CONCEPT ANTENNEBELEID 2013 december 2013
Kaatsheuvel l Loon op Zand l De Moer
Pagina 2 van 26
INHOUDSOPGAVE 1
INLEIDING ........................................................................................................................ 4 1.1 Doel beleid ........................................................................................................... 4 1.2 Procedure ............................................................................................................ 5 1.3 Leeswijzer ............................................................................................................ 5
2
ACHTERGRONDINFORMATIE ....................................................................................... 6 2.1 Antenne-installatie ............................................................................................... 6 2.2 Plaatsingsmogelijkheden van antennes .............................................................. 6 2.3 Gezondheid .......................................................................................................... 7 2.4 Informatiebronnen antenne-installaties................................................................ 7
3
WET- EN REGELGEVING ............................................................................................... 8 3.1 De Wabo en procedures tot afwijken van het bestemmingsplan ........................ 8
4
ANTENNEBELEID GEMEENTE LOON OP ZAND ....................................................... 11 4.1 Huidige locaties antenne-installaties ................................................................. 11 4.2 Algemene uitgangspunten ................................................................................. 12 4.3 Uitgangspunten situering masten ...................................................................... 12 4.4 Inhoud regeling antenne-installaties voor mobiele communicatie ..................... 15
BIJLAGE A
LITERATUUR ................................................................................................ 17
BIJLAGE B
BEGRIPSBEPALINGEN................................................................................ 18
BIJLAGE C
EFFECTEN OP DE GEZONDHEID .............................................................. 19
BIJLAGE D
OVERIGE WETGEVING ............................................................................... 21
BIJLAGE E
LOCATIES ANTENNE-INSTALLATIES GEMEENTE LOON OP ZAND....... 25
BIJLAGE F
VERBEELDING GEBIEDSINDELING ANTENNEMASTEN ......................... 26
Pagina 3 van 26
1
INLEIDING
Mobiele communicatie maakt de laatste jaren een ongekende groei door. Burgers en bedrijven hechten belang aan goede mobiele communicatiemogelijkheden. De ontwikkelingen op het gebied van mobiele communicatie volgen elkaar in snel tempo op. Het tijdperk van de mobiel communiceren begon met mobiel bellen en per sms, ook wel de tweede generatie genoemd (2G). Daarna kwam UMTS, het ‘3rd generation’ (3G) netwerk. Hiermee is het mogelijk via de telefoon op internet te gaan. De opvolger van het 3G netwerk is UMTS-LTE, het ‘4th generation’ (4G) netwerk. Dit mobiele netwerk maakt het mogelijk om zonder vertraging live video’s, foto’s en andere grote bestanden te bekijken en te delen vanaf je smartphone. De mobiele communicatie kan niet plaatsvinden zonder antennes. Door het toenemende aantal gebruikers en aanbieders van mobiele communicatienetwerken is er sprake van een groeiende vraag naar plaatsingsmogelijkheden voor antenne-installaties. Vaak kunnen antenne-installaties geplaatst worden op bestaande bouwwerken, waardoor deze (meestal) omgevingsvergunningvrij kunnen worden geplaatst. Indien er geen bestaande hoge bouwwerken aanwezig zijn, moeten dergelijke installaties in speciale masten worden geplaatst. Het plaatsen van vrijstaande masten voor antenne-installaties is omgevingsvergunningplichtig. De meeste bestemmingsplannen voorzien echter niet in de mogelijkheid om masten ten behoeve van antenne-installaties te bouwen. Wel kan de gemeente Loon op Zand met behulp van een buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan medewerking verlenen aan de plaatsing van een antennemast. Providers doen steeds vaker een beroep op de gemeente voor het plaatsen van installaties om een goede bereikbaarheid te waarborgen. Het zoeken naar goede locaties voor de noodzakelijke antenne-installaties is telkens weer een opgave, waarbij in steeds meer gevallen een maatschappelijke discussie ontstaat. Een antenne in de achtertuin is ongewenst, om niet te spreken over de vrees voor de gezondheidsrisico’s vanwege elektromagnetische straling. Tot dusver heeft gemeente Loon op Zand ad hoc meegewerkt aan het zoeken naar locaties en het plaatsen van antenne-installaties. Vanwege het groeiende gebruik van mobiele telefonie is het zo dat bestaande gsm antenne-installaties lang niet overal voldoende dekking meer bieden. Ten tweede wordt, vanwege het toenemende aantal smartphone gebruikers, almaar meer gebruik gemaakt van internet(-applicaties) op de mobiele telefoon. De vraag vanuit de mobiele dienstverleners naar opstelpunten (zoekgebieden) voor nieuwe UMTS(LTE) antenne-installaties zal daarom fors toenemen.
1.1
Doel beleid
De gemeente Loon op Zand streeft naar een goede ontvangst van radio- en tv-signalen, mobiel bellen en internet. Dit doet zij in het belang van de consument, die een betrouwbaar digitaal netwerk eist van hoge kwaliteit. De consument wil echter niet geconfronteerd worden met de daarvoor benodigde antenne-installaties, zeker niet in de achtertuin (Not in my back yard). Begrijpelijk worden er soms bezwaren gemaakt tegen de plaatsing van antenneinstallaties, enerzijds vanwege de aantasting van de schoonheid van de omgeving en anderzijds vanwege de eventuele schadelijke straling die de gezondheid zou kunnen aantasten. Voorlopig heeft geen enkel wetenschappelijk onderzoek kunnen bevestigen dat de straling in de vorm van elektromagnetische velden nabij zendmasten schadelijk zou zijn voor de gezondheid.
Pagina 4 van 26
De gemeente wil met het onderhavige document de plaatsing van nieuwe vergunningsplichtige antenne-installaties in goede banen leiden, dusdanig dat de belangen van provider en burger worden behartigd. Om te komen tot een verantwoorde stedenbouwkundige, landschappelijke en maatschappelijke inpassing van antennemasten is beleid ten aanzien van de locatiekeuze noodzakelijk. De gemeente wil twee doelen bereiken via het onderhavige beleidsdocument, die hierbij toegelicht worden: A – Een verantwoorde ruimtelijke inpassing van vergunningsplichtige antenne-installaties B – Het streven naar een telecommunicatienetwerk van acceptabele kwaliteit
1.2
Procedure
Het concept Antennebeleid 2013 is door het college van burgemeester en wethouders van Loon op Zand op 4 december 2013 gepubliceerd in de Duinkoerier, het Elektronisch Gemeenteblad en op www.loonopzand.nl. Vervolgens heeft de conceptbeleidsnotitie voor iedereen gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode was het mogelijk een inspraakreactie in te dienen tegen het concept Antennebeleid 2013. Van die mogelijkheid is wel/geen gebruik gemaakt. De beleidsnotitie is op [DATUM] vastgesteld door de gemeenteraad.
1.3
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 is achtergrondinformatie over antenne-installaties opgenomen en de daarbij behorende maatschappelijke discussie. Vervolgens worden in het derde hoofdstuk alle relevante wetten en regels voor het plaatsen van antenne-installaties besproken. In het vierde hoofdstuk staan de beleidsregels die de gemeente hanteert voor de plaatsing van vergunningsplichtige antenne-installaties (masten). Deze regelgeving is opgesteld op basis van het belang van provider, burger en gemeente zelf. Deze zijn opgenomen in paragraaf 4.4.
Pagina 5 van 26
2
ACHTERGRONDINFORMATIE
Op 1 oktober 2013 telde Nederland 27.690 antenne-installaties voor mobiele communicatie (telefonie en mobiel internet). Dat aantal groeit nog jaarlijks. De afgelopen twee jaar steeds met ruim 5 procent. In 2012 kwamen er per saldo 1366 antennes bij. Het bereik van een antenne varieert van 100 meter tot 10 kilometer, dat hangt samen met het gebied waar deze staat. In een dunbevolkt gebied kan een antenne een groot gebied van goed signaal voorzien. In een stad zijn er meer nodig, omdat daar meer obstakels staan en er meer gebruikers zijn. Dit verklaart ook slecht bereik rond grote evenementen. Hoe meer mensen gebruik maken van mobiele communicatiediensten, des te meer antenne-installaties er nodig zijn.
