Kadernota Lokaal Gezondheidsbeleid 2012 – 2016
Gemeente Ten Boer juli 2012
1
Inhoudsopgave
Woord vooraf
pag. 3
1. Inleiding
pag. 4
2. De staat van de volksgezondheid
pag. 6
3. Actuele ontwikkelingen
pag. 9
4. Onze visie
pag. 11
5. Speerpunten van beleid
pag. 14
6. Monitoring
pag. 18
7. Communicatie
pag. 19
8. Financiën
pag. 19
Bijlage: achtergronden van gezondheidsbeleid
pag. 20
2
Woord vooraf Gezondheid is belangrijk, dat vindt bijna iedereen – ook wij als gemeentebestuur van Ten Boer. In de praktijk legt gezondheid het echter nogal eens af tegen andere belangen. En dat terwijl een goede gezondheid niet alleen prettig is voor onze burgers: het is ook een vaak onzichtbare, maar toch onmisbare factor bij veel andere gemeentelijke taken. Denk bijvoorbeeld aan gezondheid als voorwaarde voor het hebben van betaald of onbetaald werk. Of aan leerprestaties op school die beter zijn als de lucht in het klaslokaal lekker fris is en de leerlingen niet teveel alcohol drinken. Of aan mantelzorg, die niet kan worden gegeven als je zelf niet gezond bent of lekker in je vel zit. U ziet – gezondheid heeft met heel veel dingen in het leven te maken. Gezondheid wordt niet alleen bepaald door vele factoren, maar vertegenwoordigt ook een maatschappelijk en economisch belang. Met deze nota, en met de uitvoering daarvan de komende vier jaar gezondheid willen we dat belang verankeren in bijna alles wat we doen. Dat kunnen we als gemeente natuurlijk niet alleen, daar hebben we onze partners bij nodig. Gezondheidsbeleid is daarom voor mij vooral ook: verbindingen leggen, een goede communicatie en integraal denken en handelen. Die uitdaging wil ik graag de komende jaren met alle relevante organisaties aangaan. Met de vorming van De Deel per 1 januari 2012 hebben we al een belangrijke stap gezet om tussen de professionals in Ten Boer de verbinding te leggen.
Peter Heidema, Wethouder volksgezondheid
3
1. Inleiding Op je gezondheid! Dat wensen wij elkaar toe als er iets te vieren valt – want gezondheid is voor vrijwel iedereen een groot goed in het mensenleven. Gezondheid is niet alleen medebepalend voor het gevoel van geluk en welzijn, het is ook een voorwaarde om mee te kunnen doen in de samenleving. Én – omgekeerd- is het voor die samenleving van belang dat haar leden gezond, of in elk geval zo gezond mogelijk zijn. Want gezonde burgers maken een gezonde gemeente, of het nu in sociaal-maatschappelijk of in economisch opzicht is. Gemeentelijk gezondheidsbeleid doet er dus toe, anno 2011. De Rijksoverheid onderstreepte dit al tien jaar geleden, toen deze in de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (WCPV, nu Wet Publieke Gezondheid/WPG) iedere gemeente opdroeg vierjaarlijks een nota volksgezondheid – met uitvoeringsprogramma - te maken. In het beleid dient in elk geval aandacht te zijn voor een sluitend netwerk van basisvoorzieningen, voor de collectieve preventie van gezondheidsproblemen en (sinds 2008) ook de beschikbaarheid van een samenhangende ouderenzorg. Deze nota maakt deel uit van de Preventiecyclus, die start met de vierjaarlijkse Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) die de ‘staat van de volksgezondheid’ beschrijft. Het ministerie van VWS baseert vervolgens mede op deze analyse haar beleidsvisie, waarna de gemeenten aan zet zijn. Aan de Inspectie Gezondheidszorg (Igz) is het tenslotte om te rapporteren over de werking van deze preventiecyclus. Met deze nota geven wij aan hoe wij de komende vier jaar onze burgers willen helpen om hun gezondheid te verbeteren en te behouden. Dat doen we met overtuiging – omdat wij hen hun gezondheid gunnen, maar ook omdat het bijdraagt aan onze eígen gezondheid als gemeente. Allereerst gaan we na hoe het staat met de gezondheid van onze burgers. Dan verkennen we wat er landelijk en lokaal aan ontwikkelingen op het gebied van gezondheidsbeleid speelt. Dat leidt tot onze visie, waaruit we de speerpunten voor de komende vier jaar destilleren. Na enkele korte hoofdstukken over de wijze van monitoring van ons beleid, de communicatie hierover en de financiële aspecten schetsen wij in het Uitvoeringprogramma 2012-2016 onze concrete plannen. Want visie is één ding – maar het komt er uiteindelijk altijd weer op hoe dat ‘landt’ in de praktijk! Dat brengt ons op een korte terugblik op ons beleid van de afgelopen jaren. In onze vorige nota Lokaal Gezondheidsbeleid, voor de periode 2008-2011, stelden we onszelf deze doelen: - het verlengen van de gezonde levensverwachting (het aantal jaren dat in relatief goede gezondheid wordt doorgebracht) - het voorkómen van vermijdbare sterfte (in het bijzonder door een gezonde leefstijl) - het verhogen van de kwaliteit van leven (ook als de gezondheid minder wordt) Ambitieuze doelen, zeker, en ook doelen die om een lange adem vragen, maar ze gaven wel aan waar we onze inzet vooral op wilden richten. Op mensen die ‘op achterstand staan’ als het gaat om gezondheid: mensen met een lagere opleiding, mensen met psychische problemen. Op het voorkómen en terugdringen van een ongezonde leefstijl, vooral onder de jeugd. En op het bieden van de nodige (zorg en welzijns)voorzieningen, en de samenhang daartussen.
4
We hebben onze ambities in de nota uitgewerkt in een aantal speerpunten, en in een uitvoeringsprogramma voorzien van actiepunten. Behalve leefstijlproblemen (overgewicht, alcohol en roken) ging het daar over geestelijke gezondheid (Openbare Geestelijke Gezondheidzorg, pesten), over de relatie tussen gezondheid en milieu en over de jeugdgezondheidszorg. Deze actiepunten koppelden we aan specifieke doelgroepen, we benoemden onze partners en gaven aan welke middelen ervoor beschikbaar waren. Jaarlijks rapporteerden wij via de jaarrekening over de uitvoering van het plan. Uit deze rapportages is gebleken dat een groot deel van de voorgenomen inzet kon worden gerealiseerd. De OGGz-netwerkstructuur kon worden versterkt en er werd aansluiting gevonden op de netwerkstructuur voor de jeugd (Buurtnetwerk). Beide netwerken worden geïncorporeerd in de Deel. Er werden voorbereidingen getroffen voor de komst van de Centrum voor Jeugd- en gezin (CJG); in april 2010 kon een kadernota hiervoor aan de Raad worden voorgelegd. Inmiddels zijn de taken van het CJG opgenomen in de Deel. Wat de leefstijlthema’s betreft kunnen we voorzichtig optimistisch zijn: het overgewicht onder volwassenen daalde licht. Onder de jeugd nam het overgewicht helaas nog iets toe, ondanks vele activiteiten die voor hen werden ontwikkeld. Het aantal rokende volwassenen nam flink af. In 2010 kozen we ervoor om de beperkte middelen die ons resteerden vooral in te zetten voor het terugdringen van het alcoholgebruik onder de jeugd, een belangrijk punt van zorg. De voorgenomen activiteiten op het gebied van pesten op school konden grotendeels worden gerealiseerd. Het binnenmilieu van schoollokalen is een onderwerp op de agenda van het regulier overleg met het onderwijs. Met deze nota zetten we de uitgezette koers voor een deel voort, maar kiezen we (in hoofdstuk 5) ook voor nieuwe speerpunten. Dat doen we mede op basis van de analyse van de gezondheid van onze inwoners (hoofdstuk 2), actuele ontwikkelingen (hoofdstuk 3) en een herijkte visie op gezondheid(sbeleid) (hoofdstuk 4). We sluiten deze kadernota af met onze plannen voor monitoring (hoofdstuk 6) en communicatie (hoofdstuk 7), om tenslotte in hoofdstuk 8 onze financiële ruimte te bepalen.
