´ kan winnen nederland
Postbus 93002 2509 aa Den Haag Bezuidenhoutseweg 12 2594 av Den Haag Telefoon 070 349 03 49 Fax 070 349 03 00 E-mail
[email protected] Internet www.vno-ncw.nl Postbus 5096 2600 gb Delft Brassersplein 1 2612 ct Delft Telefoon 015 219 12 12 Fax 015 219 14 14 E-mail
[email protected] Internet www.mkb.nl
93 adviezen van ondernemend Nederland voor 2007-2011
Nederland kán winnen 93 adviezen van ondernemend Nederland voor 2007-2011
VNO-NCW en MKB-Nederland
Nederland kán winnen
VNO-NCW / MKB-Nederland
Op 22 november 2006 kiest Nederland een nieuwe Tweede Kamer. Daarna volgt de kabinetsformatie, doorgaans hét moment voor fundamentele politieke keuzes, waar we vier jaar mee vooruit moeten. In deze brochure presenteren VNO-NCW en MKB-Nederland hún economische keuzes voor de komende vier jaar. Voor het eerst doen we dat gezamenlijk. Daarmee geven we invulling aan de nieuwe samenwerking tussen onze beide verenigingen.
© VNO-NCW, MKB-Nederland Juli 2006
2
Nederland kán winnen
VNO-NCW / MKB-Nederland
Voorwoord Er is iets vreemds aan de hand in Nederland. Een jaar of vijf, zes geleden werd Nederland bejubeld. Economisch gezien was ons land één van de meest dynamische en concurrerende landen van Europa. Toen veranderde er iets. Tegelijk met het wegzakken van de conjunctuur, ontstond een politiek gespannen klimaat. Er waren politieke moorden (Pim Fortuyn, Theo van Gogh) en Nederland – nota bene één van de initiatiefnemers van de Europese samenwerking – zei 'nee' tegen de nieuwe Europese constitutie. En dat terwijl waarschijnlijk geen ander EU-land zoveel economisch belang heeft bij stroomlijning van de Europese samenwerking. Nederland leek in een identiteitscrisis te verkeren. Het jarenlang geprezen multiculturele denken stond ter discussie. De economische dip duurde vele jaren en intussen voerde het kabinet een hervormingsbeleid dat noodzakelijk was, maar wel leidde tot forse maatschappelijke kritiek. Er was veel onzekerheid over de toekomst. Het vertrouwen in de veerkracht van onze economie liep snel terug. Er werden vragen gesteld. Komen Polen en inwoners van andere EU-lidstaten ons werk overnemen? Wat betekent het als Turkije op termijn lid van de EU wordt? Verplaatsen bedrijven hun productie massaal naar China en India? Is onze economie tegen de vergrijzing opgewassen? Het zijn begrijpelijke vragen, maar geen vragen om bang voor te zijn. Veranderingen bieden ook veel kansen. Nederland is door de eeuwen heen juist goed geweest in het grijpen van kansen. Daar danken we onze welvaart aan. Nederland is een land met veel kennis en creativiteit. We beschikken van oudsher over handelsgeest en commercieel talent om op de wereldmarkt successen te boeken. Voordelen die niet van de ene dag op de andere verloren gaan. Als we maar open blijven staan voor wat er in de wereld om ons heen gebeurt. Als we maar slim en creatief met onze talenten omspringen. Als we maar ondernemend zijn. De afgelopen jaren heeft het kabinet maatregelen genomen om onze economie een steviger basis te geven. Dat was belangrijk. En intussen gáát het ook beter. Het optimisme groeit weer. Nederland scoort dit jaar en volgend jaar qua economische groei weer beter dan het Europese gemiddelde. Wereldwijd zijn we de vijfde investeerder en op de lijst van exporteurs staan we in de top-10. De uitdaging is om dit vast te houden en zo mogelijk te verbeteren. We moeten de kansen grijpen die zich aandienen. Daarvoor zijn mensen nodig met ambitie. Mensen die een bedrijf willen beginnen en uitbouwen. Mensen die ondernemende werknemers willen zijn. Maar ook een overheid die ruimte en vertrouwen teruggeeft aan burgers en ondernemers. De bureaucratie moet radicaal gesaneerd worden, op alle niveaus: bij het rijk, bij provincies, bij gemeenten, in het onderwijs, in de zorg. Voor de noodzakelijke veranderingen hebben we een gezamenlijke verantwoordelijkheid, want de overheid, dat zijn we met zijn allen. Ondernemers nemen die verantwoordelijkheid serieus en willen graag een actieve rol spelen in het veranderingsproces. Dat hebben we de laatste jaren gedaan en dat willen we blijven doen. Via traditionele kanalen als de SociaalEconomische Raad en de Stichting van de Arbeid. Maar ook langs andere wegen, zoals het Innovatieplatform en de Dutch Trade Board, waarin we samen met de overheid werken aan versterking van ons economisch fundament. Ondernemers hebben hun verantwoordelijkheid genomen door een code te ontwikkelen voor goed ondernemingsbestuur (code-Tabaksblat). Bedrijven hebben grote inspanningen geleverd om ons leefmilieu te verbeteren. En vaak is publiek-private samenwerking mogelijk in projecten, bijvoorbeeld bij het realiseren van
3
Nederland kán winnen
VNO-NCW / MKB-Nederland
nieuwe infrastructuur. Op al die gebieden zijn ondernemers graag bereid kennis en ervaring beschikbaar te stellen. 'Nederland kán winnen' is de titel van dit document, waarin VNO-NCW en MKB-Nederland hun gezamenlijke visie geven op de periode 2007-2011. Die titel is onze boodschap voor de politieke partijen in de komende vier jaar. Het komt erop aan dat we echt een creatieve, ondernemende kenniseconomie worden. De komende vier jaar moeten we gáán voor topkwaliteit op alle niveaus. Wat daarvoor nodig is, wordt in dit document in de vorm van 93 concrete adviezen uiteengezet. We kunnen onze welvaart behouden en uitbouwen. Dat vraagt veel van iedereen, maar het kán. Nederland kán winnen! Loek Hermans Voorzitter MKB-Nederland
Bernard Wientjes Voorzitter VNO-NCW
4
Nederland kán winnen
VNO-NCW / MKB-Nederland
Inhoud 1. Samenvatting.......................................................................................................................... 7 2. Meer ondernemerschap en een écht andere overheid! ......................................................... 13 2.1 De vergeten hervorming................................................................................................. 13 2.2 Belastingen die mensen uitdagen ................................................................................... 16 2.3 Ondernemen in een veilige omgeving............................................................................ 18 3. Uitblinken mag!.................................................................................................................... 21 3.1 Het beste uit mensen halen............................................................................................. 21 3.2 Uitblinken met vernieuwing........................................................................................... 23 4. Iedereen moet meedoen, alle potenties benutten! ................................................................ 27 4.1 Wie kan werken, moet aan de slag ................................................................................. 27 4.2 Slimme keuzes in een klein land .................................................................................... 29 5. Niet bang zijn voor verandering, kansen grijpen! ................................................................ 33 5.1 Een gelijk speelveld, overal ter wereld .......................................................................... 33 5.2 Oud worden en gezond blijven....................................................................................... 35 5.3 Een schone omgeving via een zakelijke aanpak ............................................................ 37
5
Nederland kán winnen
VNO-NCW / MKB-Nederland
6
Nederland kán winnen
VNO-NCW / MKB-Nederland
1. Samenvatting Wie een wedstrijd wil winnen, moet het speelveld kennen. Daarop zijn ingrijpende veranderingen gaande, die onze economie de komende jaren nog sterker zullen bepalen. De belangrijkste trends: Internationalisering zet door. Buitenlandse ondernemingen nemen Nederlandse productie over en omgekeerd. Nederlandse ondernemingen verplaatsen activiteiten naar het buitenland. Op de internationale arbeidsmarkt wordt gevochten om hoog opgeleid personeel. Informatie- en communicatietechnologie zijn een drijvende kracht. Machtsverhoudingen veranderen. Het zwaartepunt van de wereldeconomie verschuift van de Verenigde Staten en Europa naar snelgroeiende economieën als China, India en Brazilië. Innovatie is het concurrentiewapen van de toekomst. Zonder de prijs uit het oog te verliezen, moeten we het steeds meer hebben van vernieuwing, toepassing van hoogwaardige kennis en van hoge productiviteit. De arbeidsmarkt verandert fundamenteel als gevolg van de vergrijzing. Er ontstaan grote tekorten aan hoger en middelbaar opgeleiden en op alle niveaus neemt de behoefte aan vakmensen toe. Vergrijzing heeft ook grote gevolgen voor de betaalbaarheid van AOW en ouderenzorg. Tegenover elke gepensioneerde staan nu nog bijna vijf werkenden; in 2040 nog maar tweeënhalve. Mensen zijn mondiger en weerbaarder. Dat komt door individualisering en emancipatie. Kenniswerkers willen investeren in hun eigen loopbaan. Werknemers hebben behoefte aan eigen verantwoordelijkheid en maatwerk in plaats van traditionele, collectieve bescherming. Deze trends zijn de krijtlijnen en de cornervlaggen van het speelveld. Vaste gegevens, die beter niet als bedreigingen gezien kunnen worden, want ze zijn niet te veranderen. Laten we daarom gebruik maken van deze trends en de kansen die ze bieden grijpen. Nederland heeft wat dat betreft een goede reputatie. Het is ons in het verleden altijd gelukt om ons aan economische veranderingen aan te passen en kansen te grijpen. Als we de juiste maatregelen nemen, kunnen we een dynamische, concurrerende kenniseconomie worden. De afgelopen jaren zijn de eerste stappen gezet. Het kabinet-Balkenende is begonnen met het aanpassen van onze verzorgingsstaat. Geleidelijk worden we een maatschappij waarin zoveel mogelijk mensen betrokken zijn bij het economische proces. De verzorgingsstaat wordt een participatiemaatschappij, waarin de overheid een minder dominante rol speelt omdat de meeste burgers in staat zijn zelf verantwoordelijkheid te nemen. Er is bovendien meer aandacht voor innovatie en onderwijs, er is gewerkt aan een beter klimaat voor ondernemerschap. Op deze hervormingen moeten we de komende jaren voortbouwen. Structuurversterking vereist een stevige ondergrond. Dat betekent onder andere voortzetting van gezond beheer 7
Nederland kán winnen
VNO-NCW / MKB-Nederland
van de overheidsfinanciën, een verantwoorde loonkostenontwikkeling, een lagere lastendruk en een terugkeer naar politieke en maatschappelijke stabiliteit. Dit soort algemene zekerheden zorgt voor vertrouwen in onze economie. Belangrijk is ook dat de code-Tabaksblat voor beursgenoteerde bedrijven naar behoren functioneert. Dat is een goede zaak voor het vertrouwen van (internationale) beleggers in het bedrijfsleven. Nederlandse ondernemingen moeten – in samenspraak met hun stakeholders – het recht houden beschermingsconstructies te hanteren tegen vijandige overnames, zoals van private beleggingsfondsen met een belang dat zich niet verder uitstrekt dan de korte termijn. Beschermingsconstructies moeten, zoals overal in de wereld, door de kapitaalmarkt (en niet door de politiek) op hun merites worden beoordeeld. Daarnaast moet Nederland zich de komende vier jaar verder versterken. De volgende thema's moeten daarbij de leidraad zijn: 1. Méér ondernemerschap en een écht andere overheid! Ondernemerschap is de motor van de economie. Daarom moet ondernemerschap op alle niveaus worden bevorderd: in bedrijven, in het onderwijs, in de hele samenleving. Ondernemingen moeten dingen doen waar ze goed in zijn. Voorwaarde is dat de overheid ondernemers ruimte geeft en met vertrouwen in plaats van georganiseerd wantrouwen benadert. De overheid is veel te breed geworden en pretendeert alle risico's tot in detail weg te nemen. Nederland moet af van zijn verslaving aan overheidsoptreden. Die verslaving leidt voortdurend tot teleurstellingen. Er is aan de ene kant regelzucht en bureaucratie en aan de andere kant biedt de overheid op essentiële punten niet wat burgers ervan verwachten. We moeten naar een kleinere, maar betere overheid. Een overheid die voldoende aandacht heeft voor zorg, voor goed onderwijs en voor sociale zekerheid voor (tijdelijke) achterblijvers. Maar ook een overheid die haar grenzen kent en niet elk probleem denkt te kunnen oplossen. 2. Uitblinken mag! We moeten het niet hebben van imitatie, maar van innovatie. Dat wil zeggen: slimme producten, slimme diensten, betere organisatie- en productieprocessen, nieuwe productmarktcombinaties. Daarvoor zijn veel goed opgeleide, creatieve mensen nodig. Voor oudere, ervaren werknemers moet het aantrekkelijk zijn om langer te blijven werken. Jongeren van alle niveaus moeten meer worden gestimuleerd om het beste uit zichzelf te halen. In alle vormen van onderwijs, van beroepsopleiding tot universiteit. En natuurlijk moet worden voorkomen dat ze het onderwijs voortijdig de rug toekeren. Onderwijs moet bovendien aansluiten bij de vraag op de arbeidsmarkt. 3. Iedereen moet meedoen, alle potenties benutten! Uiteraard kan niet iedereen de top halen. Ook een hoogwaardige kenniseconomie telt mensen die het met minder kwalificaties moeten doen. Scholing en training zijn ook voor deze groep van essentieel belang. Daarnaast moet ook voor deze groep ruimte voor ondernemerschap worden gecreëerd en moeten nieuwe markten worden ontwikkeld (denk aan de persoonlijke dienstverlening), waaraan lager opgeleiden kunnen deelnemen en zo een start kunnen maken op de arbeidsmarkt. Veel mensen van allochtone afkomst doen het goed, maar de groep die buiten de boot dreigt te vallen is eveneens aanzienlijk. Werk is de beste vorm van integratie; meedoen is in alle gevallen beter dan langs de kant staan. Dat geldt ook voor mensen met een fysieke beperking.
