Kansen voor warmte
Frans Rooijers Lustrumcongres Stichting Warmtenetwerk, 13-2-2014
Centrale boodschap •
•
• •
Er is een groot potentieel aan duurzame warmte en warmtebesparing in Nederland beschikbaar. Per situatie is er een verschillende invulling van de optimale mix tussen besparing en duurzame opties, zo kunnen collectieve opties in hoogstedelijk gebied optimaal zijn en individuele opties in landelijk gebied. Hernieuwbare warmte en warmtebesparing zijn in veel gevallen kosteneffectiever dan hernieuwbare elektriciteit. Kosteneffectieve maatregelen worden niet altijd genomen, omdat er vaak niet-financiële belemmeringen zijn of de noodzaak ontbreekt. Sinds 2010 is er veel nieuwe wet- en regelgeving om het gebruik van hernieuwbare warmte en warmtebesparing te stimuleren. Deze zijn zowel gericht op het wegnemen van financiële en niet-financiële belemmeringen.
Frans Rooijers / 13-2-2014
2
Update 200-200 in 2020 Een studie uitgevoerd voor het Warmtenetwerk om inzichtelijk te maken wat het technische potentieel is voor warmtebesparing en hernieuwbare warmte in Nederland in 2020. • • • • • •
Veranderingen 2010-2014 Huidige situatie Potentieel warmtebesparing Potentieel hernieuwbare warmte Schatting kostenniveaus Lessen voor 2014-2020
Frans Rooijers / 13-2-2014
3
Veranderingen 2010-2014 In de studie uit 2010 is aangetoond dat er in Nederland zowel voor hernieuwbare warmte als voor warmtebesparing een technisch potentieel is van meer dan 200 PJ in 2020. Sinds de studie uit 2010 is er in Nederland en Europa veel veranderd op het vlak van energie in het algemeen en warmte in het bijzonder: • 2010: Implementatie RED • 2012: SDE+ uitgebreid met warmte • 2012: Invoering Bouwbesluit 2012 • 2013: Energieakkoord voor duurzame groei • 2013: Implementatie herziening EPBD • 2013: Invoering wijzigingsbesluit Bodemenergiesystemen • 2014: Invoering Warmtewet • 2014: Implementatie EED (uiterlijk juni 2014) Frans Rooijers / 13-2-2014
4
Warmtewet Na vele jaren voorbereiden, onderhandelen, aanpassen, bespreken en berekenen, is per 1 januari 2014 de Warmtewet ‘eindelijk’ in werking getreden: • De Warmtewet richt zich hoofdzakelijk op het beschermen van de kleinverbruiker tegen de monopoliepositie waar de warmteleverancier zich in bevindt. • De Warmtewet richt zich niet op het stimuleren van hernieuwbare warmte of warmtebesparing. • Wel kent de wet de mogelijkheid om nuttig gebruik van restwarmte te verplichten (dit onderdeel van de wet is nog niet uitgewerkt). De Warmtewet is nu anderhalve maand actief en vele partijen zijn nog aan het uitzoeken wat de consequenties zijn van de wet. Deze kunnen zeer verstrekkend zijn en kunnen een grote impact hebben op collectieve warmtelevering in Nederland. Frans Rooijers / 13-2-2014
5
Energieakkoord voor duurzame groei Onder leiding van de SER is in 2013 gewerkt aan een akkoord tussen veel verschillende partijen in Nederland. Belangrijke doelen die worden nagestreefd zijn: • 1,5% besparing per jaar op het finale energieverbruik. • 100 PJ energiebesparing op het finale verbruik in 2020. • 14% aandeel hernieuwbare energie in 2020 en 16% in 2023. Specifiek voor warmte: • Voor de gebouwde omgeving worden energiebesparingsfondsen, subsidies en voorlichtingsprogramma’s opgezet. • Bij de industrie krijgt het benutten van restwarmte hoge prioriteit en worden de mogelijkheden van regionale warmte-infrastructuren bekeken. • Hernieuwbare warmte moet vooral komen uit zonnewarmte, warmtepompen en WKO.
