KRACHTVOER Handboek groepsempowerment
Werk: een zorg minder!
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder!
Vooraf Het ESF/EQUAL-project Werk: een zorg minder! heeft in de projectperiode van 2005 tot en met 2006 intensief contact gemaakt met mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Activering van mensen naar arbeid betekent o.a. inleven in hun situatie, uitgaan van mogelijkheden en zinvol werk aanbieden. Mensen die lang uit het arbeidsproces zijn, nog nooit gewerkt hebben of al een tijd geen actief sociaal leven hebben, moeten vaak een aantal competenties en inzichten (opnieuw) verwerven. Deze werkwijze heeft voor Werk: een zorg minder! geleid tot een aantal instrumenten dat gebruikt kan worden in het activering- en participatieproces van mensen ‘onderweg naar werk’. Voorop staat de individuele en persoonlijke benadering. Goed contact leggen is dan ook een eerste vereiste. De deelnemer heeft individuele ondersteuning nodig op de verschillende leefgebieden waar zich problemen op voordoen. Tegelijkertijd is het van belang om maatschappelijk zinvolle arbeid voor deze deelnemer te organiseren op de activeringscentra. Daar kan hij/zij weer wennen aan een arbeidsritme en arbeidsvaardigheden opdoen om eventueel verdere stappen te ondernemen naar reguliere arbeid. Zodra de klant kennismaakt met een normale werksetting, collega’s en een bedrijfscultuur, wordt hij of zij onderdeel van een groter geheel en komen ook andere vaardigheden om de hoek kijken. Het nader ontdekken van belemmeringen en kwaliteiten op het gebied van communicatie, competenties en gedrag, is dan ook een logische vervolgstap. Werk: een zorg minder! heeft ervaren dat veel thema’s bij uitstek geschikt zijn om met een groep te behandelen. Het is belangrijk de deelnemer te laten inzien dat er altijd wel samenwerking met anderen nodig is. De klant maakt deel uit van een gemeenschap. Herkenning, ondersteuning en oplossingen van collega’s zijn een prima aanvulling op de individuele begeleiding ‘op maat’ die we bieden aan een deelnemer. Het versterkt elkaar, en de deelnemer leert om in mogelijkheden te denken en opener te zijn over zijn belemmeringen. Dit handboek Groeps Empowerment is ontwikkeld om mensen te ondersteunen bij hun werkzaamheden op de activeringscentra en in re-integratietrajecten. Het is bedoeld om een bijdrage aan het empowerment, zelfsturing of innerlijk leiderschap van een deelnemer te leveren. De thema’s die worden aangeboden in dit handboek zijn allen werkgerelateerd. Werk: een zorg minder! legt de focus op werk. Het is een effectief middel om tot verandering, beweging en versterking te komen. Dat is ook de aanpak in de begeleiding. We beperken de groepsbijeenkomsten tot het gedrag of uitingsvormen waar mensen hinder van ondervinden in hun werk. Alles wordt binnen de context van werk besproken en er worden relaties en praktische voorbeelden naar het functioneren op de werkvloer gelegd. De bijeenkomsten zijn zo samengesteld dat ze door de werk- en/of trajectbegeleiders van de activeringscentra zelf kunnen worden gegeven. Zo kunnen de aangeboden thema’s ook uitstekend gebruikt worden als aanvulling of ondersteuning op de werkoverleggen met de deelnemers. Veel succes met het gebruik van dit Groeps Empowerment handboek! Werk: een zorg minder!
2
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder!
Inhoudsopgave Vooraf Inhoudsopgave Algemene toelichting
2 3 4
Thema’s - Communicatie - Feedback - Assertiviteit - Waarneming en interpretatie - Netwerk - Netwerken - Kwaliteiten - Beroepscompetenties - Tegenslagen en teleurstellingen
8 17 30 45 59 61 68 83 94
Colofon
105
3
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder!
Algemene toelichting op de bijeenkomsten Deze handleiding bevat negen modules die tezamen materiaal bevatten voor zeker tien bijeenkomsten. De lesmap is opgezet om vrij mee te kunnen werken. Dat wil zeggen dat ze voor de verschillende onderdelen geen volledig vaststaand lesstramien geeft. Het is wel raadzaam om te werken volgens een vast patroon, zodat deelnemers die meerdere malen aanwezig zijn een kapstok hebben en globaal weten wat ze kunnen verwachten. Een voorstel voor die vorm vind je in dit hoofdstuk. Omdat er bij de opzet van de handleiding is uitgegaan van een heterogene groep met verloop en we er niet vanuit zijn gegaan dat er een ervaren trainer voor de groep staat, bestaat het uit losse modules. De aangereikte onderwerpen zijn geselecteerd op hun functionaliteit voor empowerment van de deelnemers. Iedere module bevat een korte uitleg waarom het behandelde thema wordt aangeboden, een beknopte theoretische achtergrond en een aantal oefeningen of opdrachten. Per thema wordt uitgegaan van één, maximaal twee bijeenkomsten. Daarom worden de thema’s niet uitputtend behandeld. Ze dienen als aangever om in de groep van elkaar te kunnen leren, ervaring met verschillende vormen van communicatie op te doen en te delen. Waarom deze bijeenkomsten • Contact met gelijkgestemden/lotgenoten/ervaringen delen; • Weg van de werkvloer; • Sociaal vaardiger maken, luisteren, spreken, assertiviteit; • Bewustwording van kwaliteiten; • Positief denken; • Inzicht verschaffen in algemene competenties en vaardigheden, werkgerelateerd; • Inzicht verschaffen in persoonlijke competenties en vaardigheden, werkgerelateerd; • Inzicht verschaffen in eigen grenzen en incasseringsvermogen, werkgerelateerd; • Leren omgaan met tegenslagen en weerstanden, werkgerelateerd. Opzet handboek Iedere module start met een korte inleiding waarin de keuze voor het thema gemotiveerd wordt. Vervolgens wordt een aantal algemene tips gegeven m.b.t. het thema en bijv. de plaats in een cyclus van bijeenkomsten. Bijzonderheden m.b.t. de oefeningen worden kort besproken onder het kopje ‘over de oefeningen’. Om je als begeleider te kunnen inlezen in het thema bevat iedere module beknopte theorie over het onderwerp. De modules bevatten een uiteenlopend aantal oefeningen, waaruit je als begeleider een programma kunt samenstellen. Er is geprobeerd een diversiteit te verzamelen aan oefeningsvormen, zodat er voor ieder wat wils is. Sommige oefeningen nodigen uit tot gesprek, andere tot spel. Er kan geschreven worden, of getekend. Ook in niveau en diepgang zit er verschil tussen de oefeningen en zelfs tussen de verschillende modules. Kortom, de hele handleiding is gericht op maatwerk, zowel voor de begeleider als voor de groep. Aanschaf middelen Om het thema Kwaliteiten op pagina 68 te kunnen uitvoeren moet het Kwaliteitenspel met Handleiding van P.Gerrickens worden aangeschaft. Overigens heeft dit spel nog veel meer
4
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Algemene toelichting op de bijeenkomsten
toepassingsmogelijkheden zoals samenwerking in teams en het geven van feedback. Dit spel is verkrijgbaar bij de boekhandel. Handleiding Kwaliteitenspel ISBN 90-74123-031 NUR 780 Kwaliteitenspel ISBN 90-74123-015 NUR 780 Opzet bijeenkomsten Hieronder een mogelijke opzet voor de bijeenkomsten. Het is zinvol een vast patroon te kiezen dat bij iedere bijeenkomst terugkomt. Deelnemers weten dan waarop ze kunnen rekenen en zullen zich veiliger voelen. 1. Hoe zit je hier? Stel deze vraag letterlijk. Prangende zaken die afleiden van de bijeenkomst komen zo aan het licht en moeten, om een middag succesvol te laten verlopen, altijd voorrang krijgen. Zo raken de deelnemers op elkaar ingespeeld. Dit kan de plaats innemen van een ijsbreker als er onderwerpen betrokken kunnen worden op het thema van vandaag. Zijn de deelnemers niet vooruit te branden? Probeer dan eens ‘de klaagmuur’: schrijf op het bord waarom ze niet willen, geen zin hebben, het niet nuttig is (dat helpt vaak al nuanceren). Loop daarna alle genoemde items bij langs en probeer samen met de deelnemers een tegenargument of oplossing te verzinnen. Dit creëert veel draagvlak! 2. IJsbreker Dat wil zeggen: verzin een pakkende start die meteen de aandacht vasthoudt en voor jezelf ontspannend werkt. Achterin de handleiding vind je een aantal bruikbare voorbeelden. Maar je kunt ook een stukje video (van TV, een eerdere bijeenkomst), een artikeltje uit een krant, een gedicht, een mop, een fragment uit een boek, maar vooral ook je eigen ervaringen of één van de verzamelde praktijkvoorbeelden gebruiken. 3. Doel en inhoud bijeenkomst Als je dit al van tevoren op flap hebt gezet is dat handig. Houd het kort! Eventueel korte terugblik op vorige bijeenkomst/afgelopen maand d.m.v. één van de kennismakingsoefeningen. Klein stukje theorie over onderwerp van vandaag. 4. Theorie Afhankelijk van het thema begin je met theorie of een opdracht waaraan je de theorie ophangt. Laat deelnemers zelf zoveel mogelijk vertellen over het onderwerp voordat je met de theorie begint, sluit hierop aan. Dat verhoogt de betrokkenheid en zo voorkom je dat je dingen vertelt die al bekend zijn. 5. Opdracht en eventueel nabespreken Eén of twee opdrachten zijn altijd prettig om de zinnen te verzetten en op een andere manier met het thema bezig te zijn. Het kan echter ook voorkomen dat het voor iedereen prettiger en nuttiger is een hele bijeenkomst te praten.
5
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Algemene toelichting op de bijeenkomsten
6. Uitsmijter Bespreek de bijeenkomst na afloop met behulp van een uitsmijter. D.w.z. één van de bijgevoegde oefeningen om mee af te sluiten. Deelnemers krijgen even rustig de tijd terug te blikken en nog iets over het geheel te zeggen, waardoor het geleerde beter beklijft en het einde van de bijeenkomst duidelijk gemarkeerd wordt. Voorwaarden en condities • Maak een bewuste selectie van deelnemers die baat hebben bij een groepsbijeenkomst en daar vooral ook aan toe zijn. Bijv. extreem ongemotiveerde deelnemers, of mensen met heel weinig beheersing van de Nederlandse taal, met een ernstige gedragsstoornis, of met zeer beperkte verstandelijke vermogens kunnen moeilijk hanteerbaar zijn in een groep en daarmee sfeer en welslagen in gevaar brengen. Het is gemakkelijker van tevoren stil te staan bij de groepssamenstelling dan gedurende het proces mensen te moeten verwijderen; • Licht deelnemers ruim op tijd in (twee weken tevoren) m.b.t. het waar en wanneer, maar ook het ‘wat’ en doel van de bijeenkomst. Hiermee dwing je ook jezelf op tijd te beginnen met voorbereiden; • Zorg dat het te behandelen thema je eigen is. Bedenk eigen voorbeelden met betrekking tot het onderwerp. Meestal levert dat ook nog hele goede ijsbrekers op; • Verzamel voor iedere bijeenkomst een aantal aan het thema gerelateerde praktijkvoorbeelden van de werkvloer. Deze vormen een goede kapstok om het thema aan op te hangen en zorgen er bovendien voor dat de bijeenkomsten werkgerelateerd blijven; • Stem het onderwerp af op de groep, vraag je af waarom dit onderwerp belangrijk is voor deze groep. Natuurlijk zijn de onderwerpen hier al op geselecteerd. Maar om draagvlak te creëren is het handig om je af te vragen waarom deze specifieke groep zich zou inzetten. De verzamelde praktijkvoorbeelden, vooral uit de directe ervaringsomgeving van de deelnemers, werken ondersteunend; • Zorg voor een goede werkruimte. Genoeg ruimte, rust, genoeg licht, goede zitplaatsen zijn erg belangrijk voor het welslagen van een bijeenkomst; • Zorg op tijd voor de middelen die je wilt gebruiken (flap-over, sheets, tv, beamer, overheadprojector, computer, schrijfmateriaal etc.). Tips Eén van de belangrijkste ingrediënten voor een geslaagde groepsbijeenkomst is een goede voorbereiding door de begeleider. Een open deur, zeker. Maar wel één die er vaak bij inschiet. Een paar aandachtspunten: Een goed begin… • Zorg dat je er 30 minuten van tevoren bent; • Controleer apparatuur, tafel/stoelen schikking. Zorg dat jij goed kunt zitten of staan, creëer je eigen ruimte. Zorg voor jezelf; • Neem even rust voor de start.
6
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Algemene toelichting op de bijeenkomsten
Bij binnenkomst van de deelnemers • Heet iedere deelnemer persoonlijk welkom; • Kijk iedereen bij de begroeting aan, doe dat aan het begin van elke bijeenkomst. Men voelt zich, ook in een groep, dan persoonlijk aangesproken en is sneller betrokken; • Wees een goede gastheer/vrouw; • Gebruik een ijsbreker! • Het eerste en het laatste van een bijeenkomst worden het beste onthouden. Dus, loopt het eerste half uur goed, dan hoef je je over de rest niet zoveel zorgen meer te maken. Tijdens de bijeenkomst • De deelnemers moeten zich belangrijk voelen, spreek iedereen persoonlijk aan (gebruik namen, kijk mensen aan, nodig ze uit iets te zeggen: Wat vind jij ervan?); • Een bijeenkomst is maar half te plannen. Durf af te wijken van het voorgenomen programma op het moment zelf; • Wees bewust van structuurverhouding (laten gebeuren versus regie); • Zorg voor een veilige sfeer gedurende de bijeenkomsten, zodat iedereen zich vrij voelt om een inbreng te leveren (moedig mensen aan hun zegje te doen, geef regelmatig complimenten); • Prop niet teveel in één programma, let op de klok. Ruimte voor een goede afsluiting is belangrijker dan die laatste opdracht er nog doorheen te jagen; • Pas je niveau aan op de groep. Iedere module bevat laagdrempelige oefeningen; • De bijeenkomst is moeilijk te begeleiden als je van de meer functionele onderwerpen af gaat wijken. Je begeeft je dan op meer therapeutisch gebied. Houd het zoveel mogelijk werkgerelateerd; • Maak mensen medeverantwoordelijk voor belangrijke dingen! Betrek de deelnemers bij afspraken, laat ze bijvoorbeeld aan nieuwe mensen zelf vertellen wat er hier zoal gebeurt; • Durf een time-out aan te vragen als je even vast zit. Deelnemers zijn meestal bereid mee te denken; • Herhaling is nuttig; • Er is geen goed of fout; • Zorg dat de bijeenkomst een afgerond einde heeft. Volgende keer is de groep misschien anders van samenstelling; Groepsgrootte Acht à tien deelnemers werkt het prettigst. Niet meer dan 12 deelnemers, dat wordt te druk. Bovendien is er te weinig individuele aandacht. Huiswerk Iedere bijeenkomst is een afgerond geheel, omdat de samenstelling van de groep kan variëren. Huiswerk is dus niet handig. Is het wèl belangrijk voor de deelnemer om zich verder in een bepaald onderwerp te verdiepen, geef dit dan door aan de trajectbegeleider en laat deze dan individueel huiswerk opgeven.
7
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder!
Thema Communicatie Communicatie is de basis voor contact en hoe je jezelf verhoudt tot de buitenwereld. Iedereen communiceert altijd. Als je weet hoe communicatie werkt en hoe je er goed gebruik van kunt maken kan dat je ondersteunen in het leven en je sterker in je schoenen doen staan. In deze module wordt het begrip communicatie (zender, ontvanger, kanaal, ruis) theoretisch toegelicht, De deelnemers kunnen daarnaast uitgebreid oefenen met zowel verbale als non-verbale communicatie en ook samenwerken. Dit vormt ook een goede basis voor samen leren werken in een groep. Ervaringen, opmerkingen en tips Dit is een laagdrempelige module. Communicatie is overal om ons heen, iedereen kan er voorbeelden bij bedenken. Er zijn altijd veel aanknopingspunten waaruit kan worden geconcludeerd dat het beter kan. Kortom, iedereen kan gemakkelijk meekomen met deze module. Over de oefeningen Eigenlijk nodigen alle oefeningen in deze module uit tot doen: dingen maken, creatief denken, iets uitbeelden. Er wordt beweging van de deelnemers verwacht. Omdat alle oefeningen echter laagdrempelig zijn vormen ze een geschikt begin voor de bijeenkomsten. Deze werkwijze maakt in volgende bijeenkomsten meer mogelijk. Oefening 1 en 2 hebben eigenlijk allebei dezelfde strekking, alleen is er een verschil in moeilijkheidsgraad. Oefening 2 is lastiger en vergt wat meer analytisch inzicht en doorzettingsvermogen van de deelnemer. Het resultaat is wel erg helder en laat zich gemakkelijk bespreken, omdat het ook zichtbaar en tastbaar is. Oefening 1 is een gemakkelijke illustratie van het thema, die, net als oefening 2, wel meteen aanzet tot ‘iets doen’. Het risico van oppervlakkigheid is hier iets groter. Theorie Communicatie: het contact en de interactie tussen mensen. We communiceren door middel van spraak en lichaamstaal. Boodschap, zender en ontvanger Bij het communiceren tussen één of meer mensen, wordt informatie overgedragen. In de communicatietheorie noemt men deze informatie de boodschap. De persoon die een boodschap aan de ander overdraagt wordt de zender genoemd en de persoon die de boodschap ontvangt noemt men de ontvanger. Bij communicatie is er sprake van tweerichtingsverkeer. Dit wil zeggen dat de ontvanger ook zender is. De ontvanger reageert namelijk altijd op de zender. Het is niet mogelijk om niet te communiceren. Als je niets zegt, laat je nog wel iets blijken door middel van lichaamstaal. Het maakt een groot verschil of je de ander aankijkt of niet, of je een grote afstand aanhoudt of een kleine. Zelfs je afwezigheid, je zwijgen of geen antwoord geven is een boodschap aan de ander. Communicatie kan bewust, maar ook onbewust plaatsvinden. Kanaal Er wordt altijd gekozen voor een manier voor het overbrengen van de boodschap. Dit kan bijvoorbeeld door middel van schrift, woord of gebaar. Het medium waarvan gebruik wordt
8
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Communicatie
gemaakt bij het overbrengen van de boodschap noemt men het kanaal. Er zijn zintuiglijke kanalen zoals zicht, gehoor, gevoel, geur en smaak, mechanische kanalen zoals pen en elektronische kanalen zoals radio, telefoon en computer. Referentiekader Of de boodschap inderdaad bij de ander over komt, is afhankelijk van verschillende factoren. Je moet eerst bijvoorbeeld weten welke taal de ander spreekt. Als je in Engeland op vakantie gaat, is het niet handig om de weg te vragen in het Nederlands. De kans dat de ander je verstaat is dan klein. Maar ook lichaamstaal betekent niet in elke cultuur hetzelfde.
Noord-Europeanen wenken anders dan Zuid-Europeanen. In het noorden wordt met de handpalm naar boven gewenkt en in het zuiden wordt dit met de palm naar beneden gedaan. Op een markt in Zuid-Europa kostte het mij een tijdje om te ontdekken dat de handelaren geen hekel hadden aan buitenlanders, maar me juist naar hun kraampje toe wilden hebben. Wat ik aanzag voor een ‘wegjaag-gebaar’ bleek het gebaar te zijn voor ‘kom eens hier’.
Ruis Er kan in de communicatie tussen mensen nog veel meer mis gaan (zie ook de module ‘Waarneming en interpretatie’). Als iemand jou iets vertelt in een lawaaierige discotheek, is de kans groot dat je delen van zijn verhaal mist. Als jij een grote klodder slagroom op je gezicht hebt terwijl je iemand een verhaal vertelt is het waarschijnlijk dat hij de helft niet volgt omdat hij afgeleid wordt door wat hij ziet. De externe factoren die de ontvanger afleiden en daardoor de communicatie verstoren worden externe ruis genoemd. Ruis kan ook optreden doordat er iets niet goed is met de communicatiekanalen, bijvoorbeeld een stoornis in één van de zintuigen, een krakende telefoonlijn of een onduidelijk handschrift van de zender. Het juiste begrip van de overgebrachte informatie kan ook worden belemmerd door interne factoren bij de ontvanger. Dit wordt interne ruis genoemd. De ontvanger kan bijvoorbeeld onjuiste verwachtingen hebben met betrekking tot de boodschap, geëmotioneerd zijn of te weinig voorkennis hebben over het onderwerp. Hij kan ook afgeleid zijn door zijn eigen gedachten. Non-verbale communicatie Een heel klein deel van wat wij overbrengen aan informatie gebeurt via wat we zeggen. Een veel groter deel (70%) brengen we over met ons lichaam, door houding, gezichtsuitdrukking, gebaren en stemvolume. Het gaat vaak niet zozeer om wat iemand zegt maar om hoe iemand iets zegt. Iemands stemming zit bijvoorbeeld vooral in zijn non-verbale communicatie. Lichaamstaal liegt nooit. Bekijk de volgende situaties: • Iemand krijgt een rood hoofd en zegt dat hij zich op z’n gemak voelt. Wat geloof je? • Iemand staat met gebalde vuist tegen een ander te schreeuwen en zegt dat hij niet boos is.
9
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Communicatie
In de communicatietheorie worden zeven functies van de non-verbale communicatie onderscheiden: 1. Herhaling van wat verbaal is verteld (tegelijkertijd ja zeggen en knikken, de weg uitleggen en wijzen); 2. Vervanging van de verbale communicatie (ja knikken, nee schudden, vragende gezichtsuitdrukking, gebaren); 3. Tegenspreken van de verbale communicatie (iets bevestigen maar daarbij twijfelend het hoofd schudden of de schouders ophalen); 4. Affectieve (gevoelsmatige) ondersteuning van het gesproken woord (bezorgde frons of bemoedigend schouderklopje); 5. Informatie over de onderlinge relatie (glimlachen, oogcontact, aanraken, afstand, lichaamshouding); 6. Beklemtonen van de verbale communicatie (wijzen met een priemende vinger in de lucht als je een beschuldiging uit of met luide toon verwijten maken en driftig op tafel slaan); 7. Structureren en reguleren van de verbale communicatie (de punten en komma’s van de gesproken zinnen: hummen, aankijken en wegkijken, spreekpauzes en ondersteunende handgebaren).