8
Nederland kán winnen
VNO-NCW / MKB-Nederland
Iedereen moet meedoen! Dat geldt voor mensen, maar ook voor regio's. De ruimte in ons land moet beter worden benut. Daar zijn ook hoogwaardige verbindingen voor nodig, zoals een Zuiderzeelijn tussen de Randstad en het Noorden. 4. Niet bang zijn voor verandering, kansen grijpen! Nieuwe kennis moet leiden tot rendabele activiteiten. Als we de kansen van globalisering en technologische vernieuwing willen benutten, moeten we bereid zijn tot voortdurende verandering. Talent en financiële middelen moeten tijdig worden verschoven naar nieuwe activiteiten waar we goed in zijn, zonder dat daarbij belemmeringen worden opgeworpen. Veel ondernemingen staan in deze tijd voor cruciale keuzes. Waar liggen onze sterke kanten? Moeten we het hebben van concurrentie op kosten alleen? Of moeten we ook gaan voor topkwaliteit? Ons economisch beleid staat voor eenzelfde keuze. Wij kiezen daarbij voor topkwaliteit. Nederland moet een fantastisch vestigingsklimaat bieden voor bedrijven die willen investeren, Nederland moet een prima vestigingsland zijn voor hoogopgeleide medewerkers. Uiteraard verwachten we van deze immigranten dan ook dat ze respect hebben voor ónze cultuur en voor ónze normen en waarden. De vergrijzing wordt vaak eenzijdig als een budgettair probleem voor de toekomstige belastingbetalers neergezet, maar dat is maar één kant van het verhaal. Vergrijzing is ook een bewijs van vooruitgang. Het aantal gezonde, onafhankelijke ouderen neemt toe. Dat biedt ook nieuwe kansen om mensen langer te laten werken, om nieuwe vormen van dienstverlening te ontwikkelen. Ook wordt het mogelijk meer mensen te laten meebetalen aan de toenemende kosten van AOW en gezondheidszorg. Bij het trekken van hun plan voor de komende vier jaar hebben politieke partijen te maken met de financiële ruimte die beschikbaar is. Voor de rijksoverheid heeft het Centraal Planbureau berekend dat de komende vier jaar een 'vrije' budgettaire ruimte zal bestaan van 6,5 tot 8,5 miljard euro (afhankelijk van het gekozen groeicijfer). Deze berekening geeft echter een vertekend beeld, want deze financiële ruimte komt geheel tot stand doordat lastenverzwaringen zijn verondersteld, te weten: hogere premies voor zorgverzekeringen (en dus ook hogere werkgeverslasten) en een sluipende lastenverzwaring die het gevolg is van de progressie in ons belastingstelsel. Door dit laatste verschijnsel krijgen grote groepen werknemers met hogere marginale belastingtarieven te maken. Voor een nieuw kabinet dat een succes wil maken van meer participatie en dynamiek kan dat, economisch gezien, geen gezond uitgangspunt zijn. Het is zeer verstandig voor de komende periode niet van lastenverzwaringen, maar juist van een structuurversterkende lastenverlichting uit te gaan. Van vrije budgettaire ruimte voor allerlei nieuwe uitgaven of voor het opbouwen van een begrotingsoverschot zal dan geen sprake kunnen zijn. In de vorm van 93 concrete adviezen geven VNO-NCW en MKB-Nederland op de volgende pagina's hún keuzes voor de komende vier jaar. Als we inzetten op deze uitgangspunten ontstaat een aanlokkelijk perspectief. Dan kan ons land de thuishaven blijven van grote, mondiale concerns, van een stevig groeiend midden- en kleinbedrijf met veel familieondernemingen en van veel nieuw ondernemerschap. Ondernemerschap met de blik naar buiten en met de ambitie tot de beste in de wereld te behoren. Nederland heeft een lange traditie van openheid, ondernemingslust en handelsgeest. We kunnen weer koploper in Europa worden. Dat moeten we dan wel willen. 9
Nederland kán winnen
VNO-NCW / MKB-Nederland
Wat is beslist nodig in 2007-2011? In de volgende hoofdstukken wordt het programma van VNO-NCW en MKB-Nederland gedetailleerd uitgewerkt. Wat zijn – kort samengevat – onze voornaamste voorstellen? Méér ondernemerschap en een écht andere overheid! Drastisch schrappen in bureaucratie en overbodige regels. Een norm stellen voor de omvang van de overhead in overheidsorganisaties. Simpele vergunningprocedures, minder inspectiediensten. De overheid moet ondernemers en burgers hun verantwoordelijkheid teruggeven. Wantrouwen moet plaats maken voor vertrouwen. Er moet een beperkt aantal kerndepartementen komen, het aantal beleidsambtenaren moet fors worden verkleind. Dat betekent: minder overbodig beleid, minder onnodige regels en lagere belastingen. Na de ondernemingsbelastingen moeten ook de tarieven van de inkomstenbelasting over de hele linie omlaag. De progressie in ons belastingstelsel kan beperkt worden door daarbij aan te koersen op twee tarieven. Dat is goed voor het functioneren van de arbeidsmarkt en maakt Nederland aantrekkelijk als vestigingsland voor hoog gekwalificeerd personeel. De aftrekbaarheid van hypotheekrente moet worden gehandhaafd. Ondernemerschap gedijt in een veilige omgeving. De criminaliteit moet worden aangepakt door het Actieplan Veilig Ondernemen consequent uit te voeren. Uitblinken mag! Meer onderwijs op topniveau voor iedereen; de middelmaat is niet genoeg. Bureaucratie in het onderwijs niet belonen. Veel betere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Méér privaat geld naar hoger onderwijs en ruimte voor nieuwe instituten. Weg met de versnippering van onderwijs en onderzoek! We moeten uitblinken. Meer toegang tot kennis voor het midden- en kleinbedrijf. Het Innovatieplatform moet innovatie en ondernemen aan elkaar verankeren. Iedereen moet meedoen, alle potenties benutten! Mensen Weg met de langdurige werkloosheid! Ontslagregelingen moeten soepeler en goedkoper worden, de WW moet worden bekort en er moet meer ruimte ontstaan voor scholing. Regio's Meer investeren in wegen (ook met geld uit extra aardgasopbrengsten), meer gebruik maken van publiek-private samenwerking. Minder tijd verliezen met inspraak en besluitvorming. De overheid moet kiezen voor een andere rol op het gebied van infrastructuur, zodat zelfstandige wegbeheerders een positie krijgen. De ruimte in Nederland moet beter worden benut. Meer aanbod en meer doorstroming op de woningmarkt. Procedures moeten worden vereenvoudigd. De overdrachtsbelasting moet worden verlaagd of afgeschaft. Huurwoningen moeten vaker in de verkoop komen.
10
Nederland kán winnen
VNO-NCW / MKB-Nederland
Niet bang zijn voor verandering, kansen grijpen! De overheid moet het bedrijfsleven steunen bij ondernemen in het buitenland. Als de concurrentievoorwaarden niet gelijk zijn, moet 'matching' plaatsvinden. Kiezen voor open grenzen ook op onze arbeidsmarkt. Goed opgeleide mensen van buiten de EU zijn van harte welkom. De vergrijzing moet betaalbaar blijven. Dat betekent werken aan een overschot op de overheidsbegroting, meer mensen aan de slag, maar ook gerichte maatregelen nemen (zoals fiscalisering van de AOW en/of geleidelijke verhoging van de AOW-leeftijd) en het vergroten van de efficiency in de zorg. Werkgevers moeten (via de inkomensafhankelijke premie) niet opdraaien voor de stijgende kosten van de gezondheidszorg. Die moeten door burgers zélf gedragen worden. Dat betekent: afschaffen van de verplichte werkgeversbijdrage. Milieubeleid moet realistisch zijn. Er moet voldoende aandacht zijn voor de mogelijkheden van bedrijven. Meer aandacht voor Europese besluitvorming die ons rechtstreeks raakt. We moeten een einde maken aan onze kwetsbaarheid op het gebied van energie. De (Europese) markt openen, investeren in nieuwe technieken (waaronder kernenergie).
11
Nederland kán winnen
VNO-NCW / MKB-Nederland
12
Nederland kán winnen
VNO-NCW / MKB-Nederland
2. Meer ondernemerschap en een écht andere overheid! 2.1 De vergeten hervorming - Overheidsorganisatie, regels en toezicht Wat is onze kracht?
Nederland biedt burgers en bedrijven veel rechtszekerheid. Er is bescherming van privéeigendommen en er zijn onafhankelijke rechters. De overheid kijkt kritisch naar zichzelf en naar de overlast die wetten en regels veroorzaken. Nederland is één van de eerste landen in de Europese Unie die werk maakt van het verminderen van regels en administratieve lasten. Wat is nodig?