2.1
Antenne-installatie
Draadloze signalen kunnen door elektromagnetische velden of radiofrequenties verstuurd worden. In het dagelijks leven zouden we niet meer zonder radiofrequenties kunnen. Zonder deze frequenties zouden we bijvoorbeeld niet kunnen bellen met onze gsm en niet kunnen luisteren naar de autoradio. Mobiele communicatie kan niet zonder antennes tot stand komen. Afhankelijk van de te overbruggen afstand tussen zender en ontvanger en de gebruikte frequentie, is er een bepaald zendvermogen nodig. Hoe groter de te overbruggen afstand, des te krachtiger het zendvermogen moet zijn. Elke antenne-installatie heeft een beperkte capaciteit. In drukbevolkte gebieden waar veel gebruik gemaakt wordt van allerlei telecommunicatiediensten zijn meer antennes nodig dan in minder drukke gebieden.
2.2
Plaatsingsmogelijkheden van antennes
Een mobiele operator (provider) gaat altijd op zoek naar de meest ideale plek voor een antenne-installatie. Hierbij is de locatie van de gebruiker belangrijk. Een kerktoren midden in een dorp is bijvoorbeeld een locatie die vaak wordt benut met antennes. Signalen die via een dergelijke hoog geplaatste antenne-installatie lopen, ondervinden weinig hinder van obstakels, waardoor het signaal krachtiger is en langere afstanden kan overbruggen. Wanneer hoge opstelpunten (op gebouwen) niet beschikbaar zijn, moet de operator op zoek naar een alternatief. Hierdoor kan het voorkomen dat de operator een dekking- of capaciteitsprobleem niet met één enkele antenne kan oplossen. Elke operator heeft een eigen mobiel netwerk. Een goede dekking voor de ene operator betekent niet per definitie dat ook de andere operators bij gebruikmaking van dezelfde antennemasten over een goede dekking beschikken. Het plaatsen van vergunningsvrije antenne-installaties gaat vaak eenvoudig. Voor de plaatsing van vergunningsplichtige antennes ligt dat anders. De gemeente moet vaak bereid zijn een afwijking van het bestemmingsplan toe te staan, omdat het bestemmingsplan een vergunningsplichtige antenne-installatie vaak niet rechtstreeks toestaat. Deze beleidsnotitie biedt een handvat om aanvragen voor vergunningsplichtige antenne-installaties te behandelen en tot een zorgvuldige overweging te komen. De gemeente kijkt voornamelijk met een stedenbouwkundige bril en wil, onder andere met het antennebeleid dat zij voert, ontsiering van de omgeving en wildgroei van antenne-installaties en masten voorkomen. Daarom worden operators gewezen gebruik te maken van sitesharing, een wettelijke verplichting op basis van de Telecommunicatiewet. Wanneer sitesharing niet mogelijk blijkt is gebruik maken van bestaande (hoge) gebouwen een goed alternatief. Het plaatsen van een solitaire mast moet altijd de laatste optie zijn.
Pagina 6 van 26
2.3
Gezondheid
De plaatsing van antenne-installaties zorgt regelmatig voor maatschappelijke onrust vanwege onzekerheid bij de burger over de effecten op de gezondheid (zie bijlage C). Daarnaast zijn antenne-installaties en met name de masten ongewenst in de ‘achtertuin’. De consument wil enerzijds een betrouwbaar netwerk, dat een hoge kwaliteit levert, anderzijds wil men niet geconfronteerd worden met antenne-installaties, vanwege ontsiering van de omgeving en angst voor eventuele effecten op de gezondheid. De operator wil een betrouwbaar netwerk van hoge kwaliteit realiseren voor haar klanten. Het oordeel over de mogelijke gezondheidsrisico’s is aan de minister van Infrastructuur & Milieu voorbehouden en leent zich niet voor beoordeling door het gemeentelijk bestuur. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is van mening dat er gelet op de onderzoeken, geen aanwijzingen zijn die een terughoudend beleid ten aanzien van de plaatsing van UMTS en GSM in de leefomgeving rechtvaardigen. Ook de jurisprudentie van de Raad van State geeft aan dat omgevingsvergunningen niet op basis van gezondheidsoverwegingen mogen worden geweigerd.
2.4
Informatiebronnen antenne-installaties
Het is voorstelbaar dat burgers vragen hebben over antenne-installaties. De volgende websites bevatten relevante informatie: www.antennebureau.nl. Op deze website is onder andere informatie over geplaatste vergunningsplichtige antennes te vinden en alle wetgeving met betrekking tot de plaatsing van antennes. www.rijksoverheid.nl/antennes. Op deze site staat veel informatie over antennes en overheidsbeleid. www.antenneregister.nl. Op deze website staan de locaties van de antenneinstallaties op een kaart aangegeven.
Pagina 7 van 26
3
WET- EN REGELGEVING
Voor de plaatsing van antenne-installaties gelden diverse wetten en regels. Deze worden niet alleen op gemeentelijk niveau vastgesteld, maar ook bijvoorbeeld op nationaal en internationaal niveau zijn er wetten, regels en verdragen die van toepassing kunnen zijn bij de plaatsing van een antenne-installatie. De volgende wet- en regelgeving (wetten en verdragen) is van toepassing op antenneinstallaties voor mobiele telefonie: Nationaal antennebeleid, de Antenneconvenant, artikel 10 uit het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), de Telecommunicatiewet, de Wet milieubeheer, de Monumentenwet, de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). In de Verordening ruimte van de provincie Noord-Brabant zijn geen regels opgenomen ten aanzien van antennes. Wel is ten aanzien van de ecologische hoofdstructuur (EHS) opgenomen dat een bestemmingsplan dat is gelegen in de ecologische hoofdstructuur: a. strekt tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden; b. regels stelt ter bescherming van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden en daarbij rekening houdt met de overige aanwezige waarden en kenmerken, waaronder de cultuurhistorische waarden en kenmerken. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een vergunningsplichtige antenne-installatie moet getoetst worden aan a) het bestemmingsplan, b) het bouwbesluit, c) de bouwverordening en eventueel d) de monumentenwet. Dus indien de aanvraag van een omgevingsvergunning voor bouwen niet past in het bestemmingsplan dan vormen deze genoemde documenten het toetsingskader. Daarvoor zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd: Zo min mogelijk masten en het verplicht delen van masten (site-sharing); Uitgaan van de visueel meest gunstige locatie, zo ver mogelijk uit het zicht; Zo passend mogelijk integreren in de omgeving. Het toetsingskader voor de beoordeling van het plaatsen van een mast vindt zijn grondslag in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), met de Wet Milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening (Wro) daarin geïntegreerd. Het toetsingskader en de wet worden uitvoerig besproken in paragraaf 3.1. Alle overige wetten, beleidsdocumenten en verdragen die mede van toepassing zijn bij de plaatsing van antenne-installaties zijn terug te vinden in bijlage D.