10
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Communicatie
Oefening 1 - Ik kan je niet zien Doel Het doel van deze oefening is dat je ervaart hoe moeilijk contact zonder oogcontact is. Ervaringen, opmerkingen en tips Gemakkelijk en snel uit te voeren en erg effectief om te illustreren hoe belangrijk non-verbaal contact is. Materiaal, werkomgeving Voldoende ruimte om in tweetallen uiteen te gaan. Aantal deelnemers Ieder veelvoud van 2. Tijd ± 20 minuten. Werkwijze Maak tweetallen: A en B. • Zet twee stoelen met de rug tegen elkaar. A en B gaan op deze stoelen zitten; • A vertelt aan B in drie minuten wat hij het leukste vond dat hij/zij dit weekend heeft gedaan en waaróm hij/zij dat het leukste vond. Daarna vertelt B dit aan A; • Daarna bespreken zij deze oefening na met de nabesprekingvragen die hieronder staan. Vragen voor de nabespreking • Welke verbale communicatie was er tussen A en B? • Welke non-verbale communicatie was er tussen A en B? • Wat is het verschil tussen dit gesprekje en een gesprek waarbij je wél oogcontact kunt maken? • Waarom is oogcontact belangrijk bij gesprekken? • Wat heb je geleerd van deze oefening?
11
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Communicatie
Oefening 2 - Eén- en tweezijdige communicatie Doelen • De deelnemers de verschillen laten zien tussen één- en tweezijdige communicatie; • De deelnemer laten ontdekken wat er nodig is voor het effectief overbrengen van informatie. Ervaringen, opmerkingen en tips • Een aardige en korte oefening, die goed past aan het begin van een training; • Meestal neemt tweerichtingsverkeer meer tijd, geeft een beter resultaat en is voor de betrokkenen prettiger. Goede ‘instructeurs’ (zenders) zoeken vaak eerst uit hoe de figuren in het totale vlak staan, gebruiken de maatvoering die in de tekeningen is verwerkt, gebruiken meetkundige termen die de ander ook kan kennen, en zijn vindingrijk in het vinden van benamingen voor de ‘krullen’ en ‘oortjes’ in de tekeningen. Bovendien zijn ze geduldig en methodisch; • De oefening kan frustrerend zijn, omdat het vaak, zeker zonder dat de ander vragen mag stellen, lastig is om de informatie over te brengen (de figuren zijn erg abstract en daardoor moeilijk). • Een variant is: de deelnemers zelf iets te laten tekenen en dat vervolgens proberen over te brengen. Grappig hierbij is dat simpele beschrijvingen als ‘huis’ en ‘boom’ toch nog multiinterpretabel blijken te zijn, waarmee nog eens geïllustreerd wordt dat zelfs binnen dezelfde taal en cultuur verschillen bestaan in interpretatie. Materiaal en werkomgeving Eén- en tweezijdige communicatie - Figuur 1 en 2 voor de deelnemers. Papier (A4) en potloden. Aantal deelnemers Onbeperkt, maar een even aantal. Tijd Introductie en instructie: 5 minuten; twee tekenrondes: 20-30 minuten; nabespreking: 15 minuten; totale tijd: 45-55 minuten Uitvoering De trainer legt uit waar de oefening toe dient. Hij vraagt de groep zich op te splitsen in tweetallen: A is de instructeur, B moet de opdracht van de instructeur uitvoeren. A en B gaan met de rug naar elkaar toe zitten. A krijgt ‘Opdracht 1’ uitgereikt, B een paar vellen A4 en een potlood. Tegen de B’s zegt de trainer dat ze tweemaal een tekening gaan maken, op aanwijzing van hun instructeur. Bij de eerste tekening mogen de B’s niets zeggen of vragen. Bij de tweede mogen ze dat wél. Voor elke tekening krijgt men minimaal 10 minuten. Tegen de A’s zegt de trainer dat ze minstens één minuut de tekening moeten bestuderen, voordat ze beginnen met uitleggen. In de nabespreking wordt besproken: • in hoeverre de verschillen in resultaat bij de twee tekeningen terug te voeren zijn op de verschillen tussen één- en tweerichtingsverkeer; • wat de kenmerken van een duidelijke instructie zijn.
12
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Communicatie
Werkblad bij oefening 2 - Figuur 1
13
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Communicatie
Werkblad bij oefening 2 - Figuur 2
14
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Communicatie
Oefening 3 - Communicatie met blikjes Doel De deelnemer brengt op een alternatieve wijze communicatie tot stand. Ervaringen, opmerkingen en tips Een actie-oefening. Deelnemers worden zelf aan het doen en denken gezet, dat werkt vaak positief op betrokkenheid en sfeer. Goed bruikbaar als de groep een beetje is ingezakt. Zorgt meestal voor hilariteit. Materiaal en werkomgeving Blikjes of plastic bekertjes (voor iedere deelnemer één), touw, schaar. Voldoende ruimte om te kunnen knutselen. Aantal deelnemers Maximaal 10. Tijd Inleiding met uitleg: 5 minuten Oefening: 10 minuten Nabespreking: 5 minuten Totaal: 20 minuten Werkwijze • Twee groepsleden krijgen twee blikjes en een lang stuk draad; • De opdracht is als volgt: door middel van de twee blikjes en de draad moet communicatie plaatsvinden; • De oplossing is: maak in de bodem van de twee blikjes een gaatje, doe de draad er doorheen, maak een knoopje in de draad en trek de draad strak tussen de twee blikjes; • Er is pas communicatie wanneer de lijn gespannen is en de één in het blikje praat en de ander luistert. Er moet dus ‘spanning’ zijn tussen de personen; • In de nabespreking komen eerst de uitvoerders aan het woord: wat zijn de ervaringen? • Daarna wordt feedback gegeven op de wijze waarop de deelnemers tot communicatie gekomen zijn.
15
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Communicatie
Oefening 4 - Dynamisch duo Doelen De deelnemer doet ervaring op met het uitbeelden van handelingen. De deelnemer kan non-verbale signalen interpreteren. Ervaringen, opmerkingen en tips • Deze eenvoudige oefening kan een ijsbreker zijn, maar kan ook de energie in een groep weer oppeppen; • Ze is goed te gebruiken als korte inleiding op het thema non-verbale communicatie; • Deze oefening kan ook gebruikt worden als eerste kennismaking met ‘spelen’ ten behoeve van rollenspellen in bijv. het thema Assertiviteit; • Zorg ervoor dat iedere deelnemer aan minimaal één uitbeelding meewerkt; • Zorg ervoor dat iedere deelnemer tijdens de uitbeelding door anderen antwoordsuggesties geeft. Materiaal en werkomgeving Kaartjes waarop de activiteiten beschreven staan. Aantal deelnemers Geen maximum. Tijd Inleiding met uitleg: 5 minuten; oefening: 20 minuten; nabespreking: 5 minuten Totaal: 30 minuten Werkwijze De groep wordt in groepen van twee deelnemers gesplitst. Elke groep krijgt een kaartje met een hieronder beschreven activiteit. De groepen dienen deze samen pantomimisch uit te voeren. Na enige tijd moeten de anderen de betekenis raden.
Zagen: Volleybal: Hockeyen: Vioolspelen: Paardrijden: Voetballen: Tafeltennis: Boksen: Afwassen: Sigaret:
Twee mensen proberen een boom die op de grond ligt met een trekzaag door te zagen. Twee volleyballers spelen steeds de bal naar elkaar toe. Twee ‘pingelende’ hockeyers. Twee violisten spelen samen een muziekstuk. De één is het paard, de ander de ruiter. De één probeert doelpunten te maken, de ander is keeper. Twee mensen die samen tafeltennissen. Twee boksers; je mag elkaar niet echt aanraken, je doet net of je slaat. Twee afwassers; één wast af, de ander droogt de vaat De één steekt een sigaret op, biedt de ander er één aan, vraagt (zonder geluid te maken) om een vuurtje en steekt de twee sigaretten aan. Bed opmaken: Twee mensen maken samen een bed op, allebei aan één kant van het bed. Kanoën: Je zit in een tweepersoons kano. Zorg dat je precies tegelijk je armen beweegt.
16
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder!
Thema Feedback Feedback is het proces waarin men informatie krijgt over de effecten van het eigen gedrag op andere mensen. In ieder leerproces, maar zeker een leerproces in een groep of op een werkvloer, is het krijgen van feedback op nieuwe vaardigheden, nieuw gedrag een belangrijk element. Om effectief van elkaar te kunnen leren hebben deelnemers deze vaardigheid nodig. Zowel aan het geven als aan het ontvangen van feedback wordt in deze module aandacht besteed. Opmerkingen, ervaringen en tips • Het is aan te raden deze module aan het begin van een cyclus te plaatsen. De opgedane vaardigheden zijn erg bruikbaar in het verdere proces; • Kritiek geven, maar ook complimenten geven, is iets waar veel mensen moeite mee hebben. Het is daardoor vrij gemakkelijk draagvlak te creëren voor deze module. Met behulp van een aantal voorbeelden uit de dagelijkse praktijk is snel en gemakkelijk duidelijk te maken wat het voordeel is van het beheersen van deze vaardigheden; • Maak gebruik van de vraag ‘hoe zou je dat anders kunnen doen?’ Vermijd het woord ‘beter’, maar probeer de voordelen van ander gedrag te benoemen, of liever nog te laten benoemen. Hoe meer er uit de groep komt, hoe beter het is. • Neem uitgebreid de tijd om het thema in te leiden. Leg de spelregels voor het geven en ontvangen van feedback uit en behandel deze. Probeer de groep met voorbeelden te laten komen, maar zorg zelf ook dat je een aantal voorbeelden paraat hebt, liefst uit de dagelijkse praktijk op de werkvloer van de deelnemers. Over de oefeningen Oefening 1 vereist enige ontspanning in de groep (bekijk het kopje ‘Ervaringen’ van de oefening zelf). Oefeningen 2 en 3 zijn laagdrempelige schriftelijke oefeningen, die wel tot nadenken stemmen. Gemakkelijk te gebruiken dus. Oefening 4 is een rollenspel. Dat betekent dat er gespeeld gaat worden. Spelen (drama) is echter voor veel mensen griezelig. Een voorwaarde is dat de groep zich veilig voelt. Als dat niet het geval is, en jij en/of de groep hebben geen enkele ervaring met spelen, dan is oefening 4 (Bankje in het park) uit de module ‘Assertiviteit’ een geschikte om een beetje los te komen. Theorie Letterlijk vertaald is feedback: terugvoeding. Het is het proces waarin informatie teruggevoed of ingevoerd wordt in een informatieverwerkend systeem, in dit geval: de mens. Als het om mensen gaat is feedback het proces waarin men informatie krijgt over de effecten van het eigen gedrag op andere mensen. Dat kan op twee manieren: naar eigen inschatting of doordat de ander zelf het effect dat je op hem hebt benoemt. Bij trainingen in sociale vaardigheid wordt met feedback alleen dat laatste bedoeld. Feedback speelt een essentiële rol in trainingen, omdat ervan uitgegaan wordt dat ze vaak betrouwbaarder is dan wat mensen zelf schatten als effect van hun gedrag.
17
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Feedback
Ik maak een grapje en zie mijn gesprekspartner fronsen. Ik denk: “Snapt hij het niet of vindt hij het niet leuk?” De ander gaat op een ander onderwerp over, dus gok ik dat hij het grapje wel snapte, anders had hij wel gevraagd wat ik bedoelde. Later blijkt dat hij me niet verstaan heeft, maar de moeite niet nam om te vragen of ik mijn woorden wilde herhalen. Mijn interpretatie van zijn reactie zat er dus naast. Feedback is niet hetzelfde als kritiek! Jammer genoeg geven we veel meer kritiek dan complimenten en schouderklopjes, en beschouwen we dat ook nog als gewoon! Gemeende en gerichte waarderende opmerkingen kunnen prima feedback zijn, goed voor de relatie en goed voor het leerproces van de ander. Bovendien zijn ze vaak welkom. Een paar kanttekeningen hierbij: Geef geen complimenten die je niet meent, ook niet om daaropvolgende kritiek te verzachten. Zet ook nooit complimenten voor de komma, gevolgd door ‘maar’. Wat vóór ‘maar’ komt, is slechts een doekje voor het bloeden. Als je een compliment geeft, doe dat dan liever over iemands gedrag, eigenschap of werk, in plaats van over zijn bezittingen. Dus niet: ‘Wat een mooie das heb je aan’, maar: ‘Wat heb je die das goed gekozen’, of: ‘Ik vind dat jij je goed kleedt’. Omdat Nederlanders zo weinig gewend zijn aan positief commentaar, reageren ze er soms merkwaardig op. Daarom is het verstandig een compliment niet te breed uit te meten. Ten slotte is van belang complimenten te maken over iets, waarbij waardering voor de ander telt, een prestatie die veel inspanning gekost heeft, of iets dat voor het eerst goed lukt. Maar als je tegen iemand zegt dat hij aardig zingt, als hij dat al zijn leven lang doet en zijn cd’s verkopen goed, moet je niet verbaasd zijn als hij wat merkwaardig reageert. Er zijn natuurlijk meer manieren om waardering te uiten: een cadeautje, een uitnodiging om samen te gaan lunchen, een bos bloemen, of opslag.
Spelregels voor het krijgen van feedback Vaak wordt het krijgen van negatieve kritiek als pijnlijk en onplezierig ervaren. Mensen kunnen vanuit die gekwetstheid overgevoelig reageren of juist de indruk wekken dat ze een olifantshuid hebben. Je kunt niet altijd invloed uitoefenen op de manier waarop een ander je kritiek geeft. Wel op de manier waarop je die ontvangt. Realiseer je allereerst dat feedback niet gericht is op wie je bent, maar op wat je doet of gedaan hebt. 1. Luisteren Ga niet meteen in de verdediging, ook als dat het eerste is wat in je opkomt. Luister naar de ander zonder hem in de rede te vallen. Wacht tot hij/zij is uitgesproken. Vat zonodig samen en onthoud voor je zelf wat je niet begrijpt. 2. Doorvragen Kritiek wordt vaak algemeen gesteld. Het vragen naar details maakt het je mogelijk precies uit te vinden wat de bezwaren van de ander zijn. Doorvragen, niet aanvechten. Daar is het nog te vroeg voor, want je weet nog niet waar de ander het precies over heeft.
18
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Feedback
3. Instemmen met kritiek Dat kan op twee manieren: - stem in met de waarheid; - stem in met het recht van de ander op een mening. Dit kun je laten volgen door een uitleg. 4. Probleem oplossen en afspraken maken Soms is het gesprek na de eerste drie stappen al rond, meestal is de stoom van de ketel, soms moet er meer gebeuren. Ga door op díe punten waarop je meent ten onrechte aangesproken te worden. Nadat je de hoofdzaken uit de kritiek op die manier doorgenomen hebt, blijken veel problemen al opgelost te zijn. Vergeet vooral niet aan het eind van het gesprek de gemaakte afspraken duidelijk te benoemen, zodat je kunt zien of je het met elkaar eens bent.
Spelregels voor het geven van feedback 1. Beschrijf je eigen reactie Geef je eigen reactie, ontstaan of opgeroepen door het gedrag van de ander. Geef geen beoordeling of veroordeling van dat gedrag. 2. Geef je waarneming en gevoel daarbij weer Geef in je reactie weer wat je ziet, denkt en voelt, naar aanleiding van het gedrag van de ander. Houd deze drie aspecten zo goed mogelijk uit elkaar! 3. Denk aan positieve en negatieve punten Betrek zowel de positieve (doeltreffende) als de negatieve (niet doeltreffende) aspecten van het functioneren in je feedback. 4. Concretiseer jouw feedback Geef wat je ziet, denkt, voelt zo nauwkeurig mogelijk weer. Gebruik geen vage en/of algemene aanduidingen. 5. Beschrijf het gedrag Geef jouw reactie op het zichtbare gedrag van de ander, zowel het verbale als het non-verbale. Beschrijf het en stel niet vast hoe je denkt dat het is. Ga niet in op iemands bedoelingen en motieven. Als dit laatste toch aan de orde is, spreek er dan over in termen van - te toetsen - veronderstellingen. 6. Geef je reactie tijdig Geef je reactie zo kort mogelijk na afloop van het betreffende gedrag. Dan herinnert de ander zich het voorval nog.
19
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Feedback
7. Doe het gedoseerd Hou rekening met de hoeveelheid informatie die de ontvanger in één keer kan verwerken. 8. Let op haalbaarheid Reageer op díe gedragsaspecten die de ander eventueel kan bijsturen. 9. Check Ga na of de feedback bij de ontvanger goed is overgekomen. Je kunt de ander vragen de gegeven indruk of reacties samen te vatten. 10. Toets Wanneer feedback wordt gegeven in aanwezigheid van anderen, dan hebben gever en ontvanger gelegenheid de reactie van de ander na te gaan. Hebben anderen een soortgelijke indruk?
20
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Feedback
Oefening 1 - Ophemelen Doelen • De deelnemers inzicht geven in weerstanden bij het geven en ontvangen van complimenten; • Vaardigheid in het geven en ontvangen van complimenten vergroten. Opmerkingen en ervaringen Deze oefening is eenvoudig en plezierig om te doen. Veel mensen zijn niet gewend complimenten te geven of te krijgen. Dat wél doen geeft een goed gevoel. Het bedenken van complimenten kan wel wat moeite kosten. Deelnemers kunnen zich onzeker voelen als ze lang moeten nadenken voor ze de ander kunnen complimenteren. De ander kan zich beledigd voelen als er niet meteen een compliment uitrolt. Door dit van tevoren te bespreken kan dit worden verminderd. Geef ook ruimte door tips aan te reiken (neem de tijd, je kent elkaar misschien niet goed, denk aan het groepsgesprek van daarnet, wat heb je daar gezien van de ander, etc.). De begeleider kan ook besluiten de rol van observator te vervangen door die van tweede zender. Op deze wijze kunnen de zenders overleggen en wordt het minder eng. Materialen en werkomgeving Ruimtes voor drietallen, tenzij de trainingsruimte zo groot is dat de subgroepen elkaar niet storen. Aantal deelnemers Veelvouden van drie. Tijd Introductie en opdeling in drietallen: 10 minuten; werken in subgroepen: 35 minuten; nabespreking: 15 minuten; totale duur: 60 minuten Werkwijze In deze oefening gaan de deelnemers oefenen met het geven van complimenten aan elkaar. Om dat goed te kunnen doen wordt eerst plenair besproken wat een compliment eigenlijk is, wanneer en hoe je het geeft. Nodig de deelnemers uit hierover hun mening te geven en schrijf kreten op. Breng in, wanneer nodig, dat complimenteren een vorm van feedback is en dat het het beste werkt als je je in je complimenten richt op de persoon, niet op materiele zaken. Vergelijk onderstaande twee complimenten plus de gangbare reacties: 1 - “Wat een leuke jurk is dat, Marjan!” - “O, vind je? Dat is al een hele oude; ik heb hem alleen maar aan omdat hij zo lekker warm is” (of iets dergelijks); 2 - “Wat heb je die kleur goed gekozen, Marjan. Die jurk staat je prima!” - “Goh, ja, nou, dank je wel.”
21
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Feedback
Oefening 2 - Vervolg Neem vervolgens met de deelnemers door waar je zoal complimenten over zou kunnen geven. Schrijf dat op het bord en gebruik zo nodig de onderstaande lijst. • Gedrag dat je bij de ander gezien hebt; • Sociale vaardigheden; • Prestaties of vaardigheden die met het werk van de ander samenhangen; • Prestaties of vaardigheden die met de gezinsrol van de ander samenhangen (dochter, oudste zoon, echtgenoot, vader); • Karaktereigenschappen (maar alleen als je ze kunt koppelen aan concreet gedrag); • Hobby’s; • Smaak (in kleding, boeken, woninginrichting, muziek); • Muzikaliteit; • Vaardigheid in één of meer sporten; • Woordgebruik, gevoel voor humor; • Stem en stemgebruik; • Uiterlijk (gezicht of onderdelen daarvan, haar, handen, figuur, levendigheid of expressiviteit van gebaren en manier van bewegen). Verdeel de groep in drietallen. Er wordt gerouleerd met de functies: zender, ontvanger en observator. De zender krijgt steeds vijf minuten om complimenten te geven aan de ontvanger. Daarna wordt vijf minuten nabesproken met de observator hoe dat gegaan is (hoe zijn de complimenten ontvangen, hoe werden ze gegeven). Tweemaal rouleren, zodat iedereen zender, ontvanger en observator is geweest. Tips voor de zender (gever van complimenten) Kijk open naar de ontvanger en vraag je af wat jij wezenlijk plezierig, goed of mooi aan die ander of aan zijn of haar gedrag vindt. Maak gerichte complimenten: liever over je voortreffelijke Engels dan over je talenknobbel. Tips voor de ontvanger Reageer niet meteen, maar laat het compliment even inwerken. Als het je in verwarring brengt, zeg dat dan. Als je het niet begrijpt, vraag dan aan de ander wat hij/zij bedoelde. Bedank de gever van het compliment. Tips voor de observator Let op de lichaamshouding van zender en ontvanger. Klopt die met wat er gezegd wordt? Hoe reageert de ontvanger op het compliment? Richt de zender zijn complimenten op de persoon van de ontvanger of gaat het over ‘dingen’? Na afloop worden in de groep (eventueel m.b.v. onderstaande vragen) de ervaringen besproken. • Hoe was het om complimenten te geven? • Hoe was het om complimenten te ontvangen? • Wat weerhoud je om gemeende complimenten te geven/ontvangen? • Hoe kun je complimenten maken die prettig om te geven en te ontvangen zijn? • Wat neem je mee van deze oefening?