5
2. Staat van de volksgezondheid in de provincie Groningen anno 2010 Beleid begint met cijfers, en de analyse daarvan. Wat de volksgezondheid betreft hebben we het Gezondheidsprofiel Groningen 2010 van de GGD Groningen, de vierjaarlijkse scan van de staat van de publieke gezondheid in de provincie Groningen. Het gezondheidsprofiel levert de onderbouwing voor keuzes in het lokaal gezondheidsbeleid, op gemeentelijk en regionaal niveau. Leeftijd en welvaartsniveau zijn daarbij bepalend. Vruchtbaarheid, vergrijzing en levensverwachtingen De levensverwachting van Groningers is de afgelopen vier jaar met 1,3 jaar toegenomen tot gemiddeld 80 jaar (Ten Boer: 79 jaar en 8 maanden). Dit is vier maanden minder dan landelijk. Vele decennia waren hartvaatziekten de belangrijkste doodsoorzaak maar sinds 2009 neemt kanker de eerste plaats in. De top-3 van specifieke doodsoorzaken (hartinfarct, longkanker en beroerte) zijn allen gerelateerd aan roken; in de provincie Groningen overlijden opvallend veel mensen aan longkanker omdat er hier in de afgelopen decennia meer gerookt is dan gemiddeld in Nederland. Ook is de sterfte rond de geboorte (perinatale sterfte) 10% hoger dan landelijk. Bijna de helft van de volwassenen heeft een chronische ziekte Gevraagd naar hun gezondheid ervaart 85% van de Groninger bevolking deze als goed tot uitstekend, en dat terwijl inmiddels 45% van de volwassenen leidt aan een chronische ziekte zoals te hoge bloeddruk, gewrichtsklachten en chronische luchtwegklachten. De toename van chronische ziekten wordt deels verklaard door vroege diagnostiek. De kans op functiestoornis en een chronische ziekte neemt toe naarmate men ouder wordt. Met het oog op de vergrijzing zal het beroep op zorg om die reden sterk toenemen.
Gebruik van en tevredenheid over zorg Ten opzichte van 2006 daalde het aantal mensen dat mantelzorg gaf in de provincie naar 13%. Echter, de helft van de volwassenen is op basis van vrijwilligheid bereid informele zorg te verlenen. Het zorggebruik in de eerste lijn (huisarts, fysiotherapeut) en tweede lijn (ziekenhuis) is in Groningen iets lager dan landelijk. Zorg zonder verblijf (huishoudelijke hulp en thuiszorg) is na correctie voor leeftijd hoger dan landelijk. Het valt op dat gebruikers van zorg over het algemeen tevreden zijn over de kwaliteit van zorg. Opvallend is dat in de provincie Groningen veel minder dwangmaatregelen voor psychiatrische patiënten worden aangevraagd dan gemiddeld in Nederland. Een half procent van de bevolking is in behandeling bij de verslavingszorg (VNN) en dat is hoger dan landelijk (in de afgelopen vier jaar is het aantal cliënten met 19% toegenomen).
Gematigd optimisme ten aanzien van leefwijze Leefstijl vormt een belangrijke indicator voor het ontstaan van (chronische) ziekten. Daarom is het verheugend dat de alcoholconsumptie provinciaal bij de groep jonger dan 16 jaar licht is gedaald. Dat geldt weliswaar ook voor het ‘Bingedrinken’ (≥ 5 consumpties per keer afgelopen maand), maar dat percentage blijft verontrustend hoog (60% van de 16-18 jarigen, met flinke subregionale verschillen). Zie hieronder de situatie voor de regio NoordWest. De gemeente Ten Boer maakt hier onderdeel van uit.
6
Noord-West
Provincie
16-min
16-plus 83
41 39 45 % kinderen in het voortgezet onderwijs dat de afgelopen 4 weken binge heeft gedronken (Regio Noord-West, 2008)
% kinderen in het voortgezet onderwijs dat de afgelopen 4 weken alcohol heeft gedronken (Regio Noord-West, 2008)
10% van de volwassenen in de provincie is ‘zware’ drinker (≥ 6 of meer glazen per gelegenheid in de afgelopen vier weken). Achttien procent van de jongeren van 18 jaar rookt dagelijks: evenveel als het landelijk gemiddelde, maar ze starten in Groningen wel eerder. Van de volwassenen in de provincie rookt 24%, iets minder dan gemiddeld in Nederland en bovendien een duidelijke daling vergeleken bij 2006. Zie het onderstaande figuur (rechts) voor het percentage volwassenen dat rookt in de gemeente Ten Boer. Overgewicht wordt veroorzaakt door te veel en ongezond eten en te weinig beweging. Na vele jaren van toename is overgewicht eindelijk gestabiliseerd. In de linker figuur wordt het percentage volwassen inwoners met overgewicht voor de gemeente Ten Boer (voor de periode 1998 – 2010) weergegeven. 1998 54
2002 61
2006 63
1998
2010 34
52
% Volwassenen met overgewicht (gemeente Ten Boer, 2010)
2002 33
2006
25
2010
17
% Volwassenen dat rookt (gemeente Ten Boer, 2010)
De helft van de volwassenen in de provincie heeft overgewicht (13% heeft vetzucht). Vergeleken met de landelijke normen voldoet 59% van de volwassenen aan die voor bewegen. Wat betreft voeding: 27% voldoet aan die voor groente en 30% aan die voor fruit. Geen grote verschuivingen in de kwaliteit van de leefomgeving De sociale cohesie is in de provincie goed te noemen en krijgt een 7,7 op het rapport. Evenals in 2006 is 30% van de bevolking actief als vrijwilliger, wel zijn er duidelijke verschillen tussen regio’s. Het sociaal kapitaal in de gemeente Ten Boer was zowel in 2006 als in 2010 hoger dan gemiddeld in de provincie. Provincie 7,7
8,5
Sociaal Kapitaal in 2010
Ten Boer 7,6
7,9
Sociaal Kapitaal in 2006
Per jaar komt 1,1 per 1.000 Groningers (veelal via de politie) in contact met het provinciaal advies- en steunpunt huiselijk geweld. Het aantal bevestigde gevallen van kindermishandeling bleef de afgelopen jaren stabiel op 3 per 1.000 kinderen van 0 t/m 17 jaar.
7
Sociaal-economische gezondheidsverschillen Gezondheid en ziekte worden sterk beïnvloed door de sociaaleconomische status (de mix van opleiding en inkomen). Groepen met een lage sociaaleconomische status vertonen veelal een minder gezonde leefwijze, wonen in een minder gunstige fysieke en sociale omgeving en lopen daardoor meer gezondheidsrisico’s, hebben een slechtere gezondheid en een kortere (gezonde) levensverwachting. De inwoners uit de provincie Groningen hebben – met grote verschillen tussen de regio’s – gemiddeld een lagere sociaal-economische status (SES) dan landelijk. Dit in combinatie met de vergrijsde bevolking, maakt dat de provincie dubbel ‘belast’ is. Dit vraagt, niet in het minst in de door krimp getroffen gebieden, om tijdige signalering en preventieve maatregelen, om de verwachte stijging in de zorgvraag naar behoren op te kunnen opvangen en de bestaande achterstanden weg te werken.