3.1
De Wabo en procedures tot afwijken van het bestemmingsplan
Sinds 1 oktober 2010 is de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo) met een bijbehorend complex van wet- en regelgeving van kracht. De Wabo brengt diverse vergunningstelsels voor activiteiten in de leefomgeving onder in één vergunningstelsels; dat voor de omgevingsvergunning. Een omgevingsvergunning kan toestemmingen bevatten voor meerdere activiteiten. Een omgevingsvergunning kan dus worden afgegeven voor zowel de activiteit bouwen van een bouwwerk, afwijken van een bestemmingsplan als veranderen van een beschermd rijksmonument. Omgevingsvergunningsvrij Voor antenne-installaties voor mobiele telecommunicatie die niet hoger zijn dan 5 meter (gemeten vanaf de voet van de installatie) is geen omgevingsvergunning nodig voor de bouwactiviteit en de planologische gebruiksactiviteit als deze op minimaal 9 meter hoogte worden geplaatst (bijlage II van het Bor). Dit zijn bijvoorbeeld antennes voor gsm en UMTS. Aan de vergunningsvrijheid van een deel van deze antennes zijn aanvullende voorwaarden gesteld. Deze staan in het Antenneconvenant. Ook andere antenne-installaties zijn onder bepaalde voorwaarden omgevingsvergunningvrij voor de genoemde activiteiten. Voorbeelden hiervan zijn kleine schotelantennes, Pagina 8 van 26
antennemasten voor C2000 (het communicatiesysteem voor hulpverleningsdiensten) en de masten voor elektronische waarschuwing en alarmering bij rampen, de zogenaamde WASmasten en antenne-installaties van radiozendamateurs. De omgevingsvergunningsvrijheid geldt niet voor het bouwen van antenne-installaties op of aan monumenten. Omgevingsvergunningsplichtig Voor antenne-installaties hoger dan 5 meter is een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen nodig. Ook voor het bouwen van antenne-installaties kleiner dan 5 meter op gemeentelijke- en rijksmonumenten is voor de activiteit bouwen van een bouwwerk een omgevingsvergunning vereist (plaatsing op monumenten is altijd vergunningsplichtig). Voor het plaatsen van een antenne-installatie op een rijksmonument en gemeentelijk monument is de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing. Er zijn twee procedures om een omgevingsvergunning voor te bereiden, de reguliere voorbereidingsprocedure en de uitgebreide voorbereidingsprocedure. In principe wordt voor alle aanvragen om omgevingsvergunning de reguliere voorbereidingsprocedure gevolgd, tenzij anders is bepaald. De reguliere voorbereidingsprocedure moet binnen 8 weken worden doorlopen (plus eventueel een verlenging van 6 weken). Als deze wettelijke termijn wordt overschreden dan ontstaat er van rechtswege een vergunning. Toetsing aan het bestemmingsplan Aanvragen voor een omgevingsvergunning worden getoetst aan het bestemmingsplan. Artikel 2.1 eerste lid sub c. van de Wabo geeft aan dat het verboden is om zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Voor de activiteit bouwen van een bouwwerk welke in strijd is met het bestemmingsplan zijn er echter verschillende mogelijkheden om een omgevingsvergunning te verlenen waarin wordt afgeweken van het bestemmingsplan. Binnenplans afwijken In een bestemmingsplan kan aangegeven zijn in welke gevallen en onder welke voorwaarden van de regels afgeweken kan worden. Wanneer aan deze voorwaarden wordt voldaan kan met een binnenplanse afwijking medewerking worden verleend (artikel 2.1, lid1 sub c Wabo juncto artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 1º Wabo). Buitenplans afwijken voor kruimelgevallen In bijlage II, artikel 4 van het Bor is een lijst met zogenaamde planologische kruimelgevallen opgenomen. Voor deze relatief kleine afwijkingen van het bestemmingsplan kan een aparte procedure worden doorlopen. Antenne-installaties niet hoger dan 40 meter staan in deze kruimellijst opgenomen (artikel 2.1, lid 1, onder c Wabo juncto artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 2º Wabo). Buitenplans afwijken en van tijdelijke aard De mogelijkheid om tijdelijk van de regels van het bestemmingsplan af te wijken, kan uitsluitend voor tijdelijke voorzieningen worden gebruikt. Daarna moet men het tijdelijk geplaatste bouwwerk weer verwijderen of het tijdelijke gebruik beëindigen. Een aanvrager moet met een verklaring of met een toelichting aangeven voor welke periode en waarvoor de tijdelijke voorziening noodzakelijk is. Alleen als de tijdelijkheid van het plan duidelijk aantoonbaar is, kan de gemeente tijdelijk van het bestemmingsplan afwijken (artikel 2.1, lid 1, onder c juncto art. 2.12, lid 2 Wabo). Buitenplans afwijken Voor alle overige gevallen kan een gemeente alleen (buitenplans) afwijken van het bestemmingsplan als een activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. (artikel 2.1, lid 1, onder c Wabo juncto artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 3º Wabo). Om in deze gevallen een omgevingsvergunning te kunnen verlenen dient de uitgebreide voorbereidingsprocedure doorlopen te worden.
Pagina 9 van 26
De Wet milieubeheer De Wet milieubeheer is geïntegreerd in de Wabo en de inhoud van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Ivb) is opgenomen in Bijlage I onder C van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Hierdoor moet voor deze milieu- inrichtingen of activiteiten een omgevingsvergunning aangevraagd worden. De twee meest voorkomende situaties waardoor een antenne-installatie omgevingsvergunningsplichtig is voor de activiteit oprichten van een milieu-inrichting, zijn: Als de antenne-installatie een ingangsvermogen heeft van meer dan 4 kW; Als de zendinrichting één of meer elektromotoren of verbrandingsmotoren heeft met een vermogen of een gezamenlijk vermogen van minimaal 1,5 kW. Bij de beoordeling van het ingangsvermogen van de zendinrichting wordt uitgegaan van het totale elektrische vermogen dat door de inrichting kan worden opgenomen en gebruikt wordt voor omzetting in elektromagnetische energie. Hierbij wordt in dus niet het zendvermogen bedoeld, maar het van elektriciteitsnet opgenomen vermogen. Antenne-installaties voor mobiele telecommunicatie werken meestal met opgenomen vermogens die veel lager zijn dan 4 kW. Om die reden is geen omgevingsvergunning nodig voor het oprichten van een milieuinrichting. Voor bijvoorbeeld een landelijke omroepzender wordt meestal gebruik gemaakt van opgenomen vermogens van meer dan 4 kW. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) Rijk, provincies en gemeenten leggen in ruimtelijke plannen vast hoe Nederland er nu en in de toekomst uit gaat zien. De Wro regelt hoe deze plannen tot stand komen en gewijzigd worden. In de Wro is onder meer vastgelegd hoe de lokale overheden met bestemmingsplannen moeten omgaan en hoe deze zo nodig moeten worden aangepast. Het bestemmingsplan en de beheersverordening blijven de planologische toetsingskaders met de inwerkingtreding van de Wabo. Als gevolg van de Wabo verdwijnen de regels over de verlening en handhaving van die toestemmingen uit de Wet ruimtelijke ordening. De Wro blijft echter de centrale wet voor het ruimtelijke ordeningsrecht. Zo wordt in deze wet voorzien in regels over kaderstellende en normatieve ruimtelijke plan- en besluitvorming op gemeentelijk, provinciaal en Rijksniveau. Ook biedt de Wro de regels voor coördinatie, schadevergoeding en grondexploitatie.
Pagina 10 van 26
4
ANTENNEBELEID GEMEENTE LOON OP ZAND
In de inleiding zijn de twee doelen die de gemeente wil bereiken met het antennebeleid reeds behandeld, namelijk: A – Een verantwoorde ruimtelijke inpassing van vergunningsplichtige antenne-installaties B – Het streven naar een telecommunicatienetwerk van acceptabele kwaliteit
Onder een verantwoorde ruimtelijke inpassing van antenne-installaties wordt verstaan: masten zodanig plaatsen, zodat deze minimaal waar te nemen zijn vanuit de leefomgeving De gemeente hecht vanuit welstands- en stedenbouwkundig oogpunt waarde aan een zo goed mogelijke integratie van antenne-installaties. Onder een betrouwbaar telecommunicatienetwerk van acceptabele kwaliteit wordt verstaan: volledige dekking van stedelijk gebied en langs grote wegen; voldoende capaciteit van het netwerk binnen stedelijk gebied en langs grote wegen (in het buitengebied is minder capaciteit nodig). De gemeente is in principe altijd bereid mee te denken met de providers bij het zoeken van een geschikte plaatsingslocatie. Dat houdt niet in dat de gemeente altijd bereid is om een vergunning te verlenen. In het derde hoofdstuk zijn de bestaande wetten en beleidsnota’s beschreven waarmee de gemeente Loon op Zand en de operators rekening dienen te houden bij de plaatsing van een antenne-installatie. Naast deze bestaande wet- en regelgeving heeft Loon op Zand zelf ook aanvullende beleidsuitgangspunten opgesteld, welke gelden voor vergunningsplichtige antenne-installaties.
4.1
Huidige locaties antenne-installaties
De gemeente Loon op Zand heeft de afgelopen jaren diverse aanvragen voor de plaatsing van antenne-installaties ontvangen, met name voor de plaatsing van masten. De masten (in totaal 6) binnen de gemeente zijn voornamelijk te vinden langs ontsluitingswegen, op bedrijventerreinen en aan de rand van het dorp. Daarnaast zijn er enkele andere populaire opstelpunten te vinden, zoals het dak van het Efteling Hotel. In bijlage E is een overzicht (verbeelding en tabel) van de adressen van antenne-opstelpunten binnen de gemeente Loon op Zand opgenomen. Er zijn binnen de gemeentegrenzen van Loon op Zand voldoende antenne-installaties voor gsm en UMTS te vinden, in totaal (met amateurzendmasten erbij) telt de gemeente 33 installaties. Vergelijkbare gemeenten (zowel in oppervlakte als aantal inwoners) als Goirle en Oisterwijk tellen respectievelijk 15 en 46 installaties. Het beleid van de gemeente is enerzijds gericht op de wensen van de providers, maar wil anderzijds het aantal nieuwe antennemasten tot een minimum beperken.