22
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Feedback
Oefening 2 - Van afbrekend naar opbouwend Doel Afbrekende kritiek leren omzetten in opbouwende kritiek. Opmerkingen en ervaringen Naar aanleiding van de voorbespreking en op basis van de ‘spelregels’ zijn de deelnemers in staat deze oefening te doen. In tegenstelling tot oefening 1 wordt hier geen actie verwacht, maar kunnen de deelnemers individueel nadenken over hun antwoorden. Blijkt de oefening toch nog te lastig voor individuele deelnemers dan kan gekozen worden voor een plenaire bespreking. Materiaal en omgeving Voldoende kopieën van het werkblad ‘Uitspraken’. Ruimte om individueel te kunnen werken (tafels). Tijd 25 minuten. Werkwijze • Geef een voorbeeld van negatief gebrachte kritiek en laat de groep een positieve formulering bedenken; • Leg uit dat de bedoeling van deze opdracht is om alle uitspraken op het werkblad om te zetten in positieve formuleringen; • Deel de werkbladen uit; • Geef aan hoeveel tijd men heeft voor deze oefening; • Als iedereen zijn blad heeft ingevuld worden de antwoorden nabesproken.
23
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Feedback
Werkblad bij oefening 2 Uitspraken Verander de uitspraken hieronder van afbrekende kritiek in opbouwende kritiek. Let op: er zijn meerdere mogelijkheden om de uitspraak van afbrekend in opbouwend te veranderen.
“Je loopt voor gek met die afgezakte sokken.”
“Hoe is het mogelijk dat je weer te laat bent.”
“Wat bemoei je je nou weer met mijn vriend.”
“Je bent lui.”
“Ik snap d’r geen bal van, je praat altijd zo onduidelijk.”
“Je denkt altijd alleen maar aan jezelf als je een vrije dag wilt.”
“Die rotklusjes laat je weer voor mij liggen.”
“Luisteren kun je niet.”
“Jij let ook nooit op, hè.”
“Je stinkt uit je bek.”
24
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Feedback
Oefening 3 - Hoe kritisch ben jij? Doelen Oefenen met het geven van kritiek. Opmerkingen, ervaringen en tips Een laagdrempelige oefening die tot nadenken stemt. In tweetallen komt vaak een levendig en persoonlijk gesprek op gang. Materialen en omgeving Voldoende kopieën van het werkblad ‘Situaties’. Voldoende ruimte om in tweetallen te overleggen. Aantal deelnemers Ieder veelvoud van twee. Tijd Uitleg: 5 minuten Invullen: 15 minuten Bespreken in tweetallen: 20 minuten Werkwijze • Deel het werkblad ‘Situaties’ uit; • Geef de deelnemers de opdracht bij iedere situatie op te schrijven of ze het moeilijk of gemakkelijk vinden om kritiek te geven, en of ze het ook werkelijk nodig vinden in deze situatie kritiek te geven; • Verdeel de groep, als iedereen het werkblad heeft ingevuld, in tweetallen en laat ze de antwoorden bespreken.
25
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Feedback
Werkblad bij oefening 3 - Situaties 1. Je vindt de nieuwe trui van je vriendin niet mooi.
2. Je fietst iedere dag samen met een collega naar je werk. Je collega is bijna nooit op tijd. Jij komt hierdoor ook steeds te laat.
3. Je collega, die vlak naast je werkt, ruikt regelmatig naar zweet. Jij hebt hier last van.
4. Je vindt dat je leidinggevende jou meestal op een kinderachtige manier toespreekt.
5. Je volleybalt. Eén van je medespelers is lui en laat de ballen vaak gaan in de hoop dat ze uit zijn.
26
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Communicatie
Vervolg werkblad bij oefening 3 - Situaties
6. Je doet een balsport. Eén van je medespelers is een gezellige vent om er bij te hebben. Maar hoezeer hij zijn best ook doet, hij heeft het niet in zijn vingers. Hij verspeelt veel punten en jullie team dreigt te degraderen.
7. Je vindt dat de begeleider van deze bijeenkomst saai vertelt. Je kunt je aandacht er niet bijhouden.
8. Samen met een collega moet je een werkstuk maken. Jij wilt het graag zo goed mogelijk doen. Je collega vindt het allemaal niet zo belangrijk en maakt zich er gemakkelijk van af. Jij bent niet tevreden over zijn bijdrage.
9. Je krijgt bezoek van een aantal vrienden, allemaal rokers. Jij hebt een hekel aan roken. Een paar sigaretjes kun je nog wel verdragen, maar je vrienden paffen er lustig op los.
27
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Feedback
Oefening 4 - Achmed is te laat Doel Leren iemand op een juiste manier kritiek te geven. Ervaringen, opmerkingen en tips • Zie ook ‘Over de oefeningen’ in de inleiding; • De drempel voor het spelen is lager in groepjes van drie (je hebt dan niet de hele groep als publiek). Dit betekent echter ook dat je als begeleider je aandacht moet verdelen, dat kan niet in iedere groep. Maak dus een inschatting van de eigen verantwoordelijkheid van de deelnemers; • Deze oefening kan ook plenair. Je hebt dan als begeleider meer toezicht en kunt gemakkelijker ondersteunen en feedback geven. De groep is in dit geval de observator. Materiaal en werkomgeving Voldoende ruimte(s) om in drietallen uiteen te gaan. Aantal deelnemers Ieder veelvoud van drie. Tijd Uitleg: 5 minuten Rollenspel: in drietallen 20 minuten - plenair 45 minuten Nabespreking (niet nodig bij plenair): 20 minuten Werkwijze • Leg de oefening uit, geef een beschrijving van de situatie en geef ruimte voor vragen; • Verdeel de groep in drietallen: A, B en C; • A is Natasja, B is Achmed en C observeert; • Natasja geeft Achmed opbouwende kritiek. C observeert goed hoe Natasja dit doet; • A, B en C bespreken de oefening na met behulp van de nabesprekingsvragen; • Als er genoeg tijd is kan gerouleerd worden met de rollen. Situatie Natasja is een collega van Achmed. Samen werken ze als toezichthouder in een winkelcentrum. Natasja kan pas naar huis als Achmed er is. Er moet namelijk één toezichthouder in het winkelcentrum blijven. Achmed had vandaag om 15.00 uur moeten komen. Het is al 15.15 uur en hij is er nog niet. Dat is al de vierde keer deze maand. Hoewel Natasja Achmed verder een prima collega vindt, baalt ze enorm. Vooral omdat ze nu de trein naar Alkmaar niet kan halen. En ze wilde op tijd in Alkmaar zijn omdat ze naar de verjaardag van haar zusje wilde. Het is 15.20 uur als Achmed hun kantoortje binnen komt stuiven. Natasja neemt zich voor om Achmed stevige opbouwende kritiek te geven. Daar heeft ze nu een kwartiertje de tijd voor, want haar trein haalt ze toch niet meer.
28
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Feedback
Oefening 3 - Vervolg Nabesprekingsvragen • Praatte Natasja in de ik-vorm? Waaruit bleek dat? • Was Natasja kort en bondig? Waaruit bleek dat? • Haalde Natasja er dingen bij die niet bij het te-laat-komen hoorden? Wat bijvoorbeeld? • Was Natasja’s kritiek opbouwend of afbrekend? Waarom? • Wat kun je van deze oefening leren?
29
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder!
Thema Assertiviteit Grip hebben op je eigen leven bestaat voor een groot deel uit het op een effectieve wijze kunnen uitdragen van persoonlijke wensen, ideeën en vaardigheden. Het duidelijk kunnen en durven maken wat je nodig hebt als je eenmaal weet wat dat is. Een assertieve houding en manier van communiceren is ook op het werk onmisbaar omdat je met mensen te maken hebt en met anderen moet kunnen communiceren. Echt assertief leren optreden vergt een heleboel training. Dit proces zal, net als de andere arbeidsintensieve processen die samenhangen met een weg terug naar samenleving en arbeidsmarkt, voornamelijk in de één-op-één situatie met de trajectbegeleider worden doorlopen. De groepsbijeenkomst over dit thema levert vooral een prachtige gelegenheid op om in veilige omgeving eens op elkaar te oefenen met assertief gedrag en het er samen over te hebben. De theorie hieronder is vooral een korte samenvatting om op ideeën te komen voor een eigen inleiding naar de deelnemers toe. Ervaringen, tips en opmerkingen • Maak je inleiding vooral persoonlijk: “Ik zat laatst in de trein en had last van een raampje wat openstond een coupe verderop” etc. • Gebruik humor in je verhaal. • Je zult als trainer/begeleider tijdens de bijeenkomsten regelmatig passief of agressief reageren uit jezelf of aan de hand van het gedrag van de deelnemer. Maak daar gebruik van! Over de oefeningen Oefenen met assertief gedrag betekent situaties naspelen, oftewel een beetje toneelspelen als jezelf. Het voordeel van spelen is dat het geleerde je beter bijblijft omdat je het niet alleen gehoord maar ook ervaren hebt. Spelen (drama) is echter voor veel mensen griezelig. Een voorwaarde is dat de groep zich veilig voelt. Als dat het geval is, maar jij en/of de groep hebben geen enkele ervaring met spelen dan is oefening 4 een hele fijne om een beetje los te komen. Deze module bevat naast de ‘speeloefeningen’ ook drie oefeningen waarvoor geen spel nodig is. Spelen is dus geen must als het niet bij jou of de groep past. In principe geeft oefening 3 genoeg gespreksstof om het thema al pratend te behandelen en de deelnemers toch betrokken te maken bij hun eigen agressief, assertief of passief gedrag. Er kan ook gekozen worden voor een twee-stappen-plan: één bijeenkomst voor bewustwording en praten over, een tweede bijeenkomst om te oefenen met nieuw gedrag. Oefening 1 en 2 zijn inwisselbaar en beiden goed bruikbaar als ijsbreker. Gebruik één van beiden. Theorie Assertiviteit is een begrip uit de psychologie. Het is eigenlijk een verzamelbegrip over het omgaan met andere mensen in relatie, werk, scholing en andere sociale situaties. Als je assertief goed reageert dan kom je op voor je eigen mening, rechten en standpunten zonder je gesprekspartner(s) agressief te benaderen zodat zij in hun waarde blijft/blijven. Assertiviteit is
30
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Assertiviteit
het uiten van gedachten, gevoelens en meningen op een directe, eerlijke en gepaste wijze. Je komt op voor je eigen belangen op een manier die past bij de situatie en die zowel respectvol is naar jezelf als naar de ander. Assertiviteit gaat over: • Nee durven zeggen; • Grenzen durven stellen; • Complimenten geven en nemen; • Je mening geven; • Sociale steun vragen. Assertiviteit wordt in de theorie meestal tegenover sub-assertiviteit/passiviteit en agressie gezet. Deze twee gedragingen vormen in veel situaties het alternatief voor assertiviteit. Beiden zijn, in de meeste gevallen, minder effectief voor alle betrokkenen. Voor een goed begrip en het kunnen toepassen van assertiviteit is het van belang dit begrip te kunnen vergelijken met de alternatieven. Temeer omdat die voor veel mensen herkenbaar zijn als het eigen gedrag. Sub-assertief/passief:
Teveel rekening houden met het belang van de ander, het eigen belang verwaarlozen.
Agressief:
Vooral het eigen belang zien, het belang van de ander negeren/niet zien.
In een schema zou de verdeling tussen de drie er zo uitzien:
subassertief
Belang van de ander
assertief
agressief
Belang van jezelf
31
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Assertiviteit
Bij assertiviteit speelt lichaamstaal een belangrijke rol en daarom is bij het trainen ervan veel aandacht nodig voor non-verbale aspecten. Een aantal mogelijke houdingsaspecten:
Sub-assertief / passief - Ogen neergeslagen - Wegkijken - Hand voor de mond - Gebogen, inéén gedoken houding (klein maken) - Gespannen - Veel afstand
- Geïnteresseerd, gesloten
Assertief - De ander aankijken - Vriendelijk kijken, glimlachen - Handen langs het lichaam/ losjes op tafel - Rechtop, schouders naar achter - Ontspannen - Respectvolle afstand (net buiten of op de grens eigen ruimte van de ander) - Geïnteresseerd, open
Agressief - De ander aankijken - Kwaad kijken - Gebalde vuisten, wijzen, op tafel slaan - Rechtop - Gespannen - Vaak binnen eigen ruimte van de ander - Ongeïnteresseerd, gesloten
In het volgende schema zijn de drie gedragingen tegen elkaar afgezet in gevoelens, voordelen en langetermijn gevolgen. Het schema kan gebruikt worden om de verschillen tussen sub-assertief, assertief en agressief gedrag te bespreken. Dit bespreken komt vooral aan de orde in de bewustwordingsoefeningen: welk gedrag vertoon ik (oefening 1, 2, 3). Het schema beschrijft in algemene termen de gedachten, gevoelens, voordelen en lange-termijn gevolgen van het gedrag. In een bespreking kun je deze beschrijvingen koppelen aan het gedrag dat de deelnemer heeft benoemd of laten zien. Bijvoorbeeld: bij oefening 2 is een deelnemer gaan schreeuwen om zijn eigendom terug te krijgen. Nadat gezamenlijk is ontdekt dat dit agressief gedrag is, kan de deelnemer worden gevraagd welk gevoel hij bij deze reactie had. Had de reactie ook voordelen? En wat levert deze reactie op lange termijn op? Het schema geeft ondersteuning bij het beantwoorden van deze vragen als de deelnemer er zelf niet uitkomt (maar zelf bedenken is altijd beter!).
32
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Assertiviteit
Subassertief/Passief:
Assertief:
Gedachten/ gevoelens
Geïrriteerd, verward, verveeld, onzeker, gefrustreerd, eerst medelijden, maar dan...
Gewaardeerd, gerespecteerd, Klein, beledigd, boos, er wordt naar me geluisterd, machteloos, bang, misbruikt de dingen zijn me duidelijk.
Voordelen
Hoeven geen verantwoordelijkheid, risico’s en beslissingen te nemen, voorkomen afwijzing en krijgen nergens de schuld van.
Boeken resultaat, scheppen duidelijkheid, grijpen kansen aan, ontwikkelen eerlijke relaties, vergroten hun zelfrespect.
Macht, dominantie, je hoeft niets uit te leggen of te onderhandelen of naar anderen te luisteren.
Gaan op hun doelen af, bouwen eerlijke relaties op, bouwen wederzijds respect op, krijgen steeds meer zelfvertrouwen.
Isolatie, afwijzing, geen invloed meer, mensen hebben geen respect meer voor hen, verlies van hun zelfrespect.
Lange termijn Anderen weten niet waar ze gevolgen aan toe zijn, gedrag leidt tot misverstanden, een groter isolement, gevoel van afwijzing en minder zelfrespect.
Agressief:
33
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Assertiviteit
Oefening 1 - De barkeeper Doel Inleiding op het thema Assertiviteit. Bewustworden van eigen denktrant bij het oplossen van een lastige situatie en het gedrag dat daaruit voortkomt. Met de oefening creëer je een levend voorbeeld van sub-assertief/passief, assertief en agressief gedrag dat in de rest van de module gemakkelijk kan worden gebruikt als kapstok. Ervaringen en opmerkingen • Een situatie die bijna iedereen zich gemakkelijk kan voorstellen en waarover alle deelnemers in de regel onmiddellijk een mening hebben; • Het uitspelen van de situatie verlevendigt de herinnering, het zal de deelnemers beter bijblijven wat er is gedaan/gebeurd; • Let op! Goed en fout bestaat niet, iedere reactie heeft een functie. Benadruk die, dan blijft het veilig voor de deelnemers om open te reageren. Materialen en werkomgeving Dit blad. Aantal deelnemers De groepsgrootte is niet belangrijk. Tijd 30 minuten. Werkwijze • Lees de situatie (zie blz. 35) voor. • Laat een aantal mensen (of iedereen, afhankelijk van de groepsgrootte) reageren. Of speel de situatie uit, als je inschat dat deelnemers dat aandurven. Het helpt om zelf eerst een keer de barkeeper te spelen en een deelnemer de baas te laten zijn. Daarna neem je zelf de rol van baas en vraagt verschillende deelnemers om beurten barkeeper te zijn. • Je reageert nog niet meteen op de uitvoering van het rollenspel. • Als er voldoende antwoorden zijn gegeven of de situatie is een aantal keren gespeeld, volgt een korte nabespreking. • Laat de deelnemers reageren op wat ze gezien/ gehoord hebben: - Wat vond je van de verschillende reacties? - Heb je zelf wel eens zoiets meegemaakt? - Herken je je in reacties van anderen? - Waren de reacties verschillend, waarom en hoe. - Welk effect had de reactie? - Wat levert dat op? • Als je besluit de invuloefening (oefening 2) niet te gebruiken, kun je aan de hand van deze oefening de reacties van de barkeepers gaan benoemen als sub-assertief, assertief of agressief.
34
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Assertiviteit
Oefening 1 - Vervolg Gebruik je de invuloefening wel, dan kun je dit beter nog even in het midden laten, zodat de deelnemers objectief hun eigen gedragingen kunnen invullen. • Voor het benoemen hier een kleine ruggesteun:
Reactie
Label
Weglopen, ontslag nemen / stem verheffen, boos worden.
Agressief
Excuses aanbieden, de baas gelijk geven, niets zeggen, meteen doen wat Passief/sub-assertief er gevraagd wordt, ogen neerslaan. Rustig (let op stemgebruik) aangeven wat je voelt/ vindt van de benade- Assertief ring van de baas. Vragen naar zijn motivatie, aangeven wat jouw mogelijkheden zijn (kun je werken zonder briefje?)
Natuurlijk zijn er veel meer mogelijke reacties, let vooral op stemgebruik (en bij spelen op de houding). Situatie Je werkt als barkeeper in een kroeg. Bestellingen die gedaan worden schrijf je op een papiertje. De kroegbaas ziet dit, pakt het papiertje uit je handen, verscheurt dit en zegt dat je dat uit je hoofd moet doen. Wat doe je?
35
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Assertiviteit
Oefening 2 - Eigendommenruil Doel • De deelnemers het verschil tussen sub-assertief, assertief en agressief gedrag leren. • Deelnemers helpen hun gedrag assertiever te maken. Opmerkingen en ervaringen • Een eenvoudige leerzame oefening, die regelmatig voor hilariteit zorgt. Goed te gebruiken als ijsbreker. • De oefening is laagdrempelig en levert tegelijkertijd op een losse manier veel individuele leerstof voor iedere deelnemer afzonderlijk op. • Omdat de deelnemers zich in deze oefening op een zeer typerende manier gedragen, kan het thema worden uitgelegd aan de hand van direct voor handen zijnde praktijkvoorbeelden. Bovendien krijgt iedere deelnemer concrete informatie over zijn/haar eigen gedrag. • Als de emoties heftig worden (boos, verdrietig) grijp je natuurlijk in. Maak op dat moment meteen bespreekbaar wat er gebeurt en koppel het naar het thema assertiviteit. Dit gebeurt echter zelden! Wat zichtbaar wordt zijn meestal milde varianten, van boosheid en teleurstelling die gemakkelijk terug te voeren zijn op het thema. Materialen en werkomgeving Grote trainingsruimte. Aantal deelnemers Niet meer dan twaalf. Tijd Inleiding en afgeven van eigendommen: 5 minuten; met twaalf deelnemers zijn er zes spelsituaties, die samen ± 35 minuten in beslag nemen; nabespreking: 50 minuten; totaal: 1,5 uur Werkwijze De trainer splitst de groep in tweeën. Het eenvoudigst is dat over de tafel heen te doen: één helft links, één helft rechts. De rechterhelft (R) wordt gevraagd aan de linkerhelft (L) een dierbaar eigendom af te dragen dat ze niet graag kwijt zouden willen zijn (rijbewijs, foto van de kinderen, horloge, vulpen, creditcard, agenda, enz.). Dan probeert telkens een persoon van R van zijn tegenspeler van L zijn eigendom terug te krijgen. Het ligt voor de hand dat hij daarvoor op een of andere manier zijn wil laat gelden. Komt hij er niet uit dan kan de begeleider hem advies geven*: • Geef iedereen de opdracht goed op te letten wat hij ziet als twee anderen in gesprek zijn. Deel eventueel papier uit om aantekeningen op te maken. • Per koppel worden de observaties van de groep besproken. Daarbij wordt ook telkens gekeken welk soort gedrag de deelnemers hebben gebruikt om hun eigendom terug te krijgen, en welk effect dat heeft. * Tips: Gebruik argumenten (waarom heb jij het nodig, waarom heeft de ander er niets aan), geef aan hoe het voor jou voelt wat de ander zegt/doet (begrip), blijf rustig.
