and complete range of products and services for the sectors horticulture, energy, utility and house-building. Although the export organisation is still under construction, all 27
Tel: 0172 - 602840 Fax: 0172 - 602433
the products delivered by the Lek/Habo Group are yet sold in all areas, from Latvia until Australia and from Ecuador until China.
E-mail adress:
[email protected] http://www.lekhabo.nl/ Cummins Diesel Sales + Service B.V. A.C. Kleijwegt Consultant Galvanistraat 35 3316GH Dordrecht Netherlands
Trade Supplier of biogas engines and vegetable oil engines. JEPP member
[email protected] www.cummins.nl Diligent Energy Systems BV Horsten 1 5612 AX EINDHOVEN tel. 040 - 236 4322 fax 040 - 236 7357
Sinds 2003 is Diligent Energy Systems actief op de markt van biobrandstoffen. Al snel werden de eerste contacten gelegd in Tanzania. Inmiddels levert een groot aantal zelfstandige Tanzaniaanse boeren jatropha aan Diligent Energy Systems. Zij krijgen hiervoor een eerlijke prijs. Uit de oliehoudende zaden van deze plant wordt pure plantaardige olie en biodiesel gemaakt. Sinds begin 2005 is Diligent Energy Systems actief in Colombia. In dit Zuid-Amerikaanse land wordt biobenzine geproduceerd uit de resten van fruit. De productie is geheel bestemd voor de lokale markt.
Dutch Jatropha Consortium i.o. Rubrieken: Grondstoffen, voedingsindustrie Type bedrijf: Groothandel Tel. 010-4655755 Schiekade 638 3032 AK Rotterdam
In oprichting. Vennoten niet bekend op dit moment. Plan is om Jatropha in mozambique te verbouwen.
Carbo Group B.V. Bedrijvenpark Twente 168 7602 KE Almelo Tel: 0546 570462 Fax: 0546 570604
[email protected] http://www.carbo.nl/
PSOM project in Senegal: Transforming Environmental Waste into Marketable Charcoal Briquettes
TOPEC B.V. Ketelweg 28 3356 LE Papendrecht Tel : +31 (0)78 6417 844 Fax : +31 (0)78 6417 845
PSOM project in Sri Lanka: Topec-Maskeliya Biomass Plant Topec is a company, which is specialized in power and energy systems.
28
Internet : www.topec.nl E-mail:
[email protected] BTG Biomass Technology Group B.V. Mr. J. Vos PO Box 217 7500 AE Enschede The Netherlands Tel. +31 (0)53 4861186 Fax +31 (0)53 4861180
[email protected] Www.btgworld.com
Energy consultants, researchers and engineers. Specialised in the process of conversion of biomass into useful fuels and energy. Fields of expertise include: Energy conversion processes (combustion, gasification, biomass liquefaction, and anaerobic digestion). Production of solid and liquid bio fuels (pellets, briquettes, charcoal, bio-oil). Biomass and bio fuels logistics (collecting, handling, storage, transport). Biomass based decentralised rural electrification. A broad range of services on technical, financial and economic aspects of bio-energy systems (project development and financing, research, consulting and technical assistance) World wide BTG opereert momenteel een demo-installatie voor pyrolyse van palmolieplantage-afval in Maleisie.