Pagina 11 van 26
4.2
Algemene uitgangspunten
Wanneer providers antenne-installaties plaatsen dienen zij rekening te houden met enkele uitgangspunten die in deze paragraaf zijn opgenomen. Deze worden gehanteerd naast de geldende wet- en regelgeving in hoofdstuk 3 en bijlage D. Looptijd beleid Allereerst heeft het antennebeleid van de gemeente Loon op Zand een onbepaalde looptijd. Het beleid is geldig tot het moment dat een herziening heeft plaatsgevonden. Een herziening kan plaatsvinden omwille van nieuwe wet- en regelgeving, technologische ontwikkelingen en door een veranderde praktijksituatie. Behoud bestaande vergunningsplichtige installaties en masten Loon op Zand kiest voor behoud van bestaande installaties en masten. Mogelijkheden op bestaande masten, met name de hoge antennemasten op het industrieterrein en langs de N261, dienen eerst benut te worden voordat naar alternatieve locaties wordt gekeken. Nieuwe antennemasten Loon op Zand wil een zo klein mogelijk aantal vrijstaande antennemasten en benadrukt daarom het belang van site-sharing. De verplichting tot site-sharing houdt in dat zendgemachtigden elkaar tegen een redelijke vergoeding moeten toelaten op de masten, tenzij dit technisch onmogelijk zou zijn. Indien een provider het wenselijk vindt een antenneinstallatie nabij de gemeentegrens te plaatsen, terwijl site-sharing aan de andere kant van de grens mogelijk is, dient door de provider contact opgenomen te worden met die betreffende buurgemeenten alvorens Loon op Zand medewerking zal bieden. Daarnaast geeft de gemeente de voorkeur aan plaatsing van vergunningsvrije installaties op hoge gebouwen. Bij plaatsing van een antennemast dienen samenwerkende partijen rekening te houden met de bereikbaarheid van de mast in verband met onderhoud. Derhalve moet de mast ontsloten kunnen worden vanaf een bestaande weg. Bereikbaarheid van de masten mag niet direct vanaf rijkswegen of provinciale wegen plaatsvinden, maar altijd via wegen van lagere orde of vanaf parkeerplaatsen.
4.3
Uitgangspunten situering masten
Om te komen tot een verantwoorde stedenbouwkundige, landschappelijke en maatschappelijke inpassing van antennemasten is beleid ten aanzien van de locatiekeuze en vormgeving noodzakelijk. We maken onderscheid tussen verschillende locaties binnen de gemeente en duiden per locatie aan in hoeverre een vrijstaande mast gewenst dan wel niet gewenst is. Er wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende gebieden. De afwegingen die per gebied zijn gemaakt worden vertaald naar werkbare regels. Deze zijn vastgelegd in paragraaf 4.4. Nieuwe antennemasten maken inbreuk op de ruimtelijke omgeving. Een mast tot maximaal 40 meter is in principe nergens wenselijk. Dit wil niet zeggen dat de gemeente de plaatsing van masten verbiedt. Ten behoeve van het streven naar een telecommunicatienetwerk van acceptabele kwaliteit is het soms noodzakelijk dat een nieuwe mast wordt geplaatst. Hieronder volgt een gebiedsindeling waarvoor specifieke regels gelden ten aanzien van het plaatsen van masten. Voorkeurslocaties voor masten zijn er niet aangezien deze nergens gewenst zijn binnen de bebouwing of in het landschap. De gemeente is bereid medewerking te verlenen aan de plaatsing van masten binnen enkele gebieden, maar lang niet overal. Overigens is het voorstelbaar dat de voorwaarden voor bepaalde situaties te beperkend zijn. Daarom kan in bepaalde gevallen, na een zorgvuldige afweging, gemotiveerd afgeweken worden van de voorwaarden zoals in deze beleidsnotitie opgenomen.
Pagina 12 van 26
4.3.1 Landelijk gebied Onder het buitengebied worden de gebieden buiten de bebouwde kom verstaan, ook wel aangeduid als landelijk gebied. Hieronder vallen gebieden met een agrarisch karakter, maar ook natuur- en recreatiegebieden. De gemeente Loon op Zand streeft naar een zo gunstig mogelijke landschappelijke inpassing van antenne-installaties, zodat geen afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of natuurwaarden in de directe omgeving. In principe dienen de installaties in het buitengebied te worden gerealiseerd waar zij de minste horizonvervuiling opleveren. Het beleidsuitgangspunt om de installaties en vrijstaande zendmasten bij reeds gebouwde of gerealiseerde elementen in het gebied te plaatsen, is in deze gebieden dan ook van groot belang voor de gemeente. Te denken valt aan wegen, viaducten, hoogspanningsmasten en verkeersportalen, maar ook aan agrarische bedrijfscentra en de daar aanwezige hogere bouwwerken, zoals silo’s. Vanwege de beperkte beschikbaarheid van hoge bouwwerken in het buitengebied, verdient het aanbeveling extra zorg te besteden aan het zoeken naar dergelijke objecten. De term ‘landelijk gebied’ doet onrecht aan de rijke verscheidenheid van het landschap binnen de gemeente. De gemeente maakt onderscheid tussen enkele hoofdtypes van gebieden. Per hoofdtype kunnen naast de bovengenoemde gewenste combinatie met reeds bestaande elementen in het landschap, nadere eisen geformuleerd worden die betrekking hebben op kenmerken van het gebied, waar een installatie gepland staat. Een eerste onderscheid dat gemaakt kan worden, is of het gebied in kwestie een open of gesloten landschap is. Zo zal een installatie in een open weidelandschap eerder opvallen dan in een bos. Een locatie in of aan een bos verdient dan ook de voorkeur boven een locatie midden in een open weidegebied. Ook het maken van onderscheid in beschermde en niet-beschermde natuurgebieden is gewenst. In een beschermd natuurgebied dient een grote mate van terughoudendheid te worden betracht bij de plaatsing van nieuwe installaties. Enkele beschermde gebieden zijn landelijk bepaald, en worden aangeduid als Natura 2000-gebied. Een van deze gebieden valt binnen de gemeentegrenzen van Loon op Zand, namelijk de Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen (Gebiedsnummer 131). 4.3.2 Bebouwd gebied De ‘Bebouwde kom’ is dat gebied binnen de gemeente dat in de bouwverordening wordt aangeduid als ‘bebouwde kom’. Mochten er in de toekomst wijzigingen (nieuwe grenzen) worden doorgevoerd in de bouwverordening, dan past dit beleid daar automatisch op aan. De inpassing van antenne-installaties in de bebouwde kom levert over het algemeen minder problemen op dan plaatsing in het buitengebied. In de bebouwde kom zijn er namelijk meestal voldoende bouwwerken waar antenne-installaties bouwvergunningvrij geplaatst kunnen worden. De visuele inpasbaarheid is hierdoor relatief makkelijk te realiseren. Zowel vanuit ruimtelijke oogpunt als vanuit het oogpunt van effectief zendbereik zal in eerste instantie gekozen worden om gebruik te maken van site-sharing of antenne-installaties op hoge gebouwen te plaatsen. Binnen de bebouwde kom is het realiseren van vrijstaande zendmasten vanwege de grote zichtbaarheid minder gewenst. Daarom voeren veel gemeenten voor locaties met een woonof recreatieve functie binnen de bebouwde kom een restrictief beleid voor wat betreft plaatsing van vergunningsplichtige antenne-installaties (masten). 4.3.3
Categorieën
A – Ecologische hoofdstructuur (EHS) en Natura 2000 Binnen de grenzen van de ecologische hoofdstructuur (EHS) en Natura 2000 gebied de Loonse en Drunense Duinen is het verboden om antennemasten te plaatsen. Het behoud van landschappelijke- en natuurwaarden stelt de gemeente Loon op Zand voorop, mede in het kader van de provinciale verordening. Mochten er in de toekomst wijzigingen (nieuwe grenzen) worden doorgevoerd in de provinciale verordening en de aanduiding van de EHS, dan past dit beleid daar automatisch op aan.