36
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Assertiviteit
Oefening 3 - Invuloefening Doel • De deelnemers bewust maken van hun eigen gedrag, laten inzien wat de gevolgen hiervan zijn en hoe dit kan veranderen. • De deelnemer kennis laten maken met de begrippen sub-assertief, assertief en agressief. Opmerkingen en ervaringen Het benoemen van de door de deelnemer ingevulde gedragingen als agressief of sub-assertief kan confronterend zijn. Ook hier geldt: goed en fout bestaat niet, focus vooral op de gevolgen en laat deelnemers zelf nadenken over wat ze daarvan vinden, wat ze graag willen. Materiaal en werkomgeving Flap-over of White Board, en viltstiften. Invullijst ‘Mijn gedrag’. Aantal deelnemers Maximaal 12. Tijd Uitleg invulopdracht: 5 minuten; invullen: 10 minuten; bespreken: 20 minuten; bespreken theorie: 15 minuten; rangschikken gedragingen: 40 min; totaal: 1,5 uur Werkwijze • De deelnemers maken een beoordeling van hun eigen gedrag m.b.v. de invullijst ‘Mijn gedrag’, bij voorkeur zonder dat de verschillende soorten gedragingen besproken zijn, zodat de deelnemers de lijst zo objectief mogelijk invullen. • Uitkomsten van de invullijst bespreken, zodat de deelnemer duidelijk wordt wat voor soort gedrag hij vertoont. Tevens geven de deelnemers aan met welke kenmerken ze tevreden zijn en welke gedragskenmerken ze zouden willen veranderen. • De verschillende soorten gedrag bespreken aan de hand van de theorie over sub-assertief, assertief, agressief gedrag. • Maak (van tevoren) 3 flap-overvellen klaar met als titels: sub-assertief, assertief en agressief. Verdeel de flap-over vellen in 3 kolommen: 1. het gedrag (van de invullijst); 2. je gedachten/gevoelens als je met het gedrag geconfronteerd wordt; 3. de lange-termijn gevolgen van dit gedrag. • Verdeel, plenair, samen met de deelnemers alle soorten gedragingen van de invullijst over de drie vellen. Een andere mogelijkheid is het verdelen van de groep in drieën en iedere groep één van de drie gedragingen te laten uitwerken. In de lijst ‘Verdeling gedragingen’ is een verdeling gemaakt die gebruikt worden. Voor het uitwerken van de bijbehorende gedachten/ gevoelens en lange-termijn gevolgen kan het schema uit de inleiding (blz. 31) gebruikt worden ter ondersteuning.
37
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Assertiviteit
Werkblad 1 bij oefening 3 - Mijn gedrag Onderstreep de kenmerken waar je jezelf in herkent. Vaag Laf Direct Realist Luistert aandachtig Kleineert zichzelf Eerlijk Veeleisend Innerlijke kracht Weigert te luisteren Slachtoffer Maakt anderen machteloos Geeft anderen de schuld
Effectief Spontaan Geremd Zelfmedelijden Zet anderen onder druk ‘Het maakt me niet uit’ Neemt initiatief Loser Onderhandelt niet Respecteert zichzelf en anderen Empowerend Machteloos Kleineert anderen
Winnaar Arrogant Kwetsend Overdonderend Luidruchtig Vergevend Neemt verantwoordelijkheid Niet effectief Onderdanig Afwachtend Gebruikt ik-uitspraken Ontwijkend
Met welke kenmerken die je hebt ben je tevreden?
Welke gedragskenmerken die je hebt zou je graag willen veranderen?
38
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Assertiviteit
Werkblad 2 bij oefening 3 - Verdeling gedragingen Passief/sub-assertief Vaag Onderdanig Geremd Zelfvertrouwen Ontwijkend Kleineert zichzelf Afwachtend
Agressief Veeleisend Onderhandelt niet Arrogant Geeft anderen de schuld Weigert te luisteren Kleineert anderen Zet anderen onder druk
Assertief Gebruikt ‘ik’ Direct Eerlijk Neemt verantwoordelijkheid Vergevend Luistert aandachtig Respecteert zichzelf en anderen
Loser Niet effectief Laf Slachtoffer Machteloos ‘Het maakt me niet uit’
Kwetsend Luidruchtig Maakt anderen machteloos Winnaar Overdonderend
Effectief Neemt initiatief Spontaan Realist Innerlijke kracht Empowerend
39
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Assertiviteit
Oefening 4 - Bankje in het park Doel Op speelse wijze ervaring opdoen met ‘doen alsof’/rollenspellen. Opmerkingen, ervaringen en tips • Deze oefening is een hulpmiddel om de groep los te maken voor rollenspelen. Als je niet van plan bent een rollenspel te gaan doen omdat de groep daar niet geschikt voor is, of je het zelf niet aandurft, is deze oefening dus niet nuttig voor het thema. • Check, als je niet zeker bent, of mensen al eens vaker een rollenspel hebben gedaan. • Drama (rollenspelen) werkt alleen in een veilige groep. Ga na of iedereen zich veilig genoeg voelt om iets geks te doen. • Heb je zelf geen ervaring met rollenspelen, maar durf je het met de groep aan, dan zijn de toverwoorden: enthousiasme en zelf meedoen. Dat werkt aanstekelijk en in veel gevallen vinden mensen het al snel stiekem toch leuk. • Iets vertellen over spel en de functie daarvan kan ook helpen om het ‘gek doen’ te ervaren als iets nuttigs. Kinderen spelen immers ook om te leren. En zeg nou zelf, wat blijft je beter bij: een lesje in een boek of opgezegd door de leraar over bijvoorbeeld biologie, of zelf kikkervisjes vangen en kijken hoe ze groeien. Een lesje over buskruit of zelf een vuurpijl afsteken (oftewel iets horen/zeggen/lezen versus iets doen!) • Enige structuur kan helpen bij aarzelende groepen. Er kan van links naar rechts worden gewerkt met ‘inspringen’. De trainer bepaalt wanneer een volgende opkomt. Laat het spel niet te lang duren, maar als er nog ontwikkeling is (het wordt nog leuker/spannender) ga dan nog even door. Benodigdheden • Een bank of drie stoelen naast elkaar op een spelvlak. • Kaartjes met daarop rolopdrachten met een bijvoeglijk en zelfstandig naamwoord: vermoeide bejaarde, nieuwsgierige achtjarige, verleidelijke jongeling, aanklampende zwerver, arrogante minister, enzovoort. Aantal deelnemers Maximaal 12. Tijd 30 minuten. Werkwijze • De groep zit in een publieksopstelling voor een spelvlak. Op het spelvlak staat ‘een bankje’. De trainer gaat op het bankje zitten en legt uit dat dit een bankje in een park is. Het is zonnig weer, lunchtijd. Bij het bankje gaat een aantal korte ontmoetingen plaatsvinden. Er hoeft niets bijzonders te gebeuren. • De trainer komt van het bankje af en nodigt iemand uit een kaartje met rolopdracht te pakken en plaats te nemen op het bankje. Hij geeft vervolgens aan dat het er niet om gaat dat het
40
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Assertiviteit
Oefening 4 - Vervolg publiek raadt welke rol hij heeft. Hij hoeft dat dus ook niet in zijn rol uit te gaan leggen. Het spel mag heel natuurlijk zijn. Net als in de werkelijkheid vallen er soms stiltes. Misschien wordt er helemaal niets gezegd. Daarna pakt een volgende deelnemer een kaartje en betreedt het spelvlak. Er ontstaat vanzelf een scène. Er wordt doorgespeeld tot een derde persoon, na een kaartje te hebben gepakt, bij het bankje komt. Nummer één vertrekt (op een aannemelijke manier) en neemt weer plaats in het publiek. • Het spel begint. Nummer twee pakt een kaartje, leest het, legt het terug en betreedt het spelvlak. Dit is het begin van een carrousel die rond is als nummer één in dezelfde rol als waar alles mee begon, is teruggekomen om te spelen met de laatste van de groep. • Wissel achteraf met elkaar uit hoe het was om te spelen en of de manier waarop je de rol speelde ook iets over jezelf zegt. Dring geen inzichten op, vraag alleen.
41
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Assertiviteit
Oefening 5 - Oefenen met assertiviteit in rollenspellen Doel Deelnemers leren zich assertief op te stellen. Ervaringen, opmerkingen en tips • Een oefening die in de meeste trainingen een groot deel van de groep moeite kost. • Zich assertief gedragen valt veel deelnemers zwaar. Een goede begeleiding bij het oefenen is daarom belangrijk. Assertiviteit zit natuurlijk niet alleen in ‘het correct leveren’ van assertieve tekst, maar vooral ook in bijpassend non-verbaal gedrag (zie kenmerken in de inleiding). Materialen en werkomgeving Kopieën van het blad ‘Instructies’, genoeg ruimte om in drietallen uiteen te gaan. Aantal deelnemers Ieder meervoud van drie. Tijd Demonstratie: 5 min Oefenen in 3 tallen: 45 min Plenaire bespreking: 10 min Totaal: 1 uur Werkwijze • Leg de oefening uit; er gaat geoefend worden met situaties waarin assertief gedrag gevraagd wordt d.m.v. rollenspellen. • Demonstreer zelf nog eens sub-assertief/passief, assertief en agressief gedrag. Let vooral op non-verbale signalen (zie ook kenmerken in inleiding). Gebruik, als je het lastig vindt iets te verzinnen, één van de voorbeelden van de pagina ‘Instructies’. • Verdeel de groep in drietallen die drie kwartier in aparte ruimtes werken met de oefensituaties. Leg uit dat er drie taken zijn die rouleren, iedereen voert elke taak één keer uit: 1. Observator, hij/zij kijkt aan de hand van de vragen op het blad ‘Instructies’ hoe de hoofd rolspeler het doet en geeft feedback na het rollenspel; 2. De hoofdrolspeler, hij/zij kiest een situatie uit om te spelen/oefent assertief gedrag; 3. De tegenspeler. • Na afloop worden de bevindingen plenair besproken. Vragen voor de nabespreking: • “Hoe ging het?” of “Hoe vond je het gaan?” • Wat vind je nog moeilijk bij het je assertief opstellen, wat gaat je beter af? • Wat zijn voor jou belangrijke verschillen tussen sub-assertief en assertief gedrag? Variatie Je kunt ook kiezen voor plenair oefenen of in twee subgroepen als er een tweede begeleider
42
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Assertiviteit
Oefening 5 - Vervolg aanwezig is. Dan wordt de oefentijd in een groep met twaalf deelnemers 90 minuten. In beide gevallen fungeert de groep als observator en kiest iedere deelnemer zijn eigen tegenspeler en situatie om uit te spelen. Dit heeft als voordeel dat er meer begeleiding is voor iedereen en er niet nabesproken hoeft te worden. Nadeel is dat niet iedereen bezig is en er dus veel geduld en betrokkenheid van de ‘niet-spelers’ gevraagd wordt. Discussievragen • Wat is je opgevallen bij jezelf en bij anderen? • Als je agressief bent geworden, hoe heeft dit dan de situatie beïnvloed? • Hoe heeft het jou beïnvloed? • Wat is het effect van niets doen of zeggen? • Wat is de beste reactie? • We hebben nu de uitkomsten van de invullijst gezien en ons eigen gedrag op video. Hoe zullen andere mensen op jou reageren en wat zijn de gevolgen op lange termijn? N.B. Dit kan confronterend zijn, maar dat is ook de bedoeling.
43
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Assertiviteit
Oefening 5 - Instructie Kies uit de onderstaande situaties één die je geschikt lijkt en die een beetje herkenbaar is. Wijs een tegenspeler aan voor de situatie die je wilt oefenen. Je gaat aan de slag (5 minuten), bespreek daarna aan de hand van de observaties van de derde persoon (5 minuten) de situatie. Daarna komen de andere twee aan bod met de door hen gekozen situatie. Punten voor observatie: • Lukt het de hoofdrolspeler zijn wil door te zetten (of tegenstand te bieden tegen de wil van de ander) zonder aan te vallen? • Vraagt de hoofdrolspeler door als hij de ander niet begrijpt? • Stemt de hoofdrolspeler in met de waarheid in de woorden van de ander of met het recht van de ander op een eigen mening, zonder zijn eigen mening prijs te geven? • Houdt de hoofdrolspeler vol te zeggen dat hij iets wil (of niet wil)? • Oordeelt de hoofdrolspeler zonodig over het gedrag van de tegenspeler? • Onderhandelt de hoofdrolspeler zonodig met de tegenspeler over een voor beiden aanvaardbare oplossing? 1. Je bent bezig met een klus die veel concentratie vraagt. Naast jou zitten twee collega’s nogal luid met elkaar te praten. Je hebt er last van. Spreek je collega’s hierover aan. 2. Je bent binnenkort jarig, maar hebt absoluut geen zin om hier aandacht aan te besteden. Tijdens de pauze vang je op dat je collega’s een feest voor je aan het voorbereiden zijn, na werktijd. Daar zit je dus niet om te springen. Je zoekt degene die dit bedacht heeft en legt het hem/haar uit. 3. Omdat het project waar je werkt niet altijd het beste gereedschap heeft en jij graag met je eigen spullen werkt heb je altijd je eigen koffertje met spullen bij je. Je bent hier zuinig op. Een collega, waarvan je weet dat hij wat onhandig is en vaak dingen kwijt maakt, vraagt of hij vanmiddag voor een speciale klus jouw koffertje mag lenen. Je ziet het niet zo zitten. Praat met je collega. 4. Je bent nieuw in het bedrijf. Degene die jou moet inwerken is altijd heel vrolijk, hij maakt veel grapjes en legt daarbij vaak een arm om je schouders of geeft je klopjes op je rug, terwijl hij hard lacht. Jij houdt er niet zo van om zomaar aangeraakt te worden en weet bovendien niet zo goed wat je aan hem hebt met al die grappen, maakt hij je soms belachelijk? Praat er met hem over. 5. Je hebt een opdracht gekregen, maar weet niet zo goed hoe je die moet uitvoeren. Je hebt je leidinggevende gevraagd je te helpen of in ieder geval even mee te denken. Dat wil ze graag doen heeft ze gezegd. Inmiddels zijn we vier weken verder en je leidinggevende heeft al vier keer een afspraak met jou verzet, er komt steeds iets tussen omdat ze het zo druk heeft. Jij kunt ondertussen niet verder met je nieuwe opdracht. Spreek haar hierover aan. 6. Samen met je collega ben je verantwoordelijk voor het netjes houden van de werkruimte. Jullie werken allebei op een andere dag. Jij doet je best om dingen een vaste plaats te geven en hebt een mooie indeling gemaakt van de ruimte en de kasten. Iedere keer dat je collega heeft gewerkt staat alles op een andere plek en kun je niets meer vinden. Bespreek dit met je collega.
44
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder!
Thema Waarneming en Interpretatie Waarnemen en oordeelsvorming gaat over de verschillen in waarneming en interpretatie van mensen. We besteden hier aandacht aan omdat het de deelnemers helpt bij het begrijpen van eigen reacties en die van anderen. Problemen in de communicatie ontstaan vaak doordat mensen zich niet bewust zijn van het eigen denkkader en het feit dat dit verschilt van dat van anderen. In deze module maken de deelnemers kennis met dit fenomeen. Dit vergemakkelijkt het contact. Ervaringen, opmerkingen en tips Theorie en oefeningen in deze modules zijn laagdrempelig en leuk om te doen. Geschikt voor een groep die niet gemakkelijk op gang te brengen is. De verschillen in waarneming en interpretatie lokken contact en gesprekken uit en geven vlot inzicht. Ook de theorie is laagdrempelig geformuleerd. Ze kan daardoor heel letterlijk worden gebruikt en eventueel worden uitgedeeld aan de deelnemers. Neem de tijd om de theorie uit te leggen aan de hand van de oefeningen. Gebruik voorbeelden uit de dagelijkse praktijk en stimuleer deelnemers met voorbeelden te komen. Deze module (alle oefeningen) leent zich uitstekend voor groepsgesprekken en discussie, juist doordat er verschillende denkkaders en meningen naar voren komen. Stimuleer dit en voer de verschillen steeds terug op de theorie. Het mooie hierbij is dat op een gemakkelijke manier duidelijk kan worden gemaakt dat verschillende meningen of interpretaties niet goed of fout zijn, maar vooral anders. Leg de nadruk op begrip voor elkaars ideeën. Over de oefeningen Oefening 1 is een echte ijsbreker. Er is geen voorkennis nodig om haar te kunnen uitvoeren, sterker nog, het is leuker de deelnemers deze oefening te laten uitvoeren vóór ze iets van het thema weten. Aan de hand van de oefening kan dan vervolgens de theorie worden uitgelegd. Oefening 2 en 3 zijn op dezelfde manier te gebruiken, maar kunnen ook aanvullend worden gebruikt. Theorie In de uitleg over waarneming en interpretatie wordt uitgegaan van kennis van o.a. de termen zender en ontvanger. Uitgebreide uitleg bij deze termen vind je in theorie bij het thema Communicatie. Het is raadzaam die module eerst aan te bieden, alvorens met deze te beginnen. Waarnemen Communiceren zou heel gemakkelijk zijn als we elkaar altijd meteen goed begrepen. Helaas is dat niet zo. Dat we elkaar niet goed begrijpen heeft verschillende redenen. Bijvoorbeeld: • De zender weet zelf niet goed wat hij/zij bedoelt. • De zender zegt iets anders dan hij/zij bedoelt. • De ontvanger hoort iets anders dan de zender bedoelt. Die laatste reden - de ontvanger hoort iets anders dan de zender bedoelt - heeft te maken met waarnemen. Waarnemen doen we met alle zintuigen: horen, zien, ruiken, proeven of voelen. Contact maken heeft te maken met waarneming: de zender zoekt contact met de ontvanger
45
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Waarneming en Interpretatie
(communiceert). De ontvanger neemt dat waar door wat er gezegd wordt én door de non-verbale signalen die worden uitgezonden. Bij het waarnemen steken drie problemen de kop op: 1. We nemen altijd onvolledig waar: Al waarnemend is het bijna onmogelijk een compleet beeld te krijgen van alles wat er uitgezonden wordt aan signalen; er gebeurt teveel tegelijk. Een mens neemt dan ook maar een klein deel waar van wat er waar te nemen valt. Daardoor neemt iedereen verschillende dingen waar. 2. We nemen vaak verschillend waar: Naast het waarnemen van verschillende dingen nemen we dezelfde dingen ook nog eens verschillend waar. 3. We nemen vaak ook nog onjuist waar: Soms nemen we dingen waar die er helemaal niet zijn. Bij getuigenverklaringen na ongevallen blijkt bijvoorbeeld heel vaak dat mensen dingen gezien hebben die er helemaal niet waren. We nemen soms dus ook nog eens onjuist waar. Conclusie: het is erg moeilijk om goed waar te nemen! Interpreteren Als mensen eenmaal waargenomen hebben is er nóg een probleem: we interpreteren verschillend wat we waarnemen.
Voorbeeld: Chef Anja kijkt boos. Anja’s medewerker Pieter komt iets te laat op zijn werk. Pieter denkt dat Anja boos kijkt omdat hij te laat komt. Hij neemt de manier waarop Anja kijkt waar. En, Pieter heeft een idee (interpretatie) van wat Anja ermee bedoelt. Pieter denkt dat Anja boos kijkt omdat hij iets te laat is. Dit blijkt niet te kloppen. Anja kijkt boos omdat ze net ruzie gehad heeft met haar chef en ze heeft helemaal niet door dat Pieter te laat is gekomen. Pieter’s waarneming was dus wél juist, want Anja keek inderdaad boos. Pieter’s interpretatie was niet juist. Anja bedoelde namelijk iets anders.
Bij het communiceren met collega’s, deelnemers of leidinggevenden in een bedrijf is het dus belangrijk om wat de ander bedoelt goed waar te nemen én goed te interpreteren. Anders begrijp je elkaar niet goed. Misverstanden in de communicatie voorkomen begint met nauwkeurig waarnemen van de feiten. Hetgeen waargenomen is moet controleerbaar zijn, er zit dus nog geen interpretatie (mening) aan vast. We noemen dit objectief. Daarna wordt gekeken naar de mening die de betrokkenen over de feiten hebben, de betekenis die eraan gegeven wordt.
46
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Waarneming en Interpretatie
• Nauwkeurig waarnemen noemen we observeren. • Het vormen van een mening/geven van een betekenis noemen we interpreteren. Hieronder een voorbeeld waarin het verschil tussen een feit (observatie) en een mening (interpretatie) wordt toegelicht:
Saskia is naar de kapper geweest. Saskia komt bij haar collega Peter binnen. Peter begint te lachen. Saskia denkt dat Peter haar uitlacht omdat ze naar de kapper is geweest. • Een feit is dat Peter lacht. • Saskia’s mening is dat Peter haar uitlacht. Een feit is iets dat controleerbaar is. • Een feit is dat Saskia binnenkomt. • Een feit is dat Peter een collega van Saskia is. • Een feit is dat Saskia naar de kapper is geweest. • En een feit is dat Peter lacht. Een mening is iets dat jij vindt. Een ander kan dat anders vinden. • Dat Saskia denkt dat Peter haar uitlacht is Saskia’s mening. Peter kan daar anders over denken. Het constateren van feiten is objectief. Het geven van een betekenis aan die feiten - er een mening over vormen - is subjectief. Feiten en meningen mogen bij het observeren niet door elkaar lopen, omdat er anders misverstanden in de communicatie kunnen ontstaan: voor Saskia is het misschien een feit dat Peter haar uitlacht. Dit is niet juist. Feit is dat Peter lacht. Saskia’s interpretatie hiervan - dat hij haar uitlacht - moet ze checken. Doet ze dit niet, dan is ze misschien wel onnodig gekwetst en is ze onterecht onvriendelijk tegen Peter. De communicatie is in dat geval niet geslaagd: Peter en Saskia hebben elkaar niet begrepen. Dit wordt voorkomen als Saskia checkt of haar interpretatie (haar mening) juist is. “Wat is er zo grappig, Peter?” Misschien lacht Peter wel om een mop die hij zich opeens weer herinnert. Bij observeren worden feiten bekeken (deze zijn objectief en controleerbaar). Daarna worden de observaties geïnterpreteerd. En omdat je interpretatie een mening is, dus subjectief, moet deze gecheckt worden.
47
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Waarneming en Interpretatie
Oefening 1 - Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet Doel Deelnemers bewust maken van de verschillen in waarneming en interpretatie. Ervaringen, opmerkingen en tips De oefening kan, afhankelijk van de groep en de begeleider, plenair of in tweetallen gedaan worden. Materiaal en omgeving De vragenlijst. Eventueel kopieën van het werkblad voor iedere deelnemer. Voldoende ruimte om in tweetallen uiteen te gaan. Aantal deelnemers Onbeperkt (even aantal). Tijd 30 minuten. Werkwijze • Deel de oefening uit aan de deelnemers. Laat iedereen rustig de vragen invullen. Verdeel, als iedereen klaar is, de groep in tweetallen en laat ze antwoorden vergelijken. Bespreek plenair na welke verschillen ieder tweetal heeft gevonden tussen de antwoorden en koppel dit aan de theorie over waarnemen. • Of lees de vragen voor, ook in dat geval wordt de oefening uitgedeeld. Bespreek na iedere vraag het antwoord met de hele groep, laat ze met elkaar vergelijken wat opgeschreven/ getekend is en koppel dit aan de theorie over waarnemen.
