Jury de l’Enseignement secondaire supérieur général 1, rue Adolphe Lavallée B-1080 MOLENBEEK-SAINT-JEAN http://www.jurys.cfwb.be
Langue moderne I : Néerlandais
(1er groupe d’épreuves – 2ème session 2014)
1
Articles en néerlandais : 1) En wat na de Antwerp 10 Miles?
Pg 5
2) Boete voor couchsurfing? Overheid moet spontane gastvrijheid net aanmoedigen
Pg 7
3) Nomaden van de werkvloer
Pg 9
4) ʻGeven kunnen ze al, nemen moeten ze nog leren’
Pg 11
5) Succesvolle kolonisatie van Mars valt of staat met robots
Pg 13
3
1. En wat na de Antwerp 10 Miles? 24/04/2014 om 08:10 - Bijgewerkt op 23/04/2014 om 10:43 Grote sportevenementen zoals de Antwerp 10 Miles krijgen ook onsportieve mensen in beweging. Jammer genoeg vallen die achteraf vaak opnieuw stil. Op zondag 27 april verwacht Antwerpen weer minstens 40.000 getrainde én recreatieve lopers aan de start van de Antwerp 10 Miles, de intussen klassieke loopwedstrijd dwars door de stad. Net als bij andere sportevenementen zoals de Watersportdag van Bloso (17-18 mei) en de Mont Ventoux-rit van Sporta (21 juni) wordt de interesse en opkomst elk jaar groter. 10 miles in Antwerpen © BELGA
Iedereen lijkt tegenwoordig wel gebeten door de 'samen sporten'-microbe. Maar blijft die microbe ook achteraf actief in al die duizenden sportieve lijven? Een onderzoeksteam van de Universiteit Gent en de Vrije Universiteit Brussel zocht het uit in opdracht van Vlaams minister van Sport Philippe Muyters en het Steunpunt Beleidsrelevant Onderzoek Sport. Voor de opdrachtgevers was de vraag - en het antwoord erop - bijzonder relevant, want sommige evenementen die sport moeten promoten worden deels gefinancierd met publieke middelen. Dat alles met de bedoeling ook minder actieve Vlamingen in beweging te krijgen en zo de algemene gezondheid in Vlaanderen te bevorderen. Hype Zetten al die investeringen mensen effectief aan tot sporten? En vooral: blijven ze na deelname actief sport beoefenen? Eerst het goede nieuws: grootschalige events maken sporten echt wel aantrekkelijk en populair, bleek uit de enquête bij meer dan 7000 deelnemers en begeleiders. Vooral de Antwerp 10 Miles scoort qua populariteit erg hoog. "Het uitzicht op een leuke ervaring, het deel uitmaken van een hype, de unieke uitdaging: het zijn allemaal elementen die ook minder actieve mensen motiveren om hun sportschoenen uit de kast te halen en mee te doen", zegt prof. dr. Annick Willem van de Vakgroep Beweging- en Sportwetenschappen aan de UGent, die samen met prof. dr. Marc Theeboom het onderzoek leidde. "De meeste deelnemers - liefst 84 % - gaven echter aan dat ze ook vóór de Antwerp 10 Miles regelmatig looptraining deden en dus al behoorlijk sportief waren. Op jaarbasis trainden ze gemiddeld 155 uur, wat niet weinig is. Veertien procent waren nog geen actieve lopers en bereidden zich specifiek voor met het oog op een deelname. En een heel kleine minderheid deed mee zonder specifieke training of was voldoende actief in andere sporten." Dat de Antwerp 10 Miles overwegend actieve sporters lokt, blijkt ook uit het feit dat zowat de helft meerdere wedstrijden per jaar afwerkt. "Ruw geschat trainden vorig jaar zo'n 5000 van de 35.000 deelnemers speciaal om aan het evenement deel te nemen", zegt professor Willem. "Bij een flink deel van hen primeerde het plezier op de fysieke prestatie. Daar is niets mis mee, maar jammer genoeg gingen velen na de wedstrijd minder trainen." Drogredenen De cijfers spreken boekdelen: amper 1 op de 3 debutanten gaf aan dat ze na de 10 Miles nog even hard zouden trainen. Of ze dat ook deden, werd niet verder nagegaan; wellicht liggen de werkelijke cijfers nog een stuk lager. Professor Annick Willem: "Het is jammer om te moeten vaststellen dat
5
meer dan 6 op de 10 voordien onsportieve deelnemers voor en tijdens het event zo'n grote inspanning levert, maar erna gewoon afhaakt. Slechts een minderheid stroomt door naar een loopclub. Concreet en op de beste manier berekend heeft de Antwerp 10 Miles vorig jaar ongeveer 1600 niet-sportievelingen blijvend warm gemaakt voor lopen. In 10 jaar zijn dat er natuurlijk 16.000 alleen al door dit evenement, maar die cijfers kunnen ons inziens beter." Wie er achteraf de brui aan geeft, haalt vooral tijdgebrek aan als voornaamste reden. Ook een gebrek aan voldoende informatie en sportaccommodatie en de kosten die sporten met zich brengt inschrijvingsgeld, materieel... - werden als barrières ervaren. "Dat zijn voor een stuk drogredenen", vindt professor Willem. "Ook de inactieve deelnemers aan de Mont Ventoux-rit haalden tijdgebrek aan als grote schuldige om niet te blijven