8
3. Actuele ontwikkelingen Gezondheid was ooit voor een gemeente een beleidsarm thema – daar had je toch de GGD voor! De tijd dat gezondheidsbeleid vooral ging over de planning van het aantal huisartsen en het voorkomen van infectieziekten ligt ver achter ons. Dat is voor een deel het gevolg van de veranderingen in het denken over gezondheid. Het gaat bij gezondheid om meer dan de afwezigheid van ziekte – het gaat ook om een juiste balans tussen lichaam en geest, en om mee te kunnen doen in de samenleving. Steeds meer ook dringt het besef door dat gezondheid een sterke samenhang kent met andere beleidsdomeinen; niet alleen de zorg(voorzieningen), maar ook met de fysieke en sociale omgeving waarin mensen leven en wonen. En vooral ook met participatie in hun samenleving, of dat nu in een betaalde arbeidspositie is, als vrijwilliger of gewoon door actief in het leven te staan. Deze veranderende opvatting over gezondheidsbeleid bracht ook de gemeente als belangrijk speelveld voor gezondheidsbeleid in beeld – want die is immers bij uitstek in staat om de voor effectief beleid onmisbare verbindingen te leggen. Gezondheid als maatschappelijk belang Recent is daar een tweede inzicht bij gekomen, onder meer gevoed door de Volksgezondheids Toekomst Verkenning (VTV) 2010 van het RIVM. Dit rapport positioneerde gezondheid als voorwaarde voor succes op andere beleidsterreinen. Het gaat niet langer alleen om het zo gezond mogelijk laten functioneren van individuele burgers – gezondheid is ook een cruciale factor bij andere belangen. Het RIVM illustreerde dit aan de hand van de voorspelling van het tekort op de arbeidsmarkt de komende decennia, als we er niet in slagen zoveel mogelijk mensen gezond (en dus inzetbaar) kunnen houden. Of – gezien het toenemende aantal chronisch zieken- weer aan het werk kunnen krijgen. Koerswijziging Rijk In haar laatste beleidsvisie, ‘Gezondheid Dichtbij’ breekt de minister van Volksgezondheid met de lijn die de afgelopen 10 jaar is gevolgd. Waar voorheen sterk werd ingezet op een onmisbare rol voor de overheid bij het behalen van gezondheidswinst staat nu de eigen verantwoordelijkheid van de burger centraal. De overheid beperkt zich voortaan tot informatievoorziening (over gezond leven) en voorwaarden (zorg in de buurt, sport voor iedereen beschikbaar). De inhoudelijke thema’s (overgewicht, roken, alcohol, diabetes en depressie) uit de vorige nota ‘Kiezen voor Gezond Leven’ (VWS, 2006) blijven aandacht houden, maar in de gehanteerde visie worden ‘sport’ en ‘beweging’ als belangrijke ingangen om hier aan te werken. Een uitzondering maakt de visie voor de jeugd – daar zijn de speerpunten weerbaarheid (ook hier vooral via sport), vroegsignalering van risicogedrag en het aanleren van een gezonde leefstijl. De minister wil voorts een betere aansluiting tussen curatie en preventie, en draagt dit ook aan de gemeenten op. Nieuwe thema’s zijn tenslotte gezondheidsrisico’s in de leefomgeving, perinatale sterfte, chronische ziekten en psychische aandoeningen. Gemeente als regisseur Het gemeentelijk beleid zal, in lijn met deze visie, minder dan voorheen worden getoetst op concrete indicatoren, maar meer op de bijdrage die wordt geleverd aan het totaal van het volksgezondheidsbeleid, waarin Rijk en lokale overheid complementaire taken hebben. Dat biedt gemeenten enerzijds meer beleidsruimte (geen verplichting meer om bepaalde leefstijlproblemen aan te pakken), maar anderzijds wordt er ook meer druk gelegd. 9
Met name de rol van de gemeente als regisseur en verbinder tussen de verschillende beleidsterreinen zal de komende jaren verder ontwikkeld moeten worden. Eén opdracht is wat dit betreft al wettelijk vastgelegd: de afstemming binnen de ouderengezondheidszorg. Deze opdracht geeft onze gemeente ook kansen. Zoals gezegd kan de factor ‘gezondheid’ een belangrijke bijdrage leveren aan andere belangen. Gezondheidsbeleid wordt sterker dan ook integraal beleid, waar andere sectoren in meedenken – al was het maar uit ‘eigen’ belang. Gezien de sterke relatie tussen gezondheid en participatie is dat uiteraard het WMO-beleid en het sociaal beleid. Maar er liggen ook minder voor de hand liggende verbindingen: met onderwijs, met ruimtelijke ordening, met armoedebeleid, met de werkgelegenheid, met het milieubeleid. Bovendien raken de decentralisaties van resp. de Jeugdzorg, een deel van de AWBZ en de Wet Werken naar vermogen overduidelijk aan aspecten van gezondheidsbeleid en geven daarvoor nieuwe impulsen. In onze gemeente Naast deze landelijke ontwikkelingen staat de tijd ook binnen onze gemeente natuurlijk niet stil. Sinds onze vorige nota lokaal gezondheidbeleid is steeds duidelijker geworden dat het versterken van de eigen kracht van mensen, en een actieve participatie in de samenleving belangrijke en effectieve instrumenten zijn, ook als het gaat om gezondheid. Dat vraagt, onder meer binnen het WMO-beleid, wel om een ondersteunende rol van de gemeente. We hebben deze gedachte verwerkt in ons collegeprogramma 2010-2014, waar we spraken over de zorgzame samenleving. Concreet vertaalden we dit naar de komst van de Deel, met daaraan gekoppeld enkele dorpscoaches. De Deel draagt bij aan meer samenwerking, betere afstemming, tijdige signalering van problemen en meer adequate antwoorden daarop. Deze nieuwe voorziening zal ook in ons gezondheidsbeleid een belangrijke rol gaan spelen. Deze rol is niet beperkt tot zorg- en hulpverlening alleen, maar ook gericht op het voorkomen en tijdig signaleren van problemen en het stimuleren van inwoners om (ook) iets aan hun gezondheid te doen. Een belangrijk instrument daarbij is het hebben van een zinvolle dagbesteding, of dat nu werk is of een maatschappelijke activiteit. De nieuwe Wet Werk naar Vermogen (WWV) biedt wat dat betreft ook voor de gemeente Ten Boer kansen, in het bijzonder voor de mensen met een wat lager inkomen. We zetten in op een integrale vertaling van deze wet en nemen daarbij gezondheid als belangrijke factor mee. Want gezonde mensen zijn niet alleen in staat tot een actieve bijdrage aan onze samenleving – actieve mensen zijn ook gezonder! Juist ook burgers waarvoor betaald werk niet is weggelegd hebben daarom onze volle aandacht: de gemeente wil hen zo goed mogelijk helpen om een bijdrage aan onze samenleving te leveren. We willen daarom meer zicht krijgen op waar die ‘verborgen’ kracht zit, om vervolgens de drempels naar een maatschappelijk actief bestaan te helpen slechten. De Lokaal Educatieve Agenda is één van de instrumenten die we daarvoor willen gebruiken.