48
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Waarneming en Interpretatie
Werkblad 1 bij oefening 1 - Waarnemen 1. Teken uit je hoofd het logo van de NS.
2. Bekijk de afbeelding hiernaast. Schrijf op wat je ziet.
3. Kijk dertig seconden naar buiten. Schrijf daarna op wat je gezien hebt.
4. Beschrijf (zonder te gaan kijken) de voordeur van dit gebouw.
5. Kijk naar deze afbeelding. Zie je iets dat er niet is? Wat heeft dit met waarnemen te maken? Leg uit waarom.
49
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Waarneming en Interpretatie
Werkblad 2 bij oefening 1 - Waarnemen
1 Zet steeds een pijl bij de langste van de twee lijnen.
2 Schrijf naast ieder gezicht welke stemming het uitdrukt.
3 Kijk een halve minuut naar de foto hiernaast. Beschrijf in het kort wat je denkt dat hier gebeurt.
50
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Waarneming en Interpretatie
Oefening 2 - Gerucht Doelen De deelnemers bewust maken van vertekening bij informatieoverdracht. Deelnemers zich laten realiseren hoe zij de informatie veranderen. Ervaringen, opmerkingen en tips Deze oefening wekt vaak hilariteit als blijkt wat van het verhaal over bleef. Het is niet moeilijk lering uit de oefening te trekken. De deelnemers kunnen zelf een verhaal verzinnen. Er zijn meestal wel één of twee mensen die dat leuk vinden. Tips kunnen zijn: vertel over wat je gisteren, met kerst, op je verjaardag, bij het opstaan vanochtend, gedaan hebt. Zorg wel dat het verhaal inderdaad opgeschreven wordt en niet meer dan 10 zinnen lang is. Lukt het niet om zelf een verhaal te verzinnen, dan staan onderaan deze bladzijde drie bruikbare verhaaltjes. Materialen en werkomgeving Een verhaal van ongeveer tien zinnen. De deelnemers zitten in een kring, op enige afstand van elkaar. Tijd Introductie: 5 minuten Doorvertellen van het verhaal en opschrijven van de doorvertelde verhalen: 10 minuten Nabespreken: 30 minuten Totale tijd: 45 minuten Aantal deelnemers Onbeperkt, in subgroepen van ongeveer zes personen. Werkwijze De trainer verdeelt de groep, als deze groter is dan 8 personen, in tweeën en instrueert als volgt: Eén groepslid vertelt fluisterend een verhaal aan zijn buurman. Deze geeft dit op zijn beurt door, tot het verhaal de kring rond is. Ieder schrijft op wat hij heeft doorverteld. De laatste persoon schrijft wat hij gehoord heeft op de flap-over. Ten slotte vertelt de eerste persoon zijn verhaal aan de groep. Het eerste en het laatste verhaal worden vergeleken. Met behulp van de opgeschreven verhalen kan nu worden nagegaan waar informatie is verdwenen, toegevoegd of gewijzigd. De trainer stimuleert vervolgens een analyse van het waarom van deze vertekeningen. Ten slotte vraagt hij de deelnemers consequenties van het geleerde te noemen voor de dagelijkse praktijk. Variant De trainer kan de deelnemers ook vragen één voor één binnen te komen. Degene die nieuw binnenkomt hoort het verhaal van zijn voorganger en vertelt het door aan wie na hem binnenkomt. Het geheel wordt op video vastgelegd voor de analyse.
51
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Waarneming en Interpretatie
Oefening 2 - Drie verhalen
1. Bart Boterham ging naar de kermis met kerstmis. Hij kocht een lolly voor de vriendin van zijn vriendin. Zijn vriendin werd kwaad en wilde niet meer met hem in het reuzenrad, terwijl ze daar eigenlijk voor kwamen. Toen zijn ze met z’n drieën in de botsauto’s gegaan. Bart’s vriendin botste heel hard tegen hem aan, hij brak zijn been. Nu ligt Bart in het ziekenhuis en de vriendin van zijn vriendin komt iedere week op bezoek. 2. Het regent zo hard dat de blauwe emmer die bij ons op zolder staat om het uur geleegd moet worden. Als we dat vergeten loopt het water van de trap af naar beneden en staat de keuken blank. Dat is vervelend want onze hamsters kunnen niet zwemmen. Nu hebben we een piepklein rubberbootje voor ze gekocht. Als de keuken onder water loopt gaan ze daarin varen. 3. Abraham el Soema Kadir heeft een grote winkel op het Herenplein. Hij verkoopt er groente, brood, vlees, snoep en hele lekkere gebakjes. Gisteren had hij ineens een rek met schoenen staan. Die waren ook te koop. Er waren rode en blauwe en bruine schoenen. Ik heb de rode gekocht. Hij had ze gekregen van zijn tante Eva, die zelf schoenen maakt in Marokko. Ze waren per kar naar het vliegveld gebracht en via Lissabon naar Londen gevlogen. Daar waren ze op een schip naar Rotterdam gezet. Abraham had de schoenen zelf met de trein opgehaald vanaf daar. Ik ben blij met mijn rode schoenen.
52
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Waarneming en Interpretatie
Oefening 3 - Gezicht van een vrouw Doelen De deelnemers ervan bewust maken dat informatie bij overdracht vertekend wordt. Illustreren dat mensen hetzelfde verschillend waarnemen. Ervaringen, opmerkingen en tips Wie de vrouw op de ene manier waarneemt, kan haar haast niet anders zien. Materialen en werkomgeving Voldoende kopieën van ‘Werkblad bij oefening 3’ voor de deelnemers. Groepsopstelling in een kring. Aantal deelnemers Onbeperkt. Tijd Introductie: 5 minuten Doorgeven van de boodschap: 20 minuten Nabespreking: 10 minuten Totale tijd: 45minuten Uitvoering De trainer leidt de oefening in. Vijf deelnemers zitten op een rij tegenover de groep. De eerste krijgt de afbeelding van de vrouw te zien. Hij bekijkt hem, geeft hem terug en beschrijft de afbeelding fluisterend aan de tweede, die vragen mag stellen. Deze geeft de beschrijving door aan de derde, enzovoort. Na het doorvertellen schrijft men op wat men gezegd heeft. De laatste deelnemer beschrijft de afbeelding aan de groep, zijn verhaal komt op het bord. Dan mogen de overige vier deelnemers aanvullen en corrigeren. De trainer reikt nu aan iedereen het werkblad uit. Misschien ziet niemand dat de vrouw op twee manieren gezien kan worden. Dan vraagt de trainer de groep haar leeftijd aan te geven. Vroeger of later zien ze dat er twee ‘ziens’-wijzen mogelijk zijn. In de nabespreking vraagt de trainer welke praktische betekenis de oefening voor de deelnemers heeft. Hierna kan hij de volgende punten naar voren brengen: • iemands geestelijke bagage speelt een grote rol bij zijn waarnemen; • vertekening bij informatieoverdracht wordt onder andere beïnvloed door de visie van de zender op de informatie en zijn vermogen om duidelijk te communiceren; • de bereidheid tot luisteren van de ontvanger.
53
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Waarneming en Interpretatie
Werkblad bij oefening 3 Kijk goed naar de afbeelding van de vrouw en probeer de onderstaande tien gegevens te onthouden. Geef deze dan fluisterend door aan je buurman. Deze geeft ze door aan de volgende. De tien punten zijn: • Het is een afbeelding van een vrouw. • Ze heeft een veer in haar haar. • Ze heeft een sjaal om haar hoofd. • Om haar nek draagt ze bont. • De veer in haar haar is gekruld. • De kleur van het bont lijkt op die van haar haar. • De sjaal valt in plooien. • De sjaal bedekt het voorste gedeelte van haar haar niet. • Het haar lijkt erg donker. • De dame is ... jaar (raad de leeftijd).
54
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Waarneming en Interpretatie
Oefening 4 - Wat is waar? Doel De deelnemers laten zien hoe groot de rol van interpretatie is bij luisteren, en hoe gemakkelijk het is slordig te luisteren. Ervaringen, opmerkingen en tips Mensen kunnen heel verontwaardigd blijken als hun antwoord niet klopt. Gebruik humor en zorg dat je zelf het waarom duidelijk hebt. Materiaal Kopieën van Werkblad bij oefening 4 - verhaal 2. Tijd Inleiding: 5 minuten Beantwoorden opdracht 1: 5 minuten Beantwoorden opdracht 2: 5 minuten Doornemen van de antwoorden: 10 minuten Conclusies bespreken: 10 minuten Totaal: 35 minuten Werkwijze Leidt de oefening in door te vertellen hoe lastig het is om echt goed te luisteren. Vertel erbij dat deze oefening geen test, wedstrijd of examen is wie het beste kan luisteren, maar een oefening. Geef aan dat je twee verhalen gaat voorlezen en over ieder van de verhalen vragen gaat stellen. Bij het eerste verhaal komen vier vragen, mondeling en plenair, bij het tweede verhaal tien, die ze op een papiertje krijgen en waarbij ze de antwoorden zelf kunnen invullen. Lees het eerste verhaaltje voor, inclusief opening, langzaam en duidelijk. Doe dit nogmaals en stel de vier bijbehorende vragen plenair. Kijk of mensen zelf graag willen antwoorden, wijs anders steeds iemand aan. Vraag bij iedere vraag een tweede persoon of de groep om zijn/haar mening. Een beetje discussie warmt op. Lees het volgende verhaal voor. Houd ook een paar kopieën achter de hand voor mensen die zelf mee willen lezen. Deel de vragen uit en lees het verhaal nog twee keer langzaam voor, terwijl er wordt ingevuld. De blaadjes hoeven niet te worden ingenomen of nagekeken. Als iedereen de antwoorden heeft ingevuld kunnen ook deze vragen plenair worden besproken. Wanneer er meningsverschillen zijn geef dan ruimte om elkaar te overtuigen, maar wacht niet te lang met het geven van het juiste antwoord en de bijbehorende uitleg. Als alle vragen zijn besproken kun je de groep bevragen op het nut van deze oefening. • Wat was de functie van deze oefening, waarom hebben we ’m gedaan? • Hoe goed luister jij? • Welke voorbeelden van iemand niet goed begrijpen/interpreteren ken je uit het werk?
55
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Waarneming en Interpretatie
Oefening 4 - Verhaal 1 Opening: “Neem aan dat alles wat ik voorlees waar is. Luister zorgvuldig, want sommige stukjes zijn dubbelzinnig: ze geven niet echt duidelijke informatie. Je hoeft het niet uit je hoofd te leren.”
Verhaal 1 Je komt ‘s avonds laat thuis en ziet dat het licht in je woonkamer brandt. Vóór je huis staat maar één auto geparkeerd. Op de voorruit zie je een dokters-sticker geplakt. Je huisarts, dokter de Bruin, heeft net zo’n auto. Lees de onderstaande beweringen voor en vraag de groep of ze kloppen, niet kloppen of twijfelachtig zijn. Beweringen 1. Op de voorruit van de auto die voor je huis geparkeerd staat zit een dokterssticker. 2. Er is iemand ziek bij je thuis. 3. Er staat geen auto voor je huis geparkeerd. 4. De auto, die voor je huis staat geparkeerd, is van dokter de Bruin.
56
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Waarneming en Interpretatie
Werkblad bij oefening 4 - Verhaal 2 Verhaal 2 De lichten in de winkel zouden net worden uitgedaan, toen een man met een pet op de winkel binnenkwam en om geld vroeg. De eigenaar opende een kassa en uit de geldlade werd een aantal bankbiljetten gehaald, waarmee de man zich weghaastte. De politieagent die even later verscheen noteerde gegevens, terwijl hem werd verteld wat er gebeurd was.
Beweringen Geef aan of de beweringen kloppen (j), niet kloppen (n), je het niet weet (?).
j = ja, de bewering klopt precies met wat er in het verhaal staat. n = nee, de bewering klopt niet met wat er in het verhaal staat. ? = dit kan zowel kloppen als niet kloppen, je weet het niet zeker, het staat niet in het verhaal.
1. Een man met een pet op kwam de winkel binnen, net toen de lichten waren uitgedaan.
j
n
?
2. De overvaller had een pet op.
j
n
?
3. Iemand opende een kassa.
j
n
?
4. De man vroeg geen geld.
j
n
?
5. De man die om geld vroeg, haalde een aantal bankbiljetten uit de geldlade.
j
n
?
6. Het verhaal vertelt niet hoeveel bankbiljetten.
j
n
?
7. De politieagent werd gewaarschuwd.
j
n
?
8. Bij het voorval waren twee mensen aanwezig: de eigenaar en de man die om geld vroeg. De politieagent verscheen even later.
j
n
?
9. Het volgende gebeurde: iemand vroeg om geld, een kasregister werd geopend, uit de geldlade werd een aantal bankbiljetten gehaald, en de man rende weg.
j
n
?
10. De politieagent noteerde de gegevens die hem werden verteld.
j
n
?
57
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Waarneming en Interpretatie
Oefening 4 - Antwoorden verhaal 2 Verhaal 2 De lichten in de winkel zouden net worden uitgedaan, toen een man met een pet op de winkel binnenkwam en om geld vroeg. De eigenaar opende een kassa en uit de geldlade werd een aantal bankbiljetten gehaald, waarmee de man zich weghaastte. De politieagent die even later verscheen noteerde gegevens, terwijl hem werd verteld wat er gebeurd was.
Antwoorden 1. Klopt niet.
De lichten zouden immers net uitgedaan worden?
2. Vraagteken.
Hoe weet je dat het een overvaller was? Die man met die pet had ook best de eigenaar zelf kunnen zijn. Of iemand die kwam collecteren.
3. Klopt.
De eigenaar opende een kassa. De eigenaar is ook iemand.
4. Klopt niet.
De man vroeg wel om geld.
5. Vraagteken.
Onbekend is wie precies die bankbiljetten weghaalde.
6. Klopt.
Een aantal, dus dan weet je inderdaad niet hoeveel.
7. Vraagteken.
Die politieman kan ook uit zichzelf langs gekomen zijn, voor een parkeerbon, een buurtonderzoek, of om de verkoopster af te halen voor een avondje uit. Hij kan echter ook gewaarschuwd zijn!
8. Vraagteken.
Misschien was er nog een klant in de winkel of een verkoopster. Dat weten we niet.
9. Vraagteken.
Het meeste klopt precies, maar of de man nou rende, fietste, skateboarde of huppelde weet je niet. Wel dat hij zich haastte.
10. Vraagteken. Waarschijnlijk wel, hij noteerde gegevens terwijl hem verteld werd wat er gebeurd was. Maar hij kan net zo goed iets anders hebben opgeschreven. Dat staat niet in de tekst.
58
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder!
Thema Netwerk Dit thema is bedoeld om de deelnemers aan het denken te zetten over hun eigen plek in de samenleving en de contacten en linken die er zijn. Uitbreiding van een netwerk heeft vaak een hoge drempel omdat mensen nog niet toe zijn aan het leggen van nieuwe contacten. Bovendien vergt netwerken actie in de privé-tijd en daarmee huiswerk, terwijl voor deze bijeenkomsten, omwille van het feit dat er geen sprake is van een doorlopend groepsproces, juist gekozen is voor afgeronde modules. Dit sluit huiswerk uit. Wel wordt vast aandacht besteed aan de mogelijkheden die een netwerk biedt. Wie toch graag aandacht wil besteden aan het uitbreiden van het netwerk kan met het thema Netwerken: Het aanknopen van een gesprek hier aandacht aan besteden. Ervaringen, opmerkingen en tips Om te gaan tekenen, of schrijven op een groot vel papier moeten deelnemers vaak een drempel over. Leg uit dat de ruimte nodig is om ook aan te kunnen geven welke mensen verder van je af staan. Benadruk dat het niet ‘mooi’ hoeft te worden! Deze module vergt veel van de begeleider aan eigen inbreng en het op gang brengen van gesprekken. Zie je er tegenop met dit ene thema een hele middag te vullen? Het helpt om een paar oefeningen uit bijv. de module communicatie of wat ijsbrekers achter de hand te hebben. De ervaring is echter dat oefeningen en gesprekken uitlopen en de extra oefeningen dus meestal niet nodig zijn. Ze klaar hebben liggen geeft dan vooral een veilig gevoel. Over de oefening Dit thema is qua oefeningen een beetje een vreemde eend in de bijt. In tegenstelling tot de andere modules wordt maar één oefening aangeboden. Deze is gekozen omdat ze het thema goed belicht. De oefening bestrijkt een volledig dagdeel, en laat veel ruimte voor eigen inbreng en gesprek. Theorie/inleidend praatje De meeste onder ons hebben familie en kennissen en vrienden. Er wordt wel eens gezegd: familie heb je, vrienden maak je. Beter gezegd: familie moet je maar nemen zoals ze zijn. Die heb je niet zelf gekozen. Vrienden wel, die kies je zelf. Als je er eens bij stilstaat wie je allemaal kent en wie er belangrijk zijn in je leven en wie op de tweede of derde plaats komen, dan is dat best veel informatie. Hoe ziet je familie eruit? Heb je vrienden? Heb je kennissen? Zit je op een club of vereniging? Ga je wel eens uit en wat doe je dan? Ga je naar de kerk? Heb je een hulpverlener of ander soort hulp van buitenaf? Dit alles met elkaar is een netwerk. Een netwerk van mensen, relaties en contacten. Stel jezelf nu eens voor in het midden van dit netwerk. Als de spin in het web. Hoe ziet jouw web er dan uit? De contacten zijn te verdelen in drie groepen: • warme netwerken zijn de mensen die je zelf kent; • lauwe netwerken zijn de mensen die je via anderen kent; • bij koude netwerken gaat het om mensen die je niet kent maar graag zou willen leren kennen, omdat ze je bijvoorbeeld zouden kunnen helpen op weg naar werk.
59
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Netwerk
Oefening - In kaart brengen Doelen De deelnemer ziet waar zijn plek is in de samenleving en welke contacten en linken er zijn. Materialen en werkomgeving • Grote vellen papier, liefst A3. • Kleurpotloden en of stiften. • Eventueel tijdschriften en ansichtkaarten. Aantal deelnemers Max. 12 Tijd Uitleg en inleiding: 30 minuten Uitwerken: 30 minuten Bespreken: 5 à 10 minuten per deelnemer, maximaal 1,5 uur Totaal: 2,5 uur Werkwijze • Inleidend verhaal over welke rollen we allemaal vervullen in ons leven. Met wie we allemaal te maken hebben. Partner, familie, vrienden, collega’s, een vereniging, de kerk, hulpverlening, onderwijs, etc. • Vragen van de trainer/begeleider om de groep op gang te brengen: - Als je problemen hebt naar wie ga je toe? - En hoe gaat het dan verder? - Wat doet die persoon? Praten? Luisteren? - Praat je over je werk? En met wie? - Is er iemand in het netwerk die je kan ondersteunen in je werk? • Iedereen krijgt een A3-vel. In het midden zet je een rondje met je naam. Er omheen zet je de mensen die het belangrijkste voor je zijn. De cirkel wordt groter naarmate de mensen minder belangrijk voor je zijn. Er mag geknipt en geplakt en gekleurd worden. Het moet een persoonlijk web worden. • Omcirkel de mensen die je het meest waardeert met groen en het minst met rood. • Beantwoord de vraag: waarom is deze persoon zo belangrijk voor jou? • Een extra opdracht kan zijn: de bij jou bekende delen van netwerken van vrienden en of familie toe te voegen. Het gaat dan om mensen die je nog niet kent, maar wel gemakkelijk zou kunnen leren kennen, via je vrienden of familie.
60
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder!
Thema Netwerken Deze module gaat over contact maken. Vaak is dat lastig voor mensen uit de doelgroep. Contact maken of leggen gaat niet iedereen even gemakkelijk af. Het leren aanknopen van een gesprek en daarmee uitbreiden van de sociale kring (en mogelijkheden) is een handig instrument op weg naar zelfstandigheid en in je kracht staan. Alvorens te beginnen met de praktische theorie over het aanknopen van een gesprekje is het belangrijk iets te zeggen over gesloten en open vragen. Tenslotte is dit essentieel gereedschap bij het voeren van een gesprek. Om deze theorie te verduidelijken is ook een oefening bijgevoegd. Ervaringen en opmerkingen Gebruik deze module laat in het programma, als deelnemers zich al zekerder voelen. Over de oefening Deze module bestaat uit theorie en een beschrijving van een oefensetting. Ze biedt houvast om in de groep te oefenen met gesprekjes op gang brengen. In dit kader is het erg nuttig om de ervaringen plenair te bespreken. De toegevoegde oefening ‘Ceasar en Cleopatra’ is vooral bedoeld om de theorie over open en gesloten vragen te illustreren. Theorie Open en gesloten vragen Door open vragen te stellen nodig je je gesprekspartner uit veel informatie te geven. Dit in tegenstelling tot gesloten vragen waarop de ander alleen ja of nee kan antwoorden. Open vragen stellen is een basisvaardigheid voor goede gesprekken. Hoe stel je open vragen? Een open vraag is open naar je gesprekspartner. Je geeft hem/haar alle ruimte om een antwoord te bedenken. De vraag begint met een vraagwoord: - Wie - Wat - Waar - Wanneer - Hoe Een vraag die met één van deze vraagwoorden begint, is onmogelijk met ‘ja’ of ‘nee’ te beantwoorden. De ander kan natuurlijk wel proberen een antwoord van één woord te geven, maar meestal lok je met een open vraag minstens een hele zin uit. Dit is dan ook de beste manier om te beginnen met vragen stellen. Geen ‘waarom’ ‘Waarom’ staat niet in het rijtje vraagwoorden. Dat is omdat ‘waarom’ als een verwijt kan klinken. - “Waarom heb je mij niet gebeld?” (Onderliggende boodschap: dan had ik er potdomme nog iets aan kunnen doen!).