Grontmij Water & Reststoffen Mr. J. van Doorn PO Box 14 3730 AA De Bilt The Netherlands Tel. +31 (0)30 6943210 Fax +31 (0)30 6956366 Www.grontmij.nl
[email protected]
Activities in waste to energy: Design of facilities for production of secondary fuels and bio fuels from waste; Conversion technologies for landfill gas and biogas; Application of dedicated conversion technologies, such as combustion and gasification; Project development and management of small scale wasteto-energy projects; Carbon crediting programmes
Advisering Biogas International Adviesbureau B.V. Mr. M. Stroeve Zeppelinstraat 7 7903 BR Hoogeveen tel. 0591-390096 fax 0591-390091
[email protected] www.biogas.nl
Haalbaarheidsstudies, bedrijfsanalyses subsidies,vergunningen en second opinions
CE Oude Delft 180 2611 HH Delft tel. 015-2150150 fax 015-2150151
[email protected]
CE is een onafhankelijk bureau voor onderzoek en ontwikkeling van vernieuwende oplossingen, die beleidsmatig en praktisch uitvoerbaar zijn. Daarbij zijn milieu, economie en technologie op de lange termijn even hard nodig als begrip van en betrokkenheid bij de maatschappelijke situatie van vandaag de dag. 29
www.ce.nl
KNN Milieu Mr. W.J. van den Berg / Mr. G. Wiersma Werfstraat 5 9712 VN Groningen tel. 050-3175550 fax 050-3175559
[email protected] www.knnmilieu.nl
KNN Milieu is een bureau voor toegepast wetenschappelijk onderzoek op het gebied van milieu, energie en economie, verbonden aan de Rijksuniversieit Groningen en wil een brugfunctie vervullen tussen fundamentele milieuwetenschap en toepassing van deze wetenschap in het maatschappelijk krachtenveld. KNN Milieu adviseert overheden, maatschappelijke organisaties en bedrijven over energie, monitoring, duurzaam ondernemen en duurzaam consumeren.
TNO-MEP Mr. J. Koppejan PO Box 342 7300 AH Apeldoorn tel. 055-5493167 fax 055-5493287
[email protected] www.mep.tno.nl
Haalbaarheid technisch + financieel-economisch van met name verbrandingsinstallaties, technisch ontwerp, projectontwikkeling
Projectburo De Laat Bennekomseweg 109 6871 KD Renkum tel/fax 0317-319787
[email protected] www.projectburodelaat.nl
Inzameling en ter beschikking stellen van biomassareststromen voor energie-opwekking
DHV (Laan 1914 no 35) PO Box 219 3800 AE AMERSFOORT The Netherlands Tel. +31 (0)33 4683700 www.dhv.nl
Consultancy and engineering World wide 60 offices in 30 countries
KEMA Power Generation & Sustainables Mr. R.P. van Egmond (Utrechtseweg 310) PO Box 9035 6800 ET Arnhem The Netherlands Tel. +31 (0)26 3563500 Fax +31 (0)26 4428713
[email protected] www.kema-kps.com
Testing electrical safety and certification. Research and consultancy project development wind energy World wide Voor rural energy projects: Edward Pfeiffer
30
Arrakis Mr. J.A. de Jongh De Olieslager 7 5506 ER Veldhoven The Netherlands Tel. +31 (0)40 2819454 Fax (0)40 2819602
[email protected] Www.arrakis.nl
Stimulation of sustainable development in the field of renewable energy
E-connection Project BV Mr. M.A.J. Kortenoever Regulierenring 12f PO Box 101 3980 CC Bunnik The Netherlands Tel. +31 (0)30 6598000 Fax +31 (0)30 6598001 www.e-connection.nl
[email protected]
Initiates and realises complex and innovated projects with a substantial positive environmental impact, in particular renewable energy projects.
ETC Energy Mr. J. de Winter Kastanjelaan 5, Leusden PO Box 64 3830AB Leusden The Netherlands Tel +31 (0)33 4326025 Fax +31 (0)33 4940791
[email protected] www.etc-energy.org
Specialised in sustainable energy and development. Energy policy support Institutional strengthening for rural energy services Rural energy demand assessments and energy planning Feasibility studies and business development Climate change mitigation and adaptation projects General project cycle management services World wide
ECN, Energy Research Centre of the Netherlands PO Box 1 1755 ZG Petten The Netherlands Tel. +31 (0)224 564184 Fax +31 (0)224 563214
[email protected] www.ecn.nl
Research areas: Policy studies Solar energy Wind energy Biomass Clean Fossil Fuels Technology Services & Consultancy designs, engineers and realises experimental installations, prototypes and high-tech components, conducts materials research, takes care of data acquisition, data processing and visualisation and realises scientific and technical software.
