kalender 2012
Kant-en-klare tips voor klare taal
Schakel niet te snel over op een andere taal. Wees geduldig. Laat blijken dat je de inspanning van de anderstalige apprecieert. Geef oefenkansen. Een anderstalige kan vaak meer dan je denkt. Als je merkt dat een anderstalige iets niet begrepen heeft, maak het dan op een andere manier duidelijk door andere vragen of bijvragen te stellen of voorbeelden te geven.
Voor informatie over vormingen ‘duidelijke taal’ of over taalbeleid in jouw organisatie kan je het Huis van het Nederlands Vlaams-Brabant contacteren via:
[email protected], 016 26 76 42 of op www.huisvlaamsbrabant.be v.u.: Marc Collier, provinciegriffier, Provincie Vlaams-Brabant, Provincieplein 1, 3010 Leuven. (On.: 0253-973-219)
Fouten maken mag. januari 2012
MA
DI
WO
DO
VR
ZA
ZO 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
Fouten maken mag. Een fout is een kans om iets nog beter te leren. Laat de anderstalige weten dat fouten maken mag. Laat merken dat je het apprecieert dat hij/zij probeert Nederlands te spreken. Daardoor zal de anderstalige ook sneller uitleg durven te vragen. Te veel corrigeren kan de taalleerder onzeker maken. Hij zal heus ook wel leren door te oefenen en door steeds juiste voorbeelden te horen.
Bv.: ‘Ik ben verhuizen.’ ‘Neen, het is ik ben verhuisd.’ af te raden ‘Ah, en naar waar ben je verhuisd?’ goede reactie
Gebruik geen dialect! januari MA
DI
WO
DO
VR
ZA
ZO
februari 2012
MA 2
DI 3
WO 4
DO 5
VR 6
ZA 7
1 ZO 8
9
10
1 11
2 12
3 13
4 14
5 15
6 16 13 23 20 30 27
7 17 14 24 21 31 28
8 18 15 25 22
9 19 16 26 23
10 20 17 27 24
11 21 18 28 25
12 22 19 29 26
29
gebruik geen dialect Een anderstalige leert Algemeen Nederlands. Als je dialect tegen een anderstalige spreekt, is dat zoals een nieuwe taal. Een Nederlandstalige kan het lokale dialect al moeilijk begrijpen. Voor een anderstalige is het nog moeilijker. Probeer daarom steeds Algemeen Nederlands te spreken.
‘talloren’ = ‘borden’ ‘hoewist?’ = ‘hoe gaat het?’ ‘tot sebiet’ = ‘tot straks’
Gebruik universele woorden. maart 2012
MA
DI
WO
DO
VR
ZA
ZO
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
Gebruik universele woorden. Gebruik woorden die in meerdere talen terugkomen. Anderstaligen zullen ze sneller herkennen.
‘bellen’ wordt beter ‘telefoneren’ ‘gezin’ wordt beter ‘familie’ ‘afzeggen’ wordt beter ‘annuleren’ ‘vanzelf’ wordt beter ‘automatisch’ ‘beginnen’ wordt beter ‘starten’
Spreek duidelijk en langzaam, maar blijf natuurlijk spreken. januari april 2012
MA
DI
WO
DO
VR
ZA
ZO 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
Spreek duidelijk en langzaam, maar blijf natuurlijk spreken. Articuleer goed, benadruk belangrijke woorden en pauzeer tussen de zinnen. Neem je tijd. Luider spreken maakt de boodschap niet duidelijker.
Probeer niet te snel over te schakelen naar een andere taal.
mei 2012
MA
DI
WO
DO
VR
ZA
ZO
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
Probeer niet te snel over te schakelen naar een andere taal. Wees geduldig. Laat blijken dat je de inspanning van de anderstalige apprecieert. Geef oefenkansen. Een anderstalige kan vaak meer Nederlands dan je denkt. Als je merkt dat een anderstalige iets niet begrepen heeft, maak het dan op een andere manier duidelijk door andere vragen te stellen of voorbeelden te geven.