Pagina 13 van 26
B – Buitengebied regionale infrastructuurader Er loopt één regionale verkeersader door de gemeente. Dit betreft de A261/N261. Langs deze weg is een zone aangewezen waar antennemasten onder voorwaarden zijn toegestaan. Wel wordt verwezen naar nationale wet- en regelgeving en het antenneconvenant. Deze afweging is gemaakt op basis van bestaande masten die reeds langs deze weg gesitueerd zijn, maar vrijwel niet opvallen. Dat komt omdat deze veelal langs bosgebied zijn gelegen. De masten verdwijnen als het ware in het landschap. De tweede infrastructuurader die door de gemeente loopt zijn de hoogspanningsmasten langs de westelijke gemeentegrens. Een nieuwe mast nabij hoogspanningsmasten zal niet tot extra horizonvervuiling leiden. Extra plaatsingsvoorwaarde: voor regionale infrastructuuraders is dat masten maximaal tot 30 meter vanaf de as van een verharde weg mogen worden geplaatst. C – Buitengebied overig Het is onder strikte voorwaarden toegestaan om in het overige buitengebied antennemasten te plaatsen. Binnen de categorie overige buitengebied worden ook de recreatiegebieden De Efteling en Experience Island gerekend. De operator wordt verplicht tot het uitzoeken van een locatie binnen het zoekgebied waar de mast wegvalt nabij bebouwing, een bomenrij of in het bos. D – Bedrijventerreinen en buitensportterreinen Onder deze gebieden vallen buitenterreinen waar sportverenigingen actief zijn en Bedrijvenpark Kaatsheuvel en De Hoogt te Loon op Zand. Het is onder voorwaarden toegestaan om antennemasten op bedrijventerreinen en buitensportcomplexen te plaatsen. In deze gebieden is het relatief goed mogelijk om een mast op een goede manier in te passen. Het esthetische aspect is hier van minder groot belang, zodat inpassing van antenne-installaties makkelijker is, tenzij een sportterrein in een woonomgeving in gelegen. Specifieke voorwaarden zijn: zoveel mogelijk op bestaande gebouwen of bouwwerken (er dient ook hier door de aanvrager aangetoond te worden dat plaatsing van een bouwvergunningvrije installatie niet mogelijk is); vrijstaande masten worden zoveel mogelijk uit het zicht geplaatst (voornamelijk bekeken vanuit de nabijgelegen gebieden met een woonfunctie). E – Woongebieden Onder deze gebiedscategorie vallen de woongebieden van Kaatsheuvel, Loon op Zand en De Moer. In deze gebieden is het onder strikte voorwaarden toegestaan om antennemasten te plaatsen. Door de maatschappelijke onrust en vanuit stedenbouwkundig oogpunt zijn deze locaties ongewenst voor de plaatsing van masten. De gemeente is uitsluitend bereid om af te wijken van dit beleid als de aanvrager kan aantonen dat binnen de aangegeven zonering geen adequate locatie of oplossing gevonden kan worden. Het aantonen van deze noodzaak gaat op basis van een onderbouwing van een dekkingsprobleem, capaciteitsprobleem en/of onmogelijkheid tot site-sharing. Voorkomen moet worden dat masten worden gesitueerd in open gebieden. Daarnaast dient zorgvuldig te worden omgegaan met de historische linten binnen de gemeente. Binnen woongebieden gelden de volgende plaatsingsvoorwaarden: Niet binnen een afstand van 50 meter tot scholen in woongebieden; Niet in open terrein; Niet binnen 50 meter tot aan de as van historische linten, aangeduid in de gemeentelijke structuurvisie.
Pagina 14 van 26
4.3.4 Verbeelding Op basis van de afwegingen die per gebied zijn gemaakt (zie paragraaf 4.3.3, de categorieën A t/m E) is een overzichtstabel samengesteld (tabel 2) en een verbeelding gemaakt (bijlage F). De gebiedsgrenzen zijn globaal aangegeven. Om discussie te voorkomen dat een locatie binnen of buiten een aangeduid gebied ligt, is alleen hetgeen in paragraaf 4.4 is vermeld bindend. Overzichtstabel plaatsing masten
Gebieden binnen die categorie
Gebiedsaanduiding
A – EHS
Loonse & Drunense Duinen Landgoederen EHS overig
Grenzen EHS
Restrictief beleid. Regels: - verbod plaatsing vanwege natuurwaarden
B – Regionale infrastructuur
N261 Hoogspanningsmast
Tot 30 m vanaf de as van de transportroute
Stimulerend beleid. Regels: - plaatsing toegestaan
C – Buitengebied overig
Overige buiten de bebouwde kom
Overige niet genoemd in A t/m E. Recreatiegebieden De Efteling en Experience Island behoren ook tot deze categorie.
Stimulerend beleid onder voorwaarden. Regels: - plaatsing toegestaan - niet in open weide, akkers en overige open gebieden - niet in gebieden die zijn aangeduid als agrarisch met landschappelijke en/of natuurwaarden - maximale afstand van 30 meter tot de as van een verharde weg
Bedrijvenpark Kaatsheuvel De Hoogt in Loon op Zand
Kadastrale begrenzing sportterrein.
Stimulerend beleid. Regels: - plaatsing toegestaan - minimale afstand van 50 meter tot woongebied: cat. E
Gebiedscategorie
D– Bedrijventerreinen en sportterreinen
Sportterreinen
E – Woongebied
De kommen Loon op Zand, Kaatsheuvel en De Moer
Beleidstype en - regels
Mogelijk afwijken?
Nee
Ja
Ja, onder strikte voorwaarden
Ja
Bestemmingsplan/beheersverordening & bouwverordening
Bestemmingsplan/beheersverordening & bouwverordening
Restrictief beleid. Regels: - verbod plaatsing masten vanwege gevoeligheid gebied / onwenselijk
Nee, tenzij…
Tabel: overzicht toetsingskader antennemasten
4.4
Inhoud regeling antenne-installaties voor mobiele communicatie
In deze paragraaf zijn regels opgenomen die gehanteerd worden bij de plaatsing van antenne-installaties indien een omgevingsvergunning slechts kan worden verleend in afwijking van het desbetreffende bestemmingsplan.
Pagina 15 van 26
Artikel 1 In deze regeling wordt verstaan onder: a) Antennemast: een bouwwerk van niet minder dan 5 en niet meer dan 40 meter hoog voor de plaatsing van ontvangstinstallaties voor telecommunicatiedoeleinden; b) Ecologische hoofdstructuur (EHS): beschermd natuurgebied zoals aangeduid in de Verordening ruimte; c) Regionale infrastructuurader: de autoweg A261/N261 en de hoogspanningskabels; d) Overig buitengebied: het overige buitengebied, niet een regionale infrastructuurader en niet een buitensportterrein; e) Buitensportterreinen: gebieden waar buitensportactiviteiten plaatsvinden; f) Bedrijventerreinen: De Hoogt in Loon op Zand en Bedrijvenpark Kaatsheuvel; g) Woongebieden: de woongebieden van Kaatsheuvel, Loon op Zand en De Moer. Dit zijn alle gebieden binnen de bebouwde kom, niet zijnde een Bedrijventerrein. De grenzen zijn bepaald in de bouwverordening. Artikel 2 Een omgevingsvergunning voor de bouw van een antennemast wordt niet verleend: a) Binnen de Ecologische hoofdstructuur (EHS) zoals deze is begrensd in de Verordening ruimte; b) Binnen een afstand van 50 meter tot scholen in woongebieden; c) Op en bij open velden, parken, speelvoorzieningen en pleinen in woongebieden; d) Binnen een afstand van 50 meter tot aan de as van historische linten, aangeduid in de gemeentelijke structuurvisie. Deze regeling geldt voor de gehele gemeente Loon op Zand; e) Niet in weidelandschap, akkerland en open velden binnen het overige buitengebied; f) Niet op gronden die in een bestemmingsplan zijn aangeduid als gebied met landschappelijke- en/of natuurwaarden binnen het overige buitengebied. Artikel 3 Ingeval de hoogte van andere bouwwerken, dan wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, meer bedraagt dan 5 meter, maar niet meer dan 40 meter (masten), kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen en deze bouwwerken toestaan, mits het gaat om bouwwerken in de vorm van antenne-installaties voor mobiele communicatie. De omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien: a) De noodzaak van plaatsing is aangetoond; b) Is aangetoond dat plaatsing van een antenne-installatie niet mogelijk is in een bestaande mast (site-sharing) of op bestaande gebouwen; c) Is aangetoond dat de antenne inpasbaar is gelet op de ruimtelijke, landschappelijke of ecologische kwaliteit van het terrein, in relatie tot de kwaliteit van aangrenzende gebieden. In de afweging omtrent het toestaan van een afwijking van het bestemmingsplan, worden in ieder geval de beschermde soorten krachtens de Floraen Faunawet betrokken; d) De bouwkundige inpasbaarheid van de antenne is aangetoond; e) Aan de Algemene Verordening voor Ondergrondse Infrastructuur (AVOI) is getoetst of ondergrondse leidingen verplaatst mogen worden ten behoeve van de bouw van een antennemast. Uitsluitend de volgende gebieden komen in aanmerking: f) Woongebieden, niet strijdig met artikel 2b t/m 2d; g) Langs regionale infrastructuuraders, uitsluitend binnen een afstand van 50 meter vanaf de as van een verharde weg; h) Binnen het overige buitengebied, uitsluitend binnen een afstand van 30 meter vanaf de as van een verharde weg en niet strijdig met artikel 2e en 2f. i) Op bedrijventerreinen; j) Op buitensportterreinen.