10
4. Onze visie: Baat bij Gezondheid! Als gemeente vinden wij gezondheid van groot individueel, maatschappelijk en economisch belang. Een goede gezondheid bevordert de kans op een lang leven van goede kwaliteit. Gezondheid is óók een voorwaarde om te participeren in de samenleving, of dat nou in het arbeidsproces is, als vrijwilliger of mantelzorger of op een andere wijze. Omgekeerd geldt evenzeer dat participatie goed is voor de gezondheid. Samenleving én individu zijn beiden gebaat bij een goede gezondheid ! Als gemeenten zijn we verantwoordelijk voor het lokale gezondheidsbeleid. Dat is vastgelegd in de WPG (Wet Publieke Gezondheid). Maar deze wet is niet onze belangrijkste drijfveer. Dat is ons streven om iedereen de mogelijkheid te bieden om te kunnen meedoen aan de samenleving. Met de nadruk op de mogelijkheid om, want we vinden dat de sleutel om gezond(er) te leven bij de persoon zelf ligt. Tenzij het gaat om voorwaarden voor gezondheid waar de burger niet of nauwelijks invloed op kan hebben – dan zijn wij aan zet. Daarom richten wij ons in dit beleid op niet alleen op de individuele kant van gezondheid, maar ook op die voorwaarden. We willen in het nieuwe Lokale Gezondheidsbeleid over grenzen heenkijken. We willen met partners zoals woningbouwcorporaties, onderwijs, sportverenigingen, huisartsen en vele anderen werken aan gezondheidsbevorderende en gezondheidsbeschermende voorwaarden. Daar heeft iedereen baat bij! Eigen keuzes Burgers zijn primair zelf verantwoordelijk voor hun leefstijl, ook in relatie tot gezondheid. Wij vinden dan ook dat zij hier hun eigen keuzes in maken. Zelfredzaamheid gaat voor overheidshulp. Als men gezonder wil leven, dan kan en mag dat! Dat neemt echter niet weg dat de gemeenschap belang en baat heeft bij gezonde burgers en dat individuele keuzes schadelijk kunnen zijn voor anderen. De eigen keuze is daarom niet vrijblijvend - eigen verantwoordelijkheid impliceert namelijk tevens maatschappelijke en economische verantwoordelijkheid. Als gemeente willen wij, ook in ons gezondheidsbeleid, de balans vinden tussen beider belangen. Wij doen dat door zorg te dragen voor optimale voorwaarden voor het maken van gezondheidsbevorderende keuzes. Door vooral de eigen kracht van onze inwoners te versterken, door zorg te dragen voor adequate informatie, door het versterken van bewustwording van de gevolgen van keuzes en het verleidelijker maken van gezonde keuzes (en zelf het goede voorbeeld te geven). En als die eigen kracht ontoereikend is, als de keuzemogelijkheden te beperkt zijn, willen wij als gemeente – maar dan wel als laatste redmiddel – een vangnet vormen. Gezondheidsverschillen Mensen met een hoge sociaaleconomische status leven maar liefst 14 tot 15 jaar langer zonder gezondheidsbeperkingen dan zij die het minder goed getroffen hebben. Gevraagd naar de ervaren gezondheid zijn deze verschillen zelfs nog veel groter. Wij vinden dat onaanvaardbaar en willen die verschillen in elk geval niet verder laten oplopen. Daarvoor is het nodig dat iedereen een reële kans op gezondheid heeft, maar ook extra aandacht voor hen –om wat voor reden dan ook- die deze kansen niet weten te verzilveren.
11
Wij willen daarom primair preventief inzetten op gezond gedrag bij de jeugd en de voorwaarden die daarvoor nodig zijn. Daarnaast richten we ons specifiek op groepen met de grootste gezondheidsachterstanden. Vaak gaat het bij die groepen om een opeenstapeling van factoren die het risico op gezondheidsproblemen verhogen: werkloosheid, maatschappelijke inactiviteit, een slechte woonsituatie, een ongezonde omgeving, eenzaamheid, onbereikbare zorg - factoren die stress veroorzaken. Om gezondheid ook binnen het bereik van die groepen te brengen willen we daarom integraal en intersectoraal werken aan gezondheid. Onze aanpak Gezondheid wordt beïnvloed door verschillende factoren. Niet alleen leefstijl is van invloed op de gezondheidstoestand van het individu, ook de fysieke en sociale omgeving, opvoeding, het gevoel grip te hebben op het eigen leven, de zorg en externe ontwikkelingen spelen een rol. Gezondheid is daarmee geen losstaand onderdeel, maar strekt zich over diverse beleidsdomeinen uit. Juist dit maakt een integrale benadering zo nodig: niet focussen op het ‘zichtbare’ gezondheidsprobleem, maar juist op de achterliggende oorzaken (‘determinanten’) daarvan. Dat betekent automatisch dat we oplossingen moeten zoeken in andere beleidsdomeinen: jeugdbeleid, sociaal beleid, ouderenbeleid maar ook milieu, veiligheid en werkgelegenheid. Dat betekent ook dat wij intersectoraal willen werken aan gezondheid. En we gaan op zoek naar ‘partners in gezondheid’: niet alleen de voor de hand liggende organisaties als GGD, huisartsen, thuiszorg of een zorgverzekeraar, maar juist ook welzijnsorganisaties, scholen, woningbouwcorporaties, bedrijven, (sport)verenigingen en vele anderen. En vooral naar degenen waar het om gaat: de burgers zelf. Gezondheid is daarmee, als gezamenlijk belang, een zaak van ons allemaal en wordt toetssteen op elk relevant beleidsveld. In onze aanpak sluiten wij zoveel mogelijk aan bij bewegingen die al gaande zijn. Gezondheid moet namelijk niet iets zijn dat op zichzelf staat maar juist een ‘natuurlijk’ aspect bij wat er speelt in onze samenleving. Dat betekent ook dat wij ons beleid zo dicht mogelijk bij de mensen om wie het gaat willen vormgeven en uitvoeren – wij willen hen betrekken, hun ideeën horen en hen kansen bieden om die uit te werken. In dit opzicht ligt een nauwe relatie met ons WMO-beleid zeer voor de hand. Onze strategie is er zo op gericht om gezondheid via vele actoren en in vele processen te borgen. Dat betekent niet dat er geen specifieke activiteiten nodig zijn – wél dat deze pas worden ingezet als daar een goede aanleiding voor is. Gezien onze financiële situatie is dat in dubbel opzicht goed nieuws – een betere gezondheid voor onze inwoners tegen minder kosten! Onze speerpunten Gezondheidsbeleid wordt daarmee maatwerk, in plaats van top-down gestuurd. Dat neemt niet weg dat wij enkele thema’s centraal stellen in ons beleid. Wij worden daarbij gevoed door niet alleen de landelijke VWS-nota Volksgezondheid (mei 2011) maar ook door de analyse van de ‘staat van de volksgezondheid’ in onze regio. In het Gezondheidsprofiel 2010 van de GGD Groningen lezen wij dat het aantal mensen met een chronische ziekte stijgt doordat de bevolking vergrijst en er sprake is van betere screening. Hoewel lang niet al deze mensen ook een slechte gezondheid ervaren willen wij toch inzetten op het terugdringen van chronische ziekten. Dat is mede ingegeven door ons maatschappelijk en economisch belang, de sociale en arbeidsparticipatie. Chronische ziekten leiden immers te vaak tot sociaal isolement, uitsluiting en depressie – maar ook tot uitval op de arbeidsmarkt. 12