Onder centrale politieke regie moet de overheid de komende jaren ingrijpend worden hervormd. Burgers en bedrijven hebben steeds minder begrip voor een overheid die uit zijn krachten is gegroeid en hen opzadelt met regels waarvan ze de betekenis niet begrijpen en toezicht dat als overbodig en inefficiënt wordt ervaren. Teveel regels beperken de ruimte om te ondernemen. Teveel regels maken ondernemen onnodig ingewikkeld en duur. Dat moet snel veranderen. Voor wetten en regels geldt volgens de overheid, bedoeld of onbedoeld, nog altijd het uitgangspunt dat burgers en bedrijven niet te vertrouwen zijn. Je kunt dus beter alles tot in details in voorschriften regelen, zelfs als die voorschriften voorbijgaan aan het feitelijke doel van de wetgeving. Met deze benadering zet de overheid de wereld op zijn kop. Wie aan een boom een paar rotte appels aantreft, besluit toch ook niet de hele boom te rooien? In plaats van wantrouwen, moet vertrouwen het uitgangspunt zijn. En de burger of ondernemer die bewijst dat vertrouwen niet aan te kunnen, moet hard worden aangepakt. Er is de laatste jaren veel gesproken over de noodzaak van een 'terugtredende overheid', maar in de praktijk komt daar nog weinig van terecht. De tijd is er echter rijp voor. De overheid moet kleiner worden: minder departementen, meer efficiëntie op alle niveaus. Dat betekent ook: veel minder ambtenaren. Zo kunnen in de regel goed opgeleide mensen vrij komen voor nuttiger werk in de economie en helpen om tekorten in het bedrijfsleven aan te zuiveren. Het aantal vergunningstelsels moet worden beperkt. Laat de overheid zich met vergunningen concentreren op risico's die grote, onomkeerbare maatschappelijke schade tot gevolg kunnen hebben in plaats van elk detail van het handelen van burgers te willen organiseren en controleren. Door de grote 'bestuurlijke drukte' (Europese Unie, Rijk, lagere overheden, zelfstandige bestuursorganen) is niet altijd duidelijk met welke overheid je als ondernemer hebt te maken. Vaak zijn verschillende overheidsinstanties verantwoordelijk voor dezelfde taak. Dat moet veranderen. Een kleine, slagvaardige overheid kan zich beter concentreren op heldere doelstellingen en is daarop ook af te rekenen. Bijvoorbeeld op één van de zaken die van oudsher tot de kerntaken behoren: de aanpak van criminaliteit.
13
Nederland kán winnen
VNO-NCW / MKB-Nederland
Wat zijn onze voorstellen?
1. Het aantal ministeries moet worden verkleind. De vorming van een beperkt aantal kerndepartementen betekent dat ook het aantal beleidsambtenaren fors kan worden verkleind. Dat leidt tot meer slagvaardigheid, minder overbodig beleid en minder onnodige regels. Concreet betekent dit: samenvoeging van de ministeries die zich bezig houden met het ruimtelijke beleid (VROM, Verkeer en Waterstaat). Ook de ministeries die zich bezighouden met economie en arbeidsmarkt (Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Economische Zaken, Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit en delen van Financiën) zijn fusiepartners. Hetzelfde geldt voor de departementen op het gebied van binnenlandse bestuurlijke en juridische zaken (Binnenlandse Zaken, Justitie). 2. Er moet een harde norm komen bij de aanpak van bureaucratie op alle niveaus. Bij lagere overheden, in het onderwijs en bij de politie moet de 'overhead' een bepaald percentage niet overschrijden. 3. De taakverdeling tussen nationale overheden en de Europese Unie moet worden verbeterd. De EU moet zich concentreren op grensoverschrijdende problemen die het beste in dat kader kunnen worden aangepakt. Denk daarbij aan de interne markt, monetair beleid, buitenlands beleid en asiel- en migratiebeleid. Europees beleid moet voor alle bedrijven in de hele Europese Unie dezelfde uitwerking hebben. En Europese wetgeving moet door de lidstaten ook echt worden uitgevoerd, anders ontstaan alsnog ongelijke concurrentievoorwaarden. 4. Als besloten is dat iets Europees moet worden geregeld, dan moet het ook echt Europees gebeuren. Europese regels moeten niet worden voorzien van nationale extraatjes. Bestaande 'nationale koppen' op Europese regels moeten worden teruggedrongen. Een Europese taskforce moet er scherp op toezien dat regels niet leiden tot een ongelijk speelveld voor ondernemingen. 5. Europese besluiten moeten niet uitsluitend aan vakministers worden overgelaten. Beslissingen moeten in breder perspectief worden genomen door de Concurrentieraad. 6. Ook op nationaal niveau moet er een heldere verantwoordelijkheidsverdeling bestaan tussen overheden. De rijksoverheid moet in kaart brengen welke problemen of projecten nationaal aangepakt moeten worden of van nationaal belang zijn. Lagere overheden kunnen dan niet meer met een eigen invulling komen. De rijksoverheid is exclusief verantwoordelijk voor de economische hoofdstructuur. Voor decentrale gebiedsontwikkeling geldt dat de tijd van rivaliserende gemeenten en provincies voorbij moet zijn. Samenwerkingsverbanden als de 'Holland 8' voor de Randstad verdienen alle steun. 7. De overheid moet uitsluitend risico's afdekken die grote en onomkeerbare maatschappelijke schade tot gevolg kunnen hebben. Dus geen brede overheid die alles pretendeert te regelen (en uiteindelijk middelmaat biedt), maar een kleinere, selectieve overheid die excellent presteert. Alle regels waarmee het bedrijfsleven te maken heeft (van de Europese Unie tot en met de gemeenten) moeten opnieuw vanuit dit gezichtspunt worden bekeken. Dat geldt ook voor de vergunningen en het toezicht op de naleving. Uitgangspunt is dat regels, vergunningen en toezichthoudende instanties door burgers en
14
Nederland kán winnen
VNO-NCW / MKB-Nederland
bedrijven worden begrepen en aanvaard. Een dergelijke heroriëntatie moet plaatsvinden onder een centrale politieke regie. 8. Hoewel bescherming van en vergoeding voor auteursrechten op zich een goede zaak is, mag dit in de praktijk niet leiden tot wildgroei van innende instanties die bedrijven lastig vallen met rekeningen voor vaak niet begrepen kosten (zoals voor het kopiëren van documenten of het weergeven van videobeelden). Op dit gebied moeten uitwassen worden bestreden en administratieve lasten worden beperkt. Zonodig moet de wetgeving op het gebied van auteursrecht worden aangepast. 9. Vaak is het mogelijk diensten die de overheid verleent, te laten uitvoeren door private partijen. Vaak gaat het dan beter en efficiënter. Waar dat kan (denk aan het aanleggen en onderhouden van wegen of aan het exploiteren van instellingen voor hoger onderwijs) moet dat gebeuren. 10. De kosten van het naleven van regels moeten sterk worden beperkt. Op nationaal niveau moet een besparing in miljarden euro's worden afgesproken, gekoppeld aan een taakstelling voor alle ministeries. En die taakstelling moet 'netto' zijn. Dat wil zeggen: niet aan de ene kant regels schrappen en aan de andere kant de lasten toch weer laten oplopen door nieuwe regels in te voeren. Er moet één jaarlijks moment worden afgesproken waarop overheidsregels mogen worden gewijzigd (bijvoorbeeld 1 januari). 11. Ook de Europese Unie moet werk maken van het verminderen van de administratieve lasten en de kosten die bedrijven moeten maken om regels na te leven. Dat kan op de manier die Nederland op dit moment hanteert. Er moet scherp worden toegezien op een juiste uitvoering. 12. Het aantal vergunningstelsels moet drastisch worden beperkt. Vooral op gemeentelijk niveau kan flink worden gesneden, maar ook stelsels van nationale en Europese origine moeten worden gesaneerd. Alleen voor zaken die een kans op grote, onomkeerbare maatschappelijke schade met zich meebrengen, moet een vergunningstelsel blijven bestaan. De plannen van het kabinet om te schrappen in de vergunningstelsels zijn een eerste aanval op de vergunningenbureaucratie. Het is belangrijk om in de volgende kabinetsperiode fundamenteel door te pakken. Burgers en bedrijven moeten geen leges meer betalen voor vergunningen. De kosten moeten worden betaald uit de algemene middelen. De overheid gebruikt de vergunningverlening immers om publieke belangen te beschermen. De samenleving profiteert ervan. 13. Het toezicht op ondernemers moet fundamenteel worden veranderd. Ten eerste moet het grote aantal toezichthouders en inspectiediensten waarmee bedrijven te maken hebben, drastisch verkleind worden. Ze moeten bovendien volledig uit de algemene middelen worden betaald. Waar mogelijk kan civielrechtelijke handhaving (gedupeerden die naar de rechter stappen) in de plaats komen van het werk van ambtelijke toezichthouders. Gedetailleerde regels worden vervangen door maatschappelijk begrijpelijke doelvoorschriften. 14. Er moet één uniform en transparant wettelijk kader komen voor alle overheidsaanbestedingen, met een minimum aan administratieve lasten.
15
Nederland kán winnen
VNO-NCW / MKB-Nederland
15. Het waterbeheer in Nederland moet dringend gereorganiseerd worden. Er zijn nu veel te veel instanties mee bezig: vier departementen, twaalf provincies, tien beheersdirecties van Rijkswaterstaat, 37 waterschappen, alle gemeenten, de waterleidingbedrijven. De financiering is ingewikkeld en uit onderzoek blijkt dat de kosten sterk kunnen worden verlaagd. Bovendien moet de grondwaterbelasting voor bedrijven – waarmee Nederland internationaal afwijkt – ingetrokken worden. 16. De overheid moet veel meer zaken digitaal afwikkelen, via één digitaal loket voor ondernemers (one stop shopping). In beginsel moet dit voor al het verkeer met ondernemers aan het eind van de volgende regeerperiode een feit zijn. Het burgerservicenummer moet ook door ondernemingen gebruikt kunnen worden. 17. Burgers en bedrijven moeten vertrouwen hebben in elektronische dienstverlening. Daarom moet consequenter worden opgetreden tegen computercriminaliteit. 18. Nu ondernemingen, consumenten en overheden steeds meer zaken afwikkelen via internet, moet goed worden geregeld dat men weet met wie men aan de andere kant van de lijn zaken doet. Praktijkmensen (uit kringen van overheid en ondernemingen) moeten binnen twee jaar vaststellen welke hulpmiddelen daarbij het beste kunnen worden ingezet. 19. Het bedrijfsleven acht vrijheid van commerciële meningsuiting een belangrijk goed in onze economie. Reclame is niet alleen een effectief instrument voor snelle informatievoorziening, maar is ook een middel om concurrentie tussen ondernemingen te bevorderen. Daarvan profiteren consumenten. Een wettelijk verbod van reclame op de publieke omroep moet dan ook worden afgewezen.
2.2 Belastingen die mensen uitdagen - Fiscaal klimaat en besteding aardgasbaten Wat is onze kracht?
Nederland heeft van oudsher een concurrerend fiscaal klimaat voor ondernemingen, dat past bij een open economie. Winsten die behaald zijn via investeringen in buitenlandse deelnemingen, zijn vrijgesteld van belastingheffing. Nederland is partij in een groot en goed netwerk van belastingverdragen en er zijn regelingen om het verblijf van buitenlandse werknemers fiscaal te ondersteunen. We hebben dan ook veel internationale hoofdkantoren en multinationals. De aftrekbaarheid van hypotheekrente is een belangrijk instrument om het eigenwoningbezit te bevorderen. Wat is nodig?
Nadat we jarenlang te zelfgenoegzaam zijn geweest, is er de laatste jaren veel verbeterd in ons fiscale klimaat. Dat is van belang, want de betekenis van belastingen voor vestigingsklimaat is de laatste tijd sterk toegenomen. Het zittende kabinet heeft onder andere besloten tot een forse verlaging van de tarieven van de vennootschapsbelasting.
16
Nederland kán winnen
VNO-NCW / MKB-Nederland
Een belangrijk thema voor de komende jaren is nu verlaging van de hoge tarieven in de inkomstenbelasting. Wie mensen meer verantwoordelijkheid geeft om keuzes te maken op het gebied van onderwijs, mobiliteit, gezondheidszorg en kinderopvang, moet ze daarvoor ook de middelen geven. Lagere tarieven zorgen er ook voor dat werken aantrekkelijker wordt. Dat is van belang met het oog op de vergrijzing. Lagere tarieven zorgen ervoor dat werknemers ook meer geneigd zijn aan scholing te doen. Hoe lager de marginale belastingdruk, hoe rendabeler dat wordt. De aftrekbaarheid van hypotheekrente moet niet ter discussie staan. Bevordering van het eigenwoningbezit heeft niet te onderschatten maatschappelijke voordelen voor het bereiken van een aantrekkelijke leefomgeving. Dat is ook van belang voor het vestigingsklimaat van ondernemingen. Beperking of afschaffing van de aftrekbaarheid verergert de problemen voor starters op de woningmarkt. Mensen met een hoger inkomen zullen op zoek gaan naar goedkopere woningen. Niet de hypotheekrenteaftrek heeft de huizenprijzen opgedreven, maar de combinatie van een grote vraag naar woningen en een volstrekt achtergebleven aanbod door te weinig nieuwbouw en verstopte huurdersmarkt. Afschaffing van de aftrekbaarheid van hypotheekrente heeft meer nadelen dan voordelen. De echte problemen op de woningmarkt zitten vooral in de huursector. De huren zijn te laag, de doorstroming is gebrekkig en huurwoningen worden te weinig omgezet in koopwoningen. Daardoor is de woningmarkt verstopt geraakt. Wat zijn onze voorstellen?