trainen, hoewel ze zelfs een begeleid voorbereidingstraject hadden en net als de deelnemers aan de Antwerp 10 Miles vele uren uittrokken om te trainen." Gemiste kans Hoeveel volk ze ook op de been brengen, massale sportevenementen blijken helaas een gemiste kans om blijvende sportparticipatie - al dan niet in clubverband - te promoten. Blijft de vraag: wat kan beter, en vooral hoe? Want het onderzoek had ook de bedoeling aanbevelingen te formuleren voor organisatoren en overheid. "Het grootste probleem lijkt ons dat events als de 10 Miles en Mont Ventoux nog te zeer op zichzelf staan, terwijl ook de maanden erna belangrijk zijn. Bij Mont Ventoux is er wel een mooi voorbereidingstraject, maar geen natraject. Voor de 10 Miles publiceert organisator Golazo bij wijze van voortraject enkele trainingsschema's, maar daar blijft het bij. Willen we dat mensen ook achteraf en bij voorkeur levenslang sporten, dan moeten zulke events hen nadrukkelijk de weg wijzen naar sportclubs of hen natrajecten aanbieden en tonen hoe ze dat sporten kunnen onderhouden. Golazo doet wel inspanningen op dat vlak: het maakt tijdens een evenement reclame voor het volgende, en houdt de deelnemers zo warm voor het lopen. Die reclame spreekt echter vooral al actieve lopers aan. Het zou beter zijn om voor de minder actieve groep een specifiek naprogramma uit te werken. Als je als organisator al die inspanningen doet om mensen zover te krijgen, waarom ga je dan niet nog een stapje verder? Grote sportevents kunnen wellicht leiden tot duurzame gedragsverandering, maar de mate van het effect hangt heel sterk af van het engagement van de organisatoren." Maatschappelijke hefboom Het onderzoek legde nog een pijnpunt bloot: hoe laagdrempelig zulke events zich ook noemen, ze trekken vooral de blanke middenklasse aan. Bepaalde groepen, zoals allochtonen en kansarmen, zijn weinig of helemaal niet aanwezig. "Ook daar is inderdaad nog werk aan de winkel", beaamt professor Willem. "Grootschalige sportevenementen kunnen echt werken als maatschappelijke hefboom. Bedrijven worden volop aangemoedigd om in te schrijven, maar ook bijvoorbeeld buurtcomités zouden gemotiveerd moeten worden om als organisatie mee te doen. Helaas wordt op dit moment zo goed als geen moeite gedaan om ook die groepen te bereiken." (Caroline De Ruyck) http://magazine.knack.be/weekblad/articles/printarticle-3632002.htm
6
2. Boete voor couchsurfing? Overheid moet spontane gastvrijheid net aanmoedigen MERRIGAN Michaël1, 18 april 2014, Knack We moeten er op toezien dat de Vlaamse wetgeving een laatste bastion van spontaniteit, ontmoeting en vrijblijvende inter-culturele uitwisseling niet nodeloos bedreigt, zo schrijft Michaël Merrigan over een mogelijke boete voor initiatieven als couchsurfing. Internationaal Vlaanderen meldt volgens de Gazet van Antwerpen dat wie een slaapplaats aanbiedt aan vreemden een brief in de bus kan verwachten en aan een aantal voorwaarden moet voldoen. Zoniet volgt een geldboete. Hierbij worden, volgens het artikel, vooral gebruikers van websites zoals couchsurfing.org geviseerd. Wellicht wordt die soep niet zo heet gegeten als ze in de media werd opgediend. Het valt immers te verwachten dat Internationaal Vlaanderen het in de eerste plaats gemunt heeft op die particulieren die er zonder enige vorm van registratie met hun onofficiële bed and breakfast economische activiteiten op nahouden. Het probleem is echter wel dat de Vlaamse regelgeving geen onderscheid schijnt toe te laten tussen betalende en niet-betalende gasten. Vrienden, kennissen en familie mogen weliswaar steeds bij iemand thuis verblijven, maar de zaken veranderen wanneer je publiekelijk je bereidheid om gastheer of -vrouw te zijn aan 'vreemden' bekend maakt. Het probleem is dan dat zelfs wanneer Internationaal Vlaanderen niet specifiek 'echte' - i.e. nietcommerciële - couchsurfers zal viseren, de maatregelen blijkbaar wel op deze personen van toepassing kunnen zijn. Dit is een erg ongelukkige situatie, omdat het onzekerheid creëert en de logica van (noodzakelijke) economische reglementering toepast op een mooi idee van kosteloze gastvrijheid. Hoe gaat dit couchsurfing in z'n werk? Je registreert op een website zoals www.couchsurfing.org (deze is de bekendste, maar er zijn er nog gelijkaardige). Je maakt een profiel aan. Zodra je bent geregistreerd, kan je beginnen. Er zijn grosso modo vier mogelijkheden: iemand 'hosten', met iemand in je eigen stad afspreken (zonder dat hij of zij bij je overnacht), bij iemand verblijven, of met iemand in zijn of haar stad afspreken. In de marge van dit alles worden