Veel chronische ziekten worden veroorzaakt door een ongezonde leefstijl. Door breed in te zetten op een gezonde jeugd hopen wij de toename van het aantal chronisch zieken in de toekomst te stoppen. Meer dan voorlichting over roken, alcohol- en druggebruik en overgewicht (de belangrijkste veroorzakers van latere ongezondheid) vinden wij weerbaarheid een centraal thema: leren omgaan met keuzes en druk, hoe ‘nee’ te zeggen tegen ongezonde verleidingen. Want dát is de gemeenschappelijke noemer bij al deze problemen, samen met de verantwoordelijkheid van de ouders. Een gezond mensenleven begint bij een gezonde start: de geboorte en de opvoeding. Wij willen de perinatale sterfte, hier hoger dan het landelijk gemiddelde, terugdringen. Ook willen wij via gerichte opvoedingsondersteuning een gezond klimaat bevorderen voor opgroeien. Niet alleen bij jeugdigen, maar ook voor risicogroepen is het voorkomen en vroegtijdige opsporen van risicofactoren van groot belang. Dat betekent dat wij de preventieve taak en de signaleringstaak van zorgverleners willen stimuleren, en de samenwerking tussen preventie en curatie willen bevorderen. Omdat de sociale en fysieke leefomgeving een grote invloed op de gezondheid kunnen hebben willen wij ook daar de ‘gezondheidstoets’ (gezondheidseffecten als overwegingsfactor) toepassen bij de beleidsvorming. Waar de ruimtelijke omgeving gezond gedrag ontmoedigt of de kans op gezondheid verkleint willen wij samen met onze partnerorganisaties en bewoners zoeken naar ‘gezonde’ oplossingen. Waar de sociale omgeving mensen beperkt in volwaardige deelname aan de (buurt)samenleving willen wij die beperkingen zoveel mogelijk helpen wegnemen. Onder ‘beperkingen’ verstaan wij ook het hebben van werk, of dat nu betaald is of niet, en in elk geval een zinvolle dagbesteding midden in de maatschappij – want ‘erbij horen’ is een belangrijke voorwaarde voor mentale, maar ook fysieke gezondheid. Ons gezondheidsbeleid gaat dus ook over werkgelegenheid, vrijwilligerswerk, mantelzorg en veiligheid. Missie en doelen Vanuit bovenstaande visie komen we tot de volgende algemene missie voor ons gezondheidsbeleid:
‘wij willen – mede met het oog op volwaardige participatie in de samenleving – een goede gezondheid van onze burgers binnen hun bereik brengen door hen te stimuleren, en waar nodig te faciliteren om verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen gezondheidsgedrag en dat van anderen’
Wij vertalen deze missie in de volgende doelen: - We willen de gezondheidsverschillen tussen bevolkingsgroepen verkleinen doordat meer mensen gezonder zijn gaan leven - We willen de factor gezondheid waar dat aan de orde is een rol is laten spelen bij onze beleidskeuzes - we bevorderen de aandacht voor het belang van een goede gezondheid waar mogelijk - wij zorgen als gemeente voor de basisvoorwaarden voor gezonde fysieke en sociale leefomgeving
13
5. Speerpunten van beleid De verleiding weerstaan Dagelijks worden burgers blootgesteld aan talloze verleidingen. Verleidingen op het gebied van eet- en drinkgewoonten (snacks, snackbars, fastfoodrestaurants), op het gebied van bewegen (auto’s, scooters, lift, tv, spelcomputer) en verleidingen ten aanzien van het gebruik van genotmiddelen (roken, horeca, alcoholreclame). Om deze verleidingen te weerstaan is kennis - informatie, keuze - alternatieven en kracht - weerbaarheid nodig. Voor het maken van meer ‘gezonde keuzes’ is het beschikken over informatie van belang, bijvoorbeeld informatie over wat gezond of ongezond is en wat de gezondheidsrisico’s zijn. Voorlichting en educatie spelen hierbij een belangrijke rol. Naast het beschikken over informatie is het hebben van een keuze belangrijk. Dit betekent dat er meerdere mogelijkheden zijn waartussen mensen kunnen kiezen, er zijn alternatieven voorhanden. De keuze die mensen maken wordt mede bepaald door de druk vanuit de omgeving. Vooral jongeren zijn gevoelig voor de druk uit de omgeving. Zij willen graag bij de groep leeftijdsgenoten horen en laten zich daardoor gemakkelijk leiden door de normen en waarden van die groep. Weerbaar leren zijn helpt om eigen keuzes te kunnen maken en daar aan vast te houden. Rol gemeente Burgers zijn primair zelf verantwoordelijk voor hun leefstijl, ook in relatie tot hun gezondheid. Zij maken hierin zelf keuzes. De gemeente kan deze keuzes wel beïnvloeden door burgers te verleiden tot het maken van meer ‘gezonde keuzes’, en door zelf het goede voorbeeld te geven. Zo kan het gebruik van de fiets worden gestimuleerd door het realiseren van goede fietsvoorzieningen zoals fietspaden en fietsstallingen. Het al te gemakkelijk gebruik van de auto kan worden ontmoedigd, bijvoorbeeld voor het naar school brengen van de kinderen. Naast het verleiden, heeft de gemeente ook een taak in het informeren van haar burgers. Kennis van zaken hebben is belangrijk bij het afwegen van keuzes. Binnen de gemeente biedt bijvoorbeeld het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) aan ouders en jongeren informatie over alle aspecten die met opgroeien en opvoeden te maken hebben. De gemeente kan er ook voor kiezen om de weerbaarheid van haar burgers te vergroten omdat dit ten goede komt aan het weerstaan van sociale druk om toe te geven aan verleidingen. Om gezondheidsproblemen het hoofd te kunnen bieden moeten problemen ook tijdig gesignaleerd kunnen worden en moet de signalerende professional de cliënt door kunnen verwijzen naar de juiste vorm van hulp. Voor deze ‘sluitende ketenaanpak’ is het nodig dat professionals uit de 1e lijn (huisartsen, welzijnsprofessionals, eerstelijns psychologen, fysiotherapeuten, diëtisten) en 2e lijn (gezondheidswerkers in de somatische en psychische sector) elkaar kennen en dat zij ook aansluiting zoeken binnen de gemeente, bijvoorbeeld bij de sport en beweeginitiatieven. Bij deze verbinding tussen preventie en curatie kan de gemeente een regierol vervullen. Zij kan – bijvoorbeeld rondom de ontwikkelingen van het CJG- een platform bieden waar de professionals elkaar kunnen vinden (digitaal) en ontmoeten (face to face). En uiteraard is het van belang dat de gemeente ook zelf een goede relatie heeft met de 1e en 2e lijnszorg – die relatie is er inmiddels, maar willen we graag verder uitbouwen.