Belastingen 20. De tarieven in de inkomstenbelasting moeten over de hele linie worden verlaagd. Dat moet leiden tot een netto lastenverlichting voor werkenden. Daarbij moet het toptarief worden verlaagd naar tenminste het gemiddelde niveau (momenteel circa 45 procent) in de ons omringende landen. Bovendien moet het toptarief niet beginnen bij een relatief laag inkomen, zoals nu. 21. Zodoende kan de tariefstructuur verder vereenvoudigd worden, waarbij aangekoerst moet worden op het vervangen van de huidige vier belastingschijven door twee schijven, wat wellicht de opmaat kan zijn voor de invoering op termijn van een vlaktaks. 22. Om de arbeidsparticipatie van vrouwen verder te bevorderen, moeten de heffingskorting voor niet-werkende partners en de combinatiekorting voor alleenverdieners met nietwerkende partner geleidelijk worden afgeschaft. 23. De fiscale aftrekbaarheid van de hypotheekrente moet worden gehandhaafd voor alle inkomens. 24. De overdrachtsbelasting moet worden verlaagd of afgeschaft in het kader van een breder beleid dat gericht is op flexibilisering van de woning- en arbeidsmarkt. 25. Om ondernemerschap te bevorderen moeten de huidige – ten opzichte van particuliere beleggers discriminerende – bepalingen voor partners en belastingplichtigen met een aanmerkelijk belang worden aangepast. Dat is goed voor een gezond familiebedrijf. Wie thans investeert in een onderneming wordt fiscaal gezien vaak minder vriendelijk behandeld dan wie investeert in bijvoorbeeld aandelen op de beurs. 17
Nederland kán winnen
VNO-NCW / MKB-Nederland
26. Eén op de vier ondernemers in het midden- en kleinbedrijf is bezig met de overdracht van zijn bedrijf. Bedrijfsoverdrachten vormen een essentieel onderdeel van de economische dynamiek. Het is belangrijk dat ze soepel verlopen, ook omdat de 'goodwill' die verdampt bij mislukkingen een aanzienlijk maatschappelijk verlies oplevert. De fiscale faciliteiten die van toepassing zijn bij een bedrijfsoverdracht moeten kritisch worden doorgelicht. De samenhang tussen de verschillende instrumenten is gebrekkig en moet worden verbeterd. 27. Er moet een einde gemaakt worden aan de voortdurende, exorbitante stijging van provinciale, maar vooral ook van gemeentelijke lasten. Gemeenten hebben de bevoegdheid om voor bedrijven een hoger ozb-tarief vast te stellen dan voor burgers en maken daar massaal gebruik van. Deze zogeheten tariefdifferentiatie moet uit de wet worden geschrapt. Wie de lokale lasten te veel laat stijgen, moet worden gekort op de uitkering uit het gemeentefonds. 28. Sinds het gebruikersdeel van de onroerende-zaakbelasting wettelijk is afgeschaft, proberen gemeenten dat soms te compenseren door de ozb-tarieven voor bedrijven en/of huiseigenaren of andere heffingen extra te verhogen, of door nieuwe heffingen te introduceren. Ook deze gemeenten moeten worden gekort op de uitkering uit het gemeentefonds. 29. De toeristenbelasting moet worden afgeschaft. Aardgasbaten 30. Aardgasbaten moeten grotendeels via het Fonds Economische Structuurversterking (FES) worden besteed aan maatregelen die de structuur van de economie versterken. Investeringen in kennis, 'harde' infrastructuur en energievoorziening moeten centraal staan. Om ervoor te zorgen dat goede investeringsvoorstellen op een verstandige manier kunnen worden voorbereid en tegen elkaar kunnen worden afgewogen, moet bij de vaststelling van de hoeveelheid geld die in het FES vloeit, worden uitgegaan van een behoedzaam ingeschatte, meer structurele ontwikkeling van de olieprijs.
2.3 Ondernemen in een veilige omgeving - Criminaliteit: evenwicht in preventie en repressie Wat is onze kracht?
Voorwaarde voor een goed ondernemingsklimaat is ook een veilige omgeving. Uit de recente Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven blijkt dat criminaliteit verder is afgenomen. Dit is mede te danken aan het Actieplan Veilig Ondernemen, dat momenteel wordt uitgevoerd en moet leiden tot 20 procent minder criminaliteit tegen bedrijven in 2008. Het zal nog een hele toer worden deze doelstelling te halen. Bovendien geven ondernemers aan dat zij criminaliteit en onveiligheid nog steeds als een groot probleem ervaren. Wat is nodig?
Het Actieplan Veilig Ondernemen loopt tot 2008. Het moet voortvarend worden uitgevoerd en waar nodig worden uitgebreid. Dat geldt ook voor andere projecten die door het Nationaal
18
Nederland kán winnen
VNO-NCW / MKB-Nederland
Platform Criminaliteitsbeheersing zijn geïnitieerd. In het verlengde van uitvoering moet meer aandacht besteed worden aan een brede verspreiding en toepassing van geslaagde aanpak. Met het oog op een goede afstemming van preventie en repressie moet publiek-private samenwerking verder worden gestimuleerd, zowel op landelijk als lokaal niveau. Wat zijn onze voorstellen?
31. Wetgeving die samenwerking tussen politie en ondernemers op het gebied van uitwisseling van gegevens mogelijk kan maken of kan verbeteren, moet versneld worden ingevoerd om naast repressie juist ook preventie (voorkomen/tegenhouden) mogelijk te maken. 32. Het Actieplan Veilig Ondernemen loopt tot 2008. Dit samenwerkingsverband op vrijwillige basis mag niet sneuvelen of verwateren in een nieuwe kabinetsperiode. Hiervoor moet ruimte (in geld en mankracht) beschikbaar zijn. 33. (Lokale) criminaliteit is vaak onvoorspelbaar. Bendes worden onverwacht actief, groepen die overlast of erger veroorzaken duiken op, drugsoverlast slaat toe en verpaupering trekt criminaliteit aan. De politie moet daarom voldoende ruimte en flexibiliteit houden om snel te kunnen inspelen op wisselende prioriteiten op lokaal en regionaal niveau. Tegelijkertijd moet er meer aandacht komen voor bovenregionale patronen, zodat (inter)nationaal opererende criminelen eerder en beter gestopt kunnen worden. 34. Het voorkomen van criminaliteit bij het midden- en kleinbedrijf moet gesteund worden. Preventie moet echter professioneel gebeuren. Nu hebben kleine en middelgrote ondernemingen vaak te weinig deskundigheid in huis. Ook hebben lokale samenwerkingsverbanden van grote en kleinere bedrijven te weinig toegang tot kennis. Dat betekent dat goede ervaringen (best practices) toegankelijk gemaakt moeten worden. 35. Wet- en regelgeving (en strafmaten) moet er niet toe leiden dat een ongelijk Europees 'speelveld' voor criminelen ontstaat. Meer ruimte en/of een lagere strafmaat trekt internationale criminelen aan (inbrekers, overvallers, bendes winkeldieven, acquisitie- en computercriminaliteit). 36. Waar ondernemers (buiten hun schuld) diverse malen achtereen worden getroffen door criminelen, leidt dit tot premieverhoging en ook tot royering in verzekeringen. Er moet een oplossing worden gevonden, waardoor het verplaatsen of beëindigen van de onderneming als gevolg van criminaliteit wordt voorkomen. 37. Criminaliteit gericht tegen ondernemers veroorzaakt miljardenschade, zowel voor ondernemers als voor ons land (ziekteverzuim, verlies aan arbeidsplaatsen). Om die schade te verminderen en een helder preventief signaal af te geven moet de verplichting schade te vergoeden bij veroordeling of afdoening per boete standaard worden opgelegd.
19
Nederland kán winnen
VNO-NCW / MKB-Nederland
20
Nederland kán winnen
VNO-NCW / MKB-Nederland
3. Uitblinken mag! 3.1 Het beste uit mensen halen - Onderwijs en scholing Wat is onze kracht?
Nederland heeft nog altijd een redelijk opgeleide beroepsbevolking die zijn talen spreekt. De kwaliteit van het onderwijs lijkt internationaal nog niet ongunstig af te steken. De vraag is echter: hoe lang nog? Vooral de kwaliteit van het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs staat onder druk. Er wordt door bedrijven internationaal vergeleken veel geïnvesteerd in scholing van werkenden, vaak ondersteund door opleidingsfondsen en eigen scholingsactiviteiten van branches. Wat is nodig?
Ons onderwijssysteem was erop gericht iedereen toegang te bieden, onafhankelijk van verschillen in herkomst of inkomen van de ouders. Het onderwijs, geplaagd door decennia lang aanhoudende hervormingsdrift en verstikt in te veel managementlagen en een uitdijende bureaucratie, slaagt er echter niet meer in het beste uit mensen te halen op de verschillende niveaus, of het nu universitair onderwijs is of beroepsonderwijs. Het onderwijs motiveert noch leerling, noch student, noch docent. Het rendement is te laag. Veel geld wordt verkeerd besteed. Middelmaat is troef, maar middelmaat is absoluut niet meer voldoende. Aan de onderkant vallen teveel leerlingen af (terwijl een afgeronde opleiding, minimaal op vmbo- of mbo-niveau essentieel is), aan de bovenkant worden ze te weinig uitgedaagd. Het onderwijs moet mensen meer stimuleren om het beste uit zichzelf te halen. Dat vraagt docenten met passie voor hun vak en een onderwijssysteem dat excelleren bevordert en uitval voorkomt. Onderwijsinstellingen moeten innoveren en inspelen op de behoefte van de markt. Dat betekent onder andere meer differentiatie, zodat leerlingen met een achterstand toch een diploma kunnen halen en toppers een zwaarder programma kunnen krijgen. Met differentiatie kunnen instellingen ook beter tegemoet komen aan specifieke wensen van het bedrijfsleven en werkenden. Onderwijs moet beter aansluiten op de arbeidsmarkt, zowel qua niveau en inhoud als qua type opleidingen (bèta, techniek, zorg, accountancy etcetera). Nu kunnen scholen in het middelbaar en hoger beroepsonderwijs, maar ook in het vmbo, hun werk te vrijblijvend doen en spelen vaak onvoldoende in op de behoeften van de markt. De samenwerking tussen beroepsonderwijs en bedrijfsleven moet worden versterkt. Dat kán door scholen voor beroepsonderwijs de beschikking te geven over middelen bedoeld voor innovatie van het onderwijs. Voorwaarde is wel dat het geld wordt besteed in samenwerking met het (regionale) bedrijfsleven waarvoor wordt opgeleid en dat verantwoording wordt afgelegd. Het voortgezet onderwijs als toeleverancier voor het hoger onderwijs en de toekomstige arbeidsmarkt dreigt weg te zakken. Minder bureaucratie en managers en meer waardering en
21
Nederland kán winnen
VNO-NCW / MKB-Nederland
ruimte voor de professionaliteit van de docenten van onze toekomstige kenniswerkers zijn hard nodig. Universiteiten moeten minder vrijblijvend opereren. Ze moeten kiezen voor concentratie van studierichtingen, zodat méér topkwaliteit kan ontstaan. Dit leidt tot meer baanbrekend en competitief onderzoek en daarmee verbonden wetenschappelijk onderwijs van hoge kwaliteit. We moeten allemaal ons leven lang leren. Het onderwijsbestel moet daarop ingericht zijn. Dat betekent, naast het verzorgen van een uitstekende basisopleiding, ook het aanbieden van opleidingen en maatwerk voor bedrijven en werknemers. Scholing van werkenden is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers, maar ook een maatschappelijk belang. De overheid moet daarom opleidingen voor brede landelijk erkende kwalificaties fiscaal ondersteunen. Voortijdige schoolverlaters hebben vaak ten onrechte een slecht imago. Het grootste deel van hen heeft immers wel degelijk een diploma gehaald (vmbo of mbo-1) of praktijkonderwijs gevolgd. Ook deze jongeren zijn hard nodig op de arbeidsmarkt. Ook de kenniseconomie heeft een groot aantal banen waaraan je met een lagere praktijkgerichte opleiding kunt beginnen. Wat zijn onze voorstellen?