61
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Netwerken
- “Waarom heb je het zó gedaan?” (Onderliggende boodschap: je had toch meteen kunnen zien dat het mis ging!). Als je een vraag met ‘waarom’ begint leg je er vaak vanzelf al een verwijtend toontje in, al probeer je het neutraal te zeggen. Wat is een goede open vraag? Goede open vragen voldoen aan een aantal eisen: • neutraal • zo kort mogelijk • met het juiste vraagwoord • uitnodigend uitgesproken • ondersteund met lichaamstaal De meest open vraag begint met “Wat vindt je van...”. Dit is beste manier om zoveel mogelijk informatie van de ander te krijgen over zijn mening, zijn kennis, de waarden die hij hanteert en de gevoelens die hij bij een bepaald onderwerp heeft. Luister naar het antwoord en laat dat op je inwerken. Geef duidelijk aan dat je luistert door te hummen (“mhm, mhm”, “o ja”, “goh”). Maar hum pas als de ander helemaal klaar is met praten. Na een uitnodigende mhm komt er vaak nog meer nuttige informatie! Tegenover open vragen staan gesloten vragen. In een gesprek zijn gesloten vragen bijna nooit nuttig. Hoe herken je een gesloten vraag? Een gesloten vraag begint niet met een vraagwoord maar met een werkwoord. - “Ga je morgen beginnen?” - “Wil je hier eigenlijk wel werken?” - “Moet je niet even met Jan gaan praten?” De ander moet eerst ja of nee antwoorden. Daarna kan hij gewoon zijn mond houden. Wat de vragensteller wil of vindt, is al in de vraag verpakt. De vraag is dus suggestief. De ander hoeft niet meer na te denken. Jij doet het werk wel voor hem. Gesloten vragen kunnen ook nog andere vormen hebben. Ze beginnen met een veronderstelling: - “Ik denk dat je morgen moet beginnen. Vind je ook niet?” Of het is een keuzevraag: - “Ga jij nu met Jan praten of zal ik het doen?” Hier zit ook weer een suggestie in. De ander is niet meer vrij om zijn eigen gedachten te vormen. Om het moeilijk te maken, zijn er ook nog halfgesloten vragen. Je maakt daarmee heel duidelijk wat voor soort antwoord je wilt horen. - “Wat vind je slecht aan het management?” Als je gesloten of halfgesloten vragen stelt, ben je als vrager veel meer aan het woord. Terwijl je juist de ander wilt laten praten. Dat bereik je alleen door veel open vragen te stellen en ook zo min mogelijk te zeggen.
62
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Netwerken
Een gesprek aanknopen Als je je erg gespannen voelt voordat je aan een gesprek begint bestaat de kans dat je jezelf te sterk onder druk zet door niet-realistische eisen. Veel mensen denken dat ze een eerste gesprek op een creatieve, unieke, originele of spontane manier moeten beginnen. In werkelijkheid is dit niet nodig (en vaak zelfs niet functioneel). De meeste eerste gesprekken beginnen op een veilige en clichématige manier: een opmerking over de drukte, het lange wachten, het weer, een groepsbijeenkomst, o.i.d. Het is functioneel als je jezelf en de ander de kans gunt om te bepalen of je contact met die ander wilt en op welke manier je dat contact wilt vormgeven; de mate van persoonlijkheid of intimiteit. Daarbij is het ook relevant om je te realiseren dat het meestal enige tijd vraagt voordat een gesprek met een onbekende op gang komt. Stiltes en verandering van onderwerp zijn daarbij haast onvermijdelijk; je kent elkaar nog niet en moet even zoeken voor je gemeenschappelijke interesses of onderwerpen vindt. Het feit dat het gesprek niet meteen spontaan, vloeiend verloopt, maar enigszins stroef op gang komt, hoeft dus geen signaal te zijn voor “Het lukt niet/loopt niet!” Als je dus eenmaal een gesprek bent gestart kun je gaan bepalen of jij en de ander door willen gaan met het gesprek. Gun jezelf de tijd om na te gaan of je door wilt praten met die ander. Veel mensen hebben het idee dat, als ze eenmaal begonnen zijn, ze ook door moeten blijven gaan. Diverse mogelijkheden om een praatje te beginnen • Een opmerking maken over een veilig onderwerp. • Een gesloten vraag stellen (Vind jij dit onderwerp ook zo moeilijk ?). • Een open vraag stellen (Wat vind jij van ...........?). Vragen en met name het stellen van open vragen, nodigen over het algemeen meer uit tot een uitgebreidere reactie. Er is echter geen ‘beste’ methode. Wat je doet hangt af van wat jezelf prettig vindt en hoe die ander daarop reageert. Dit blijft altijd een kwestie van uitproberen en bijstellen! Het is belangrijk dat je luistert en kijkt naar hoe de ander reageert! De ander reikt je vanzelf nieuwe onderwerpen aan die een mogelijkheid bieden het gesprek voort te zetten of laat blijken dat hij/zij geen behoefte heeft aan een gesprek of een gesprek op dat niveau. Door naar de ander te luisteren en te kijken voorkom je dat al je aandacht gericht blijft op vragen als: “Wat moet ik nu zeggen?” Als de ander reageert op een vraag zitten er in de reactie altijd verschillende onderwerpen waarop je kunt doorgaan. De vraag wordt dus: “Waarop wil ik verder ingaan?” Als je een stapje verder wilt gaan in het contact Als je zou blijven hangen in het vragen stellen, gaat de ander zich ongemakkelijk voelen. Je maakt het gesprek persoonlijker door het geven van je mening/gevoel/opvatting over een onderwerp. Op deze manier stimuleer je meer openheid en zal de ander ook gemakkelijker over zichzelf praten.
63
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Netwerken
Ook hier geldt: dit zal in een eerste gesprek niet altijd vlot lopen. Probeer bij het geven van je mening niet op de eerste plaats ‘goed, perfect of aardig’ te zijn; alleen door zelf een risico te nemen in openheid, geef je de ander een stimulans dit ook te doen. Aansluiten bij een gesprek dat al bezig is Laat eerst aan je houding merken (dichtbij staan, aankijken) en een opmerking blijken dat je geïnteresseerd bent: “Hoe is het? Ik hoor dat jullie het hebben over ....., dat is voor mij ook interessant?” Uit oogcontact en houding van de groepsleden blijkt of ze in eerste instantie een nieuwe gesprekspartner aanvaarden. Kun je aansluiting vinden, luister dan goed en stel vragen. Je hoeft zeker niet snel een eigen mening te geven. Pas als je echt in het gesprek zit kun je reageren met je mening. Blijkt een groepje erg gesloten te zijn, of wordt er over een persoonlijk onderwerp gesproken, dan kun je beter je energie op anderen richten.
64
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Netwerken
Instructies om mee te nemen Praatje beginnen: • Bedenk of je hier een praatje kunt beginnen • Kijk de ander aan • Begin over iets dat jullie samen zien, horen of voelen • Let op de reactie van de ander • Beslis of je door wilt praten of niet Stappen om praatjesvaardigheid op te bouwen en te oefenen: 1: Oefen! Praat met iedereen die je tegenkomt: caissières, obers, mensen waar je mee in de rij staat, buren, collega’s en kinderen. 2: Lees veel: kookboeken, kranten, tijdschriften, recensies, labels op verpakkingen, kaarten, catalogi. Alles bevat informatie die je kunt gebruiken om over te praten. 3: Zoek situaties op waarin je gedwongen wordt een praatje te beginnen: feestjes, openbaar vervoer, wachtkamers. Accepteer uitnodigingen! 4: Kijk tv, ga naar de film, luister muziek, bezoek een museum; cultuur is een gemakkelijk gespreksonderwerp. Als je een hekel hebt aan bepaalde muziek is ook dat een goed gespreksonderwerp 5: Houd een dagboek bij. Schrijf grappige verhalen op die je hoort of beleeft, mooie dingen die je ziet, gekke telefoontjes die je krijgt, de boodschappen die je gisteren gedaan hebt. Dat de bloemkool nou alweer 50 cent in prijs omhoog is gegaan kan nog eens van pas komen als openingszin. 6: Praat tegen jezelf in de spiegel. Maak een lijstje met onderwerpen en kijk wat je erover te zeggen hebt; voetbal, Amerika, boter, hardrockmuziek, schoenen. Hoe gevarieerder je lijst hoe beter. 7: Verbreed je horizon: fiets eens een nieuwe weg naar huis, surf eens op het internet, maak een schilderij, bak een taart. Probeer elke dag iets nieuws. Daar kun je over vertellen! 8: Luister goed naar wat er om je heen gebeurt: zei je baas gisteren niet dat ze zo vaak hoofdpijn heeft, is de kat van je buurman weggelopen? Dat zijn prachtige onderwerpen om een praatje over te beginnen! 9: Werk aan je eigen zelfverzekerdheid. Onthoud: iedereen is wel eens verlegen, aandacht krijgen vinden mensen meestal leuk en hoe meer gesprekken je aangaat, hoe meer je ook weer hebt om met anderen over te praten. Tips en waarschuwingen • Wees jezelf. • Onthoud: je hoeft een gesprek nooit alleen te voeren. • Houd ook een paar afsluiters in gedachten, voor als je het gesprek wilt beëindigen.
65
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Netwerken
Oefening - Caesar en Cleopatra Doel • Kennismaken met de begrippen open en gesloten vragen en ervaren welke beperkingen en voordelen beide vormen met zich meebrengen. • De deelnemer ervaart dat het eigen referentiekader een belemmerende werking kan hebben. Ervaringen, opmerkingen en tips • Deze oefening is een prettige oefening als luchtige oefening tussendoor, maar ze is ook geschikt om de groepscohesie te bevorderen. • Vraag van tevoren wie ‘Caesar en Cleopatra’ al kent. • Degenen die de oefening al kennen, mogen geen vragen stellen. Materiaal en werkomgeving Twee kopieën van de ‘Situatieomschrijving van Caesar en Cleopatra’. Tijd Inleiding met uitleg: 5 minuten Oefening: 15 minuten Nabespreking: 5 minuten Totaal: 25 minuten Aantal deelnemers Maximaal 10. Werkwijze • Geef een uitgebreide uitleg over open en gesloten vragen, gebruik voorbeelden. • Leg uit dat in deze oefening alleen gesloten vragen gebruikt mogen worden. • Twee deelnemers krijgen de situatieomschrijving ‘Situatieomschrijving van Caesar en Cleopatra’ op papier voor zich. • De overige deelnemers krijgen het volgende gegeven: Caesar en Cleopatra liggen in de kamer. • Met dit uitgangspunt moeten zij er door middel van gesloten vragen achter komen om welke situatie het gaat. Zij moeten zoveel mogelijk gegevens uit die situatie vinden, zodat zij als het ware voor zich zien wat er gebeurd is. De vragen mogen alleen met ja of nee beantwoord kunnen worden. • Degenen die het verhaal voor zich hebben, mogen wel met behulp van gezichtsuitdrukking en intonatie duidelijk maken of ‘nee’ een duidelijk ‘nee’ is, of dat het betekent dat het er eigenlijk niet zo toe doet. Als halverwege de oefening de situatie nog lang niet is geraden, mogen zij een hint geven. • In de nabespreking wordt er aandacht geschonken aan de verschillende referentiekaders die er gespeeld hebben bij het stellen van de vragen en waarom het moeilijk was erachter te komen wat er nou aan de hand was met behulp van enkel gesloten vragen (je moet zelf al het denkwerk doen!), iemand uitnodigen tot vertellen (open vragen) levert veel meer informatie op).
66
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Netwerken
Oefening - Situatieomschrijving van Caesar en Cleopatra Cleopatra is een goudvis. Deze goudvis leeft in een vissenkom. De vissenkom staat op een grote luidspreker. De luidspreker is van Oscar, die erg veel van muziek en dieren houdt. Oscar heeft een poes, Caesar. Op een dag, als Oscar met zijn installatie aan het spelen is en hij daarbij de volumeknop maximaal opendraait, springt de vissenkom en breekt in stukken. Cleopatra, de goudvis, ligt nog maar net te spartelen op de grond, als Caesar eraan komt. Omdat Caesar veel zin in Cleopatra heeft, grijpt hij zijn kans en hapt direct toe. Maar helaas voor Caesar bereikt één van de glassplinters eerder zijn strot. En zo liggen ze in die kamer, allebei dood. Zij, omdat vissen niet op het droge kunnen leven. Hij, omdat poezen geen glas kunnen eten. Oscars installatie doet het gelukkig nog.
67
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder!
Thema Kwaliteiten Stevig in je schoenen staan betekent ook ‘jezelf waarderen’ en weten waar je goed in bent. In deze module leren de deelnemers hun eigen kwaliteiten herkennen en benoemen. Omdat dat niet altijd even gemakkelijk is, maar iemand wel vaak goed weet waar hij/zij niet goed in is, of waaraan hij zich ergert bij anderen, is het kernkwadrant gebruikt als handig hulpmiddel. Bijkomend voordeel is dat ook valkuilen en allergieën in kaart worden gebracht. Ook het kennen en kunnen benoemen van je zwaktes en allergieën is een belangrijk ingrediënt voor zowel het stevig in je schoenen staan als het zoeken naar werk en jezelf positioneren op de arbeidsmarkt. Ervaringen, opmerkingen en tips Bespreek zowel de inhoudelijke (welke kwaliteiten, valkuilen zijn er op papier gekomen) als de ervaringskant (hoe was het om dit te doen?). Afhankelijk van de groepsgrootte kan plenair iedereen aan het woord laten erg veel tijd kosten, houd daar rekening mee (= niet iedereen aan het woord laten of veel tijd uit trekken). Moeilijkheden met het benoemen van kwaliteiten? Begin dan met oefening 6. Die haakt juist in op de valkuilen. Vaak zijn die minder moeilijk om te benoemen voor mensen. Over de oefeningen Deze module bevat erg veel oefeningen en kan daarmee gemakkelijk 2 dagdelen vullen. Het is ook goed mogelijk in één dagdeel een greep te doen uit het aanbod. De oefeningen 2, 3 en 4 zijn inwisselbaar, maar kunnen ook naast elkaar worden gebruikt. Oefening 5 is een echte aanvulling en aanrader om ook dingen te gaan onderbouwen. Oefening 1 is zeker niet nodig, maar wel erg leuk om de groep los te maken. Theorie Kwaliteiten Ieder mens heeft een eigen set aan kwaliteiten die net zo uniek is als een vingerafdruk. Je krijgt ze mee met je geboorte. Kwaliteiten kunnen in de loop van je leven ontwikkeld worden. Voorbeelden van kwaliteiten zijn: geduld, humor, moed, overtuigingskracht, inlevingsvermogen. Kernkwaliteiten en kernkwadranten Een goede manier om je sterke en zwakke punten helder te krijgen, is om je kernkwaliteiten en kernkwadranten in kaart te brengen. Dat is een veelgebruikte, heldere en toegankelijke methode die je ook kunt gebruiken om conflicten met anderen te analyseren. Wat zijn kernkwaliteiten? Kernkwaliteiten zijn volgens bedenker Daniel Ofman de specifieke sterktes die iemand kenmerken. Ze maken je tot wat je bent. Het zijn ook de positieve punten die een ander het eerst over je zal zeggen als hij ernaar gevraagd wordt. Bijvoorbeeld dat je een erg creatief, bijzonder geduldig of zeer besluitvaardig persoon bent. Iedereen heeft wel een aantal van deze kwaliteiten. Kwaliteiten kunnen ook valkuilen zijn Kwaliteiten worden een valkuil als je erin doorschiet. Dat is een vervorming van de kwaliteit,
68
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Kwaliteiten
de andere kant van de medaille. Je kwaliteit wordt een zwakte. Ben je erg besluitvaardig, dan kun je in de valkuil trappen ‘drammerig’ te worden. Of: als je doorschiet in je zelfverzekerdheid word je arrogant. Valkuilen van een ander: allergieën Zoals iedereen kernkwaliteiten heeft, heeft ook iedereen valkuilen. Als een ander doorschiet in een bepaalde kwaliteit, kan dat bij jou irritatie oproepen. Jouw reactie daarop wordt een allergie genoemd. Zo’n allergie heeft vaak te maken met een kwaliteit van jezelf. Als je erg bescheiden bent, kun je je mateloos storen aan mensen die continu zichzelf op de borst kloppen. Achter allergieën schuilen weer uitdagingen Die vervelende eigenschap van de ander is natuurlijk ook een kwaliteit waarin hij is doorgeschoten. En het mooie is dat juist voor degene die er allergisch voor is, de kwaliteit die achter deze uitdaging ligt een belangrijk ontwikkelpunt kan zijn. Dit wordt dan de uitdaging genoemd. Erger je je regelmatig aan de passiviteit van een ander? Kijk dan welke kwaliteit daarachter zit. Is iemand bijvoorbeeld bedachtzaam, of geduldig en daarin doorgeschoten? Grote kans dat dat nou juist jouw uitdaging is omdat je zelf soms te drammerig bent. Je kunt dus veel leren van de mensen aan wie je je het meest ergert! Van kernkwaliteit naar kernkwadrant Zo kun je je eigen kernkwaliteiten, valkuilen, allergieën en uitdagingen opstellen. Dat wordt meestal weergegeven in een figuur. Dit figuur noemen we een kernkwadrant. Dit is het kernkwadrant van de kwaliteit ‘daadkracht’ van Lisa. Zij wordt vaak geprezen omdat ze ‘dingen voor elkaar krijgt’. Maar ze krijgt ook wel eens van haar baas te horen dat ze wel eens wat geduldiger mag zijn. “Je collega komt heus wel met een voorstel, als jij haar niet steeds vóór bent!”
69
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Kwaliteiten
1. Kernkwaliteit
Daadkrachtigheid
teveel van het goede
2. Valkuil
Drammerigheid
po sit ie ft eg en ov er ge st el
negatief tegenovergestelde
de
4. Allergie
Passiviteit
teveel van het goede
3. Uitdaging
Geduld
Uitleg: 1. Lisa is ontzettend daadkrachtig. Dat is een kwaliteit. 2. Soms schiet ze daarin door en wordt ze drammerig. Dat is dan haar valkuil. 3. Haar uitdaging is het tegenovergestelde van de kwaliteit, in dit geval is dat bijvoorbeeld ‘geduld’ of ‘goed kunnen beschouwen’. Dit is een belangrijk inzicht dat Lisa goed moet verkennen. Ze moet nadenken over haar eigen ontwikkeling. Hoe ze haar uitdaging benoemt is geen taalkundige kwestie. ‘Geduldig zijn’ is echt iets anders dan ‘afwachtend’. 4. Aan haar kwaliteit is ook een allergie verbonden, dat is als iemand doorschiet in de kwaliteit die haar uitdaging is, geduld dus. In dit geval is haar allergie passiviteit/geen initiatief nemen.
70
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Kwaliteiten
Hoe kun je de kernkwadranten opstellen? Je kunt bij verschillende kwadranten ‘instappen’: Begin met het inventariseren van je sterke punten en werk deze uit via de valkuil, de uitdaging en de allergie, zoals in het voorbeeld. of Begin met je uitdagingen, redeneer terug naar je valkuil en herken de kwaliteit die erachter zit. Vraag vrienden, familie of collega´s naar je valkuilen. Ze weten er vast wel een aantal op te noemen. Werk terug van valkuil naar kwaliteit en ontdek vervolgens jouw uitdagingen en allergieën. of Stoor je je mateloos aan die collega? Kijk ook eens naar de kwaliteit die erachter zit en wat je ervan kunt leren. Daarmee kun je ook een uitdaging, valkuil en kwaliteit bij jezelf ontdekken. Het is een aanrader om eens samen met je collega’s kernkwadranten op te stellen en openlijk allergieën te bespreken. Zo kun je de samenwerking verbeteren.
Voorbeelden van kernkwadranten
Kwaliteit
Valkuil
Uitdaging
Allergie
Daadkracht
Drammerigheid
Geduld
Passiviteit
Behulpzaamheid
Bemoeizucht
Zelfstandigheid
Afstandelijkheid
Relativeringsvermogen
Lichtzinnigheid
Serieus zijn
Zwaarmoedigheid
Spontaniteit
Wispelturigheid
Consequent zijn
Rechtlijnigheid
Flexibiliteit
Met alle winden meewaaien
Standvastigheid
Starheid
Accuratesse
Pietluttigheid
Creativiteit
Warrigheid
Durf
Overmoedigheid
Voorzichtigheid
Geremdheid
71
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Kwaliteiten
Oefening 1 - Miss Piggy persoonlijkheidstest Doel Op ludieke wijze kennismaken met het thema kwaliteiten. Losmaken en enthousiasmeren van de deelnemers. Opmerkingen, ervaringen en tips Deze oefening is een grapje. Merk na de uitleg op dat je niet zult wedden om de uitkomsten van de persoonlijkheidstest, alleen dat er gegarandeerd gelachen zal worden om de uitkomsten. Breng het in eerste instantie serieus, maar laat er bij de nabespreking geen twijfel over bestaan dat dit een manier van persoonskenmerken benoemen is die niet zoveel met de werkelijkheid te maken heeft. Dit is een mooie kapstok om naar wel bruikbare methoden te gaan kijken als het kernkwadrant. Materiaal en werkomgeving A-4 papier; schrijfgerei. Tijd Uitleg: 5 minuten; tekenen: 5 minuten; nabespreken: 5 minuten; totaal 15 minuten Werkwijze Elke deelnemer krijgt een blanco vel papier en de opdracht daar een varken op te tekenen. “Kijk niet naar het varken van je buurman of buurvrouw, kijk niet eens in de richting daarvan. Jullie hebben drie minuten de tijd.” Nadat de deelnemers hun varken getekend hebben, worden de persoonlijkheidtrekjes uit de tekeningen gedestilleerd. Als het varken getekend is: • Bovenaan de bladzijde, ben je een positief, optimistisch persoon. • In het midden van de bladzijde, ben je een realist. • Onderaan de bladzijde, ben je een pessimist en heb je de neiging negatief te zijn. • Met zijn kop wijzend naar links, ben je traditioneel, vriendelijk, goed in het onthouden van afspraken en verjaardagen. • Met zijn kop wijzend naar voren, ben je direct en niet bang voor discussies. • Met zijn kop wijzend naar rechts, ben je innovatief en actief, heb je geen sterke band met je familie en ben je niet goed in het onthouden van afspraken. • Met veel details, ben je analytisch, voorzichtig en onbetrouwbaar. • Met weinig details, ben je emotioneel en naïef, en een risiconemer. • Met vier poten, ben je precies en koppig, en houd je vast aan je idealen. • Met minder dan vier poten zichtbaar, ben je onzeker en ben je bezig met grote veranderingen in je leven. • Met grote oren, ben je een goede luisteraar. Hoe groter de oren hoe beter je kunt luisteren. • Met een lange staart, heb je een goed seksleven. Hoe langer de staart hoe beter dit is. Maak duidelijk dat de testresultaten niet serieus genomen moeten worden.