Ecofys Mr. ir. Q.W.M. Sluijs PO Box 8408 3503 RK Utrecht, The Netherlands
Areas of expertise: Renewable energy technologies Energy management Strategic consulting
Experiences in Asia, Africa and Latin America
Armenia, Libya
31
Tel. +31 (0)30 2808300 Fax +31 (0)30 2808301
[email protected] www.ecofys.nl
Product and system development Knowledge transfer World wide
IVAM Research and Consultancy on Sustainability Mr. M.J. Uitzinger PO Box 18180 1001 ZB Amsterdam, The Netherlands Tel. +31 (0)20 5255080 Fax +31 (0)20 5255850
[email protected]
Affiliated to the University of Amsterdam. Renewable energy – wind Renewable energy – Sun Energy saving
TUT Center for Clean Technology and Environmental Policy Dr. Joy Clancy Faculty BBT Capitool 15, Enschede PO Box 217 7500 AE ENSCHEDE, The Netherlands
[email protected] www.bbt.utwente.nl
Technology and Sustainable Development in a North-South Perspective division Research on energy policy and management
Teamwork Technology De Weel 20 1736 KB Zijdewind, The Netherlands Tel +31 (0)226 423411 Fax +31 (0)226 423433
[email protected] www.teamwork.nl
Specialised in technical solutions for energy problems, especially in developing countries.
Verhoef Solar Energy Consultancy Mr. L. Verhoef Hooghiemstraplein 160 3514 AZ Utrecht The Netherlands Tel +31 (0)30 2369469 Fax +31 (0)30 2369471
[email protected]
Strategic marketing; market analysis; concept development, subsidy support service in the fields of Photovoltaics, Applications, Grid-connected systems and Rural electrification Solar Thermal, Services, Consultancy Wind Energy, Applications, Offshore systems Wind Energy, Services, Consultancy and Feasibility studies
Royal Haskoning Barabrossastraat 35 6522 DK Nijmegen, The Netherlands Tel +31 (0)24 3284284 Fax +31 (0)24 3239346 www.royalhaskoning.nl
The Mechanical & Electrical Services team marshals electrical and mechanical expertise relating to energy.
World wide
World wide
Projects on almost all continents
Offices in Asia and Africa
32
Huys Advies Sjoerd Nienhuys c/o Koeriersdienst MINBUZA, Nepal PO Box 20061 2500 EB, Den Haag, The Netherlands Tel. +977 (0)1 5590948
[email protected]
Worked in several renewable energy areas such as biogas, micro-hydro, large experience on improved cooking stoves, solar water heaters, PV project organisation and applications, solar dryers, etc.
EDO advies Louis Kanneworff Frankenstraat 49 2582 SG Den Haag, The Netherlands Tel +31 (70) 355 356 9
[email protected]
Consultancy on Energy and Sustainable Development for a.o. housing corporations, local government and higher education.
Netherlands Development Organisation (SNV) Wim J. van Nes Bezuidenhoutseweg 161 2594 AG The Hague, The Netherlands +31 (0)70 3440249 +31 (0)70 3855531
[email protected] www.snvworld.org
SNV is a Netherlands based development organisation with offices in more than 25 countries in Africa, Latin America, Asia and Eastern Europe. The main objective in to strengthen the capacity of local organisations.
Tjasker Paul van Aalst Ruysdaelkade 153 1072 AS Amsterdam, The Netherlands +31 (0)20 4715257
[email protected]
Develop and implement business plans and policy documents in the clean energy sector, including rural electrification in developing countries. Financing can be arranged for projects, companies and investment funds, private or public.