14
Hoofdthema’s: Alcohol, roken, overgewicht en psychosociale problematiek Roken, overmatig alcoholgebruik en ongezond en teveel eten in combinatie met bewegingsarmoede zijn belangrijke factoren in het ontstaan van ongezondheid. Omdat gewoonten vroeg inslijpen is het belangrijk om vooral in te zetten op de doelgroep jeugd. Volwassenen hebben een voorbeeldfunctie en zijn daarom een belangrijke intermediaire doelgroep. Vroegsignalering en toegeleiding naar preventieve interventies vormen een belangrijk aandachtspunt. Naast deze leefstijlthema’s baart ook de verslechterende psychische gezondheid zorgen. Deze heeft sterk te maken met de sociale leefomgeving, en zijn dus vaak psychosociaal bepaald. Er is bovendien sprake van een onderlinge samenhang met leefstijl: mensen met psychische problemen drinken vaker overmatig alcohol en roken meer. Daarom is het bij de aanpak van cruciaal belang om achterliggende factoren en oorzaken te betrekken: mishandeling in het verleden, een uitzichtloze leefsituatie of vergelijkbare problemen. Ook bij overgewicht spelen psychische factoren, zowel in het ontstaan als in de gevolgen ervan, een rol. Mensen met diabetes bijvoorbeeld hebben een groter risico op het ontwikkelen van depressieve klachten (en mensen die daarmee kampen ontwikkelen vaak overgewicht, één van de oorzaken van het ontstaan van diabetes). Alcohol Overmatig alcohol gebruik leidt tot aanzienlijke gezondheidsschade op korte en langere termijn. Daarnaast zijn er maatschappelijke en economische consequenties zoals verlies aan arbeidsproductiviteit, arbeidsverzuim, schooluitval, criminaliteit, verkeersongevallen, gezondheidszorg en verslavingszorg. Voor jonge mensen is gebruik van alcohol extra ongezond. Het overmatig drinken van alcohol remt de groei en ontwikkeling van hersenen en organen. Specifieke doelgroepen zijn de jeugd en kwetsbare groepen (burgers met een lage SES). Voor een effectieve alcoholpreventie is integraal beleid van belang, dat inspeelt op meerdere factoren die het alcoholgebruik beïnvloeden: maatschappelijke normen, persoonlijke motivatie, beschikbaarheid van alcohol en handhaving/toezicht. Veel factoren zijn niet direct vanuit gezondheidsbeleid te beïnvloeden, maar vereisen maatregelen op andere gemeentelijke beleidsterreinen zoals de Wmo, veiligheid, onderwijs, jeugd, horeca en sportbeleid. Ook hier is een goede samenwerking tussen (zorg- en welzijns)partijen op lokaal niveau geboden. Roken Roken is de belangrijkste vermijdbare oorzaak van ziekte en overlijden. Het percentage rokers in Nederland is gedaald. Onder hoogopgeleiden neemt het aantal rokers sterker af dan onder laagopgeleiden; zorgen zijn er met name ook over vrouwen die tijdens de zwangerschap door blijven roken. Rookverslaving is een belangrijke oorzaak van toenemende sociaaleconomische gezondheidsverschillen. Vooral lokale tabakspreventie biedt een kans om het aantal rokers terug te dringen en gezondheidswinst te behalen. Gemeenten en uitvoerende organisaties kunnen een belangrijke rol spelen bij de toegeleiding van rokers naar bestaande ondersteuning bij stoppen met roken. Voor de CJG’s is er een belangrijke taak weggelegd bij de preventie van roken door kinderen en jongeren, van meeroken en doorroken bij zwangerschap. Overgewicht De basis voor een gezonde leefstijl is een gezond gewicht. Mensen met een gezond gewicht voelen zich fitter, bewegen soepeler en zitten beter in hun vel dan mensen met overgewicht. Een gezond gewicht verkleint de kans op hart- en vaatziekten, diabetes, een aantal vormen van kanker en psychische klachten. Overgewicht komt voor bij volwassenen en kinderen. Overgewicht bij kinderen heeft zowel in de kindertijd als op latere leeftijd gevolgen voor de gezondheid. Voor een effectieve preventie van overgewicht is integraal beleid nodig, dat inspeelt op meerdere factoren die overgewicht veroorzaken. Een belangrijk uitgangspunt is het mogelijk maken van een gezonde keuze op het gebied van voeding en beweging. Dit vereist niet alleen maatregelen vanuit gezondheidsbeleid, maar juist ook op andere beleidsterreinen zoals onderwijs of ruimtelijke ordening. Daarnaast is de inbreng van lokale partners belangrijk bij het terugdringen van overgewicht.
15
Psychosociale problematiek Gezondheid en welzijn zijn nauw met elkaar verbonden. Burgers die zich gezond voelen, ervaren minder spanning, zijn ondernemend (participeren) en houden er een meer gezonde leefstijl op na. Mensen die psychische problemen ervaren, bijvoorbeeld door een burn-out, werkloosheid, relatieproblemen, huiselijk geweld, of pesten, zijn geneigd een meer ongezonde leefstijl aan te wenden. Zij zien daardoor hun lichaam veranderen en voelen zich minder gezond. Mensen die zich niet gezond voelen of met overgewicht kampen, hebben daarnaast meer kans op het krijgen van (meer) psychische problemen. Depressie behoort tot de top vijf van ziekten met de hoogste ziektenlast. Mensen met een depressie doen een groot beroep op de gezondheidszorg en melden zich vaker ziek. Dit brengt aanzienlijke economische gevolgen met zich mee. Voor een effectieve preventie van psychosociale problematiek als depressie is integraal beleid nodig, opgebouwd vanuit de analyse van achterliggende determinanten. Hier liggen dus ook relaties met andere beleidssectoren, zoals Wmo, welzijn, onderwijs, jeugd en sport. Het beleid is gericht op meerdere factoren die psychische problemen beïnvloeden. Het is van belang dat mensen met psychische klachten zo vroeg mogelijk worden gesignaleerd en (preventief) behandeld worden; hier ligt een taak voor professionals en
zorgverzekeraars.
Kwetsbare groepen Met het huidige aanbod van interventies, vaak universele interventies, wordt tot nog toe onvoldoende resultaat geboekt. Het lukt niet goed sociaal economische gezondheidsverschillen te verkleinen. We weten dat dit samenhangt met een ongezonde leefstijl, roken, weinig beweging, ongezonde voeding en alcoholmisbruik – fenomenen die we vooral zien bij mensen met een lage sociaal-economische status (SES). Gedragsverandering is voor een deel van hen zonder hulp al helemaal een onhaalbare kaart. Daarbij denken we in de eerste plaats aan volwassenen en kinderen die leven in armoede of zonder structurerende dagbesteding, aan ouderen met een zwak of ontbrekend sociaal netwerk, aan mensen met een psychische beperking of een psycho-sociale belasting zoals ervaren mishandeling in de kindertijd. Vergrijzing vormt hierbij een extra risicofactor door de stapeling van problemen. Om onze doelgroepen te bereiken willen wij aansluiten bij hun behoeften en mogelijkheden. Dat kan middels ‘social marketing’. Door social marketing kun je gewenst gedrag ‘verkopen’ op basis van inzicht in de werkelijke drijfveren van de doelgroep. Dat kan leiden tot een andere segmentatie, tot andere aangrijpingspunten voor verandering. Ofwel tot een actie die een doelgroep aanspreekt en prikkelt om daadwerkelijk iets te gaan veranderen. De techniek kan door (welzijns) professionals in de gemeente worden uitgevoerd. Zij kennen veel mensen en kunnen (eventueel via sleutelfiguren) met de doelgroep in contact komen. Professionals hebben doorgaans ook een clientèle uit de genoemde kwetsbare groepen. De vragen en problemen van deze groepen beïnvloeden niet alleen hun leefstijl, maar andersom kan een gezondere leefstijl ook bijdragen aan het oplossen daarvan. Aandacht voor een verbetering van die leefstijl heeft daarom een breder belang dan alleen gezondheid. Om ervoor te zorgen dat professionals ‘breed’ kijken, is het van belang dat zij de relatie tussen allerhande problemen en de leefstijl erkennen. Wanneer zij dat doen, kunnen zij helpen mensen uit de genoemde risicogroepen – via stimulans en ondersteuning- de verantwoordelijkheid te nemen voor zichzelf en hun omgeving.
16
Uitwerking Hiermee hebben we de kaders voor ons gezondheidsbeleid geschetst, en onze speerpunten voor de komende vier jaar benoemd. De vertaling hiervan in operationele plannen en activiteiten is de volgende opdracht die we onszelf stellen. We doen dat in ons Uitvoeringsprogramma 2012-2016, dat na vaststelling in de raad (juni 2012) als appendix bij deze kadernota wordt opgenomen. Voor een deel is de inhoud daarvan ‘verwijzend’ van aard – veel winst is er immers te behalen door bestaand beleid op andere terreinen mede in te zetten voor het behalen van onze gezondheidsdoelen. Soms vragen gezondheidsproblemen echter ook om gerichte oplossingen. Ook deze werken we uit in het Uitvoeringsprogramma – waarbij we kritisch kijken naar de te verwachten effecten, mede in het licht van de bezuinigingsdoelstellingen.