Frans Rooijers / 13-2-2014
6
SDE+ Sinds 2012 is de SDE+ regeling uitgebreid met de categorie Hernieuwbare warmte. De gestaffelde opzet van de SDE+ stimuleert de goedkoopste vormen van hernieuwbare energie eerst en de duurdere vormen komen later aan bod, mits er budget over is. De effecten hiervan zijn tekenend:
Frans Rooijers / 13-2-2014
7
Bouwbesluit en Besluit Bodemenergiesystemen Conform het Bouwbesluit moeten gemeenten een warmteplan opstellen, waarin de plannen en ambities voor de warmtevoorziening van de gemeenten zijn verwoord. Hierin kan een aansluitplicht voor collectieve warmtelevering worden opgenomen. Tegelijkertijd biedt het bouwbesluit de mogelijkheid om van deze aansluitplicht af te komen, wanneer een alternatief wordt voorgesteld dat gelijkwaardig of beter is op ‘energiezuinigheid en bescherming van het milieu’. De AMvB Bodemenergie is gericht op het gelijktrekken van de regelgeving tussen open en gesloten systemen. Het verkorten en uniformeren van (provinciale) regelgeving en gebiedsgericht beleid om (onder andere) interferentie tussen systemen te voorkomen. Hiermee moet het besluit meer duidelijkheid geven en het gebruik van bodemenergiesystemen stimuleren door de regelgeving te verduidelijken en te vereenvoudigen.
Frans Rooijers / 13-2-2014
8
Europese richtlijnen Richtlijn Hernieuwbare Energie (RED, 2009/28/EG) Schrijft bindend doel voor aandeel hernieuwbare energie in Nederland voor: 14% in 2020. Daarnaast moet een nationaal actieplan voor hernieuwbare energie worden opgesteld (NREAP, in 2011 uitgebracht door EZ). Hierin staat dat hernieuwbare warmte een aandeel van 10% moet hebben in 2020. Herziene Richtlijn Energieprestatie Gebouwen (EPBD, 2010/31/EU) Deze richtlijn richt zich op het verlagen van de energievraag van de gebouwde omgeving, door het vaststellen van minimumeisen bij nieuwbouw of renovatie van gebouwen. Vanaf 1 januari 2021 moeten alle nieuwe gebouwen een ‘bijna energieneutraal gebouw’ zijn. Voor overheden geldt dit vanaf 1 januari 2019.
Frans Rooijers / 13-2-2014
9
Europese richtlijnen (2) Richtlijn Energie-efficiëntie (EED, 2012/27/EU) Schrijft een streefdoel voor van 20% energiebesparing op het verbruik. De maatregel schrijft daarnaast maatregelen voor, voor het terugdringen van het energieverbruik bij overheden, burgers en bedrijven. Belangrijke onderdelen hierbij zijn WKK, energiediensten, renovaties van gebouwen en het verschaffen van inzicht bij energieverbruikers.
Frans Rooijers / 13-2-2014
10
Huidige situatie (2012) In 2012 bedroeg de totale warmtevraag in Nederland ongeveer 1.200 PJ: • Industrie: 522 PJ • Huishoudens: 350 PJ • Bedrijven: 233 PJ • Landbouw: 88 PJ
Frans Rooijers / 13-2-2014
11
Aandeel hernieuwbare warmte is klein Op dit moment bedraagt het aandeel hernieuwbare warmte maar een beperkt deel van de totale warmtevraag. In 2012 werd ongeveer 38 PJ opgewekt uit hernieuwbare bronnen. Dit komt overeen met 3,2%. Biomassa en het biogene deel van afvalverbranding hebben de grootste bijdrage.
Frans Rooijers / 13-2-2014
12
Verwachte ontwikkeling warmtevraag In het Nationale actieplan voor energie uit hernieuwbare bronnen (NREAP), dat Nederland heeft moeten indienen in het kader van de RED, wordt de komende jaren weinig verandering in de warmtevraag verwacht.
Bron: NREAP; totale waarde is lager dan door het CBS wordt gerapporteerd.
Frans Rooijers / 13-2-2014
13
Technisch potentieel warmtebesparing Het totale potentieel aan warmtebesparing ligt rond de 260 PJ. Dit zijn met name de schil- en installatieverbeteringen in de gebouwde omgeving en de restwarmtebenutting in de industrie.
Bronnen: LEI, CE Delft, PBL, ECN
Frans Rooijers / 13-2-2014
14
Kosteneffectiviteit warmtebesparing Warmtebesparing heeft een groot rendabel potentieel: meer dan 165 PJ. De belangrijkste maatregelen zijn isolatie, bouwnormen, restwarmtebenutting en procesoptimalisatie in de industrie. De duurdere opties zijn vraagvermindering in de glastuinbouw en micro-wkk’s bij huishoudens.