38. Meer rendabele investeringen in het onderwijs op alle niveaus. Voordat hiervoor extra belastinggeld wordt uitgetrokken, moet het geld dat momenteel aan onderwijs wordt uitgeven, beter worden besteed. Er moet gesneden worden in managementlagen en bureaucratie. Dat kan door bij de bekostiging van het onderwijs plafonds te stellen aan de middelen voor overhead en bureaucratie. En leerkrachten en docenten moeten terugkeren naar hun kernactiviteit: kennis en vaardigheden overdragen. Tegenover een grotere verantwoordelijkheid van deze 'echte' leerkrachten mag een hogere, meer gedifferentieerde beloning staan met ruimte voor onderwijzend talent. Er moet meer ruimte komen voor ondernemerschap in het onderwijs. 39. In het voortgezet onderwijs moet meer aandacht komen voor bètavakken. Ze moeten in vakkenpakketten een steviger positie krijgen. Daarnaast moeten leerlingen zich kunnen oriënteren op ondernemerschap en daarmee ook hun eerste ervaringen kunnen opdoen. 40. In het hoger onderwijs kan vooral ruimte worden verkregen door het aantrekken van private financiering, zonder dat dit ten koste gaat van de beschikbare publieke middelen. Voor de ene opleiding mag een hoger collegegeld worden gevraagd dan voor de andere. Zo krijgen excellente opleidingen meer kansen. 41. Universiteiten, (regionaal) beroepsonderwijs en bedrijfsleven moeten meer samenwerken. Dat kan door te bepalen dat scholen het geld dat voor innovatie en samenwerking bedoeld is alleen in overleg en overeenstemming met het regionale en/of landelijk georganiseerde bedrijfsleven mogen besteden. Ondernemingen die met tijd, materiaal en stageplaatsen investeren in die samenwerking, moeten een fiscale tegemoetkoming ontvangen. Waar 'onderwijsgeld' wordt gebruikt om de samenwerking met het bedrijfsleven te verbeteren, moet het bedrijfsleven (mede)zeggenschap krijgen over de besteding.
22
Nederland kán winnen
VNO-NCW / MKB-Nederland
42. Over het terugdringen van schooluitval moeten bij alle typen onderwijs prestatieafspraken gemaakt worden. 43. De fiscale aftrekbaarheid van scholingskosten voor werkgevers moet worden verruimd. Voor werknemers moet er een individuele scholingsfaciliteit komen: wie zélf spaart voor toekomstige investeringen in zijn of haar eigen scholing, moet daarvoor individueel fiscale ruimte krijgen. De inleg op een individuele scholingsspaarrekening moet tot een nader te bepalen maximum bedrag per jaar onbelast blijven. 44. In het hoger onderwijs is een andere mentaliteit nodig: excelleren mág. Prestaties moeten worden gestimuleerd door meer ruimte voor differentiatie en selectie en door het openstellen van de markt voor hoger onderwijs voor concurrenten van buitenaf. Die concurrenten kunnen ook in aanmerking komen voor publiek geld. 45. In het hoger onderwijs moet een minimum aantal studenten per opleiding worden ingevoerd om versplintering te voorkomen. Bij voorkeur moet dat gebeuren op basis van vrijwillige samenwerking Als dat niet van de grond komt moet de overheid het stuur in handen nemen.
3.2 Uitblinken met vernieuwing - Innovatie en ondernemerschap Wat is onze kracht?
Nederland scoort internationaal hoog met wetenschappelijke prestaties. Met slechts een kwart procent van de wereldbevolking produceert Nederland 2,5 procent van alle wetenschappelijke publicaties. Op enkele sleutelgebieden staan onze universiteiten en onderzoeksinstituten hoog aangeschreven in Europa. Nederland is de thuisbasis van een aantal zeer grote kennisintensieve multinationals. Ook het Nederlandse midden- en kleinbedrijf telt veel innovatieve kennisintensieve bedrijven die wereldspeler zijn. Wat is nodig?
Ontwikkeling en toepassing van nieuwe kennis zijn de sleutel voor groei van de arbeidsproductiviteit. Nederland moet wereldwijd uitblinken in het ontwikkelen van kennis en in het vertalen van die kennis in nieuwe hoogwaardige producten, diensten en processen die geld opleveren. Het wetenschappelijk onderzoek en onderwijs (op masterniveau) is nu sterk versnipperd, waardoor we de aansluiting met de internationale top kwijt raken. Er zijn problemen met het verspreiden van kennis, waardoor kansen op innovatie met name in het midden- en kleinbedrijf worden gemist. Daarom moeten onderzoeksinstituten die met publiek geld worden gefinancierd zich meer gaan richten op excellentie en op samenwerking met de omgeving. Dit geldt ook voor het beroepsonderwijs, dat nog onvoldoende verbonden is met de innovatie in het bedrijfsleven.
23
Nederland kán winnen
VNO-NCW / MKB-Nederland
Voor multinationals, die nu een groot deel van onderzoek en ontwikkeling voor hun rekening nemen, moet het aantrekkelijk zijn om dat in Nederland te blijven doen. Juist de internationale blik van wereldwijd opererende ondernemingen houdt de kwaliteit van het onderzoek in Nederland op een hoog peil. Bovendien hebben deze bedrijven een positieve uitstraling op het midden- en kleinbedrijf. Een groot deel van het midden- en kleinbedrijf bestaat uit bedrijven die innoveren door bestaande kennis toe te passen. Het gaat hierbij om ongeveer 200.000 bedrijven die zelf geen onderzoekers in dienst hebben, maar wel van groot belang zijn voor onze economie. Deze groep bedrijven verdient meer aandacht, omdat ze in de wirwar van kennisinstellingen en -regelingen vaak nauwelijks de weg kunnen vinden. Bij een open economie met internationaal opererende grote én kleine ondernemingen hoort ook een gastvrije opstelling ten aanzien van goed opgeleide kennismigranten. De infrastructuur voor telecommunicatie is in Nederland van uitstekende kwaliteit en de telecom-markt is open en dynamisch. In vergelijking met andere Europese landen weten Nederlandse bedrijven de mogelijkheden van informatie- en communicatietechnologie goed te gebruiken. Maar er kunnen meer kansen worden benut. Waar mogelijk moet daarom verder worden geliberaliseerd en gedereguleerd. De overheid loopt echter achter in het benutten van de mogelijkheden voor digitale dienstverlening aan burgers en bedrijven. Wat zijn onze voorstellen?
46. Het Innovatieplatform onder voorzitterschap van premier Balkenende heeft de afgelopen jaren goed werk geleverd. Het heeft zich geconcentreerd op de vraag 'hoe zorgen we voor meer kennis?' Dat is echter de helft van het verhaal. De volgende kabinetsperiode moet de taakopdracht van het Innovatieplatform worden verbreed naar 'innovatie én ondernemen'. Dan draait het om de vraag 'hoe zorgen we ervoor dat kennis door ondernemers kan worden gebruikt om nieuwe producten en diensten en nieuwe productieprocessen te ontwikkelen?' Daarbij hoort ook de uitwerking van beleid voor de zogeheten sleutelgebieden, onderdelen van onze economie die veel groeikansen hebben en waarin we kunnen excelleren. 47. Er moet meer geïnvesteerd worden in publiek onderzoek. Dit kan het beste via de zogeheten 'tweede geldstroom', waarbij het geld wordt verdeeld via de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek NWO. Dat extra geld moet deels worden besteed aan ongebonden onderzoek, maar voor een groot deel via (onderzoeks)programma's die goed zijn voor de economische groei en aansluiten bij de wensen van het bedrijfsleven. Daarnaast moet een systeem worden opgezet om te kunnen beoordelen of de gelden die rechtstreeks aan universiteiten worden toegekend, op een goede manier worden besteed. 48. Ondernemers moeten – via extra maatregelen – gestimuleerd worden om kennis om te zetten in nieuwe producten en diensten. Er moet een permanente regeling komen om branches en het midden- en kleinbedrijf via innovatieprestatiecontracten en vouchers meer te laten profiteren van kennis die universiteiten en hogescholen ontwikkelen. Adviesorganisatie Syntens moet dicht bij ondernemers staan en zich richten op alle branches in het midden- en kleinbedrijf (dus ook op detailhandel, horeca en ambachten). De overheid moet innovatie ook stimuleren via het aanbesteden van overheidsopdrachten, 24
Nederland kán winnen
VNO-NCW / MKB-Nederland
waarbij tijdens de selectie niet alleen wordt gekeken naar de prijs, maar ook naar het innovatie- en exportpotentieel. 49. Er moet meer geld komen voor de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO), op basis waarvan bedrijven onderzoeksmedewerkers kunnen aanstellen. 50. Kleinere, doorgroeiende ondernemingen moeten makkelijker aan risicokapitaal kunnen komen (bijvoorbeeld via fiscale ondersteuning van de nieuwe beurs voor het midden- en kleinbedrijf 'Alternext'). Daarnaast moeten ondernemingen meer vrijheid krijgen bij de keuze van een rechtsvorm voor hun bedrijf. Het ondernemingsrecht moet flexibeler worden dan het kabinet nu voorstelt. 51. Op de telecom-markt moeten de regels en het toezicht worden versimpeld. Nu worden wel achttien verschillende deelmarkten onderscheiden. Dat past niet bij de dynamiek van de markt, dat kost teveel geld en daardoor worden kansen verspeeld. 52. De regulering van het gebruik van frequenties moet geliberaliseerd worden om meer ruimte te scheppen voor innovatieve technologische toepassingen.
25
Nederland kán winnen
VNO-NCW / MKB-Nederland
26
Nederland kán winnen
VNO-NCW / MKB-Nederland
4. Iedereen moet meedoen, alle potenties benutten! 4.1 Wie kan werken, moet aan de slag - Arbeidsmarkt en sociale zekerheid Wat is onze kracht?
Nederland heeft een hoge arbeidsproductiviteit, die overigens nog maar langzaam groeit. Er is de laatste jaren veel gedaan om de arbeidsdeelname van de bevolking te vergroten. De participatie van vrouwen is sterk toegenomen en in de sociale zekerheid (WIA, bijstand) en het pensioenstelsel zijn veranderingen aangebracht die helpen om de arbeidsdeelname verder te vergroten. Nederland heeft een krachtige uitzendsector, die een belangrijke bijdrage levert aan de flexibiliteit van de arbeidsmarkt. We hebben veel meer dan in andere landen gespaard voor ons pensioenstelsel. Wat is nodig?