Pagina 16 van 26
BIJLAGE A
LITERATUUR
Beleidsdocumenten Gemeente Goirle (2013), Ontwerp antennebeleid. Gemeente Houten (2012), Ontwerp antennebeleid. Gemeente Oisterwijk (2002), Ontwerp antennebeleid. Rijksoverheid (2000), Nationaal Antennebeleid. Vereniging Nederlandse Gemeenten (2010), Voorbeeldnota gemeentelijk Antennebeleid.
Websites www.antennebureau.nl www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/antennes
Nieuwsberichten Lanen, A. van (2013), Tilburg redt het niet met 287 antennes, Brabants Dagblad, 8 mei 2013.
Pagina 17 van 26
BIJLAGE B
BEGRIPSBEPALINGEN
Antenne: Een antenne is een stelsel van elektrische geleiders dat elektromagnetische golven omzet in vrije elektromagnetische golven of omgekeerd. Antenne-installatie: Het geheel van een of meerdere antennes, antennedrager, bedrading en apparatuur en techniekkast met bijbehorende bevestigingsconstructie dat wordt gebruikt voor het verzenden en ontvangen van radiofrequente elektromagnetische velden. Vergunningsvrije installaties mogen ingevolge de Wabo zonder vergunning worden opgericht, voor vergunningsplichtige installaties is ook ingevolge de Wabo een vergunning vereist. Antennemast: Een bouwwerk van niet minder dan 5 en niet meer dan 40 meter hoog voor de plaatsing van ontvangstinstallaties voor telecommunicatiedoeleinden Blootstellinglimieten: Normstelling vanuit het rijk. Er worden maximaal toelaatbare waarden gesteld voor de elektrische veldsterkte waaraan de bevolking zonder gevaar voor de gezondheid kan worden blootgesteld. C2000: Het digitale mobiele netwerk voor de hulpverleningsdiensten in Nederland; politie, ambulance en brandweer. GSM: De afkorting van “Global system for mobile communications”. Het is wereldwijd de meest gebruikte draadloze communicatietechnologie. Gsm wordt gebruikt om te telefoneren en om smsjes (short message service) te verzenden. LTE: Long Term Evolution is een dataoverdrachtsysteem dat een hoge performance heeft. e Het is de laatste stap in de richting van de 4 generatie en de opvolger van de huidige UMTS. Operator: Een provider zoals KPN, Vodafone en T-Mobile, die zendgemachtigd is. Opstelpunt: De plaats waar een antenne geplaatst wordt. Dit kan zijn: een mast, bouwwerk, een stuk grond. Indien wordt gesproken van het delen van opstelpunten wordt gedoeld op het delen van de betreffende locatie door verschillende operators. UMTS: Acroniem van Universal mobile telecommunications system, een nieuwe wereldwijde standaard voor mobiele telefonie. UMTS maakt internet via mobiele telecommunicatie mogelijk.
Pagina 18 van 26
BIJLAGE C
EFFECTEN OP DE GEZONDHEID
Al meer dan tachtig jaar maakt de mens gebruik van elektromagnetische velden, aanvankelijk in de vorm van radio en later ook de televisie. Tegenwoordig behoren ook mobiele telefonie en WiFi tot de toepassingen die elektromagnetische velden. Is deze blootstelling schadelijk voor de gezondheid? Internationaal zijn op basis van wetenschappelijke informatie blootstellinglimieten voor elektromagnetische velden (EM-velden) vastgesteld. Deze limieten zijn door de Europese Unie aanbevolen en worden door de Nederlandse overheid gehanteerd. De limieten (referentieniveaus) bieden bescherming tegen de wetenschappelijk bewezen negatieve effecten van blootstelling aan EM-velden: het opwarmingseffect. De limieten geven de maximale waarden waaraan iemand blootgesteld mag worden gedurende 24 uur per dag, zijn hele leven lang. Deze blootstellinglimieten kunnen worden vertaald in afstanden ten opzichte van de antenne-installaties voor mobiele telecommunicatie. Dit betreft afstanden voor, onder en achter de antenne, waarbinnen de limieten kunnen worden overschreden. Het gebied binnen deze afstanden mag niet voor het algemeen publiek toegankelijk te zijn. Binnen het maatschappelijk debat over de mogelijke gevaren van blootstelling aan EM-velden heerst verdeeldheid bij de burger. Tot op heden heeft wetenschappelijk onderzoek geen bewijs opgeleverd waaruit blijkt dat blootstelling aan elektromagnetische velden schadelijk is voor de gezondheid. Wel is door meerdere onderzoekers aangetoond dat bij hoge veldsterktes het lichaam kan opwarmen. Om onnodige opwarming van het menselijk lichaam te voorkomen, heeft het International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection (een onafhankelijke organisatie van wetenschappers: ICNIRP), internationale richtlijnen vastgesteld voor de blootstelling van de mens aan elektromagnetische velden in het frequentiegebied van 0 Hz tot 300 GHz. De maximale blootstellingslimieten zijn vastgesteld voor o.a. gsm, UMTS en WiFi. De limieten voor gsm 900 MHz en 1800 MHz zijn respectievelijk 41 en 58 Volt per meter; voor UMTS en WiFi (2100 MHz en hoger) is de norm maximaal 61 Volt per meter en voor omroep 28 Volt per meter. Jaarlijks worden er door heel Nederland steekproefsgewijs veldsterktemetingen uitgevoerd om na te gaan of de blootstellingslimieten op publiek toegankelijke plaatsen nergens worden overschreden. Alle EM-velden van 100 KHz tot 3 GHz worden gemeten in een radiofrequent gebied en het hoogst gemeten stralingssignaal wordt geregistreerd. De meting meet de EMvelden van o.a. radio, televisie, draadloos internet, mobiele telefonie en draadloze huistelefoons. Bloodstellingslimieten worden berekend met behulp van de SAR-waarde (Specific Absorption Rate). Dit is een maat voor de hoeveelheid energie die door het lichaam wordt opgenomen als het zich in een elektromagnetisch veld bevindt. Bij teveel energieopname zorgt dit voor verwarming van het lichaam nabij het gebruik van bijvoorbeeld een mobiele telefoon (bij het oor en bij de hand). Om er zeker van te zijn dat niemand te veel wordt opgewarmd door radiogolven, is een veiligheidsmarge toegepast. Voor blootstelling van alleen delen van het lichaam heeft ICNIRP hogere SAR-waarden vastgesteld. Voor de algemene bevolking geldt voor het hoofd een SAR van 2 W/kg en voor de hand een waarde van 4 W/kg. Voor de beroepsbevolking gelden waarden van 10 W/kg voor het hoofd en 20 W/kg voor de hand. De energieopname wordt omgerekend naar een eenvoudig te meten waarde: de elektrische veldsterkte in de lucht, uitgedrukt in Volt per meter (V/m). Dit worden de referentiewaarden genoemd. Meestal worden bij metingen nabij antennezendmasten Volt/meter waarden tussen de 0 en 3 gemeten, wat betekent dat de internationale normen bij lange na niet overschreden zullen worden (www.antennebureau.nl). In de gemeente Loon op Zand is ook een aantal metingen gedaan door het Antennebureau. Aan de Udenhoutseweg in september 2008 was een maximale veldsterkte van 2,2 V/m geregistreerd. Het was een meting bij de DVB-T mast waarbij gemeten is met ingeschakeld signaal en uitgeschakeld signaal. In Kaatsheuvel aan de Jan de Rooijstraat is in september 2005 een maximale veldsterkte van 0,93 V/m gemeten, in Waalwijk aan de Groen van Prinstererlaan 45 kwam dat jaar een sterkte van 1,07 V/m naar voren. In de Loonse en Drunense Duinen is in 2007 0,54 V/m als maximale veldsterkte geconstateerd. Deze waarden Pagina 19 van 26
blijven ruim beneden de normen die gesteld zijn door het ICNIRP. Het betroffen metingen nabij of in de buurt van antennes, dus het is vrijwel zeker dat zelfs daar waar de blootstelling aan EM-velden het hoogst is, de gezondheid van de burger niet in gevaar komt. Deze resultaten zeggen uitsluitend iets over de straling bij geplaatste antennes en dus niets over de elektromagnetische straling die vrijkomt bij het gebruik van mobiele telefonie. Ondanks de bewijzen waarmee wetenschappers keer op keer tot de conclusie komen dat elektromagnetische straling die vrijkomt nabij antenne-installaties onschadelijk is voor de gezondheid van de mens, blijft er enige onzekerheid bestaan bij de burger vanwege de onzichtbaarheid van de straling. De gemeente Loon op Zand zal dan ook gehoor blijven geven aan deze aanhoudende bezorgdheid, in het bijzonder wanneer er een besluit tot het plaatsen van een nieuwe antennemast moet worden genomen.