er bovendien wereldwijd regelmatig groepsbijeenkomsten georganiseerd waarop zowel de lokale deelnemers als de internationale gasten elkaar ontmoeten. Doel is steeds een culturele uitwisseling, het bijschaven van vreemde talen, etc. Stel, je weet dat je de volgende week een paar dagen in Barcelona zal zijn, en je wilt deze stad graag verkennen met een local. Dan zoek je op de website tussen de mensen die geregistreerd staan in Barcelona naar een profiel dat je ligt, en dient een 'couchsurfing-verzoek' in. Om een idee te geven: voor Barcelona alleen al zijn er meer dan 23.000 mensen die aangeven wel iets in dit principe te zien. Deze persoon kan dan in alle vrijheid beslissen of je bij hem of haar kan verblijven. Indien men vanuit Barcelona positief reageert, dan ontmoet je elkaar de volgende week en krijg je ter plaatse een plekje op de zetel - of ook wel eens een logeerbed. Omgekeerd kan het dus ook: een Fin, een Portugees of een Peruviaan ontvangen in Brussel of Gent. In Brussel alleen al staan er meer dan 13.000 mensen op de website die hiervoor openstaan. Wederkerigheid is niet vereist. Is dit wel veilig, hoor ik menigeen al denken. Er bestaat natuurlijk steeds een zeker risico, maar dit risico wordt in de praktijk wel erg beperkt. Ten eerste kan de organisatie van couchsurfing je adres verifiëren, en wordt dit - indien dit gebeurd is - op je profiel vermeld. Verder kunnen mensen 'evaluaties' van je achterlaten op je profiel - evaluaties die je zelf niet kan verwijderen. Indien
7
iemand dus over vijftig goede evaluaties beschikt, en geen enkele negatieve, dan kan je ervan uitgaan dat deze persoon een betrouwbare gast of gastheer/vrouw is. Uitsluiten kan je niets, maar incidenten zijn uiterst zeldzaam. Couchsurfing is kosteloos. Hoogstens kook je eens voor je gastheer- of vrouw, breng je wat Belgische chocolaatjes mee. Dit soort sociale omgang wijst zichzelf doorgaans wel uit. Van betaling is dus geen sprake. Economische belangen staan er dan ook niet op het spel. Er is immers een groot verschil in ervaring tussen 'op hotel' gaan in een vreemde stad, of van de gastvrijheid van een couchsurfing-gastheer of -vrouw gebruik maken. Doorgaans maken mensen dan ook gebruik van couchsurfing net omdat ze niet geïnteresseerd zijn om als 'toerist' gebruik te maken het (betalend) toeristisch aanbod, maar een meer persoonlijke ervaring willen. In een leven waarin alles steeds sneller moet en virtueler wordt, is de kans om een 'vreemde' persoonlijk te ontmoeten immers, paradoxaal genoeg, niet echt gemakkelijker geworden. Door in te gaan op een vrijblijvend aanbod van gastvrijheid - of door zelf zo'n aanbod te doen - kiezen deze mensen er dan ook voor om zich te laten verrassen door het onbekende, om de kans op een onverwachte ontmoeting toe te laten in hun leven. Zelden ben ik iemand tegengekomen die daar achteraf spijt van had. Internationaal Vlaanderen heeft goede redenen om de toeristische sector te beschermen tegen misbruiken, en de standaarden voor nietsvermoedende toeristen hoog te houden. Dit is een belangrijke opdracht, zeker wanneer de veiligheid van deze toeristen op het spel staat. Maar het principe van couchsurfing laat zich niet zomaar inschrijven in de economische logica die de toeristische sector stuurt. Misbruiken, zoals commerciële initiatieven die zich achter couchsurfing verschuilen, zijn uiteraard mogelijk, en moeten worden aangepakt. We moeten er echter op toezien dat de Vlaamse wetgeving een laatste bastion van spontaniteit, ontmoeting en vrijblijvende interculturele uitwisseling niet nodeloos bedreigt. Bovendien kan dergelijke inmenging van de overheid al snel een schending vormen van het recht op privéleven. Door te regelen wie men wanneer en hoe, op eigen initiatief en in zijn of haar eigen huis, kan toelaten, zonder dat er sprake is van enige commerciële overeenkomst, begeeft de overheid zich wel erg ver in de privésfeer. Dergelijke beperkende maatregelen, zeker op straffe van een boete, kunnen alleen maar indien daar een dwingende behoefte toe bestaat in een democratische samenleving, en wanneer de maatregelen bovendien proportioneel zijn. Beide lijken me in dit geval niet erg waarschijnlijk. Integendeel, we zouden er net voor moeten zorgen dat de mogelijkheid voor mensen om elkaar wereldwijd spontaan te ontmoeten en elkaar gastvrij te ontvangen wordt vergemakkelijkt, niet bemoeilijkt. http://www.knack.be/nieuws/belgie/boete-voor-couchsurfing-overheid-moet-spontane-gastvrijheidnet-aanmoedigen/article-opinion-139135.html
1 Doctoraal onderzoeker aan het Leuven Institute for Human Rights and Critical Studies (LIHRICS) van de KU Leuven