Frans Rooijers / 13-2-2014
15
Technisch potentieel hernieuwbare warmte Het technisch potentieel voor hernieuwbare warmte in Nederland in 2020 wordt ingeschat op 280 PJ.
Bronnen: ECN, Ecofys, eRisk Group, Rabobank, HollandSolar, PBL
Frans Rooijers / 13-2-2014
16
Kosteneffectiviteit hernieuwbare warmte Er is ongeveer 85 PJ aan rendabel potentieel (nationale kosten) in Nederland aanwezig. Dit betreft hoofdzakelijk WKO bij bedrijven en het duurzame deel van de warmtelevering van AVI’s en energiecentrales. De duurdere opties zijn warmtepompen bij huishoudens en bio-WKK’s.
Frans Rooijers / 13-2-2014
17
Centrale boodschap 1. Er is een groot potentieel aan duurzame warmte en warmtebesparing in Nederland beschikbaar. 2. Per situatie is er een verschillende invulling van de optimale mix tussen besparing en duurzame opties, zo kunnen collectieve opties in hoogstedelijk gebied optimaal zijn en individuele opties in landelijk gebied. 3. Hernieuwbare warmte en warmtebesparing zijn in veel gevallen kosteneffectiever dan hernieuwbare elektriciteit. 4. Kosteneffectieve maatregelen worden niet altijd genomen, omdat er vaak niet-financiële belemmeringen zijn of de noodzaak ontbreekt. Sinds 2010 is er veel nieuwe wet- en regelgeving om het gebruik van hernieuwbare warmte en warmtebesparing te stimuleren. Deze zijn zowel gericht op het wegnemen van financiële en niet-financiële belemmeringen.
Frans Rooijers / 13-2-2014
18
1. Groot technisch potentieel Er is een groot technische potentieel aan duurzame warmte en warmtebesparing in Nederland beschikbaar. De warmtebesparing van 260 PJ betekent 22% besparing op de totale warmtevraag en 8,0% op de totale energievraag van Nederland. 280 PJ warmte uit hernieuwbare bronnen betekent 25% hernieuwbare warmte, ofwel 8,5% van de totale energievraag van Nederland. In combinatie met besparing zorgt het hernieuwbare potentieel voor 30% hernieuwbare warmte en 9,5% hernieuwbare energie voor Nederland.
Frans Rooijers / 13-2-2014
19
2. Mogelijkheden verschillen per situatie Per situatie is er een verschillende invulling van de optimale mix tussen besparing en duurzame opties, zo kunnen collectieve opties in hoogstedelijk gebied optimaal zijn en individuele opties in landelijk gebied.
Frans Rooijers / 13-2-2014
20
3. Kosteneffectiviteit Hernieuwbare warmte en warmtebesparing zijn in veel gevallen kosteneffectiever dan hernieuwbare elektriciteit. Studies van ECN, Rabobank en PBL berekenen het en de SDE+ van de afgelopen jaren lijkt hiervoor een bevestiging te geven: er is een groot potentieel aan hernieuwbare warmte dat goedkoper is dan hernieuwbare elektriciteit.
Frans Rooijers / 13-2-2014
21
4. Niet-financiële belemmeringen Kosteneffectieve maatregelen worden niet altijd genomen, omdat er vaak niet-financiële belemmeringen zijn of de noodzaak ontbreekt. Sinds 2010 is er beperkt vooruitgang geboekt in het benutten van de potentiëlen die toentertijd zijn geïdentificeerd. Binnen Nederland zijn programma’s opgestart als Meer met Minder, Blok voor Blok en de Energiesprong. Ondanks een groot kosteneffectief potentieel laten grootschalige resultaten van deze programma’s nog op zich wachten. Veel wet- en regelgeving die sinds 2010 is ingevoerd richt zich juist niet op financiële aspecten, maar op voorlichting, wegnemen van barrières, versoepelen van regels en procedures, normstelling, et cetera.
Frans Rooijers / 13-2-2014
22
Werk aan de winkel!
Frans Rooijers / 13-2-2014
23
Dank voor uw aandacht! Het rapport ‘Kansen voor Warmte’ is binnenkort verkrijgbaar op www.ce.nl. Voor vragen kunt u mailen naar Benno Schepers (
[email protected]) of bellen met 015-2150150.
Frans Rooijers / 13-2-2014
24