Een verantwoord loonkostenbeleid blijft cruciaal voor onze economische groei. De ontwikkeling van de loonkosten moet niet uitgaan boven de groei van de productiviteit. Bovendien moet worden voorkomen dat te snel structurele loonsverhogingen worden toegekend: beloning moet meer afhankelijk worden gemaakt van resultaten. Vergrijzing en ontgroening vormen risico's voor onze arbeidsmarkt. Doordat de beroepsbevolking straks kleiner wordt, dreigt een tekort aan gekwalificeerde arbeidskrachten, terwijl de behoefte van ondernemingen groeit. De kosten van de AOW en de zorg lopen op en moeten verdiend worden door een steeds kleiner aantal werkenden. Het beleid moet daarom gericht zijn op vergroting van het aanbod van goed opgeleid personeel en flexibiliteit op de arbeidsmarkt. Bovendien moeten we langer gaan werken: per week, per jaar en gedurende het leven. Ook moet de staatsschuld worden verminderd om binnen de overheidsbegroting ruimte voor de kosten van de vergrijzing vrij te maken. Voor de financierbaarheid van de AOW zijn extra maatregelen nodig. Daarbij kan worden gedacht aan verdergaande fiscalisering van de AOW, waardoor ook gepensioneerden er aan meebetalen. Ook een geleidelijke verhoging van de AOW-leeftijd naar 67 jaar (in 24 jaar tijd) is denkbaar. Wie dat kan, moet werken. Werknemers moeten mobiel en breed inzetbaar zijn. In dat beeld passen kortdurende uitkeringen, flexibele ontslagregels en een effectieve aanpak van de reïntegratie van uitkeringsgerechtigden. De WW moet worden toegesneden op deze veranderde arbeidsmarkt. De overgang van werk naar werk moet zo kort mogelijk zijn. Mensen moeten ook zelf verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen employability. Dat alles moet worden ondersteund door een systeem van arbeidsbemiddeling dat slagvaardig en betrokken opereert. De werkloosheid onder jongeren is nog steeds hoog. Dat komt door tekort aan werkervaring en/of onvoldoende opleiding. Voor een bepaalde categorie jongeren dreigt mede daardoor een
27
Nederland kán winnen
VNO-NCW / MKB-Nederland
marginale positie op de arbeidsmarkt. De arbeidsdeelname van vooral jongeren, ouderen en minderheden moet worden vergroot. Dit is in gang gezet via afspraken die door werkgevers en werknemers tijdens de 'WerkTop' (eind 2005) zijn gemaakt en via aanbevelingen van de Stichting van de Arbeid begin 2006. In de komende periode zullen deze afspraken en aanbevelingen hun effect sorteren. Arbeidsmigratie is gedeeltelijk een oplossing voor het probleem van vergrijzing. Immigratie op grote schaal hiervoor is geen doeltreffend middel, mede gezien de bredere maatschappelijke effecten van de instroom van migranten. Selectieve immigratie die rekening houdt met de behoeftes van onze economie, lijkt de meest verstandige optie. In lagere functies zijn de loonkosten vaak te hoog in verhouding tot de productiviteit. De druk van goedkopere arbeid vanuit opkomende economieën wordt groter. Het perspectief op betaalde arbeid voor deze groep moet worden vergroot. De integratie van minderheden verloopt met horten en stoten. De verhoudingen tussen bevolkingsgroepen hebben zich verhard. De tolerantie is verminderd en er is sprake van toenemende tegenstellingen en spanningen. Ook op de werkvloer is dit soms te merken. Die verhoudingen moeten worden verbeterd door het bevorderen van wederzijdse kennis van en begrip voor elkanders culturen. Het bevorderen van samenwerking is een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid, ook van het bedrijfsleven. Dat is ook economisch gezien belangrijk, omdat we iedereen nodig hebben op de arbeidsmarkt, maar ook omdat participatie de basis vormt voor integratie en sociale stabiliteit. Wat zijn onze voorstellen?
53. De trend van de laatste jaren, waarbij wettelijke verzekeringen voor werknemers worden omgezet in decentrale private regelingen, moet waar dat nodig en mogelijk is, worden voortgezet. Vanaf 2007 moet de regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten ook op private basis worden uitgevoerd. 54. De levensloopregeling moet voorzien in een eigen 'budget' voor tijden dat men, gewenst of ongewenst, minder werkt. Ook zelfstandigen moeten gebruik kunnen maken van de levensloopregeling. Er moet niet worden gemorreld aan de keuze van mensen voor het besteden van hun levensloopspaargeld. Wie niet deelneemt aan de levensloopregeling, zou ook geen recht moeten hebben op de werkgeversbijdrage. 55. De spaarloonregeling moet niet worden geïntegreerd in de levensloopregeling. Wel kan de spaarloonfaciliteit gefaseerd worden ingezet voor een individuele scholingsfaciliteit (zie punt 42). 56. Premies voor werknemersverzekeringen moeten structureel kostendekkend worden vastgesteld. Vermogensoverschotten van de fondsen van deze verzekeringen moeten worden afgebouwd en teruggeven aan wie eraan heeft meebetaald. 57. De duur van onze WW-uitkeringen is – internationaal gezien – nog steeds erg lang. Daarom is een verdere verkorting logisch. Van een dergelijke verkorting gaat een activerende werking uit.
28
Nederland kán winnen
VNO-NCW / MKB-Nederland
58. Het ontslagrecht moet worden vereenvoudigd, geflexibiliseerd en de kosten moeten worden verlaagd. De ontslagprocedure moet worden vereenvoudigd: korter en met minder administratieve lasten. 59. De publieke middelen die beschikbaar zijn voor reïntegratie moeten door UWV en gemeenten effectiever worden gebruikt. Reïntegratie, ervoor zorgen dat mensen van de ene baan in de andere terecht komen, is werk voor professionals als uitzendorganisaties en reïntegratiebedrijven en niet voor overheidsinstanties. Uitbreiding van het instrumentarium voor werkgevers kan daarbij behulpzaam zijn. De uitvoering van de sociale zekerheid en het arbeidsmarktbeleid moet worden verbeterd door meer samenwerking. Bij arbeidsbemiddeling moeten de betrokken instanties uitgaan van de behoeften van ondernemers. 60. Loonkosten moeten in een goede verhouding staan tot de productiviteit die een werknemer kan leveren. Daarom moet overwogen worden het wettelijke minimumloon voor volwassenen te individualiseren en kritisch worden gekeken naar de staffeling van het minimumjeugdloon, die er nu toe leidt dat jongeren snel te 'duur' worden. Zo wordt het perspectief op betaalde arbeid voor lager gekwalificeerde werknemers vergroot. Ook de voorstellen om nieuwe vormen van dienstverlening uit te lokken passen hierin. Dat is beter dan opnieuw de weg op te gaan van loonkostensubsidies. 61. In de volgende kabinetsperiode moet besloten worden hoe we de kosten van de vergrijzing gaan betalen. Het geleidelijk optrekken van de AOW-leeftijd (van 65 naar 67 jaar in bijvoorbeeld 24 jaar) is daarbij een optie. Daarmee wordt ook een bijdrage geleverd aan het vergroten van het arbeidsaanbod. Ook het verder fiscaliseren van de AOW is een goede mogelijkheid. 62. Vrij verkeer van werknemers is een fundamenteel beginsel van de interne markt van de EU en moet daarom ook voor de nieuwe lidstaten gelden. Het zal per saldo een structureel positief effect hebben op de welvaart en de werkgelegenheid. 63. Kennismigranten die waardevol zijn voor onze economie moeten gastvrij worden ontvangen. Grenzen moeten geen blokkades zijn. Buitenlandse studenten moeten direct na hun afstuderen in dienst kunnen treden bij Nederlandse ondernemingen. 64. Voor een blijvend goede kinderopvang moeten de uitgangspunten van de huidige wet met betrekking tot vraagsturing, marktwerking en ondernemerschap overeind blijven.
4.2 Slimme keuzes in een klein land - Ruimtelijke ordening en infrastructuur Wat is onze kracht?
Nederland is een ondernemende handelsnatie. Met een strategische centrale ligging en kwalitatief hoogwaardige infrastructuur is Nederland een logistiek centrum voor NoordwestEuropa. Jaarlijks wordt 1,5 miljard ton goederen van, naar en in Nederland vervoerd. De mainports Schiphol en de Rotterdamse haven zijn belangrijke motoren van onze economie. Ze
29
Nederland kán winnen
VNO-NCW / MKB-Nederland
bieden een hoogwaardig vestigingsklimaat voor internationale bedrijven. Greenport Nederland is een innovatief logistiek tuinbouwcomplex van internationaal belang, met een sterke positie op de wereldmarkt. Voldoende ruimte en goede verbindingen zijn uiteraard cruciaal voor alle ondernemingen, van groot tot klein, die op de binnenlandse markt opereren, maar in het bijzonder voor een economie met een sterk internationale oriëntatie als de onze. Wat is nodig?
Het gaat niet goed met de bereikbaarheid, niet alleen via de weg, maar ook via de waterwegen en het openbaar vervoer. Burgers en bedrijven ondervinden dagelijks schade van toenemende files. Een versnelde aanpak van knelpunten op de weg is hard nodig. Dat vraagt om nieuwe verhoudingen conform het advies dat een commissie onder voorzitterschap van Paul Nouwen heeft uitgebracht. Dat vraagt ook om extra middelen voor verbetering van het wegennet. In het beleid op het gebied van ruimtelijke ordening is de afgelopen jaren een verschuiving te zien geweest van centralistische planning naar een gebiedsgerichte aanpak. Dat was goed, want daardoor kunnen belanghebbenden veel beter hun verschillende belangen bij elkaar brengen en tot een oplossing komen. Dat beleid moet worden voortgezet. Versterking van de concurrentiepositie van Nederland moet een doel blijven van het ruimtelijke beleid. Voldoende ruimte voor ondernemen, een duidelijk beleid voor de mainports en hoogwaardige verbindingen zijn essentieel voor onze economie. Krachtige steden, met als aandachtspunten ontwikkeling van de detailhandel, parkeren, stedelijke distributie en herstructurering van bestaande bedrijventerreinen. En een vitaal platteland, met als aandachtspunten toerisme en recreatie. De lange tijd die voorbijgaat met het aanvragen van een vergunning, belemmert het ondernemerschap. Bij de bouw van bedrijventerreinen zit er vaak meer dan acht jaar tussen start en realisatie. Bij de winning van bouwgrondstoffen kan de doorlooptijd tot wel tien jaar oplopen. Vertraging in de besluitvorming wordt onder meer veroorzaakt door tussentijds veelvuldig wijzigende inzichten of wensen van belanghebbenden en overheden. Procedures moeten efficiënter worden ingericht. De woningmarkt functioneert slecht. Starters en woningzoekenden met een laag inkomen kunnen moeilijk aan een betaalbare huurwoning komen. Voor jongeren en jonge gezinnen is een koopwoning als gevolg van de hoge huizenprijzen vaak onbereikbaar. Oorzaak van deze spanningen op de woningmarkt is niet de fiscale aftrekbaarheid van hypotheekrente, zoals de laatste tijd veel wordt gesuggereerd. Het echte probleem is dat er te weinig nieuwe woningen (met name koopwoningen) worden gebouwd en dat er in bestaande huurwoningen onvoldoende doorstroming is. Door liberalisering van de markt en het weghalen van blokkades voor nieuwbouw, kan het aanbod worden vergroot. Wat zijn onze voorstellen?