17
6. Monitoring Gemeenten hebben met de landelijke nota Volksgezondheid meer beleidsvrijheid gekregen in de keuzes die zij maken op dit gebied. Dit heeft uiteraard consequenties voor de wijze waarop de Inspectie voor Gezondheidszorg haar rol in de toetsing van gemeentelijk gezondheidsbeleid inricht. De kwaliteit van de nota zelf, de inzet van de gemeente en de verbinding met andere beleidsterreinen staan daarbij centraal. Gemeenten zullen minder dan voorheen worden afgerekend op het behalen van inhoudelijke prestatie-indicatoren. Desondanks vinden we het van groot belang om te volgen of onze acties ook het gewenste resultaat hebben opgeleverd en bijdragen aan de geformuleerde doelstellingen. Meten is weten! Daarom zullen we langs twee lijnen onze monitoring inrichten. Het vierjaarlijkse Gezondheidsprofiel biedt voor de verschillende (clusters van) gemeenten veel informatie over de gezondheidstoestand van haar inwoners ten opzichte van andere gemeenten, ten opzichte van landelijke cijfers en ten opzichte van eerdere jaren. Het succes of effect van ons Lokaal Gezondheidsbeleid kan hieruit niet zonder meer worden afgeleid. Meerdere (f)actoren hebben immers invloed op de gezondheid van mensen; directe relaties tussen input en outcome kunnen daarom niet worden gelegd. Bovendien worden de effecten van onze inzet veelal pas op de lange termijn zichtbaar. In ons uitvoeringsprogramma formuleren we we een aantal acties waaraan vervolgens resultaten en doelstellingen zijn gekoppeld. Monitoren begint bij heldere en SMART geformuleerde doelstellingen die concreet worden gemaakt via indicatoren. Waar dan kan en zinvol is hanteren we outcome-indicatoren (het percentage kinderen met overgewicht is met x% gedaald). Vaker echter zal het gaan om output-indicatoren (vanuit de Deel informeren dorpscoaches en medewerkers Jeugdgezondheidszorg ouders en jongeren over gezondheidsaspecten of informatiemateriaal over psychische gezondheid, bijvoorbeeld het omgaan met stress, is te vinden bij de huisartspraktijken in onze gemeente). Tenslotte monitoren we op procesaspecten (zoals ‘de samenwerking tussen de eerste lijn en welzijnsinstellingen is verbeterd’ of ‘van de geplande activiteiten is x% volgens plan uitgevoerd’). Voor het volgen van het uitvoeringsprogramma maken we gebruik van de systematiek van de jaarrekening. Daartoe stellen we jaarlijks een stand-van-zaken-notitie op die informatie voor de jaarrekening oplevert. Eventueel gewenste bijstelling van beleid kan dan worden meegenomen in de plannen en begroting van het opvolgende jaar.
18
7. Communicatie Na de opiniërende bespreking in de raadscommissie willen we deze kadernota voor advies voorleggen aan onze samenwerkingspartners en de WMO-adviesraad namens de bevolking. Voor deze raad wordt tijdens de inspraakperiode een toelichting op de inhoud van de nota gegeven. Na definitieve vaststelling van deze nota in de raad zullen wij de communicatie vooral koppelen aan de ‘highlights’ uit het nog op te stellen uitvoeringsprogramma. We richten daarmee de focus vooral op voor onze bevolking herkenbare, concrete activiteiten. Als communicatiekanalen maken we primair gebruik van onze website en gemeentepagina. Als daar aanleiding voor is vragen we aandacht van de lokale en regionale media.
8. Financiën Wij beschouwen, net als onze inwoners, gezondheid als een groot en kostbaar goed. Dat betekent echter niet dat wij dat vertalen naar het beschikbaar stellen van een ruim budget om die gezondheid te verbeteren. Onze financiële situatie maakt dat niet mogelijk, maar het hóeft ook niet. Zo zijn er, bijvoorbeeld op het gebied van het milieubeleid, allerlei regelingen getroffen waarvoor de bekostiging al structureel is geregeld. Belangrijker nog is dat wij In onze visie hiervoor al hebben gezegd dat gezondheid vooral wordt bepaald door een samenspel van talloze factoren, waarvan de meesten buiten het terrein van de volksgezondheid zijn te vinden. Het belangrijkste is dan ook dat we in alle beleid de gevolgen voor de gezondheid mee laten wegen en gezondheid ook daar als (financiële) taakstelling meenemen. Zo creëren we gunstige voorwaarden voor gezondheid. Soms is dat echter niet voldoende en moeten er specifieke maatregelen worden getroffen of activiteiten worden aangeboden. Bijvoorbeeld om onze inwoners te stimuleren om hun leefstijl aan te passen, of om het zorgaanbod te verbeteren. In de meerjarenraming van onze gemeente is reeds een bedrag van €2500.- opgenomen. Verder zullen we bezien in hoeverre er in bestaande budgetten op het gebied van welzijn activiteiten kunnen worden gefinancieerd. In het uitvoeringspgrogramma zullen we een overzicht van de kosten en de dekking ervan opnemen.
19
Bijlage: achtergronden van gezondheidsbeleid (voor wie meer wil weten)
Vanzelfsprekend Erg veel mensen vinden een goede gezondheid belangrijk. Sedert 1990 blijkt uit opinieonderzoek dat 60% van de Nederlanders ‘een goede gezondheid’ als belangrijkste waarde noemen. Maar mensen staan er vaak niet bij stil omdat gezondheid vanzelfsprekend is zolang het goed gaat. Dan wil men de leefwijze daar niet aan ondergeschikt maken. In de diverse interviews is geprobeerd om het abstracte begrip gezondheid inzichtelijk te maken. Daarbij is, onder andere, gebruikt gemaakt van een tweedeling externe en intern gezondheid. Bij externe aspecten van gezondheid gaat het om het handelen als individu (kunnen doen wat je wilt; onafhankelijk zijn, bewegingsvrijheid, mobiliteit). Bij interne aspecten van gezondheid gaat het om de beleving en ‘jezelf gezond voelen’ (lekker in je vel zitten, fit zijn, energie hebben, geest en lichaam in balans). Gezondheid kan ook omschreven worden als het ontbreken van klachten en de afwezigheid van contacten met medische instanties. Uit internationale overzichtstudies naar gezondheidsopvattingen blijkt dat het bij gezondheid gaat om (i) afwezigheid van ziekte, (ii) mee kunnen doen in overeenstemming met eigen verwachtingen (functionele opvatting), (iii) in balans zijn en (iv) de capaciteit om mee te kunnen doen. Gezond gedrag bevorderen en participatie De Nederlandse overheid probeert gezond gedrag te bevorderen. Kennis van de gezondheidsbeleving kan van nut zijn om gezond gedrag te bevorderen. Als mensen de dingen kunnen doen die ze willen dan moeten ze daar de energie voor hebben. Uit dit onderzoek blijkt dat deelname aan het maatschappelijke leven mensen energie kan geven en op die manier bijdraagt aan de gezondheid. Gezond & ziek: een goede ervaren gezondheid zijn met een chronische ziekte Door de vergrijzing neemt het aantal ouderen en ook het aantal ziektes toe. Het aantal mensen met een chronische ziekte (hoge astma, copd, depressie, hoge bloeddruk, diabetes) is, na correctie voor leeftijd (vergrijzing), de afgelopen drie decennia toegenomen. Dit komt doordat ziekten eerder gesignaleerd worden en de sterftekansen zijn afgenomen. Door deze toenemende ziektelast is extra aandacht nodig van de ervaren kwaliteit van leven nodig. Daarbij is ook participatie van groot belang. Uit de cijfers blijkt dat ondanks een toename van chronische ziekte de ervaren gezondheid is toegenomen. Dit blijkt ook