Pagina 20 van 26
BIJLAGE D I
OVERIGE WETGEVING
Artikel 10 EVRM
In de discussie rondom de plaatsing van antenne-installaties wordt artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) genoemd. Dit artikel 10 is in zoverre van toepassing, dat een algemeen verbod om antenne-installaties op te richten zich in beginsel niet met dit artikel verdraagt. Beperkingen ten behoeve van de bescherming van de belangen van anderen en in het bijzonder omwonenden zijn toelaatbaar. Artikel 10 tast de verplichting tot het aanvragen van een vergunning krachtens de Wabo niet aan.
II
Telecommunicatiewet
De Europese Unie (EU) bepaalt voor een groot deel de telecommunicatieregelgeving in de Europese lidstaten. Op deze manier wil de EU de goede positie van Europa op de telecommunicatiemarkt behouden en verstevigen. De Nederlandse telecommunicatieregelgeving is dan ook grotendeels gebaseerd op de Europese richtlijnen. Het ministerie van EL&I geeft vorm aan de Nederlandse wet- en regelgeving voor telecommunicatie. De belangrijkste wet is de Telecommunicatiewet. Deze wet regelt onder andere de uitgifte van frequenties en nummers, de sector specifieke mededinging, bescherming van de consument, veiligheid en het toezicht. In de Telecommunicatiewet zijn regels opgenomen over het aanbieden van openbare telecommunicatie- infrastructuur en vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte. Verplichting tot site-sharing In deze wet wordt ook de verplichting tot het delen van antenne-opstelpunten geregeld. Het delen van antenne-opstelpunten wordt site-sharing genoemd en betreft een afstemming (technisch, constructief, financieel en juridisch) tussen operators indien zij voor de plaatsing van hun antenne-installaties gebruik maken van een bouwwerk dat in eigendom is van één van de operators. Meestal gaat het dan om een antennemast die door een operator is gebouwd en waar een andere operator zijn installatie in hangt. Bij site-sharing zijn de operators van openbare telecomnetwerken over en weer verplicht te voldoen aan redelijke verzoeken tot het medegebruik van antenne-opstelpunten. Een vergunninghouder zal het medegebruik in het algemeen slechts kunnen weigeren wanneer dit op technische bezwaren stuit, zoals storing van de gebruikte frequenties, beschikbare ruimte of draagkracht van de installatie. In artikel 3.11 lid 1 van de Telecommunicatiewet is deze verplichting tot site-sharing opgenomen: de houders van een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte die bestemd is voor het aanbieden van openbare telecommunicatienetwerken of openbare telecommunicatiediensten, zijn over en weer verplicht te voldoen aan redelijke verzoeken tot het medegebruik van antenne-opstelpunten. Hierbij worden in ieder geval de technische mogelijkheden in acht genomen. De Telecommunicatiewet respecteert de gemeentelijke autonomie volledig en kent de verplichting voor licentiehouders/telecomaanbieders om hun zenders/ontvangers, zoveel mogelijk te combineren, zodat gemeenten niet worden geconfronteerd met een ‘woud’ van zendmasten. Vrijstelling hulpdiensten overheid Dit betekent dat de aanbieders van de niet openbare telecommunicatie netwerken (C2000) deze verplichting niet hebben en site-sharing dus kunnen weigeren. Overigens heeft het rijk, vanuit haar behoefte om rijkseigendommen beschikbaar te stellen als antenne-opstelpunt, afspraken om het plaatsen van antennes aan C2000-masten te vergemakkelijken.
Pagina 21 van 26
III
Nationaal antennebeleid
In Nederland is sprake van een toenemende maatschappelijke behoefte aan netwerken voor draadloze communicatie. Het kabinetsbeleid zoals vastgelegd in de nota’s ‘De digitale delta’ en ‘Netwerken in de delta’ is erop gericht een voorspoedige en zorgvuldige realisatie van deze nieuwe ICT-infrastructuren te bevorderen. Tegelijkertijd doen zich soms problemen voor bij het plaatsen van nieuwe antennes voor draadloze netwerken. Deze problematiek zal zich de komende jaren blijven voordoen gezien de nog altijd aanwezige grote behoefte aan nieuwe antenne-installaties. Het kabinet heeft er daarom voor gekozen een gericht antennebeleid te voeren om de juiste randvoorwaarden te scheppen die een snelle en zorgvuldige plaatsing van antennes mogelijk maken. De belangen van de volksgezondheid, het leefmilieu, de veiligheid en van een voorspoedige economische ontwikkeling komen daarbij in evenwicht tot hun recht. Dit beleid is vastgelegd in het Nationaal Antennebeleid. Het doel van het Nationaal Antennebeleid is het stimuleren en faciliteren van voldoende ruimte voor antenne-installaties, binnen duidelijke kaders van volksgezondheid, leefmilieu en veiligheid. Het Nationaal Antennebeleid concentreert zich op een drietal beleidsthema’s: Het aanpassen van relevante wet- en regelgeving; Het meer in evenwicht brengen van de vraag naar en het aanbod van opstelpunten; De communicatie en informatieverspreiding. Ruimtelijk beslag Om zorg te dragen voor een snelle bouw van netwerken voor mobiele communicatie heeft de rijksoverheid in het Nationaal Antennebeleid gekozen voor het omgevingsvergunningvrij maken van een groot gedeelte van de antenne-installaties. Het beleid met betrekking tot het ruimtelijk beslag van antenne-installaties is gericht op twee doelen: Beperken van opstelpunten door site-sharing; Beschikbaar stellen van rijksobjecten. Verantwoordelijkheden overheden In het Nationaal Antennebeleid zijn ook de verantwoordelijkheden van de diverse overheden vastgelegd. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) is verantwoordelijk voor de ruimtelijke ordening en voor beoordeling/normstelling met betrekking tot de effecten van EMvelden op mens en milieu. Het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) maakt de aanleg van netwerken voor mobiele communicatie mogelijk. De minister van EL&I is verantwoordelijk voor het telecommunicatiebeleid, waaronder het Nationaal Antennebeleid. Daarnaast houdt Agentschap Telecom, als agentschap van EL&I, toezicht op de veiligheidsaspecten van gebruikte apparatuur voor deze netwerken. Het agentschap geeft daarbij ook de benodigde vergunningen uit voor het gebruik van frequenties die nodig zijn voor de draadloze en mobiele toepassingen. Het Antennebureau, het informatie- en voorlichtingsbureau van de overheid over antennes, is onderdeel van Agentschap Telecom. Bij omgevingsvergunningsplichtige antennes is de gemeente verantwoordelijk voor de ruimtelijke ordening en bouwkundige procedures conform de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het bouwbesluit.
IV
Antenneconvenant
In het Nationaal Antennebeleid is als voorwaarde voor de omgevingsvergunningsvrijheid van antenne- installaties tot 5 meter opgenomen dat een convenant is gesloten tussen de mobiele netwerkoperators, het Rijk en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). In dit ‘Convenant In Het Kader Van Het Nationaal Antennebeleid Inzake Vergunningvrije Antenneinstallaties Voor Mobiele Telecommunicatie’, dat in juni 2002 is gesloten, staan afspraken en gedragsregels vermeld die gelden tussen de convenantpartijen.