65. De verantwoordelijkheden van rijksoverheid en lagere overheden op het gebied van ruimtelijke ordening moeten scherper worden onderscheiden. Het rijk is verantwoordelijk voor de economische hoofdstructuur. 66. In een nieuw regeerakkoord moeten de projecten worden vastgelegd, die met het nieuwe instrument van het Rijksinpassingsplan (versnelde procedure!) ter hand zullen worden 30
Nederland kán winnen
VNO-NCW / MKB-Nederland
genomen. Denk daarbij aan de mainports, de greenports, de brainport Zuid-Oost-Brabant, de hoofdverbindingsassen, de sleutelprojecten Noordvleugel, Zuidas en Zuidvleugel met een uitloop naar de bedrijventerreinen Hoeksche Waard en Moerdijkse Hoek. 67. Veel economische activiteiten zijn geconcentreerd in de Randstad, waar onze twee mainports zich bevinden. Elders heeft ons land ruimte over. Slimme ruimtelijke ordening en hoogwaardige vervoerssystemen kunnen zorgen voor betere benutting van de ruimte in ons land voor economische activiteiten en de druk van de Randstad afhalen. Een voorbeeld is de aanleg van een hoogwaardige openbaar vervoerverbinding tussen de Randstad en Noord Nederland (de Zuiderzeelijn). Daar achter doemt ook een Europees perspectief op, van een groot Duits en Scandinavisch achterland. En wie weet nog veel verder naar het Oosten. 68. Er moet een actieplan komen om de bestaande procedures voor inspraak en besluitvorming rond infrastructuur en ruimtelijke ordening te verkorten en de regels te ontdoen van overbodige eisen en tegenstrijdige interpretaties door verschillende overheden. Het actieplan moet zich uitstrekken over alle betrokken overheden. 69. Er moet extra publiek geld komen (mede uit de extra opbrengst van aardgasbaten) voor een versnelde aanpak van de groeiende knelpunten in onze infrastructuur. De toegezegde aanpak om knelpunten op te lossen via publiek-private samenwerking (PPS) moet worden geïntensiveerd. 70. Betalen per gereden kilometer is een optie. Dat kan echter alleen als we uitgaan van een echte mobiliteitsmarkt. Professionele wegbeheerders moeten onafhankelijk van de overheid gaan functioneren. Belastingheffing moet worden vervangen door betalen voor geleverde prestaties aan deze wegbeheerders. 71. De liberalisering van de huursector moet met kracht worden voortgezet. Het aanbod op de woningmarkt moet flink worden verruimd door het opheffen van de bottlenecks in de procedures voor de ruimtelijke ordening en het beschikbaar stellen van meer grond voor nieuwbouw. Woningbouwcorporaties moeten ruimere mogelijkheden krijgen voor de verkoop van huurwoningen. Dit vergroot het aanbod van koopwoningen voor starters.
31
Nederland kán winnen
VNO-NCW / MKB-Nederland
32
Nederland kán winnen
VNO-NCW / MKB-Nederland
5. Niet bang zijn voor verandering, kansen grijpen! 5.1 Een gelijk speelveld, overal ter wereld - Internationaal ondernemen Wat is onze kracht?
Nederland is een handelsnatie. Het deel van de wereldhandel dat ons land voor zijn rekening neemt, is vier keer zo groot als wat gezien de omvang van onze economie verwacht mag worden. Nederland heeft veel buitenland en moet het daarvan hebben. De waarde van onze export is 65 procent van het bruto binnenlands product. Nederland huisvest grote internationale ondernemingen en diverse kleine en middelgrote bedrijven die tot de wereldtop behoren. Een uitdijende groep hightech bedrijven, die een mooie niche van de markt bedienen, bepalen mede het industriële beeld van ons land. Wat is nodig?
De markt internationaliseert en hindernissen voor internationale handel en investeringen worden steeds meer verwijderd. De Europese markt groeit. Dat is goed, daar hebben we belang bij, dat zorgt ervoor dat onze economie snel internationaliseert. Tegelijkertijd neemt het marktaandeel van Nederland in de wereld af. De internationale concurrentieverhoudingen veranderen in sneltreinvaart, en grote concurrenten als Brazilië, China en India veroveren snel positie. Globalisering is geen éénrichtingsverkeer. Niet alleen worden activiteiten vanuit Nederland naar elders verplaatst, talrijke buitenlandse bedrijven investeren en vestigen zich in Nederland. Het verplaatsen of uitbesteden van activiteiten naar het buitenland hoeft overigens geen gevaar te vormen voor de Nederlandse economie. Het kan juist bijdragen aan een positieve ontwikkeling. Als we laaggeschoold en routinematig werk verplaatsen naar lage lonenlanden, kunnen wij ons specialiseren in kennisintensieve activiteiten met een hogere toegevoegde waarde, waardoor de structuur van onze economie sterker wordt. Maar ook hier is alertheid geboden, want ook voor hoogwaardige economische activiteiten dreigt de zuigkracht (lage lonen in combinatie met toenemende technologische ontwikkeling) van opkomende landen. De Europese interne markt moet veel beter gaan functioneren. Geen land heeft daar zoveel belang bij als Nederland. Verder moeten de Europese verzorgingsstaten worden hervormd om de hoge lasten fors te verminderen. Het Nederlandse kabinet heeft op dit terrein de afgelopen jaren een forse stap gezet. Europese werknemers zijn het meest gediend met een gezonde, innovatieve en dynamische economie. Zo'n economie vraagt om goed opgeleide mensen en een dynamische, flexibele arbeidsmarkt, die veranderingen kan opvangen en zo nieuwe werkgelegenheid kan scheppen. De Europese Unie moet selectiever en beter opereren, en bijzondere aandacht besteden aan de ontwikkeling van economische relaties met de buurlanden.
33
Nederland kán winnen
VNO-NCW / MKB-Nederland
Een succesvol samenspel tussen overheid en bedrijfsleven bij het ontwikkelen van buitenlandse markten vraagt over een breed front een ondernemende opstelling van de overheid, waarbij de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven voorop staan. Defensieve tendensen en protectionisme zijn grote bedreigingen voor het bedrijfsleven. We moeten voorkomen dat markten worden afgeschermd, dat een hek om Europa wordt gezet en dat ondernemerschap wordt tegengewerkt. Tenslotte moet in het Nederlandse buitenlandse beleid meer gewicht worden toegekend aan de economie. Wat zijn onze voorstellen?
72. Werken aan gelijke concurrentievoorwaarden voor ondernemers, overal ter wereld. De wereldhandelsorganisatie WTO speelt daarbij een hoofdrol. Nederland en de Europese Unie moeten door het afsluiten van multilaterale en regionale handelsakkoorden een betrouwbare omgeving creëren voor internationale handel en investeringen. 73. Waar geen gelijk speelveld bestaat, moeten de Europese Unie en de nationale overheid maatregelen nemen ten gunste van het eigen bedrijfsleven (matching). 74. Publiek-private samenwerking moet een belangrijke bijdrage leveren aan het versterken van de positie van Nederlandse ondernemingen op buitenlandse markten die minder transparant zijn en waar de overheid soms nog een grote rol speelt. Aangezien het absolute minimum al lang geleden is bereikt, moet er een afdoend budget voor handelsbevordering zijn. De recent opgerichte Dutch Trade Board kan en moet een belangrijke rol spelen op dit terrein. 75. Het midden- en kleinbedrijf, dat steeds meer belangstelling heeft voor buitenlandse markten, ondervindt problemen bij het financieren van buitenlandse investeringen (binnen en buiten de Europese Unie). De overheid moet maatregelen nemen om die problemen zoveel mogelijk weg te nemen. Het verkrijgen van kapitaal voor het ontwikkelen van internationale activiteiten en investeringen moet daarom eenvoudiger worden, door bestaande instrumenten die investeringen bevorderen hiertoe aan te passen. 76. Ondernemerschap en verbetering van het investeringsklimaat in ontwikkelingslanden zijn de beste methoden om de armoede in de wereld te bestrijden. Daarom moet het bedrijfsleven nauw betrokken worden bij het beleid op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Het accent in de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking moet verschuiven van multilateraal naar bilateraal. Er moet meer geld komen voor het bedrijfslevenprogramma en de inzet van nieuwe garantie-instrumenten moet worden bevorderd. 77. De exportkredietverzekering is een strategisch instrument. Dit instrument moet een hoog ambitieniveau houden. Gezien de behoefte aan deze verzekering, zijn de 'plafonds' voor enkele landen te laag. Daar worden orders gemist. 78. Zakenreizigers die naar Nederland komen, moeten makkelijker een visum krijgen. Er moeten snellere procedures komen, de bewijslast voor bedrijven moet worden verminderd en er moet meer transparantie komen in de voorwaarden. 34
Nederland kán winnen
VNO-NCW / MKB-Nederland
5.2 Oud worden en gezond blijven - Vergrijzing, overheidsfinanciën en gezondheidszorg Wat is onze kracht?
Nederland is een gezond land en we worden steeds ouder. We hebben een goed ontwikkeld pensioenstelsel. De gezondheidszorg is van behoorlijke kwaliteit. Dat is in het belang van het bedrijfsleven. Er is een nieuwe Zorgverzekeringswet in de steigers gezet, die meer marktwerking tot gevolg heeft. Het onderzoek aan academische medische centra en aan universiteiten scoort internationaal goed. Nederlandse bedrijven in de farmaceutische industrie, medische technologie en medische-hulpmiddelenindustrie zijn internationaal toonaangevend. Wat is nodig?
Vergrijzing wordt vaak eenzijdig als een kostenprobleem neergezet: steeds meer mensen die ten laste komen van steeds minder actieven. Ouderen worden dan gezien als afhankelijken die niet meer voor zichzelf kunnen zorgen. De werkelijkheid ziet er inmiddels compleet anders uit. Er komen steeds meer onafhankelijke gezonde ouderen. Gelukkig maar. Dat perspectief biedt kansen in plaats van problemen. Kansen op een langere arbeidsdeelname, kansen op nieuwe vormen van persoonlijke dienstverlening, kansen om meer mensen te laten meebetalen aan collectieve faciliteiten (AOW, zorg) die men zelf geniet. Enorme lastenverzwaringen of bezuinigingen om "de vergrijzing te kunnen financieren" kunnen achterwege blijven wanneer we die kansen benutten en het beleid daarop aanpassen. Het is ook eenzijdig de zorg als een kostenpost te zien, zoals de overheid nogal eens pleegt te doen. Dit doet onrecht aan de maatschappelijke betekenis van de zorgsector, onder meer voor de gezondheid van de beroepsbevolking. Dit laat onverlet dat de vergrijzing gevolgen zal hebben voor de omvang van de zorgconsumptie in ons land. Daarmee wordt een groter beroep gedaan op het besteedbaar inkomen van burgers en bedrijven. Huidige toekomstprojecties daarover kunnen gemakkelijk schrikbeelden veroorzaken. Een belangrijk kritiekpunt op dit soort vooruitzichten van toekomstige zorguitgaven is dat ten onrechte maar bescheiden effecten worden verwacht van (de marktwerking in) het nieuwe zorgstelsel. Ook in de zorg is nog zeer veel efficiencywinst te boeken, onder meer door minder bureaucratie, zoals met grote regelmaat uit onderzoek blijkt. Een ongewenst element voor de werking van het stelsel is wel de verplichte, inkomensafhankelijke werkgeversbijdrage. Werkgevers moeten automatisch de helft van de uitgaven voor toekomstige zorgconsumptie van individuen voor hun rekening nemen. Daarmee is er het gemakkelijk geworden om de consequenties van individuele keuzes af te wentelen. Dit ondergraaft de werking van het stelsel. Bovendien versluiert een inkomensafhankelijke premie de reële kosten van de zorg en belemmert daardoor optimale marktwerking. Met de verplichte werkgeversbijdrage is voor werkgevers een openeinderegeling ontstaan waar zij geen invloed op hebben. De gevolgen zijn dat loonkosten worden opgedreven, werkgelegenheid onder druk komt te staan en het draagvlak voor het stelsel versmalt. Als het beleid niet wordt gewijzigd, krijgen bedrijven de komende regeerperiode te maken met een
35
Nederland kán winnen
VNO-NCW / MKB-Nederland
lastenverzwaring van ruim 2 miljard euro. Dat is twee tot drie keer de opbrengst van de verlaging van de winstbelasting per 1 januari 2007. Er moet meer ruimte komen voor ondernemerschap in de zorg. Marktwerking hoort daarbij, onder andere via vrije prijsvorming tussen inkopers en aanbieders. Marktwerking, uitgaande van een gelijk speelveld voor alle partijen, leidt tot meer doelmatigheid, kwaliteit en een beheerste kostenontwikkeling. Daaraan wordt door zorginstellingen overigens al hard gewerkt. Voor zorginstellingen leidt marktwerking tot een sterke toename van het ondernemersrisico. Aanbieders worden geprikkeld tot innovatie en efficiency. De overheid heeft als taak het publieke belang te bewaken: toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit van de geboden zorg. Ook in de toekomst moet voor langdurig chronische zorg de AWBZ in stand worden gehouden, naast de Zorgverzekeringswet en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Daarbij is het beperken van de AWBZ tot onverzekerbare risico's en het overbrengen van langdurige zorg van de Zorgverzekeringswet naar de AWBZ wenselijk. Een hogere efficiëntie en terugdringing van administratieve lasten in de uitvoering van de AWBZ zijn tegelijkertijd wel noodzakelijk. Om hiertoe ondernemerschap ook in de AWBZ mogelijk te maken, heeft het kabinet terecht besloten dat in 2009 de huidige monopolistische zorgkantoor-constructie zal worden afgeschaft. Door de vergrijzing en de voortschrijding van de techniek zal de zorgvraag toenemen. De gezondheidszorg zal moeten werken aan stijging van de productiviteit. Gerichte investeringen in innovatie en preventie moeten worden beloond. De inzet van ICT in de zorg moet krachtig worden gestimuleerd. Ondernemingen zijn medeverantwoordelijk voor de gezondheid van werknemers. Een goed gezondheidsbeleid bevordert optimale inzetbaarheid van werknemers. Wat zijn onze voorstellen?