uit verhalen van mensen met chronische ziekte die hun ervaren gezondheid goed noemen. Voor hen betekent gezond dat je ‘de dingen kunt doen die je wilt doen’, ‘niet afhankelijk zijn van anderen’, fit zijn’ of ‘in balans zijn’. Ongezond zijn betekent dan ‘onrustig’, ‘afhankelijk van medische instanties’, ‘minder kunnen dan je zou willen’ of ‘sociaal isolement ervaren’. Gezond Leven Als mensen praten over iets doen of laten voor je gezondheid gaat het lang niet altijd over de speerpunten van het preventiebeleid van de (gemeentelijke en rijks-)overheid. Als burgers praten over gezond leven noemen ze hun eigen manier om een goede gezondheid te ervaren: je goed voelen door voldoende te slapen en ontspannen, voldoende te bewegen om je fit te voelen, matig te zijn met eten om iets af te vallen, voeding te gebruiken die je zelf gezond vindt, et cetera. Er is ook een omvangrijke groep burgers die gezond gedrag vertonen omdat ‘het moet’ (risicogroepen). Het gaat om mensen met een risicofactor (overgewicht, overmatig drinken, te weinig bewegen) of een chronische ziekte (vetzucht, hoge bloeddruk) die zich realiseren dat ze hun gedrag ‘moeten’ aanpassen. Dit horen ze van zorgprofessionals, publieksmedia en soms uit de eigen sociale omgeving. Omdat deze mensen ‘iets’ hebben is de rol van zorgprofessionals belangrijk. Die kan voor hen een invloedrijke adviseur zijn. Sociaal-economische status Het zijn vaker mensen met een lage sociaal-economische status de gezond ‘moeten’ leven (meer risicofactoren en vaker chronische ziekte). Behalve hun gezondheid hebben ze vaak ook anderen sores: wonen in een minder aantrekkelijke woning/buurt, lager inkomen en ander toekomstperspectief (leven meer bij de dag). Zij ervaren ongezonde leefgewoontes vaak als genietmomenten. Men leeft meer bij de dag en heeft minder oog voor de lange termijn. Hun perceptie is dat hun gezondheid een ‘accu’ is die niet helemaal meer kan worden opgeladen. Gezondheid is voor deze mensen wel belangrijk maar krijgt minder prioriteit doordat andere zaken meer aandacht vragen. Bij officiële gezondheidsinformatie overheerst wantrouwen. In gelikte overheidsfolders en commerciële reclame figureren te vaak rolmodellen waar lage-SES-doelgroep zich niet mee kunnen identificeren (slank, rimpelloos, vrolijk, etc.) omdat hun eigen werkelijkheid anders is. Bedreigingen voor de gezondheid
20
VTV en CBS constateren dat ongezond gedrag zich heeft gestabiliseerd. Om daar verandering in aan te brengen dient het perspectief van de doelgroep, waar de meeste winst te behalen is (gezond gedrag omdat ‘t ‘moet’), betrokken te worden. Bij risicogroepen zijn een aantal bedreigingen voor gezond leven benoemd. Gezelligheid en gezondheid gaan vaak niet samen omdat er binnen een groep lastig is om een gezonde keus te maken (nee zeggen tegen het slagroomgebakje bij een traktatie, een rondje bier af te slaan, etc.). Onregelmatig leven en stress gaat vaak samen met ongezonde keuzes (roken om de spanning te breken, snacks eten door de haast, laat naar bed en geen tijd voor ontbijt, geen tijd voor sport door drukte, etc). Slecht in je vel zitten bevordert ongezonde keuzes; het maakt allemaal niet meer uit (depri zijn en daardoor weinig bewegen en/of ongezond eten). Verveling bevordert inactief gedrag (tv kijken biedt veel prikkels voor snacks, thuis blijven zonder bewegen). Triggers voor gezond leven De confrontatie met ‘jezelf’ is een terugkerend element bij personen die hun leefwijze in gunstige zin hebben veranderd. Het gaat om harde feiten (te zwaar op de weegschaal, kleding niet meer passen, teruglopende conditie, niet meer mee kunnen doen met beweging/sport), slecht nieuws (medisch consult, uitslag van test, naasten of bekenden die ernstig ziek zijn), voorlichting (confronterende reclame over risicofactoren), levensfase (kinderwens en stoppen met drank en roken, functiestoornissen ouderen). Confrontatie kan ook tot onverschilligheid leiden. Gedragsverandering komt niet van zelf. Deelnemers aan de groepsgesprekken noemen een aantal voorwaarden voor gedragsverandering: rust en ruimte hebben, beslismoment creëren, wilskracht tonen, sociale steun ervaren en kiezen voor zelfbescherming. Dit focus op eigen verantwoordelijkheid en individuele gedragsverandering is een noodzakelijk complement op de grote belangstelling bij beleidsmakers en gezondheidbevorderaars voor het inrichten van een gezonde omgeving. Een aantal deelnemers wil eenvoudig niet gezond leven maar kiezen voor ‘lekker en stout’, vinden hun huidige gezondheid vanzelfsprekend zonder aan de toekomst te denken. Informatiesamenleving Publieksmedia verspreiden systematisch veel en ongericht informatie. Gezondheid is een gewild onderwerp. Deze informatisering is een langdurige sociale trend die kansen en bedreigingen biedt. Overbelasting met gezondheidsinfo kan averechts uitwerken. Beter opgeleide mensen putten meer rendement uit de huidige informatiesamenleving. In de publieksmedia en sociale netwerken wordt veel gezondheidsinformatie verspreid. Hoger opgeleiden kunnen makkelijker een onderscheid maken tussen de zeggingskracht van onafhankelijke media en commerciële gezondheidsinfo. Commerciële media worden gewantrouwd. Door de overmaat aan (soms weinig betrouwbare) informatie zijn er regelmatig tegenstrijdige berichten. Als strategie hanteren sommige burgers dan het vertrouwen op hun eigen ‘gezonde’ verstand, gevoel en eigen ‘intuïtie. Anderen, vaker lager opgeleid, gaan wantrouwen; niet alleen de media maar ook de nette glossy (overheids)folders. De overdaad aan informatie zorgt er voor dat boodschappen van gezondheidsvoorlichting en reclame door elkaar gehaald worden en dat de bron van informatie soms niet duidelijk is (hetgeen de geloofwaardigheid aantast). Overdadig gebruik van epidemiologische informatie kan onbedoelde nadelige effecten hebben. Informatie van professionals kan, vooral als er een vertrouwensband bestaat, invloedrijk zijn. Korte pakkende en grappige (gezondheids)boodschappen blijven vaker en beter hangen (roken: niet waar de kleine bij is, wie is de bob, etc.). Als de overheid adviseert over de leefwijze dient rekening gehouden te worden met (a) te veel regels, (b) inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, (c) stigmatisering. Betere kans van slagen heeft een boodschap als er humor in zit en vertrouwde of gezaghebbende personen uitspraken doen. Ook de lokale overheid (w.o. GGD) kan haar (epidemiologische) informatie en ‘haar’ gezondheidsboodschappen matigen en doseren. Samenvattend Ervaren gezondheid en een gezonde leefwijze heeft voor burgers te maken heeft met participatie (‘doen wat je wilt’) en sensatie (ergens energie van krijgen, evenwicht). Het hebben van een beperking en/of chronische ziekte is daarbij geen belemmering. Behalve gedoseerde en betrouwbare informatie over ‘gezond zijn’ spelen ook intuïtie en gevoel een doorslaggevende rol. Momenten van bewustwording en confrontatie blijken doorslaggevend te zijn voor gezonde keuzes. Een omgeving die gezonde keuzes mogelijk maakt is van belang. Daarbij kan betrokkenheid van (vertrouwde) zorgprofessionals een bijdrage leveren aan gedragsverandering.
21