Pas op met figuurlijk taalgebruik.
juni 2012
MA
DI
WO
DO
VR
ZA
ZO
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
Pas op met figuurlijk taalgebruik. Probeer uitdrukkingen en woordspelingen te vermijden. Figuurlijk taalgebruik kan je pas begrijpen als je de taal een tijdje beheerst. Soms begrijpt men dit letterlijk. Bv.:
‘Aan de lopende band’ wordt beter ‘constant’. ‘Je zal dat snel onder de knie krijgen’ wordt beter ‘Je zal dat snel kunnen’. ‘Ik kan daar in komen” wordt beter ‘Ik begrijp dat’. ‘Je ziet wat ik wil zeggen hè?’ wordt beter ‘Begrijp je?’ ‘Een tandje bijsteken’ wordt beter ‘Je moet sneller werken’.
Stel goede vragen! juli 2012
MA
DI
WO
DO
VR
ZA
ZO 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
Stel goede vragen! Stel geen ja-neevragen zoals ‘Heb je het begrepen?’ Vraag eerder ‘Wanneer heb je een afspraak?’ of ‘Waar moet je morgen zijn?’ Stel open vragen: ‘ Wat gebeurt er nu?’ ‘Wat hebben
we vorige keer gedaan met de papieren?’ Merk je dat de anderstalige je niet goed heeft begrepen, maak je vraag dan specifieker: ‘ Welke papieren moet je meebrengen? Ben je al eens in
dat lokaal geweest?’ Stel niet meerdere vragen in één keer.
Ondersteun je instructies en informatie visueel.
augustus 2012
MA
DI
WO
DO
VR
ZA
ZO
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
Ondersteun je instructies en informatie visueel. Spreek met veel gebaren (pas op met taal- of cultuurgebonden gebaren). Gebruik je mimiek en intonatie. Demonstreer wat je wil uitleggen direct (in de ruimte waar het zal plaatsvinden als dat mogelijk is, op de werkvloer, met de papieren erbij …). Maak gebruik van foto’s, prenten, voorwerpen, voorbeelden, geplastificeerde standaarddocumenten … Pictogrammenboekjes kan je bestellen bij vzw ‘de Rand’ op www.oefenhierjenederlands.be.
Geef een anderstalige oefenkansen!
september 2012
MA
DI
WO
DO
VR
ZA
ZO
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
Geef een anderstalige oefenkansen! Taalleerders willen heel graag hun Nederlands oefenen en vinden het meestal jammer dat Vlamingen zo snel naar het Engels of het Frans overschakelen. Blijf in het Nederlands spreken. Een anderstalige kan vaak meer Nederlands dan hij denkt, maar geef hem wel tijd. Je kan de anderstalige ook stimuleren om Nederlands te spreken en te schrijven. Vertel hen over www.cafecombinne.be, een intercultureel praatcafé. Of suggereer hen de Wablieft-krant (www.wablieft.be) en www.taalblad.be.
Vermijd kromtaal.
oktober 2012
MA
DI
WO
DO
VR
ZA
ZO
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
Vermijd kromtaal. Goedbedoelende Nederlandstaligen beginnen soms gebroken Nederlands te spreken, in de hoop dat anderstaligen hen op die manier beter zullen begrijpen. Bijvoorbeeld ‘Ik geven, jij invullen’. Kromtaal kan erg beledigend overkomen en anderstaligen kunnen je fouten overnemen. Spreek dus liever langzaam, duidelijk en in korte, grammaticaal juiste zinnen.
Herhalen en herformuleren helpt!
november 2012
MA
DI
WO
DO
VR
ZA
ZO
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
Herhalen en herformuleren helpt! Zorg zeker dat je voldoende herhaalt. Als Nederlandstalige denk je al snel dat veel herhalen saai is, maar het tegendeel is waar als je de taal nog aan het leren bent. Formuleer iets op een andere manier als de anderstalige het niet begrijpt. Hetzelfde woord steeds opnieuw zeggen, heeft weinig nut. Probeer een synoniem te zoeken, of omschrijf het woord in het Nederlands.
Maak korte zinnen. gebruik eenvoudige woorden.
december 2012
MA
DI
WO
DO
VR
ZA
ZO
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
Maak korte zinnen. gebruik eenvoudige woorden. Als je veel informatie moet geven, deel je die best op in kortere stukken door in korte zinnen te spreken. Ga op tijd na of de anderstalige je begrepen heeft en ga dan pas verder met je uitleg. Bv.:
‘Wij, de directie, hebben besloten uw aanvraag tot opwaardering van uw functie te honoreren en af te zien van de rationalisering van uw afdeling.’ wordt beter ‘We gaan jou promotie geven en zullen niet besparen op jouw dienst.’