79. De financiële gevolgen van de vergrijzing kunnen worden opgevangen door een samenhangend pakket van maatregelen: Het creëren van een structureel, bescheiden overschot op de begroting. Het vergroten van het economisch draagvlak door ervoor te zorgen dat méér mensen meedoen aan het arbeidsproces en dat ze bovendien langer gaan werken. Het aanpassen van huidige arrangementen met betrekking tot de AOW (fiscalisering, verhoging van de leeftijd) en zorg (omvang basispakket, ouderen mee laten betalen aan bijvoorbeeld de wooncomponent in de AWBZ); Het beheersen van de kosten van de zorg door meer efficiëntie in een beter werkend stelsel. 80. Een verzekering tegen ziektekosten is in principe de eigen verantwoordelijkheid van de burger. Toenemende zorgkosten moeten niet automatisch worden afgewenteld op werkgevers. Het geeft geen pas werkgevers aan te slaan voor kosten die volledig buiten hen om worden gemaakt. Dit betekent dat de verplichte, inkomensafhankelijke werkgeversbijdrage moet verdwijnen. Via een brutering kan dit worden bewerkstelligd. 81. De zorgmarkt moet zoveel mogelijk een gewone transparante markt worden, met vrije onderhandelingen over prijzen en een gelijk speelveld voor alle partijen. Ook in de zorg 36
Nederland kán winnen
VNO-NCW / MKB-Nederland
moet de huidige overregulering fors worden teruggedrongen om ondernemerschap kansen te bieden. De overheid moet zich écht gaan beperken tot het bewaken van de toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit van de geboden zorg. 82. De AWBZ moet worden gehandhaafd voor de vergoeding van zware medische risico's en van kostbare langdurige zorg. Het scheiden van wonen en zorg moet geëffectueerd worden en het voornemen van het kabinet om in 2009 de zorgkantoorconstructie af te schaffen moet worden geëffectueerd. 83. Het belonen van investeringen in innovatie en preventie is noodzakelijk. De overheid kan daarvoor via aanpassingen van regulier beleid een aanjaagfunctie vervullen.
5.3 Een schone omgeving via een zakelijke aanpak - Milieu en energie Wat is onze kracht?
Nederland zorgt goed voor het milieu. Economische groei en milieuschade zijn hier al lang niet meer rechtstreeks met elkaar verbonden. Dat is mede te danken aan jarenlange inspanningen van het bedrijfsleven. De uitstoot van fijn stof nam in vijftien jaar tijd af met vele tientallen procenten, de Nederlandse industrie behoort qua energie-efficiency tot de wereldtop. Ook het midden- en kleinbedrijf doet structureel aan energiebesparing. Nederland is een interessant vestigingsland voor energieopwekking (zeehavens, open water, goede industrieterreinen, distributienetten en infrastructuur). Bovendien hebben we een sterke positie als gasland en zijn we wereldwijd befaamd om onze kennis op het gebied van water. Veel middelgrote en kleine bedrijven zijn actief op het gebied van milieutechnologie. Wat is nodig?
Milieu Milieubeleid dat effectief moet zijn, vraagt draagvlak bij het bedrijfsleven. Daarom is een zakelijke aanpak noodzakelijk, met een nuchtere afweging van kosten en baten. Milieubeleid moet milieudoelen dichterbij brengen, maar ook uitvoerbaar en betaalbaar zijn. De afgelopen jaren is een begin gemaakt met het verminderen van de last die milieuregels en vergunningverlening veroorzaken. Denk daarbij aan de plannen voor een nieuwe omgevingsvergunning (die 29 vergunningstelsels samenvoegt) en de nieuwe AmvB Milieubeheer. Een zakelijke aanpak die bovendien tot betere wetgeving leidt. In het woud van milieuregels moet de komende jaren verder worden gesnoeid, waarbij telkens de vraag moet worden gesteld of een wettelijke regeling eigenlijk wel nodig is. Ook voor de kwaliteit van de uitvoering en de handhaving van het milieubeleid is aandacht nodig. Het Kyoto-protocol is door te weinig landen getekend, waardoor de energie-intensieve industrie in Europa hogere kosten maakt voor CO2-beleid dan de industrie in concurrerende regio's. CO2-intensieve productie verplaatst zich daardoor naar landen waar de productie plaatsvindt in minder efficiënte installaties en fabrieken. Dit effect staat haaks op het doel om wereldwijd de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen. Het klimaatprobleem na Kyoto
37
Nederland kán winnen
VNO-NCW / MKB-Nederland
(na 2012) moet worden opgelost door een internationale aanpak, waarbij technologieontwikkeling en technologieverspreiding een centrale rol spelen. Nederland heeft schade opgelopen met de implementatie van diverse – slecht uitvoerbare – Europese regelingen op het gebied van milieu. Denk daarbij vooral aan de richtlijn voor fijn stof. De normen zijn niet haalbaar, terwijl de Europese richtlijn bovendien door de Nederlandse wetgever fundamenteel anders is geïnterpreteerd dan elders in de EU. Brusselse regelgeving moet realistisch zijn en niet leiden tot een verstoring van de concurrentieverhoudingen. In de praktijk is bronbeleid (aanpak van alle vervuilers op dezelfde manier) daarom beter dan het stellen van algemene normen voor de milieukwaliteit. Die laatste zijn in het ene land immers veel makkelijker haalbaar dan in het andere. Energie Onze elektriciteitsopwekking is kwetsbaar. Dat komt doordat onze elektriciteitscentrales een eenzijdig op gas georiënteerde brandstofmix hebben. De mogelijkheden van import van elektriciteit zijn bovendien beperkt. Het bedrijfsleven loopt een groot risico van hoge, instabiele en niet concurrerende elektriciteitsprijzen. Om dit risico te verkleinen moet de overheid een aantrekkelijk investeringsklimaat scheppen, zodat private investeerders bereid zijn om in kerncentrales en in moderne kolengestookte elektriciteitscentrales te investeren. Daarnaast blijft het belangrijk geleidelijk over te schakelen op een andere brandstofmix en zuinig om te blijven gaan met energie. Met een goede aanpak van energietransitie kan zowel voor de energiesector als de gebruikers een structureel betrouwbare en betaalbare energievoorziening tot stand komen. We moeten werken aan een goed functionerende Europese energiemarkt. Nederland heeft zes jaar na de start van de liberalisering nog steeds een afgesloten en geïsoleerde markt. Nederlandse gebruikers hebben te weinig mogelijkheden om goedkopere elektriciteit uit andere lidstaten te importeren. Dit kan alleen worden opgelost door echte integratie van de Noordwest-Europese energiemarkt. Belangrijk daarvoor is een snelle uitbreiding van onze interconnectiecapaciteit met andere landen Wat zijn onze voorstellen?
Milieu 84. Het aantal milieuregels moet de komende tijd verder worden verkleind. Er is nog steeds teveel symboolwetgeving die geen enkel doel dient. Denk daarbij aan het besluit financiële zekerheid milieubeheer, het besluit melden afvalstoffen, het besluit verpakkingen. 85. De handhaving van milieuregels moet professioneel gebeuren. Nu hebben kleine gemeenten vaak te weinig deskundigheid in huis. Kleine gemeenten moeten daarom verplicht worden tot samenwerking, bijvoorbeeld via het oprichten van gezamenlijke milieudiensten. 86. Wat voor alle vergunningen geldt, geldt ook voor milieuvergunningen: ze moeten alleen nog maar verplicht zijn voor bedrijfsactiviteiten die in het ergste geval tot grote, onomkeerbare maatschappelijke schade kunnen leiden. In die redenering is het logisch alleen nog maar milieuvergunningen voor te schrijven voor bedrijfsactiviteiten met een ernstig milieurisico. 38
Nederland kán winnen
VNO-NCW / MKB-Nederland
87. Aan nieuwe Europese richtlijnen op milieugebied moet door Nederland strikt de eis worden gesteld dat zij geen ongelijk Europees speelveld voor ondernemingen mogen veroorzaken. Daarom is het belangrijk dat over Europese milieuthema's wordt gesproken met het bedrijfsleven. 88. Er mag geen ruimte meer worden geboden voor allerlei nationale extraatjes op Europese regels en nationale uitzonderingen en interpretaties bij de implementatie. En met specifiek lokale milieuproblemen – zonder grensoverschrijdend karakter – moet Brussel zich niet bemoeien. Geen Europese bodemrichtlijn dus. 89. Europa moet geen milieukwaliteitnormen aan lidstaten opleggen, maar een Europees bronbeleid voeren, dat voor alle ondernemingen in Europa een gelijke uitwerking heeft. Dat betekent: roetfilters en schone benzine om het probleem van het fijn stof aan te pakken. 90. Verdere vergroening van het fiscale stelsel is onwenselijk, zeker zolang andere landen wat dat betreft ver achter ons liggen. Nederland neemt wat dit betreft al een koppositie in. Bovendien zijn de elektriciteitskosten hier al extreem hoog. Energie 91. Krachtig werken aan één interne Noordwest-Europese elektriciteit- en gasmarkt. Technische problemen die gebrek aan importcapaciteit veroorzaken, moeten worden opgelost. Zo vergroten we de voorzieningszekerheid en bieden we het bedrijfsleven de mogelijkheid om goedkopere stroom uit omringende landen te importeren. 92. Onze gasvoorraden zijn binnen enkele tientallen jaren uitgeput. Voor alternatieve fossiele energiebronnen zijn we afhankelijk van een deel van de wereld waar het politieke klimaat minder stabiel is. Daarom moet Nederland een keuze durven maken voor energietransitie naar kernenergie. De nieuwste generatie kerncentrales geeft een concurrerende en stabiele elektriciteitsprijs en over de hele keten een zeer geringe CO2-uitstoot. Voor de langere termijn is vergaande energietransitie belangrijk, zowel door energiebesparing als door het ontwikkelen van rendabele vormen van bio-, zonne- en windenergie. 93. Het klimaatverdrag van Kyoto legt de Europese Unie verplichtingen op, die nauwelijks te dragen zijn. Belangrijke concurrenten als de VS, China en India doen namelijk niet mee. Voor voortzetting van het internationale klimaatverdrag na 2012 moet het draagvlak worden verbreed. Alle belangrijke economieën in de wereld moeten meedoen. Een nieuw klimaatverdrag moet niet uitgaan van absolute emissieplafonds, die een rem op de economische ontwikkeling zetten, maar onder andere realistische afspraken bevatten over technologieontwikkeling en technologietransfer.
39