Smulders Projects B.V. Stapelovenweg 2c HELMOND 5708 JW Nederland Onderdeel van Smulders Groep http://www.smuldersgroep.com/
PSOM project in Colombia: Smulders/Comdistral Wind Turbine Tower Plant The Dutch applicant intends to start a joint venture with the Colombian recipient in order to create a sustainable, commercially viable and successful wind turbine tower production facility at the existing Comdistral steel plant in Barranquilla, Colombia. Smulders will provide technology in the form of specialised hardware, will train Comdistral personnel in technical, management, quality, financial and marketing aspects, will provide Dutch management, marketing and technical support in the form of Dutch staff, and will provide operational capital and equity.
Zon en Windenergiesystemen en Componenten
Arcadis Mr. R. Jonkhans PO Box 33 6800 LE Arnhem Tel. 026-3778911
Internationale onderneming die management-, advies- en ingenieursdiensten levert voor infrastructuur, milieu en gebouwen. Gericht op mobiliteit, duurzaamheid en leefbaarheid. 33
Fax 026-4422259
[email protected] De Wolff Nederland Windenergie Mr. drs. C.L.J. de Wolff It Dok 2 8447 GL Heerenveen Tel. 0513-622986 Fax 0513-620029
[email protected]
Project gedaan in China
Bosch & Van Rijn Mr. drs. G. Bosch Wilhelminalaan 4b 3451 HJ Vleuten Tel. 030-6776466 Fax 0346-554625
[email protected] www.boschenvanrijn.nl
WB project in China
ABB b.v. Mr. L. van der Pols Marten Meesweg 5 3068 AV Rotterdam Tel. 010-4078911
[email protected] www.abb.com
As one of the world’s leading engineering companies, we help our customers to use electrical power effectively and to increase industrial productivity in a sustainable way. World wide
Polymarin Composites Mr. B. Ruorda Nijverheidsweg 7 1671 GC Medemblik Tel. 0227-543044 Fax 0227-543860
[email protected] www.polymarin.com The Wind Factory International B.V. Snijdersbergweg 93 1105 AN Amsterdam-ZuidOost T +31(0)20-3422137 F +31(0)20 3422138 M +31(0)6 51634997 www.thewindfactory.com
[email protected]
Stands for one single point of contact for: all wind energy solutions, sales of new and second hand wind turbines import and export of wind turbines, different kinds of small urban wind turbines (height <15m.), licenses and operational aspects concerning local public organisations, sales, engineering, deployment, management and maintenance activities, one phone number, quick response times
Prowin Professional Windmills P/a Van Hoeven Consult St. Annastraat 187 6524 EW Nijmegen 34
Tel. 024-3816898 Fax 024-3816899
[email protected] www.prowin.nl
Vestas Nederland Windtechnologie b.v. Mr. R.G. Tomesen PO Box 63 6990 AB Rheden Tel. 026-4971500 Fax 026-4971555
[email protected] www.vestas.nl
Grootschalige windprojecten
Wind Energy Solutions De Weel 20 1736 KB Zijdewind Tel. 0226-425150 Fax 0226-423433 www.windenergysolutions.nl
WES is licencee voor de kleinschalige Lagerwey wind turbines, van 2,5 tot 250 kW range. Speciaal geschikt voor off-grid rurale toepassingen. Actief (projectontwikkeling, turbineleverantie, projectimplementatie) in bv Canada, maar ook in Indonesië en N-Afrika.