Pagina 22 van 26
Doel Antenneconvenant Het Antenneconvenant is opgesteld om de samenwerking en informatie-uitwisseling tussen mobiele operators en gemeenten te stimuleren. Hiermee moet wildgroei van antennes worden tegengegaan, het draagvlak voor de plaatsing van antennes worden bevorderd en maatschappelijke weerstand worden voorkomen. De afspraken die in het Antenneconvenant staan, zijn juridisch bindend tussen de partijen. De nakoming ervan kan worden afgedwongen door de rechtbank in Rotterdam. Herziening Antenneconvenant in 2010 Het oorspronkelijke Antenneconvenant dateert uit 2002. Dit Convenant was, naast de VNG en de ministers van VROM en EZ, ondertekend door de toenmalige mobiele operators KPN, O2, Ben, Dutchtone en Vodafone-Libertel (later KPN, T-Mobile en Vodafone). Als gevolg van de 2,6 GHz-frequentieveiling in april 2010, zijn er twee mobiele operators bij gekomen. Ook zij werden geacht zich aan de afspraken in het Convenant te houden. Het Antenneconvenant 2002 was echter niet afgestemd op de toetreding van nieuwe operators. Daarom is het Convenant in september 2010 herzien, en zijn enkele afspraken aangepast aan het toetreden van nieuwkomers op de markt voor mobiele telecommunicatie. De gemeenten zelf zijn formeel geen partij bij het convenant, maar kunnen wel nakoming vorderen van de operators. Gemeenten blijven als gevolg van het convenant geïnformeerd over waar antenne-installaties staan of komen door middel van een plaatsingsplan. Bovendien heeft de gemeente de mogelijkheid om in beperkte mate aanvullende eisen te stellen. Hieronder worden kort enkele belangrijke aspecten uit het convenant besproken. Plaatsingsplan Plaatsingsplan Operators dienen gezamenlijk een plaatsingsplan op te stellen, waarin alle geplande en bestaande antenne-installaties in een gemeente staan. Omwille van het overzicht worden niet alleen de omgevingsvergunningsvrije antenne-installaties, maar ook de omgevingsvergunningsplichtige antenne- installaties in het plan opgenomen. Voor geplande antennes kan het zijn dat er een zoekcirkel wordt aangegeven. In dat geval kan de gemeente in de bespreking over het plaatsingsplan meedenken over en zoeken naar een geschikte locatie. Een plaatsingsplan geldt voor een jaar, tenzij anders afgesproken. Het plaatsingsplan bevat bedrijfsvertrouwelijke informatie en het plan moet daarom als vertrouwelijk door de gemeente behandeld te worden. Overigens is het plaatsingsplan slechts een informatiedocument. Het kan gebruikt worden als leidraad bij gesprekken en afspraken tussen de gemeenten en de operators. Het is dan ook niet nodig het plan op een of andere manier vast te stellen. Het plan heeft ook geen enkele invloed op de bevoegdheid van de gemeente om bepaalde aanvragen wel of niet goed te keuren. Nieuwkomers op de markt voor mobiele telecommunicatie mogen de eerste keer dat ze in een gemeente vergunningsvrije antenne-installaties willen plaatsen, individueel een plaatsingsplan bij de gemeente indienen. Dit stelt nieuwkomers in de gelegenheid in de eerste fase van de uitrol vertrouwelijk en in hun eigen tempo antennes te plaatsen. De uitzonderingssituatie heeft een looptijd van twee jaar vanaf ondertekening van het convenant. Instemmingprocedure Instemmingprocedure Wanneer een operator een omgevingsvergunningsvrije antenne-installatie wil plaatsen op een woongebouw met huurders, moet de betreffende operator een instemmingprocedure doorlopen. Een woongebouw in de zin van het convenant is een gebouw waarvan ten minste één woning, niet zijnde een dienstwoning, deel uit maakt. Bovendien moet een natuurlijk persoon een individueel op naam gestelde huurovereenkomst hebben voor deze woning. Gebouwen met een Vereniging van Eigenaren kunnen dus ook onder de regeling vallen. Voordat een operator een antenne op een woongebouw wil plaatsen, moet hij eerst aan de gemeente aannemelijk maken dat dit noodzakelijk is. De gemeente kan het afgeven van een dergelijke onderbouwing verplicht stellen aan de mobiele operators. Dit is het geval wanneer er geen andere geschikte locatie is of wanneer de plaatsing van een antenne-installatie op een woongebouw voorkomt dat de operator op andere gebouwen meer antenne-installaties moet plaatsen.
Pagina 23 van 26
Bij de instemmingprocedure wordt aan alle woningen van het woongebouw een informatiepakket toegezonden met een stemformulier. De instemmingprocedure verlangt, anders dan de naam doet vermoeden, geen actieve instemming van de bewoners. Het zijn juist degenen die bezwaar maken, die dit actief via de stemprocedure duidelijk kunnen maken. Bewoners die hun stem niet gebruiken, hebben geen bezwaar tegen de voorgenomen plaatsing. Wanneer de helft plus 1 van alle woningen (dus niet alleen van het aantal uitgebrachte stemmen) actief tegen plaatsing van een antenne-installatie stemt, gaat de plaatsing niet door. Een onafhankelijk administratiebureau telt de stemmen. Per jaar kunnen in het woongebouw maximaal twee instemmingprocedures plaatsvinden. Bij het vaststellen van het convenant is afgesproken alleen een instemmingprocedure te houden voor gebouwen waarin in principe 24 uur per dag wordt geleefd. Kantoorgebouwen vallen hier niet onder. De instemming voor het plaatsen van een antenne-installatie is 5 jaar geldig. Is er eenmaal instemming gegeven, dan mag de operator die eigenaar is van de desbetreffende antenne-installatie deze overdragen aan een andere operator. De instemming van de huurders voor de betreffende antenne-installatie blijft van kracht voor de duur waarvoor de instemming nog geldt. Er hoeft in zo'n geval dus geen nieuwe instemmingprocedure te worden doorlopen. Visuele inpasbaarheid De wijze waarop een antenne-installatie zonder vergunning gebouwd mag worden, is in de Wabo geregeld. Een gemeente kan echter bepalen dat de antenne-installatie zoveel mogelijk 'visueel inpasbaar' moet zijn in de omgeving. In het Antenneconvenant is afgesproken dat gemeenten, in aansluiting op het lokale welstandsbeleid, regels kunnen stellen aan de esthetische aspecten van de antenneinstallaties en masten. De gemeente kan bijvoorbeeld regels aan de kleuren van de techniekkast, de bekabeling en gevelantennes. Zo zorgt de gemeente ervoor dat operators bij het plaatsen van antenne-installaties voldoende rekening houden met het lokale straat- en landschapsbeeld. De provider legt de welstandscommissie materiaal voor dat hen een volledig beeld geeft van de beoogde installatie in de omgeving, compleet met (landschappelijk) inrichtingsplan en toebehorende infrastructuur.
V
Planschade
Indien de gemeente bereid is om af te wijken van het bestemmingsplan, hebben belanghebbenden de mogelijkheid tot het aanvragen van een planschadevergoeding. Voordat een omgevingsvergunning wordt verleend voor een antenne-installatie of antennemast, dient een planschadetegemoetkomingsovereenkomst te worden gesloten met de provider. Hiermee is geborgd dat eventuele planschadeclaims voor rekening komen van de provider. Schade aan de openbare ruimte als gevolg van het plaatsen en/of onderhouden van antennemasten en antenne-installaties dient voor rekening te komen van die partijen die de schade veroorzaken.
Pagina 24 van 26
BIJLAGE E
Adres en/of Locatie De Hoogt, Greenfield Loon op Zand Dreefseweg 80 Tuinstraat 2, Appartementencomplex Horst 31, Efteling hotel Jan de Rooijstraat 34a Klokkenlaan 43 Achterste Hil 1 Hoofdstraat 36, Kerk Waalwijksebaan Belgiëstraat 1, Bij ODSL Heibloemstraat, KPN gebouw Midden Brabantweg 55 Sportpark de Klokkenberg Belgiëstraat 8
LOCATIES ANTENNE-INSTALLATIES GEMEENTE LOON OP ZAND (situatie juli 2013)
Operator(s) T-Mobile
Postcode 5171AX
Plaatsnaam Loon op Zand
Vrijstaande mast Ja
T-Mobile, KPN T-Mobile
5172EA 5175CR
Kaatsheuvel Loon op Zand
Ja Nee
T-Mobile, KPN, Vodafone T-Mobile, KPN, Vodafone T-Mobile, KPN T-Mobile KPN KPN KPN
5171RA 5171DS 5175NV 5171ZW 5171DD 5175BT 5171PN
Kaatsheuvel Kaatsheuvel Loon op Zand Kaatsheuvel Kaatsheuvel Loon op Zand Kaatsheuvel
Nee Ja Ja Nee Nee Ja Ja
KPN
5176NM
De Moer
Ja
KPN Vodafone Vodafone
5175NV 5175NV 5171PN
Loon op Zand Loon op Zand Kaatsheuvel
Ja Ja Ja
Pagina 25 van 26
BIJLAGE F
VERBEELDING GEBIEDSINDELING ANTENNEMASTEN
Pagina 26 van 26