72
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Kwaliteiten
Oefening 2 - Het kwaliteiten spel ,Doelen Kennismaken met elkaar en het leren herkennen van kwaliteiten. Ervaringen en opmerkingen Bij de kwaliteiten en vervormingen worden bijvoeglijke naamwoorden gebruikt. Dit omdat het in het gebruik voor feedback bedoeld is: Ik vind mezelf een ……. persoon. Uitzonderingen: bij een paar kwaliteiten en vervormingen is dit niet mogelijk. • Leg de begrippen uit die op de kaartjes staan. • Laat de deelnemer een eigen toelichting op het woord geven. • Bij feedback gaat het om concreet gedrag. Zeg nooit “Jij bent …….”, maar zeg: “Jij komt op mij over als ……, omdat ….” (en geef een toelichting aan de hand van concrete situaties). Materialen en werkomgeving Nodig: Kwaliteitenspel van Gerrickens, papier, pen, tafel(s) en stoelen. Voldoende kopieën van het werkblad ‘Kwaliteiten van groepsleden’. Aantal deelnemers Maximaal 12. Tijd Inleiding en uitleg: 15 minuten. Opschrijven: 15 minuten Plenaire bespreking: 1 uur Nabespreking: 15 minuten Werkwijze • Geef uitleg over wat kwaliteiten zijn en waarom het nuttig is ze te kennen. • Leg de opdracht uit (zie onder). • Neem de eerste 40 kwaliteiten kaartjes. Dit is dus het halve spel. • Leg alle kwaliteitenkaartjes goed leesbaar en verspreid op tafel. • De deelnemers moeten van elk van de andere groepsleden opschrijven welke kwaliteit zij als (eerste) indruk van die ander hebben. • Per deelnemer worden de kwaliteiten uitgewisseld die door de andere deelnemers zijn opgeschreven. De trainer schrijft ze over op flap-over en zet zo alle kwaliteiten bij elkaar op een rijtje. • Laat de deelnemer een reactie geven op wat hij/zij wel of niet herkent. • Bewaar de gegevens zodat je over een tijd zonodig het spel kan herhalen. Gebruik dan eventueel de kaartjes met vervormingen erbij. • Geef een kopie van de opgeschreven kwaliteiten mee aan de deelnemer. • Verwerk de kwaliteiten eventueel in de portfolio.
73
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Kwaliteiten
Werkblad bij oefening 2 - Kwaliteiten van groepsleden Schrijf van elk van de andere groepsleden op welke kwaliteit jij als (eerste) indruk van die ander hebt.
Naam
Kwaliteit
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
74
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Kwaliteiten
Oefening 3 - Welke kwaliteiten heb jij? Doel De deelnemers leren de eigen kwaliteiten kennen. Opmerkingen, ervaringen en tips Deze opdracht kan gegeven worden in plaats van het kwaliteitenspel van Gerrickens. Het is een andere, voor sommigen gemakkelijkere methode om kwaliteiten in kaart te brengen. Materiaal en werkomgeving Voldoende kopieën van het werkblad ‘Kwaliteiten’. Aantal deelnemers Maximaal 12. Tijd Uitleg: 5 minuten Invullen: 15 minuten Nabespreken: 5 minuten per deelnemer Werkwijze • Geef een inleiding over kwaliteiten. • Deel het werkblad ‘Kwaliteiten’ uit. • De deelnemers kiezen uit de lijst 10 kwaliteiten die het beste bij hen passen en maken uit die 10 weer een top 5. • Nabespreken: hoe was het om deze oefening te doen. Ben je tevreden over de door jou gekozen top 5?
75
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Kwaliteiten
Werkblad bij oefening 3 - Kwaliteiten Relativeren Vastberaden Belangstellend Flexibel Vasthoudend Inspirerend Avontuurlijk Ziet verbanden Bedachtzaam Optimistisch Genieter Vrolijk Gemotiveerd Overtuigingskracht Idealistisch Doelgericht Gedisciplineerd Gemoedelijk Nuchter Veelzijdig Goed luisteren Ambitieus Inspirerend Praktisch
Makkelijke prater Evenwichtig Zelfverzekerd Doortastend Behulpzaam Intelligent Creatief Verdraagzaam Humoristisch Inzicht Organisator Nauwkeurig Analytisch Respectvol Verantwoordelijk Bescheiden Ordelijk Zelfstandig Toegewijd Vriendelijk Improviseren Levendig Nieuwsgierig Besluitvaardig
Krachtig IJverig Enthousiast Zorgvuldig Handig Geduldig Tactvol Speels Rustig Oplettend Spontaan Daadkracht Consequent Betrouwbaar Eerlijk Initiatiefrijk Serieus Doorzetter Direct Zorgzaam Gevoelig Moedig Inlevend Openhartig
76
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Kwaliteiten
Oefening 4 - Talentencollage Doel In deze opdracht ontdekken de deelnemers hun eigen kwaliteiten en de verscheidenheid aan kwaliteiten in de groep. Ervaringen, opmerkingen en tips • Soms zal een deelnemer het moeilijk vinden om talenten met de groep te delen. Moedig deze deelnemer aan, maar dwing hem/haar niet. • Vraag naar de reden van de weigering, de gevoelens hierbij. Stel de deelnemer op zijn/haar gemak door te vertellen dat het heel assertief is om de gevoelens te uiten. • In de evaluatie is het belangrijk de belemmeringen en de voordelen van het uiten van de talenten te bespreken. Als dit niet vanzelf ter sprake komt in de evaluatie, is het belangrijk hier zelf over te spreken. • Voorbeelden belemmeringen om talenten te uiten: - Ze zullen me arrogant vinden; - Iemand anders is misschien beter dan ik; - Ik vind het moeilijk om mezelf te prijzen, kleineren is makkelijker. • Voorbeelden voordelen om talenten te uiten: - Ik concentreer me meer op mijn eigen talenten, dan te kijken waar anderen beter in zijn dan ik; - Het is leuk om te horen waar anderen goed in zijn; - Ik vind het leuk om anderen hun talenten te horen noemen, dan moeten zij het ook wel leuk vinden om naar mij te luisteren; - Het maakt het makkelijker om sterke punten van mezelf te noemen in het vervolgtraject, bijvoorbeeld in een sollicitatiegesprek. Materialen en werkomgeving Flap-overvellen en viltstiften. Aantal deelnemers Onbeperkt. Tijd 45 minuten. Werkwijze Noteer op een flap-overvel de volgende zin en omcirkel deze: Ik ben erg goed in. . . . . Geef zelf het goede voorbeeld door een talent en je naam hierbij te noteren. Vraag de deelnemers zoveel mogelijk talenten voorzien van hun naam te noteren op de flap.
77
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Kwaliteiten
Oefening 4 - Vervolg Voorbeeld:
tuinieren koken
kinderen opvoeden
ik ben erg goed in
autorijden piano spelen
luisteren
De flap-overvellen worden goed zichtbaar in het lokaal opgehangen. Vervolgens lichten de deelnemers hun talenten met voorbeelden toe. Discussievragen • Hoe vond je het om je eigen talenten toe te lichten? • Wat heb je geleerd van deze activiteit?
78
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Kwaliteiten
Oefening 5 - Zelfkennis Doel De deelnemers leren de eigen kwaliteiten beargumenteren. Opmerkingen, ervaringen en tips Presenteren is altijd griezelig. Stel de deelnemer op zijn/haar gemak en geef zelf alvast een voorbeeld. Leg vooral de nadruk op wat er goed ging! Gebruik voorbeelden van jezelf of uit eerdere trainingen, zodat de cursisten zich een beeld kunnen vormen van een goede onderbouwing. Materiaal en werkomgeving Voldoende kopieën van het werkblad ‘Kwaliteiten verklaren’. Aantal deelnemers Maximaal 10. Tijd Uitleg: 5 minuten Invullen: 15 minuten Presenteren en nabespreken: 10 minuten per deelnemer Werkwijze • Als vervolg op het kwaliteitenspel noteren de deelnemers op het werkblad ‘Kwaliteiten verklaren’ hun drie belangrijkste kwaliteiten. • Bij iedere kwaliteit schrijven ze een voorbeeld op waaruit deze kwaliteit blijkt. Voorbeelden: - Mijn kwaliteit is: behulpzaam zijn. Dat blijkt uit het volgende voorbeeld: ik zet elke week de vuilniszakken buiten voor mijn oude buurvrouw. - Mijn kwaliteit is: handig zijn. Dat blijkt uit het volgende voorbeeld: ik repareer zelf een lekke band aan mijn fiets. • Vervolgens presenteren de deelnemers deze kwaliteiten voorzien van voorbeelden waaruit de kwaliteit blijkt. • Tijdens de presentaties noteren de groepsgenoten welke indruk de presentator maakt. Hierbij kan gelet worden op lichaamshouding, oogcontact, krachtige stem, etc. (zie ook de vorige modules). • De bevindingen worden direct na de presentatie nabesproken.
79
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Communicatie
Werkblad bij oefening 5 - Kwaliteiten verklaren Als je op gesprek komt bij een toekomstige werkgever, dan zal deze je waarschijnlijk vragen wat je kwaliteiten zijn en waaruit dit blijkt. Indien je dit met voorbeelden kunt aangeven kom je geloofwaardig over.
Bijvoorbeeld Mijn kwaliteit is: Dit blijkt uit het volgende voorbeeld: Mijn kwaliteit is: Dit blijkt uit het volgende voorbeeld:
Behulpzaam zijn. Ik zet elke week de vuilniszakken buiten voor mijn oude buurvrouw. Handig zijn Ik repareer zelf mijn fiets als ik bijvoorbeeld een lekke band heb.
Opdracht: Schrijf hieronder de drie belangrijkste kwaliteiten van jezelf op en geef er een voorbeeld bij waaruit blijkt dat je die kwaliteit hebt.
Mijn kwaliteit is:
Dit blijkt uit het volgende voorbeeld:
Mijn kwaliteit is:
Dit blijkt uit het volgende voorbeeld:
Mijn kwaliteit is:
Dit blijkt uit het volgende voorbeeld:
80
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Kwaliteiten
Oefening 6 - Vervormingen Doelen Het herkennen en benoemen van valkuilen vanuit kwaliteiten. Ervaringen en opmerkingen Neem uitgebreid de tijd om dit thema in te leiden, het vergt uitleg over het kernkwadrant en dat is niet altijd gemakkelijk. Deze oefening is goed te gebruiken als deelnemers in eerste instantie moeite hebben kwaliteiten te benoemen. De methode werkt motiverend en positief, omdat er uit iedere valkuil een positieve eigenschap te destilleren valt. Gebruik ook hier weer eigen voorbeelden! Materialen en werkomgeving Nodig: Kwaliteitenspel van Gerrickens, papier, pen, tafel(s) en stoelen. Voldoende kopieën van het werkblad ‘Vervormingen’. Aantal deelnemers Maximaal 12. Tijd Inleiding en uitleg: 15 minuten Opschrijven: 15 minuten Kwaliteiten erbij bedenken: 15 minuten Plenaire bespreking: 1 uur • Geef uitleg over wat vervormingen zijn en waarom het nuttig is ze te kennen. Gebruik het kernkwadrant (zie theorie). Een vervorming is een goede eigenschap die ‘ver’ van zijn vorm is geraakt. Het zijn van oorsprong goede kwaliteiten die overdreven zijn of overontwikkeld. Daardoor hebben ze vaak een negatief effect op de omgeving. Het is ‘te veel van het goede’ geworden. Voorbeelden zijn: agressief, bazig, opdringerig en slordig. • Leg de opdracht uit (zie onder). • Neem de eerste 40 vervormingkaartjes. Dit is dus het halve spel. • Leg alle vervormingkaartjes goed leesbaar en verspreid op tafel. • De deelnemers schrijven hun eigen vervormingen op het werkblad. Minimaal 5!! Als er dingen bedacht worden die er niet bij staan is dat prachtig, gewoon gebruiken! • De deelnemers krijgen nu de tijd om te bedenken van welke kwaliteit deze vervorming het ‘te ver doorgevoerde’ is. • Bespreek plenair na: wat waren de ervaringen, was het moeilijk? • Verwerk de kwaliteiten eventueel in de portfolio.
81
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Kwaliteiten
Werkblad bij oefening 6 - Vervormingen Vervormingen
Kwaliteiten
82
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder!
Thema Beroepscompetenties Om een beeld te kunnen vormen van je eigen mogelijkheden (op de arbeidsmarkt) moet je allereerst weten wat je zelf wil en kan. Dat ‘kunnen’ bestaat voor een deel uit persoonsgebonden (kern)kwaliteiten, die worden behandeld in de module ‘Kwaliteiten’. Voor een ander deel bestaat het kunnen uit bepaalde vaardigheden, ofwel competenties, die nodig zijn voor het uitoefenen van een beroep. Met behulp van de oefeningen in deze module leert de deelnemer deze aan werk gerelateerde competenties herkennen in verschillende beroepen. Daarnaast krijgt de deelnemer een beeld van zijn eigen competenties. Door deze twee naast elkaar te leggen kunnen wensen en mogelijkheden op de arbeidsmarkt worden verkend. Competenties die nodig zijn n.a.v. een bepaalde beroepswens (of in het algemeen om te kunnen werken), maar nog niet worden beheerst, leiden in deze module tot concrete leerdoelen. De deelnemer leert zich dus functionele leerdoelen stellen op weg naar werk. Ervaringen, tips en opmerkingen • Het is belangrijk dat er veel met voorbeelden uit de eigen werksituatie wordt gewerkt. • Maak goed duidelijk dat het een persoonlijk verhaal is. Niemand is gelijk! Over de oefeningen Deze module bevat vier oefeningen, waarvan alleen Oefening 2 en 3 inwisselbaar zijn. De andere twee zijn noodzakelijk voor een goede opbouw en afronding van de module. Oefening 1 is een ijsbreker, een eerste kapstok om het thema aan op te hangen. Oefening 2 is een individuele invuloefening waarmee de deelnemer aan het denken wordt gezet over wat competenties eigenlijk zijn en wat je zoal nodig hebt in verschillende beroepen. Deze kan echter ook plenair behandeld worden als dat geschikter is voor de groep. Oefening 3 is inhoudelijk gelijk aan oefening 2, heeft alleen een andere, creatievere vorm. Oefening 4 is wederom een individuele invuloefening. De deelnemer brengt zijn eigen competenties in kaart en formuleert leerdoelen. Theorie Als je werkt en een beroep uitoefent moet je over bepaalde vaardigheden beschikken om dat beroep goed te kunnen uitoefenen. Die vaardigheden noemen we competenties. Je moet over competenties beschikken die maken dat je geschikt bent voor dat werk. Een bakker bijvoorbeeld moet niet alleen weten hoe hij een brood moet bakken (kennis), maar ook sterk genoeg zijn om deeg te kneden. Daarnaast moet hij kunnen plannen en tijd inschatten, onder druk/stress kunnen werken en samen kunnen werken met anderen. Sommige competenties moet je eigenlijk al hebben voor dat je start met dat werk. Anderen kun je in de loop van je werk nog verbeteren of aanleren. Je kunt steeds bijleren en je competenties verbeteren in de loop van de tijd.
83
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Beroepscompetenties
Oefening 1 - Beroepen toekennen Doelen • De kennismaking versnellen of uitbreiden. • Het observatievermogen van deelnemers verscherpen. • Het thema beroepscompetenties inleiden. Ervaringen en opmerkingen Een verrassende kennismakingsprocedure, waarbij deelnemers vaak op een beroep voor een ander uitkomen, dan waar die ander zich inderdaad toe aangetrokken voelt. Ook komt het voor dat de ander dat beroep of een deel daarvan als hobby heeft. In deze procedure maakt men op een speelse manier een begin met feedback geven. De indrukken zijn vaak zeer raak. Maar als iemand fout zit, is er geen man overboord. De aangesprokene zal dan openhartig vertellen over persoonlijke aspiraties, en waarom ze soms niet vervuld zijn. Deze opdracht kan worden gebruikt als inleiding op het thema beroepscompetenties. Materialen en werkomgeving Geen materialen. Deelnemers zitten rond een tafel. Aantal deelnemers Maximaal 12. Tijd Inleiding, opdracht en observatie: 10 minuten Uitwisseling: 5 minuten per deelnemer, dus 1 uur bij een groep met twaalf deelnemers Evaluatie: 5 minuten Totaal: 1 uur en 15 minuten Werkwijze De trainer vertelt de deelnemers over het belang van aandachtig observeren en van de scherpte van eerste indrukken bij mensen die goed kijken. Hij vraagt iedere deelnemer een overbuurman/ vrouw te kiezen, zodat niemand overgeslagen wordt. Is het aantal oneven dan doet de trainer of co-trainer mee. De trainer vraagt iedereen hun partner aandachtig te bekijken tot men associaties krijgt met het beroep dat deze zou kunnen uitoefenen. Kent men elkaars beroep al, dan vraagt hij naar het beroep dat de ander ook had kunnen kiezen. De trainer moedigt de deelnemers aan ongegeneerd te kijken. Na vijf minuten start hij de uitwisseling. Daarin vraagt hij de verteller ook wat hem of haar op dat toegeschreven beroep bracht. Aan de toegesprokene vraagt hij om commentaar, in het bijzonder of er iets klopt van de beroepsassociatie. Tot slot kan de trainer de verschillende redenen van het toedichten aan iemand van een beroep (vaak persoonlijke kwaliteiten en vaardigheden) koppelen aan de theorie over beroepscompetenties.
84
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Beroepscompetenties
Oefening 2 - Wat kan de bakker? Doel • Het laten kennismaken met het begrip competenties. • Het leren herkennen van competenties bij verschillende beroepen. Ervaringen en opmerkingen Een laagdrempelige oefening. Deelnemers moeten vaak wel een beetje op gang gebracht worden. Voorbeelden uit de dagelijkse werkomgeving zijn daarom belangrijk. De oefening leent zich goed om uitgebreid over te discussiëren (wat wel, wat niet, waarom). Het in gesprek raken is vaak nuttig voor het beklijven van de informatie. Probeer het gesprek te sturen richting eigen competenties, zodat gemakkelijk kan worden aangesloten op de volgende opdracht. Materialen en werkomgeving Kopieën van de werkbladen ‘Beroepen’, pen, grote werkomgeving om ook individueel te kunnen werken aan opdracht. Aantal deelnemers Maximaal 10. Tijd Inleiding en uitleg: 10 minuten Invullen: 15 minuten Nabespreken: 30 minuten Werkwijze • Start met een korte inleiding over wat competenties zijn en hoe dit aan werk gerelateerd wordt. • Leg uit dat deze opdracht is bedoeld om zelf eens na te denken over competenties bij bepaalde beroepen. • Deel de werkbladen ‘Beroepen’ uit. • Behandel plenair één van de genoemde beroepen (wijs er samen competenties bij aan), zodat de deelnemers goed weten wat bedoeld wordt. • Geef daarna 15 minuten de tijd om bij ieder beroep een aantal competenties in te vullen. • Nabespreken (Wat heb je opgeschreven bij bakker, en jij, en jij, welke verschillen zijn er, hoe komt dat?). • Breng discussie op gang (Waarom vind je dat dit bij een …. hoort en niet bij een ….?). • Betrek de verschillende beroepen op de deelnemers. Zitten er beroepen bij die genoemd zijn in de vorige oefening, dan kun je beroepseigen competenties alvast koppelen aan de persoon aan wie dat beroep was toegekend.
85
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Beroepscompetenties
Werkblad 1 bij oefening 2 - Beroepen Welke competenties heb je nodig als je in een productiebedrijf werkt aan de lopende band? 1.
10.
2.
11.
3.
12.
4.
13.
5.
14.
6.
15.
7.
16.
8
17.
9.
18.
Welke competenties heb je nodig als je schoonmaker bent? 1.
10.
2.
11.
3.
12.
4.
13.
5.
14.
6.
15.
7.
16.
8
17.
9.
18.
86
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Beroepscompetenties
Werkblad 2 bij oefening 2 - Beroepen Welke competenties heb je nodig als je klusjesman of klusjesvrouw bent? 1.
10.
2.
11.
3.
12.
4.
13.
5.
14.
6.
15.
7.
16.
8
17.
9.
18.
Welke competenties heb je nodig als je tuinman of tuinvrouw bent? 1.
10.
2.
11.
3.
12.
4.
13.
5.
14.
6.
15.
7.
16.
8
17.
9.
18.
87
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Beroepscompetenties
Werkblad 3 bij oefening 2 - Beroepen Welke competenties heb je nodig als kok of kokkin bent? 1.
10.
2.
11.
3.
12.
4.
13.
5.
14.
6.
15.
7.
16.
8
17.
9.
18.
Welke competenties heb je nodig als je administratief medewerker of medewerkster bent? 1.
10.
2.
11.
3.