ASCENDIS Jan van den Akker Director and senior consultant Loveren 6 5563 AD Westerhoven Netherlands +31 40 2019240
[email protected] www.ascendis.nl
ASCENDIS is an consulting office working for multilaterals (e.g., UNDP-GEF), private sector or NGOs, providing independent Advisory Services on Climate, ENergy and Development ISsues. (JEPP member)
Consultancy DLV advisory group Winfried Rijssenbeek Senior Advisor Agrobusiness Park 65 6700 AC Wageningen The Netherlands +31 (0)317 491574 +31 (0)317 460400
[email protected] www.dlv.nl Aero Energy Nico van Meurs CEO PO Box 19111 Noordbrug 2522 South Africa
Advisory group for the agro-sector both nationally as internationally. It provides agricultural, environmental, innovation and energy (renewable and energy efficiency) services to its clients. JEPP member
Manufacturer of wind turbines Our organisation manufactures small wind turbines in a range from 1 - 10 kW. JEPP member 35
+27 (0)8 32574241 +27 (0)1 82991320
[email protected] Arrakis Jan de Jongh Director-senior consultant De Olieslager 7 5506 ER Veldhoven The Netherlands +31(0)40 2819454 +31(0)40 2819602
[email protected] www.arrakis.nl
Consultant network ARRAKIS concentrates on the stimulation of sustainable development. Its focus is on human resources and institutional development, as well as engineering consulting worldwide in the field of renewable energy. ARRAKIS, has built up a long record of activities in countries in Asia, Africa and Latin America. Founded in 1990, it was initially known as RED Renewable Energy Development. JEPP member
36
Public Private Partnerships Philips Corporate Sustainability Office Building VO-1-045 P.O. Box 218 5600 MD Eindhoven The Netherlands Tel +31-(0)40 2737285 Fax +31 (0)40 2735357
[email protected] www.philips.com/sustainability
Philips Social Investment Policy: Philips values working through partnerships with stakeholders like NGO’s, local communities and / or officials. Examples of social investments: improving poor lighting conditions in schools in Eastern Europe supporting programs in India that promote basic health and education to the less privileged
Free Energy Foundation PO Box 9564 5602 LN Eindhoven The Netherlands Tel. +31 (0)40 2901246 Fax +31 (0)40 2901249
[email protected] www.freeenergyfoundation.org
Dedicated to improve the access of rural households in developing countries to solar energy for their electricity needs. The Foundation supports the development of commercial market channels. It aims to help all actors in the local market with the capacities, tools and resources that they need to combine offering good service to the end-user with developing a viable solar business. Supporting independent inland solar dealers and help them to start offering solar systems and services to the rural end-users.
Foundation Rural Energy Services (FRES) (founded by NUON) Susanne Boetekees PO Box 41920 1009 DC Amsterdam The Netherlands Tel +31 (0) 20 597 2125 Fax +31 (0) 20 597 4220
[email protected] www.fres.nl
The main objective of the Foundation Rural Energy Services is to promote rural electrification in developing countries by making use of solar energy. FRES achieves this fundamentally by setting up small commercial electricity companies. Not only does this ensure that people can get electricity without being connected to the electricity grid, it also gives an economic boost to the area by creating structural employment opportunities.
Energy4All Stichting onder Essent
37
Financial Services Good Energies
[email protected]
Good Energies contributes to the challenge of sustainable energy transition through its investments in leading solar photovoltaic companies, wind energy developers and other renewable energy technologies. Its policy aims to provide long-term strategic investments in partnership with companies developing the technologies of the future.
Triodos Groenfonds n.v. Mr. B. de Bruin PO Box 55 3700 AB Zeist The Netherlands Tel. +31 (0)30 6936562 Fax +31 (0)30 6936568
[email protected]
Triodos Renewable Energy for Development Fund aims to give people access to sustainable energy by financing small energy companies and micro-credit institutions in Asia and Africa.
ASN Bank Mr. C.M.J. van Arendonk PO Box 30502 2500 GM Den Haag The Netherlands Tel. +31 (0)70 3569348 Fax +31 (0)70 3617948
[email protected]
Rabo Groen Bank b.v. Mrs. A.M. Jansens-Van de Geijn PO Box 17100 (UC W 858) 3500 HG Utrecht The Netherlands Tel. +31 (0)30 2166671 Fax +31 (0)30 2161198
[email protected]
E+Co
38