8
3. Nomaden van de werkvloer Jan Etienne, 16 april 2014, Knack De manier waarop we werken gaat revolutionair veranderen, wordt ons voorgehouden. We hebben computer en internet, en zijn daardoor minder afhankelijk van een fysieke werkplek. En als we op het werk zijn, volstaat één grote ruimte waar we inpluggen, schouder aan schouder met een collega. Maar hoe wenselijk is die toekomst? Als we onze hippe medemens mogen geloven, gaan we naar een revolutie in onze werkomgeving: het nieuwe werken. Los van baas en uur. Alleen wanneer het ons uitkomt. Een laptop of tablet volstaat, want hey, surfen wij niet allemaal mee op dat geweldige internet waar alle informatie maar een muisklik verder ligt. Onder een boom in een park, op een leuk pleintje, in de keuken, het maakt niet uit, want zolang het werk gedaan is, klaagt niemand. Echt? Hans De Witte, professor in de arbeidspsychologie aan de KU Leuven, twijfelt. Hij prikt gaatjes in die ballonnen. Noemt ze verkooppraatjes. De Witte: “Laten we eerlijk zijn. Computerproducenten willen toestellen verkopen en centen verdienen. Werkgevers zien een uitgelezen kans om kosten te besparen, want de vierkante meters werkruimte zijn duur. En natuurlijk kwetteren we allemaal graag mee met de hype, want we willen allemaal hip zijn en niet de sukkel die achterblijft.” Vrije denkers De realiteit is minder rooskleurig, meent De Witte, al is hij er niet op uit het feestje te bederven. “Sommige mensen kunnen met hun laptop of tablet rondlopen en overal hun ding doen. Fijn voor hen, denk ik dan. Maar hoe groot is die groep? Klein, lijkt mij. Hooguit een beperkt aantal beroepen en daarbinnen een beperkt aantal mensen. In heel veel beroepen kan het niet. Denk maar aan winkelpersoneel, leerkrachten, artsen, truckers, brandweerlui en ga zo maar door. Veel beroepen zijn gebonden aan plaats en tijd.” Een deel van het administratief personeel kan misschien wel telewerken, denkt De Witte, maar met een stevige frons. Want er is te weinig onderzoek om je met enige zekerheid te kunnen uitspreken over de beste voorwaarden om dat te doen. Hij verwijst naar het debat over flexibiliteit: “Werkgevers dringen er sterk op aan, maar als ze het opleggen, is het effect op tevredenheid en werkprestaties veel negatiever dan wanneer het door werknemers gevraagd wordt. Als je naar eigen voorkeur je werk en dagindeling kunt organiseren, dan beantwoordt dat aan een reële behoefte en is de kans op een positief effect groot. Terwijl een pakket dat je wordt opgelegd haaks op je behoeften en voorkeuren kan staan. Dat zou met telewerk ook het geval kunnen zijn.” We mogen immers niet vergeten dat er aan telewerk ook negatieve aspecten vastzitten, zoals isolatie van de collega’s op het werk en eenzaamheid. Bovendien staat niet iedereen om thuiswerk te springen, want je huis wordt dan ook je werkplek. Verlies van privacy Telewerk betekent tijdelijk lege werkplekken op het bedrijf. Om de verkwisting van (dure) ruimte tegen te gaan, krijg je in sommige bedrijven geen eigen lokaal of werkplek meer, maar moet je met je laptop aanschuiven in een grote ruimte met tafeltjes. De Witte: “Dat leidt tot gekke toestanden, zoals mensen die ’s morgens heel vroeg aankomen om toch maar op hun geliefde plek te kunnen zitten. Dat lijkt wat op de hotelgasten die ligstoelen reserveren met handdoeken (grinnikt). Het toont alvast duidelijk aan dat dit concept niet werkt voor iedereen.” Werknemers in grote open ruimten samen zetten, is overigens al lang een tendens in het bedrijfsleven. Bedrijven willen zo samenhorigheid creëren, de werkijver verhogen, het contact met collega’s bevorderen en communicatielijnen verkorten. Maar de werkvloer ervaart die realiteit 9
anders, onder andere omdat de privacy verdwijnt. De Witte: “Meer communicatie in open ruimten? Niet altijd, want iedereen luistert mee. Je zal waarschijnlijk minder snel commentaar geven op iemands werk. Of evaluatiegesprekken voeren. Je kunt door iedereen gehoord worden en dat hebben we niet graag.” Grote open werkruimten hebben ook aanzienlijke nadelen voor de werksfeer. Je zit met veel mensen om je heen en dat zorgt onvermijdelijk voor geroezemoes of achtergrondlawaai, drukte en afleiding. Het verstoort de concentratie, waardoor de werkbelasting en stress oplopen. Vaak wordt gezegd dat je na een tijdje went aan die drukkere omgeving, dat je leert om je mentaal af te zonderen en je op je taak te concentreren. Misschien, want soms neemt de wrevel over de onaangename werkomgeving nog toe met de tijd. Inmiddels komt men links en rechts terug van de