12.
4.
13.
5.
14.
6.
15.
7.
16.
8
17.
9.
18.
88
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Beroepscompetenties
Oefening 3 - Wat kan de slager? Doel • Het laten kennismaken met het begrip competenties. • Het leren herkennen van competenties bij verschillende beroepen. Ervaringen en opmerkingen • Zie oefening 2. • Deze oefening is een variant op oefening 2, geschikt voor begeleiders en groepen die het prettig vinden iets creatiefs te doen. Ze is ook erg geschikt voor een ingezakte groep die even wakker geschud moet worden. Iets maken werkt daarvoor beter dan een formulier invullen. • Zelf beroepen uitzoeken, zoals in deze oefening gevraagd wordt, kan ook bijdragen aan de betrokkenheid. Het vraagt echter ook meer inzet en enige creativiteit. Als die ontbreken is oefening 2 geschikter. De deelnemers krijgen het materiaal kant en klaar aangereikt. • Opmerkingen als ‘kinderachtig’ en ‘ik kan niet tekenen’ zijn niet vreemd bij een dergelijke oefening. Vaak komen ze voort uit onzekerheid of een onveilig gevoel. Bied hulp aan, leg nog eens uit wat de bedoeling is en laat vooral voelen dat je vertrouwen hebt en er niets geks is aan het maken van een collage. Materialen en werkomgeving • Flap-overvel met eigen ‘collage’ (plaatje van een beroep). • Vellen A3-papier. • Tijdschriften (over werk). • Lijm. • Gekleurde viltstiften. • Grote werkomgeving om ook individueel te kunnen werken aan opdracht. Aantal deelnemers Maximaal 10. Tijd Inleiding en uitleg: 10 minuten Collages maken: 35 minuten Nabespreken: 30 minuten Werkwijze • Start met een korte inleiding over wat competenties zijn en hoe dit aan werk gerelateerd wordt. • Leg uit dat deze opdracht is bedoeld om zelf eens na te denken over competenties bij bepaalde beroepen. • Vul samen met de deelnemers de competenties in bij je eigen collage op de flap-over. • Uitleg opdracht: - Iedereen krijgt een A3 vel. - Er liggen viltstiften en tijdschriften klaar.
89
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Beroepscompetenties
Oefening 3 - Vervolg - Zoek minimaal vier plaatjes van verschillende beroepen uit de tijdschriften, of teken ze zelf. - Schrijf bij ieder beroep de bijbehorende competenties op (minimaal 5 per beroep). • Geef daarna 35 minuten de tijd om de werkstukken te maken. Loop rond en bied ondersteuning waar nodig. Tip: weet je niet welke beroepen je wilt gebruiken? Denk aan het beroep van je vader, een vriend, wat zou je zelf graag willen worden, wat heb je al eens gedaan? • Nabespreken (Wat heb je opgeschreven bij bakker, en jij, en jij, welke verschillen zijn er, hoe komt dat?). • Breng discussie op gang (Waarom vind je dat dit bij een …. hoort en niet bij een ….?). • Betrek de verschillende beroepen op de deelnemers (zitten er beroepen bij die genoemd zijn in de vorige oefening, dan kun je beroepseigen competenties alvast koppelen aan de persoon aan wie dat beroep was toegekend).
90
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Beroepscompetenties
Oefening 4 - Competentiescan Doel • Deelnemers laten nadenken over de eigen competenties. • Leerdoelen formuleren en bespreekbaar maken. Ervaringen en opmerkingen • Deelnemers worden gevraagd eerlijk naar de eigen vaardigheden te kijken. Om dat te kunnen doen en erover te spreken is veiligheid nodig. Benadruk dat het geen wedstrijd is, dat iedereen nog dingen moet leren en dat juist het bespreekbaar maken daarvan een eerste stap op weg in de goede richting is. Ook hier geldt weer: goed en fout bestaat niet, de nadruk ligt op groei! • Als er genoeg tijd is kun je deelnemers ook laten scoren op één van de beroepen waarvan vandaag de competenties zijn genoteerd. Laat ze een beroep kiezen dat ze graag zouden uitoefenen en kijken welke competenties ze daarvoor al beheersen en wat ze nog moeten leren. Materialen en werkomgeving • Voldoende kopieën van de ‘Competentiescan’. • Voldoende ruimte om individueel te kunnen werken. Aantal deelnemers Maximaal 12. Tijd Inleiding en uitleg: 10 minuten Invullen: 20 minuten Nabespreken: 30 minuten Werkwijze • Inleiding: we gaan naar je eigen competenties kijken. Wat doe je nu op het activiteitencentrum en wat zou je nog moeten leren de komende tijd? Deze leerdoelen ga je dan zelf omschrijven. Dat is een persoonlijk iets. Iedere deelnemers heeft zijn eigen leerdoelen en doet dat in het tempo waar hij of zij het in kan. Als we het in de groep gaan bespreken dan kunnen je collega’s je wel helpen. Maar denk erom het is geen wedstrijd. Het gaat om jou! • De competentiescan-items uitdelen en kort bespreken. Iedere deelnemer krijgt één item van de scan en beantwoordt die zelfstandig. Laat de deelnemer minstens één leerdoel omschrijven voor de komende werkperiode. • Uitleg: vul het onderdeel van de competentiescan in dat de trainer je heeft gegeven. Het zijn ongeveer vijf vragen. Wat gaat er goed? Wat nog niet? Schrijf minimaal één leerdoel op waar je aan gaat werken. Leg uit hoe je dat gaat doen. Wie of wat heb je nodig om je daarbij te ondersteunen? • Daarna worden er meerdere voorbeelden uit de groep besproken. • Afsluiten met evaluatie.
91
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Beroepscompetenties
Werkblad 1 bij oefening 4 - De competentiescan Je hebt een vel voor je liggen met vragen, zoals: Kom je op tijd? Of verslaap jij je regelmatig? Kun je lichamelijk veel aan? Of heb je gauw last van lichamelijke klachten als je aan het werk bent? Kun je nauwkeurig werken? Of ben je juist erg slordig? Al deze vragen draaien om jouw functioneren op het werk. Lees ze goed en maak het rondje zwart dat het beste past bij jou. Wees eerlijk! Het gaat om jou en wat je nog kunt verbeteren. Gemiddelde score voor dit item:
OOOOO
1 Basis competenties en vaardigheden ik werk langzaam
OOOOO
ik werk in hoog tempo
ik functioneer niet goed bij hoge werkdruk
OOOOO
ik kan goed functioneren bij hoge werkdruk
ik kan me niet goed concentreren
OOOOO
ik kan me goed concentreren
ik kan lichamelijk niet veel aan
OOOOO
ik kan lichamelijk veel aan
ik kan emotioneel niet veel aan
OOOOO
ik kan emotioneel veel aan
ik kan eenvoudige klussen aan
OOOOO
ik kan ingewikkelde klussen goed aan
Aan welke leerdoelen ga je werken? 1. 2. 3. Hoe ga je dit doen/aanpakken?
Wie of wat heb je hierbij nodig?
92
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Beroepscompetenties
Werkblad 2 bij oefening 4 - De competentiescan
Gemiddelde score voor dit item:
2
OOOOO
Functioneren in de organisatie ik kom altijd te laat op mijn werk
OOOOO
ik kom altijd op tijd op mijn werk
ik doe wat ik zelf wil
OOOOO
ik doe wat er van me wordt gevraagd
ik ben niet gemotiveerd en doe zo weinig mogelijk
OOOOO
ik ben gemotiveerd en zet me volledig in
privé-problemen hebben veel nadelige invloed op mijn werk
OOOOO
privé-problemen hebben geen nadelige invloed op mijn werk
ik zeg nooit wat in een overleg
OOOOO
ik neem actief deel aan de overleggen
Aan welke leerdoelen ga je werken? 1. 2. 3. Hoe ga je dit doen/aanpakken?
Wie of wat heb je hierbij nodig?
93
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder!
Thema Tegenslagen en Teleurstellingen Iedereen ondervindt wel eens een probleem(pje), tegenslag of teleurstelling in zijn of haar leven. De deelnemers leren in deze module deze te herkennen, te benoemen, ze te koppelen aan hun eigen verwachtingen. Dit draagt bij aan het er mee om te gaan in het dagelijks leven, door probleemoplossende vaardigheden aan te leren. Korte termijn doelen stellen voor de komende periode. Ervaringen, opmerkingen en tips Geef ruimte voor het benoemen en bespreken van negatieve gevoelens. Dit is een belangrijke functie van de module. Afbakenen is wel belangrijk. Gebruik de oefeningen als kader om te voorkomen dat de bijeenkomst een klaagzang wordt. Bagatelliseer niet, maar leg de nadruk op oplossingsgericht denken. Kies, afhankelijk van wat de groep nodig heeft maar ook van wat je zelf aankunt, voor één van de 3 onderstaande oefeningen. De oefeningen Deze module bevat drie oefeningen met ieder een totaal verschillende benadering. 1. Focust op persoonlijke problemen, het delen en vooral oplossingsgericht denken daarover. De deelnemers moeten bereid zijn om naar zichzelf te kijken en je moet het als begeleider aandurven om iets dieper op de mensen in te gaan. De ervaring van het delen van zorgen en het hulp kunnen vragen en het effect daarvan ondervinden is, mits de groep veilig is, een mooie ervaring voor de deelnemers. 2. Focust op algemene methodiek om vooral praktische problemen/obstakels te lijf te gaan. Nadruk op samenwerking en vrij denken. Deze oefening vereist een basis samenwerkingsniveau, maar is vrij laagdrempelig. 3. Focust op tegenslagen en obstakels op het werk. Laagdrempelig, omdat er dagelijkse onderwerpen ter sprake komen. Theorie Geen.
94
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Tegenslagen en Teleurstellingen
Oefening 1 - Problemen inventariseren / beschrijven van een probleem Doelen • Inventariseren van aanwezige problemen. • Leren herkennen en erkennen van een probleem. • Beschrijven wat er nu precies aan de hand is. • De waarde van delen en samenwerken voor het oplossen van problemen leren kennen. • Systematisch leren zoeken naar oplossingen. Ervaringen, opmerkingen en tips Deze oefening is op zichzelf een complete module. Ze neemt een dagdeel in beslag. De oefeningen zijn intensief en behandelen een thema waar de deelnemer op dit moment zelf mee zit; iedereen brengt zijn/haar eigen persoonlijke probleem in. Dit heeft een grote betrokkenheid als voordeel. Materiaal en werkomgeving Standaard trainingsopstelling. Aantal deelnemers Maximaal 5. Tijd Inleiding: 10 minuten Stap 1, 2 en 3: ieder 30 minuten (totaal 90 minuten) Stap 4: 60 minuten Werkwijze Leid de oefeningen in met een voorbeeld. Vertel bij voorkeur over een eigen probleem. Geef aan dat problemen niet voor niets problemen zijn. Ze lossen zich meestal niet vanzelf op. Het voor jezelf helder krijgen van wat er nu eigenlijk aan de hand is, dit delen met iemand en gestructureerd samen nadenken over oplossingen, helpt. Bij deze oefeningen gebruiken we een model om dit voor elkaar te krijgen. Dat ziet er als volgt uit:
Probleemoplossend model 1 Probleem herkennen: - Ergens tegen opzien. - Stress/gespannen. - Je zorgen maken. 2 Beschrijven van de situatie: - M.b.v. feiten. 3 Erkennen van het probleem. 95
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Tegenslagen en Teleurstellingen
Oefening 1 - Vervolg 4. Raadpleeg een helper. 5. Bedenk oplossingen, kies hieruit de beste oplossing. 6. Stappenplan maken:
Stappen
Activiteit
Wanneer
Valkuil
Uitgevoerd
Stap 1 Stap 2 enz.
Stel jezelf bij elke stap de volgende vraag: Kun je het wel? Waarom wel? Waarom niet? Zo niet, wat zijn de oorzaken en zijn deze overbrugbaar? Indien de oorzaken niet overbrugbaar zijn, kies dan een andere stap. Met deze oefeningen werk je stap voor stap dit model uit 1. Start met een groepsgesprek, vraag de deelnemers of ze wel eens problemen hebben en hoe je die kunt herkennen door: - ergens tegenop te zien; - je gestresst of gespannen te voelen; - je ergens zorgen over te maken. De deelnemers gaan bovenstaande punten voor zichzelf na en schrijven alle mogelijke problemen op. Gebruik hiervoor het werkblad ‘Problemen herkennen’. 2. De deelnemers kiezen elk één probleem dat ze met de groep willen delen. De deelnemers gaan dit probleem zo duidelijk mogelijk met feiten omschrijven. Gebruik hiervoor het werkblad ‘Probleem beschrijven’. Iedereen presenteert zijn probleem zo duidelijk mogelijk. De deelnemers leren zo problemen goed te omschrijven. Helpen kan door vragen als: wat is de oorzaak? Wie zijn erbij betrokken? Met welke feiten heb je te maken? Wat zijn je gedachten? De deelnemers gaan aangeven of ze het probleem ook erkennen. 3. Verdeel de groep in tweetallen, of laat zelf tweetallen vormen. De deelnemers gaan in tweetallen elkaar helpen oplossingen te bedenken voor hun probleem. (Het is belangrijk om het nut van een helper aan te geven: andere kijk op het probleem en wordt niet beïnvloed door gevoelens). Gebruik hiervoor het werkblad ‘Oplossingen’. De deelnemers presenteren hun oplossingen en geven aan welke oplossing ze het beste vinden en waarom. 4. De deelnemers gaan in tweetallen een stappenplan maken en aansluitend presenteren. Gebruik het werkblad ‘Stappenplan’.
96
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Tegenslagen en Teleurstellingen
Werkblad 1 bij oefening 1 - Problemen herkennen Stel jezelf de volgende vragen: 1 Waar zie ik tegen op? • • •
2 Waar voel ik mij gestresst of gespannen over? • • •
3 Waar maak ik mij zorgen over? • • •
Kies uit bovenstaande ‘mogelijke problemen’ één probleem dat je met de groep wilt delen. Probleem:
97
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Tegenslagen en Teleurstellingen
Werkblad 2 bij oefening 1 - Probleem beschrijven Wat is er precies aan de hand?
Wat zijn de feiten?
Wie zijn erbij betrokken?
98
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Tegenslagen en Teleurstellingen
Werkblad 3 bij oefening 1 - Oplossingen bedenken Bedenk samen met je helper zoveel mogelijk oplossingen voor het probleem, zoals omschreven in oefening 1. Oplossingen: 1.
2.
3.
Geef aan welke oplossing je het beste vindt en waarom. Oplossing:
99
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Tegenslagen en Teleurstellingen
Werkblad 4 bij oefening 1 - Stappenplan Stel jezelf bij elke stap de volgende vraag: 1. Kun je het wel?
A. Waarom wel? B. Waarom niet?
2. Zo niet, wat zijn de oorzaken en zijn deze overbrugbaar? Indien de oorzaken niet overbrugbaar zijn, kies dan een andere stap.
Stappen
Activiteit
Wanneer
Valkuil
Uitgevoerd
Stap 1
100
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Tegenslagen en Teleurstellingen
Oefening 2 - Brainstormen Doelen • De deelnemer kan brainstormen over onverwachte situaties. • De deelnemer kan door samenwerking tot overeenstemming en een oplossing komen. Ervaringen, opmerkingen en tips • Leg uit, indien nodig, wat een brainstorm is. • De deelnemers staan er vaak van te kijken wat een fase, waarin alles mag worden geopperd (brainstormen), aan bruikbare ideeën oplevert. • Probeer in de nabespreking de deelnemers te laten vertellen over wat ze ervan vonden in de volgende bewoordingen: - Het is me opgevallen dat … - Ik heb gemerkt dat … - Ik wist niet dat … - Ik voelde dat … • Brainstormen en daar iets functioneels mee doen lukt alleen in groepen tot 5 personen; bij meer ontstaat er snel chaos en wordt het moeilijk overeenstemming te bereiken. Is je groep groter, splits ’m dan in tweeën en leg na afloop de uitkomsten naast elkaar. • Let op dat iedere deelnemer een aandeel levert en benadruk ook het belang hiervan in de uitleg (samen min 1 is niet samen). • Met enige creativiteit zijn er voor iedere werksituatie praktische problemen te verzinnen. Zelf iets herkenbaars bedenken werkt ’t best. Ingewikkeld? Dan hier een paar tips: - De volgende maand is het niet mogelijk om gebruik te maken van het gebouw waar de bijeenkomst plaats moet vinden. Op welke manier kan de bijeenkomst toch worden voortgezet? Er is een redelijk budget voorhanden, dus geld is geen probleem. Voorwaarde is dat iedereen aanwezig moet kunnen zijn en dat het rooster van de training gehandhaafd blijft. - Er moet overmorgen een lading materiaal worden opgehaald bij een leverancier. De vrachtwagen van het bedrijf is echter net stuk en moet voor reparatie in ieder geval een week wachten op nieuwe onderdelen. Hoe krijg je het materiaal toch op tijd binnen? - Je bent bezig met het organiseren van een open dag, volgende week. Er moet van alles geregeld worden. De taken zijn voorbesproken en verdeeld over vijf collega’s. Juist deze week is er een griepepidemie en 4 van de 5 zijn ziek. Hoe krijg je de organisatie voor de open dag op tijd rond? Materiaal en werkomgeving Standaard trainingsopstelling. Aantal deelnemers Maximaal 5. Tijd Inleiding met uitleg: 15 minuten; oefening: 45 minuten; nabespreking: 30 minuten Totaal: 90 minuten
101
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Tegenslagen en Teleurstellingen
Oefening 2 - Vervolg Werkwijze De deelnemers worden geconfronteerd met een praktisch probleem. Er mag een kwartier worden gebrainstormd over een oplossing. Eén deelnemer noteert kort wat er wordt geopperd. De volgende regels gelden: • De deelnemers mogen iedere reactie geven die in hen opkomt, mits deze kort is. • Tijdens het brainstormen mag geen kritiek worden gegeven op wat wordt gezegd. • Gekke ideeën zijn vaak juist heel zinvol, omdat ze andere, meer realistische ideeën kunnen oproepen. • Het gaat tijdens het brainstormen meer om de kwantiteit dan om de kwaliteit van de ideeën. Vervolgens krijgen de deelnemers een half uur de tijd om samen tot een oplossing te komen van het probleem, een plan uit te werken en dit te presenteren.
102
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Tegenslagen en Teleurstellingen
Oefening 3 - Gesprek over tegenslagen en teleurstellingen op het werk Doelen • Nagaan met de deelnemers wat zij als tegenslag/frustrerend ervaren. • Nagaan hoe ze reageren op tegenslagen. • Aanreiken van effectieve gedragopties. Ervaringen, opmerkingen en tips Deze oefening biedt een mogelijke structuur voor een groepsgesprek over dit onderwerp. Wees vrij in het aanpassen ervan. Het is bijvoorbeeld heel goed mogelijk dat een gesprek, zonder tussenkomst van individueel dingen opschrijven, al op gang komt. De functie van het opschrijven is vooral dat deelnemers ieder rustig de tijd krijgen om na te denken over de eigen tegenslagen/verwachtingen. In een grotere groep en zonder dit onderdeel zullen er altijd deelnemers zijn die het onderwerp niet op zichzelf betrekken als dat niet expliciet gevraagd wordt. Materialen en werkomgeving Ruimte, schrijfmateriaal, White Board. Aantal deelnemers Maximaal 12. Tijd Inleiding en uitleg: 10 minuten Deel 1: 15 minuten Plenaire bespreking: 30 minuten Inleiding en uitleg: 10 minuten Deel 2: 15 minuten Plenaire bespreking: 30 minuten Nabespreking: 15 minuten Werkwijze • Inleidend stukje over tegenslagen en verwachtingen algemeen. Geef voorbeelden uit de dagelijkse praktijk. Geef als begeleider een voorbeeld van je eigen werksituatie. • Betrek de deelnemers door ze voorbeelden te laten benoemen van tegenslagen en teleurstellingen op het werk. • Vertel iets over de relatie tussen tegenslagen en verwachtingen. Gebruik weer een eigen voorbeeld. • De oefening bestaat uit twee delen: Deel 1: - Deel papier uit en laat de deelnemers verwachtingen benoemen en opschrijven: ten aanzien van bijvoorbeeld collega’s, trajectbegeleider, leidinggevende, zichzelf. - Bespreek plenair: wordt altijd voldaan aan deze verwachtingen, wordt je wel eens teleurgesteld? Kun je een voorbeeld noemen?
103
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder! Thema Tegenslagen en Teleurstellingen
Oefening 4 - Dynamisch duo Deel 2: - Laat de deelnemers voor zichzelf opschrijven wat ze op dit moment als frustrerend ervaren, waar ze boos van worden (1 of 2 dingen). En daarbij wat ze doen met deze situatie. - Bespreek plenair: wie wil graag vertellen wat hij/zij heeft opgeschreven (anders iemand aanwijzen). Dit terugkoppelen naar verwachtingen > wat had je verwacht? - Bespreek met de groep strategieën en hoe er mee om te gaan, bijvoorbeeld: * Uitspreken van verwachtingen. * Voor zichzelf (her)benoemen wat er aan de hand is.
104
Krachtvoer - Handboek groepsempowerment - Werk: een zorg minder!
Colofon Aan dit handboek werkten mee: Redactie:
Hester le Grand en Marita Schaaps
Vormgeving:
Marvis concept + vorm
Uitgave en contact:
Werk: een zorg minder! Werkprojecten Groep - Machteld Koopmans en Marita Schaaps
Werk: een zorg minder! wil graag alle mensen bedanken die een bijdrage hebben geleverd aan het tot stand brengen van dit Handboek groepsempowerment. Werk: een zorg minder! is mede gefinancierd door: • De Europese Unie in het kader van het EQUAL/ESF-programma • De gemeenten Achtkarspelen/Kollumerland c.a, Hellendoorn, Hoogeveen en Rijssen-Holten • REACT Twente en Werkprojecten Groep Oktober 2007
105