grote vrije werkruimten met aanschuiftafeltjes. Bijvoorbeeld aan Nederlandse universiteiten, waar men aanvankelijk heel sterk gewonnen was voor het concept. Maar de evaluatie viel te negatief uit. De Witte: “In de Belgische universiteiten zet men steeds vaker onderzoekers in één ruimte samen om plaats te besparen. Maar het gekke is: hoe meer mensen er samen zitten, hoe leger de bureaus worden. De leegste bureaus zijn die met de meeste namen op de deur. Veel onderzoekers spreken bijvoorbeeld af dat ze om de beurt thuis blijven zodat iedereen de kans krijgt om in het bureau eens rustig en ongestoord te werken. Dat is nodig, want aan de universiteit verricht je vooral nadenkwerk, en lawaai en drukte zijn niet echt bevorderlijk voor de concentratie.” Verhoogd foertgevoel Het grootste nadeel van grote, open werkruimten is volgens De Witte echter de systematische afname van de arbeidstevredenheid. Een veeg teken in zijn ogen, want arbeidstevredenheid weegt op een heleboel andere factoren. Wie minder tevreden is op zijn werk voelt zich sneller ziek, voelt zich minder betrokken bij het bedrijf, zet zich minder in, gaat sneller op zoek naar ander werk, enzovoort. Allemaal erg nadelig voor de arbeidsproductiviteit, al lijken bedrijfsleiders daar nauwelijks rekening mee te houden. De Witte: “Kostenbeheersing is voor werkgevers een essentiële factor om hun bedrijf draaiende te houden. Werkgevers denken misschien dat mensen samen zetten werkt omdat bijna alle bedrijven het doen, maar het negatieve effect op de arbeidsprestaties zou wel eens een aanzienlijke verborgen kost kunnen inhouden. De reële kost kennen we niet, want hij is veel te weinig onderzocht. Ik vrees dat wat men wint op het ene terrein misschien verloren gaat op het andere. Of dat het eindresultaat evengoed negatief kan zijn.” Leuke verhaaltjes Het zint De Witte niet dat de nieuwe ontwikkelingen omtrent de werkplek verkocht worden alsof ze de beste oplossing zijn, alsof alle bedrijven zo werken en alsof iedereen het hiermee eens is. Wetenschappelijk zijn deze stellingen en aanbevelingen in elk geval niet goed onderbouwd, vindt De Witte. Het doet hem denken aan een consultancyconcept, los advies dat bric-à-brac aan elkaar gekleefd en deels vanuit economische overwegingen aan mensen verkocht wordt. De Witte: “Als je alle negatieve aspecten in rekening brengt, blijft het toch wel heel verwonderlijk dat de denkbeelden over het nieuwe werken zoveel positieve reacties blijven oogsten. We lijken kritiekloos te aanvaarden dat je op je werk geen eigen lokaal meer krijgt, maar dat je als een zwerver moet aanschuiven voor een tafeltje.” De hype over het nieuwe werken doet hem denken aan het beleid van banken. Aan hun loketten tikken ze je voortdurend op de vingers voor verrichtingen die je via thuisbankieren kunt doen. Maar volgens hun reclame en andere praatjes is het net de cliënt die om thuisbankieren vraagt. Misschien speelt men een soortgelijk spel met de werkplek. http://magazine.knack.be/weekblad/articles/printarticle-3632007.htm
10
4. ʻGeven kunnen ze al, nemen moeten ze nog leren’ PEUTEMAN ANN, 09 april 2014, Knack Ze willen mensen ervan overtuigen dat we iets moeten doen aan onze verkwistende levensstijl. De initiatiefnemers van de geefwinkels en –pleinen hebben de wind in de zeilen, maar de mentaliteit van de Vlaming veranderen is niet zo makkelijk. Het blijft ook wennen: een winkel waar je alles gratis mag meenemen. Zelfs een barbecuestel van Helmut Lotti. Winkels en pleinen waar je boeken en kleren gratis en voor niets mag meenemen, tuinen waar je zomaar groenten kunt oogsten en cafés waar onbezoldigde reparateurs je kapotte broodrooster of fiets maken. Overal in België worden dat soort initiatieven opgezet en zo goed als alle organisatoren hebben hetzelfde, nogal vage doel voor ogen: een mentaliteitsverandering teweegbrengen. Inspiratie daarvoor halen ze vaak bij de internationale Transitiebeweging van de Britse activist en publicist Rob Hopkins. Ondertussen zijn er over het hele land transitiegroepen opgericht die, zoals de website van Transitie Bierbeek aangeeft, ‘streven naar een overgang van onze huidige verkwistende, vervuilende en energieverspillende manier van leven naar een andere levensstijl’. Voor sommigen betekent dat de fiets nemen in plaats van de auto of een dikke trui aantrekken en de verwarming een paar graden lager zetten, voor anderen zelf groenten kweken of alleen meubels van de Kringwinkel in huis halen. ‘Al die geefwinkels en -pleinen liggen in het verlengde daarvan’, zegt Myriam Wouters van Transitienetwerk Vlaanderen. ‘Het is een manier om contact te leggen met gewone mensen en om hen ervan te overtuigen dat er iets moet en kan veranderen. Makkelijk is dat niet, want we botsen vaak op weerstand en onbegrip. “We gaan de wereld toch niet veranderen door zelf onze ajuinen te kweken?” zeggen ze dan. Misschien niet, maar het is alvast een begin.’ Eind 2011 opende de eerste weggeefwinkel van België zijn deuren in Leuven, en ondertussen zijn er in Vlaanderen al zo’n dertien. Geefpleinen, die werden bedacht door de Antwerpse Patsy Van der Parre en schrijver Jeroen Olyslaegers, zijn een recenter fenomeen. ‘Zo’n twee jaar geleden was ik op Facebook met Jeroens vrouw aan het chatten. Allebei ergerden we ons mateloos aan de armoede in de stad’, zegt Patsy Van der Parre. ‘Samen met mensen van Occupy Antwerp zijn we dan in eerste instantie soep gaan uitdelen op de Groenplaats. Toen sympathisanten ook ander eten begonnen mee te brengen, stonden we daar op den duur elke week met drie lange tafels vol lekkere dingen. Nadat we naar het Astridplein waren verhuisd, begon het stadsbestuur moeilijk te doen. Dus stopten we met onze wekelijkse geeftafel en begonnen we in plaats daarvan geefpleinen te organiseren.’ Aanvankelijk richtten Van der Parre en haar medestanders zich vooral op armen en daklozen, maar gaandeweg werden ze ambitieuzer. Nu willen ze iederéén proberen te bereiken. Hun geefpleinconcept krijgt ook overal navolging: van Kortrijk tot Olmen, Gent en Sint-Niklaas. ‘De microbe is blijkbaar een virus geworden’, lacht Van der Parre. ‘Al blijven er nog altijd heel veel mensen over die moeten worden besmet.’ […] Merksem, op een zondagnamiddag om tien voor drie. De lentezon heeft opvallend veel mensen hun huizen uitgejaagd en dus is het koppenlopen op het Kroonplein. Tien rode tentjes met het A-logo van de stad Antwerpen op staan over het plein verspreid. Een groepje percussionisten geeft het ritme aan terwijl bezoekers met volle tassen en caddies van stand naar stand schuifelen. De afdeling kinderkleding is erg in trek, maar ook de boeken en het speelgoed doen het goed. […] Hoewel het geefplein al bijna een uur bezig is, worden er nog altijd nieuwe oude spullen aangevoerd. Kristel Symons houdt heel goed in de gaten wat men zoal het plein op sleept. Wie met troep komt aanzetten, zoals een halflege fles bessenjenever of aangebroken poetsproducten, wordt wandelen gestuurd. ‘Dit is geen gratis containerpark’, zucht Symons. ‘Het is niet de bedoeling dat mensen hier hun afval dumpen, want wij willen achteraf niets moeten weggooien. Alles wat om vijf uur nog op het plein ligt, wordt door de Kringwinkel opgehaald.’ 11
Samen met Bea Mertens kwam Kristel Symons nog niet zolang geleden op het idee om een geefplein te organiseren in Merksem. ‘We wonen allebei in de buurt, maar hebben elkaar pas leren kennen toen we in november vrijwilligerswerk deden op de geefmarkt in Park Spoor Noord’, vertelt Mertens. ‘Zo kwamen we op het idee om zoiets ook eens in Merksem te proberen. Al waren we er aanvankelijk niet gerust op: hier hangt toch een heel andere sfeer dan in ’t stad.’ Ze lanceerden een oproep via Facebook, kregen een boel reacties van mensen die wilden meedoen en richtten dan maar meteen Transitie Merksem op. Alle vrijwilligers blijken zo’n beetje hun eigen dada te hebben: de ene beschildert kindergezichtjes, de ander bedient in het geefrestaurant of staat aan het geïmproviseerde onthaal. Nog bonter zijn de bezoekers die tussen de spullen neuzen: bobo’s op zoek naar een vergeten seventieslamp, medewerkers van plaatselijke hulporganisaties die beddengoed meezeulen, moeders die babykleren monsteren en ook gewoon nieuwsgierige Merksemnaren die vooral komen buurten. ‘Zelfs Helmut Lotti is daarnet een mooie barbecue komen afgeven’, zegt iemand. […] ‘Missie nu al geslaagd’, lacht Kristel Symons. ‘We doen dit niet zomaar, hè. We willen helpen om de mentaliteit van de mensen te veranderen zodat ze minder zouden verspillen.’ Maar dan zullen de mensen eerst wel moeten leren dat er niets mis mee is om dingen mee te nemen zonder ervoor te betalen of iets in ruil te geven. Want ook in Merksem is dat niet altijd evident. […] ‘Geven kunnen ze al, maar met nemen moeten ze nog een beetje oefenen’, lacht Bea Mertens terwijl ze […] een passant op het hart drukt dat alles, werkelijk alles gratis is. Antwerpen, op een zondag rond halfvijf. De felgekleurde baldakijnen van de geefkast op het Damplein wiegen mee met de wind. ‘Geven en nemen. Hoe zou de wereld er dan uitzien?’ vraagt een bordje tegen de wand van de kast. Op de planken liggen hoopjes kleren, wat speelgoed, dvd’s ook. Een man zit op zijn knieën bij de goed gevulde boekenplank, kiest er na lang beraad een gebonden Agatha Christie uit en wandelt lezend weg. ‘Mama! Nemen we iets mee?’ roepen twee kinderen uitgelaten. […] ‘We hebben hier al vaak iets achtergelaten’, legt Lidwien Morreel uit. ‘Mijn oude studieboeken, bijvoorbeeld, maar ook de babyboekjes van de kinderen. Ik vind het altijd leuk als ik de volgende keer zie dat ze zijn meegenomen, dat iemand anders er blij mee is.’ Zelf neemt ze ook wel eens iets uit de kast mee naar huis, zoals kinderboeken of strandspeelgoed. De geefkast ziet er dan ook uitnodigend uit. ‘Daar waak ik echt over’, zegt geestelijke moeder Patsy Van der Parre. ‘Het volstaat niet om gratis spullen in de kast te gooien. Nee, het moet er ook aantrekkelijk uitzien. Uit een krot van een kast zou niemand iets mee willen nemen en dan zou het risico op vandalisme ook veel groter zijn. Als je een gewone winkel opstart, moet je toch ook moeite doen om die te doen draaien? Wel, dat geldt ook voor een geefkast. Daarom heb ik een echt businessplan opgesteld voor ik ermee begon.’ Dat de kast soms een grote puinhoop is, vindt ze niet echt erg. ‘Tijdens de solden is dat in een gewone winkel niet anders’, lacht ze. ‘Daar laat ik me echt niet door uit mijn lood slaan. Ook niet als ik in de geefkast een zakje met vuile luiers vind, want die zouden anders gewoon op straat zijn terechtgekomen. Positief blijven is de boodschap.’ In elk geval wordt de Antwerpse geefkast heel goed bevoorraad: de planken zijn haast altijd allemaal gevuld. ‘We willen mensen dan ook leren om bezittingen los te laten’, zegt Van der Parre. ‘Op het eerste gezicht lijkt dat gemakkelijk maar écht loslaten, betekent dat je er ook niet moeilijk over doet als iemand hier zijn bestelwagen vol spullen komt laden en die dan gaat verkopen.’ Toch blijft meenemen het moeilijkst. Al is de drempel bij een kast blijkbaar lager dan in geefwinkels of op geefpleinen. ‘Zo’n kast is dag en nacht open en meestal ook onbeheerd’, bedenkt Patsy Van der Parre. ‘Niemand die het ziet als je er iets uitneemt. Wellicht laten veel mensen zich daardoor makkelijker over de streep trekken. Langzaam maar zeker voeden we op die manier meer en meer mensen op.’ http://magazine.knack.be/weekblad/articles/printarticle-3624155.htm 12
5. Succesvolle kolonisatie van Mars valt of staat met robots Geschreven op 16 maart 2014 door Caroline Kraaijvanger 52 We hebben het maar wat graag over de eerste mensen die straks onder de hoede van Mars One op de rode planeet gaan wonen. Maar de echt pioniers zijn niet van vlees en bloed, maar van staal. “Zonder robotica geen Mars One.” Aan het woord is Stefano Stramigioli, hoogleraar Advanced Robotics aan de Universiteit Twente en tevens adviseur voor Mars One op het gebied van – hoe kan het ook anders – robots. Die robots zijn wanneer het publiek het over Mars One heeft, vaak het ondergeschoven kindje. Veel liever hebben we het over de mensen die straks met een enkeltje op zak naar de rode planeet vertrekken en de samenleving die zij daar moeten gaan opbouwen. En natuurlijk zijn die pioniers razend-interessant. Maar welbeschouwd zijn het geen echte pioniers. Tegen de tijd dat zij op Mars arriveren, is hun weg al gebaand. En wel door robots. Voorbereiding “Wanneer mensen daar arriveren, moet er al het één en ander klaar zijn,” legt Stramigioli uit. Het gaat dan met name om twee cruciale zaken: een beschermde leefomgeving en een drinkwatervoorziening. “Robots moeten de woonmodule zodra deze op Mars is geland op de juiste plaats zetten. Vervolgens is het de bedoeling dat ze deze woonmodule met een dikke laag zand bedekken.” Mars wordt blootgesteld aan hoge energetische straling die schadelijk is voor mensen. De dikke laag zand over de module waarin de Marskolonisten wonen en werken, moet ze tegen die straling beschermen. “Daarnaast moeten de robots drinkwater uit de grond gaan halen.” Pas als robots dat allemaal bewerkstelligd hebben, kunnen mensen zich richting Mars gaan verplaatsen. Het moge duidelijk zijn: “Zonder robotica geen Mars One.” Autonomie Robots op Mars: het is niets nieuws. Tenslotte heeft NASA al meerdere rovers op Mars aan het werk gezet. En ook ESA beschikt over een Marslander. Toch kunnen we daaruit niet concluderen dat de robotica klaar is voor de plannen van het ambitieuze Mars One. “Het grootste probleem is autonomie,” legt Stramigioli aan Scientias.nl uit. Robots moeten zelfstandiger gaan werken dan ze nu doen. “De robots van NASA krijgen nu een opdracht, voeren die uit en gaan vervolgens op stand-by.” Zodra problemen opdoemen – zoals stenen op het pad – moeten mensen de robot aan de hand nemen en stap voor stap opdracht geven om met dat probleem om te gaan. Het is bijzonder tijdrovend, omdat commando’s die vanaf de aarde verstuurd worden met een enorme vertraging op Mars arriveren. Wanneer we vanaf aarde een berichtje naar Mars sturen, komt dat pas twintig minuten later aan. Om sneller te kunnen schakelen, is het wenselijk dat robots ons minder nodig hebben. Maar dat is lastig te bewerkstelligen. Dat komt onder meer door het feit dat de robot functioneert in een totaal onbekende omgeving. “Wij mensen zijn intelligent, maar een robot is welbeschouwd maar een dom ding.” Wanneer een robot voor onverwachte problemen komt te staan, weet hij het vaak niet meer. “Stel: ik geef de robot opdracht om zand op te scheppen en het elders weer neer te leggen en de robot stuit op een steen op zijn pad. Dan moet hij – middels geavanceerde sensoren – eerst erkennen dat er sprake is van een probleem, vervolgens moet hij begrijpen dat dat probleem onoverkomelijk is. En dan moet hij een nieuw plan bedenken. Bijvoorbeeld erom heen bewegen. Maar misschien stuit hij wanneer hij om de steen rijdt weer wel op een ander onverwacht probleem.” En zo moeten robots op Mars continu in staat zijn om te schakelen. Het betekent dat de bouwers van deze robots eigenlijk alle mogelijke scenario’s moeten incalculeren, want het laatste wat Mars One zich kan veroorloven is wel een kapotte rover. 13
“Wanneer een robot kapot gaat, kun je er niet even naartoe lopen om deze te repareren,” benadrukt Stramigioli. Marsrover Curiosity is één van de robots die nu reeds op Mars te vinden zijn. Het grote verschil tussen deze robot en de robots van Mars One is dat Curiosity vooral een mobiel laboratorium is, terwijl de robots van Mars One minder onderzoekend bezig zijn. Het zijn geen wetenschappers, maar werkpaarden. Afbeelding: NASA. Arm en boor Hoewel van de robots dus nog meer verwacht wordt dan van de huidige Marsrovers zoals Curiosity en Opportunity zullen er ook heus wel de nodige overeenkomsten zijn tussen de robots van Mars One en de huidige Marsrobots. “Als iets goed werkt, waarom zou je het dan anders doen? Onze rovers zullen ook in staat moeten zijn om zich voort te bewegen, energie te verzamelen en taken uit te voeren.” Waarschijnlijk worden de robots uitgerust met een arm om zand te scheppen en een boor om te achterhalen of zand geschikt is als bron van water. Ook zullen er geavanceerde sensoren gebruikt moeten worden om de robot autonoom te laten opereren. “Het is een uitdaging om de robot enerzijds zo simpel mogelijk te houden – want hoe meer er aan boord is, hoe meer er ook kapot kan gaan – maar anderzijds ook zo functioneel mogelijk te maken.” De resulterende robots spelen niet alleen een cruciale rol tijdens de voorbereiding die voorafgaat aan de komst van de eerste Marskolonisten. “We willen ze zo bouwen dat ze later ook andere missies kunnen uitvoeren. Daarvoor moeten ze in staat zijn om nieuwe missies en software te downloaden.” Universiteit Zoals het er nu naar uitziet, worden er uiteindelijk twee of drie van deze robots naar Mars gestuurd. “Bas (Lansdorp, oprichter van Mars One, red.) is druk bezig met het vinden van goede partijen die de robotica kunnen ontwikkelen.” Maar ook de universiteit Twente draagt een steentje bij. “We willen een team van studenten opzetten dat parallel aan de bedrijven die werken aan de ontwikkeling van deze robots, nadenkt over problemen die kunnen ontstaan en hoe we die problemen kunnen oplossen.” Overigens beperkt de input van de universiteit zich daarbij niet per se tot de robotica. “Er wordt bijvoorbeeld ook meegedacht over materialen en koelsystemen.” Autonome robots die op Mars een huisje gaan bouwen en een drinkwatervoorziening gaan aanleggen. En dat allemaal voordat de eerste mensen zo tegen 2025 op Mars arriveren. Het is nogal wat. “Ik weet nog dat de broer van Bas Lansdorp een paar jaar geleden, nog voordat de plannen van Mars One publiekelijk bekend waren gemaakt, naar me toe kwam en zei: “Mijn broer wil eens met je praten, want hij wil naar Mars”. Ik was heel sceptisch. Want ja, ik ben een dromer, maar ik ben ook heel realistisch. Maar na het gesprek was ik helemaal overtuigd. We hebben een duidelijk doel voor ogen en technologisch gezien kan het. Natuurlijk moeten er voor die tijd nog wel de nodige problemen worden opgelost. En natuurlijk lopen we hoogstwaarschijnlijk wel wat vertraging op. Maar dat maakt niet uit: uiteindelijk gaan we er gewoon naartoe!” http://www.scientias.nl/mars-one-valt-staat-met-de-robotica/97808
14